DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. up s u u s m tn Gouden Kever JDamrubriek. g B SU B B H 8 B Jg BP Hf B B So. ia>i. o# numm«r hm uit 4 bi.d.i., Honderd een «li twïntigBte Jaargang. 1919 Een portret E K U 1 L L E T O iN. jU jg §§j §j§ j§ Abonnementsprijs bij vooruitbetaling per 3 maanden 1 2,00, franco per post f 2,50. Bewijsnummers 5 ct. Advertentieprijs 20 ct. per regel, grootere letters naar plaatsruimte. Brieven franco N.V. Boek^ en Handelsdrukkerij v/h. Harms. Coster Zoon, Voordam C 9, Telef. Administratie Nr, 3. Redactfe Nr. 33. V T E 11 I) A G Directeur 1 O. M KRAK. Hoeidtadaotears T|. N. ADEMA, g N O Y E M B E K. 6) ij Toch is het niet zoo lastig als het lijkt, ALIlAlRSCnE door F. DE SINCLAIR. (Nadruk verboden.) Het is heusch een grappige geschiedenis, maar het begint een beetje treurig. In een groot, deftig huis, waar kort gele den een jonge vrouw gestorven was, daar zat op een avond in een lamplichte kamer een jonge man aan de tafel te lezen. Brieven, heele teere, lieve brieven, die hem terugvoerden naar den zonnigsten schoonsten tijd van zijn leven; ze waren alle geschreven door denzelfden hand. De jonge man zag bleek en om zijn oogen, die moe stonden en eindoloos droefgeestig, waren donkere kringen van iemand, die veel geschreid heeft in lange, slapelooze naohten. Iiet was o zoo stil, in het groote huis; is ms gingen er zachte voetstappen van be dienden, of werd er ergens voorzichtig een deur geepend of gesloten. Vele woken was dat noodig geweest om de jonge zieke vrouw, die tenslotte gestorven was, niet te hinderen door gedruisoh. Nu kan ze geen gedruisch meer hooren, maar er was iets gebleven in het groote huis, dat hardop spreken verbood. ■Toen de jonge man een brief gelezen had, even met een hand langs zijn oogen streek en dan met wat bevende lippen een kus drukte op het zoet geurede papier, klonk de hel in de vestibule. Hij hoorde het niet, nam een volgende brief en begon ooft dien te lezen. Doch even later ging de kamerdeur on hoorbaar open. Een knecht trad binnen, bracht een pak gewikkeld in grauw papier. „Van den fotograaf.... meneer." Hij zei .het heel zacht en in zijn blik was schuwheid of hij iets vreesde De jonge man sloeg zijn sombere, moede oogen op en zag den bediende aau. Dan knikte hij, begrijpend, wilde iets zeg gen, maar hij kon niet; hij strekte alleen maar beide handen uit Zoo'n hulpeloos en machteloos gebaar was dat.' Doch in die uitgestoken handen legde de knecht eerbiedig het pak. En dan verliet hij heel snel, bijna haastig, makr geruchtloos de kamer. De jonge man bleef even zoo zitten, alsof hij niet besluiten kon,niet durfde Maar dan, met de bevende lippen op elkaar geklemd, deed hij het grauwe papier er ai; het gleed ritselend op het tapijt ln de handen van den jongen man was nu een ovale zwarte lijst en in die lijst was het portret van de jonge vrouw, die voor altijd van hem was heengegaan. Hij keek er naar keek er naar zijn oogen werden groot van hevige smart, zijn ganache lichaam begon te beven. Dan, plotseling, legde hij het portret op tafel, omving het met beide armen en het uitsnikkend in radelooze wanhoop, kreet hij gebroken: „Elsje c... Elsje.... mijn lieve ling mijn arme arme, lieveling 1 Ik zei u immers al, dat het een beetje treurig zou beginnen, maar straks wordt het toch heusch héél grappig I Het portret in die zwarte lijst word gehan gen in diezelfde kamer, wijl de jonge man daar het meest vertoefde; dat deed hem zoo goed en gaf hem zoo'n rust, want de oogen van de jonge vrouw volgden hem den gan- schen dag, waar hij ook ging; soms sprak hij door EDGAR POE. Jupiter raapte dus het perkament op, deed 't insekt erin en gaf hettnij. Kort