Alkmaarsche Oourant
De Amsterdamsche week.
Inlijving Militie.
In eer hersteld.
Dokterpraatjes.
mo.
Rondsrd Een en Twlntlgste Jaargang.
Zaterdag 11 September.
FEUILLETON.
twapragk op de WedreffiB tin <8t consul
wees.
Ook ik behoorde tot degenen die door
Royaards in de gelegenheid gesteld werden
van dezen historisphen avond getuigen te
zijn. En ik was dus in de gelegenheid met
eigen oogen te constateeren dat alle rangen
goed bezet waren, en dat ook de beide offici-
eele loges, die van het college van B. en W.
en die van de Stadsschouwburg-commissie uit
den Raad, gevuld waren. Toch was het ik
moet het ronduit verklaren niet z66 vol als
ik verwacht had. En de oorzaak daarvan is,
dqnkt mij, niet ver te zoeken. Want Royaards
had voor deze eerste voorstelling in het nieu-
we huis niet een nieuw stuk gekozen, maar hij
gaf eene herhaling van „Aaam in Balling-
schap". En dit is niet net populairste van
Vondel's dramatisch werk, oischoon de Prins
der Nederlandsche Dichtren zelf, het ,,aller
treurspelen treurspel" genoemd heeit. Trou-
wens, voor ons, modernen, is de dramatische
kracht niet de sterksje zijde van het treurspel
van Vondel.
Maar welk een taalschoonheid eene taal-
schoonheid die, naar mijn amaak, waarlijk
geene ondersteuning van muzikale begelei-
aing noodig heeit integendeel daardoor
geschaad wordt. M. i. had Cuypers' muziek
gevoegelijk achterwege kunnen blijven hoe
verdienstelijk immers bescheiden en il-
lustratief die ook geschreven is, en hoe uit-
nemend zij door het nieuwe orkest van het
Nederlandsch Tooneel, onder leiding van
Richard Heuckeroth, werd vertolkt. Vondels'
taal is voor mij een flonkerende sterrenhemel,
en elke muzikale begeleiding komt mij voor
als een wolkje, waardoor die schitterglans
verminderd wordt.
Hoe prachtig is al dadelijk de inzet,
Adam spreekt:
„Daar rijst het alverkwikkend licht,
„Dat, laag gedaald beneen de kimmen,
,,De schaduwen en bleeke schimmen
„Verdrijft van's aardrijks aangezicht."
En daarna de beurtzang van het eerste
menschenpaar, de zuivere liefdeszang die
Vondel 77 jaar oud dichtte:
Adam.
„Mijn zuster, dochter, of mijn bruid,
„Hoe zal ik u, mijn liefste noemen?
„Het Paradijs strooit palm en bloemen;
„Voor uwe voeten groeit het kruid.
Eva.
„Wat u, mijn lief, alleen vermaakt,
„En anders niet, zal mij behagen,
„Van dat het eerst begint te dagen,
„Totdat de zon haar dagyaart staakt.
„Oevolgzaamheid, bescheiden stilte,
XXXVII. r
De eerste voorstelling van Royaards
in den Stadsschouwburg (Adam in
Ballingschap). Op de Ithreka. Eene
tentoonstelling van de volkstuinders.
Alberdingk Tfiijm-herdenking.
Royaards heeft de vorige week Donderdag
zijn eerste voorstelling in den Stadsschouw-
burer gegeven. Ik beaoel; Royaards als de
nieuwe Eider van de Kon. Ver. Het Neder
landsch Tooneel, als de uitverkoren tooneel-
kunstenaar aan wien onze Vroedschap, onder
de nieuwe en voordeelige voorwaarden, net
gebruik van ons officieele theatergebouw
heeft gegund; Dus was het een avond van
belang; in de eefste plaats voor hem zelf, die
aldus een ideaal ziet verwezenlijkt dat hem
al jarenlang voor de oogen moet hebben ge-
zweefd maar ook voor alien die belangstellen
in onzeVadef 1 andsche tooneelspelkunst, en
waaronder er velen zijn die van hem, op
grond van de ervaring, voor die kunst nog
veel verwachten, vooral waar hij nu zijne ga-
ven onder zooveel gunstiger omstandigheden
kan ontplooien. Het was dan ook goed dat
een van de jongeren, de talentvolle Saalborn
jr., na ailoop der voorstelling, in eene korte
van den jubfieerarfta Bond. Eene "weede
groote organisatie, de bond van Distillateurs
en Likeurstokers, 'heeft al mede een stand, die
de aandacht trekt. Daaruit wordt duidelijk,
voor zoover men het nog niet wist welk een
„gevaar" de drank-industrie in aezen tijd
van droogleggingen bedreigt. Als verweer
op een kaart van Europa grafieken aan-
ontleend aan de uitgave van het
ntraal'Bureau van statistiek, welke aange-
ven het alcoholverbruik per jaar en per
hoofd in de verschillende lanaen. Daaruit
zou blijken, dat Nederland een der matigste
landen van ons werelddeel was in 1911, het
laatste jaar waarvan cijiers gegeven werden.
