Hsiderl trn n tvtktt^sti ihrsng.
Din-dug: 27 Jannari
I itreikiug Broodkaa* ten.
flUILLETOfl.
De Hoove in't Brook.
in*
STADSNIEUWS.
8)
Den volgenden dag komt de spiritus, in
achtste vaatjes afgetapt, twee aan twee met
een touw samengebonden om zoo maar even
over je nek te hangen. Maar wij wachten op
ndeuwe maan en wind. En de Straschniks aan
den overkant beginneu te patrouilleeren en
nog eens te patrouilleeren, want die weten
ook wel, als net heldere maan i« en het water
goed verlicht, dan kunnen zc weer uislapen.
En je vader zegt tegen me: „Samelek, we
zullen de booten maar in orde maken, warn
tegen den nacht zal het gaan waaien, want de
zon is geheel rood ondergegaan." „Mooi zoo,
heer," zeg ik, en wij dragen allea in de boo
ten, de vaten spiritus, de roeiriemen en de ge-
weren. En we hadden vier booten, voor ieder
een, en allemaal van eikenhout, zoodat er
geen kogel doorheen ging. Maar de dollen
omwikkelden wij met natte lappen, want als
een roeiriem piept, dan kun je dat door het
watergekabbel heen aan den anderen oever
hooren. En je moeder loopt rond als een
kloek, wanneer haar jonge eendjes te water
gaan, fauilt in stilte en smeekt met de oogen,
want om hardop iets te zeggen, dat durft ze
niet zoo, totdat je vader haar beveelt in huis
te gaan. Wij vlug in de booten, je vader, Wil-
lem, Adamek en ik. De wind is opgekomen, de
golven hebben al witte koppen en de Raygrod
maakt een lawaai, dat je je eigen woorden
niet verstaat. En wij roeien en roeien steeds
met alle vier de booten dichtbij elkaar en
wachten op het teeken. Want je moet weten
dat wij maar moesten uitvisschen waar de
Straschniks lagen en in welke van de vijf
bochten Morek s mannetjes op ons wachtten.
Want Morek had zijn spionnen, die hem alles
kwamen vertellen wat de commandant bevo-
len had en hoeveel man moesten uitrukken en
waar naar toe. Zoodra hij dat te weten waa
Ho* aan van zijn luiAjsa in aan
lavv Eslpfl wal *«ana3nljfc JMW la eal?
boom en trok eventjes de schuif van v66r zijn
dievenlantaarn weg, z66 eventjes maar als
een sterretje kan opschitteren, maar voor ons
was het genoeg, want wij wachtten erop en
haddcn goede oogen. Als eenmaal het teeken
kwam, dan was alles in orde. Wij voeren stil-
letjes naar den oever. Morek en zijn mannen
namen de spiritus over en hoe die verder er
doorheen kwamen dat was ons een zorg
Maar als de man in den boom het teeken twee
maal kort na elkaar gaf, dan was er in dien
nacnt nicts te halen en dan konden we met
onze booten terugkeeren."
„Maar dat was dan toch niet erg gevaar
lijk, maar doodeenvoudig," zei Jan teleurge-
gesteld. Hij had na de uitvoerige inleiding
iets veel spannenders verwacht.
Guzek glimlachte.
„Neen, Heer, wat ik je hier nou net vertelc
heb, daar was niet veel gevaar bij dat was om
zoo te zeggen een pleziertochtje. Maar dik-
wijls ging het anders dan floten de kogels om
je hoofd of we vochten man tegen man en
moesten blij toe ziin als we booten en al in
den steek konden laten en den weg terug-
zwemmen die we gekomen waren. Je vader
heeft eens een heelen nacht en een dag in de
biezen gestaan, tot zijn hals in het water, en
de Russen met onze booten voeren maar rond-
om hem heen. Als een eend heeft hij moeten
duiken, want ze doorzochten elken struik tot
dat ze eindelijk geloofden dat hij verdronken
was.