daarop vin gen we den terugtocht aan en ontmoetten lui tenant G. Ik liet hem het diertje zien, en hij vroeg permissie om het mee te nemen naar hei fort. Ik stemde toe en hij stopte het zóó in zijn vestjeszak, zonder perkament, wat er omheen gezeten had, en dat ik nog altijd in mijn hand meid, terwijl. hij den kever bekeek. Zonder er bij te denken, moet ik het toen, al pratende, in mijn zak gestoken hebben. Je weet, hoe ik aan tafel zitten ging om den kever uit te teekenen, en geen papier kon vinden. Ik rommelde vergeefs in de lade. Ik zocht in m'n zakken, hopende 'n ouden brief er uit te halen, toen mijn vingers plotseling het perkament betastten. Ik vertel je deze kleinigheden zoo omstandig, omdat al die dingen zeldzaam helder tot mijn geest zijn doorgedrongen. Natuurlijk zul je me een droomer noemen, maar ik had de twee eerste schakels van een grooten keten reeds te zamen gevoegd. Een schip dat schipbreuk heeft geleden op de kust, en niet ver verwijderd van dit schip een perkament, geen papier met de afbeel ding van een doodskop. Zonder twijfel ga je een perkament, geen ding van een doodskc. vragen waar het verband is? De schedel of de doodskop is het welbekende zinnebeeld der zeeroovers. Zij hebben altijd de vlag mét den doodskop geheschen. Ik zeide, dat het een stuk perkament en geen papier was. Het perkament is iets duur- -aams, haast onvergankelijk. Aan het perka ment wordt'zelden een onbelangrijk document toevertrouwd. Dit bracht me op het idee, dat de doodskop er iets mee te maken moest heb- tegen haar, knikte haar en «Rijd ginjjj hij zoo zitten, dat bij opkijkend den blik uit haar oogen ontmoette. Niet zoo heel lang duurde dat echter, teen stierf ook de jonge man. Ik weet niet, waar aan hij stierf, doch men zeide, dat hij scheid de uit leven zonder klacht. Nu kwam er weldra meer leven in het groote deftige huis. Kinderen liepen er juichend en spelend rond, hun voetjes roffelden op de trappen en de deuren werd vaak dichtgeslagen zoo hard, dat het overal dreunde. Enkele meubels bleven op hun plaats, doch de meeste werden verzet of verdwenen ge heel en al; ook kwamen er andere hij. Zoo geleken de kamers weldra maar weinig meer op die van den jongen man, die ge storven was. Maar het portret was blijven hangen. Een der oudere kinderen wilde het verwij deren, doch haar moeder sprak: „Nee, iaat het aog maar>001» was er zoo op gesteld tot de schoonmaak." Toon die schoonmaak gekomen was, werd het portret weggenomen, wijl de lijst niet paste bij den stijl van het ameublement. Een paar dagen later hing het toen op een slaapkamer, hoog, in een smal penant tusschen twee ramen. Overdag wos het niet goed te zien éopi de scherpe lichtvallïng van buiten. Ook bedek ten dan de overgordijnen het grootste deel ervan. Doch avonds, als de menschen, die op de kamer sliepen, met ©en blaker naar boven kwamen ten einde naar bed te gaan, dan viel er wat licht op, en dan gebeurde het ook wel, dat iemand er terloops even naar keek, De meid, die met een doek de stof van de zwarte lijst wegnam, was de eenige, die het ook des daags wei eens zag, maar meestal keek ze al wrijvend, op zij, door een der ra men de straat op. Ook gebeurde het wel, dat iemand 's nachts in die kamer wakker werd, even slaperig rondkeek en naar zijn horloge gratis* 'de; dan zagen de oogen van het portret hem aan in de mat-gouden schemering van het nacht lichtje. Doch met een geeuw wierp de ontwaakte zich dan om en sliep weldra, weer in. Op die slaapkamer bleef het portret geruimen tijd. Tot eens op een dag die 'kamer nieuw be hangen moest worden en de behangersknecht de lijst van den wand nam en weg droeg. Toen kwam het niet meer terug op zijn 911de