link tut Hsiderd Een n Twiitinte iaarganf Woensdag 18 Februari hkllLLETOH. De Moeye in 't Broek. ggQVIMClA&I> MCBOW& VEREENIGING VAN OUI>LEERLINGEN DER RIJKSLANDBOUWWINTER- SCHOOL TE SCHAGEN. Maandag 16 Februari had in het hotel „Vredelus. te Schagen de Laatste curausver- gadering plaats. Dr. r. E. Posthuma, oud-Minister van Landbouw, behandelde de onderwerpen: „Wet op de Co&peratteve Vereeniging" en Pegrippen inzake Landbouwcodperatie" De voorzitter, de heer E. Dz. Govers, ver- heugde zich in zijn openingswoord over de groote opkomst. Spreker oordeelde, dat men naast kon zeggen, dat de belangs telling was toegenomen, waarschijnlijk kwam dit ook omdat men dacht: „het lest best? Spr. oordeelde het een1 eer voor de vereenir ging, dat een man als de heer Posthuma he re id was bevonden de onderwerpen voor de vereeniging te behandelen. Spr. bracht den heer Poeihuma daarvoor den dank der ver- eentaf. cpr. veronderstelde, dat er onder de hoor- ders ook wel waren die waren gekomen om lets te hooren wat inging tegen de Noord- Hollandschen geest. Spr. was overtuigd, dat dc Noord-Hollandsche codperatievrees van- daag wel een beetje in het nauw gedreven zou worden Wanneer dit gebeurae, dan '.on de spr heengaan in de overturning, op- oi uwend werk te hebben verricht. (Applaus). Dr. Posthuma ving zijn rede aan met er op wijzen, dat hij het „lest best" geheel ver- wiorp Spr zou het ook hebben over de toe- passing van de cooperate en de angst die sommige menschen nog bezielt, als zij over coftperatie hooren spreken en vooral als zij voor cofiperatie worden geplaatst. Spr. zou zich overigens echter houden aan het doel van de bijeenkomst, omschreven in de dodr hem ontvangen uitnoodiging. Het doel was: voorlichting van oud-leerlingen. De wijze van voordracht zou zijn zooals die ,n ten cursusvergadering gebruikelijk was. Men was niet gekomen voor een pretje, maar tad voor de onderwerpen, die er niet zoo vast mcer inzitten, verschillende sprekers uit- genoodigd, om daarover voordrachten te houden Zoo zou spr. het onderwerp behan delen De eerste anderhalf uur zou spr. niets dan dc wet die reeds 50 jar oud was, behandelen Het is geen Invaliditeitswet, die voor den een zoo goed als voor den ander een raadsel- boekje is. De Cooperatiewet was reeds op alle 6tuk- jes doorgezaagd. Spr. zou daarover niets nieuws kunnen vertellen. Hij pronkte ook niet graag met een andermans veeren en daarom stelde hij voorop, dat men alies, wat hij ging vertellen kon vinden in „De Wet op de Coop. Vereenigingen door den heer Q. J. D. C. Goedhart, voorzitter Ned. Co6p. Bond, een boekje van 1917, in de Wet tot regeling der Cooperatieve Vereenigingen door Mr. M. Polak, van 1904, in de Cooperatiewet en hare toepassing door Mr. H. Goeman Borgesius van 1877, geschreven onder den verschen in- aruk van de Cooperatiewet. Ook kon men dit vinden in „Over Cooperatie", door Mr M. W. F. Treub, uitgaaf Maatschappij tot Nut van het Algemeen en in „De Cooperatieve Vereeniging naar Nederlandsch Recht", van Mr. J. H. Boudewijnse. Verder staat alles in de Bijlagen Handelin gen der Tweede Kamer van 1874/75 No. 145, Bijlagen Handelingeu der Tweede Kamer van 1875/76 No. 28, Bijlagen Handelingen der Tweede Kamer van 1876/77 en in de Hande lingen der Tweede Kamer 1876/77 en in de Handelingen der Eerste Kamer 1876/77. Oeschiederds der Wet. De Co6p. Vereenigingen dateeren uit het midden der vorige eeuw. De idee is uit Enge- land meestal bekend door de Rochdale-pion- niers tot ons gekomen. Dc Rochdalewevers gelden voor de le cooperatore, doch reeds twaalf jaar v66r dezen, in 1832, schijnt de cooperatie in Coventry te zijn begonnen. In Frankrijk kent men het sterkst