Svcidju* INGEZONDEN STUKKEN. Vrijwillige Otsderêamsverzekering. mctsuAtlsctiss at ia de naar een Inkomen van 2003 cd saear. Wan neer deze personen echter een premie moesten betalen, die voldcendo zou zijn om het risico hunner verzekering te dekken, dan zouden d'e meesten in de onmogelykheid verkeeren om zich te verzekeren. f. V. .h MZiiiBèi-.; »jï3S CfflStóV Wék'^2 <cm de JiSaiif aha®» -g» ;*rvlïwï32i wuo gswasoï» Eï>iü Stóéiï sieti tams® Sassr-ai. Dto fe sf&ihht twdb'jnoa 3 :xd Izi vow des mad, duvii éj notaris tw.v 3, ©e W. Als du raad d» vottfwaarJrai w&aasïit te herzito, kuma-n B. sa W. pfeenadviee ssitbisn» gen. Een van de standpunten van B. en W. is zoo hoog mogelijk verharen. De heer Berkhout deed weer het voorstel de verhuring te doen plaats hebben door den no» taris ter plaatse. De voorzitter hamerde, en zi: dit is niet aan de orde en- de raad heeft De heer Berkhout: Art. 138 zegt, dat de raad wel degelijk heeft mee te spreken in de wijze van verhuring. Do voorzitter: ik mag toch doorspreken. De heer Berkhout: ik had anders het woord. De voorzitter: Over de keuze van een no» taris heeft de raad niets te zeggen. De heer Berkhout: Waar staat dat to lezen? De voorzitter: in hetzelfde Arta 138. We hebben echter wel hooger zaken dan deze te behartigen. De heer Berkhout: Het is een hooge zaak. De kosten zijn veel te hoog en verhuren voor 6 jaar met recht van voortgebruik is wel zeer gewen sob f. De Heer Kroon deelde mWe dat het land meestal voor 6 jaar verhuurd wordt. Ais het anders gebeurt, zijn er motieven voor. Voor goede borgen moeten we zorgen, want roeke» loosheid zouden B. en W. zelf wel eens kun» nen moeten betalen. Er is echter zoo billijk mogelijk gehandeld. Zooals het armbestuur mag de gemeente niet handelen. Vooruit betalen kan wel eens niet gaan met het oog op de begrooting. Kunstmestgebruik is reeds inheemsch. Verschillende opmerkingen werden over dit onderwerp nog gemaakt en ten slotte be* sloten een en ander voor de volgende verhu» ring, die over 2 jaar plaats heeft, voldoende onder oogen te zien. De heer Berkhout zal ook zijn voorstel tot dien tijd in petto houden. Hierna kwam aan de orde een voorstel van B. en W. om de wenschelijkheid uit te spreken dat de Langedijk één gemeente wordt Oorspronkelijk was het voorstel een besluit alt te iokken, om dit aan Ged. Staten kenbaar te maken, doch na een audiëntie, die de bur» genieesters van Z.»Scbarwoude en Oudkatspel met den commissaris gehad hebben, is geble» ken dat deze het plan heeft dit punt bij Ged. Staten aanhangig te maken. De raad, zeide de voorzitter, spreke dus alleen den wensch uit dat de Langedijk één wordt Ik geloof niet dat het nog noodig Is de gronden, die er voor zijn, mee te deelen. Wethouder Kroon: in beginsel ben ik er wel voor, doch het is voorzichtig het voor en te» gen er van voldoende te bespreken. We ge» ven ons toch niet over aan handen en voeten. Dat is voor u afgesloten, want het voorstèl van B. en W. was eenstemmig. De heer Kroon: het gaat zoo erg van een leien dakje. De heer Groen merkt op dat het punt niet op de agenda staat Het is wat onvoorbereid. Spr. zou veel gevoelen voor een spontane uiting der burgerij. De voorzitter: dit is overbodig. Er bestaat een misverstand bjj vele menschen. De ge» meenten hebben het niet in hun hand. Wan» neer alle gemeenten er zich tegen verklaren en Ged. Staten achten het in het algemeen belang, gebeurt het toch. De heer Berkhout juichte van harte toe, dat dit punt eindelijk eens met kracht wordt aan» gepakt. De juiste tijd is nu ook wel gekomen. Moesten groote dingen tot stand komen, dan werden ze opgeschort, omdat 4 gemeenten er over te beslissen hebben. Alleen zaken van urgentie kwamen ten slotte tot stand. Met het oog op groote dingen die aan de Langendijk zouden