link tut
Hsiderd Een n Twiitinte iaarganf
Woensdag 18 Februari
hkllLLETOH.
De Moeye in 't Broek.
ggQVIMClA&I> MCBOW&
VEREENIGING VAN OUI>LEERLINGEN
DER RIJKSLANDBOUWWINTER-
SCHOOL TE SCHAGEN.
Maandag 16 Februari had in het hotel
„Vredelus. te Schagen de Laatste curausver-
gadering plaats.
Dr. r. E. Posthuma, oud-Minister van
Landbouw, behandelde de onderwerpen:
„Wet op de Co&peratteve Vereeniging" en
Pegrippen inzake Landbouwcodperatie"
De voorzitter, de heer E. Dz. Govers, ver-
heugde zich in zijn openingswoord over de
groote opkomst. Spreker oordeelde, dat men
naast kon zeggen, dat de belangs telling
was toegenomen, waarschijnlijk kwam dit ook
omdat men dacht: „het lest best?
Spr. oordeelde het een1 eer voor de vereenir
ging, dat een man als de heer Posthuma he
re id was bevonden de onderwerpen voor de
vereeniging te behandelen. Spr. bracht den
heer Poeihuma daarvoor den dank der ver-
eentaf.
cpr. veronderstelde, dat er onder de hoor-
ders ook wel waren die waren gekomen om
lets te hooren wat inging tegen de Noord-
Hollandschen geest. Spr. was overtuigd, dat
dc Noord-Hollandsche codperatievrees van-
daag wel een beetje in het nauw gedreven
zou worden Wanneer dit gebeurae, dan
'.on de spr heengaan in de overturning, op-
oi uwend werk te hebben verricht. (Applaus).
Dr. Posthuma ving zijn rede aan met er op
wijzen, dat hij het „lest best" geheel ver-
wiorp Spr zou het ook hebben over de toe-
passing van de cooperate en de angst die
sommige menschen nog bezielt, als zij over
coftperatie hooren spreken en vooral als zij
voor cofiperatie worden geplaatst.
Spr. zou zich overigens echter houden aan
het doel van de bijeenkomst, omschreven in
de dodr hem ontvangen uitnoodiging. Het
doel was: voorlichting van oud-leerlingen.
De wijze van voordracht zou zijn zooals die
,n ten cursusvergadering gebruikelijk was.
Men was niet gekomen voor een pretje, maar
tad voor de onderwerpen, die er niet zoo
vast mcer inzitten, verschillende sprekers uit-
genoodigd, om daarover voordrachten te
houden Zoo zou spr. het onderwerp behan
delen
De eerste anderhalf uur zou spr. niets dan
dc wet die reeds 50 jar oud was, behandelen
Het is geen Invaliditeitswet, die voor den een
zoo goed als voor den ander een raadsel-
boekje is.
De Cooperatiewet was reeds op alle 6tuk-
jes doorgezaagd. Spr. zou daarover niets
nieuws kunnen vertellen. Hij pronkte ook
niet graag met een andermans veeren en
daarom stelde hij voorop, dat men alies, wat
hij ging vertellen kon vinden in „De Wet op
de Coop. Vereenigingen door den heer Q. J.
D. C. Goedhart, voorzitter Ned. Co6p. Bond,
een boekje van 1917, in de Wet tot regeling
der Cooperatieve Vereenigingen door Mr. M.
Polak, van 1904, in de Cooperatiewet en hare
toepassing door Mr. H. Goeman Borgesius
van 1877, geschreven onder den verschen in-
aruk van de Cooperatiewet. Ook kon men dit
vinden in „Over Cooperatie", door Mr M.
W. F. Treub, uitgaaf Maatschappij tot Nut
van het Algemeen en in „De Cooperatieve
Vereeniging naar Nederlandsch Recht", van
Mr. J. H. Boudewijnse.
Verder staat alles in de Bijlagen Handelin
gen der Tweede Kamer van 1874/75 No. 145,
Bijlagen Handelingeu der Tweede Kamer van
1875/76 No. 28, Bijlagen Handelingen der
Tweede Kamer van 1876/77 en in de Hande
lingen der Tweede Kamer 1876/77 en in de
Handelingen der Eerste Kamer 1876/77.
Oeschiederds der Wet.
