«mi Ent Oude Engelsche Kerstlegenden. filet k lappen op het Hoogland. .FEUILLETON. Honderd Ebb en Twintigste Jaargang. Wocus'l ii* 24 Dece mber. -*«, 303 1919 ZIJ, DIE ZICH MET 1 JANUARI 1920 VOOR MINSTENS 3 MAANDEN OP DIT BLAD ABONNEEREN, ONTVANGEN DE TOT DIEN DATUM VERSCHIJNENDE NUMMERS FRANCO EN GRATIS. DE DIRECTIE. Vrij naar 't Engelsch van Arthur Watts, door T. de R. ,Eir is een oude Cheshire mythe, die vertelt dat een kort ogenblik na middernacht op den vooravond van Kerstmis,, Chrismas Eve, de ossen in hun stal neerknielen in aanbidding van het Christus kindje, dat in de kribbe was geboren. Het is eeni bijzonder mooie legende. Bene, die nu bijna geheel verdwenen is, maar in 'Berkshire eni ook in Cheshire zullen de kinderen u nog wel vertellen, hoe in den Kerstnacht de schapen in de verschillende schaapskooien elkaar toeblatenBethlehem Bethlehem; en hoe, wanneer ge in den Kerst nacht in den tuin zoudt 'komen en uw oor te gen de bijenkorven te 'luisteren zoudt leggen, Se heel zwakjes en als van heel ver komend e bijen een Engelenzang zoudt kunnen hoo- ren zoemen. Het is eigenlijk zoo jammer, dat dergelijke mythen uitsterven maar het is zoo. De boerenbevolking kent er nog maar heel weinige en men kan niet anders doen dan dit betreuren en het opkomend, jong ge slacht er te armer om achten. Toch bestaan er nog enkele en van die en kele wil ik er u een paar vertellen. -o- Dit was al meer dan genoeg voor de oude de boerenbevolking algemeen, dat, gedurende de twaalf dagen van Kerstavond tot Drieko ningen, alk dieren de gave van te kunnen spreken ontvingen. Maar zonde was het hun gesprekken te beluisteren en wie dat tóch deed1, hem zou -zeker een of ander ongeval overkomen. Zoo is er de legende van den liond en dte kat van Bretanje. iEr was eens in Bretanje een oude vrouw, die alleen woonde, met een hond en een kat. Omdat ze een slechte, oude vrouw was, gaf ze hun heel weinig te eten, zoodat ze natuur lijk niets van haar hielden. Eens op Kerst avond, toon ze al in bed lag, hoorde ze den hond en de kat samen' praten bij; den haard en, stilletjes naar beneden gaande, trachtte ze hun gesprek af te luisteren. „Ha", zei de kat. „vannacht zullen de die ven komen om al het geld van onze meesteres weg te nemen. Als ze nu maar stil is, zal haar niets overkomen, maar als ze schreeuwt en lastig is, zullen' ze haar een gat in 't hoofd' slaan". Dit as al meer dan genoeg voor de oude vrouw en zonder het antwoord van den hond af te wachten, holde ze gillende uit het huis. Maar, helaas, ze kon niet verder komen dan de deur, want de dieven kwamen juist binnen en bevreesd, dat ze door haar geschreeuw de buren zou wakker maken, sloegen ze haar op het hoofd en doodden haar toen Een dergelijk verhaal is dat van den boe renknecht, die ook het slachtoffer werd' van zijin nieuwsgierigheid'. Hij luisterde naar wat zijn paarden samen bespraken op Kerstavond en verborg zich daarom in den stal. Hij hoor de hen zeggen, „We zullen vandaag over een weck hard werk te doen krijgen, want de boe renknecht is zwaar en de weg naar het kerk hof lang en 'steil!1' En de knecht schrok zóó, dat hij een zenuwtoeval kreeg en een week na dien dag begraven werd. -o- Het meerendeel van de mythen en legenden, die den Kerstavond tot onderwerp hebben, Een beschrijving van het dagelijksch noma denleven, zooals bet gezien en meegemaakt -: werd door de schrijfster EM1L1E DEMANT—HATT. Uit het Deensch vertaald door M. D. Z. 28) Den dag vóór Kerstmis hadden we 40 gra den vorst (Celsius). In de hut konden we el kaar niet zien van mist, ondanks het groote vuur was alles wit van rijp. Als de thermome ter zoo laag daalt, ontstaat die dikke