kunnen gebeuren, is het wel zeer gewenscht. Ook op het gebied van bezuiniging is er veel voor te zeggen. Spr. kon niets vinden dat er tegen zou pleiten. Bezwa» ren zijn er om overwonnen te worden. Ik ben blij dat een hooger college er over te zeggen heeft. De heer Zeeman verheugde het, dat de eerste besprekingen van de reeks die nog ko» men zal, gehouden wordt. Het is wel een historisch oogenblik. Ik meen, zeide 6preker, dat elk volkomen op de hoogte van de zaak kan zijn en dat het veelzijdig belang gevoelt wordt Veel verbeteringen zullen tot stand kunnen komen, die nu achterwege moeten blijven. Spr. vestigde het oog op de inrichting van gemeentebedrijven. De punten als brand» weer, politiewezen, waterleiding, waschinrich» ting, gemeenteslachtplaats, leeszalen voor ont» wikkeling, controle bij belastingen, betere ver» loskundige dienst gemeentelijke gezinsverple» ging enz. kunnen dan zeer zekek onder oogen worden gezien. Een groot bezwaar voor samensmelting is reeds weggenomen door de evenredige verte- genwoordiging. We krijgen nu in elk geval geen onderdrukte minderheid. Ik hoop dat - elke gemeente zich zoo spoe» dig mogelijk uitspreekt. Verder werd er door den heer Zeeman nog op gewezen dat voor administratie (burgem.» sec. enz.) in een gemeente met 710.000 onge» veer 80 ets. per hoofd wordt uitgegeven, ter» wijl dit in deze gemeente momenteel 2.22 >4 is. Ten slotte spraken allen zich voor samen» smelting uit. De heer Groen sprak daarbij zijn leedwezen er over uit, dat wat hard van stapel geloopen wordt. Voor het te houden concours door het fan» farecorps „Kunst na arbeid" werd een gouden medaille beschikbaar gesteld. Een schrijven van den Nat. bond v^n Gem.» Ambtenaren betreffende salarisherziening personeel gasfabriek werd voor kennisgeving aangenomen. De heeren Zeeman, de Jong en Berkhout zouden gaarne de lagere loonen van 20 tot 24 alsnog willen herzien, doch voorstellen dienaangaande vonden niet voldoende steun. B. en W. kwamen hierna ter tafel met een concept»tarief voor H. O. De aftrek is over» eenkomstig het raadsbeslqit bepaald op 600 en de kinderaftrek op 60. De lagere inko» mens zijn zooveel mogelijk ontlast De heer Zeeman vond het jammer dat de hoogere inkomens niet zwaarder mogen wor» den getroffen. Er is echter meer progressie in te brengen, omdat art. 243 tweede alinea zegt det vermogens boven 130.000 zwaarder kun» nen worden getroffen. Ik stel voor het inko» man dat niet uit arbeid verkregen wordt JT7.1'V'T-* - A; Afc'J'.V.j} jjafau ÏMXÏ5 «5 Dit wavd doc* dsffl YOQwrftter, de heeren Kroon en. Barkbcwri bestreden en daarna werd het voorgestelde tarief onveranderd vastge» steld De bovwvereenigiisg vroeg of de raad zich in beginsel voor den bouw van woningen wilde uitspreken en of de raad een zeker deel in de voorloopige kosten gou willen dragen. B. en W. stelden voor hierop niet in te gaan. De heeren Berkhout en Kramer stelden voor in principe zich er voor uit te spreken, doch hen tevens den raad te geven voorloopig de plannen nog niet door te zetten. De heeren Zeeman en de Jong willen door» zetten. Het voorstel BerkhoutKramer werd met 43 stemmen verworpen, waarmee het punt van de baan was en de rondvraag aan de orde kwam. De heer Kroon wil voortaan overdag ver» gaderen. De heet de Jong maakte hiertegen bezwaar, doch zou wat vroeger willen beginnen. Met dit laatste zal rekening worden gehouden. De heer Zeeman bracht hierna een reeks van punten aan de orde: le. Kan bevroren rundvleesch beschikbaar komen? 2e. Wenschea B. en W. rijst ïe betrekken, welke door de ver. van gemeenten is aaagc» kocht. 3e. Woilea dekens van het leger zullen er wel niet meer zijn, doch willen B. en W. er hun aandacht aan wijden ais er werkpakken komen? 