«mi Ent
Oude Engelsche Kerstlegenden.
filet k lappen op het Hoogland.
.FEUILLETON.
Honderd Ebb en Twintigste Jaargang.
Wocus'l ii* 24 Dece mber.
-*«, 303 1919
ZIJ, DIE ZICH MET 1 JANUARI 1920
VOOR MINSTENS 3 MAANDEN OP DIT
BLAD ABONNEEREN, ONTVANGEN DE
TOT DIEN DATUM VERSCHIJNENDE
NUMMERS FRANCO EN GRATIS.
DE DIRECTIE.
Vrij naar 't Engelsch van Arthur Watts,
door T. de R.
,Eir is een oude Cheshire mythe, die vertelt
dat een kort ogenblik na middernacht op den
vooravond van Kerstmis,, Chrismas Eve, de
ossen in hun stal neerknielen in aanbidding
van het Christus kindje, dat in de kribbe was
geboren. Het is eeni bijzonder mooie legende.
Bene, die nu bijna geheel verdwenen is, maar
in 'Berkshire eni ook in Cheshire zullen de
kinderen u nog wel vertellen, hoe in den
Kerstnacht de schapen in de verschillende
schaapskooien elkaar toeblatenBethlehem
Bethlehem; en hoe, wanneer ge in den Kerst
nacht in den tuin zoudt 'komen en uw oor te
gen de bijenkorven te 'luisteren zoudt leggen,
Se heel zwakjes en als van heel ver komend
e bijen een Engelenzang zoudt kunnen hoo-
ren zoemen. Het is eigenlijk zoo jammer, dat
dergelijke mythen uitsterven maar het is
zoo. De boerenbevolking kent er nog maar
heel weinige en men kan niet anders doen
dan dit betreuren en het opkomend, jong ge
slacht er te armer om achten.
Toch bestaan er nog enkele en van die en
kele wil ik er u een paar vertellen.
-o-
Dit was al meer dan genoeg voor de oude
de boerenbevolking algemeen, dat, gedurende
de twaalf dagen van Kerstavond tot Drieko
ningen, alk dieren de gave van te kunnen
spreken ontvingen. Maar zonde was het hun
gesprekken te beluisteren en wie dat tóch
deed1, hem zou -zeker een of ander ongeval
overkomen. Zoo is er de legende van den
liond en dte kat van Bretanje.
iEr was eens in Bretanje een oude vrouw,
die alleen woonde, met een hond en een kat.
Omdat ze een slechte, oude vrouw was, gaf
ze hun heel weinig te eten, zoodat ze natuur
lijk niets van haar hielden. Eens op Kerst
avond, toon ze al in bed lag, hoorde ze den
hond en de kat samen' praten bij; den haard
en, stilletjes naar beneden gaande, trachtte
ze hun gesprek af te luisteren.
„Ha", zei de kat. „vannacht zullen de die
ven komen om al het geld van onze meesteres
weg te nemen. Als ze nu maar stil is, zal
haar niets overkomen, maar als ze schreeuwt
en lastig is, zullen' ze haar een gat in 't hoofd'
slaan".
Dit as al meer dan genoeg voor de oude
vrouw en zonder het antwoord van den hond
af te wachten, holde ze gillende uit het huis.
Maar, helaas, ze kon niet verder komen dan
de deur, want de dieven kwamen juist binnen
en bevreesd, dat ze door haar geschreeuw de
buren zou wakker maken, sloegen ze haar op
het hoofd en doodden haar toen
Een dergelijk verhaal is dat van den boe
renknecht, die ook het slachtoffer werd' van
zijin nieuwsgierigheid'. Hij luisterde naar wat
zijn paarden samen bespraken op Kerstavond
en verborg zich daarom in den stal. Hij hoor
de hen zeggen, „We zullen vandaag over een
weck hard werk te doen krijgen, want de boe
renknecht is zwaar en de weg naar het kerk
hof lang en 'steil!1' En de knecht schrok zóó,
dat hij een zenuwtoeval kreeg en een week na
dien dag begraven werd.
-o-
Het meerendeel van de mythen en legenden,
die den Kerstavond tot onderwerp hebben,
Een beschrijving van het dagelijksch noma
denleven, zooals bet gezien en meegemaakt
-: werd door de schrijfster
EM1L1E DEMANT—HATT.
Uit het Deensch vertaald door M. D. Z.
