1 ISCHG WEEK. HoRdsrd Ebb en Twlntlfste JiirgiDg. Zaterdag 18 Maart. Uit de 'Natuur. Voor Jong»en Oud. F B U 1L L E T 0 H. De iioev© in 't Broek, ea. mro Maart. Komaan, opgestapt maar weer! Nauwelijks zijn we buiten gekomen, of deJraai bloeiende Sneeuwklokjes, bloeiende en fleurende, lachen ona tegemoet. We willen een plantje wat nauwkeuriger bezien en netnen er daarom een met bolletje en al uit den grond. 't Is geen wildgroeiend exemplaar; die zijn er bijna niet te vinden. Maar de gekweekte plant- jes zien er precies zoo uit, als dfe wilde en misschien nog wel zoo fraai. 't Zijn overi- gens willige tuinkindertjes, want waar je ze eenmaal hebt geplant, daar komen ze ieder jaar, zonder dat je er naar omziet, weer voor den dag. De Latijnsche naam voor het Sneeuwklokje is Galanthus nivalis en dat Galanthus bete- kent Melkbloem, een passende naam bij de melkwitte bloemblaadjes. Men ziet aan het bloempje zes zulke blaadjes, waarvan de drie buitenste groot en geheel wit, de drie andere kleiner en met groen versierd zijn. Fraai groen zijn de streepjes op de binnenzijde en net halve maantje op de buitenzijde van ieder der drie laatstbedoelde bloemblaadjes, en dit groen steekt keurig af bij het geel der zes meeldraden, die te zamen een kegeltje vormen en het stempeltje verbergen. Het geheele bloempje hangt aan een dun steeltje en is uit een vliezige scheede te voorschijn gekomen. Elk plantje heeft maar twee bladeren, die lang en smal zijn en vroeger het knopje be- schermden. Alles kwam uit het kleine bolletje, dat aan de onderzijde van worteltjes is voor- zien, te voorschijn. 't Geheel is een eigenaar- dig gewas, dat voor den strengen winter niet vreest en ieder jaar reeds in rebruari voor den dag komt en dat zich door de warmte van een broeikas niet vroeger te voorschijn laat roepen, hoe dikwijls kweekers dit ook al geprobeerd hebben. Het Sneeuwklokje wacht geduldig den tijd af, maar komt dan ook, al ondervindt het tegenwerking Als de rijpe zaden uit de vruchten, die la ter te voorschijn komen, zijn. gevallen, wor- den ze dikwijls door mieren naar hare voed- celplaasen gebracht, en zoo werken deze kleine diertjes soms mede tot de verbreiding van de Sneeuwklokjes. Deze alom bekende bloempjes worden ook wel genoemd: Naakte Mannetjes en Avond- zotjes en behooren tot dezelfde familie, waar- toe de Gelc Narcis of Tyloos behoort En nu verlaten we deze bloemenkindjes, die zoo zachtjes de lieve Lente inluiden. We gaan nu verder het veld in en het valt ons op, dat het land er al weer veel groener uitziet, dan bij onze vorige wandeling. Ook zingt de Leeuwerik nu alom, zoodat we zijn getierelier nu voortdurend kunnen vernemen. Zie, in dat slcotje zwemmen twee groote vogeis1 Het zijn eenden en aan de mooie groene kopvede- rer van het mannetje is het wel te zien, dat het zijn zomerpakje heeft aangekregen. Ver- trouwelijk zwemt het naast zijn grauw ge- kleurd wijfje en misschien is wel al hier of daar in den wal het groote nest gereed, waar- in straks wel 12 of 13 groote groenwitte eic- ren kunnen komen. Kwek, kwek, roept de woerd en dat is het teeken, om op te vliegen. Zie, ze blijven rond- om ons zweven. wat een vrij zeker teeken is, dat het nest hier in de nabijheid is. Zulke vliegende eenden lijken ons niet erg mooi toe, lang zoo mooi niet, als wanneer ze zwem men. Zie eens in de sloot! Daar zwemmen we der van die kleine vischjes, zooals we ze elk voorjaar bij groote hoeveelheden kunnen zien. We willen er nu enkele van vangen, wat ge- rhakkelijk kan gebeuren. We zoeken een ge- wonen aardworm of dauwpier en dien binden we aan een touwtje. We laten het spartelende wormpje in het water zakken en spoedig zwemmen en eenige Stekelbaarsjes op af. Nu voorzichtig opgehaald. Ha, daar ligt al zoo'n aardig klein vischje op den wal. Hoe houden