De Co6p. Vereenigingen dateeren uit het
midden der vorige eeuw. De idee is uit Enge-
land meestal bekend door de Rochdale-pion-
niers tot ons gekomen. Dc Rochdalewevers
gelden voor de le cooperatore, doch reeds
twaalf jaar v66r dezen, in 1832, schijnt de
cooperatie in Coventry te zijn begonnen.
In Frankrijk kent men het sterkst de co6p.
productievereenigingeo.
In Duitschland kwamen de credietcoopera-
tie (Schulze-Delitsch) het sterkst naar voren
Toen Kerdijk, Heldt, Borgesius, Pekelha-
ring en de Witt Hamer in Nederland de coo
peratie begonnen te propageeren, bestond er
nog geen Cooperatiewet.
De voor de Cooperatiewet opgerichte ver
eenigingen op cooperatieven grondslg,
meestal credietvereenigingen, werden gedre
ven op naam der bestuurders, of er werd een
naamlooze vennootschap van gemaakt, of een
vereeniging krachtens de wet van 1855.
De bezwaren tegen de credietvereenigingen
op naam van den bestuurder bestaan hierin,
dat de zaak afhing van dezen. Deze konden
de zaak verwaarloozen of verkoopen en bij
23)
Hij had zich aan dat gezegde van zijn moe-
der gehouden, zijn leven lang en was daar
een aanzienlijk man bij ge worden.
Van daglooner keuterboer, van keuterboer
groote boer en van groote boer burgemeester
en de eerste in't dorp. Waarom zou het hem
nu dan ook niet gelukken om deze mooie be-
huizing als't ware even op den kop te tik-
ken?
En toen de heer Bogdan in zijn lichte sjees
met de twee riooie bruinen ervoor over de
landstraat reed, zoodat het stof in dichte wol-
ken achter hem opdwarrelde, toen trok over
zijn breed gezicht een behagelijke grijns en hij
was met alles tevreden zooals het gekomen
was. Nu keerde iuist ten beste wat hij eerst
als een leelijke strecp door de rekening had
beschouwd en als het proces om de Broekhoe-
ve in't voile daglicht werd behandeld, kon
niemand hem bet verwijt maken dat hij zich
langs slinksche wegen van een anders erfdeel
had meestar gemaakt I
Em lisp hat fMcuakt «m M rsifUnj
een failliasement van den beatuuixkr behoor-
de de zaak tot den boedel
Het bezwaar van de naamlooze vennoot
schap is, dat deze werkt met een vast kapi
taal; uittreden door overdrachtaandeel is
mogelijk en daardoor kan men zelfs een vij
and der zaak in de zaak krijgen. Een aan-
deel aan toonder is bovendien alleen over-
draagbaar als het volgestort was. Bij een
aandeel op naam en niet volgestort "bleef de
aansprakelijkheid.
aansprakelijkheid na overdracht, tenzlj het be-
stuur den nieuwen .aandeelhouder goedkeur-
de. Bovendien bekwam zij geen Koninklijke
Bewilliging als de cerate opriditera niet te za-
men ilt van het maatsehappelijk kapitaal ver-
tegenwoordigden en daarvan geen 10 pet.
gestort hadden.
De Wet van 1855 was lenlger, maar niet
geschreven voor lichamen, die zaken zouden
drijvenbij te niet gaan was niemand aan-
sprakelijk voor de schulden, als de baten niet
toereikend zijn en voor een vereeniging volL
gens de wet van 1855 was het dus moeilijk
crediet te krijgen.
De toenmalige Minister van Justitie, Mr.
C de Vries Azn., wilde dan ook alleen voor
Koninklijke Bewilliging voordragen die ver
eenigingen, die niet stoffelijke, maar ideicle
belangen ten doel hadden. De gevraagde
Kon. Goedkeuiing werd niet verlecnd op de
Statuten eener credietvereeniging te Ameron-
gen te vestigen.
De cooperatie geraakte thans geheel in den
knel.
Onder dagteekening van 13 April 1875
werd het wetsontwerp tot regeling der co6-
peraiicve vereenigingen ingediend De Memo-
rie van ToeliChting werd onderteekend door
den opvolger van Mr de Vries, n.l. Minister
van Lijnden van Sandenberg.