de co6p. productievereenigingeo. In Duitschland kwamen de credietcoopera- tie (Schulze-Delitsch) het sterkst naar voren Toen Kerdijk, Heldt, Borgesius, Pekelha- ring en de Witt Hamer in Nederland de coo peratie begonnen te propageeren, bestond er nog geen Cooperatiewet. De voor de Cooperatiewet opgerichte ver eenigingen op cooperatieven grondslg, meestal credietvereenigingen, werden gedre ven op naam der bestuurders, of er werd een naamlooze vennootschap van gemaakt, of een vereeniging krachtens de wet van 1855. De bezwaren tegen de credietvereenigingen op naam van den bestuurder bestaan hierin, dat de zaak afhing van dezen. Deze konden de zaak verwaarloozen of verkoopen en bij 23) Hij had zich aan dat gezegde van zijn moe- der gehouden, zijn leven lang en was daar een aanzienlijk man bij ge worden. Van daglooner keuterboer, van keuterboer groote boer en van groote boer burgemeester en de eerste in't dorp. Waarom zou het hem nu dan ook niet gelukken om deze mooie be- huizing als't ware even op den kop te tik- ken? En toen de heer Bogdan in zijn lichte sjees met de twee riooie bruinen ervoor over de landstraat reed, zoodat het stof in dichte wol- ken achter hem opdwarrelde, toen trok over zijn breed gezicht een behagelijke grijns en hij was met alles tevreden zooals het gekomen was. Nu keerde iuist ten beste wat hij eerst als een leelijke strecp door de rekening had beschouwd en als het proces om de Broekhoe- ve in't voile daglicht werd behandeld, kon niemand hem bet verwijt maken dat hij zich langs slinksche wegen van een anders erfdeel had meestar gemaakt I Em lisp hat fMcuakt «m M rsifUnj een failliasement van den beatuuixkr behoor- de de zaak tot den boedel Het bezwaar van de naamlooze vennoot schap is, dat deze werkt met een vast kapi taal; uittreden door overdrachtaandeel is mogelijk en daardoor kan men zelfs een vij and der zaak in de zaak krijgen. Een aan- deel aan toonder is bovendien alleen over- draagbaar als het volgestort was. Bij een aandeel op naam en niet volgestort "bleef de aansprakelijkheid. aansprakelijkheid na overdracht, tenzlj het be- stuur den nieuwen .aandeelhouder goedkeur- de. Bovendien bekwam zij geen Koninklijke Bewilliging als de cerate opriditera niet te za- men ilt van het maatsehappelijk kapitaal ver- tegenwoordigden en daarvan geen 10 pet. gestort hadden. De Wet van 1855 was lenlger, maar niet geschreven voor lichamen, die zaken zouden drijvenbij te niet gaan was niemand aan- sprakelijk voor de schulden, als de baten niet toereikend zijn en voor een vereeniging volL gens de wet van 1855 was het dus moeilijk crediet te krijgen. De toenmalige Minister van Justitie, Mr. C de Vries Azn., wilde dan ook alleen voor Koninklijke Bewilliging voordragen die ver eenigingen, die niet stoffelijke, maar ideicle belangen ten doel hadden. De gevraagde Kon. Goedkeuiing werd niet verlecnd op de Statuten eener credietvereeniging te Ameron- gen te vestigen. De cooperatie geraakte thans geheel in den knel. Onder dagteekening van 13 April 1875 werd het wetsontwerp tot regeling der co6- peraiicve vereenigingen ingediend De Memo- rie van ToeliChting werd onderteekend door den opvolger van Mr de Vries, n.l. Minister van Lijnden van Sandenberg. De Regeering wenschte de codperatieyc vereenigingen te regelen en ook de Memorie van Toclichting sprak voortdurend daarover en toch kwam dtt woord in het wetsontwerp zelf niet voor, daar werd gesproken van .Vcnnootschappen met veranderlijk kapitaal". De Regeering redeneerde aldus: De meeste overeenkomst met cooperatieve vereenigingen hebben de naamlooze vennoot- sdiappen. De laatste hebben een vast kapitaal en bij de eerste is het wisselend en