1
ISCHG WEEK.
HoRdsrd Ebb en Twlntlfste JiirgiDg.
Zaterdag 18 Maart.
Uit de 'Natuur.
Voor Jong»en Oud.
F B U 1L L E T 0 H.
De iioev© in 't Broek,
ea. mro
Maart.
Komaan, opgestapt maar weer! Nauwelijks
zijn we buiten gekomen, of deJraai bloeiende
Sneeuwklokjes, bloeiende en fleurende, lachen
ona tegemoet. We willen een plantje wat
nauwkeuriger bezien en netnen er daarom
een met bolletje en al uit den grond. 't Is
geen wildgroeiend exemplaar; die zijn er
bijna niet te vinden. Maar de gekweekte plant-
jes zien er precies zoo uit, als dfe wilde en
misschien nog wel zoo fraai. 't Zijn overi-
gens willige tuinkindertjes, want waar je ze
eenmaal hebt geplant, daar komen ze ieder
jaar, zonder dat je er naar omziet, weer voor
den dag.
De Latijnsche naam voor het Sneeuwklokje
is Galanthus nivalis en dat Galanthus bete-
kent Melkbloem, een passende naam bij de
melkwitte bloemblaadjes. Men ziet aan het
bloempje zes zulke blaadjes, waarvan de drie
buitenste groot en geheel wit, de drie andere
kleiner en met groen versierd zijn. Fraai
groen zijn de streepjes op de binnenzijde en
net halve maantje op de buitenzijde van ieder
der drie laatstbedoelde bloemblaadjes, en dit
groen steekt keurig af bij het geel der zes
meeldraden, die te zamen een kegeltje vormen
en het stempeltje verbergen. Het geheele
bloempje hangt aan een dun steeltje en is uit
een vliezige scheede te voorschijn gekomen.
Elk plantje heeft maar twee bladeren, die
lang en smal zijn en vroeger het knopje be-
schermden. Alles kwam uit het kleine bolletje,
dat aan de onderzijde van worteltjes is voor-
zien, te voorschijn. 't Geheel is een eigenaar-
dig gewas, dat voor den strengen winter niet
vreest en ieder jaar reeds in rebruari voor
den dag komt en dat zich door de warmte
van een broeikas niet vroeger te voorschijn
laat roepen, hoe dikwijls kweekers dit ook al
geprobeerd hebben. Het Sneeuwklokje wacht
geduldig den tijd af, maar komt dan ook, al
ondervindt het tegenwerking
Als de rijpe zaden uit de vruchten, die la
ter te voorschijn komen, zijn. gevallen, wor-
den ze dikwijls door mieren naar hare voed-
celplaasen gebracht, en zoo werken deze
kleine diertjes soms mede tot de verbreiding
van de Sneeuwklokjes.
Deze alom bekende bloempjes worden ook
wel genoemd: Naakte Mannetjes en Avond-
zotjes en behooren tot dezelfde familie, waar-
toe de Gelc Narcis of Tyloos behoort
En nu verlaten we deze bloemenkindjes,
die zoo zachtjes de lieve Lente inluiden. We
gaan nu verder het veld in en het valt ons op,
dat het land er al weer veel groener uitziet,
dan bij onze vorige wandeling. Ook zingt de
Leeuwerik nu alom, zoodat we zijn getierelier
nu voortdurend kunnen vernemen. Zie, in dat
slcotje zwemmen twee groote vogeis1 Het
zijn eenden en aan de mooie groene kopvede-
rer van het mannetje is het wel te zien, dat
het zijn zomerpakje heeft aangekregen. Ver-
trouwelijk zwemt het naast zijn grauw ge-
kleurd wijfje en misschien is wel al hier of
daar in den wal het groote nest gereed, waar-
in straks wel 12 of 13 groote groenwitte eic-
ren kunnen komen.
Kwek, kwek, roept de woerd en dat is het
teeken, om op te vliegen. Zie, ze blijven rond-
om ons zweven. wat een vrij zeker teeken is,
dat het nest hier in de nabijheid is. Zulke
vliegende eenden lijken ons niet erg mooi toe,
lang zoo mooi niet, als wanneer ze zwem
men.
Zie eens in de sloot! Daar zwemmen we
der van die kleine vischjes, zooals we ze elk
voorjaar bij groote hoeveelheden kunnen zien.