De Regeering wenschte de codperatieyc
vereenigingen te regelen en ook de Memorie
van Toclichting sprak voortdurend daarover
en toch kwam dtt woord in het wetsontwerp
zelf niet voor, daar werd gesproken van
.Vcnnootschappen met veranderlijk kapitaal".
De Regeering redeneerde aldus:
De meeste overeenkomst met cooperatieve
vereenigingen hebben de naamlooze vennoot-
sdiappen. De laatste hebben een vast kapitaal
en bij de eerste is het wisselend en dit is het
kemjjerkend onderscheid, vandaar luidde de
titel van het wetsontwerp..Ontwerp van wet
tot regeling der vennootschappen met veran-
derlfjk kapitaal".
Tegen net wetsontwerp kwam groote op
posite.
Eerst in het Voorloopig Veralag en daama
in het Eindverslag.
In dit laatste zet de Commissie van Rap
porteurs o. m. uiteen, dat zij in de verander-
lijkheid van kapitaal niet het kenmerkend on
derscheid tusschen een naamlooze vennoot
schap en een cooperatieve vereeniging ziet,
maar er bestaat aiit groote principieele ver-
schil, dat de eerste is een vereenigjng van ka-^
pitalcn of aandeelen, de laatste een vereeni
ging van personen.
De Commissie van Rapporteurs gaf dan
ook Regeering en Kamer in overweging over
het wetsvoorstel niet over te gaan tot de be-
raadslagingen in openbare vergadering.
Deze beraadslaging had echter wel plaats
en ving 11 October 1876 aan.
Reeds bij artikel 6en werd een amen dement
voorgesteld om in plaats van: vennootschap
met veranderlijk kapitaal, te lezen: coopera
tieve vereeniging.
Dit amendement werd aangenomen en
daardoor veranderde het gansche onderwerp
dat in behandtling was. De beraadslagingen
werden geschoret en de Minister stelde bij
nota van wijziging een definite voor van wat
onder een cooperatieve vereeniging zou wor
den vei^taan. Hierop volgde een nieuw af-
deelingsonderzoek, waama de Commissie
van Rapporteurs overleg pleegden met den
Minister van Justitie en over de definite
werd overeenstemming verkregen De Mi
nister kwam 'toen aid een gewijzigd oatwerp
van wet en na uitvoerige beraadslagingen
nam de Tweede Kamer bet wetsontwerp 20
October 1876 aan.
Op 10 November d.a.v. verscheen reeds het
Voorloopig Verslag der Commissie van Rap
porteurs der Eerste Kamer. Op 13 Novem
ber de Memorie van Antwoord, tevens Eind-
v nslag en op 15 November werd over het
.son twerp beraadslaagd en werd het aan
genomen. Twee dagen later volgde de Kon.
sanctie en daarna de afkondiging.
Driemaal is de wet op ondergeschikte pun-
ten gewijzigd.
Verschillende bepalingen toonen aan, dat
aan de wetgevers van aestijds de werking
der cooperatie niet goed voor oogen stond,
maar toch bleek de wet zoo elastisch, dat zij
de ontwikkeling van de beweging niet wezen-
Ujk heeft gehinderd.
Misschien is het jammer, dat uit het wets
ontwerp bij de behandeling de naam: ven
nootschap met veranderlijk kapitaal, verdwe
nen is, want het groote publiek zou onder
dien naam, beter dan onder den naamcoope
ratieve vereeniging, het karakter van de nieu-
we rechtspersoon hebben begrepen.
Nu iik het woord „rechtspersoon"noem,
dien ik daarover een enkel woord te zeggen.