dit is het kemjjerkend onderscheid, vandaar luidde de titel van het wetsontwerp..Ontwerp van wet tot regeling der vennootschappen met veran- derlfjk kapitaal". Tegen net wetsontwerp kwam groote op posite. Eerst in het Voorloopig Veralag en daama in het Eindverslag. In dit laatste zet de Commissie van Rap porteurs o. m. uiteen, dat zij in de verander- lijkheid van kapitaal niet het kenmerkend on derscheid tusschen een naamlooze vennoot schap en een cooperatieve vereeniging ziet, maar er bestaat aiit groote principieele ver- schil, dat de eerste is een vereenigjng van ka-^ pitalcn of aandeelen, de laatste een vereeni ging van personen. De Commissie van Rapporteurs gaf dan ook Regeering en Kamer in overweging over het wetsvoorstel niet over te gaan tot de be- raadslagingen in openbare vergadering. Deze beraadslaging had echter wel plaats en ving 11 October 1876 aan. Reeds bij artikel 6en werd een amen dement voorgesteld om in plaats van: vennootschap met veranderlijk kapitaal, te lezen: coopera tieve vereeniging. Dit amendement werd aangenomen en daardoor veranderde het gansche onderwerp dat in behandtling was. De beraadslagingen werden geschoret en de Minister stelde bij nota van wijziging een definite voor van wat onder een cooperatieve vereeniging zou wor den vei^taan. Hierop volgde een nieuw af- deelingsonderzoek, waama de Commissie van Rapporteurs overleg pleegden met den Minister van Justitie en over de definite werd overeenstemming verkregen De Mi nister kwam 'toen aid een gewijzigd oatwerp van wet en na uitvoerige beraadslagingen nam de Tweede Kamer bet wetsontwerp 20 October 1876 aan. Op 10 November d.a.v. verscheen reeds het Voorloopig Verslag der Commissie van Rap porteurs der Eerste Kamer. Op 13 Novem ber de Memorie van Antwoord, tevens Eind- v nslag en op 15 November werd over het .son twerp beraadslaagd en werd het aan genomen. Twee dagen later volgde de Kon. sanctie en daarna de afkondiging. Driemaal is de wet op ondergeschikte pun- ten gewijzigd. Verschillende bepalingen toonen aan, dat aan de wetgevers van aestijds de werking der cooperatie niet goed voor oogen stond, maar toch bleek de wet zoo elastisch, dat zij de ontwikkeling van de beweging niet wezen- Ujk heeft gehinderd. Misschien is het jammer, dat uit het wets ontwerp bij de behandeling de naam: ven nootschap met veranderlijk kapitaal, verdwe nen is, want het groote publiek zou onder dien naam, beter dan onder den naamcoope ratieve vereeniging, het karakter van de nieu- we rechtspersoon hebben begrepen. Nu iik het woord „rechtspersoon"noem, dien ik daarover een enkel woord te zeggen. Een natuurlijk persoon kan handelen, koo- van den verloren zoon langs velden en wegen en bereikte ook de eenzame houtvesterswo- ning, die ver van het dorp Dlugossen aan den boschrand lag en waar de bewoners anders stil op zichzeif leefden en er zich weinig om bekommerden, wat er hun nabijheid of in de verwijderde omgeving gebeurde. De heer des huizes. een ziekelijk en in zichzeif gekeerd man, die slechts met moeite zijn zwaren dienst waarnam, omdat hij nu eenmaal geen ander middel wist om zich hen de zijnen een onder- houd te verschaffen, de moeder, een voor den tijd verouderde vrouw, die er uitzag, als droeg zij een zware last op haar schouders, en daarnaast een bloedjong ding, met bruine vlechten en heldere oogen, dat in stilte hun- kerde naar den dag dat ze evenals de andere broertjes en zusjes, uit het ouderlijke huis.zou kunnan wegvliegen. De oudste was onderwij- zer geworden, de tweede was meubelmaker en verdiende in de stad bii zijn meester een goed stuk brood, en de oudste zuster was getrouwd in het dorp met Schikkorven, een klein