We willen er nu enkele van vangen, wat ge-
rhakkelijk kan gebeuren. We zoeken een ge-
wonen aardworm of dauwpier en dien binden
we aan een touwtje. We laten het spartelende
wormpje in het water zakken en spoedig
zwemmen en eenige Stekelbaarsjes op af. Nu
voorzichtig opgehaald. Ha, daar ligt al zoo'n
aardig klein vischje op den wal. Hoe houden
we het nu in leven Daar ligt een bakje op de
weide, waarin de boer zijn vee voedert, dat
zullen we maar even leenen. Nauwelijks heb
ben we het wormpje weder te water gelaten,
of opnieuw is zoo n vischje gevangen. En
Guzek had den onverwachten ruggeling-
scihen aanvaller met een krachtige schop wil
len begroeten maar de woorden „in naam
der wet" bedwongen hem. In de gevangenis
kwam hij todh want toen hij zich omkeerde,
hadden hem een paar krachtige vuisten bij de
kraag gepakt en aan ontkomen viel niet meer
te denken. Waartoe zou het dienen, den onver-
mijdelijken straftijd, door een nuteloos verzet
tegen de overheid te verlengen? Hij wist uit
zijn langjarige gerechtspractijk, aat daar
minstens een half jaar op stond, tezamen
met de zoo even begane huisvredebreuk en
dat, wat hij nog op zijn kerfstok had, kon de
gezamenlijke straf op zijn minst anderhalf
jaar bedragen.
Hij schiide dus enkel maar zijn ruggeling-
schen aanvaller van zich af, en zei gelaten
„Goed zoo wachtmeester, u wil ik gehoor-
zamen, want je bent als gendarm verplicht
de orde te handhaven. Maar ik smeek je,
houd die menschen van mijn lijf af, anders
zou ik nog een paar van hen de hersens in-
slaan."
„Wat ik te doen heb, behoef je mij niet
voor te sohrijven," zei de beambte norsch,
maar er straalde toch voldoening uit zijn
oogen, dat het hem boven alien gelukt was,
dit gevaarlijk sujet in heohtenis te nemen.
Zijn verdienste was echter niet zoo heel groot,
want een van de dienstmeiden was bij het be
gin van den striid uit het keukenraam ge-
sprongen en had hem uit zijn bed gehaald.
Hij schoof de didhtst bijstaanden op zijde en
haalde een dik notitieboek voor den dag.
„Nu zullen wij eerst eens het procesverbaal
•gmakaa an zorg gjj mijnheer Bogdan ia-
izzszzi tt* sr scores* fcqgsn. aUH ttu
begeeren. De Stekelbaarsjes laten zien gemak
kelijk verschalken en het is zoo aardig, dat
we ze geen pijn hebben te bezorgen van een
scherpen haak, wanneer we ze vangen.
Als we onze stekeltjes eens goed bekijken,
dan zien we, dat ze drie doorntjes op den rug
hebben; daarom heet deze soort ook Drie-
doornige Stekelbaars, of wilt ge den weten-
schappelijken naam weten, dan moet ge maar
onthouden: Casterosteus aculentus. Er zijn
ook nog stekelbaarsjes met tien doorntjes en
deze soort hcet dan Tiendoornige Stekelbaars
of Gasterosteus pungitus. Hierbij zijn soms
mooie zwartgekleurde mannetjes, die daar-
door nikkertjes genoemd worden. Doch er
zijn er maar enkele zoodat het wel een geluk-
je is als er een gevangen wordt.
We zullen enkele van de gevangen vischjes
in een aquarium doen, opdat we zullen kun
nen waarnemen, hoe aardig een mannetje zijn
nestje maakt, om er later een wijfje in te jagen
of te trekken, dat daarin dan de eiertjes legt.
Wanneer dit is geschied, dan wordt het nest
je weder door het mannetjes bewaakt; de
wijfjes mogen er niet meer bij komen, want
die eten gaarne de eigen eieren op. Als ge de
vischjes in het aquarium hebt, moet ge op-
passen, dat er geen zwarte torretjes m het
water zijn, want die doen zich ook gaarne te
goed aan de eiertjes van de Stekelbaarsjes.
Nu weer verder het veld inZie, daar vlieu
gen eenige kieviten. Zij zijn dezen winter in
onze streken gebleven, en als Maart maar
eenigszins zacht van aard is, zullen er spoe
dig weer nesten van deze vogels zijn. Dan
zullen we weer in de couranten lezen, dat
men voor het eerste kievitsei veel geld be-
taald heeft. Als het nog wat verder in den tijd
is, dan gaan we ook kievitseieren zoeken. Nu
willen we alleen maar de vogels bekijken. Wat
hebben ze breede wieken en hoe gemakkelijk
laten ze zich door de lucht drijven. Daar
strijken ze neder en we kunnen ze gemakkelijk
bekijken. De kievit is niet zoo heel schuw,
omaat er nimmer op geschoten mag worden..