Wij geloofden het ook en je moeder schrei-
de en jammerde totdat hij den .volgenden
nacht terug kwam. Hij was tusschen de Rus
sen doorgeslopen, hoewel ze overal aan den
oever groote vuren hadden aangelegd en toen
waa hij om het meer heen naar nuis gekomen
Ja, zoo eenvoudig was dat nog niet, man-
netje. Na zoo'n nacht was het dan weer groot
gejammer hoe we ter wereld de booten terug
zouden krijgen, want zonder de booten waren
we geen oortje wsard. De Russen hadden ze
aan elkaar gebonden en er twee man ala
wachtpost bijgezet. Nou eens op een keer(
heeft je vader zich werklaad ala 1sa<i1er>par
februDnm. Spr. wQfta op mn vroof proefveld
toen is hij naar ze toe gekomen, tenvijl zij bij
hun vuur zaten. Eerst waren ze heel wantrou-
wig, maar toen dronken ze van z'n schnapps
en verelden wat 'n zwaren dienst ze hadden
en zoo allerlei tot ze insliepen, want in de
schnapps zat natuurlijk een slaapmiddeltje.
Maar je vader haalde zijn vijl uit zijn zak,
vijlde de kettingen door en weg was hij met
zijn booten. Den tweeden keer ben ik ge-
gaan met Willem. Toen waren er geen twee
Straschniks, maar de commandant had er
vier bijgezet. Toen moesten we natuurlijk
ieder eerst twee keer schieten en toen blik-
semsnel met de booten ervan door, voordat
van de nabijgelegen wachtpost hulp kwam."
Jan's bloed stolkte in zijn aderen.
„Hebben jullie die arme kerels zoo kalm
weg omgebracht?"
Guzek haalde zijn schouders op.
„Ja, heer, wat moesten wij doen? Onze boo
ten moesten we toch lerughebben. Als er maar
twee Straschniks hadden gestaan, dan waren
we stilletjes naar ze toegekropen en hadden
ze gebonden. Dus het was toch hun eigen
schuld."
„En had dat dan nooit gevolgen, ik bedoel,
heeft de Pruisische regeering zich daar nooit
om bekommerd?"
„0, iawel, Heer, want de Russen hadden
ons natuurlijk aangeklaagd. De landraad is
een paar keer bij ons geweest, maar toen wa
ren we nog in goede verstandhouding met on
ze overheid, want naar Pruisen hebben we
nooit wat over de grens gebracht wat verbo-
den was, hoe dikwijls Morek ons daarmee ook
aan onze ooren zanikte en ons voorhield hoe
veel we daarmee verdienen konden. Je vader
lachte dan altijd maar en zeide: „Nou, Mo
rek, dat zou toch wel een slechte wolf zijn
die de schapen wilde stelen bi den boer op
wiens veld nij zijn leger heeft De land
raad nam ons in verhoor en vroeg een en an
der en zond daama zijn verslag aan de re
geering te Gumbinnen. Maar ze hebben van
daar nooit wat terug laten hooren, want het,
komit er maar juist op aan hoe iemand een
vuMtUg opmimw! Ea da Suwan dadan al tut
*!«f op, ut, ala men kht ao*gft da julrta ba*
PROVINCIAL NIEUWS.
zoo, of liever, ze hadden eerst net zoo gedaan,
toen onze landraad zich bij hen beklaagde,
dus ze hoefden zich niet te verwonderen als
onze landraad ook bij zijn onderzoek nooit iets
te weten kwam. Maar nu ia bet helaas heel
anders geworden 1 Nu kruipen ze hier bij ons
dadelijk in hun schulp als die lui daar aan
den overkant den moud maar open doen en
wij komen dadelijk in de kast als hij zoo'n
Straschniks maar even schuin aankijken. Ja,
kerel, zoo veranderen de tijden
Samuel Guzek zweeg en keek nadenkend
in het uitdoovende vuur, als maakte hij aller
lei vergelijkende beschouwingen over het he-
den en het verleden.
Maar zijn jonge metgezel zat onbewegelijk
en aderade ternauwernood om hem in zijn ge-
daChten niet te storen. Een geheel nieuwe we
reld had zich voor hem geopend, een wereld
vol avonturen en gevaren, en het was alles
werkelijkheid geworden, waarvan hij in vroe-
gere dagen soma wel eens gedrooma had. In
deze gewelddadige wereld was veel wat zijn
door lange gewoonten week geworden gemoed
afschrikte. Gij zult niet doixlen, had hij op
school geleerd en nu hoorde hij van dien
ouden man, dat zijn vader en ziin broedcrs die
hem toCh door de banden des bloeds het naas-
te atonden op deze wereld, bij hun ruw hand-
werk een menschenleven evenveel waard had
den geacht als den snel voortschrijdenden
wandelaar den worm, die in het stof der we
gen onder zijn voet geraakt. Hij kreeg bijna
berouw dat hij zoo bereidwillig uit ziin vreed-
zaam leven was opgesprongen, want op den
achtergrond der toekomst stona iets waarvan
hij gruwde, een werk der wrake, dat voor hem
was weggelegd.