28)
Den dag vóór Kerstmis hadden we 40 gra
den vorst (Celsius). In de hut konden we el
kaar niet zien van mist, ondanks het groote
vuur was alles wit van rijp. Als de thermome
ter zoo laag daalt, ontstaat die dikke winter-
mist, doordat de heete, met damp vermengde
luent van het vuur de ijskoude lucht ontmoet,
die van onderen door de reten en van boven
door het rookgat naar binnen dringt.
Buiten was de lucht helder, ongekend hel
der op dien tijd van den dag. Ik ging uit in de
blanke stilte en volgde een sneeuwschoenen-
spoor, dat in Noordelijke richting van de hut
ten der sida afboog. Na een poos waren zoo
wel de hutten als het bosch uit het gezicht ver
dwenen en geen geluid van daar werd meer
gehoord. Alles was wit, wit, niet dof krijtwit,
maar glinsterend, de tinteling van de lucht
breidde zich ook over de aarde. In het Wes
ten lag Tavanjunjo eenzaam, hoog, de steile
helling in 't noorden in lila schaduw, het zui
den zacht glanzend als paarlmoer.
Het spoor hield op bij een verhooging van
het terrein, dat hier met struikgewas was be
groeid, o zoo, hier hadden de kinderen
strikken gezet voor boschhoenders. Gelukkig
zat er geen een inals er een wit sneeuwhoen
in gefladderd had, zou ik met goed geweten
het uit den strik hebben bevrijd.
Ik gleed verder door de stilte, het geknars
van de sneeuwschoenen deed bijna onaange
naam aanik stond stil en ieder geluid ver
stomde; zwakjes alleen hoorde ik het suizen
van het bloed in mijn Jioofd. En he«l in de ver
te het klinken van rendierschelletjes, de kudde
was daarboven in de buurt van Tavanjunja.
In mijn Kerststemming hoorde ik er 't luiden
zijn vetfflalen over tie vieeaelpe gevolgen' ran
het ongehoorzaam zijn aan een of ander bij
geloof.
Zoo meende men in Guernsey, dat op
Kerstavond het water in alle bronnen in wijn
veranderde en dat dus in dien nacht geen wa
ter mocht worden- geput, geen emmer naar be
neden gelaten. Er is een geschiedenis van een
wouw, die, ook alweer uit nieuwsgierigheid,
eenls wilde zien of t werkelijk waar was en
haar emmer toch in den put naar beneden
liet. Toen ze dien weer ophaalde, hoorde ze
ecü sten in de diepte, die dreigend zei:
„Alle water verandert in wijd
En uw eind nabij zal zijn".
En, evenals de boerenknecht, viel ze van
schrik dood' neer.
Er stamt uit Guernsey ook een traditie, dat
in de Twaalf Dagen niemand na zonsonder
gang meer uit mocht gaan. Als een of ander
overmoedige het tóch waagde, vond hij niets
dlan zwarte honden en witte konijnen op zijn
weg, die aanhoudend tusschen en langs zijn
beenien sprongen. 'Het is maar te hopen, dat
ze tenminste stil waren, want om in een don
keren winternacht te worden belegerd als het
ware door een troep hollende honden en ko
nijnen, die bovendien nog samen zouden pra
ten, zou1 zelfs dien meest dapperen man ver
schrikken.
Eien andere dierenlegende is die van de
kleine, witte hond van Perclita. Perchta was
oen 'Duitsche hteks, die veel plichten had na
te komen. Zoo bezocht ze geregeld allerlei
steden en overal, waar de menschen dom ge
noeg waren geweest om hun deur open te la
ten, sturrde zij een kleine witte hond naar
binnen. 'Het diertje zelf was goedig genoeg,
maar toch een plaag, want zoolang net in
het huis bleef, kwam d'aar niets dan ongeluk.
Men kon prooeeren hem met steenen weg te
jagen, of hem uit het raam te gooien of zelfs
in een emmer met water te verdrinken, het gaf
allemaal niets. Den volgenden dag was hij
er al weer en het ongeluk evenzoo, en dit ging
zoo door tot den volgenden Kerstavond, tot
wanneer men zijn les hieruit had geleerd, de
witte hond verdween en men wel oppaste, de
deur niet voor de tweede maal open te laten
staan.
Deze Perchta of Berchtyl, zooals ze ook wel
wordt genoemd, is een der interessantste fi
guren uit de Kerstmythen. Van haar worden
nog twee verschillende legenden verteld, die
twee verschillende kanten van haar karakter
belichten.