we het nu in leven Daar ligt een bakje op de weide, waarin de boer zijn vee voedert, dat zullen we maar even leenen. Nauwelijks heb ben we het wormpje weder te water gelaten, of opnieuw is zoo n vischje gevangen. En Guzek had den onverwachten ruggeling- scihen aanvaller met een krachtige schop wil len begroeten maar de woorden „in naam der wet" bedwongen hem. In de gevangenis kwam hij todh want toen hij zich omkeerde, hadden hem een paar krachtige vuisten bij de kraag gepakt en aan ontkomen viel niet meer te denken. Waartoe zou het dienen, den onver- mijdelijken straftijd, door een nuteloos verzet tegen de overheid te verlengen? Hij wist uit zijn langjarige gerechtspractijk, aat daar minstens een half jaar op stond, tezamen met de zoo even begane huisvredebreuk en dat, wat hij nog op zijn kerfstok had, kon de gezamenlijke straf op zijn minst anderhalf jaar bedragen. Hij schiide dus enkel maar zijn ruggeling- schen aanvaller van zich af, en zei gelaten „Goed zoo wachtmeester, u wil ik gehoor- zamen, want je bent als gendarm verplicht de orde te handhaven. Maar ik smeek je, houd die menschen van mijn lijf af, anders zou ik nog een paar van hen de hersens in- slaan." „Wat ik te doen heb, behoef je mij niet voor te sohrijven," zei de beambte norsch, maar er straalde toch voldoening uit zijn oogen, dat het hem boven alien gelukt was, dit gevaarlijk sujet in heohtenis te nemen. Zijn verdienste was echter niet zoo heel groot, want een van de dienstmeiden was bij het be gin van den striid uit het keukenraam ge- sprongen en had hem uit zijn bed gehaald. Hij schoof de didhtst bijstaanden op zijde en haalde een dik notitieboek voor den dag. „Nu zullen wij eerst eens het procesverbaal •gmakaa an zorg gjj mijnheer Bogdan ia- izzszzi tt* sr scores* fcqgsn. aUH ttu begeeren. De Stekelbaarsjes laten zien gemak kelijk verschalken en het is zoo aardig, dat we ze geen pijn hebben te bezorgen van een scherpen haak, wanneer we ze vangen. Als we onze stekeltjes eens goed bekijken, dan zien we, dat ze drie doorntjes op den rug hebben; daarom heet deze soort ook Drie- doornige Stekelbaars, of wilt ge den weten- schappelijken naam weten, dan moet ge maar onthouden: Casterosteus aculentus. Er zijn ook nog stekelbaarsjes met tien doorntjes en deze soort hcet dan Tiendoornige Stekelbaars of Gasterosteus pungitus. Hierbij zijn soms mooie zwartgekleurde mannetjes, die daar- door nikkertjes genoemd worden. Doch er zijn er maar enkele zoodat het wel een geluk- je is als er een gevangen wordt. We zullen enkele van de gevangen vischjes in een aquarium doen, opdat we zullen kun nen waarnemen, hoe aardig een mannetje zijn nestje maakt, om er later een wijfje in te jagen of te trekken, dat daarin dan de eiertjes legt. Wanneer dit is geschied, dan wordt het nest je weder door het mannetjes bewaakt; de wijfjes mogen er niet meer bij komen, want die eten gaarne de eigen eieren op. Als ge de vischjes in het aquarium hebt, moet ge op- passen, dat er geen zwarte torretjes m het water zijn, want die doen zich ook gaarne te goed aan de eiertjes van de Stekelbaarsjes. Nu weer verder het veld inZie, daar vlieu gen eenige kieviten. Zij zijn dezen winter in onze streken gebleven, en als Maart maar eenigszins zacht van aard is, zullen er spoe dig weer nesten van deze vogels zijn. Dan zullen we weer in de couranten lezen, dat men voor het eerste kievitsei veel geld be- taald heeft. Als het nog wat verder in den tijd is, dan gaan we ook kievitseieren zoeken. Nu willen we alleen maar de vogels bekijken. Wat hebben ze breede wieken en hoe gemakkelijk laten ze zich door de lucht drijven. Daar strijken ze neder en we kunnen ze gemakkelijk bekijken. De kievit is niet zoo heel schuw, omaat er nimmer op geschoten mag worden.. Zie, hoe aardig staat hun het lange