Zie, hoe aardig staat hun het lange smalle
kuifje, dat hoog op naar boven steekt! Hoe
mooi zwart zijn de vederen van de bovendee-
len, doch, als het zonnetje er op schijnt, dan
zien we op rug en vleugels fraai bronsgroen
en staalblauw. Borst en buik zijn helder wit
en ook ziet men wit op de voorhelft van de
staartpennen, maar alleen, als de vogels vlie
gen De kieviten leven nu nog gezellig in
troepjes bij elkander, maar spoedig ziet men
ze twee aan twee, mannetje en wijfje, die dan
samen een eenvoudig nest vervaardigen. Dat
zullen we weer later zien.
"Hoor: piep, piep! Dat geluid1 komt van het
klene grauwe vogeltje, dat daar op het walle-
tje zit. Naar zijn geluid wordt het Pieper
genoemd. Dit is een Oeverpieper, die maar
weinig wit op de staartveaeren heeft en die
tot onze wintergasten behoort. Straks in
April zijn er vele'piepers in de weiden, doch
die zijn nog iets donkerder gekleurd, dan het
vogeltje daar voor ons. Dat zijn Graspiepers,
die hier ook hun nesties maken op eenzelfde
wijze als de Leeuweriken het doen. Nu, het
vogeltje heeft veel overeenkomst met den,
Leeuwerik en leeft ook als deze. Daar vliegt
ons Oeverpiepertje weg en kunnen we zien,
dat het met rukjes verder gaat, telkens een
boog makende, evenals de Kwiktsaarten dit
doen.
En nu teruggewandeld langs het boschje.
Daarin springen verscheidene lijsters van tak
op tak en ook een groote vlucht spreeuwen
heeft zich op de boomtoppen neergezet. Deze
vogels gevoelen alle, dat de Lente wakker is
geworden en daarom zijn ze veel vroolijker
aan een maand geleden.
Maar zie eens onder dezen boom dat
mooie plantje met drie handvormige blaad'jes
en uit net midden er van een dun bloemsteel-
tie opgeschoten, dat een fraai bloempje
draagt, voor zien van zes witte blaadjes en
een groot aantal meeldraden met gele helm-
knoppen. Die witte blaadjes vormen hier denj
kelk en kroonblaadjes heeft het bloempje
niet. Dat is anders dan bij de meeste bloe-
men, die groene kelken en gekleurde kroon-
bladeren dragen. Zoo'n vroeg blpeiend
bloempje ttiocht wel een dubbel bloemdek
hebben, om de inwendige deelen te bescher-
men. Doch onze Boschanemoon, zooals dit
plantje heet, kan het met dit enkelvoudig dek
wel goed stellen, want ieder voorjaar is zij
een van de eersten, die haar schoon vertoo-
nen.
En hiermede is voor heden onze wandeling
afgeloopen. In de volgende maand is alles al
weer veel meer ontwikkeid, wat we dan ho-
pen te zien.
J. DAALDER Dz.
tusschen voor een voertuig, opdat wij den
boosdoener vandaag nog in hechtenis kun
nen brengenl"
Bogdan haastte zich een van zijn knechts
de noodige aanwijzigingen te geven en richt-
te zich toen vol ijver tot den vertegenwoordi-
ger van het geredht, om bij het weldra vol
gende getuigenverhoor voorshands het recht
aan zijn zijde te brengen, maar voor alles
zijn jongen schoon te wasschen van het feit,
dat hij met het mes geworpen had.
Op dit oogenblik zou Guzek met een Snel
len sprong misschien nog de vrijheid herkre-
gen hebben maar hij had te veel bloed verlo-
ren en het werd hem soms duister voor de
oogen. Maar zelfs als het hem gelukt was op
het Broekeiland te komen, dan zouden de
honden toch zijn spoor hebben gevonden en
dan gaf't maar noodeloos alarm, want mo-
gelijk zou een van alien op de gedachte zijn
gekomen, een boot in het water te brengen en
het eiland af te zoeken. En voor hetgeen hij in
stilte hoopte was het beter, dat men die twee
daar alleen liet. Daar zou een derde maar
teveel zijn en wie weet, of het hem geen leed
zou hebben gedaan als hij er bij was geweest,
dat hem diep ontroerd had. Zij had er als een
jong reetje uitgezien, zoo onschuldig en ver-
trouwelijk, en hij kwam zich zelf als een aas-
jager voor, dat hij zijn meester op haar had
aangehitst. Maar dat kwam omdat hem,
ouden ezel, het bloed ook nog zoo snel door
de aderen liep. Hij had toch moeten bedenken,
dat net niet deugt, mannenzaken met vrou-
wengesdhiedenissen te verwarren. En zoo
voorzag hij nu al, hoe alles gaan zou, als
hij in de gevangeniis zat.