plaats. Ergens in het huis was een 'kamertje, waar oude meubelen stonden; er stond ook een ledikant, want het gebeurde wel, als er veel logés warén, dat de jongste daarvan dat vertrekje dan maar voor lief moest nemen. In dat kamertje werd het portret opgehan gen, boven de deur, want eigenlijk was er gèen plaats meer voor; het kwam er wat scheef te hangen, omdat de krammen, die het steunden zoo ongelijk waren. Heel veel jaren bleef het daar. In het groote huis kwamen en gingen de menschen; er stierven er en er werden er ge boren; soms waren er tijden van stilte en lij den en droefheid, doch dan kwam ook weer de vreugde en levensblijheid terug en scha terde en juichte in kinderstemmen. Het portret vergeelde wat, verbleekte en na een langen winter met veel sneeuw en regen, liet eens op een nacht de lijm los van de lijst; toen zakte het portret scheef. Veel maanden bleef het zoo. ben. Ook de vorm van het perkament ont ging mij niet. Niettegenstaande een der hoe ken ontbrak, zag men duidelijk, dat de vroe gere vorm langwerpig was geweest. Het bleek dus een van die strooken te zijn, die men ge bruikt om een gewichtige mededeeling te doen, een document, dat men lang en zorg vuldig bewaren wil. Maar, viel ik in de rede; je beweerde, dat de doodskop niet op het perkament was, toen je den kever teekende? Hoe kun je dus verband zoeken tusschen dat schip en den doodskop, daar de laatste, volgens jou, later is geteekend. God weet hoe! dan je eigen keverteekening; Ja, daar schuilt nu juist het heele ge heim; ofschoon ik betrekkelijk weinig moeite heb gehad om het raadsel op te lossen. Ik redeneerde bijvoorbeeld als volgt: toen ik den kever teekende, bevond zich op het per kament geen spoor van een doodskop; klaar zijnde gaf ik de schets aan jou, en ik heb je niet uit het oog verloren, totdat je haar te ruggaf. Bij gevolg ben jij het niet geweest, die den doodskop teekende. En niemand an ders was aanwezig. Het kon dus niet gedaan zijn door menschenhandenen toch was hij er! daar voor mijn oogen! Nu liet ik mijn geheugen werken en herin nerde me inderdaad, volkomen duidelijk, hoe alles zich had toegedragen in dat tijdsbestek. Het was koud, gelukkige, zeldzame ge beurtenis! en er brandde een lekker vuur tje in den haard. Ik, warm door lichaamsbe' weging, ging aan de tafel zitten. Jij, daaren tegen had je stoel vlak voor het vuur gescho ven. Op het oogenblik, toen ik je het perka ment gaf en jij je aandacht er aan wilde schenken, daar stormde Wolf* mijn New foundlander, de kamer binnen, en sprong te gen je op. Je liefkoosde hem met je linker hand, en wilde hem afweren, terwijl je je rech terhand, mêt het perkament, nonchalant liet neerhangen, vlak bij de vlammen. Even dacht ik nog te waarschuwen, doch je trok je hand reeds terug en begon de teekening te bekij Een* kwsm mm jang» rnauw op dat ka mertje, even jong ws# «a als de vrouw van het portret, toen die sitiarfi bij de jonge vrouw was een jonge man. Ze keken rond en zeiden minachtend, dat het allemaal -oude prullen waren. „En dat portret?" vroeg de jonge man met een lachje: „Wie is dat?" De jonge vrouw lachte ook. ,,'n Oud-tante of zoo iets; ik geloof, dat ze Elsje heette," antwoordde ze. „Tante Elsje is Bcheef igezakt", zei de jon ge man, „en wat een idiote hoed heeft dat mensch op d'r hoofd I" Toen keken ze niet verder naar het portret want ze kusten elkaar en waren gelukkig en dus zagen ze ook niet, dat de oogen van het portret aldoor op hen gericht waren. Op een dag kwamen er meiden; die namen het portret van den wand en brachten het naar den zolder, waar het neer werd gezet tusschen oud huisraad en koffers. Eens, in het begin van December, kwam op een morgen een jonge