smalle kuifje, dat hoog op naar boven steekt! Hoe mooi zwart zijn de vederen van de bovendee- len, doch, als het zonnetje er op schijnt, dan zien we op rug en vleugels fraai bronsgroen en staalblauw. Borst en buik zijn helder wit en ook ziet men wit op de voorhelft van de staartpennen, maar alleen, als de vogels vlie gen De kieviten leven nu nog gezellig in troepjes bij elkander, maar spoedig ziet men ze twee aan twee, mannetje en wijfje, die dan samen een eenvoudig nest vervaardigen. Dat zullen we weer later zien. "Hoor: piep, piep! Dat geluid1 komt van het klene grauwe vogeltje, dat daar op het walle- tje zit. Naar zijn geluid wordt het Pieper genoemd. Dit is een Oeverpieper, die maar weinig wit op de staartveaeren heeft en die tot onze wintergasten behoort. Straks in April zijn er vele'piepers in de weiden, doch die zijn nog iets donkerder gekleurd, dan het vogeltje daar voor ons. Dat zijn Graspiepers, die hier ook hun nesties maken op eenzelfde wijze als de Leeuweriken het doen. Nu, het vogeltje heeft veel overeenkomst met den, Leeuwerik en leeft ook als deze. Daar vliegt ons Oeverpiepertje weg en kunnen we zien, dat het met rukjes verder gaat, telkens een boog makende, evenals de Kwiktsaarten dit doen. En nu teruggewandeld langs het boschje. Daarin springen verscheidene lijsters van tak op tak en ook een groote vlucht spreeuwen heeft zich op de boomtoppen neergezet. Deze vogels gevoelen alle, dat de Lente wakker is geworden en daarom zijn ze veel vroolijker aan een maand geleden. Maar zie eens onder dezen boom dat mooie plantje met drie handvormige blaad'jes en uit net midden er van een dun bloemsteel- tie opgeschoten, dat een fraai bloempje draagt, voor zien van zes witte blaadjes en een groot aantal meeldraden met gele helm- knoppen. Die witte blaadjes vormen hier denj kelk en kroonblaadjes heeft het bloempje niet. Dat is anders dan bij de meeste bloe- men, die groene kelken en gekleurde kroon- bladeren dragen. Zoo'n vroeg blpeiend bloempje ttiocht wel een dubbel bloemdek hebben, om de inwendige deelen te bescher- men. Doch onze Boschanemoon, zooals dit plantje heet, kan het met dit enkelvoudig dek wel goed stellen, want ieder voorjaar is zij een van de eersten, die haar schoon vertoo- nen. En hiermede is voor heden onze wandeling afgeloopen. In de volgende maand is alles al weer veel meer ontwikkeid, wat we dan ho- pen te zien. J. DAALDER Dz. tusschen voor een voertuig, opdat wij den boosdoener vandaag nog in hechtenis kun nen brengenl" Bogdan haastte zich een van zijn knechts de noodige aanwijzigingen te geven en richt- te zich toen vol ijver tot den vertegenwoordi- ger van het geredht, om bij het weldra vol gende getuigenverhoor voorshands het recht aan zijn zijde te brengen, maar voor alles zijn jongen schoon te wasschen van het feit, dat hij met het mes geworpen had. Op dit oogenblik zou Guzek met een Snel len sprong misschien nog de vrijheid herkre- gen hebben maar hij had te veel bloed verlo- ren en het werd hem soms duister voor de oogen. Maar zelfs als het hem gelukt was op het Broekeiland te komen, dan zouden de honden toch zijn spoor hebben gevonden en dan gaf't maar noodeloos alarm, want mo- gelijk zou een van alien op de gedachte zijn gekomen, een boot in het water te brengen en het eiland af te zoeken. En voor hetgeen hij in stilte hoopte was het beter, dat men die twee daar alleen liet. Daar zou een derde maar teveel zijn en wie weet, of het hem geen leed zou hebben gedaan als hij er bij was geweest, dat hem diep ontroerd had. Zij had er als een jong reetje uitgezien, zoo onschuldig en ver- trouwelijk, en hij kwam zich zelf als een aas- jager voor, dat hij zijn meester op haar had aangehitst. Maar dat kwam omdat hem, ouden ezel, het bloed ook nog zoo snel door de aderen liep. Hij had toch