Jan was natuurlijk te teeradbtig om wraak
te nemen op den houtvester H61der, want wat
die gedaan had, was hem niet uit eigen her-
innering bijgebleven, maar sledhts als een sa-
geLuit tijden, die hij niet kende.
hjj dus Samuel Guzek, achter dik-
ke muren wist ziften, zou de houtvester hier
rustig sterven in zijn bed en de misdaad on-
gewroken blijven. Bij die gedachte kreunde
hij van inwendige spijt en ging weer op de
bank bij de deur zitten ais een aangeschoten
beer. Hij greep met zijn linkerarm den reeh-
ter boven de wond, om het bloed tegen te
houden, dat zonder ophouden met een fijne
straal uit de gapende scheur in de mouw
sprong en het was alsof alles hem nu onver-
schillig werd, wat nog komen zou, want hij
werd opeens zoo moe, alsof hij in tien nach-
ten niet geslapen had
Vrouw Holder, die als in onmacht in de
armen van de boerenvrouwen had gelegen,
was weer bijgekomen. De haren hingen haar
om't hoofd en zij geleek wel een krankzinni-
ge, zooals zij nu voor Guzek ging staan.
„Ik wil mijn L: ad terug hebben, monster,
oof je welMijn kind
En Daniel Bogdan die zich weer van zijn
val hersteld had, sloot zich bij haar aan.
„Guzek, mijn broer heeft je goed getroffeu,
en de dood teekent zich al op je gezicht. Ver-
licht dus je hart en zeg mij, waar de andere
met het meisje is gebleven Als je het doet,
dan zweer ik je op handslag, dat ik hem in
het leven zal laten!"
Guzek zichtte zich op en een vonk van on-
uitbluschbare haat sprong uit zijn oogen.
„Je wilt weten waar net kleine reetje is,
bij wie mijn heer je overtroefd heeft? Ik weet
het, maar ik laat mij eerder mijn tong uit den
hals halen, dan dat ik het je zegWees maar
niet bang, misschien zal hij haar zelf naar ie
toezenden, als hij genoeg van haar heeft!
Hii ging voort, zich tot de houtvestersvrouw
wendend a
„Zie je vrouw, je staat daar nu te schreien
en weent om een maar denkt er niet aan, dat
er een tijd was, toen anderen om meerderen
weenden, die even onschuldig waren als je
kind. Misschien her inner je je nog wel een
nariit, toen ik met Singer den hond onder je
venster stond en je zeide, dat je je man van
mij moest groeten. Breng hem mijn groeten
weer over en zeg hem dezelfde woorden, die
ik destijds sprak: als hij kon, dan moest hij
rustig slapen! Ha! ha! wat een piezier"
Guzek liet het hoofd op de borst zinken en
het werd donker voor zijn oogen.
Maar in zijn hart was het lichtf want al
zou nu ook het einde komen, dan wist hij toch
dat hij voor zijn heer was gestorven en hij
had dan toch voor de groote heenreis nog
een droppeltje van de lang gespaarde wraak
gedronken
De vrouwen in de kamer begonnen te gil-
len en verscheidene van hen gingen bidden,
opdat de ziel van dezen zondaar niet zonder
voorspraak voor den lieven God zou ver-
schijnen. Alleen de gendarm was rustig ge
bleven.
„Zoo gauw sterft men niet en die daar
heeft een leven zoo taai als van een kat.
Bind hem maar vlug, een verband om de
wond, zoodat de bloeding staakt en dan in
den wagen. Voor den rechter zal hij wel weer
levend worden!"
V.
De oude vrouw op den Broekhof zat een
zaam in de groote kamer, waar zij al die ja-
ren had gezeten. Voor haar op tafel lag 't
gebedenboek opengeslagen en er naast brand-
de een mat lidit, waarvan zij lang vergeten
had de walmende pit te snuiten. Want zij las
niet in de gebeden maar haar oogen staar-
den in de donkere kamer en haar gedachten
dwaalden rusteloos door haar hoofd.