„Zeg Guzek, heeft jullie geweten je dan
nooit aangeklaagd, dat julile zooveel men-
achenbloed hebt vergoten
De oude knecht richte zich op en atreek
zich over het voorhoofd.
„Ons geweten?.... Neen! Mij ia er tenmin-
ate nooit een in den droom verschenen van de
velen, die ik naar de andere wereld heb ge-
hftlpwi. Hm kan j# aan sulfa* audi* w«-
daad aan vooNfal van B. as W. fa. 5i*d
in <3e A km. Co urant een berioht gelesen,
waarin men bet list voorkomen, alaof de wet
houder was oxn-gedraaid. Daarvan ia geen
eprake. Er ia hier een geheel nieuw vooratel.
dat nooit in de raadevergadenring ie geweest
en absoluut niet# -met het andere te maken
had. We komen alleen op een vroeg er geno
men besluit terug.
gen Staat er niet in den bijbelOog om oo,
en tand om tand En hebben zij dan ook nil
op on* geschoten en ona naar het leven ge
staan? Geloof je soma dat ze ons gespaard
uauden ais zij ons te pakken hadden gekre-
gen? Moet ik ie eens vertellen hoe de com
mandant van de Straschniks ons met vfjftien
man op den Deugosser weg op Pruisisch ge-
bied heeft liggen opwacbten toen we van de
bruiloft van Kasum kwamen? Gelukkig kwam
er een Kleine jongen aanloopcn, die ons waar-
schuwde juist toen we op aen wagen klom-
men, anders waren wij in dien nacht alien
ouigeKomen, want we hadden geen geweren
bij ons! Of moet ik je vertellen hoe de com
mandant ons eens een nacht en een halven
dag in ons huis heeft belegerd, omdat hij ge-
zworen had, dat hij zich zelf zijn recht zou
halen nadat hij geen recht gevonden had bij
de Pruisische regeering? Je kunt er op aan,
dat ze ons toen zeker allemaal in huis afge-
maakt zouden hebben als hun plan gelukt
was. Maar de lieve God heeft het niet gewild,
want juist in dien nacht mocst ik opstaan om
water te gaan drinken omdat ik's avonds eea
half dozijn haringen had gegeten. Terwijl ik
voor raam sta, zie ik ze over de sneeuw aan-
komen. 'k in mijn hemd barrevoets over de
plaats om je vader en je broers te wekken en
toen ze aan de poort waren gekomen, en de
honden aansloegen, lagen er al vier van hen
in de sneeuw. Toen zijn ze natuurlijk omge-
kcerd, maar nog driemaal hebben ze gepoogd
achter een sleae vol hout bij ons te komen.
Wij schoten maar raak en je moeder die
laadde maar steeds de geweren en als je va
der niet zoo gek op buksen was geweest, dat
hij elke huks locht die hem beviel, dan had
den wij ons de bende niet van den halt kun
nen houden. Tne alotte toen ze zagen dat ze
niets konden uitrichten, zijn ze afgetrokken.
Maar eerat hadden ze onze groote achuur m
brand gestoken en wachtten totdat die deug-
delijk in vlammen opging. Geen atuk vee heb
ben we kunnen redaen en het waa ellendig de
arme beeaten te hooren brullen. Je hart
draaide er van oral.
(Worift vwrvolgd.)
astls Cut
De DIREOTEUR ran hat DISTEIBTJTIE-
BEDRIJF dealt aan belang'hebbendea made,
dat zij die ▼eriuimd hebben hun Broodkaar-
ten af te halen daze a 1 snog kunnen ha leu bp
WOENSDAG 28 JAJNUARI 1920 van de.
namiddaga TWEE TOT VIER UUK an wel
voor de legitimatienummar.:
10000 aan de Niewesloot, hoofd dar school
de heer A. Wijn.
0001 en daarboven aan den Koningiweg,
hoofd dar echool de heer P. Schipper.
HOE KAN HET BEDRIJF WIN6T-
GEVEND GEMAAKT WORDEN!
(Varvolg.)
Kan hat bewaren van ier nog ander® Bpr.
chtte het het beste, boo mogelijk de ier direct
over het land te brengen, ieta wat vooral op
zandgronden mogelijk ie.