land- eigenaar aie weduwnaar was en van zijn eer ste vrouw twee kinderen had. Maar ze was gelukkig en tevreden, hoewel zij zich van den vroegen morgen tot den laten avond moest aftobben, want zij was vrii en kon lachen als zij h«t maar in haar hoofd kreag. Maar zij, «Li jM#»H aai Ni hw wMiwda, «ua> pen, m verkoopen, erven, procedeeren, maar hoe moet dit gaan als. die handelingen ge- achieden moeten door meerdere personen? Deze dienen dan een overeenkomst te tlui- ten en te bepalen wie voor hen zal optreden en hoe de kosten verdeeld moeten worden. Dit is lastig en ook dikwijls eenigszins gevaar- lijk. Het is daarom gelukkig, dat vennoot schappen en vereenigingen rechtspersoonlijk- heid kunnen verkrijgen, d. w. z. dezelfde rechten kunnen hebben en uitoefenen als een natuurlijk persoon Niet de leden of bestuur- ders individueel, maar de vereeniging zelf is de drager van die rechten en verplichingen. In de statuten wordt de verhouding van de leden tot elkander en tot de vereeniging ge- regeld en wanneer nu die statuten op de door de wet voorge8chreven wijze zijn tot stand gekomen, treedt de vereeniging als rechtsper soon op. Na aeze inleiding kunnen we gevoegelijk overgaan tot de behandeling van de artilcelen der wet. Art. 1. ,De cooperatieve vereeniging wordt gere- „geld door de overeenkomsten der partijen, „door de bepalingen dezer wet, door het ..burgerlijk regt en; wanneer zij zich eene „handeIsonderneming ten doel stelt, ook door „de bijzondere wetten van den koophandel. De overeenkomsten der partijen de sta tuten. Uit de statuten moet de bedoeling duidelijk blijken en zij moeten met de wet ovcreenstem- men. Men kan betoogen, dat het artikel overbo- dig is omdat hetgeen er in staat, van zelf spreelct en ook zou gelden lis het niet in de wet stond. In vonnissen en beschikkingen wordt echter meer dan eens een beroep op art 1 gedaan. In het arrest van den Hoogen Raad van 8 December 1898 wordt bijvoorbeeld aangeno men, dat de rechter een besluit der algemeene ledenvergadering heeft te eerbiedigen, waar- toij, iemand van zijn lidmaatschap ontzet was, omdat volgens art. 1 der wet, de co8p. Ver eenigingen in de eerste plaats worden gere- gfild door de overeenkomsten der partijen. Bij vonnis van de rechtbank van Leeuwar- den van 16 Mei 1895 werd beslist, dat de bij statuten en huishoudelijk reglement, aan be- stuur en leden-vergadering toegekende be- voegdheid om te oordeelen over ae overtredin- gen der leden en deswege hen te veroordeelen tot boeten, niet bestaanbaar is met art. 153 der grondwet (in verband met art. 14 der Algemeene bepalingen van wetgeving). Wij zullen nader zien dat de statuten van cooperatieve vereenigingen notarieel moeten worden verleden. Een notaris behoort onze geheele wetgeving te kennen en hij moet dus ook kunned zorgen, dat de statuten voldoen aan de wetelijke bepalingen. Het aritkel geeft aan, dat „de bijzondere wetten van den koophandel" alleen toepasse- lijk zullen zijn wanneer de vereeniging „zich een handelsonderneming ten doel stelt" Vrij algemeen wordt erkend, dat het wen- sdhelijk is elk onderscheid tusschen handels- ondernemingen en andere ondernemingen te doen verdwijnen en alle nuttige bepalingen, die thans alleen voor handelszaken en voor kooplieden gelden, algemeen van kracht te doen verklaren. De rechtlbank te Zierikzee besliste bij een vonnis van-23 Januari 1906, dat een coopera tieve vereeniging, die volgens hare statuten zich ten doel stelde, de gemeenschappelijke be- reiding van de melk der koeien van haar le den door exploitatie eener stoomzuivelfabriek geen handelsonderneming uitoefende, weshal- ve een tegen haar ingestelde vordering geen zaak van