Het was natuurlijk dat zij haar hart zoo
aan dit kind had gehecht, m. zij kon het
niet helpensedert daar ginds in het groote
statiebed het lieve bruine kopje niet meer 111
ontbrak er iets in huis en al die dagen faai
zij rondgedoold alsof zij iets zocht, dat zij
verloren had. Allerlei gedachten kwamaa bij
■JifliSifg&i, V: tsr 9® sao
haar op, die zij vroeger niet gekend had
Of bet wel goed geweest was dat zij den eeni-
gen zoon had weggezonden, om hem tot een
ander beroep te dwingen, in plaats van hea
bij zich te houden en zijn ziel zoolang zij nog
jong en buigzaam was met zachte hand ia
een goede richting te leiden en zelf de wilde
driften te keeren die missdhien een erfelijk ge-
brek waren en niet deze moedertaak aan
vreemde handen overlaten? Nu had hij zich
uit haat en vijandschap van haar afgewend,
volgde den weg waarvoor zij hem had willen
behoeden en het zware offer der scheiding,
dat zij al die jaren dag aan dag opnieuw ge
bracht had, terwijl zij zoo vurig naar hem
verlangde, was tevergeefs geweest. En zij, die
overtuigd van haar juist inzicht tot nu ton
nog nooit een aarzeling of afwijking van den
rechten weg gekend had, liep nu twijfelcnd
rond, innerlijk ten prooi aan tegenstrijdige
gevoelens en de God die steeds voor haar een
toevlucht was geweest, wilde haar niet bij-
staan, hoezeer ze ook tot Hem gebeden had..
Zij had nog wel gemeend het van den be-
ginne af zoo wij te hebben aangelegd om den
eenige, die haar was overgebleven, van d«
vloek van dezen grond te redden. Maar deza
was sterker geweest en zijn grijpende arm
reikte zelfs tot in de vertetroik hem naar
zich toe en verwarde zijn zinnen, totdat hij om
zijn bezit de liefde voor zijn moeder uit zij»
hart scheurdeen zij vroeg zich zelf af wat
dit voor kracht wel zijn zou, die hem zoo ia
haar ban deed! Het eene stuk van de aarda
was toch al precies als het andere en waarom
trok nu juist dit hem uit den vreemde terug,
terwijl zij toch alles had gegeven om hem
weg te houden en zelfs den Tiand der heria-
nering geheel en al door te snijden?Toea
kwam er een vaag vermoeden bij haar op of
zij als vrouw van deze geheimzinnig werkca-
de kracht wel begrip genoeg zou hebbem.
40)
e, uit tij
Ttrwijl
XI.
D« staking der transportarbel.
dart. (Geldelijke steun van het N.
V. V. nieuwe samenwerking tus<
•chen den Bond en de Federatie).
Amsterdam in 1919. De griep en ha<
re slachtoffers. Het einde van de
tooneelstaking. Van Kloosterkapel
tot Athenaeum (uit de geschiedenis
van het St. Agnesklooster).
De werkstaking van dc transportarbeiders in
onze haven en te Rotterdam duurt nu vier wc<
ken, en er komt nog geene verandering in. In'
tegendeel, beidc partijen schijnen vaster dan
ooit beslotcn te overwinnen. Woensdag 1.1.
heeft het Nederlandsch Verbond van Vakver»
eenigingen met de besturen van de aangesloten
organisaties te Amsterdam een congres ge'
houden, ten einde maatregelen te bespreken
om aan de bootwerkers ruimeren financieelen
steun te verschaffen. Dat congres was zeer
druk bezocht. De geheele groote bovenzaal
van „Parkzicht" was gevuld met de vertrou*
wensmannen der zoogenaamde moderne ar»
beidersbeweging. Het eigenlijke debat heeft
plaats gevonden in eene huishoudelijke och<
tendzitting. Of er toen bezwaren zijn geuit te»
gen het voorstel alle 250.000 leden van het N.
V. V. 5.te laten betalen over een termijn
van 10 weken, zoodat er een totaal bedrag van
1.250.000 bfjeeukomt, valt niet te zeggen. Ze<
ker is dat er in de middagvergadering geener<
lei oppositie was op te merken. Zij was als
eene apotheose van solidariteit.
De Voorzitter van het N. V. V., de heer
R. Stenhuis, heeft bij deze gelegenheid eene re«
de gehouden, die wel merkwaardige momenten
had. Ik denk vooral aan dat gedeelte waarin
hij de houding der Regeering besprak. De mo<
derne arbeiders, zoo zeide hij, willen de sta>
king geen dag langer laten duren dan noodig
is. Zij zijn ieder uur van den dag tot zakelijk
overleg bereid, ten einde aldus tot eene spoe<
dige oplossing van het conflict te komen.