4e. Herstelling van de brug achter de kerk is nog niet gebeurd en het is wenschelijk, dat naast de kerk een straatje komt 5e. Kleine kinderen rocken sigaretten, wat zeer schadelijk voor hun gezondheid is. Ver» bodsbepalingen omtrent verkoop van sigaret» ten aan kinderen zijn dan ook wel gewenscht 6e. Kunnen de bescheiden die de gemeente heeft betreffende de inrichting voorwaarden en bepalingen betreffende de werkeloczenkas bij de raadsleden circuleeren? 7e. Het salaris van den lynwerker is be» paald op 1300. Door wien art. 136 zegt dat de raad dat behoort te doen. Op de begrooting staat 1600. 8e. Er ontstaan ondiepten door het in sloot werpen van onreinheden als asch enz. Qptre» den daartegen is gewenscht 9e. Opruimen van de sneeuw van den open» baren weg zou een punt van veel belang zijn, Als elk het voor zijn huis doet ie het spoedig weg. 10e. Er beerscht een misverstand omtrent het loon van het personeel van de liehtbedrij» ven; is de veerhooging va ndit jaar loon of duurtetoeslag? Kan het reglement van orde, de plaatselijke verordening, het huishoudelijk reglement enz. bij de lden circuleeren, om meer met de in» wendige organisatie bekend te komen? De voorzitter zal in de volgende vergade» ring op de verschillende vragen antwoord ge» ven. Ten slotte nog het voorstel van de heer de Jong om de loonen van 20, 22 en 24 van het personeel van de gasfabriek te herzien, welk voorstel gesteund werd door de heeren Zee» man en Berkhout. Dit voorstel ging naar B. en W. om prae» advies, waarna de vergadering om half twaalf werd gesloten, om over te gaan in comité. (Buiten verantwoordelijkheid van de Reaactiê Ue opname ui deze rub nek bewijst geenszins, dat de Redactie er mede instemt.) VRIJWILLIGE OUDERDOMSVERZEKER1N G. Vanaf den datum van het in werking treden der Ouderdomswet 1919, zijnde 3 December 1919, is ieder Rijksingezetene, die den leeftijd van 35 jaar nog niet bereikt heeft en die zelf of wiens echtgenoote niet is aangeslagen in de Inkomstenbelasting naar een inkomen van 2000.of meer, in de gelegenheid gesteld zich een rente te verzekeren, uit te keeren na het bereiken van den 65»jarigen leeftijd. Deze rente bedraagt naar keuze 3, 4, 5 of 6 per week. De daarvoor te betalen premis houdt verband met den leeftijd en met het verzekerde bedrag oer r-cite. Inlichtingen daaromtrent -ijn te verkrijgen ten kantore van den Raad van Arbeid of op aanvrage achrifte» üjk. Bij overlijden van 'den verzekerde, mits niet binnen drie jaar na het sluiten der verzeke» ring, wordt een bedrag van 100 uitgekeerd. Ook voor hen, die op 3 December jJ. reeds den leeftijd van 35 jaar hadden bereikt, doch noch niet dien van 65 jaar, is gedurende vier jaar na het in werking treden der wet de gele» genheid opengesteld zich eene rente na het be» reiken van den 65»jarigen leeftijd to verzeke» ren. Voor de hier bedoelde personen moet on» derscheid worden gemaakt tusschen hen, die niet in loondienst zijn, en hen die wei in loon» dienst zijn. De eersten kunnen zich een rente verzekeren van 3 per week tegen betaling van een weekpremie van 39. Ook in dit ge» val wordt' bij overlijden, mits niet binnen drie jaar na den aanvang der verzekering, 100.-— uitgekeerd. Degenen, die in loondienst zijn en dus verze» keringsplichtig ingevolge de Invaliditeitswet, kunnen zich eveeneens verzekeren tegen beta» ling van een weekpremie van 39. De rente» uitkeering na het bereiken van den 65»jarigen leeftijd evenals de uitkeering bij overlijden, indien de verzekering ten minste drie jaren heeft geduurd, wordt bepaald door het bedrag der premie in verband met den leeftijd bij toe» treding tot de verzekering. De personen, die reeds 35 jaar of ouder zijn, mogen niet zijn aangeslagen in de vermogens» belasting, noch in de inkomstenbelasting naar een inkomen van 2000 of meer. Zij, die gedurende het bovenvermelde