Een natuurlijk persoon kan handelen, koo-
van den verloren zoon langs velden en wegen
en bereikte ook de eenzame houtvesterswo-
ning, die ver van het dorp Dlugossen aan den
boschrand lag en waar de bewoners anders
stil op zichzeif leefden en er zich weinig om
bekommerden, wat er hun nabijheid of in de
verwijderde omgeving gebeurde. De heer des
huizes. een ziekelijk en in zichzeif gekeerd
man, die slechts met moeite zijn zwaren dienst
waarnam, omdat hij nu eenmaal geen ander
middel wist om zich hen de zijnen een onder-
houd te verschaffen, de moeder, een voor den
tijd verouderde vrouw, die er uitzag, als droeg
zij een zware last op haar schouders, en
daarnaast een bloedjong ding, met bruine
vlechten en heldere oogen, dat in stilte hun-
kerde naar den dag dat ze evenals de andere
broertjes en zusjes, uit het ouderlijke huis.zou
kunnan wegvliegen. De oudste was onderwij-
zer geworden, de tweede was meubelmaker en
verdiende in de stad bii zijn meester een goed
stuk brood, en de oudste zuster was getrouwd
in het dorp met Schikkorven, een klein land-
eigenaar aie weduwnaar was en van zijn eer
ste vrouw twee kinderen had. Maar ze was
gelukkig en tevreden, hoewel zij zich van den
vroegen morgen tot den laten avond moest
aftobben, want zij was vrii en kon lachen als
zij h«t maar in haar hoofd kreag. Maar zij,
«Li jM#»H aai Ni hw wMiwda, «ua>
pen, m verkoopen, erven, procedeeren, maar
hoe moet dit gaan als. die handelingen ge-
achieden moeten door meerdere personen?
Deze dienen dan een overeenkomst te tlui-
ten en te bepalen wie voor hen zal optreden
en hoe de kosten verdeeld moeten worden. Dit
is lastig en ook dikwijls eenigszins gevaar-
lijk. Het is daarom gelukkig, dat vennoot
schappen en vereenigingen rechtspersoonlijk-
heid kunnen verkrijgen, d. w. z. dezelfde
rechten kunnen hebben en uitoefenen als een
natuurlijk persoon Niet de leden of bestuur-
ders individueel, maar de vereeniging zelf is
de drager van die rechten en verplichingen.
In de statuten wordt de verhouding van de
leden tot elkander en tot de vereeniging ge-
regeld en wanneer nu die statuten op de door
de wet voorge8chreven wijze zijn tot stand
gekomen, treedt de vereeniging als rechtsper
soon op.
Na aeze inleiding kunnen we gevoegelijk
overgaan tot de behandeling van de artilcelen
der wet.
Art. 1.
,De cooperatieve vereeniging wordt gere-
„geld door de overeenkomsten der partijen,
„door de bepalingen dezer wet, door het
..burgerlijk regt en; wanneer zij zich eene
„handeIsonderneming ten doel stelt, ook door
„de bijzondere wetten van den koophandel.
De overeenkomsten der partijen de sta
tuten.
Uit de statuten moet de bedoeling duidelijk
blijken en zij moeten met de wet ovcreenstem-
men.
Men kan betoogen, dat het artikel overbo-
dig is omdat hetgeen er in staat, van zelf
spreelct en ook zou gelden lis het niet in de
wet stond.
In vonnissen en beschikkingen wordt echter
meer dan eens een beroep op art 1 gedaan.
In het arrest van den Hoogen Raad van 8
December 1898 wordt bijvoorbeeld aangeno
men, dat de rechter een besluit der algemeene
ledenvergadering heeft te eerbiedigen, waar-
toij, iemand van zijn lidmaatschap ontzet was,
omdat volgens art. 1 der wet, de co8p. Ver
eenigingen in de eerste plaats worden gere-
gfild door de overeenkomsten der partijen.
Bij vonnis van de rechtbank van Leeuwar-
den van 16 Mei 1895 werd beslist, dat de bij
statuten en huishoudelijk reglement, aan be-
stuur en leden-vergadering toegekende be-
voegdheid om te oordeelen over ae overtredin-
gen der leden en deswege hen te veroordeelen
tot boeten, niet bestaanbaar is met art. 153
der grondwet (in verband met art. 14 der
Algemeene bepalingen van wetgeving).
Wij zullen nader zien dat de statuten van
cooperatieve vereenigingen notarieel moeten
worden verleden. Een notaris behoort onze
geheele wetgeving te kennen en hij moet dus
ook kunned zorgen, dat de statuten voldoen
aan de wetelijke bepalingen.
Het aritkel geeft aan, dat „de bijzondere
wetten van den koophandel" alleen toepasse-
lijk zullen zijn wanneer de vereeniging „zich
een handelsonderneming ten doel stelt"
Vrij algemeen wordt erkend, dat het wen-
sdhelijk is elk onderscheid tusschen handels-
ondernemingen en andere ondernemingen te
doen verdwijnen en alle nuttige bepalingen,
die thans alleen voor handelszaken en voor
kooplieden gelden, algemeen van kracht te
doen verklaren.