Het was haar plicht na te gaan of de spin
sters haar kamertjes en spinnewielen netjes
in orde hielden en ook, dat iedereen behoorlijk
zijn deel nam van „Zemwerde" (een mengsel
van melk en water en meel, 'het traditioneele
maal voor Kerstmis).
Vreeselijk was het lot van den gulzigaard,
van wien ze ontdekte, dat hij ander voedsel
dan „Zemwerde" had gegeten. Want in den
nacht, als de ellendige stumper gerust lag te
slapen, kwam Berchtyl binnen. En dan ik
schaam m? h»n«en zoo ruw verhaal van een
vrouw te vtx-icLcii dan sneed ze hem open,
nam al het voedsel, dat in zijn maag zat, er
uit en vulde die op met steenen en stroo. Stel
u het vreeselijke gevoel van den schuldige
voor, die, 's morgens wakker wordend, ontdek
te, dat hij dat onverteerbare kostje zou moe
ten verteren.
Maar er was ook een zachter en milder kant
aan haar karakter, want ze was ook de be
schermgeest van de kleine kindertjes, die on
gedoopt gestorven waren en nu en aan ont
moette de een of andere boer, die zich verlaat
had, haar als ze in het maanlicht gleed over
de besneeuwde velden, met een lange rij van
kleine kinderen achter zich aan.
Er is een legende van een Tyroler boer, die
haar zag een legende, die bizonder vrien
delijk is. Deze goede boer had de ellendige ge
woonte van te veel te drinken en dikwijls laat
uit de herberg terug te keeren. Op een zekeren
Kerstavond, toen hij nog laat zijn weg alleen
naar huis trachtte te vinden, zag hij Perchta
met haar zieligen stoet van kleine geesten ach
ter zich aan! Dat gezicht ontnuchterde hem
en vol ontzag zonk hij neer op zijn knieën. En
toen hij naukeuriger keek, zag hij, hoe de
laatste kleine geest gevallen was en een eind
bij de anderen achterbleef. Want omdat zijn
hemdje te lang was, viel het telkens daarover.
En omdat de boer een goed en vriendelijk man
der kerkklokken in. Maar dat zou fataal ge
weest zijn. Wie in het hooggebergte kerkklok-
gelui hoort, zeggen de Lappen, moet sterven
in datzelfde jaar. Neen, het heilig Kerstge
luid klinkt niet door tot op die eenzame hoog
ten, waar onderaarsche geesten verblijf hou
den. Niet lang stond ik, of ik hoorde neuriën
diep onder de sneeuw. Ik luisterde goed 'en
door de stilte kon ik duidelijk onderscheiden
van waar dat zingen kwam. Het moest zijn
natuurlijke verklaring vinden in een niet toe-
gevroren bron. Ik stak mijn s'ki-stok in den
grond, toen ik hem optrok was hij droog,
maar 't geluid hoorde ik niet meer. Nog even
wachtte ik en ging toen verder. Op den terug
weg hoorde ik op die plek het gemurmel op
nieuw. „Je hebt de onderaardsche geesten ge
hoord, zei Sara, toen ik dien avond 't haar
vertelde, „dat gebeurt dikwijls in den winter
tijd."
Nu kwam het bosch weer in zicht en de hut
ten, de rook hing in lange gronkelingen tus
schen de boomen als 'het fijnste tooverweefsel.
Overal klonken bijlslagen, men had het druk
met houthakken, want de hoeveelheid gehakt
hout moest strekken tot na de feestdagen, en
in zulke een koude is er veel noodig. De sta
pels waren bijna hoog genoeg, en spoedig
moest men geheel klaar zijn, het begon al
schemerdonker te worden, ofschoon het nog
niet later was dan goed eén uur.
Het drukek houtha'kekn was 't eenige wat de
naderende groote feestdagen aanduidde, be
halve dat de kinderen herhaaldelijk vermaand
werden geen leven te maken en rondom de
hut te loopengeen wilde spelletjes mochten
ze doen en vooral niet hard schreeuwen. Zoo
tegen den heiligen Kerstavond, als „het kwa
de er bijzonder op uit is zondaren te ontdek
ken, moet men heel voorzichtig zijn en stil.