Ook de regeering weet dit, en het doet dan
ook vreemd aap aldus de heer Stenhuis
dat de regeering op dit congres wilde wach<
ten, alvorens de intcrpellatie'Marchant te doen
houden, al verheugt het mij dat zij den grooten
invloed van het N. V. V. erkent. De Regeering
had echter niet op dit congres moeten wach<
ten; zij had zich eene eigen meening moeten
vormen. Enz.
Het N. V. V. en door zyn mond de sta«
kers heeft dus nog eens duidelijk den
wensch te kennen gegeven dat de Regeering
zal ingrijpen. In afwaehting hiervan heeft het
zich echter maar weer met zijne oude vijan»
den, de federatie>rnannen, verbonden. Men
zal zich hcrinnercn dat de l!andelsbla>l'onthul>
lingen betreffende de Bolsjewistische conferen<
tie hierterstede, van welke conferentie ook de
vertegenwoordigers van de federatie van
transportarbeiders deelnamen, eene scheiding
brachten in de stakingsleiding. Naar de heer
Stenhuis meedeelde, is de breuk thans geheeld,
door toedoen van de Internationale Trapsport»
arbeiders Organisatie, en in het bfjzonder van
de Engelsche kameraden. Er is weer een ge<
meenschappelijk stakingscomtie benoemd, dat
de staking vercier zal leiden. Echter en deze
bepaling is regelrecht gericht tegen de syndi<
calistische vakvereenigingstactiek; de besmet<
tingstheorie mogen geene nieuwe groepen
arbeiders in den strijd worden gebracht, dan
ita gepleegd overleg met de besturen van N. V.
V. en N. A. S., en nadat overeenstemming
tusschen de samenwerkende organisaties is
verkregen.
Het Gemeentelijk Bureau van Statistiek heeft
dezer dagen zijn jaaroverzicht van 1919 gcpu«
bliceerd. Daaruit blijkt dat in het afgeloopen
jaar (evenals in 1918) dc toeneming der bevoi<
king gering was. Op 1 Januari 1920 bestond de
bevolking der hoofdjtad uit 312.543 mannen en
334.602 vrouwen; dat is in totaal 647.125 per«
sonenl
Niettegenstaande den nijpenden woningnood
was het aantal huwelfjken hoog, n.l. 6165 te'
gen 5269 in 1918.
Het groot aantal zieken en de hooge sterfte
in de laatste helft van 1918 veroorzaakte een
laag geboortec(jfer in de eerste helft van 1919,
wat in de tweede helft niet geheel meer kon
worden ingehaald. Het cijfer was in 1919
21,09; in 1917 21,94; in 1916 23.05.
Veel gunstiger dan in het jaar 1918 was in
1919 het sterftecijfer. Toen bedroeg het 15.54
tegen 12.36 nu.
De hooge sterfte van 1918 vindt voorname»
lijk hare verklaring in de in dat jaar voorgeko«
men epidemie van de z.g. Spaansche griep,
4W!9WI SWS,
Hooger dan in eenlg kworttii! ru dft Jttr
was in de laatste 3 maanden bet gets! derge*
nen, die, lijdende aan een besroettelijke ziekte,
vervoerd werden naar een ziekenhuis, al. 1024,
tegen 942, 757 en 925 in de vorige kwartalea
Uit de staten die een overzicht geven van
het verkeer in onze haven, ziet men duidelijk
dat dit langzamerhand toeneemt. Kwamen in
'18 totaal binnen 378 zeerschepen en vertrok'
ken er 393, in 1919 waren die cfjfers 1366 en
1363. Het is een vooruitgang die wel bevredi*
gend kan worden genoemd, al bleven de cij*
fers nog ver beneden 1914, toen z(j voor het
geheele jaar bedroegen 2403.
Ook het tramverkeer bleef toenemen, on<
danks de tariefsverhooging. In het geheele
jaar 1919 maakten van de tram gebruik
133.007.076 personen tegen 123.141.960 in 1918.
Het aantal processen'verbaal door de politic
opgemaakt beliep in 1919: 24.186 tegen 29.925
in 1918. Het aantal der misdrijven was over het
geheele jaar 9313 lager (22.83013.517). Bijna
voor het geheel valt dit te verklaren uit de ver»
mindering van diefstal en strooperij. De over*
tredingen waren meer in aantal, en wel 847.