tijd» vak van 4 jaar niet in de gelegenheid zijn tot de verzekering toe te treden, omdat zij de voormelde weistandsgrenzen overschrijden, verkrijgen op grond van art. 10 2e lid der Ouderdomswet 1919 de bevoegdheid zich als» nog te verzekeren, zoodra zij niet meer aan die welstandseischen voldoen, d. w. z. dat zij niet meer in de vermogensbelasting erf in do inkomstenbelasting naar een inkomen van 2000 of meer zijn aangeslagen. De Voorzitter van den Raad van Arbeid te Alkmaar, s M. J. Th. VAS DIAS. Let het voöge stak werd reed» aangekondigd eene bespreking van de vrijwillige ouderdoms- verzekering, geregeld in de Ouderdomswet 1010, welke op 3 December jd. in werking is getreden. Hierbij is du® het stelsel gevolgd van hen, die niet tegen verzekering gekant zijn; doch die er niet van gediend zijn, dat door den Staat eene verplichting tot verzeke ring wordt opgelegd Zeer verschillend zijn de verwachtingen, iwedke de verschillende personen, die zich zoo wel in als buiten de volksvertegenwoordiging over het beginsel van vrijwillige verzekering hebben uitgelaten, omtrent het al of niet sla gen van de ouderdomsverzekering koesteren. Terwijl de minister, die het wetsontwerp voorstelde, vrij optimistisch gestemd is en meent, dat de rechten, welke de Invaliditeits wet aan de verplicht verzekerden toekent, voor anderen een aansporing zullen zijn, om zich vrijwillig te verzekeren, zijn er anderen, die twijfelen, of de vrijwillige verzekering wel levensvatbaarheid zal blijken te bezitten. Daartegenover staan, weer' anderen, die uit pure menwhenliefdo hopen, dat de vrijwillige ouderdomsverzekering zal mislukken Hoe het ook zij. het is wol te verwachten, indien de politieke constellatie ni.ot onver wacht» gewijzigd wordt, dat we voorloopig de wet tot regeling van de vrijwillige ouderdomst verzekering zullen behouden. 'Daarom is het ook van belang, dat bekend, is, wat, bedoelde wet eigenlijk inhoudt. Het doel van de wet is aan ieder, die zich verzekerd heeft, na het bereiken van den 65- jarigen leeftijd een rente te waarborgen. Wie kan zich verzekeren volgens deze wet? Ieder Rijksingezetene, die den leeftijd van 35 jaren nog niet bereikt heeft en die zelf of wiens echtgenoot uiet i® aangeslagen in do Rijkain- komstenbelasting naar een inkomen van 2000 of meer. In het oorspronkelijke wetsontwerp was opgenomen, dat iemand den leeftijd van zes tien jaren reeds moest hebben bereikt, om een verzekering te sluiten. Tengevolge van een wijziging, voorgesteld in de Tweede Kamer der Staten Generaal, is echter de leeftijds grens van 10 jaar vervallen, zoodat than® een kind reeds bij de geboorte kan worden verze kerd. Dit is natuurlijk een groot voordeel, daar de premie geringer is, naarmate de ver zekering op jeugdiger leeftijd gesloten wordt, lik vermoed dan ook, dat vele ouders, die er voor willen zorgen, dat hun kinderen later recht op een uitkeering 'kunnen doen gelden, ze zoo spoedig mogelijk «uilen verzekeren. Bovendien is door het wegvallen vaa den leeftijdsgrens van 16 jaar, de gelegenheid om tot de vrijwillige Ouderdomsverzekering toe te treden, in de toekomst vrij wel algemeen, daar het wel niet veel zal voorkomen, dat jeugdige kinderen reeds zijn aangeslagen in do Rijks tak o.mstenbai as ting naar een inkomen van 2000 of meer. Sommigen schijnen echter te vreezen, dat, wanneer iemand in de verzeke ring is opgenomen en zijn inkomen later van dien aard wordt, dat hij in de Riij'kstakomsten- belasting wordt aangeslagen naar een bedrag als bovenvermeld, de verzekering dan vervalt en de betrokkene du» eigenlijk de voordeeien der verzekering missen zou. Deze vrees is echter ongegrond. Alleen bij de toelating tot de verzekering mag de betrok kens niet de bovenvermelde weistandsgrens overschrijden; toeneming van hot