Turi en Inga waren met 't hakken bezig, ik
fakte dat werk ook aan, om warm te worden,
let was zoo koud, dat ieder dun haartje op 't
gezicht stijf stond als een ijskegeltje, en als
men met de oogen knipte, vroren de oogharen
even vast. De avond bij het vuur kon lang
worden, men moest er vele uren in ledigheid
doorbrengen, op het heilige feest en bij zulk
een koude was werken niet mogelijk.
was, nam Bij zijn eigen konseöanti en öonti
daarmee het hemdje van 't kleine geestje vast,
zoodat bet niet meer zou struikelen. En toen
Perchta toevallig omkijkend, dat zag, bedank
te zij hem vriendelijk en beloofde hem, dat tot
belooning noch hij, noch zijn kinderen ooit
meer armoede zouden hoeven te lijden.
^0-
Vele van deze oude legenden hebben tot on
derwerp de zonde, een werk af te maken na
middernacht op Kerstavond. Hierover gaat
het verhaal van den Bretonschen smid, die in
de vroege morgenuren van den Kerstnacht
nog aan het werk was en bezoek kreeg van een
langen, grooten man met een gebroken zeis,
die zijn kap ver over zijn gezicht had getrok
ken. Nadat hij den smid een tijdlang had aan
gekeken, vroeg hij hem een ijzeren plaat in
zijn zeis te zetten. De smid stemde toe en toen
het instrument klaar was. gaf hij het terug
aon zijn bezoeker „En nu zeide deze, „roep
een priester en biecht uwe zonden, want dit
zal het laatste stuk werk zijn, dat ge op aarde
zult hebben gemaakt." Het was de zeis van
den Dood zelf, die de smid gesmeed had.
-o-
Er is in Cheshire ook nog het oude bijge
loof, dat verbood gedurende de Twaalf Dagen
eenig vuur of licht aan te steken of zelfs maar
aat aan reizigers of vreemdelingen te geven.
Men kan niet nalaten zich verwonderd af te
vragen of er werkelijk één gezin zou kunnen
worden gevonden zóó bijgeloovig, dat, wan
neer bij ongeluk 't vuur of licht was uitge
gaan, het al die dagen in duisternis en kou
zou zijn blijven zitten, tot Drie-koningen
voorbij was en men het licht weer durfde aan
steken. Maar de legende bestaat en er zullen
dus zeker wel menschen geweest zijn, die haar
geloofden.
Met Kerstmis is er, om het maar huiselijk
uit te drukken, veel bedrijvigheid in de gees
tenwereld. Veel oude landhuizen hebben spo
ken en geestverschijningen, die zich alleen
maar verwaardigen in den Kerstnacht voor
den dag te komen. Nu moeten alle geesten al
tijd gehoorzamen aan één wet, n.l. ze moeten
verdwijnen, zoo gauw de haan begin te kraai
en. Dat is 'n schaduwzijde van 't spook-zijn.
Om juist te moeten verdwijnen als ze r in ge
slaagd zijn een of ander onvoorzichtig of
nieuwsgierig menschenkind doodelijk te ver
schrikken. Maar hoe het zij, de hanen, die de
wet kennen, waaraan alle verschijningen moe
ten gehoorzamen en die voor ééns als vrien
den mensch poseeren, kraaien den geheelen
Kerstnacht door en verjagen dus de kleinste
schaduw van den kleinsten geest, die het zou
durven wagen voor den dag te komen. En als
dus een van mijn lezers den Kerstnacht mocht
doorbrengen bij vrienden in een of ander oud
landhuis en als hij dan mocht worden wakker
gehouden door het voortdurende hanenge
kraai, laat hij dan niet onrustig zijn, maar in
tegendeel dankbaar en laat hij zich herinne
ren, dat, als die hanen er niet waren, hij mis
schien met kloppend hart zich onder ae dekens
zou hebben verborgen, om het vreeselijk ge
rammel van ijzeren ketenen niet te hooren.
Het is weldadig te bedenken, dat dergelijke
oude legenden, die zoo duidelijk getuigen van
een eenvoudiger eeuw dan de onze, niet ge
heel en al zullen kunnen verloren gaan. Het
boerenvolk, dat ze schiep, heeft ze voor 't mee
rendeel zelf weer vergeten. Groote lagen van
ons volk heeft ze zelis nooit gehoord. Maar
voor hen, die ervan houden en er meer van
wil'en weten, zijn er vele boeken geschreven,
waarin zij er meer over kunnen lezen.
GEMENGD NIEUWS.
DE AMSTERDAMSCHE FINANCIëN.