De rechtlbank te Zierikzee besliste bij een
vonnis van-23 Januari 1906, dat een coopera
tieve vereeniging, die volgens hare statuten
zich ten doel stelde, de gemeenschappelijke be-
reiding van de melk der koeien van haar le
den door exploitatie eener stoomzuivelfabriek
geen handelsonderneming uitoefende, weshal-
ve een tegen haar ingestelde vordering geen
zaak van koophandel, maar een gewone bur-
gerlijke rechtsvordering was.
Art. 2.
„Onder cooperatieve vereenigingen verstaat
„de wet vereenigingen van personen, waarbii
„de in- ea uittreding van leden is toegeiater:,
„en die de bevordering vast de stoffelijke be
langen der leden ten doel hebben, als door
„m:ddel van gemeenschappelijke uitoefening
„van hunne nering of ambadht, door aan-
„scfaaffing van hunne benoodigdheden of het
„hun verstrekken van voorsdhotten of cre-
„diet.
,,Eene vereeniging, welke aan deze ver-
„eisohten voldoet, verliest haar karakter niet,
„indien de statuten haar veroorloven iharen
„werkkring ook tot derden uit te strekken."
Bij de behandeling der geschiedenis der
wet stelde ik in het licht, dat het moeilijk was
tot overeenstemming inzake een definite te ko-
men en toch moest deze in de wet worden op-
genomen toen het amendement was ahngeno-
inen om in art. 1 van cooperatieve vereenigin
gen" te spreken.
Men aanvaardde, de definite, voorkomende
in art. 2 der wet, omdat men in de woorden
„vereeniging van personen" het verschil met
de naamlooze venootschap vond. In de uit-
drukking: „waarbii de in- en uittreding van
leden is toegelaten zag men het onderscheid
tusschen de cofiperatieve vereeniging en de
vennootschap onder to firma en de burger-
lijke maatsehap. De omschrijving: „die de be
vordering van de stoffelenke belangen der le
den ten doel hebben" zou het kenmerkend on
derscheid met een zedelijk lichaam aanduiden
menschen als een betooverde prinses in het
kasteel, waar een booze fee haar het lachen
verboden had, werkte in het huishouden als
een dienstmeid en verlangde naar het 3tukje
blauwe hemel dat in deze wereld toch ook wel
voor haar weggelegd zou zijn.
Wat haar ouderlijk huia zoo grauw en som
ber maakte had zij gehoord op den dag dat
'zij voor het eerst naar school was gegaan.
Niets op de wereld is vreeselijker dan een ge-
dachtenloos pratend kind en het was een kind
geweest, dat haar voor het eerst over haar
vader de oogen had geopend.
„Maak je toch niet zoo dik," had de dochter
van boer Sewcik tegen haar gezegd. „Als je
in den hemel kon komen, zou je met de halve
plaats tevreden zijn." En toen ze verschrikt
vroeg, waarom dan zij juist niet in deb hemel
zou komen, had de andere hoonend gcant-
woord: „Nu, vraag dat maar aan je vader.
die de drie Baginsky's vermoord heeft. Hij zal
het wel weten maar ik denk niet dat hij het je
zeggen zal!"
Toen had zij haar vader gevraagd of dat
waar was, dat zij om de drie Baginsky's niet
in den hemel mocht komen. En haar vader
was stille^jes van tafel opgestaan en de kamer
uitgegaan, maar haar moeder had haar
Strang bwtraft en haar vtrbodso ooit wear
met zuIIm snriantga vragm to kmmm. En ala
Bij de behandeling In de afdeellngen bleek
de wensch om in de definite een opsotnming
van de hoofdsoorten der cofiperatieve vereeni
gingen op te nemen.
Het artikel is duidelijk.
„Stoffeliike belangen zullen worden bevor-
derd. Worat aoor een cofiperatieve vereeniging
de bevordering van eenig intellectueel doel be-
reikt, dan zal dat doel toch altijd bijkomend
zijn.
De vereeniging zal
lo. samen goederen voortbrengen ge-
meensahappelijke lytoefening van nering
of ambacht;
2o. het samen aan- en verkoopen van benoo
digdheden;
3o. het samen regelen van het crediet het
verstrekken van voorsohotten of crediet.
Dat de productieve associatie op den voor-
grond gesteld is, is te begrijpen. omdat de
wetgever zich schijnt voorgesteld te hebben,
dat de cofiperatie alleen of in de eerste plaats
een beweging in het belang der werklieden
was.