moeten bedenken, dat net niet deugt, mannenzaken met vrou- wengesdhiedenissen te verwarren. En zoo voorzag hij nu al, hoe alles gaan zou, als hij in de gevangeniis zat. Jan was natuurlijk te teeradbtig om wraak te nemen op den houtvester H61der, want wat die gedaan had, was hem niet uit eigen her- innering bijgebleven, maar sledhts als een sa- geLuit tijden, die hij niet kende. hjj dus Samuel Guzek, achter dik- ke muren wist ziften, zou de houtvester hier rustig sterven in zijn bed en de misdaad on- gewroken blijven. Bij die gedachte kreunde hij van inwendige spijt en ging weer op de bank bij de deur zitten ais een aangeschoten beer. Hij greep met zijn linkerarm den reeh- ter boven de wond, om het bloed tegen te houden, dat zonder ophouden met een fijne straal uit de gapende scheur in de mouw sprong en het was alsof alles hem nu onver- schillig werd, wat nog komen zou, want hij werd opeens zoo moe, alsof hij in tien nach- ten niet geslapen had Vrouw Holder, die als in onmacht in de armen van de boerenvrouwen had gelegen, was weer bijgekomen. De haren hingen haar om't hoofd en zij geleek wel een krankzinni- ge, zooals zij nu voor Guzek ging staan. „Ik wil mijn L: ad terug hebben, monster, oof je welMijn kind En Daniel Bogdan die zich weer van zijn val hersteld had, sloot zich bij haar aan. „Guzek, mijn broer heeft je goed getroffeu, en de dood teekent zich al op je gezicht. Ver- licht dus je hart en zeg mij, waar de andere met het meisje is gebleven Als je het doet, dan zweer ik je op handslag, dat ik hem in het leven zal laten!" Guzek zichtte zich op en een vonk van on- uitbluschbare haat sprong uit zijn oogen. „Je wilt weten waar net kleine reetje is, bij wie mijn heer je overtroefd heeft? Ik weet het, maar ik laat mij eerder mijn tong uit den hals halen, dan dat ik het je zegWees maar niet bang, misschien zal hij haar zelf naar ie toezenden, als hij genoeg van haar heeft! Hii ging voort, zich tot de houtvestersvrouw wendend a „Zie je vrouw, je staat daar nu te schreien en weent om een maar denkt er niet aan, dat er een tijd was, toen anderen om meerderen weenden, die even onschuldig waren als je kind. Misschien her inner je je nog wel een nariit, toen ik met Singer den hond onder je venster stond en je zeide, dat je je man van mij moest groeten. Breng hem mijn groeten weer over en zeg hem dezelfde woorden, die ik destijds sprak: als hij kon, dan moest hij rustig slapen! Ha! ha! wat een piezier" Guzek liet het hoofd op de borst zinken en het werd donker voor zijn oogen. Maar in zijn hart was het lichtf want al zou nu ook het einde komen, dan wist hij toch dat hij voor zijn heer was gestorven en hij had dan toch voor de groote heenreis nog een droppeltje van de lang gespaarde wraak gedronken De vrouwen in de kamer begonnen te gil- len en verscheidene van hen gingen bidden, opdat de ziel van dezen zondaar niet zonder voorspraak voor den lieven God zou ver- schijnen. Alleen de gendarm was rustig ge bleven. „Zoo gauw sterft men niet en die daar heeft een leven zoo taai als van een kat. Bind hem maar vlug, een verband om de wond, zoodat de bloeding staakt en dan in den wagen. Voor den rechter zal hij wel weer levend worden!" V. De oude vrouw op den Broekhof zat een zaam in de groote kamer, waar zij al die ja- ren had gezeten. Voor haar op tafel lag 't gebedenboek opengeslagen en er naast brand- de een mat lidit, waarvan zij lang vergeten had de walmende pit te snuiten. Want zij las niet in de gebeden maar haar oogen staar- den in de donkere kamer en haar gedachten dwaalden rusteloos door haar hoofd. Het was natuurlijk dat zij haar hart zoo aan dit kind had gehecht, m. zij kon het niet helpensedert daar ginds in het groote statiebed het lieve bruine kopje niet meer 111 ontbrak er iets in huis en al die dagen faai zij