DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
up
s
u
u
s
m
tn
Gouden Kever
JDamrubriek.
g
B
SU
B
B
H
8
B
Jg
BP
Hf
B
B
So. ia>i. o# numm«r hm uit 4 bi.d.i., Honderd een «li twïntigBte Jaargang. 1919
Een portret
E K U 1 L L E T O iN.
jU
jg
§§j
§j§
j§
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling per 3 maanden 1 2,00, franco per post f 2,50. Bewijsnummers 5 ct. Advertentieprijs 20 ct. per regel, grootere letters naar plaatsruimte.
Brieven franco N.V. Boek^ en Handelsdrukkerij v/h. Harms. Coster Zoon, Voordam C 9, Telef. Administratie Nr, 3. Redactfe Nr. 33.
V T E 11 I) A G Directeur 1 O. M KRAK. Hoeidtadaotears T|. N. ADEMA, g N O Y E M B E K.
6)
ij
Toch is het niet zoo lastig als het lijkt,
ALIlAlRSCnE
door F. DE SINCLAIR.
(Nadruk verboden.)
Het is heusch een grappige geschiedenis,
maar het begint een beetje treurig.
In een groot, deftig huis, waar kort gele
den een jonge vrouw gestorven was, daar zat
op een avond in een lamplichte kamer een
jonge man aan de tafel te lezen.
Brieven, heele teere, lieve brieven, die hem
terugvoerden naar den zonnigsten schoonsten
tijd van zijn leven; ze waren alle geschreven
door denzelfden hand.
De jonge man zag bleek en om zijn oogen,
die moe stonden en eindoloos droefgeestig,
waren donkere kringen van iemand, die
veel geschreid heeft in lange, slapelooze
naohten.
Iiet was o zoo stil, in het groote huis;
is ms gingen er zachte voetstappen van be
dienden, of werd er ergens voorzichtig een
deur geepend of gesloten.
Vele woken was dat noodig geweest om de
jonge zieke vrouw, die tenslotte gestorven
was, niet te hinderen door gedruisoh.
Nu kan ze geen gedruisch meer hooren,
maar er was iets gebleven in het groote huis,
dat hardop spreken verbood.
■Toen de jonge man een brief gelezen had,
even met een hand langs zijn oogen streek en
dan met wat bevende lippen een kus drukte
op het zoet geurede papier, klonk de hel in
de vestibule.
Hij hoorde het niet, nam een volgende
brief en begon ooft dien te lezen.
Doch even later ging de kamerdeur on
hoorbaar open.
Een knecht trad binnen, bracht een pak
gewikkeld in grauw papier.
„Van den fotograaf.... meneer."
Hij zei .het heel zacht en in zijn blik was
schuwheid of hij iets vreesde
De jonge man sloeg zijn sombere, moede
oogen op en zag den bediende aau.
Dan knikte hij, begrijpend, wilde iets zeg
gen, maar hij kon niet; hij strekte alleen
maar beide handen uit
Zoo'n hulpeloos en machteloos gebaar
was dat.'
Doch in die uitgestoken handen legde de
knecht eerbiedig het pak.
En dan verliet hij heel snel, bijna haastig,
makr geruchtloos de kamer.
De jonge man bleef even zoo zitten, alsof
hij niet besluiten kon,niet durfde
Maar dan, met de bevende lippen op elkaar
geklemd, deed hij het grauwe papier er ai;
het gleed ritselend op het tapijt
ln de handen van den jongen man was nu
een ovale zwarte lijst en in die lijst was het
portret van de jonge vrouw, die voor altijd
van hem was heengegaan.
Hij keek er naar keek er naar
zijn oogen werden groot van hevige smart,
zijn ganache lichaam begon te beven.
Dan, plotseling, legde hij het portret op
tafel, omving het met beide armen en het
uitsnikkend in radelooze wanhoop, kreet hij
gebroken: „Elsje c... Elsje.... mijn lieve
ling mijn arme arme, lieveling 1
Ik zei u immers al, dat het een beetje
treurig zou beginnen, maar straks wordt het
toch heusch héél grappig I
Het portret in die zwarte lijst word gehan
gen in diezelfde kamer, wijl de jonge man
daar het meest vertoefde; dat deed hem zoo
goed en gaf hem zoo'n rust, want de oogen
van de jonge vrouw volgden hem den gan-
schen dag, waar hij ook ging; soms sprak hij
door
EDGAR POE.