„Deka" schrijft in de „Opr. Haarl. Crt."
iEr is een tijd geweest, dat wij hier te Am
sterdam van den grooten boom1 afleefden.
Toen gold' het principe, dat vooral door de
uiterste linker-zijdë werd verdedigd, dat eerst
moest worden vastgesteld \vat noodig was en
dat eerst daarna moest worden gezicht naar
de.middelen om de uitgaven te bestrijden.
Het waren onze gemeente-bedrijven, de bloei
ende gemeente-bedrijven, die ons daartoe in
staat stelden.
In den oorlogstijd1 is het echter anders ge
worden. Olm het hoofd boven water te houden
moesten de bedrijven worden aangesproken;
Toen er hout genoeg gehakt was, werden de
stukken van de berkenstammen opgestapeld,
de takken ook ordelijk op elkaar gelegd, zoo
dat er geen twijgen uit staken en alle houtaf
val opgeruimd. Turi gaf de orders en hielp
zelf mee. Voor dat hij naar binnen ging, zette
'hij een tamelijk langen berkentak in den
grond. Later hoorde ik, dat die stok daar
neergezet was voor „Stallo" (den onderaard-
schen geest), opdat hij daar zijn sledenrij
aan kon vastbinden, als hij op Kerstavond als
naar gewoonte de hut binennging om te zien
of alles wel in orde was volgens 't oud ge
bruik. Hij is dorstig na de reis en drinkt wa
ter, de ketel moet dus in den Kerstnacht vol
zijn, is er geen water in, dan zuigt Stallo met
ean lange ijzeren pijp de hersens uit van de
jongste in de hut. De bedreiging is voor de
kinderen bedoeld, want die moeten 't water
halen.
Toen het duister werd, daalde er plechtige
stilte over 't kamp, alle geluiden verstomden,
't een'ige wat van leven getuigde was de dik
ke, met vonken gemengde rook, die uit de
rookspleten opsteeg van de groote houtvuren
in de hutten.
Nikki kwam dien namiddag van de kudde
terug en bracht een dood rendier mee, dat hij
had vinden 'liggen, alsof een wolf het loodge-
beten had. „De wolf heeft een kerstmaal wil
len hebben,zei Inga, maar Sara beduidde
haar te zwijgen, 't gevaarlijke moest men niet
noemen op den meest gevaarlijken tijd. De
wolven hadden dien dag werkelijk veel ge-
eischt, menigeen had hun een rendier moeten
afstaan voor hun kerstmaal. De kleine Oula,
een negenjarig jongentje uit een naburige hut,
een heel levendig kind, was bij 't spelen nog
al druk geweest, zoodat Sara al telkens op
hem geknord had, en nu verweet ze hem zijn
wildheid nog meer, de doodgebeten rendieren
bewezen hoe gevaarlijk het was zoo'n leven te
maken zoo vlak voor 't heilige feest. Het jon
gentje trok zich van die verwijten niet veel
aan, maar Sara was in somber humeur, een
van haar beste rendierkoeien lag dood.
Nikki sleepte het meegebrachte dier tot ach
ter de boasso, waar altijd geslacht wordt. La
ter kwam h^j binnen met een schaal vol van
tils een voor, tie antiter na, en tenaMte alles
tegelijk. Eerst werden de reserves uitgeput
daarna lichtte men de hand met de afschrij
vingen. En nu ziijin de bedrijven zoo kaal ge
plukt als kippen, en) 'zijn wij uitsluitend aan
gewezen op de opbrengt van de Inkomstenbe
lasting.
In verband' d'aartnedte hebben B. en' hun
ne financieele politiek moeten Wijzigen. Geen
enkele overschrijding van de begroeting mag
meer word'en toegestaan. En als de Raad dat
in dringende gevallen tóch moet doen. dan
zal hij meteen de middelen moeten aanwijzen
om dte onkosten te betalen. Dat-'gebeurt dan
door belastingverhooging en wel op deze wij
ze, dat er in het voorjaar, vóórdat de nieuwe
belastingbiljetten in zee gaan, een vermenig
vuldigingscijfer wordt vastgesteld De Am-
sterdamsche burgerij betaalt naar een. pro
gressieve schaal 5 3/49 pet. Welnu, het
vorige jaar is dat percentage eerst vermenig
vuldigd1 met 1.1, laiter met 1.3. En het vol
gend jaar zal de factor zeker worden 1.5;
waarschijnlijk echter nog honger. Overweegt
men hierbij, dat tegelijkertijd de tarieven van
tram, gas, enz., omhoog zijn gegaan, en dat
alle andere levensbehoeften die wij in de win
kels koopen, zooveel duurder zijn), dan is het
te begrijpen, dat de Amsterdammers klagen....