rondgedoold alsof zij iets zocht, dat zij verloren had. Allerlei gedachten kwamaa bij ■JifliSifg&i, V: tsr 9® sao haar op, die zij vroeger niet gekend had Of bet wel goed geweest was dat zij den eeni- gen zoon had weggezonden, om hem tot een ander beroep te dwingen, in plaats van hea bij zich te houden en zijn ziel zoolang zij nog jong en buigzaam was met zachte hand ia een goede richting te leiden en zelf de wilde driften te keeren die missdhien een erfelijk ge- brek waren en niet deze moedertaak aan vreemde handen overlaten? Nu had hij zich uit haat en vijandschap van haar afgewend, volgde den weg waarvoor zij hem had willen behoeden en het zware offer der scheiding, dat zij al die jaren dag aan dag opnieuw ge bracht had, terwijl zij zoo vurig naar hem verlangde, was tevergeefs geweest. En zij, die overtuigd van haar juist inzicht tot nu ton nog nooit een aarzeling of afwijking van den rechten weg gekend had, liep nu twijfelcnd rond, innerlijk ten prooi aan tegenstrijdige gevoelens en de God die steeds voor haar een toevlucht was geweest, wilde haar niet bij- staan, hoezeer ze ook tot Hem gebeden had.. Zij had nog wel gemeend het van den be- ginne af zoo wij te hebben aangelegd om den eenige, die haar was overgebleven, van d« vloek van dezen grond te redden. Maar deza was sterker geweest en zijn grijpende arm reikte zelfs tot in de vertetroik hem naar zich toe en verwarde zijn zinnen, totdat hij om zijn bezit de liefde voor zijn moeder uit zij» hart scheurdeen zij vroeg zich zelf af wat dit voor kracht wel zijn zou, die hem zoo ia haar ban deed! Het eene stuk van de aarda was toch al precies als het andere en waarom trok nu juist dit hem uit den vreemde terug, terwijl zij toch alles had gegeven om hem weg te houden en zelfs den Tiand der heria- nering geheel en al door te snijden?Toea kwam er een vaag vermoeden bij haar op of zij als vrouw van deze geheimzinnig werkca- de kracht wel begrip genoeg zou hebbem. 40) e, uit tij Ttrwijl XI. D« staking der transportarbel. dart. (Geldelijke steun van het N. V. V. nieuwe samenwerking tus< •chen den Bond en de Federatie). Amsterdam in 1919. De griep en ha< re slachtoffers. Het einde van de tooneelstaking. Van Kloosterkapel tot Athenaeum (uit de geschiedenis van het St. Agnesklooster). De werkstaking van dc transportarbeiders in onze haven en te Rotterdam duurt nu vier wc< ken, en er komt nog geene verandering in. In' tegendeel, beidc partijen schijnen vaster dan ooit beslotcn te overwinnen. Woensdag 1.1. heeft het Nederlandsch Verbond van Vakver» eenigingen met de besturen van de aangesloten organisaties te Amsterdam een congres ge' houden, ten einde maatregelen te bespreken om aan de bootwerkers ruimeren financieelen steun te verschaffen. Dat congres was zeer druk bezocht. De geheele groote bovenzaal van „Parkzicht" was gevuld met de vertrou* wensmannen der zoogenaamde moderne ar» beidersbeweging. Het eigenlijke debat heeft plaats gevonden in eene huishoudelijke och< tendzitting. Of er toen bezwaren zijn geuit te» gen het voorstel alle 250.000 leden van het N. V. V. 5.te laten betalen over een termijn van 10 weken, zoodat er een totaal bedrag van 1.250.000 bfjeeukomt, valt niet te zeggen. Ze< ker is dat er in de middagvergadering geener< lei oppositie was op te merken. Zij was als eene apotheose van solidariteit. De Voorzitter van het N. V. V., de heer R. Stenhuis, heeft bij deze gelegenheid eene re« de gehouden, die wel merkwaardige momenten had. Ik denk vooral aan dat gedeelte waarin hij de houding der Regeering besprak. De mo< derne arbeiders, zoo zeide hij, willen de sta> king geen dag langer laten duren dan noodig is. Zij zijn ieder uur van den dag tot zakelijk overleg bereid, ten einde aldus tot eene spoe< dige oplossing van het conflict te komen. Ook de regeering