Jupiter raapte dus het perkament op, deed
't insekt erin en gaf hettnij. Kort daarop vin
gen we den terugtocht aan en ontmoetten lui
tenant G. Ik liet hem het diertje zien, en hij
vroeg permissie om het mee te nemen naar hei
fort. Ik stemde toe en hij stopte het zóó in zijn
vestjeszak, zonder perkament, wat er omheen
gezeten had, en dat ik nog altijd in mijn hand
meid, terwijl. hij den kever bekeek. Zonder er
bij te denken, moet ik het toen, al pratende,
in mijn zak gestoken hebben.
Je weet, hoe ik aan tafel zitten ging om
den kever uit te teekenen, en geen papier kon
vinden. Ik rommelde vergeefs in de lade. Ik
zocht in m'n zakken, hopende 'n ouden brief
er uit te halen, toen mijn vingers plotseling
het perkament betastten. Ik vertel je deze
kleinigheden zoo omstandig, omdat al die
dingen zeldzaam helder tot mijn geest zijn
doorgedrongen.
Natuurlijk zul je me een droomer noemen,
maar ik had de twee eerste schakels van
een grooten keten reeds te zamen gevoegd.
Een schip dat schipbreuk heeft geleden op
de kust, en niet ver verwijderd van dit schip
een perkament, geen papier met de afbeel
ding van een doodskop. Zonder twijfel ga je
een perkament, geen
ding van een doodskc.
vragen waar het verband is? De schedel of
de doodskop is het welbekende zinnebeeld der
zeeroovers. Zij hebben altijd de vlag mét den
doodskop geheschen.
Ik zeide, dat het een stuk perkament en
geen papier was. Het perkament is iets duur-
-aams, haast onvergankelijk. Aan het perka
ment wordt'zelden een onbelangrijk document
toevertrouwd. Dit bracht me op het idee, dat
de doodskop er iets mee te maken moest heb-
tegen haar, knikte haar en «Rijd ginjjj hij
zoo zitten, dat bij opkijkend den blik uit
haar oogen ontmoette.
Niet zoo heel lang duurde dat echter, teen
stierf ook de jonge man. Ik weet niet, waar
aan hij stierf, doch men zeide, dat hij scheid
de uit leven zonder klacht.
Nu kwam er weldra meer leven in het
groote deftige huis.
Kinderen liepen er juichend en spelend
rond, hun voetjes roffelden op de trappen
en de deuren werd vaak dichtgeslagen zoo
hard, dat het overal dreunde.
Enkele meubels bleven op hun plaats, doch
de meeste werden verzet of verdwenen ge
heel en al; ook kwamen er andere hij.
Zoo geleken de kamers weldra maar weinig
meer op die van den jongen man, die ge
storven was.
Maar het portret was blijven hangen.
Een der oudere kinderen wilde het verwij
deren, doch haar moeder sprak:
„Nee, iaat het aog maar>001» was er
zoo op gesteld tot de schoonmaak."
Toon die schoonmaak gekomen was, werd
het portret weggenomen, wijl de lijst niet
paste bij den stijl van het ameublement.
Een paar dagen later hing het toen op
een slaapkamer, hoog, in een smal penant
tusschen twee ramen.
Overdag wos het niet goed te zien éopi de
scherpe lichtvallïng van buiten. Ook bedek
ten dan de overgordijnen het grootste deel
ervan.
Doch avonds, als de menschen, die op
de kamer sliepen, met ©en blaker naar boven
kwamen ten einde naar bed te gaan, dan viel
er wat licht op, en dan gebeurde het ook wel,
dat iemand er terloops even naar keek,
De meid, die met een doek de stof van de
zwarte lijst wegnam, was de eenige, die het
ook des daags wei eens zag, maar meestal
keek ze al wrijvend, op zij, door een der ra
men de straat op.
Ook gebeurde het wel, dat iemand 's nachts
in die kamer wakker werd, even slaperig
rondkeek en naar zijn horloge gratis* 'de; dan
zagen de oogen van het portret hem aan in
de mat-gouden schemering van het nacht
lichtje.
Doch met een geeuw wierp de ontwaakte
zich dan om en sliep weldra, weer in. Op die
slaapkamer bleef het portret geruimen tijd.
Tot eens op een dag die 'kamer nieuw be
hangen moest worden en de behangersknecht
de lijst van den wand nam en weg droeg.
Toen kwam het niet meer terug op zijn
911de plaats.