Zij die weten welke hooge eischen de pro
ductieve associatie aan hare deelnemers stelt,
verbazen zich zeker niet, dat er zoo weinig
van terech t gekomen is.
Het schijnt altijd nog het beste de cofipera
tieve productie uit de cofiperatieve consump-
tie op te bouwen.
De vereeniging zal haar karakter niet ver-
liezen, wanneer de statuten haar veroorloven
harcn werkkring ook tot derden uit te
strekken.
De statuten kunnen deze uitbreiding veroor
loven, behoeven 'het echter niet te doen.
Is nu in de statuten geen bepaling in den
hierbedoelden zin opgenomen en de werkkring
strekt zich nietemin tot derden uit, dan zal de
vereeniging „haar karakter verliezen". Het
bestuur 'heeft dan 'handelingen gedaan, waar-
toe het niet bevocgd was en die het tot schade-
vergoeding tegenover de vereeniging zullen
verplichten. De handelingen zelve zijn geldig.
Algemeen wordt dit niet toegegeven en bij be
handeling van art. 9 komen wij er op terug.
De rechtbank te Tiel besliste in haar vonnis
van 20 November 1903, dat de cofiperatieve
vereeniging voor fruit- en groentenhandel
„Gelria^', wier statuten geene ocpaling bevat-
ten, als bedoeld in art. 2 alinea 2 „door in het
belang harer leden fruit van derden in te koo-
pen ten einde contracten te kunnen nakomen,
zeer zeker die derden niet liet deelnemen aan
de vcreenigingsdoeleinden, doch dat hare han-
delwijze slechts strekte om het bij de statuten
aangegeven doel te bereiken"
Art. 2 zegt ook, dat de vriie toe- en uittre
ding van de leden moet zijn toegelaten.
De rechtbank te Heerenveen heeft bij vonnis
van 6 Mei 1904 uitgemaakt, dat deze bepa
ling aiet belet, dat in de statuten van een cofi
peratieve vereeniging mag worden fcepaald,
dat hare leden op verbeurte eener boete tot
een bepaald bedrag, verplicht zullen zijn twee
jaren lid te blijven.
Bij de behandeling van art. 7 komen wij
hierop terug n.l. op het opnemen in de statu
ten van „voorwaarden van in- en uittreding
der leden."
Art. 3.
j,De naam der vereeniging moet de aanwij-
„zing bevatten van haar doel, en daarin moet
„het woord cofiperatief" voorkomen."
Dit voorschnft spreekt voor zichzeif.
Er schijnt een notaris geweest te zijn, die
beweerde, dat aan het wetsartikel niet zou
zijn voldaan als de titel luidde: „Gofiperatie-
ve" vereeniging in plaats van het onverbogen
„Cofiperatief".
Art. 4.
„De acte van opridhting der cofiperatieve
„vereeniging en die, waarbij verandering
„wordt gebraoht in hare voorwaarden of haar
„duur wordt verlengd, worden, op straffe van
„nietigheid, notarieel verleden."
In dit artikel is sprake van „acte" van op-
richting, terwijl andere artikelen der wet, zoo
als we zullen zien, het woord „statuten" -bevat
ten.
Volgens den Minister, die de wet verdedig-
de is met „acte" bedoeld het gesdhrift, houden
de dc voor -aarden van de op te ridhten ven
nootschap en met „statuten" die voorwaarden
zelve. In de acte zullen wij b.v. ook vinden
de namen der oprichters, van den notaris en
de getuigen.
In het voorloopig verslag van het w.o. werd
gevraagd of „verandering in de statuten" met
eenparigheid of met meerderheid van stemmen
gemaakt mag worden. De Minister antwoord-
de hierop dat als de statuten niets bepalen,
meerderheid van stemmen voldoende is.
Bij de behandeling van dit artikel had de
meerderheid der Commissie van rapporteurs
een' amendement voorgesteld, om in plaats
van een notarieele acte de Koninklijke Bewilli
ging te eischen op de acte van opnehting en
de veranderingen daarin; later gewijzigd in
een amendement om fen de notarieele acte fen
de Koninklijke Bewilliging te eischen.
Deze voorstellen vonden hun grand in de
straf van nietigheid bedreigd in art. 7 als de
acte niet bevat wat daar genoemd wordt.