niét minder klagen d'an andere Nederlanders
over dte dure tijden. 'Het zijn niet alleen de ar
beiders dje het moeilijk hebben. Ook de mid
denstand1, en dan niet alleen de handeldrij
vende en indtistrieele middenstand, maar ook
all die andere menschen, dit tot den midden
stand, en dan niet alleen de handeldrijven
de en industriede middenstand, maar ook al
die andere menschen1. die tot den midden
stand, maar ook al die andere menschen, die
tot den middenstand behooren, en die moeten
leven van een vast salaris, een vast inkomen.
De woordvoerder van de sociaal-democraten
in den Amsterd'amschen Raad, de heer Loop-
uit, heeft het bij dte begrooting ruiterlijk er
kend: Voor'hen die niet meer dan 5000
verdienen en een beetje in hun stand' willen
blijven, is het leven tegenwoordig al even
hard' als voor de werklieden.
Htet is heel amusant onder deze omstandig
heden de houding der sociaal-democraten in
onzen Raad te zien. In navolging van hun
wethouder prediken zij vóór alles zuinigheid
en een hunner woordvoerdter, de heer Ea. Po
lak, is in verband hienmedte dezer dagen al
vergeleken met dten zuinigheidsapostel biji uit
nemendheid, het oud-lid van den Raad van
Amsterdam, nu lid van den Raad' van State,
prof. Fabius.
Daarentegen hebben dte communisten nu de
royale rol op zich genofnen. Een illustratie
daarvan vormde hun voorstel om allen ver
bruikers, die 'n inkomen hebben van 3000
of minder, het gas beneden den kostprijs, n.l.
voor 7 centen per kub. M. zijnde de prijs van
vóór dten oorlog) te leveren. Wethouder Wi-
baut heeft eens uitgerekend wat dat (gelukkig
verworpen) voorstel zou hebben gekost. Niet
minder dan 7 a 8 millioen gulden 's jaars.
en En dit zou een verhooging van. het verme-
mgvuldlgrijfer met 0.4 tengevolge hebben ge
had'. Dat wil zeggend voor een belastbaar in
komen van 800 zou 10.60 méér belas-
Eng betaald moeten worden; voor 1000,
25.28 méér; voor 1500, 30.86 méér;
voor 2000, 54.16 méér; en voor 2500
68.06 méér.
Dergelijke sprongen kan Amsterdam, kan
de hoofdstad zich nu niet meer veroorloven.
Om hieraan nog even te herinneren: het
wetsontwerp voor de begrooting, die nu on
derhanden is, de begrooting voor 1920, wees
een tekort aan van rond 10 milloen, hoewel
o. m. de opbrengst van dé Inkomstenbelas
ting de kurk waarop de gemeente-financiën
nu drijven op bijna 20 millioen geschat is.
Het gelukte B. en w. door opvoering weder
om van verschillende uitkeeringen uit de be
drijven (gedeeltelijk door tariefsverhooging)
het tekort tot op de helft terug te brengen.
Maar met die 5.000.000 wisten zij dan ook
geen raad. En dus reeste niets anders dan
verhooging van de raming der Inkomstenbe
lasting tot 25.000.000. En naar wethouder
Wibaut nu, in zijn millioenen-rede heeft me
degedeeld, is dat bedrag nog niet eens vol
doende. De directeuren der bedrijven blijken
hunne ramingen wat Slordig te hebben ge
maakt, en hebben nu suppletoire begrootin
gen tot een bedrag van 2 millioen gulden in
de nbg dampende ingewanden. Daarop trok
hij tegen alle géwoonte en zede het doode ren
dier in de hut om de huid er af te nemen en
het vleesch klein te snijden; buiten zou alles
tussdhen zijn vingers bevriezen.