Voornamelijk is dit veroorzaakt door de pro*
cessen>verbaal wegens dronkenschap, welke in
de laatste maanden sterk gestegen zijn, verge'
leken bij het begin van het jaar, en veel meer
in getal waren dan in denzelfden tijd van't vo»
rlge jaar. De politite meent dat dit verklaard
moet worden uit het feit, dat zij, langen tijd
in beslag genomen door het toezicht op de
uitvoering van tal van distributiomaatregelen,
thans weer veel meer aandacht wijden kan
aan hare bemoeiingen op den openbaren weg.
Zij schaart zich dus niet aan de zijde van hen
die in de hoogere loonen de oorzaak zien van
het toenemend drankgebruik (drankmisbruik).
Eindeljjk nog een paar cijfers betreffende het
bezoek aan schouwburgen en bioscopen. Het
nam toe in elk kwartaal van dit jaar, uitgezon«
derd het laatste. De schouwburgen, vari6t6s
enz. werden bezocht door 785.114, 854.246,
964.325 en 941.386 personen. Tegenover de da<
ling van dit laatste cijfer stond echter eene
toeneming van dat der bioscopen, dat n.L be<
droeg 1.049.805, 1.330.957, 1.351.024 en
1.669.569. Die cijfers bewijzen: lo. dat de Ami
sterdammers (en degenen die hier tijdelijk ver*
toeven) nog al eens uitgaan, en 2o. en dat is
te betreuren dat de kunst meer en meer
terrein verliest aan de bioscoop. Of bet ge«
meentelijk subsidie dat verlies kan goedmaken
staat te oeziea
Het is niet goed een lezer te veel cijfers op<
eens te geven. Daarom maar sen enkele greep
uit de publicatie van den heer J. van Gelaeren,
in 1919 commies aan het Bureau van Statistiek,
over den invloed van de Spaansche griep op de
Amsterdamsche geboortecijfers. Ten gevoige
van de Spaansche griep heeft Amsterdam sc
dert Augustus Dls tot Juni 1919 ongeveer
2400 inwoners door den dood verlorea Echter
blijkt thans dat langs anderen weg het verlies
aan menschenlevens door de genoemde epide«
mie nog aanmerkelijk is vergroot en wel door
de abnormaal lage geboortecijfers, die onder
den invloed daarvan zijn ontstaan. De heer
van Gelderen becijfert bet tekcrt aan geboo«»
ten in 1919 op ongeveer 1700. In bet geheel
mag dus tot nu toe het totale verlies aan men<
schenlevens tengevolge van de griep voor Am>
sterdam op ongeveer 4100 (2400 plus 1700)
worden geschat.
Het einde van de tooneelstaking Is gekomen;
wel niet formeel maar dan toch practisch. De
Nederlands'he Tooneeikunstenaars«vereeni<
ging heeft namelijk in het begin van deze week
besloten de staking voor de N. V. Het Tooneel
op te heffen. Dat was juist gezien, want tus«
schen dr. Willetn Royaards en zijne artisten
bestond geen enkel verschilpunt meer. Hij had
zich zelfs bereid verklaard ai zijne oude krach«
ten terug te nemen. Daarnevens besloot de
NederlandsChe Tooneelkunstenaarsvereeniging
echter de staking voor de overige gezelschap«
pen te handhaven. Men vraagt zich af of dit
nu wel werk is van ernstige mannen, van eene
welbewuste stakingsleiding. De staking is im<
mers feitelijk jit, althans het heeft geen zin
meer langer te staken; er is niets meer te be«
reiken. Men kan van het zieltogende Neder*
l,:ndsche Tooneel en den liquideerenden Louis
de Vries toch niet in gemoede blijven eischen
dat zij klle artisten zullen terugnemen. En Van
der Lugt Melsert en de Rotterdammers spelen
door, ondanks de staking. Al duurt de staking
ook ubg Zoo lang: slachtoffers zullen er vallen.
Het blijkt inderdaad, om met Burgemeester
Tellegen te spreken die vruchteloos pogin<
gen tot arbitrage in het werk stelde dat het
tooneelbedrijf zich minder dan welk ook tot
dea woordi
WaarschUnlijk aarzelt 4* atakiiigsleidlng
thans de staking op te heffen, gezien het grooi
aantal slachtoffers. Maer vandaag of morge#
zal zij er toch toe moeten komen!
Meandag .11. heeft het Genootocbep „Am»
stelodamum" zijne jaarvergadertag gehouden.
Dat Genootschap ii de levende getuigenie van
de liefde der Ameterdamiseri voo; huasc «t*4
Het Gecootschep stelt zich ten do?! kef
kweekeri van krneif onstreat het hedeu sc
leden van „de aloude en wijdvermaarde etad,"
en het tracht dit doel te bereiken door het uifc
geven van een Maandbltd en een Jearboel^
het organiaeeren van bezoeken aan merkwaat*
dige oude gebouwen en belangrijke nieuwe in<
stellingen, het beleggen van voordrachtavoo*
den enz. Bijna twaalfhonderd Amaterdammera
zijn er lid van, en het getal leden neemt gesta*
dig toe.