Geeft i....a een dier meer eiwithoudend voer,
dan de waarde van de vloeibare uit-
werpselen nog meer.
Bpr. kwam hierna tot den aanleg van graa
land. Hiij betwijfelde of het veranderen van
bouwland tot graaland wel strekte om het
bedrijf meer winatgevend te maken. Ala men
een etuk bouwland bij zijn graaland heeft en
daax-op veevoeder verbouwl, krijgt 'men onge-
veer 2 maal zooveel veevoeder dan bij gebruik
ala graaland. Wel zijn er meer zorgen en meer
bewerking voor noodig, maar het heeft ook
nog andere voordeelen. In de toekomat zal
men zich waarschijnlijk meer moeten toeleg-
gen op akkerbouw en iedere boer zal zijne
kinderen daarom het bouwen moeten leeren,
om hun later een bestaan te verzekeren.
In de naaate toekomat zullen, naar apr.
meende, door voedaelaohaarschte de akker-
bouwproducten duurder zijn dan die van
graaland. We hebben niet te verwaohten, dat
er meer voedsel zal geproduceerd worden dan
v66r den oorlog. Voor het zoover ia, zal de
wereldbevolking enorm zijn uitgebreid, zeker
wel met eenige honderden millien, die ook al
ien moeten eten.Vleeech zal betrekkelijk goed-
aoop worden, doordat de menachen verarmd
zijn en due allereerat brood eten, waardoor het
graan duur zal blijven. Spr. meende du. dat
het geen aaabeveling verdient om van bouw
land graaland te maken. Maar doet men het,
dan zij het boo goed mogelijk.
Allereerat zorge men dan voor een goede
voorbereiding. Men late dan het land niet
maar liggen, maar zaaie een goed graezaad-
mengael van fijne zaden. Men bedenke dat
deze water noodig hebben om te kunnen
ontkiemen. Eigenlijk zou men due diep
moeten zaaien, omdat het water diep zit,
maar dit gaat niet, omdat de kiem dan niet
boven kan komen. We zullen den grond daar
om goed fijn moeten maken, zonder grove
kluiten, du. een goed zaaibed, waarin het
eaad op gelijke diepte komt te liggen. In deze
streken met eenigazina zwaren grond1 meet
reeds in den hefat de grond voor graaland
worden geploegd. Boor doorvriezen en voch-
tigheid zal men dan in't voorjaar den grond
beter fijn kunnen maken. Meet men in het
voorjaar nog ploegen, dan bedenke men zich
wel tweemaal.
Na het zaaien ia het opnemen van water
door het zaad te bevorderen door met een
rol er overheen te gaan. Omdat in het voor
jaar dikwjjLs de bovenlaag uitdroogt, ia het
doelmatig om het zaad uit te zaaien onder
een dekvrudht, waarvoor haver wordt aanbe-
volen. Als de haver boven den grond komt,
geeft zij beschutting tegen zon en wind, zoo-
dat uitdroging van de bovenate grondlaag
niet zoo gemakkelijk geschiedt. Na 114
maand zal het graszaad dan eoowat onbkiemd
zijn. Ban begint het havergewaa echter na-
deel te doen, omdat het het zonlicht belet toe
te treden tot de graeeprieten, die dan geel en
•pichtig worden. Het is dan dug gevaarlijk
de haver eerat in rijpen toestand te oogsten.
Men maaie ze daarom ale ze nog groen is. Be
ook water noodig, dia m dan aan hat eras
onttrakt. Bus ook daarom ia groan maaien
hat baata, b.v. half Juni, sc ia dan geachikt
veevoeder (na droging.) Bit drogen geschiedt
op ruitera, die zeker ieder wel kent. Bete
dingen aanschaffen zal men miaschien
niet graag doen, maar toch aohtte apr. het
wel goed ala iedere boer ruitera had, die ook
heel goed zijn bij drogen van vroeg hooi. Bij
dit hooi toch heeft men vaak moeite met
drogen, het komt dan ten alotte dikwijl* half
droog in den berg en veroorzaaikt dan dik-
werf broei. Be heer Stammea te N.-Niedorp
droogt al zijn hooi op ruitera en heeft dear-
mee goede ervaring opgedaan.
In plaata van drogen, kan men de haver
ook inkuilen.
Moaterd kan ook dienat doen ala dekvruoht.