winter- mist, doordat de heete, met damp vermengde luent van het vuur de ijskoude lucht ontmoet, die van onderen door de reten en van boven door het rookgat naar binnen dringt. Buiten was de lucht helder, ongekend hel der op dien tijd van den dag. Ik ging uit in de blanke stilte en volgde een sneeuwschoenen- spoor, dat in Noordelijke richting van de hut ten der sida afboog. Na een poos waren zoo wel de hutten als het bosch uit het gezicht ver dwenen en geen geluid van daar werd meer gehoord. Alles was wit, wit, niet dof krijtwit, maar glinsterend, de tinteling van de lucht breidde zich ook over de aarde. In het Wes ten lag Tavanjunjo eenzaam, hoog, de steile helling in 't noorden in lila schaduw, het zui den zacht glanzend als paarlmoer. Het spoor hield op bij een verhooging van het terrein, dat hier met struikgewas was be groeid, o zoo, hier hadden de kinderen strikken gezet voor boschhoenders. Gelukkig zat er geen een inals er een wit sneeuwhoen in gefladderd had, zou ik met goed geweten het uit den strik hebben bevrijd. Ik gleed verder door de stilte, het geknars van de sneeuwschoenen deed bijna onaange naam aanik stond stil en ieder geluid ver stomde; zwakjes alleen hoorde ik het suizen van het bloed in mijn Jioofd. En he«l in de ver te het klinken van rendierschelletjes, de kudde was daarboven in de buurt van Tavanjunja. In mijn Kerststemming hoorde ik er 't luiden zijn vetfflalen over tie vieeaelpe gevolgen' ran het ongehoorzaam zijn aan een of ander bij geloof. Zoo meende men in Guernsey, dat op Kerstavond het water in alle bronnen in wijn veranderde en dat dus in dien nacht geen wa ter mocht worden- geput, geen emmer naar be neden gelaten. Er is een geschiedenis van een wouw, die, ook alweer uit nieuwsgierigheid, eenls wilde zien of t werkelijk waar was en haar emmer toch in den put naar beneden liet. Toen ze dien weer ophaalde, hoorde ze ecü sten in de diepte, die dreigend zei: „Alle water verandert in wijd En uw eind nabij zal zijn". En, evenals de boerenknecht, viel ze van schrik dood' neer. Er stamt uit Guernsey ook een traditie, dat in de Twaalf Dagen niemand na zonsonder gang meer uit mocht gaan. Als een of ander overmoedige het tóch waagde, vond hij niets dlan zwarte honden en witte konijnen op zijn weg, die aanhoudend tusschen en langs zijn beenien sprongen. 'Het is maar te hopen, dat ze tenminste stil waren, want om in een don keren winternacht te worden belegerd als het ware door een troep hollende honden en ko nijnen, die bovendien nog samen zouden pra ten, zou1 zelfs dien meest dapperen man ver schrikken. Eien andere dierenlegende is die van de kleine, witte hond van Perclita. Perchta was oen 'Duitsche hteks, die veel plichten had na te komen. Zoo bezocht ze geregeld allerlei steden en overal, waar de menschen dom ge noeg waren geweest om hun deur open te la ten, sturrde zij een kleine witte hond naar binnen. 'Het diertje zelf was goedig genoeg, maar toch een plaag, want zoolang net in het huis bleef, kwam d'aar niets dan ongeluk. Men kon prooeeren hem met steenen weg te jagen, of hem uit het raam te gooien of zelfs in een emmer met water te verdrinken, het gaf allemaal niets. Den volgenden dag was hij er al weer en het ongeluk evenzoo, en dit ging zoo door tot den volgenden Kerstavond, tot wanneer men zijn les hieruit had geleerd, de witte hond verdween en men wel oppaste, de deur niet voor de tweede maal open te laten staan. Deze Perchta of Berchtyl, zooals ze ook wel wordt genoemd, is een der interessantste fi guren uit de Kerstmythen. Van haar worden nog twee verschillende legenden verteld, die twee verschillende kanten van haar karakter belichten. Het was