weet dit, en het doet dan ook vreemd aap aldus de heer Stenhuis dat de regeering op dit congres wilde wach< ten, alvorens de intcrpellatie'Marchant te doen houden, al verheugt het mij dat zij den grooten invloed van het N. V. V. erkent. De Regeering had echter niet op dit congres moeten wach< ten; zij had zich eene eigen meening moeten vormen. Enz. Het N. V. V. en door zyn mond de sta« kers heeft dus nog eens duidelijk den wensch te kennen gegeven dat de Regeering zal ingrijpen. In afwaehting hiervan heeft het zich echter maar weer met zijne oude vijan» den, de federatie>rnannen, verbonden. Men zal zich hcrinnercn dat de l!andelsbla>l'onthul> lingen betreffende de Bolsjewistische conferen< tie hierterstede, van welke conferentie ook de vertegenwoordigers van de federatie van transportarbeiders deelnamen, eene scheiding brachten in de stakingsleiding. Naar de heer Stenhuis meedeelde, is de breuk thans geheeld, door toedoen van de Internationale Trapsport» arbeiders Organisatie, en in het bfjzonder van de Engelsche kameraden. Er is weer een ge< meenschappelijk stakingscomtie benoemd, dat de staking vercier zal leiden. Echter en deze bepaling is regelrecht gericht tegen de syndi< calistische vakvereenigingstactiek; de besmet< tingstheorie mogen geene nieuwe groepen arbeiders in den strijd worden gebracht, dan ita gepleegd overleg met de besturen van N. V. V. en N. A. S., en nadat overeenstemming tusschen de samenwerkende organisaties is verkregen. Het Gemeentelijk Bureau van Statistiek heeft dezer dagen zijn jaaroverzicht van 1919 gcpu« bliceerd. Daaruit blijkt dat in het afgeloopen jaar (evenals in 1918) dc toeneming der bevoi< king gering was. Op 1 Januari 1920 bestond de bevolking der hoofdjtad uit 312.543 mannen en 334.602 vrouwen; dat is in totaal 647.125 per« sonenl Niettegenstaande den nijpenden woningnood was het aantal huwelfjken hoog, n.l. 6165 te' gen 5269 in 1918. Het groot aantal zieken en de hooge sterfte in de laatste helft van 1918 veroorzaakte een laag geboortec(jfer in de eerste helft van 1919, wat in de tweede helft niet geheel meer kon worden ingehaald. Het cijfer was in 1919 21,09; in 1917 21,94; in 1916 23.05. Veel gunstiger dan in het jaar 1918 was in 1919 het sterftecijfer. Toen bedroeg het 15.54 tegen 12.36 nu. De hooge sterfte van 1918 vindt voorname» lijk hare verklaring in de in dat jaar voorgeko« men epidemie van de z.g. Spaansche griep, 4W!9WI SWS, Hooger dan in eenlg kworttii! ru dft Jttr was in de laatste 3 maanden bet gets! derge* nen, die, lijdende aan een besroettelijke ziekte, vervoerd werden naar een ziekenhuis, al. 1024, tegen 942, 757 en 925 in de vorige kwartalea Uit de staten die een overzicht geven van het verkeer in onze haven, ziet men duidelijk dat dit langzamerhand toeneemt. Kwamen in '18 totaal binnen 378 zeerschepen en vertrok' ken er 393, in 1919 waren die cfjfers 1366 en 1363. Het is een vooruitgang die wel bevredi* gend kan worden genoemd, al bleven de cij* fers nog ver beneden 1914, toen z(j voor het geheele jaar bedroegen 2403. Ook het tramverkeer bleef toenemen, on< danks de tariefsverhooging. In het geheele jaar 1919 maakten van de tram gebruik 133.007.076 personen tegen 123.141.960 in 1918. Het aantal processen'verbaal door de politic opgemaakt beliep in 1919: 24.186 tegen 29.925 in 1918. Het aantal der misdrijven was over het geheele jaar 9313 lager (22.83013.517). Bijna voor het geheel valt dit te verklaren uit de ver» mindering van diefstal en strooperij. De over* tredingen waren meer in aantal, en wel 847. Voornamelijk is dit veroorzaakt door de pro* cessen>verbaal wegens dronkenschap, welke in de laatste maanden sterk gestegen zijn, verge' leken bij het begin van het jaar, en veel meer in getal waren dan in denzelfden tijd van't vo» rlge jaar. De