Men veronderatelt dat het graa daarvan niet
zooveel last heeft, maar apr. kon daaromtrent
niet* met zekeiheid zeggen. Hij legde er den
nadruk op, dat men, ala het met de moaterd
niet zoo goed gaat, voor jaren een slecht graa
land heeft.
Be vraag ia of het dun zaaien van haver
niet ia aan te bevelen. Spr. weea er op dat de
haver dan toch nog erg kan uitatoelen en doet
ze dit niet, dsn beantwoordt ze niet aan het
do el.
Blijft dua weinig andera over dan de haver
vroeg te maaien.
"Welk graaland moet men hebben! Be mee-
ningen zijn daarover verdeeld. In het Ned.
Weekblad worden verachillende mengBels
aanbevolen. Wat ia het beste! Baar komt het
meer op aan dan op de vraag: wat is een
goed mengsell Het laatste woord is hierover
nog "iet gesproken. Het komt dikwijla voor,
dat men wel eon bepaald mengael zaait, maar
dat allea niet opkomt, zoodat men de gezaaide
soorteu niet in zijn grasveld krijgt.
Men verlangt zo*o spoedig mogelijk een
zode te krijgen, een weefael van graswortels
en grond. Be grond wordt dan in een bepaal-
de structuur gebracht, waarbij de lucbt het
beat kan toetreden en de doorlaatbaarheid
voor water het grootet is. Men heeft dan ook
geen hinder van een te hollen stand. Om een
en ander te krijgen, zaaie men in de eer^ste
plaata een goede hoeveelheid. Be heer Rau-
werda, van Leeuwarden, die zich op dit ge-
bied veel heeft bewogen, heeft aangenomen,
dat men ongeveer tweemaal coo veel moet
zaaien dan men theoretisch noodig zou heb
ben.
Welke aoorten moeten in het mengael zit-
ten! Be heer R. had een mengael, dat hem na
veel onderzoek good voldeed. Allereerat had
hij er grassoorten bij, die uitloopers vormen
en ook die bosjes vormen.
Spr. ging deze aoorten na en decide oen en
ander mee over hunnen groei. Van beide
soorten zou men volgens R. een deel moeten
hebben, omdat ioder afzondeilijk geen goed
gealoten zode vormt.
Voor spr. was dit nog niet geheel overtui-
gend, omdat hij vreesde, dat R. te veel
van 66n eoort zou hebben gebracht bij
zijne proevea. Maar in elk gevul aoht
te apreker het wenachelijk beide aoor
ten te nemen. Ruw Beemdgras en Veldbeemd-
gras zijn twee uitloopers-vormende grasaen
de eergte vormt ze boven, de andere door den
grond. Een ander graa van deze aoort is
Viorien, dat echter in twee kwaliteiten be-
ataat, uitloopers-vormend en niet-uitloopers
vormende. Bpr. meende dat men deze aoort
wel geruet kon weglaten. Evenzoo Vosse-
staart, dat ia deze streken toch niet voor-
komt Be overige graasen zijn alle bosjeavor-
mend. Het meest voorkomend is het Eng.
Raygras, een zeer uitetekende eoort. Ban ia er
ook Kamgraa, eveneena zeer goed, maar nog
al duur.
Beemdlangbloem zou het mengael 80 it
40 duurder maken.
Wanneer heeft het graa zijn ontwikkeling!
Men wens (At het heele jaar door behoorlijk
graa. Eng. Raygras geeft dat, Veldbeemdgras
is vroeg, Kamgras ia last, Beemdlangbloem
ia ook laat, Thimotee (zeer goedkoop maar
met neiging tot gTof worden) begint laat,
zoodat die grofheid voor het hooi niet schade-
Hjk ia. Hoeveel men ervan moet uemen, ia
nog een kwestie. Spr. zou meer willen nemen
dan de heer R. deed. Be vraag is ook nog hoe
veel reukgras men moet nemen (alleen be-
atemd om een reuk te geven aan het hooi.)
Spr. achtte het wenschelijk een groote proef
i" nemen met het doel om te ondorzoeken
hoeveel men van een bepaald mengsel moet
van 160 bunder verachillende mengael* uit-
zaaien en hoopte dat hij tijd zou kunnen
vindeh die proef te nemen. In het Landb.
Weekblad had apr. inliebtingen gevraagd en
zijne meening over een en ander meegedeeld.
Be heer Rauwerda had daarop geantwoord
en apr. ook niet gespaard. Aa deze artikelen
alle zijn vereohenen, heeft men een leiddraad.