vrouw op dien zol der ze keek en zocht en speurde en met een blijden iach ontdekte ze eindelijk het portret. Het zag er zeer onoogelijk uit; het glas was er af; er waren druppels op de beeltenis gevallen van een lek in het dak en die had den vuile sporen na gelaten en schimmel- vlekken in giftig bleek-groene kleuren. Maar de jonge vrouw lachte lachte ze beet haar witte tandjes in haar onderlip van ingehouden pret; ze nam de lijst op en nu ineens, héél zacht en geheimzinnig liep ze er de zoldertrap mee af en nam haar mee naar haar kamer. In het groote, deftige huis zat op dien avond in de lamplichte kamer een jonge man aan de tafel. In dezelfde 'kamer, waar eens o, nu wel heel lang geleden Over hem zat een jonge vrouw: op de tafel waren fraaie geschenken uitgestald en punch en boterletters brachten den huiafees- telijken geur van den blijden Sinterklaas avond. In de hall klonk de gong, rumoerig hard. Ze zagen, elkaar aan en in de oogen van de jonge vrouw was de jolige schittering van een nauw bedwongen lach. Een knecht trad binnen, bracht een pak in grauw papier. „Van den fotograaf..», meneer." Hij zei 'het heel zacht en wendde zich dan snel om, ten einde een lach te verbergen; dan ging hij heen. De jonge man zag de jonge vrouw aan; hij glimlachte wat ongeioovig en terwijl ook zij ge-pamiufi toekeek met een krampachtige trilling over heel haar gezichtje, om het niet uit te schateren, deed hij gauw het papier er af. liet viel ritselend op den grond. In do handen van den jongen man was nu een ovale zwarte Ijst en in die Ijst was het por tret „Tante Elsje met de idiote hoed!... Wel allemachtig wat 'n mop 1" Toen achate*de de jonge vrouw het hardop uit en de jonge man lachte harteljk mee. Doch hj nam de Ijst opnieuw in de hand, bekeek hem van alle kanten, knipoogde dan plotseling als iemand die wat begrijpt. Hj had het geheim der surprise ontdekt; achter het portret zat kunstig verborgen het geschenk. Er kwamen ook nog andere menschen dien avond en allen zeiden ze, dat de grappigste surprise van alles, dat gekke portret van Tante Elsje W#«. Er kwam een tijd, dat de voordeur van het groote deftiare huis wjd open stond en iedereen, die maar wilde in en uit liep om het huisraad en allerlei andere dingen te bekijken en te betasten; boven de stoep was een zeil gespannen; daaronder zat aan een tafel de notaris en dicht bj' hem stond op een stoel de man, die afslager was hj de ver- kooping. Een dichte drom menschen stond er om heen. Het ging er lustig toe; vaak werd er ge juicht en gelachen. „Nu, de oude rommel", had de notaris ge last. Van den zolder werd het aangesleept. „Asjeblieft dames en heerenwie biedt er geld vpor een portret in zwarte ijst!" „Wie stelt dat voor?" riep er een. „De Kuische Suzanna I" riep de afslager. „Mottige Mie!" brulde een kerel. „Wie biedt er geld. voor mottige Mie?" riep de afslager. „Vijf cent!" gilde er een. „Een dubbeltje „Een dubbeltje geboden voor mottige Mie Wie meer Een dubbeltje Kom menschen'n prachtstuk om aan den wand te hangen eea dubbeltje geboden een dubbeltje eenmaaleen dubbeltje an dermaal „Drie stuivers!"' zeide een vrouw. „Drie stuivers voor mottige Mie.drie stuivers eenmaaldrie stuivers ander maal Voor drie stuivers werd het gelaten en on der groot gejuich nam de vrouw de Ijst in ontvangst. Doch het portret trok ze er uit en zeilde het over de hoofden der menschen hen, Ean jongen ving het op, liep er mee wer en nagelde het met zijn klomp tegen o-uden boom, die voor het huis stond. „Leve mottige. Mie!" riep een man en kwakte zjn tabakspruim midden in 't ge zicht. Toen daverde een gelach los van alle kanten. Ik heb mija woord gehouden. Het begon een beetje treurig. Die jonge eenzame man, die zjn armen, zoo-radeloos wanhopig om de Ijst sloeg en zoo snikte Maar verder werd het wel grappig, niet waar Vooral die verkoopiag Ja, dat is de geschiedenis van een portret. U moet, als u het aardig vindt, zoo tegen Sinterklaas eens goed zoeken op zolder of zoo; ik ben zeker, dat er bj u ook nog zoo een AAK DE' DAMMERS Met dank voor de ontvangen dpi. van probleem no. 571 (auteur P. Kleute.) Stand. Zw. 1, 3, 8, 9, 10, 20, 22, 25, 26. W. 17, 28, 32, 34, 35, 37, 40, 41, 44. Oplossing. L 37—31L 1. 