koophandel, maar een gewone bur- gerlijke rechtsvordering was. Art. 2. „Onder cooperatieve vereenigingen verstaat „de wet vereenigingen van personen, waarbii „de in- ea uittreding van leden is toegeiater:, „en die de bevordering vast de stoffelijke be langen der leden ten doel hebben, als door „m:ddel van gemeenschappelijke uitoefening „van hunne nering of ambadht, door aan- „scfaaffing van hunne benoodigdheden of het „hun verstrekken van voorsdhotten of cre- „diet. ,,Eene vereeniging, welke aan deze ver- „eisohten voldoet, verliest haar karakter niet, „indien de statuten haar veroorloven iharen „werkkring ook tot derden uit te strekken." Bij de behandeling der geschiedenis der wet stelde ik in het licht, dat het moeilijk was tot overeenstemming inzake een definite te ko- men en toch moest deze in de wet worden op- genomen toen het amendement was ahngeno- inen om in art. 1 van cooperatieve vereenigin gen" te spreken. Men aanvaardde, de definite, voorkomende in art. 2 der wet, omdat men in de woorden „vereeniging van personen" het verschil met de naamlooze venootschap vond. In de uit- drukking: „waarbii de in- en uittreding van leden is toegelaten zag men het onderscheid tusschen de cofiperatieve vereeniging en de vennootschap onder to firma en de burger- lijke maatsehap. De omschrijving: „die de be vordering van de stoffelenke belangen der le den ten doel hebben" zou het kenmerkend on derscheid met een zedelijk lichaam aanduiden menschen als een betooverde prinses in het kasteel, waar een booze fee haar het lachen verboden had, werkte in het huishouden als een dienstmeid en verlangde naar het 3tukje blauwe hemel dat in deze wereld toch ook wel voor haar weggelegd zou zijn. Wat haar ouderlijk huia zoo grauw en som ber maakte had zij gehoord op den dag dat 'zij voor het eerst naar school was gegaan. Niets op de wereld is vreeselijker dan een ge- dachtenloos pratend kind en het was een kind geweest, dat haar voor het eerst over haar vader de oogen had geopend. „Maak je toch niet zoo dik," had de dochter van boer Sewcik tegen haar gezegd. „Als je in den hemel kon komen, zou je met de halve plaats tevreden zijn." En toen ze verschrikt vroeg, waarom dan zij juist niet in deb hemel zou komen, had de andere hoonend gcant- woord: „Nu, vraag dat maar aan je vader. die de drie Baginsky's vermoord heeft. Hij zal het wel weten maar ik denk niet dat hij het je zeggen zal!" Toen had zij haar vader gevraagd of dat waar was, dat zij om de drie Baginsky's niet in den hemel mocht komen. En haar vader was stille^jes van tafel opgestaan en de kamer uitgegaan, maar haar moeder had haar Strang bwtraft en haar vtrbodso ooit wear met zuIIm snriantga vragm to kmmm. En ala Bij de behandeling In de afdeellngen bleek de wensch om in de definite een opsotnming van de hoofdsoorten der cofiperatieve vereeni gingen op te nemen. Het artikel is duidelijk. „Stoffeliike belangen zullen worden bevor- derd. Worat aoor een cofiperatieve vereeniging de bevordering van eenig intellectueel doel be- reikt, dan zal dat doel toch altijd bijkomend zijn. De vereeniging zal lo. samen goederen voortbrengen ge- meensahappelijke lytoefening van nering of ambacht; 2o. het samen aan- en verkoopen van benoo digdheden; 3o. het samen regelen van het crediet het verstrekken van voorsohotten of crediet. Dat de productieve associatie op den voor- grond gesteld is, is te begrijpen. omdat de wetgever zich schijnt voorgesteld te hebben, dat de cofiperatie alleen of in de eerste plaats een beweging in het belang der werklieden was. Zij die weten welke hooge eischen de pro ductieve associatie aan hare deelnemers stelt, verbazen zich zeker niet, dat er zoo weinig