Voorts vindt men hier ae uit vele bierknijpen
welbekende, al dan niet berijmde wandspreu-
ken, ten betooge dat een matig alcohol-ge-
bruik geen kwaad kan, en is in beeld gebradht
hoe de welvaart welke de dranknijverneid nu
meebrengt voor velen in haar dienst werkza-
men, bij de verdwijning der nijverheid in ar-
moede zou verkeeren. En eindelijk komt, als
slot dat pakt, een soort van rarekiek. Door
een kijkglaasje ziet men in een arbeiderswo-
ning ergens in een „drooggelegd" land, wel
ke tot een kleine clandestiene branderij is ge-
maakt.
Eene derde „officieele" inzending is die
van de afdeeling Amsterdam van cfen Bond,
die eene model-notelkamer, een model-hotel-
keuken en een model-hotelbadkamer inrichtte.
Dan komen wij tot de particuliere inzendin-
gen. Die van de Hobart Berkel Fabricage
Mij. ie Amsterdam gunt ons een kijkje in de
n gunt
keuken van een modern groot restaurant
hotel. Alles is er zoo practisch en hygienisch
mogelijk ingericht voor de voedselbereiding
in net groot. Een electrisch gedreven meng-
machine stelt in slaat in een kwartier 250
eieren te klutsen! En een electrische brood-
vormer levert 3000 brooden per uur oven-
daar af.
Belangwekkend is almede de stand van de
Netherlands Distilleries te Rotterdam, welke
eene volledige machinale bottelarij in werking
te zien geeft. De spoelmachine geeft de
schoongemaakte flesschen bij twaalftallen
automatisch over aan de tapmachine. Van-
daar gaan zij naar de kurkmachine, welke ze
ook van capsules voorziet. In kisten van
twaalf reizen ze daarna per transportband
naar de etiquetteermachine. Op deze wijze
worden 2400 flesschen per uur behandeld.
Daamaast is een kurkmachine in bedrijf
esteld, die uit het ruwe kurkhout 10.000 kur-
en per dag snijdt. Alweer dus een cijfer om
Ivan te duizelen1
En zoo zou er nog veel meer op te noemen
zijn. Bijv. de complete gemetselde bierkoelkel-
der die de N. V. Wftlings Metaalwarenfa-
briek op de tentoonstelling gebouwd heeft, en
die dubbele muren met een tusschenwand van
kurkplaten heeft, waardoor bij een minimum-
ijsverbruik een maximum van koelte wordt
verkregen enz. Wie deze week in Amsterdam
komt moet maar eens in het Paleis aanloo-
pen. Ik schrijf dit natuurlijk zonder mij
eenigszins partij te stellen in den strijd voor
of tegen drooglegging maar als een on-
partijdige kroniekschrijver.
of
als
Maar ik moet mij beperken. Het
ii beperken. net geheele
werk is immers vol schoonhedenhet Is een
onuitputtelijke bron daarvoor. En, men weet
het* Royaards brengt die schoonheden tot
voile gelding. Allereerst door den strenj
stijl waarin hij de vertooning houdt.
beste komt dat uit in de Reien der Wachten-
gelen, maar ook in andere onderdeelen, en
in het geheel, dat aldus eene eenheid wordt.
In de tweede plaats door de zorgvuldige ken
ze zijner medewerkenden.
Ditmaal had hij zijne keus gedaan uit zijn
oude troepen (die van Het Tooneel) en uit de
„overblij!fselen" van Het Nederlandsch te za-
men. En die keuze was weder goedDe bezet-
ting der rollen was aldusAdam (Gobau)
Eva (Mevr. Royaards—Sandberg)Wacht-
enigelen (Janiny van Oogen, Marie Hamel,
Mientje Gosschalk, Greta Gijswijt, Enny de
Leeuwe en Johanna Opdam); Lucifer (Roy
aards), Asmode (Louis van Gasteren); Be
lial (Maurits Parsser); Gabriel (Paul Huf):
Michael (Johan de Meester Jr.), Rafael
(Dirk van Veen) en Uriel (Eugfcne Gilhuis).