inkomen, nadat de verzekering is ingegaan, hooft op de rechten van de verzekerden absoluut geen in vloed. De verwachting, dat oen kind in de toekomst zooveol zal gaan verdienen, dat het wordt aangeslagen naar een inkomen van 2000 of meer, behoeft de ouders dus niet. te weerhouden om het reed» te verzekeren op jeugdigen leeftijd. De bovenvermelde personen kunnen zich verzekeren voor een rente, naar keuze van den verzekerde, van 3, 4, 5 of 6 gulden per week. Behalve de uitkeering na het bereiken van den G5-jarigen leeftijd is aan de verzekering bovendien nog het voordeel verbonden van een uitkeering van 100. uit te keeren bij het overlijden van den verzekerde. Het recht op die uitkeering ontstaat echter pas, als het overlijden niet plaats vindt binnen drie jaren nadat de verzekering werd gesloten. Bij deze «oort van verzekering ta dus ge combineerd het recht op een wekelijkse ka uitkeering bij het -bereiken van een bepaalden leeftijd en een uitkeéring bij overlijden. Voor deze uitlkseringen moeten door den verzekerde een premie worden betaald. Het 'bedïag dier premie is in de eerste plaats af hankelijk van het bedrag der wekelijksehe rente, dat men zich verzekeren wil, en in de tweede plaats van den leeftijd van den ver zekerde bij' het aangaan der verzekering. Hieruit blijkt), dat het van belang ia de toe treding tot de verzekering niet uit te steller.; hoe jonger, hoe geringer de premie. Wie nadere gegevens wenscht omtrent het bedrag der te betalen weekpremie,'wende zich tot den Raad van Arbeid, die steeds bereid is, ook op .schriftelijke aanvrage, volledige in lichtingen te verschaffen. Op een andere omstandigheid wensch i'k hier nog te wijzen. Sommigen schijnen te meenen, dat, waa neer een persoon, die reeds op jeugdigen leeftijd verzekerd is ingevolge de Ouderdoms wet 1919, later verzekeringsplichtig wordt in gevolge de Invaliditeitswet, omdat hij in loondienst gaat, dan de verplichte verzeke ring een nadeeligen invloed uitoefent op de voordeel en, welke uit de vrijwillige ouder- diomusverzekering voortvloeien. Deze meaning is echter ongegrond; integendeel die persoon verkeert in zeer gunstige positie, daar hij de voordeeien, die beide wetten bieden, ten volle kan genieten. Dit ie trouwens ook niet meer dan billijk, daar volgens beide wetten premiën voor of door hem worden betaald), die ten volle het risico der verzekering dekken. Wanneer de gelegenheid om zich te verze keren alleen was opengesteld voor personen, die op 3 Dec. 1919 nog niet den leeftijd van 35 jaar hadden bereikt, zouden zeer velen van de voordeeien van de wet zijn verstoken. Daarom is in artikel 24 der Ouderdomswet ook voor hen, die den leeftijd van 35 jaar hebben bereikt, doch nog niet dien van 65 jaar, de mogelijkheid geopend om zich ge durende vier jaren na het in werking treden van de wet, zijnde 3 December 1919, eene rente ta verzekeren voorzoover zij of hun eehtgsneot niet «ij* a**#MÜ.a4rm i* de ver- v oor hen is dan ook het bedrag dier premie gelijk gesteld aan de premie die een 34-jarige moet betalen, wat zij daardoor te weinig be talen, legt de Staat bij. In verband hiermede is bepaald, dat zij zich slechts kunnen verze keren voor een rente van 3 per week, uit te keeren na het bereiken van d'en 65-jarigen leeftijd. De premie daarvoor bedraagt 0.39 per week. Sommigen schijnen te meenen, dat, waar de wet gedurendee vier jaren de gelegenheid open laat om zich te verzekarn, zij nog wel den tijd hebben. Wanneer zij och tor meenen, daardoor minder premie te moeten betalen, dan hebben zij het mis, want in artikel 24 komt nog de volgende bepaling voor: „Dé verzekering wordt geacht een aanvang te rfomen op den dag, waarop deze wet in wer king treedt". Ook al geeft degene, die 35 jaar of ouder is, zich pas over eeuigen