Men lette zeer op de kiemkracht van het
eaad. Het moet onderzocht worden te Wage-
uingan, maar daarvoor bestelda men elke
aoort afzonderlijk. Daarom ia het wenachelijk
verachillende beatellingen tegelijk op te ge
ven in 6en hoeveelheid. Het onderzoek ge-
zohiede ook op aoortechtheid.
Hierna ward gelegenheid gegeven tot het
vragen van inliohtingen over een en ander.
Be heer Rostart vroeg of het zaaien van
haver breedwerpig kan geaohieden. Autwoord:
zeer goed mogelijk.
Be heer B. Cover* had veel gedaan aan
unjer-bestrijding en rroeg of het niet geraden
waa daarvoor maatrogelen te nemen ala
bouwland tot graaland wordt gemaakt.
Antwoord: Sterke bemesting ie bij unjer-
bestrijding noodig. Het graa moet zoo sterk
mogelijk aanzetten cn zoo kort mogelijk wor
den afgeweid door achapen. Een ander mid-
del noemt men: kainietbemeating. Bo beat*
methode schijnt men te achten het gelijk af-
weiden en niet maaien. Baardcor ontwikke-
len de grasaen zich meer geiijkmatig. Witte
klaver vergete men niet in het mengael, zij
vormt uitloopers en belet het al te veel bot-
jesvormen van aommige graseoorten.
Be heer Swaag Jr. kwam terug op de ier-
kelders. Hij meende dat bij gieren met vorst
veel verloren, ging.
Be heer Nobel betwijfeld^ of de wetengchsp
dat wel had uitgomaakt, zooals do heer
Swaag Jr. meende. Be prac tijk had het a is
vaatstaand aangenomen. Bij ier uit een ier-
kelder kan het wel zijn, omdat de ier al
eenigszins is omgezet in den kelder. In hoe-
verre vervluchtiging bij vorst plaata heeft ia
men thana nog bezig te onderzoeken. Spr.
meende, dat men bij het direct gieren zicb
niet bezorgd behoefde te maken over vorat.
Be heer Govers had bij atrenge vorst ge-
gierd en gunatige reault&ten gehad. Hij meen
de dua, dat men ten alien tijde gerust kan
gieren.
Be heer Gootjee vroeg of de heer Nobel
Ook nog iets kon zeggen om apeciaal het land-
bouwbedrijf meer productief te maken.
Antwoord: Het voedsel zal, naar de mee
ning van den heer N-obel, nog jaren duur
blijven. Men kan dua zelve nagaan wat men
met het meeste eucces kan verbouwen: alle
voedacl, dat niet aan vee bchoeit to worden
gevorderd om voor menecbon gea-.hikt te zijn.
Be heer Mtfl vroeg nadere toeliohting over
de berekeningen van hot voordeel van het
bewaren van ier in een ierkelder.
Be heer Boersen vroeg welke soorten kool-
planten naar de -meening van den heer No
bel het meest zouden worden gevraagd.
Be heer Nobel verwees hem naar den heer
Haceloop.
Be heer Kapteijn vroeg of de ier, op het
land gebracht in het najaar, door uitapoeling
niet waardeloos wordt.
Be heer Nobel meende dat proeveu zullen
uitwijzen, dat het zeer goed zal gaan de ier
in het najaar over het land te brengen.
De heer Impink: Wat is de beste tijd voor
het zaaien van graa!
Antwoord: Ala de -grond er voor klaar ia,
niet te vroeg en niet te laat, ongeveer laatat
Maart of begin April, afhankelijk van ver-
.-tchillende omstandigheden. Be haver moet
half Maart gezaaid- worden.
De heer K. Covers vroeg naar het diepte
van het ploegen.
De heer Nobel: Wanneer men nu nog m-oet
ploegen, doe men het niet te diep, hoc diep
hangt van verachillende omstandigheden af.
Spr. zou zeggen plm. 16 c.M. Diepploegen is
wel goed, als men het-doet met versland en
op den rechten tijd, liefet in den herfst.
De heer Slot: Hoe lang duurt het v66rdat
weiland, omgezet in bouwland en weer tot
weilsnd gemaakt, de waarde heeft van gewoon
graaland en welke gewassen vormen den bea
ten wisselbouw!
Antwoord: Het hangt er van af hoe bet
land zich heeft ontwikkeld. Mogelijk is, dat
er in den bodem nog veel humus van het
graaland aanwezig is, waardoor men al vrij
gauw weer zijn oude graaland terug heeft.