politite meent dat dit verklaard moet worden uit het feit, dat zij, langen tijd in beslag genomen door het toezicht op de uitvoering van tal van distributiomaatregelen, thans weer veel meer aandacht wijden kan aan hare bemoeiingen op den openbaren weg. Zij schaart zich dus niet aan de zijde van hen die in de hoogere loonen de oorzaak zien van het toenemend drankgebruik (drankmisbruik). Eindeljjk nog een paar cijfers betreffende het bezoek aan schouwburgen en bioscopen. Het nam toe in elk kwartaal van dit jaar, uitgezon« derd het laatste. De schouwburgen, vari6t6s enz. werden bezocht door 785.114, 854.246, 964.325 en 941.386 personen. Tegenover de da< ling van dit laatste cijfer stond echter eene toeneming van dat der bioscopen, dat n.L be< droeg 1.049.805, 1.330.957, 1.351.024 en 1.669.569. Die cijfers bewijzen: lo. dat de Ami sterdammers (en degenen die hier tijdelijk ver* toeven) nog al eens uitgaan, en 2o. en dat is te betreuren dat de kunst meer en meer terrein verliest aan de bioscoop. Of bet ge« meentelijk subsidie dat verlies kan goedmaken staat te oeziea Het is niet goed een lezer te veel cijfers op< eens te geven. Daarom maar sen enkele greep uit de publicatie van den heer J. van Gelaeren, in 1919 commies aan het Bureau van Statistiek, over den invloed van de Spaansche griep op de Amsterdamsche geboortecijfers. Ten gevoige van de Spaansche griep heeft Amsterdam sc dert Augustus Dls tot Juni 1919 ongeveer 2400 inwoners door den dood verlorea Echter blijkt thans dat langs anderen weg het verlies aan menschenlevens door de genoemde epide« mie nog aanmerkelijk is vergroot en wel door de abnormaal lage geboortecijfers, die onder den invloed daarvan zijn ontstaan. De heer van Gelderen becijfert bet tekcrt aan geboo«» ten in 1919 op ongeveer 1700. In bet geheel mag dus tot nu toe het totale verlies aan men< schenlevens tengevolge van de griep voor Am> sterdam op ongeveer 4100 (2400 plus 1700) worden geschat. Het einde van de tooneelstaking Is gekomen; wel niet formeel maar dan toch practisch. De Nederlands'he Tooneeikunstenaars«vereeni< ging heeft namelijk in het begin van deze week besloten de staking voor de N. V. Het Tooneel op te heffen. Dat was juist gezien, want tus« schen dr. Willetn Royaards en zijne artisten bestond geen enkel verschilpunt meer. Hij had zich zelfs bereid verklaard ai zijne oude krach« ten terug te nemen. Daarnevens besloot de NederlandsChe Tooneelkunstenaarsvereeniging echter de staking voor de overige gezelschap« pen te handhaven. Men vraagt zich af of dit nu wel werk is van ernstige mannen, van eene welbewuste stakingsleiding. De staking is im< mers feitelijk jit, althans het heeft geen zin meer langer te staken; er is niets meer te be« reiken. Men kan van het zieltogende Neder* l,:ndsche Tooneel en den liquideerenden Louis de Vries toch niet in gemoede blijven eischen dat zij klle artisten zullen terugnemen. En Van der Lugt Melsert en de Rotterdammers spelen door, ondanks de staking. Al duurt de staking ook ubg Zoo lang: slachtoffers zullen er vallen. Het blijkt inderdaad, om met Burgemeester Tellegen te spreken die vruchteloos pogin< gen tot arbitrage in het werk stelde dat het tooneelbedrijf zich minder dan welk ook tot dea woordi WaarschUnlijk aarzelt 4* atakiiigsleidlng thans de staking op te heffen, gezien het grooi aantal slachtoffers. Maer vandaag of morge# zal zij er toch toe moeten komen! Meandag .11. heeft het Genootocbep „Am» stelodamum" zijne jaarvergadertag gehouden. Dat Genootschap ii de levende getuigenie van de liefde der Ameterdamiseri voo; huasc «t*4 Het Gecootschep stelt zich ten do?! kef kweekeri van krneif onstreat het hedeu sc leden van „de aloude en wijdvermaarde etad," en het tracht dit doel te bereiken door het uifc geven van een Maandbltd en een Jearboel^ het