20 40. 2. 17—11 2. 22 33. 3i 44—39 3» 46 6 (2 slaan.) 4. 39 28 4. 0 30. 5. 35:2! Goede opï. ontvingen wj van de heeren: W. Blokdijk, R. W. T. Bosman, P. Dekker, ken. Na al deze omstandigheden overwogen te hebben, twijfelde ik geen seconde meer. Door de warmte moest het beeld te voorschijn zijn gebracht. Je weet toch wel dat er ten allen rijde chemische preparaten hebben bestaan, waarmede men zoodanig op papier of velijn kon schrijven, dat de letters pas door inwer king van hitte zichtbaar werden. Ik onderzocht het doodshoofd met de uiterste zorg. De buitenste lijnen, d.w.z. de lijnen, 'het dichtst gelegen bij den rand van het perkament, waren oneindig duidelijker dan de rest. De invloed der warmte was waarschijnlijk ongelijk geweest. Ik maakte dadelijk weer vuur, en onderwierp elk gedeel te van het perkament aan een feilen gloed. Eerst gaf dit geen ander resultaat dan ver sterking der zwakke lijnen, maar de proef doorzettend, zag ik in een hoek van de strook den hoek schuin tegenover dien waar het doodshoofd zich bevond een fi guurtje, dat ik voor een geit hield. Bij nade re beschouwing kreeg ik de overtuiging, dat men er een geitje mee bedoeld had. Hahalachte ik, ik 'heb zeker niet het recht je voor den mal te houdeneen 1 millioen dollar! dat is geen gekheid! maar je zult dit toch niet als derde schakel aan je ketting willen voegen Er bestaat niet de minste samenhang tusschen je zeeroovers en de geitde zeeroovers hebben niets met geiten uitstaande. Het zou meer op boeren slaan. Ik zei je toch dat het geen geit was! Een geitje dan! dat komt haast op het zelfde neer Haast, maar niet geheel! zei Legrand. Je hebt misschien wel eens hooren spreken over een zekeren kapitein Kidd. Ik had dade lijk in de galen, dat dit dieren figuurtje een soort raadselachtige handteekening moest zijn (kid, geitje). Ik zeg handteekening, omdat ae plaatsing op het perkament dit vermoeden deed. Evenals de doodskop aan den tegenover- gestelden hoek veel weg had van een stem D. OerRng1, te Alkmaar, P. do Groot te Wnr- metihuizen, W. F. van Gendt t.e Bergen, Jb. Toepoel, Sint Pancras, II. E. Lantinga, Bel ling wolde. MEE STERWEDSTRIJD. Zondag j.l. werd gespeeld in Rotterdam. De heeren Renooij en Boas speelden elk maar één partij, doordat de heer Polman uit Haar lem, wegens ziekte, verhinderd was. Bepaald mooi werd er Zondag niet ge speeld. De meeste partijen werden ontsierd door tamelijk grove blunders, b.v.In de partij de Boer'Renooij gaf wit bij den 5en zet al ge legenheid .een schijf te winnen. Zwart zag het niet. Wit liet bij den zesden zet weer de kans en nu won zwart de schijf. Later ont stond in.de partij de volgende positie pel of een zegel. Ik was echter zeer teleur gesteld door het ontbreken van de rest het voornaamste van mijn document den tekst Je hoopte zéker een brief tusschen zegel en handteekening te vinden, niet? Ja, wel iets dergelijks. Je moet weten, dat ik door een voorgevoel van groot nade rend geluk bezield werd. Waarom? Dat zou ik onmogelijk kunnen uitleggen. Welbe schouwd was 't wellicht, meer een immens verlangen, dan een overtuiging.... Zou je ech ter willen gelooven, dat het bespottelijke idee van