Met den wisselbouw komt het er zoo nauw
met ting te nemen.
Be heer Zut vroeg naar de koaten eaa aead
per bunder gieafland.
Antwoord: Volgen* de ■amenetelling ven
Rauwerda ongeveer 100. Ook voor 80 ia
een goed mengael te krijgen. Het nemen van
de door epr. aangegeven proef aou veel waarde
kunnen hebben.
Be heer Klaver: Moet men twee anedan
ploegen of ia 6en voldoende!
Be heer Nobel meende dat bij niet veel
ruigta en in den tegenwoordigen tijd fin
suede voldoende waa.
Be heer Blom vroeg naar Weiterwoldech
Raygras.
Antwoord: Het is feitalijk ffnjarig, kan
eohter geruet gebruikt worden om te maaien.
Zonder dekvrucht heft men eerder een ge-
was om te maaien dan er made.
Be heer Swaag braoht ten alotte den heer
Nobel een hartelijk woord van dank en deelde
mede dat de heer v. d. Molen, ambulant
hoofdbeatuuralid, eind Februari aal optreden
met een lezing over de komende arbeidswet,
welk onderwerp eeer zeker belangrijk genoeg
is voor velen om het te komen hooren.
UIT BERGEN.
Gistermorgen vergaderde -de Raad in vol-
tallige sitting.
Ingekomen was:
1. Bankbetuiging van het Harmoniecorp*
voor de varleende aubaidie en de verbeterin-
gen, aan de tent aangebracht;
2. Een achTijven van Ged. St., hovujend;'
verdaging hunner bealiwing tea aaazifa van
de gomoente-begrooting, dienst 1929; de uit-
gaven mogen nu gedaan worden voor de
helft.
8. Een dankbetuiging van den nieuw-
benoemden gemeente-opzichtor J. H. Rogge-
veen en de medeCeeling, dat hij op 1 Mauri
a.a. rijne functie in deze gemeente ho.ipt I*
aanvaarden.
4. Een beaehikking van Ged. St., houdeu-
de bepaling van 'het preaentiegeld der
van den Raad op 6 per bijgewoonde ve-g:i-
deriag.
Van 1 tot 4 voor voor kennisgeving aan
genomen.
6. Een vercoek van het Ned. Cent rani
Filmarchief om 96 subjidie; aangehouden.
6. Een gezageld adrea met 80 handteeke-
uingen van bewonere aan den Kogendijk en
Oosterweg, om bestrating dezer wegen; in
handen van B. en W.
Punt 2 der agenda bevatte het vooratel van
B. en W. om het Raadabealuit in te trekken,
waarbij bealoton is een prijavraag uit te
schrijvoE voor een on twerp voor het bouwen
eener echool voor M. U. L. O. in deze ge
meente.
De Burgemeeater »egt, dat't voor B. en
W. niot pleizierig ia, op een genomen bealuit
terug te komen, maar apr. vindt het in de ge
geven omstandigheden nocdzakelijk en in het
waarac'htig belang van de gemeeente, om het
bealuit in te trekken. Be overwegingen, dat
een prijavraag nog al koatbaar ia en dat er
zeer veel tijd mee verloren gaat, hebben B.
en W. geleid tot het vooratel.
Dat een prijavraag veel geld- kost, zegt
apr., daarover zijn we't alien roerend een*.
De heer Baltus: Ik niet.
De Burgemeeater dringt op aanneming
van het vooratel aan, terwij-l apr. nog laat
uitkomen, dat men dear mede ongeveer 8000
beapaart.
Be heer Hokabergen vraagt, op grond
waarvan B. en W. n u met vooratellen tot het
bouwen eener school -komen, terwijl men in
de vorige vergadering geen tijdelij'ke hulp-
lokalen wilde bouwen.
Be Burgeraeeatar antwoordde, dat men zich
de uitgaven voor die tijdelijke iokalen niet
kon permitteeren.
Be heer Hokabergen begrijpt de gedachten-
gang niet. In da vorige vergadering werd het
bouwen van een school te duur gevonden. In
verband daarmee deed de heer Bogtman het
vooratel om een paar hulplokalen te bouwen,
wat werd afgeatemd en nd"komen B. en W.
weer met bat vooratel om een geheel nieuwe
school te bouwen. De logica is voor *pr. in
die redeneeringen zoe'k.
Ben vorigen keer stemde de wethouder te
gen en nu i* er een voorstel van B. in W.