tijd' op, de premie moet worden betaald: van 3 December 1919 af. Soms wordt de vraag gedaan, of hij, die geen Nederlander is, zich ook kan verzekeren. Die mogelijkheid bestaat, maar wanneer hij 35 jaar of ouder is, moet iiij aantoonen, dat hij gedurende zes jaren, onmiddellijk aan het in werking treden der wet voorafgaande, zijn woonplaats of zijn hoofdverblijf binnen het Rijk heeft gehad. Uit hetgeen vooraf gegaan is, blijkt, dat de Staat voor de verzekering van laatstbedoelde personen, heeft 'bij te passen en wel meer, naarmate de verzekerde op 3 December j. 1. reeds ouder was. Daarom heeft de wetgever ook een onderscheiding gemaakt. De bovenvermelde renteuitkeering van 3 per week, waarbij nog komt een uitkeering bij overlijden van 100, indien de verzeke ring minstens drie jaar heft geduurd, kun nen zich allen verzekeren, zij, die niet tevens verplicht-verzekerd zijn ingevolge de Invali diteitswet. Immers ook voor de verplichte verzekering ingevolge laatstbedoelde wet zijn de premiën ontoereikend om het risico der verzekering te dekken, wanneer de betrokke ne reed's 35 jaar of ouder is. Yoor dozen moet de Staat dus reed» bijpassen voor de verplichte verzekering en daarom werd' het ongewenscht geacht om voor diezelfde perso nen ook nog een staatsbijdrage te geven voor de vrijwillige verzekering. Daarom is bepaald in art. 25 der wet, d'at degenen, die reeds 35 jaar zijn of ouder en tevens verplicht verzekerd zijn ingevolge de Invaliditeitswet» zioh wel vrijwillig mogen verzekeren ingevolge de Ouderdomswet, ter wijl de weekpremie voor hen eveneens 0.39 bedraagt (daarin onderscheidt deze verzeke ring zich niet van die voor personen, die niet verplicht verzokerd zijn) doch het bedrag der rente, uit te keeren na het bereiken van den 65-jarigen leeftijd', evenals de uitkeering bij overlijden, voorzoo ver de verzekering reeds drie jaar geduurd heeft, wordt bepaald door het bedrag- dear premie in verband) met den leeftijd bp toetreding. Hoe dichter de verplicht-verzekerde den leeftijd van 65 jaar reeds ie genaderd, hoe minder beteekenis de vrijwillige verzekering voor hem zal hebben. Boven is reeds aangegeven, dat zij, die den leeftijd van 35 jaar reeds hebben bereikt, of overschreden, geen voordeel er van hebben, dat, zij nog wachten, om tot de verzekering toe te treden; er kan nog aan worden toege voegd, dat zij wel nadeel van latere aanmel ding kunnen hebben. Volgens aTt. 32 van meergenoemde wet gaat de Tente in op den eersten da? der week, waarin de verzekerde den leeftijd van 65 jaar bereikt,. Daaruit volgt dus, dat iemand, die bijna 05 jaar is, slechts enkele premiën heeft te betalen, oin, zoodra hij 05 jaar is, de rente te genieten van 3 per week. Stelt de betrokkene echter de toetre ding tot de verzekering uit, tot na 3 Decem ber 1921, dan gaat de rente niet in bij het 'be reiken van den 05-jarigen leeftijd; doch even veel weken na het bei-eiken van dien leeftijd, als de vor-ze'kering later dan 3 December 1921 is aangegnai'.. Daarom zon ik ieder, die reeds 35 jaar of ouder is, aanraden, spoedig tot do verzekering toe te treden, voorzoo ver zij niet reed» verplicht- verzekerd zijn. Dege nen, die reeds verplicht verzekerd' «ijn, «ou den eerst een» kunnen infoxmeeren, welke uitkeering zij bij het bereiken van den 65- jarigen leeftijd zullen krijgen, om dan te overwegen, of zij tot de vrijwillige verzeke ring zullen toetreden. Voor degenen, die nog niet 85 jaar oud zijn, spreekt het vanzelf, dat het voor hen voor- deelig is ami zoo spoedig mogelijk toe te tre den, daar de pTemie met het toenemen der jaren stijgt. Met hetgeen vooraf is gegaan z;ju behan deld de personen, die op 3 December j.l. nog niet den leeftijd van 65 jaar hadden bereikt. Maar nu degenen, die op 3 December j.l. reeds 65 jaar of ouder