haar plicht na te gaan of de spin sters haar kamertjes en spinnewielen netjes in orde hielden en ook, dat iedereen behoorlijk zijn deel nam van „Zemwerde" (een mengsel van melk en water en meel, 'het traditioneele maal voor Kerstmis). Vreeselijk was het lot van den gulzigaard, van wien ze ontdekte, dat hij ander voedsel dan „Zemwerde" had gegeten. Want in den nacht, als de ellendige stumper gerust lag te slapen, kwam Berchtyl binnen. En dan ik schaam m? h»n«en zoo ruw verhaal van een vrouw te vtx-icLcii dan sneed ze hem open, nam al het voedsel, dat in zijn maag zat, er uit en vulde die op met steenen en stroo. Stel u het vreeselijke gevoel van den schuldige voor, die, 's morgens wakker wordend, ontdek te, dat hij dat onverteerbare kostje zou moe ten verteren. Maar er was ook een zachter en milder kant aan haar karakter, want ze was ook de be schermgeest van de kleine kindertjes, die on gedoopt gestorven waren en nu en aan ont moette de een of andere boer, die zich verlaat had, haar als ze in het maanlicht gleed over de besneeuwde velden, met een lange rij van kleine kinderen achter zich aan. Er is een legende van een Tyroler boer, die haar zag een legende, die bizonder vrien delijk is. Deze goede boer had de ellendige ge woonte van te veel te drinken en dikwijls laat uit de herberg terug te keeren. Op een zekeren Kerstavond, toen hij nog laat zijn weg alleen naar huis trachtte te vinden, zag hij Perchta met haar zieligen stoet van kleine geesten ach ter zich aan! Dat gezicht ontnuchterde hem en vol ontzag zonk hij neer op zijn knieën. En toen hij naukeuriger keek, zag hij, hoe de laatste kleine geest gevallen was en een eind bij de anderen achterbleef. Want omdat zijn hemdje te lang was, viel het telkens daarover. En omdat de boer een goed en vriendelijk man der kerkklokken in. Maar dat zou fataal ge weest zijn. Wie in het hooggebergte kerkklok- gelui hoort, zeggen de Lappen, moet sterven in datzelfde jaar. Neen, het heilig Kerstge luid klinkt niet door tot op die eenzame hoog ten, waar onderaarsche geesten verblijf hou den. Niet lang stond ik, of ik hoorde neuriën diep onder de sneeuw. Ik luisterde goed 'en door de stilte kon ik duidelijk onderscheiden van waar dat zingen kwam. Het moest zijn natuurlijke verklaring vinden in een niet toe- gevroren bron. Ik stak mijn s'ki-stok in den grond, toen ik hem optrok was hij droog, maar 't geluid hoorde ik niet meer. Nog even wachtte ik en ging toen verder. Op den terug weg hoorde ik op die plek het gemurmel op nieuw. „Je hebt de onderaardsche geesten ge hoord, zei Sara, toen ik dien avond 't haar vertelde, „dat gebeurt dikwijls in den winter tijd." Nu kwam het bosch weer in zicht en de hut ten, de rook hing in lange gronkelingen tus schen de boomen als 'het fijnste tooverweefsel. Overal klonken bijlslagen, men had het druk met houthakken, want de hoeveelheid gehakt hout moest strekken tot na de feestdagen, en in zulke een koude is er veel noodig. De sta pels waren bijna hoog genoeg, en spoedig moest men geheel klaar zijn, het begon al schemerdonker te worden, ofschoon het nog niet later was dan goed eén uur. Het drukek houtha'kekn was 't eenige wat de naderende groote feestdagen aanduidde, be halve dat de kinderen herhaaldelijk vermaand werden geen leven te maken en rondom de hut te loopengeen wilde spelletjes mochten ze doen en vooral niet hard schreeuwen. Zoo tegen den heiligen Kerstavond, als „het kwa de er bijzonder op uit is zondaren te ontdek ken, moet men heel voorzichtig zijn en stil. Turi en Inga waren met 't hakken bezig, ik fakte dat werk ook aan, om warm te worden, let was zoo koud, dat ieder dun haartje op 't gezicht stijf