Ergens in het huis was een 'kamertje,
waar oude meubelen stonden; er stond ook
een ledikant, want het gebeurde wel, als er
veel logés warén, dat de jongste daarvan dat
vertrekje dan maar voor lief moest nemen.
In dat kamertje werd het portret opgehan
gen, boven de deur, want eigenlijk was er
gèen plaats meer voor; het kwam er wat
scheef te hangen, omdat de krammen, die het
steunden zoo ongelijk waren.
Heel veel jaren bleef het daar.
In het groote huis kwamen en gingen de
menschen; er stierven er en er werden er ge
boren; soms waren er tijden van stilte en lij
den en droefheid, doch dan kwam ook weer
de vreugde en levensblijheid terug en scha
terde en juichte in kinderstemmen.
Het portret vergeelde wat, verbleekte en
na een langen winter met veel sneeuw en
regen, liet eens op een nacht de lijm los van
de lijst; toen zakte het portret scheef.
Veel maanden bleef het zoo.
ben. Ook de vorm van het perkament ont
ging mij niet. Niettegenstaande een der hoe
ken ontbrak, zag men duidelijk, dat de vroe
gere vorm langwerpig was geweest. Het bleek
dus een van die strooken te zijn, die men ge
bruikt om een gewichtige mededeeling te
doen, een document, dat men lang en zorg
vuldig bewaren wil.
Maar, viel ik in de rede; je beweerde,
dat de doodskop niet op het perkament was,
toen je den kever teekende? Hoe kun je dus
verband zoeken tusschen dat schip en den
doodskop, daar de laatste, volgens jou,
later is geteekend. God weet hoe! dan je
eigen keverteekening;
Ja, daar schuilt nu juist het heele ge
heim; ofschoon ik betrekkelijk weinig moeite
heb gehad om het raadsel op te lossen.
Ik redeneerde bijvoorbeeld als volgt: toen
ik den kever teekende, bevond zich op het per
kament geen spoor van een doodskop; klaar
zijnde gaf ik de schets aan jou, en ik heb
je niet uit het oog verloren, totdat je haar te
ruggaf. Bij gevolg ben jij het niet geweest,
die den doodskop teekende. En niemand an
ders was aanwezig. Het kon dus niet gedaan
zijn door menschenhandenen toch was hij
er! daar voor mijn oogen!
Nu liet ik mijn geheugen werken en herin
nerde me inderdaad, volkomen duidelijk, hoe
alles zich had toegedragen in dat tijdsbestek.
Het was koud, gelukkige, zeldzame ge
beurtenis! en er brandde een lekker vuur
tje in den haard. Ik, warm door lichaamsbe'
weging, ging aan de tafel zitten. Jij, daaren
tegen had je stoel vlak voor het vuur gescho
ven. Op het oogenblik, toen ik je het perka
ment gaf en jij je aandacht er aan wilde
schenken, daar stormde Wolf* mijn New
foundlander, de kamer binnen, en sprong te
gen je op. Je liefkoosde hem met je linker
hand, en wilde hem afweren, terwijl je je rech
terhand, mêt het perkament, nonchalant liet
neerhangen, vlak bij de vlammen. Even dacht
ik nog te waarschuwen, doch je trok je hand
reeds terug en begon de teekening te bekij
Een* kwsm mm jang» rnauw op dat ka
mertje, even jong ws# «a als de vrouw van
het portret, toen die sitiarfi bij de jonge
vrouw was een jonge man.
Ze keken rond en zeiden minachtend, dat
het allemaal -oude prullen waren.
„En dat portret?" vroeg de jonge man met
een lachje: „Wie is dat?"
De jonge vrouw lachte ook.
,,'n Oud-tante of zoo iets; ik geloof, dat
ze Elsje heette," antwoordde ze.
„Tante Elsje is Bcheef igezakt", zei de jon
ge man, „en wat een idiote hoed heeft dat
mensch op d'r hoofd I"
Toen keken ze niet verder naar het portret
want ze kusten elkaar en waren gelukkig en
dus zagen ze ook niet, dat de oogen van het
portret aldoor op hen gericht waren.
Op een dag kwamen er meiden; die namen
het portret van den wand en brachten het
naar den zolder, waar het neer werd gezet
tusschen oud huisraad en koffers.
Eens, in het begin van December, kwam
op een morgen een jonge vrouw op dien zol
der ze keek en zocht en speurde en met een
blijden iach ontdekte ze eindelijk het portret.
Het zag er zeer onoogelijk uit; het glas
was er af; er waren druppels op de beeltenis
gevallen van een lek in het dak en die had
den vuile sporen na gelaten en schimmel-
vlekken in giftig bleek-groene kleuren.