Als omliisting van het treurspel diende we
der het romantisch, warm-gekleurd decors
van P. C. de Moor, dat het paradijs als't wa
re gei'talianiseerd te zien geeft.
Zoo vormde dus eene schoone herinnering
uit Royaards ouden tijd den overgang tot de
nieuwe periode, die met deze eerste voorstel
ling is lngeluia. Moge de toekomst, en zoo
mogelijk al dadeliik net nu begonnen winter-
seizoen, nieuwe scnoonheid brengen!
In mijn vorigen brief heb ik eenige cijfers
genoemd betrefiende der; forschen groffi van
den Ned. Bond van Koffiehuis- en Restau-
ranthouders en slijters, die ter gelegenheid
van zijn 25-jarig bestaan, eene tentoonstel
ling in het Paleis voor Volksvlijt houdt. Zij
waren ontleend aan de openingsrede van het
Kamerlid Abr. Staalman, maar men vindt ze
ook en nog uitvoeriger op den mooien stand
Nieuw-Amsterdam* m In 1910
zorg" aan de* overzijde van het IJ. Met mt-
zondering van Tuinwijck en Nieuw-Amster-
dam, beide op van particulieren gehuurde
gronden gelegen, zijn alle complexen van
volkstuinen op gemeentegrond gesticht.
Het comite voor Volkstuinen is stichtster en
exploitante van deze tuinen, die kortweg ge
noemd worden de Comitetumen. Aan dat II-
cliaam komt de eer toe deze nuttige instelling
cpgericht en in stand gehouden te hebben.
Inzonderheid hebben de leden-van dat co-
mite, de heeren J. A. van Hamel, Fred. Olde-
welt en F. H. van Ogtrop, als voorzitter, se-
cretaris en penningmeester zich verdienstelijk
piniaakt. Dat er'door de tuinen ook saam-
iioorigheidsgevoel gekweekt wordt, immers
samenwerking, blijkt uit het feit, dat onder de
tuindere neven-organisaties ontstaan zijn
voor den gezamenlijken inkoop van zaden,
pianten enz.; dat er muziek- en zanggezel-
schappen zijn opgericht met het doel om hun
medeiuinders bij afwisseling ook wat muzi-
kaal genot op aen tuin te verschaffen, en dat
eene reisvereeniging tochten organiseert naar
naburige plaatsen om daar te zien wat de
vakman bouwt en kweekt. Over het algemeen
zijn het op de comitAterreinen alle Nut- en
Ontspanningstuinen, waar bij goed weer alle
vrije tijd dcor het gezin wordt doorgebracht.
Ook komt het voor, dat de tuin gebezigd
wordt als herstellingsoord voor zwakke ge-
zinsleden.
Sedert 1917 hebben wij ook de Gemeente-
of oorlogstuintjes in onze stad gekregen. Zij
werden opgericht door het Gemeentebestuur,
om ook langs dien weg mede te werken aan
de voedselvoorziening. En zij hebben aan re-
delijk te stellen eischen voldaan. Circa 4000
personen, meest uit den arbeidenden stand,
werden toen tuinder. Toen de eerste geest-
drift gedoofd was, bleven daarvan 1500 over,
die, alle moeilijkheden ten spijt, door bleven
tuinen, en allengs hun arbeid en zorg beloond
zagen met een flinken oogst. De gemeente-
tuinen liggen natuurlijk ook aan den rand
van de stad en zijn verdeeld in zes complexen,
welke zijn gelegen: aan de overzijde van't IJ
complex I, Amsterdamsche Polder complex
II, Watergraafsmeer complex III, Amstel-
veenscheweg complex IV, Amstel complex V,
en Zeeburgerdijk complex VI. Algemeen is
men van oordeel dat deze tuinen dit jaar
voor het laatst door de gemeente geexploi
teerd worden, omdat de redenen die tot naar
gereedmaken en uitgifte bewoog zijn verval-
len. Daarom bereidt.de Bond tnans eene ac-
tie voor, om deze gronden ter beschikking te
krijgen om ze daarna aan de liefhebbers uit
te geven. Motfe het blijvend zijn. Want nie-
mand kan betwijfelen of Volkstuinen zijn van
groot gmvicht voor de volksopvoeding en
volksgezondheid. Daarom moeten de tuinen
in de stadsuitbreiding worden opgenomen.
een tentoonstellin
toonsfellinkje, is dezer
Ni)g
of liever een ten-
gen te Amsterdam
de Volks-tuin-
Mheeft in het Stedelijk Museum de
ang reeds aangekondigde Alberdingk Thijm-
redachtenisviermg plaats gehad. Dat ge-
Van Rene Bazin,
Lid van de Franache Academie.