Het was in 't geheel niet feestelijk in onze
hut, vooreerst die dikke mist, die *t gevoel
binnenshuis te zijn geheel wegnam, dan Nikki
aan zijn bloedig werk en 't doode rendier dat
met zijn groote gebroken oogen zoo iets naar
geestigs gaf aan de omgevine, terwijl Sara
geen woord zei en boos keek, zij die anders
zoo gelijkmatig was en goed van humeur. Van
de kinderen, merkte men niets, ze waren zeker
in een andere hut waar een opgewekte stem
ming heerschte, eerst tegen den avond kwa
men ze terug. De groote soepketel werd te
vuur géhangen, maar dat Nikki die vulde
met het vleesch van het door den wolf dood
gebeten rendier was niet geschikt om de stem
ming te doen omslaan, zulk vleesch is alles
behalve lekker, omdat het dier doodgejaagd
is en omdat zooals de Lappen beweren
het door den beet van den wolf scherp wordt
van smaak deze rend'ierkoe was daarenboven
nog mager, en mager rendiervleesch is nooit
een lekkernij.
Ik vroeg Sara of ik een denneboompje in
de boasso mocht zetten en de kaarsjes aanste
ken, die Turi in een van de kerstpakken voor
mij had meegebracht. De kinderen wilden dat
dolgraag en ondersteunden hetv erzoek, maar
Sara sloeg het kortweg af, zulke kunsten pas
ten niet op Kerstavond. We moesten dus maar
tevreden zijn met de vele kerstlichtjes, die
vuur en sterren ons te zien gaven. Het was
zoo koud, dat de vele ijsdeeltjes in de lucht als
een regenboogkleurige ring zichbaar werden
om alles wat licht gaf, zelfs als men een luci
fer afstreek, zag men de kleuren om het vlam
metje. Ik zette buiten één kaarsje in een den
nenboompje vóór de hut, het stond met zijn
stralenkrans mooi stil te branden, maar de
kou was zóó nijpend, dat ik niet kon wachten
tot het uitgebrand was.
Toch al was het kerstavond en al stond
de thermometer ver onder het nulpunt, de kud
de moest gehoed worden, wilde men er niet
eenige rendieren aan wagen nu de wolven zoo
gwüsmi Ett oek dat öeürsg asï
lasting gevonden moeten worden-
Bcpaald rooskleurig ziet de toestand er
dus niet uit. En in verband daarmede hebbes
sommige raadsleden (de heerea Scheltema
(Vrij-Liberaal) en Van den Bergh (Vxjzmaig-
Democraat), het denkbeeld geopperd, dat B
en W. een werkprogram aan den Raad zul
len overleggen, a. w. z. een lijst van het meest
noodzakelijke, dat uitgevoerd moet worden,
dat geen uitstel kan lijdenen dat binnen het
financieel bereik ligt van Amsterdam.
De wethouder wilde echter geen bepaalde
toezeggingen doen. Hij wil een slag om den
arm louden, met het oog op zijn partijge-
nooten in den Raad en de partijpolitiek. Want
de sociaal-democraten mogen zijn toegetre
den tot het democratische bloc, tot wering
van het bolsjewistische of communistische
gevaar, ter bescherming'van de democratie
tegen de dictatuur van het proletariaat, zij
zullen te Amsterdam natuurlijk toch eigen
gemeente-politiek blijven drijver, nu en in de
toekomst. Het eerste wat ons in verband
hiermede te wachten staat is uitbreiding
„waar noodig" van de zorg der Overheid op
het gebied van de levensmiddelenvoorzie
ning. En op den voorgrond zal de andere
sociaal-democratische wethouder, de heer De
Miranda, naar verluidt, stellen de melkvoor
ziening van Amsterdam.
Dat is een handige zet. hunnerzijds. Want
het voortdurend dreigend typliusgevaar van
uit de omgeving van Je hoofdstad, de boeren
dorpen die ons melk leveren, maakt de over
heidsbemoeiing in dit opzicht tot een alge
meen belang. Sterke oppositie zal er dus wel
niet tegen komen. Tenzij hierbij al dadelijk
van de zijde der oppositie de zaak principieel
wordt gesteld!
RECHTSZAKEN.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK
TE ALKMAAR.
Uitspraken van Dinsdag 16 Dec.
Gerrit B., visscher te Egmond aan Zee, ver-
zetzaak, strooperij, verzetvonnis orr. recht
bank. Geen uitspraak.
Adrianus Jacobus Hendrikus K., timmer
man, gedetineerd, bedelarij, 3 dagen hecht, en
4 maanden opzending.
Marijtje M., zonder beroep, te Helder, be
leediging, 3 boete of 3 dagen hecht.
Hendnka Johanna Jacoba L, zonder be
roep, te Helder, beleediging, J 10 boete of 10
dagen hecht.