In de bovengenoemde vergadering heeft, na
afdoening van de huishoudelijke werkzaamhe*
den, het oud'bestuurslid, dr. J. F, M. Sterck,
de bekende Vondelkenner en kenner ook van
de katholieke geschiedenis, een voordracht met
lichtbeelden gehouden over de voormalige Ag#
nistenkapel op den Oude Zij da Voorburgwaj,
die later, als Athenaeum Illustre een groote rol
heeft gespeeld in het wetenschappelijk leven
van Amsterdam en de bakermat is geweest
van onze Universiteit. Ns een tijd van verval
gedurende welken het o.m. gebruikt is ais la>
gere school wordt het oude gebouw nu doof
de Gemeente gerestaureerd, en wederom voor
universitaire doeleinden ingericht. Er komen
twee gehoorzalen in, en boven, waar vroegot
de stadsboekerij gevestigd waa, weder eene
bibliotheek.
Dit is de eenig overgebleven middeleeuw*
ache kloosterkapel van Amsterdam, uit den
tijd dat dit deel van onze stad door zijn vein
kloosters nog in waarheid een ..Gebed zondee
End" was.
Als door een toeval is van he* 14e eeuwschn
S. Agnesklooster niet slechts de kapel be*
waard, maar is het ook nog mogelijk zijn ge*
schiedenis tot in de kleinste bijzonderheden ta
beschrijven uit het eveneens overgebleven
Kloosterhandschrift met o.a. een chronologisch
Memorieboek%an Sint Agnes Convent, waar*
schijnlijk door de keurige hand van een de*
nonnen zelf beschreven, dat bovendien vein
bijzonderheden bevat over dete jdsbting. Dit
handaehrift bevat ook 4# meest oauwkeurig#
beschrfjviRg van die oude inrich' sg d iUpil
zoodat wij oes hear wee? koftvn .stel'es
in haar indeelmg, asst hare aJtr.sgc geschU*
derde ramen Zelfs beataat - :e 9ch;l»
derij uit het begin der Ids wjw, waarop ess
der toenmaiige priorinnen met hare fa mi fin
door de hand v«n een kunstenaar is weergn*
geven. Behalve dit bezittp-n wij ook nog een
15e eeuwsch Graduale of hack om de H. Min
te zingen met fraaie enluminures, dat ongetwj)*
feld aan het S. Agnesconvest heeft toebns
hoord.
Er bestaan dus vele redenen om onze nun*
dacht in't bijzonder aan de S, Agneskapei tn
schenken, en te meer omdat zij, zooals gezeg4
in 1632, als Illustre school la ingericht
Toen in 1629 besloten waa te Amsterdam een
school voor Hooger Onderwija te stichten, ore*
dat de jongelieden te vroeg van de Latijnsche
scholen naar de academie gingen, zonder dat
ze door voldoende filosofische vorming ge*
sterkt waren tegen de verleidingen eener Act*
demiestad, vie! eerst het oog op het nog on*
gebruikte Sint'Agneskerkje, om het voo*
Athenaeum in te richten.
Maar dat besluit wekte den natjver op van
de Leidsche Hoogeschool die meende dat
hare privilegieen daardoor aangetast zouden
worden, en daarom werd het geschil in April
1631 onderworpen aan de uitspraak van twee
Gerechtshoven. De beslissing viel ten voor*
deele van Amsterdam uit, en de stad wees tot
eerste hoogleeraars aan twee geleerden, die in
1619 van hunne ambten door de Leidachn
Academie ontzet waren:
Gerardus Joannes Vossius en
Casparus Barlaeus.
De plechtige opening van het Athenaeum
geschiedde op 8 en 9 Januari 1632. Op 8 Janu<
ari verscheen de Vroedschap er in statigen
optocht, en werd zij toegesproken door Voa*
sius, professor in de geschiedenis, die eene re*
de hield over „het Nut der Geschiedenis." Den
volgenden dag kwam de Vroedschap weer b\j*
een in de oude Kloosterkerk, nu tot het aan*
hooren van eene oratie van Barlaeus, hoog*
leeraar in de wijsbegeerte over „de Vereeni*
ging der studie van Koophandel en Wijsbe*
geerte" meer bekend onder den titel: „De wij*
ze koopman."
I