14)
Marie stond daar, gebogen, roodgloeiend,
tegen de helling en sloeg met vasten slag
met den sikkel geregeldi de liandvol haver af,
die zij telkens vastgreep. Er waren tusschen
de blonde area nog enkele groene, die zij met
de hand op zij deed en liet staan. Dichtbij
haar was haar moeder ook aan het werk. De
mannen liepen vooraan wat meer naar rechts.
Zij haastten zich alien, want stormwolken
als een bewegelijke bergmassa door den zee-
wind voortgedreven, hoopten zich meer en
meer boven de kusten op. Zij waren door zoo
veel licht overgoten dat hun schaduw zelfs
een rossige gloed op den drogen grond wierp.
De lucht gloeide op de borst, Marie, die zich
even oprichtte. om adem te scheppen, hoorde
nu een stem, die door het kloppen van haar
bloed in de slapen en het knarsen van den
sikkel niet tot haar was doorgedrongen.
Iemand riep haar. Zij herkende den postbode;
die haar wenkte van den anderen kant van
de heg van de heide, waar het voetpad langs
loopt. Mismoedig liep zij tot aan den grep-
pel, terwijl zij met haar opghstroopte mou-
wen "zich het zweet van het voorhoofd en de
wangen veegde. De man 'boog zich over het
hakhout heen met zijn pet achferop zijn hoofd
en lachend onder zijn neervallenden cider-
kleurigen knevel, reikte hij haar een papier
toe.
Dat valt op een gansje voor uw kleine
meid! zei hij Haar vader schrijft haar I
Haar vader
Kijk zelf maar! En hij schrijft niet dik-
wijls!
Maria richtta het hoofd op al* een geit die
alle dagen schrijven, als ik
maar ik ben nu eenmaal
siooten wil.
H- zou mij a
het verkoos, bode:
zooals ik ben.
Zij nam de briefkaart aan, die versierd
was met de vaandels der geallieerden en voor-
dat zij den inhoud las, ontcijferde zij het
adres van Pierre. Hij gaf zijn volledig adres:
regiment koloniale infanterie, bataillon, com-
pagnie, sector. Zij trachtte zich haar man
voor te stellen in het uniform van de kolo-
nialen, maar het beeld was verward, van het
gelaat, van den oogopslag dat smel wordt
uitgewischt en dat zelfs de liefde niet bij
machte is in on6 te doen herleven. Toen keer-
de zij het blaadje carton oni en bestraald
door het zonlicht, van uit de verte, lhs zij
„Mijn kleine Jeanne Marie, ik schrijf jc
van uit de loopgraven op je ieestdag. J<
wordt nu vier en half jaar. Misschien herin-
ner je je niet veel meer van mij, die je in mijn
armen wiegdle en ronddroeg. Dat is al lang
geleden en je hartje is nog zoo klein. Wij heb
ben den winter en de lente in den inodder
doorgebracht. Nu weten wij weer wat warmte
is. ik heb verscheiden kameraden zien vallen.
ik ben in leven gebleven. De dood wil mij niet
hebben. Misschien is dit wel om mijn lieve
kleine Jeanne Marie. Maar verwacht niet dat
je mij terug zult zien. Van de plaats waar ik
ben wordt geen verlof gegeven. Ik heb vrien-
den, maar ik heb geen familie gezien, behal-
ve mijn broeder den priester die aalmoezenier
is Ik omhels je teeder. Pierre Qudveme."
Moeder Lanio zag dat haar dochter heel
langzaam naar het uiteinde van. het haver-
veld liep.
Wat heeft de bode gegeven?
Niets: een briefkaart van iemand van
het front.
De moeder bleef aandringen. Zij zag het
ontroerd gelaat van haar dochter, die langs
haar heen ging.
Het zal toch wel van uw man zijn
De Bond van Huurders van Volkstuinen
had namelijk een driedaagsche tentoonstel
ling en wedstrijd georgamseerd, van bloe
men, planten, groenten en vruchten door lief
hebbers in hunne verloren uren gekweekt
hetzij in de tuintjes of wel op veranda of
plat. En ik moet eerlijk bekennen dat ik ver-
baasd heb gestaan over de resultaten! Men
waande zich werkelijk in het Westland of in
Aalsmeer. De sappigste vruchten, de fleu-
rigste bloemen en de malschte groenten kon
men hier vinden. Het is haast ongeloofelijk
dat dit door leeken, in luttelen vrijen tijd, op
dc vaak oadankbare stukjes grond in de on
middelhjkc omgeving van Amsterdam ge
kweekt - men mag wel schrijven: gewrocht
is Als er dan ook nog een bewijs noodig
was dat de met de volkstuinen genomen
jrocf geslaagd is, dat men den stedeling
weer naar de natuur kan terugvoeren ik
doel, weer kan neerbuigen tot de aarde, ons
aller oedster, om haar te bearbeidgn, en
door dien aibeid vreugde te vinden, afwisse-
ing ie bien^en iu zijn vaak eentonig bestaan
tusschen al die buizen dan is het door deze
tentoonstelling ruimschoots geleverd.