Dirk B., visscher te Helder, mishandeling,
10 boete of 10 dagen hecht.
Willem B., landbouwer te Texel, beleedi
ging, 15 boete of 15 dagen hecht.
Engelina Wilhelmina Veronica R., dienst
bode, Oudorp, diefstal, 2 maanden voorw.
gev.
Hessel P., visscher te Helder, mishandeling,
vrijgesproken.
Gerrit S., machinist te Bergen, wederspan-
nigheid en bedreiging, 3 maanden gev.
Jan B. Bakker te Alkmaar, appèl vonnis
Kantongerecht, overtreding Bakkcrsnachtar-
beid, 15 boete of 15 dagen hecht.
Adrianus D., kruidenier te Limmen, appèl
vonnis Kantongerecht, 0,50 boete of 1 dag
hecht.
Wilhelmus S., broodbakker te Alkmaar,
appèl vonnis Kantongerecht, 15 boete of 15
dagen hecht.
Comclis G., landbouwer te Egmondbin-
nen, beleediging, 40 boete of 20 dagen
hecht.
Gerardus V., restauratiehouder te Helder,
belastingovertreding, 5 boete of 2 dagen
hecht
Dirk C.f los werkman te Helder, diefstal
van vee uit de weide, 3 maanden voorw. ge
vangenisstraf.
Jacob K., werkman' te Schoorl, mishande
ling en bedreiging, 1 maand gev.
Jurje A., visscher te Urk, visscherij, we-
ighcid, 1 maand gev.
landarbeider te Texel, minderja
rig.
W. B., poelier te Egmond aan Zee, minder
jarig, diefstal, 25 boete of 25 dagen tucht
school.
Zitting van 23 December 1919.
DIEFSTAL.
De gedetineerde beklaagde Adr. V., tim-
te werk gingen. Nikki was dien dag bij de
kudde geweest, nu moest Inga 's nachts wa
ken. Ze stond op, pakte haar bonthandschoe
nen, riep haar hond en trok haar muts tot on
der haar kin, dat waren de eenige toebereid
selen voor den langen nacht.
Het was bitter koud voor wie er uit moesten,
maar voor ons die thuiszaten, was het ook al
les behalve warm en prettig. „Neen, dat heb
ik nog nooit gezien," riep Sara, „lange ijske
gels hangen aan 't hout dat brandt op het
vuur 1" De nacht was hard om door te komen,
ondanks pelsschoenen met droog hooi er in
waren mijn voeten als ijsklompen. De boomen
'buiten kraakten, en op den bodem van den
waterketel knapte het ijs ook. De kleine Nilsa
stond in zijn slaap op en ging bij de deur zit
ten. Gelukkig merkte Sara het en stopte gauw
den jongen weer warm in. „Ik dacht, dat de
kerstkabouter in de hut was gekomen," zei ze
's morgens, toen ze het geval vertelde.
Ik kon niet goed slapen met mijn gezicht
onder het bontdek, ik legde dus een wollen
doek over mijn hoofd, maar dat was ook niet
alles, 's morgens had ik een stuk ijs op me
liggen, mijn adem was bevroren, en de doek
moest uit elkaar getrokekn worden. Als men
voor de warmte de muggentent spande, lag
men 's morgens als in een sneeuwhuisje, de
adem was tot rijp verstijfd. Ook de honden
zageü wit. Onze jonge 'hond was nu zoo groot,
dat hij zelf zijn slaapplaats kon kiezen; hij
kroop onder mijn kin, ,zoo dicht 'bij mijn ge
zicht, dat mijn adem hem warm hield. En
soms, als hij 't har koud had, werkte hij zijn
snoet onder den doek enm aakte mij wakker
door zijn kouden neus.
Om aCht uur kwam Inga met haar hond
thuis. Bills haar was enkel ijskegels. Ze werd
niet begroet met: „vroolijk 'kerstfeest!", nie
mand zei iets, niemand beklaagde haar, van
sentimentaliteit heeft het bergvolk geen last.
misschien dacht zelfs niemand er aan, dat het
toch wel een harde kerstnacht was geweest
voor zoo'n jong kind. Ze schudde bij de deur
de sneeuw van haar kleeren, hing haar pels
wanten te drogen en wachtte stil op haar
morgenkoffie, terwijl Ril'li vlak voor 't vuur
ging liggen, de ijskegels i#t zijn haar pikte en
zijn stijve pooten begon te likken.
Wordtvervtlgi.)
•iO"