van terech t gekomen is. Het schijnt altijd nog het beste de cofipera tieve productie uit de cofiperatieve consump- tie op te bouwen. De vereeniging zal haar karakter niet ver- liezen, wanneer de statuten haar veroorloven harcn werkkring ook tot derden uit te strekken. De statuten kunnen deze uitbreiding veroor loven, behoeven 'het echter niet te doen. Is nu in de statuten geen bepaling in den hierbedoelden zin opgenomen en de werkkring strekt zich nietemin tot derden uit, dan zal de vereeniging „haar karakter verliezen". Het bestuur 'heeft dan 'handelingen gedaan, waar- toe het niet bevocgd was en die het tot schade- vergoeding tegenover de vereeniging zullen verplichten. De handelingen zelve zijn geldig. Algemeen wordt dit niet toegegeven en bij be handeling van art. 9 komen wij er op terug. De rechtbank te Tiel besliste in haar vonnis van 20 November 1903, dat de cofiperatieve vereeniging voor fruit- en groentenhandel „Gelria^', wier statuten geene ocpaling bevat- ten, als bedoeld in art. 2 alinea 2 „door in het belang harer leden fruit van derden in te koo- pen ten einde contracten te kunnen nakomen, zeer zeker die derden niet liet deelnemen aan de vcreenigingsdoeleinden, doch dat hare han- delwijze slechts strekte om het bij de statuten aangegeven doel te bereiken" Art. 2 zegt ook, dat de vriie toe- en uittre ding van de leden moet zijn toegelaten. De rechtbank te Heerenveen heeft bij vonnis van 6 Mei 1904 uitgemaakt, dat deze bepa ling aiet belet, dat in de statuten van een cofi peratieve vereeniging mag worden fcepaald, dat hare leden op verbeurte eener boete tot een bepaald bedrag, verplicht zullen zijn twee jaren lid te blijven. Bij de behandeling van art. 7 komen wij hierop terug n.l. op het opnemen in de statu ten van „voorwaarden van in- en uittreding der leden." Art. 3. j,De naam der vereeniging moet de aanwij- „zing bevatten van haar doel, en daarin moet „het woord cofiperatief" voorkomen." Dit voorschnft spreekt voor zichzeif. Er schijnt een notaris geweest te zijn, die beweerde, dat aan het wetsartikel niet zou zijn voldaan als de titel luidde: „Gofiperatie- ve" vereeniging in plaats van het onverbogen „Cofiperatief". Art. 4. „De acte van opridhting der cofiperatieve „vereeniging en die, waarbij verandering „wordt gebraoht in hare voorwaarden of haar „duur wordt verlengd, worden, op straffe van „nietigheid, notarieel verleden." In dit artikel is sprake van „acte" van op- richting, terwijl andere artikelen der wet, zoo als we zullen zien, het woord „statuten" -bevat ten. Volgens den Minister, die de wet verdedig- de is met „acte" bedoeld het gesdhrift, houden de dc voor -aarden van de op te ridhten ven nootschap en met „statuten" die voorwaarden zelve. In de acte zullen wij b.v. ook vinden de namen der oprichters, van den notaris en de getuigen. In het voorloopig verslag van het w.o. werd gevraagd of „verandering in de statuten" met eenparigheid of met meerderheid van stemmen gemaakt mag worden. De Minister antwoord- de hierop dat als de statuten niets bepalen, meerderheid van stemmen voldoende is. Bij de behandeling van dit artikel had de meerderheid der Commissie van rapporteurs een' amendement voorgesteld, om in plaats van een notarieele acte de Koninklijke Bewilli ging te eischen op de acte van opnehting en de veranderingen daarin; later gewijzigd in een amendement om fen de notarieele acte fen de Koninklijke Bewilliging te eischen. Deze voorstellen vonden hun grand in de straf van nietigheid bedreigd in art. 7 als de acte niet bevat wat daar genoemd wordt. In de plaats van deze repressieve bedrei- ging wilde de G v. R. een preventieve waar- borg. Het amendement werd