In de plaats van deze repressieve bedrei-
ging wilde de G v. R. een preventieve waar-
borg.
Het amendement werd verworpen omdat de
een van de schoolkinderen er weer eens mocht
beginnen, dan moest ze het tegen den onder-
wijzer zeggen maar ze moest er thuis over
zwiigen. Vader was nu eenmaal ziek en zwak
en hij had zich al genoeg geergerd over die
domme praatjes.
Maar na het middageten had de oudste
zuster haar stilletjes in den tuin meegenomen,
waar achter de hooge boonestaken de gele
zonnebloemen stonden en tegen haar gezegd
„Natuurlijk is het waar, hij heeft ze ver-
moord want Wilhelm heett het duidelijk ge
hoord dat hij toen's nachts is opgestaan en
/ijn laarzen heeft aangetrokken. En ook, dat
hij later weer thuisgekomen ia en toen is er
nog later iemand voor het huia geweest en die
heeft met moeder door het raam gesproken.
Maar we moeten den mond houden, want an
ders. als de andere menschen het hooren, dan
komt hij in de gevangenis en dan hebben we
niets te eten 1"
In dat uur onder de gele zonnebloemen,
was een zwarte worm over haar onschuldig
zieltje gekropen en ze had opeens andere
oogen gekregen. oogen, waarmee ze ieder
woord en elke blilc van haar ouders door-
vorschte, of ze zich niet eens zouden verraden.
en zonder het te weten bracht zij het woora
van de Schrift in vervulllnff, dat zegt: „Q»
Hmm 'Hf to mb geetowag rlw, sn vwgwliiU
Kamer met den Minister van oordeel was,
dat de Koninklijke Bewilliging slechts sen
•chijnbaren waarborg geeft en men daarin ten
onrechte een tee ken van soliditeit ziet.
De straf van nietigheid als de acte niet no
tarieel verleden is, beteekent niet, dat er niets
tot stand gekomen is, wanneer geen notarieele
acte is opgemaakt, maar alleen dat er nu geen
cofip. vereeniging, geen rechtspersoon bestaat.
De overeenkomst tusschen de oprichters on-
derling is geldig en hebben bestuurdera met
derden gehandeld, dan zijn zij tegenover die
derden verbonden.
Het verei8ohte van een notarieele acte heeft
bij het tot stand komen der wet ook bezwaar
ontmoet op grond van de kosten en den om-
slag. Daartegenover werd echter op het groo
te belang gewezen, dat de statuten behoorlijk
worden opgesteld en de waarachijnlijkheid,
dat als geen notariahulp versischt werd, men
toch hulp, bijv. van een zaakwaarnemer zou
zoeken.
Ook thans hoort men nog wel bezwaren,
doch nu gevraagd wordt om de Koninklijke
goedkeuring bij de naamlooze vennootschap
pen af te schaffen, zal men dezen schijnwaar-
borg zeker niet bij de cofip. vereenigingen
gaan invoeren.
Ten aanzien van de notarieele acte heeft de
Commissie uit de Maatschappij tot Nut van
het Algemeen het standpunt ingenomen dat
zij niet moet vervallen, doch dat de gelegen-
faeid geopend moet worden kosteloos van den
dienst van den notaris gebruik te maken. De
president van de rechtbank zou dan in ieder
geval uitmaken in verband ,.met den aard der
vereeniging en de maatscnappelijke posite
der oprichters" of hij den notaris kostelooze
bijstand zal voorschnjven.
Het schijnt mij toe dat dit tot moeilijkheden
zal leiden en dat thans noch de kosten, noch
den omslag meer ^un bezwaar zijn tegen het
notarieel verlijden der acte van oprichting.
Art. 5.
„De leden zijn verplicht de acte in haar ge
heel te doen inschrijven ter griffie van het
„kantongerecht in welks gebied de vereeni-
„ging is gevestigd, op de daartoe bestemde
„openbare registers, en die acte openbaar te
„maken in de Nederlandsche Staatscourant."
„Daarenboven moet door hen in een der
„nieuwspapieren der gemeente, alwaar de ver-
„eeniging is gevestigd, en hij gebreke van zoo-
„danig nieuwspapier, in dat eener naburige
„gemeente, eene aankondiging worden ge-
„daan, houdende bericht van het bestaan der
„vereeniging, met aanduiding van de dagtee-
„kening en het nommer van de Staatscourant,
„waarin de acte is geplaatst."