waren? Deze hebben recht op een rente van 3 per week, mits a. zij zelf of hun echtgenoot niet zijn aangeslagen in de vermogensbelasting over het belastingjaar eindigende 30 April 1919. b. zij zelf of hun echtgenoot over het loopende of voorafgaande belastingjaar met zijn aangeslagen in de inkomstenbelasting naar een inkomen van 1200 of meer; c. zij, die niet hoewel tot arbeiden toe in staat, hebben nagelaten regelmatig door ar beid in de behoeften van henzelf en hun ge zinnen te voorzien. Ook is nog voorzien in het geval, dat iemand, die reeds 05 jaar of ouder is en geen recht op rente heeft, omdat hij in do vermo gensbelasting i« aangeslagen of in de inkom stenbelasting naar een inkomen van 1200 of meer, later financieel achteruitgaat, zoo dat er dan geen termen meer aanwezig zou den zijn, om 'hen de rente van 3 per week te onthouden. Deze persoon kan dan alsno-g aanspraak op rente doen gelden, maar de ren te -gaat dan in op den datum, waarop hij zijn aanvraag om rente op grond van financieelen achteruitgang indient. Sommigen schijnen te meenen, dat nu ieder, die maar niet te veel inkomen heeft, na het bereiken van den 65-jarigen leeftijd recht heeft op een rente van 3 per week en dat zij zich door het aangaan van een vrij willige verzekering nog een bedrag boven die 8 kuiUMU verzekeren. Deea meaning ie ten aensiMxels «ajutek Izier, dia ac-g gesn jaar is on zich bij het bereiken van dien leef tijd een rente wil zien toegekend, moet be ginnen met tot de vrijwillige verzekering toe te treden. En premievrije uitkeering bestaat voor hen niet. Nog een opmerking over de rente, zoowel voor hen, die reed» 65 jaar zijn, als voor hen, die thans reeds 35 jaar of ouder zijn. Wan neer man en vrouw beiden recht op een rente van 3 per week zouden hébben, dan wordt het bedrag voor elk verminderd tot 2.50, dus samen genieten zij dan 6. Houdt een der echtgenooten op rentetrekker te zijn, bijv. door overlijden, dan wordt de rente van den anderen echtgenoot verhoogd tot 8 per week. Zijn de verzekerden op den datum vau toe treding nog niet 35 jaar oud, dan genieten man en vrouw natuurlijk beiden hun rente onverkort. Een moeilijkheid schijnt voor velen te zijn de bepaling van art. 10 2e lid der Ouderdoms wet 1919. Velen lezen daaruit, dat zij, hoewel reeds ouder dan 35 jaar, zich een rente kun nen verzekeren van meer dan 3 per week. Deze bepaling geldt echter alleen voor hen, die bij het in werking treden der wet 35 jaar of ouder zijn en in goeden doen verkeeren, zoodat zij niet tot de verzekering kunnen toetreden, omdat zij de in de wet gestelde weistandsgrenzen overschrijden. Komen deze personen later in minder gunstige omstan digheden te verkeeren, zoodat bun aansla? in de vermogens- of inkomstenbelasting geen beletsel meer is voor hun toetreding tot da verzekering, dan kunnen zij zich alsnog ver zekeren voor een renteuitkeering van 3, 4, 5 of 0 gulden per week, maartegen een premie, die verband houdt met hun leeftijd op den datum van toetreding en die dus uit den aard der zaak hoog moet zijn. Het is dan ook de vraag, of van deze gelegenheid om zich te verzekeren veel gebruik zal worden gemaakt. Thans nog iets over de premiebtaling. a. Wanneer iemand gedurende drie jaar of meer premie heeft betaald en het hem dan onmogelijk wordt de verschuldigde premie te voldoen, daar hij blijvend invalide is, wat dan te doen? De verzekerde heeft zich dan te wenden tot het bestuur der Rijksverzekerings bank met het verzoek om te worden ontheven van de verplichting tot premiebetaling. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt da verzekerde toch geacht de premie te hebben betaald en 'behoudt hij het recht ap alle voordeeien, welke de wet biedt. b. Wanneer iemand zich in de verzekering heeft doen opnemen doch later de betaling om de een of ander» reden buiten die onder a genoemd niet wenscht voort te zetten, kan hij te allen tijde de premiebtaling doen eindigen. Door het bestuur der Rijksverzekeringsbank wordt hom dan een bewijs uitgereikt, vermel dende het bedrag der rente, waarop de ver zekerde bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd recht heeft, wel'k bedrag verband houdt met de reeds betaalde premiën. Het recht op de uitkeering van 100 b'ij overlijden gaat echter in dit geval verflozen. c. De verzekerde, die 10 achtereenvolgen de vervaldagen in gebreke is gebleven, de pre mie te betalen, wordt geacht de premiebeta ling te hebben doen eindigen. Te zijnen aan zien wordt dan gehandeld als onder b ia ver meld. Degene, die van het bestaür der Rijksver zekeringsbank een bewijs heeft ontvangen al» onder b is aangegeven, kan later do verzeke ring weer herstellen door het betalen van een inkoopsom. De wijze, waarop de premie zal worden be taald, is nog niet vastgesteld. Het is wel zeer gewenscht, dat de premiebetaling zoo ge makkelijk mogelijk geregeld wordt. Misschien wijst de volksverzekering, waarbij de premie regelmatig wordt) opgehaald, hier wel da richting aan, waarin een oplossing kan wor den gezocht. Ten «lotte wensch ik nog één belangrijke bepaling der Ouderdomswet 1919 te behan delen en wel artikel 4 sub 3 „De uit deze wet voortvloeiende administratiekosten 'komen ten laste van het Rijk". Men late zich du» niet van de wijs bren gen door hen, die beweren, dat de premiën voor de vrijwillige ouderdomsverzekering veel te hoog moeten zijn, omdat er zooveel voor de administratie moet worden betaald; eigefa&xdig ia daarbij wel, dat dezelfde per soon dan later beweert, dat hij wel wist, dat do administratiekosten werden gedragen door het Rijk en dat do verzekerden daaraan dus niets mede behoeven te betalen. Trouwens dat de sociale verzekering wordt bestreden met een beroep op de hooge admi nistratiekosten is geen vreemd verschijnsel. Dat hebben ook zij ondervonden, die waren belast met de uitvoering van de Ongevallen wet 1901. Ik meen niet»' te veel te zeggen, wanneer ik beweer, dat de werklieden deze wet hebben loeren waardeeren. En toch, hoe dikwijls heeft de Rijksverzekeringsbank nipt bloot gestaan aan het verwijt van omslachti ge administratie en hooge administratiekos ten? En wat bleek? Dat juist degenen, die het hardst schreeuwden over die dure Rijks verzekeringsbank en die meenden, dat parti culiere maatschappijen de zaak veel beter konden regelen, hard 'bezig waren, om de rechten van den werkman te verkorten, door ongevallenverzwijging. Wie daarover meer wenscht te weten, raadplege bijv. het werk van J. E. W. Duys„De mislukking van het Particulier Initiatief en de Risico Over dracht in zake sociale verzekering". In ieder geval staat voor de vrijwillige ouderdomsverzekering vast, dat die admini stratiekosten niet behoeven af te schrikken om tot die verzekering toe te treden. Wal zitten do administratiekosten voor de verplichte invaliditeitsverzekering in de premie en daarbij is het dus gewenscht, dat onnoiodige uitgaven worden vermeden, hoe wel het moelijk zal zijn, om personen als bo ven geschetst tevreden te stellen. Er wordt wel geschreeuwd over hooge administratie kosten, maar geloof nu niet, dat diezeUde menschen gaarne zouden zien, dat de admi- nistratikosten gering waien. Neen, dat liefst niet, want dan wordt de kans veel groioter, dat de thans ingevoerde wetten slagen en dat is juist iets, wat zij uit alle maoht zouden betreureu. Daarom is het maar het beste, dergelijke personep links te laten liggen, hoewel het m. i. geen aanbeveling verdient, om bestrijding der wetten up grond van on juiste motieven enz. onbeantwoord te latsn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 6