Jupiter, om dien kever voor massief-goud uit te maken, een bijzónder grooten invloed op mijn verbeelding heeft gehad? En daarbij al die voorvallen en toevalligheden! Hoe vreemd! Alsof het zoo moest zijn, dat al deze gebeurtenissen juist plaats grepen op dien eenen dag van het geheele jaar, waarop het koud genoeg was om een kachel aan te ma ken. En zonder het vuur, en zonder de tus- schenkomst van demhond, precies op het goe de moment, zou ik nooit kennis gedragen heb ben van het doodshoofd, en zou ik nooit in het bezit zijn gekomen van dien schat. Verder, verder, ik zit op heete kolen! Nu dan, je moet weten, dat er tal van verhalen in omloop zijn, duizenden vage ge ruchten over schatten ergens aan de kust van den Atlantischen Oceaan begraven door Kidd en zijn aanhangers. Zulke geruchten bevat ten meestal een kern van waarheid. En daar deze praatjes zoo lang en aanhoudend de rondte bleven doen, kon daarvoor slechts één rede bestaandat de begraven schat begraven was gebleven. Indien Kidd zijn buit verstopt en weer terug genomen had, zouden die ge ruchten niet op deze wijze tot ons doorgedron gen zijn. Let maar op! de verhalen in kwes tie vertellen altijd over zoekers, nooit over vinders van schatten! Als de zeeroover dus zijn geld terughad, zou de zaak daar bij gebleven zijn. Ik ver moedde echter, dat per ongeluk bijvoor beeld door het wegraken van een document, Zw. (11 sch.,) 3, 10, 12/15, 17, 19, 22, 26, 27. W. (10 sch.) 23, 28, 33, 35, 36, 38, 39, 40, 43. Renooij met zwart aan zet speelde 1721! (wit 28 8) zw. 19 28 (wit 33 31) zw. 26 48 en na enkele zetten gaf wit op. De partij DammePrijs was heel interes sant. Deze twee sterkste deelnemers gaven elkaar niet veel toe. Toch werd op 't laatst de partij ontsierd door een f ameuzen blunder. De stand was toen: Zw. 18, 31, d'am op 26. W. 24, 25 dammen op 5 en 15. Zwart aan zet speelde 268? Wit liet vol gen 2420?? Hij had door 523 (zwart 18 20) 15 3 direct kunnen winnen (slaat alles weg.)1 Nu werd de partij afgebroken en moet ar- bitraid beslist'worden. Alhoewel Damme toch hetgeen de bergplaats vermeldde de schat niet meer te vinden was geweest. Heb je nooit hooren spreken over een en- ormen schat, die dicht bij de kust begraven moest wezen? Neen nooit. Het is algemeen bekend, dat Kidd ont zaglijke rijkdommen had bijeengegaard, en ik was er bijna zeker van, dat de aarde ze nog steeds bewaarde. Plotseling leefde de il lusie in me of het zonderling-verkregen stuk je perkament ook een aanwijzing bevatten kon! En hoe heb je 't per slot uitgevonden? Ik verwarmde het perkament bij een nog feller vuur doch niets verscheen. Toen bedacht ik, dat de vetlaag misschien oorzaak zou zijn van de mislukking. Daarom reinigde ik het perkament, door er warm water over heen te gieten, deed het in een blank geschuurde pan, den doodskop naar onder gekeerd en zet te de pan op het vuur. Na enkele oogenblikken werd de pan gloe- end heet, ik haalde de strook er uit en be merkte tot mijn onuitsprekelijke vreugde, dat deze hier en daar bespikkeld was met op cij fers gelijkende teekens! Ik herhaalde de proef en toen ik het perka ment ten tweede male uit de pan nam, was het precies zooals je dadelijk zult zien. Nadat Legrand het perkament thans weder verhit had, gaf hij het mij ter bezichtiging. .De volgende teekens kwamen ruw, in rood neergeschreven tusschen de afbeeldingen van 88*96*?; 8)*+(;485);5*+2.*+ (;4956*2 (5*-4)8.8*4069385); 6+8)4++; (+9; 480818:8+1 ;48+85 ;4)485+528806*81 (+9; 48;(88;4+?3448 4+;161:188 Daarzeide ik, hem het document terug gevend, ik snap er nog niets van! Met geen mogelijkheid zou ik dit raadsel kunnen oplossen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5