organiaeeren van bezoeken aan merkwaat* dige oude gebouwen en belangrijke nieuwe in< stellingen, het beleggen van voordrachtavoo* den enz. Bijna twaalfhonderd Amaterdammera zijn er lid van, en het getal leden neemt gesta* dig toe. In de bovengenoemde vergadering heeft, na afdoening van de huishoudelijke werkzaamhe* den, het oud'bestuurslid, dr. J. F, M. Sterck, de bekende Vondelkenner en kenner ook van de katholieke geschiedenis, een voordracht met lichtbeelden gehouden over de voormalige Ag# nistenkapel op den Oude Zij da Voorburgwaj, die later, als Athenaeum Illustre een groote rol heeft gespeeld in het wetenschappelijk leven van Amsterdam en de bakermat is geweest van onze Universiteit. Ns een tijd van verval gedurende welken het o.m. gebruikt is ais la> gere school wordt het oude gebouw nu doof de Gemeente gerestaureerd, en wederom voor universitaire doeleinden ingericht. Er komen twee gehoorzalen in, en boven, waar vroegot de stadsboekerij gevestigd waa, weder eene bibliotheek. Dit is de eenig overgebleven middeleeuw* ache kloosterkapel van Amsterdam, uit den tijd dat dit deel van onze stad door zijn vein kloosters nog in waarheid een ..Gebed zondee End" was. Als door een toeval is van he* 14e eeuwschn S. Agnesklooster niet slechts de kapel be* waard, maar is het ook nog mogelijk zijn ge* schiedenis tot in de kleinste bijzonderheden ta beschrijven uit het eveneens overgebleven Kloosterhandschrift met o.a. een chronologisch Memorieboek%an Sint Agnes Convent, waar* schijnlijk door de keurige hand van een de* nonnen zelf beschreven, dat bovendien vein bijzonderheden bevat over dete jdsbting. Dit handaehrift bevat ook 4# meest oauwkeurig# beschrfjviRg van die oude inrich' sg d iUpil zoodat wij oes hear wee? koftvn .stel'es in haar indeelmg, asst hare aJtr.sgc geschU* derde ramen Zelfs beataat - :e 9ch;l» derij uit het begin der Ids wjw, waarop ess der toenmaiige priorinnen met hare fa mi fin door de hand v«n een kunstenaar is weergn* geven. Behalve dit bezittp-n wij ook nog een 15e eeuwsch Graduale of hack om de H. Min te zingen met fraaie enluminures, dat ongetwj)* feld aan het S. Agnesconvest heeft toebns hoord. Er bestaan dus vele redenen om onze nun* dacht in't bijzonder aan de S, Agneskapei tn schenken, en te meer omdat zij, zooals gezeg4 in 1632, als Illustre school la ingericht Toen in 1629 besloten waa te Amsterdam een school voor Hooger Onderwija te stichten, ore* dat de jongelieden te vroeg van de Latijnsche scholen naar de academie gingen, zonder dat ze door voldoende filosofische vorming ge* sterkt waren tegen de verleidingen eener Act* demiestad, vie! eerst het oog op het nog on* gebruikte Sint'Agneskerkje, om het voo* Athenaeum in te richten. Maar dat besluit wekte den natjver op van de Leidsche Hoogeschool die meende dat hare privilegieen daardoor aangetast zouden worden, en daarom werd het geschil in April 1631 onderworpen aan de uitspraak van twee Gerechtshoven. De beslissing viel ten voor* deele van Amsterdam uit, en de stad wees tot eerste hoogleeraars aan twee geleerden, die in 1619 van hunne ambten door de Leidachn Academie ontzet waren: Gerardus Joannes Vossius en Casparus Barlaeus. De plechtige opening van het Athenaeum geschiedde op 8 en 9 Januari 1632. Op 8 Janu< ari verscheen de Vroedschap er in statigen optocht, en werd zij toegesproken door Voa* sius, professor in de geschiedenis, die eene re* de hield over „het Nut der Geschiedenis." Den volgenden dag kwam de Vroedschap weer b\j* een in de oude Kloosterkerk, nu tot het aan* hooren van eene oratie van Barlaeus, hoog* leeraar in de wijsbegeerte over „de Vereeni* ging der studie van Koophandel en Wijsbe* geerte" meer bekend onder den titel: „De wij* ze koopman." I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1920 | | pagina 7