verworpen omdat de een van de schoolkinderen er weer eens mocht beginnen, dan moest ze het tegen den onder- wijzer zeggen maar ze moest er thuis over zwiigen. Vader was nu eenmaal ziek en zwak en hij had zich al genoeg geergerd over die domme praatjes. Maar na het middageten had de oudste zuster haar stilletjes in den tuin meegenomen, waar achter de hooge boonestaken de gele zonnebloemen stonden en tegen haar gezegd „Natuurlijk is het waar, hij heeft ze ver- moord want Wilhelm heett het duidelijk ge hoord dat hij toen's nachts is opgestaan en /ijn laarzen heeft aangetrokken. En ook, dat hij later weer thuisgekomen ia en toen is er nog later iemand voor het huia geweest en die heeft met moeder door het raam gesproken. Maar we moeten den mond houden, want an ders. als de andere menschen het hooren, dan komt hij in de gevangenis en dan hebben we niets te eten 1" In dat uur onder de gele zonnebloemen, was een zwarte worm over haar onschuldig zieltje gekropen en ze had opeens andere oogen gekregen. oogen, waarmee ze ieder woord en elke blilc van haar ouders door- vorschte, of ze zich niet eens zouden verraden. en zonder het te weten bracht zij het woora van de Schrift in vervulllnff, dat zegt: „Q» Hmm 'Hf to mb geetowag rlw, sn vwgwliiU Kamer met den Minister van oordeel was, dat de Koninklijke Bewilliging slechts sen •chijnbaren waarborg geeft en men daarin ten onrechte een tee ken van soliditeit ziet. De straf van nietigheid als de acte niet no tarieel verleden is, beteekent niet, dat er niets tot stand gekomen is, wanneer geen notarieele acte is opgemaakt, maar alleen dat er nu geen cofip. vereeniging, geen rechtspersoon bestaat. De overeenkomst tusschen de oprichters on- derling is geldig en hebben bestuurdera met derden gehandeld, dan zijn zij tegenover die derden verbonden. Het verei8ohte van een notarieele acte heeft bij het tot stand komen der wet ook bezwaar ontmoet op grond van de kosten en den om- slag. Daartegenover werd echter op het groo te belang gewezen, dat de statuten behoorlijk worden opgesteld en de waarachijnlijkheid, dat als geen notariahulp versischt werd, men toch hulp, bijv. van een zaakwaarnemer zou zoeken. Ook thans hoort men nog wel bezwaren, doch nu gevraagd wordt om de Koninklijke goedkeuring bij de naamlooze vennootschap pen af te schaffen, zal men dezen schijnwaar- borg zeker niet bij de cofip. vereenigingen gaan invoeren. Ten aanzien van de notarieele acte heeft de Commissie uit de Maatschappij tot Nut van het Algemeen het standpunt ingenomen dat zij niet moet vervallen, doch dat de gelegen- faeid geopend moet worden kosteloos van den dienst van den notaris gebruik te maken. De president van de rechtbank zou dan in ieder geval uitmaken in verband ,.met den aard der vereeniging en de maatscnappelijke posite der oprichters" of hij den notaris kostelooze bijstand zal voorschnjven. Het schijnt mij toe dat dit tot moeilijkheden zal leiden en dat thans noch de kosten, noch den omslag meer ^un bezwaar zijn tegen het notarieel verlijden der acte van oprichting. Art. 5. „De leden zijn verplicht de acte in haar ge heel te doen inschrijven ter griffie van het „kantongerecht in welks gebied de vereeni- „ging is gevestigd, op de daartoe bestemde „openbare registers, en die acte openbaar te „maken in de Nederlandsche Staatscourant." „Daarenboven moet door hen in een der „nieuwspapieren der gemeente, alwaar de ver- „eeniging is gevestigd, en hij gebreke van zoo- „danig nieuwspapier, in dat eener naburige „gemeente, eene aankondiging worden ge- „daan, houdende bericht van het bestaan der „vereeniging, met aanduiding van de dagtee- „kening en het nommer van de Staatscourant, „waarin