Maar de jonge vrouw lachte lachte
ze beet haar witte tandjes in haar onderlip
van ingehouden pret; ze nam de lijst op en
nu ineens, héél zacht en geheimzinnig liep
ze er de zoldertrap mee af en nam haar mee
naar haar kamer.
In het groote, deftige huis zat op dien
avond in de lamplichte kamer een jonge man
aan de tafel.
In dezelfde 'kamer, waar eens o, nu
wel heel lang geleden
Over hem zat een jonge vrouw: op de
tafel waren fraaie geschenken uitgestald en
punch en boterletters brachten den huiafees-
telijken geur van den blijden Sinterklaas
avond.
In de hall klonk de gong, rumoerig hard.
Ze zagen, elkaar aan en in de oogen van de
jonge vrouw was de jolige schittering van
een nauw bedwongen lach.
Een knecht trad binnen, bracht een pak in
grauw papier.
„Van den fotograaf..», meneer."
Hij zei 'het heel zacht en wendde zich dan
snel om, ten einde een lach te verbergen;
dan ging hij heen.
De jonge man zag de jonge vrouw aan;
hij glimlachte wat ongeioovig en terwijl ook
zij ge-pamiufi toekeek met een krampachtige
trilling over heel haar gezichtje, om het niet
uit te schateren, deed hij gauw het papier
er af.
liet viel ritselend op den grond. In do
handen van den jongen man was nu een
ovale zwarte Ijst en in die Ijst was het por
tret
„Tante Elsje met de idiote hoed!... Wel
allemachtig wat 'n mop 1"
Toen achate*de de jonge vrouw het hardop
uit en de jonge man lachte harteljk mee.
Doch hj nam de Ijst opnieuw in de hand,
bekeek hem van alle kanten, knipoogde dan
plotseling als iemand die wat begrijpt.
Hj had het geheim der surprise ontdekt;
achter het portret zat kunstig verborgen het
geschenk.
Er kwamen ook nog andere menschen dien
avond en allen zeiden ze, dat de grappigste
surprise van alles, dat gekke portret van
Tante Elsje W#«.
Er kwam een tijd, dat de voordeur van het
groote deftiare huis wjd open stond en
iedereen, die maar wilde in en uit liep om
het huisraad en allerlei andere dingen te
bekijken en te betasten; boven de stoep was
een zeil gespannen; daaronder zat aan een
tafel de notaris en dicht bj' hem stond op
een stoel de man, die afslager was hj de ver-
kooping.
Een dichte drom menschen stond er om
heen.
Het ging er lustig toe; vaak werd er ge
juicht en gelachen.
„Nu, de oude rommel", had de notaris ge
last.
Van den zolder werd het aangesleept.
„Asjeblieft dames en heerenwie biedt
er geld vpor een portret in zwarte ijst!"
„Wie stelt dat voor?" riep er een.
„De Kuische Suzanna I" riep de afslager.
„Mottige Mie!" brulde een kerel.
„Wie biedt er geld. voor mottige Mie?"
riep de afslager.
„Vijf cent!" gilde er een.
„Een dubbeltje
„Een dubbeltje geboden voor mottige
Mie Wie meer Een dubbeltje
Kom menschen'n prachtstuk om aan den
wand te hangen eea dubbeltje geboden
een dubbeltje eenmaaleen dubbeltje an
dermaal
„Drie stuivers!"' zeide een vrouw.
„Drie stuivers voor mottige Mie.drie
stuivers eenmaaldrie stuivers ander
maal
Voor drie stuivers werd het gelaten en on
der groot gejuich nam de vrouw de Ijst in
ontvangst. Doch het portret trok ze er uit en
zeilde het over de hoofden der menschen
hen,
Ean jongen ving het op, liep er mee wer
en nagelde het met zijn klomp tegen
o-uden boom, die voor het huis stond.
„Leve mottige. Mie!" riep een man en
kwakte zjn tabakspruim midden in 't ge
zicht.
Toen daverde een gelach los van alle
kanten.
Ik heb mija woord gehouden.
Het begon een beetje treurig.
Die jonge eenzame man, die zjn armen,
zoo-radeloos wanhopig om de Ijst sloeg en
zoo snikte
Maar verder werd het wel grappig, niet
waar Vooral die verkoopiag
Ja, dat is de geschiedenis van een portret.