stond als een ijskegeltje, en als men met de oogen knipte, vroren de oogharen even vast. De avond bij het vuur kon lang worden, men moest er vele uren in ledigheid doorbrengen, op het heilige feest en bij zulk een koude was werken niet mogelijk. was, nam Bij zijn eigen konseöanti en öonti daarmee het hemdje van 't kleine geestje vast, zoodat bet niet meer zou struikelen. En toen Perchta toevallig omkijkend, dat zag, bedank te zij hem vriendelijk en beloofde hem, dat tot belooning noch hij, noch zijn kinderen ooit meer armoede zouden hoeven te lijden. ^0- Vele van deze oude legenden hebben tot on derwerp de zonde, een werk af te maken na middernacht op Kerstavond. Hierover gaat het verhaal van den Bretonschen smid, die in de vroege morgenuren van den Kerstnacht nog aan het werk was en bezoek kreeg van een langen, grooten man met een gebroken zeis, die zijn kap ver over zijn gezicht had getrok ken. Nadat hij den smid een tijdlang had aan gekeken, vroeg hij hem een ijzeren plaat in zijn zeis te zetten. De smid stemde toe en toen het instrument klaar was. gaf hij het terug aon zijn bezoeker „En nu zeide deze, „roep een priester en biecht uwe zonden, want dit zal het laatste stuk werk zijn, dat ge op aarde zult hebben gemaakt." Het was de zeis van den Dood zelf, die de smid gesmeed had. -o- Er is in Cheshire ook nog het oude bijge loof, dat verbood gedurende de Twaalf Dagen eenig vuur of licht aan te steken of zelfs maar aat aan reizigers of vreemdelingen te geven. Men kan niet nalaten zich verwonderd af te vragen of er werkelijk één gezin zou kunnen worden gevonden zóó bijgeloovig, dat, wan neer bij ongeluk 't vuur of licht was uitge gaan, het al die dagen in duisternis en kou zou zijn blijven zitten, tot Drie-koningen voorbij was en men het licht weer durfde aan steken. Maar de legende bestaat en er zullen dus zeker wel menschen geweest zijn, die haar geloofden. Met Kerstmis is er, om het maar huiselijk uit te drukken, veel bedrijvigheid in de gees tenwereld. Veel oude landhuizen hebben spo ken en geestverschijningen, die zich alleen maar verwaardigen in den Kerstnacht voor den dag te komen. Nu moeten alle geesten al tijd gehoorzamen aan één wet, n.l. ze moeten verdwijnen, zoo gauw de haan begin te kraai en. Dat is 'n schaduwzijde van 't spook-zijn. Om juist te moeten verdwijnen als ze r in ge slaagd zijn een of ander onvoorzichtig of nieuwsgierig menschenkind doodelijk te ver schrikken. Maar hoe het zij, de hanen, die de wet kennen, waaraan alle verschijningen moe ten gehoorzamen en die voor ééns als vrien den mensch poseeren, kraaien den geheelen Kerstnacht door en verjagen dus de kleinste schaduw van den kleinsten geest, die het zou durven wagen voor den dag te komen. En als dus een van mijn lezers den Kerstnacht mocht doorbrengen bij vrienden in een of ander oud landhuis en als hij dan mocht worden wakker gehouden door het voortdurende hanenge kraai, laat hij dan niet onrustig zijn, maar in tegendeel dankbaar en laat hij zich herinne ren, dat, als die hanen er niet waren, hij mis schien met kloppend hart zich onder ae dekens zou hebben verborgen, om het vreeselijk ge rammel van ijzeren ketenen niet te hooren. Het is weldadig te bedenken, dat dergelijke oude legenden, die zoo duidelijk getuigen van een eenvoudiger eeuw dan de onze, niet ge heel en al zullen kunnen verloren gaan. Het boerenvolk, dat ze schiep, heeft ze voor 't mee rendeel zelf weer vergeten. Groote lagen van ons volk heeft ze zelis nooit gehoord. Maar voor hen, die ervan houden en er meer van wil'en weten, zijn er vele boeken geschreven, waarin zij er meer over kunnen lezen. GEMENGD NIEUWS. DE AMSTERDAMSCHE