„Deze bepalingen gelden ook ten aanzien
„van veranderingen in de voorwaarden en
„verlenging der vereeniging."
„De openbaarmaking der acte in te Staats-
„couraut geschiedt kosteloos en in dier voege,
„dat al de acten krachtens deze wet in die
„courant opgenomen doorloopend worden- ge
„nommerd.
„Een exemplaar der courant of van het
„bijvoegsel, waarin de acte is opgenomen,
„wordt door „Onzen Minister van Justitie aan
„ieder kantongerecht toegezonden en riaar be-
„waard ter kostelooze inzage voor de belang-
„hebbenden.
Ieder kan te in het eerste lid van dit arti-
„kel bedoelde registers kosteloos inzien en
„daarvan te zijnen koste uittreksels bekomen."
Zoowel bij te oprichting als gedurende het
bestaan der vereunigmg is de openbaarheid op
ruime schaal toegepast. Dit was daarom noo-
dig, omdat de vraag in hoever de leden aan-
sprakelijk zijn voor de schulden der vereeni
ging alleen door de kennisname der statuten
te beantwoorden is.
Volgens art. 5 der wet is bij dk kantonge
recht in ons land kennis te nemen van de sta
tuten van alle coop. Vereenigingen die sinda
de inwerkingtreding der wet van 1876 zijn
opgericht en van de in die statuten aange-
brachte wijzigingen.
Het artikel is zeer duidelijk, doch geeft
aanieiciing tot een vraag, waarom gelast het
de inschrijving en openbaarmaking aan de le
den zeif en met aan het bestuur? En het ant
woord is danomdat er op het oogenb.Uk d«
inschnjving nog geen bestuur is, te vereeni
ging is nog niet klaar en er kan dus ook nog
geen bestuur gekozen zijn.
Practisch heeft hetgeen bepaald is, geen
moeite voor de leden tengevolge, daar de no
taris voor alle formaliteiten zorgt.
Merkwaardig is wel dat den leden een ver-
plichting wordt opgelegd en bij verzuim de
bestuurdera verantwoordelijk zijn. Dit laatste
leert ons.
Art. 6.
„Alvorens de acte van oprichting eener
..cooperatieve vereeniging en de veranderin-
„gen in de voorwaarden of verlenging der
„vereeniging, op de wijze voorgeschreven in
,,'het vorig artikel, zijn ingeschreven en open-
„baar gemaakt, geldt een en ander tegen der-
„den met. Zoolang de acte van oprichting niet
„is ingeschreven of niet is openbaar gemaakt,
„zijn de bestuurdera persoonlijk en ieaer voor
„het geheel verantwoordelijk voor de hande
lingen, ten name der vereeniging, door hem
„of op hun last verricht.
Eerst na inschrijving en openbaarmaking
„der acte van oprichting treedt de vereeniging
het kwaad tot in het derde en vierde ge-
slacht
En zoo was zij opgegroeid naast haar
ouders maar er was altijd een muur tusschen
hen in en met haar broertjes en zusjes was ze
ook cigenlijk alleen verbonden door dit heir
melijke medeweten. En die gingen ook om de
ouders been met spiedende oogen, er was geen
teeder in elkaar opgaan, geen vroolijk spel als
elders in de huizen, waar de ouders soma met
hun kinderen zelf weer tot kinderen worden,
alleen als toevallig de naam Baginsky ge
noemd werd. dan stietten ze elkaar onder de
tafel aan en letten op, wat voor gezichten hun
ouders zouden zetten
En de een voor, de ander na, hadden ze
zich gehaast het ouderlijk huia uit te komen,
zoodra ze er toe in staat waren geweest, al
leen zij had moeten achterblijven omdat ze de
laatste was en haar moeder toch een hulp in
de huishouding noodig had. Zij stond 'a mor
gans vroeg op voor haar werk en ging
's avonds laat naar bed met een moe lichaam
en dat alles zonder vreugd of een vriendelijk
woord.
De moeder Icreeg het niet in haar hoofd om
haar een vriendelijk woord te zeggen, en da
vader liep maar rond met zijn geelachtig in-
jsuallm awxuthi aluf alias nan tot laat warn.
41 MM.