U moet, als u het aardig vindt, zoo tegen
Sinterklaas eens goed zoeken op zolder of
zoo; ik ben zeker, dat er bj u ook nog zoo
een
AAK DE' DAMMERS
Met dank voor de ontvangen dpi. van
probleem no. 571 (auteur P. Kleute.)
Stand.
Zw. 1, 3, 8, 9, 10, 20, 22, 25, 26.
W. 17, 28, 32, 34, 35, 37, 40, 41, 44.
Oplossing.
L 37—31L 1. 20 40.
2. 17—11 2. 22 33.
3i 44—39 3» 46 6 (2 slaan.)
4. 39 28 4. 0 30.
5. 35:2!
Goede opï. ontvingen wj van de heeren:
W. Blokdijk, R. W. T. Bosman, P. Dekker,
ken.
Na al deze omstandigheden overwogen te
hebben, twijfelde ik geen seconde meer. Door
de warmte moest het beeld te voorschijn zijn
gebracht. Je weet toch wel dat er ten allen
rijde chemische preparaten hebben bestaan,
waarmede men zoodanig op papier of velijn
kon schrijven, dat de letters pas door inwer
king van hitte zichtbaar werden.
Ik onderzocht het doodshoofd met de
uiterste zorg. De buitenste lijnen, d.w.z. de
lijnen, 'het dichtst gelegen bij den rand van
het perkament, waren oneindig duidelijker
dan de rest. De invloed der warmte was
waarschijnlijk ongelijk geweest. Ik maakte
dadelijk weer vuur, en onderwierp elk gedeel
te van het perkament aan een feilen gloed.
Eerst gaf dit geen ander resultaat dan ver
sterking der zwakke lijnen, maar de proef
doorzettend, zag ik in een hoek van de
strook den hoek schuin tegenover dien
waar het doodshoofd zich bevond een fi
guurtje, dat ik voor een geit hield. Bij nade
re beschouwing kreeg ik de overtuiging, dat
men er een geitje mee bedoeld had.
Hahalachte ik, ik 'heb zeker niet het
recht je voor den mal te houdeneen 1
millioen dollar! dat is geen gekheid!
maar je zult dit toch niet als derde schakel
aan je ketting willen voegen Er bestaat niet
de minste samenhang tusschen je zeeroovers
en de geitde zeeroovers hebben niets met
geiten uitstaande. Het zou meer op boeren
slaan.
Ik zei je toch dat het geen geit was!
Een geitje dan! dat komt haast op het
zelfde neer
Haast, maar niet geheel! zei Legrand.
Je hebt misschien wel eens hooren spreken
over een zekeren kapitein Kidd. Ik had dade
lijk in de galen, dat dit dieren figuurtje een
soort raadselachtige handteekening moest zijn
(kid, geitje). Ik zeg handteekening, omdat ae
plaatsing op het perkament dit vermoeden
deed. Evenals de doodskop aan den tegenover-
gestelden hoek veel weg had van een stem
D. OerRng1, te Alkmaar, P. do Groot te Wnr-
metihuizen, W. F. van Gendt t.e Bergen, Jb.
Toepoel, Sint Pancras, II. E. Lantinga, Bel
ling wolde.
MEE STERWEDSTRIJD.
Zondag j.l. werd gespeeld in Rotterdam. De
heeren Renooij en Boas speelden elk maar
één partij, doordat de heer Polman uit Haar
lem, wegens ziekte, verhinderd was.
Bepaald mooi werd er Zondag niet ge
speeld.
De meeste partijen werden ontsierd door
tamelijk grove blunders, b.v.In de partij de
Boer'Renooij gaf wit bij den 5en zet al ge
legenheid .een schijf te winnen. Zwart zag
het niet. Wit liet bij den zesden zet weer de
kans en nu won zwart de schijf. Later ont
stond in.de partij de volgende positie
pel of een zegel. Ik was echter zeer teleur
gesteld door het ontbreken van de rest
het voornaamste van mijn document den
tekst
Je hoopte zéker een brief tusschen zegel
en handteekening te vinden, niet?