FINANCIëN. „Deka" schrijft in de „Opr. Haarl. Crt." iEr is een tijd geweest, dat wij hier te Am sterdam van den grooten boom1 afleefden. Toen gold' het principe, dat vooral door de uiterste linker-zijdë werd verdedigd, dat eerst moest worden vastgesteld \vat noodig was en dat eerst daarna moest worden gezicht naar de.middelen om de uitgaven te bestrijden. Het waren onze gemeente-bedrijven, de bloei ende gemeente-bedrijven, die ons daartoe in staat stelden. In den oorlogstijd1 is het echter anders ge worden. Olm het hoofd boven water te houden moesten de bedrijven worden aangesproken; Toen er hout genoeg gehakt was, werden de stukken van de berkenstammen opgestapeld, de takken ook ordelijk op elkaar gelegd, zoo dat er geen twijgen uit staken en alle houtaf val opgeruimd. Turi gaf de orders en hielp zelf mee. Voor dat hij naar binnen ging, zette 'hij een tamelijk langen berkentak in den grond. Later hoorde ik, dat die stok daar neergezet was voor „Stallo" (den onderaard- schen geest), opdat hij daar zijn sledenrij aan kon vastbinden, als hij op Kerstavond als naar gewoonte de hut binennging om te zien of alles wel in orde was volgens 't oud ge bruik. Hij is dorstig na de reis en drinkt wa ter, de ketel moet dus in den Kerstnacht vol zijn, is er geen water in, dan zuigt Stallo met ean lange ijzeren pijp de hersens uit van de jongste in de hut. De bedreiging is voor de kinderen bedoeld, want die moeten 't water halen. Toen het duister werd, daalde er plechtige stilte over 't kamp, alle geluiden verstomden, 't een'ige wat van leven getuigde was de dik ke, met vonken gemengde rook, die uit de rookspleten opsteeg van de groote houtvuren in de hutten. Nikki kwam dien namiddag van de kudde terug en bracht een dood rendier mee, dat hij had vinden 'liggen, alsof een wolf het loodge- beten had. „De wolf heeft een kerstmaal wil len hebben,zei Inga, maar Sara beduidde haar te zwijgen, 't gevaarlijke moest men niet noemen op den meest gevaarlijken tijd. De wolven hadden dien dag werkelijk veel ge- eischt, menigeen had hun een rendier moeten afstaan voor hun kerstmaal. De kleine Oula, een negenjarig jongentje uit een naburige hut, een heel levendig kind, was bij 't spelen nog al druk geweest, zoodat Sara al telkens op hem geknord had, en nu verweet ze hem zijn wildheid nog meer, de doodgebeten rendieren bewezen hoe gevaarlijk het was zoo'n leven te maken zoo vlak voor 't heilige feest. Het jon gentje trok zich van die verwijten niet veel aan, maar Sara was in somber humeur, een van haar beste rendierkoeien lag dood. Nikki sleepte het meegebrachte dier tot ach ter de boasso, waar altijd geslacht wordt. La ter kwam h^j binnen met een schaal vol van tils een voor, tie antiter na, en tenaMte alles tegelijk. Eerst werden de reserves uitgeput daarna lichtte men de hand met de afschrij vingen. En nu ziijin de bedrijven zoo kaal ge plukt als kippen, en) 'zijn wij uitsluitend aan gewezen op de opbrengt van de Inkomstenbe lasting. In verband' d'aartnedte hebben B. en' hun ne financieele politiek moeten Wijzigen. Geen enkele overschrijding van de begroeting mag meer word'en toegestaan. En als de Raad dat in dringende gevallen tóch moet doen. dan zal hij meteen de middelen moeten aanwijzen om dte onkosten te betalen. Dat-'gebeurt dan door belastingverhooging en wel op deze wij ze, dat er in het voorjaar, vóórdat de nieuwe belastingbiljetten in zee gaan, een vermenig vuldigingscijfer wordt vastgesteld De Am- sterdamsche burgerij betaalt naar een. pro gressieve schaal 5 3/49 pet. Welnu, het vorige jaar is dat percentage eerst vermenig vuldigd1 met 1.1, laiter met 1.3. En het vol gend jaar zal de factor zeker worden 1.5; waarschijnlijk echter nog honger. Overweegt men hierbij, dat tegelijkertijd de tarieven van tram, gas, enz., omhoog zijn gegaan, en dat alle andere levensbehoeften die wij in de win kels koopen, zooveel duurder zijn), dan is het te begrijpen, dat de Amsterdammers klagen.... niét minder klagen d'an andere Nederlanders over dte dure tijden. 