Hoe zit dat nu!
Be Burgemeeater verk-laart, dat bet inder-
De heer Baltu* ia rear ontevreden naar
dose raadsvergadering gegaan. Be wethou
der*, die hij mee heeft helpen benoemen, zijn
hem seer tegengevallen. De heer Oldenburg
draait met alle winden mee.
We sitten, aldui spr., voor eeer hooge uit
gaven; de wegen roepen hard om verbetering
en ala we nu nog twee M. U. L O. echolen
krijgen, atijgen de belaatlngen enorm.
Spr. had mede de reclame* tegen den
Hoofdelij'ken omelag behandeld en da men
achen gehoord en epT. waa tot de oonchiaie
gekomen, dat voor tear veel menachen d* he-
lasting nu Teeda bezwaarlijk viel te betalen.
En nu willen de heeren meewerken tot een
nog hoogere belasting.
De heer Oldenburg verklaart, den Vorigen
keer te hebben tegen gestemd:, omdat hij het
bouwen van hulplokalen, die later voor bad-
huie dienst moesten d-oen, te kostbaar vond.
Bit was s. i. een heel ander vooratel.
De heer Baltua, aegt, absoluut geen voor-
oordeel te hebben tegen die school, maar epr.
wil de gemeente behoeden voor zulke groote
uitgaven. Spr. brengt den heer Bok-sbergen
een eereaaluut voor diens goede inzicht ten
opzichte van d'e gemeente-financibn.
De Burgemeeater verklaart alle verantwoor-
delifkheid op zich te nemen en vindt, dat "t
welbegrepen belang der gemeente niet* ander*
eischt dan dit befluit.
Be heer Hoksbergen: Men i* dus thans op
weg om de 'gemeente op heel hooge koa
ten te jagen. En dat, omdat er machthebbers
in onze gemeente zijn, die deze school kwestie
tot een eerekweatie hebben gemaakt.
't la een i>«rsoonlijke eaak geworden tus
schen den heer Kloots en de familie Van
Reenen.
Be Burgemeeater: Ik ontneem u't woord.
De heer Hoksbergen zegt, dat dit eeret
door den Raad goedgevonden moet worden.
Be Burgemeeater (zeer heftig) vraagt foi-
ten, die't gezegde van den heer Hoksbergen
waar maken.
De hear Hoksbergen vraagt, waarom de
paatoor de R. Kath. leden van den Raad gaat
bewerken voor 't bouwen van een openb.
school en dit dan motiveert, door te zeggen,
dat zij dit moeten doen uit welwillendheid
tegenover de familie van Reenen.
Ben Burgemeeater iz daarvan mete be-
kend. Spr. waa nooit peraoonlijk.
-Be heer Hokabergen oordeelde, dat de bur
gemeeater ditmaal tegen't belang van de ge
meente was. Be wet geeft aan de bizondere
school de bevoegd'heid om een nieuwe school
te bouwen en de gemeente eal deze hebben te
bekostigen.
Be BurgemeeaterDie wet ia nog niet aan
genomen.
Be heer Hokabergen: Ze zal worden aan
genomen,omdat links moet voorstemmen van
wege de bevrediging op onderwija- en kie»-
rechtgebied.
Be V- orzitterIk eluit de debatten.
Be heer Hoksbergen wilde daarover een
uitspraak van den Raad.
Be Raad wa* van meening, dat de heer
Hokabergen moeat uitspreken.
Be Burgemeeater eischte opgewonden van
den heer Hokabergen, dat hij met feiten zou
waar maken, dat de •choolkweatie voor hem
een persoonlijke eerekweatie wat geworden.
-De heer Hoksbergen vroeg, hoe de Burge
meeater andera verklsarde, dat de wethouder
Oldenburg weer van meening wat veranderd.
Be Burgemeeater ontkende dit. Men ataat
nu voor een nieuw vooratel.
De heeren betoogden zoo heftig, dat voor-
bijgangera aan de itraat bleven itaan.
De heer Hoksbergen weea nogmaals op het
groote financieele gevaar voor de gemeente.
Men mag niet uit het oog verliezen, dat het
wetaontwerp de gemeente verplicht, om de
bizondere scholen, die gebouwd zijn, voor het
inwerking treden van de wet, ook heeft te be
kostigen.
Velen meenen due ten onrechte in de ge
meente, dat men kan volstaan met voor het
bizonder onderwjj* een paar Iokalen aan te
wfjzen.