Ja, wel iets dergelijks. Je moet weten,
dat ik door een voorgevoel van groot nade
rend geluk bezield werd. Waarom? Dat zou
ik onmogelijk kunnen uitleggen. Welbe
schouwd was 't wellicht, meer een immens
verlangen, dan een overtuiging.... Zou je ech
ter willen gelooven, dat het bespottelijke idee
van Jupiter, om dien kever voor massief-goud
uit te maken, een bijzónder grooten invloed
op mijn verbeelding heeft gehad? En daarbij
al die voorvallen en toevalligheden! Hoe
vreemd! Alsof het zoo moest zijn, dat al deze
gebeurtenissen juist plaats grepen op dien
eenen dag van het geheele jaar, waarop het
koud genoeg was om een kachel aan te ma
ken. En zonder het vuur, en zonder de tus-
schenkomst van demhond, precies op het goe
de moment, zou ik nooit kennis gedragen heb
ben van het doodshoofd, en zou ik nooit in
het bezit zijn gekomen van dien schat.
Verder, verder, ik zit op heete kolen!
Nu dan, je moet weten, dat er tal van
verhalen in omloop zijn, duizenden vage ge
ruchten over schatten ergens aan de kust van
den Atlantischen Oceaan begraven door Kidd
en zijn aanhangers. Zulke geruchten bevat
ten meestal een kern van waarheid. En daar
deze praatjes zoo lang en aanhoudend de
rondte bleven doen, kon daarvoor slechts één
rede bestaandat de begraven schat begraven
was gebleven. Indien Kidd zijn buit verstopt
en weer terug genomen had, zouden die ge
ruchten niet op deze wijze tot ons doorgedron
gen zijn. Let maar op! de verhalen in kwes
tie vertellen altijd over zoekers, nooit over
vinders van schatten!
Als de zeeroover dus zijn geld terughad,
zou de zaak daar bij gebleven zijn. Ik ver
moedde echter, dat per ongeluk bijvoor
beeld door het wegraken van een document,
Zw. (11 sch.,) 3, 10, 12/15, 17, 19, 22, 26, 27.
W. (10 sch.) 23, 28, 33, 35, 36, 38, 39, 40,
43.
Renooij met zwart aan zet speelde 1721!
(wit 28 8) zw. 19 28 (wit 33 31) zw. 26
48 en na enkele zetten gaf wit op.
De partij DammePrijs was heel interes
sant. Deze twee sterkste deelnemers gaven
elkaar niet veel toe. Toch werd op 't laatst
de partij ontsierd door een f ameuzen blunder.
De stand was toen:
Zw. 18, 31, d'am op 26.
W. 24, 25 dammen op 5 en 15.
Zwart aan zet speelde 268? Wit liet vol
gen 2420?? Hij had door 523 (zwart
18 20) 15 3 direct kunnen winnen (slaat
alles weg.)1
Nu werd de partij afgebroken en moet ar-
bitraid beslist'worden. Alhoewel Damme toch
hetgeen de bergplaats vermeldde de schat
niet meer te vinden was geweest.
Heb je nooit hooren spreken over een en-
ormen schat, die dicht bij de kust begraven
moest wezen?
Neen nooit.
Het is algemeen bekend, dat Kidd ont
zaglijke rijkdommen had bijeengegaard, en
ik was er bijna zeker van, dat de aarde ze
nog steeds bewaarde. Plotseling leefde de il
lusie in me of het zonderling-verkregen stuk
je perkament ook een aanwijzing bevatten
kon!
En hoe heb je 't per slot uitgevonden?
Ik verwarmde het perkament bij een nog
feller vuur doch niets verscheen. Toen bedacht
ik, dat de vetlaag misschien oorzaak zou zijn
van de mislukking. Daarom reinigde ik het
perkament, door er warm water over heen
te gieten, deed het in een blank geschuurde
pan, den doodskop naar onder gekeerd en zet
te de pan op het vuur.
Na enkele oogenblikken werd de pan gloe-
end heet, ik haalde de strook er uit en be
merkte tot mijn onuitsprekelijke vreugde, dat
deze hier en daar bespikkeld was met op cij
fers gelijkende teekens!
Ik herhaalde de proef en toen ik het perka
ment ten tweede male uit de pan nam, was
het precies zooals je dadelijk zult zien.
Nadat Legrand het perkament thans weder
verhit had, gaf hij het mij ter bezichtiging.
.De volgende teekens kwamen ruw, in rood
neergeschreven tusschen de afbeeldingen van
88*96*?; 8)*+(;485);5*+2.*+ (;4956*2
(5*-4)8.8*4069385); 6+8)4++; (+9;
480818:8+1 ;48+85 ;4)485+528806*81
(+9; 48;(88;4+?3448 4+;161:188
Daarzeide ik, hem het document terug
gevend, ik snap er nog niets van! Met
geen mogelijkheid zou ik dit raadsel kunnen
oplossen