'Het zijn niet alleen de ar beiders dje het moeilijk hebben. Ook de mid denstand1, en dan niet alleen de handeldrij vende en indtistrieele middenstand, maar ook all die andere menschen, dit tot den midden stand, en dan niet alleen de handeldrijven de en industriede middenstand, maar ook al die andere menschen1. die tot den midden stand, maar ook al die andere menschen, die tot den middenstand behooren, en die moeten leven van een vast salaris, een vast inkomen. De woordvoerder van de sociaal-democraten in den Amsterd'amschen Raad, de heer Loop- uit, heeft het bij dte begrooting ruiterlijk er kend: Voor'hen die niet meer dan 5000 verdienen en een beetje in hun stand' willen blijven, is het leven tegenwoordig al even hard' als voor de werklieden. Htet is heel amusant onder deze omstandig heden de houding der sociaal-democraten in onzen Raad te zien. In navolging van hun wethouder prediken zij vóór alles zuinigheid en een hunner woordvoerdter, de heer Ea. Po lak, is in verband hienmedte dezer dagen al vergeleken met dten zuinigheidsapostel biji uit nemendheid, het oud-lid van den Raad van Amsterdam, nu lid van den Raad' van State, prof. Fabius. Daarentegen hebben dte communisten nu de royale rol op zich genofnen. Een illustratie daarvan vormde hun voorstel om allen ver bruikers, die 'n inkomen hebben van 3000 of minder, het gas beneden den kostprijs, n.l. voor 7 centen per kub. M. zijnde de prijs van vóór dten oorlog) te leveren. Wethouder Wi- baut heeft eens uitgerekend wat dat (gelukkig verworpen) voorstel zou hebben gekost. Niet minder dan 7 a 8 millioen gulden 's jaars. en En dit zou een verhooging van. het verme- mgvuldlgrijfer met 0.4 tengevolge hebben ge had'. Dat wil zeggend voor een belastbaar in komen van 800 zou 10.60 méér belas- Eng betaald moeten worden; voor 1000, 25.28 méér; voor 1500, 30.86 méér; voor 2000, 54.16 méér; en voor 2500 68.06 méér. Dergelijke sprongen kan Amsterdam, kan de hoofdstad zich nu niet meer veroorloven. Om hieraan nog even te herinneren: het wetsontwerp voor de begrooting, die nu on derhanden is, de begrooting voor 1920, wees een tekort aan van rond 10 milloen, hoewel o. m. de opbrengst van dé Inkomstenbelas ting de kurk waarop de gemeente-financiën nu drijven op bijna 20 millioen geschat is. Het gelukte B. en w. door opvoering weder om van verschillende uitkeeringen uit de be drijven (gedeeltelijk door tariefsverhooging) het tekort tot op de helft terug te brengen. Maar met die 5.000.000 wisten zij dan ook geen raad. En dus reeste niets anders dan verhooging van de raming der Inkomstenbe lasting tot 25.000.000. En naar wethouder Wibaut nu, in zijn millioenen-rede heeft me degedeeld, is dat bedrag nog niet eens vol doende. De directeuren der bedrijven blijken hunne ramingen wat Slordig te hebben ge maakt, en hebben nu suppletoire begrootin gen tot een bedrag van 2 millioen gulden in de nbg dampende ingewanden. Daarop trok hij tegen alle géwoonte en zede het doode ren dier in de hut om de huid er af te nemen en het vleesch klein te snijden; buiten zou alles tussdhen zijn vingers bevriezen. Het was in 't geheel niet feestelijk in onze hut, vooreerst die dikke mist, die *t gevoel binnenshuis te zijn geheel wegnam, dan Nikki aan zijn bloedig werk en 't doode rendier dat met zijn groote gebroken oogen zoo iets naar