de acte is geplaatst." „Deze bepalingen gelden ook ten aanzien „van veranderingen in de voorwaarden en „verlenging der vereeniging." „De openbaarmaking der acte in te Staats- „couraut geschiedt kosteloos en in dier voege, „dat al de acten krachtens deze wet in die „courant opgenomen doorloopend worden- ge „nommerd. „Een exemplaar der courant of van het „bijvoegsel, waarin de acte is opgenomen, „wordt door „Onzen Minister van Justitie aan „ieder kantongerecht toegezonden en riaar be- „waard ter kostelooze inzage voor de belang- „hebbenden. Ieder kan te in het eerste lid van dit arti- „kel bedoelde registers kosteloos inzien en „daarvan te zijnen koste uittreksels bekomen." Zoowel bij te oprichting als gedurende het bestaan der vereunigmg is de openbaarheid op ruime schaal toegepast. Dit was daarom noo- dig, omdat de vraag in hoever de leden aan- sprakelijk zijn voor de schulden der vereeni ging alleen door de kennisname der statuten te beantwoorden is. Volgens art. 5 der wet is bij dk kantonge recht in ons land kennis te nemen van de sta tuten van alle coop. Vereenigingen die sinda de inwerkingtreding der wet van 1876 zijn opgericht en van de in die statuten aange- brachte wijzigingen. Het artikel is zeer duidelijk, doch geeft aanieiciing tot een vraag, waarom gelast het de inschrijving en openbaarmaking aan de le den zeif en met aan het bestuur? En het ant woord is danomdat er op het oogenb.Uk d« inschnjving nog geen bestuur is, te vereeni ging is nog niet klaar en er kan dus ook nog geen bestuur gekozen zijn. Practisch heeft hetgeen bepaald is, geen moeite voor de leden tengevolge, daar de no taris voor alle formaliteiten zorgt. Merkwaardig is wel dat den leden een ver- plichting wordt opgelegd en bij verzuim de bestuurdera verantwoordelijk zijn. Dit laatste leert ons. Art. 6. „Alvorens de acte van oprichting eener ..cooperatieve vereeniging en de veranderin- „gen in de voorwaarden of verlenging der „vereeniging, op de wijze voorgeschreven in ,,'het vorig artikel, zijn ingeschreven en open- „baar gemaakt, geldt een en ander tegen der- „den met. Zoolang de acte van oprichting niet „is ingeschreven of niet is openbaar gemaakt, „zijn de bestuurdera persoonlijk en ieaer voor „het geheel verantwoordelijk voor de hande lingen, ten name der vereeniging, door hem „of op hun last verricht. Eerst na inschrijving en openbaarmaking „der acte van oprichting treedt de vereeniging het kwaad tot in het derde en vierde ge- slacht En zoo was zij opgegroeid naast haar ouders maar er was altijd een muur tusschen hen in en met haar broertjes en zusjes was ze ook cigenlijk alleen verbonden door dit heir melijke medeweten. En die gingen ook om de ouders been met spiedende oogen, er was geen teeder in elkaar opgaan, geen vroolijk spel als elders in de huizen, waar de ouders soma met hun kinderen zelf weer tot kinderen worden, alleen als toevallig de naam Baginsky ge noemd werd. dan stietten ze elkaar onder de tafel aan en letten op, wat voor gezichten hun ouders zouden zetten En de een voor, de ander na, hadden ze zich gehaast het ouderlijk huia uit te komen, zoodra ze er toe in staat waren geweest, al leen zij had moeten achterblijven omdat ze de laatste was en haar moeder toch een hulp in de huishouding noodig had. Zij stond 'a mor gans vroeg op voor haar werk en ging 's avonds laat naar bed met een moe lichaam en dat alles zonder vreugd of een vriendelijk woord. De moeder Icreeg het niet in haar hoofd om haar een vriendelijk woord te zeggen, en da vader liep maar rond met zijn geelachtig in- jsuallm awxuthi aluf alias nan tot laat warn. 41 MM.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1920 | | pagina 5