geestigs gaf aan de omgevine, terwijl Sara geen woord zei en boos keek, zij die anders zoo gelijkmatig was en goed van humeur. Van de kinderen, merkte men niets, ze waren zeker in een andere hut waar een opgewekte stem ming heerschte, eerst tegen den avond kwa men ze terug. De groote soepketel werd te vuur géhangen, maar dat Nikki die vulde met het vleesch van het door den wolf dood gebeten rendier was niet geschikt om de stem ming te doen omslaan, zulk vleesch is alles behalve lekker, omdat het dier doodgejaagd is en omdat zooals de Lappen beweren het door den beet van den wolf scherp wordt van smaak deze rend'ierkoe was daarenboven nog mager, en mager rendiervleesch is nooit een lekkernij. Ik vroeg Sara of ik een denneboompje in de boasso mocht zetten en de kaarsjes aanste ken, die Turi in een van de kerstpakken voor mij had meegebracht. De kinderen wilden dat dolgraag en ondersteunden hetv erzoek, maar Sara sloeg het kortweg af, zulke kunsten pas ten niet op Kerstavond. We moesten dus maar tevreden zijn met de vele kerstlichtjes, die vuur en sterren ons te zien gaven. Het was zoo koud, dat de vele ijsdeeltjes in de lucht als een regenboogkleurige ring zichbaar werden om alles wat licht gaf, zelfs als men een luci fer afstreek, zag men de kleuren om het vlam metje. Ik zette buiten één kaarsje in een den nenboompje vóór de hut, het stond met zijn stralenkrans mooi stil te branden, maar de kou was zóó nijpend, dat ik niet kon wachten tot het uitgebrand was. Toch al was het kerstavond en al stond de thermometer ver onder het nulpunt, de kud de moest gehoed worden, wilde men er niet eenige rendieren aan wagen nu de wolven zoo gwüsmi Ett oek dat öeürsg asï lasting gevonden moeten worden- Bcpaald rooskleurig ziet de toestand er dus niet uit. En in verband daarmede hebbes sommige raadsleden (de heerea Scheltema (Vrij-Liberaal) en Van den Bergh (Vxjzmaig- Democraat), het denkbeeld geopperd, dat B en W. een werkprogram aan den Raad zul len overleggen, a. w. z. een lijst van het meest noodzakelijke, dat uitgevoerd moet worden, dat geen uitstel kan lijdenen dat binnen het financieel bereik ligt van Amsterdam. De wethouder wilde echter geen bepaalde toezeggingen doen. Hij wil een slag om den arm louden, met het oog op zijn partijge- nooten in den Raad en de partijpolitiek. Want de sociaal-democraten mogen zijn toegetre den tot het democratische bloc, tot wering van het bolsjewistische of communistische gevaar, ter bescherming'van de democratie tegen de dictatuur van het proletariaat, zij zullen te Amsterdam natuurlijk toch eigen gemeente-politiek blijven drijver, nu en in de toekomst. Het eerste wat ons in verband hiermede te wachten staat is uitbreiding „waar noodig" van de zorg der Overheid op het gebied van de levensmiddelenvoorzie ning. En op den voorgrond zal de andere sociaal-democratische wethouder, de heer De Miranda, naar verluidt, stellen de melkvoor ziening van Amsterdam. Dat is een handige zet. hunnerzijds. Want het voortdurend dreigend typliusgevaar van uit de omgeving van Je hoofdstad, de boeren dorpen die ons melk leveren, maakt de over heidsbemoeiing in dit opzicht tot een alge meen belang. Sterke oppositie zal er dus wel niet tegen komen. Tenzij hierbij al dadelijk van de zijde der oppositie de zaak principieel wordt gesteld! RECHTSZAKEN. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR. Uitspraken van Dinsdag 16 Dec. Gerrit B., visscher te Egmond aan Zee, ver- zetzaak, strooperij, verzetvonnis orr. recht bank. Geen uitspraak. Adrianus Jacobus Hendrikus K., timmer man, gedetineerd, bedelarij, 3 dagen hecht, en 4 maanden opzending. Marijtje M., zonder beroep, te Helder, be leediging, 3 boete of 3 dagen hecht. Hendnka Johanna Jacoba L, zonder be roep, te Helder, beleediging, J 10 boete of 10 dagen hecht. Dirk B., visscher te Helder, mishandeling, 10 boete of 10 dagen hecht. Willem B., landbouwer te Texel, beleedi ging, 15 boete of 15 dagen hecht. Engelina Wilhelmina Veronica R., dienst bode, Oudorp, diefstal, 2 maanden voorw. gev. Hessel P., visscher te Helder, mishandeling, vrijgesproken. Gerrit S., machinist te Bergen, wederspan- nigheid en bedreiging, 3 maanden gev. Jan B. Bakker te Alkmaar, appèl vonnis Kantongerecht, overtreding Bakkcrsnachtar- beid, 15 boete of 15 dagen hecht. Adrianus D., kruidenier te Limmen, appèl vonnis Kantongerecht, 0,50 boete of 1 dag hecht. Wilhelmus S., broodbakker te Alkmaar, appèl vonnis Kantongerecht, 15 boete of 15 dagen hecht. Comclis G., landbouwer te Egmondbin- nen, beleediging, 40 boete of 20 dagen hecht. Gerardus V., restauratiehouder te Helder, belastingovertreding, 5 boete of 2 dagen hecht Dirk C.f los werkman te Helder, diefstal van vee uit de weide, 3 maanden voorw. ge vangenisstraf. Jacob K., werkman' te Schoorl, mishande ling en bedreiging, 1 maand gev. Jurje A., visscher te Urk, visscherij, we- ighcid, 1 maand gev. landarbeider te Texel, minderja rig. W. B., poelier te Egmond aan Zee, minder jarig, diefstal, 25 boete of 25 dagen tucht school. Zitting van 23 December 1919. DIEFSTAL. De gedetineerde beklaagde Adr. V., tim- te werk gingen. Nikki was dien dag bij de kudde geweest, nu moest Inga 's nachts wa ken. Ze stond op, pakte haar bonthandschoe nen, riep haar hond en trok haar muts tot on der haar kin, dat waren de eenige toebereid selen voor den langen nacht. Het was bitter koud voor wie er uit moesten, maar voor ons die thuiszaten, was het ook al les behalve warm en prettig. „Neen, dat heb ik nog nooit gezien," riep Sara, „lange ijske gels hangen aan 't hout dat brandt op het vuur 1" De nacht was hard om door te komen, ondanks pelsschoenen met droog hooi er in waren mijn voeten als ijsklompen. De boomen 'buiten kraakten, en op den bodem van den waterketel knapte het ijs ook. De kleine Nilsa stond in zijn slaap op en ging bij de deur zit ten. Gelukkig merkte Sara het en stopte gauw den jongen weer warm in. „Ik dacht, dat de kerstkabouter in de hut was gekomen," zei ze 's morgens, toen ze het geval vertelde. Ik kon niet goed slapen met mijn gezicht onder het bontdek, ik legde dus een wollen doek over mijn hoofd, maar dat was ook niet alles, 's morgens had ik een stuk ijs op me liggen, mijn adem was bevroren, en de doek moest uit elkaar getrokekn worden. Als men voor de warmte de muggentent spande, lag men 's morgens als in een sneeuwhuisje, de adem was tot rijp verstijfd. Ook de honden zageü wit. Onze jonge 'hond was nu zoo groot, dat hij zelf zijn slaapplaats kon kiezen; hij kroop onder mijn kin, ,zoo dicht 'bij mijn ge zicht, dat mijn adem hem warm hield. En soms, als hij 't har koud had, werkte hij zijn snoet onder den doek enm aakte mij wakker door zijn kouden neus. Om aCht uur kwam Inga met haar hond thuis. Bills haar was enkel ijskegels. Ze werd niet begroet met: „vroolijk 'kerstfeest!", nie mand zei iets, niemand beklaagde haar, van sentimentaliteit heeft het bergvolk geen last. misschien dacht zelfs niemand er aan, dat het toch wel een harde kerstnacht was geweest voor zoo'n jong kind. Ze schudde bij de deur de sneeuw van haar kleeren, hing haar pels wanten te drogen en wachtte stil op haar morgenkoffie, terwijl Ril'li vlak voor 't vuur ging liggen, de ijskegels i#t zijn haar pikte en zijn stijve pooten begon te likken. Wordtvervtlgi.) •iO"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5