De volkstuinen bestaan in onze stad nu
ruim tien jaar. In 1909 werd „Tuinwijck"
aan de Linnaeusstraat opgericht; in 1912
„liofwijck" aan de Boerenwetering; in JjH3
En als het van hem was? Gij begrijpt
toch wel dat hij niet aan mij: schrijft, net is
aan Jeanne Marie.
Zij nam haar plaats weer in en boog zich
opnieuw over de korenaren, die trildien van
het koeltje dat voor den storm over de aar
de waait. Dikke waterdroppels begonnen te
vallen. De moeder sloeg haar rok over het
hoofd en zeide, terwijl zij over den gesneden
haver heenstapte:
Komt gij Marie? Dat zal lang duren. De
hemel lijkt wel roet boven de zee.
Neen.
De mannen waren- al boven aan den akker
en gingen het erf op dicht naast elkaar loo-
pend, terwijl de oudste met opgestoken ar
men de mouwen van zijn wambuis afstroopte.
De jonge vrouw liep tot onderaan de heide,
sprong in het weiland waar de beek doorloopt
en ging schuilen onder de olmen.
De zware regenbui brak los. Marie stopte
de briefkaart van Pierre, om haar tegen de
regendruppels te beschermeo, in haar keurs-
liii Zij stond geleund' tegen den stam van een
Dinsda
lan,
gedachtenisviering plaats gehad. Dat gi
schiedde, naar men heeft kunnen lezen in te-
genwoordigheid van den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, Jhr. Mr. Ruys de Bee-
renbrouck, het Gemeentebestuur van Amster
dam (vertegenwoordigd door Burgemeester
Tellegen eh de wethouders den Hertog cn
Wierdela, de 93-jarige dr. Cuypers en vele
Katholiexe geestelijken, benevens andere be-
langstellenden.
Vooral de aanwezigheid van dgi hoogbe-
jaarden bouwmeester, zwager. 'vriend en
geestverwant van Alberdingk Tnijm verdient
vermelding. Ik zag hem binnenkomen aan
den arm van zijn zoon, Jozef Cuyper. wel ge
bogen en grijs, maar toch nog krachng.
's Morgens om zeven uur, zoo vernam ik. was
hij opgestaan. om den trein te kunnen halen
die hem op tijd te Amsterdam zou brengen.
De gedachtemsrede werd uitgesproken door
den neer M. A. P. C. Poelhekke en daarna
opende Minister Ruys de ter gelegenheid van
deze herdenking georganiseerde tentoonstel
ling. Die tentoonstelling toont vooral aan
wat een veelzijdig man Thijm is geweest.
Muntte hij niet tegelijk uit als dichter, schrij-
ver en schilder; bouwkundige en taalkundi-
e; archeoloog en genealoog, en was hij
_aarnaast niet een groot emancipator, niet
alleen voor het Katnolieke Nederland, maar
ook voor de kunst in het algemeen
WAGENAAR Jr.
boom waarvan de top door den wind als een
wiel werd omgewenteld. Het geraas van de
.olven tegen ae kust klonk door den storm
een en de nog jonge groene blaadjes vlogen
rond.
„Hi; heeft mij niet durven schrijven, daar
heeft nij wijs aan gedaanHij weet dat ik
niet tot de vrouwen behoor, die er geen eer
op na houden en die vergetenSedert bijna
drie jaar heeft hij geleeld zooals het hem be-
haagt te leventrouwens ook. De oorloi
heeft mij niet verandcrd, ik ben niet meer o:
minderHij hoopt misschien dat ik hem
zal antwoorden?Altijd beheerschte het
„ik" haar gedach^en. Zij herhaalde opnieuw
de opsomrning van verwijten, alsof zij be-
dreigd werd door de terugkomst, van haar
man en met luide stem, het gezicht pog rood
gloeiend van' de vermoeienissen van den dag
en de boiist zwellend van ontroering, sprak
Ik ben het on-
van de we-
reld. Hij is gaan drinken en heeft mij ver
waarloosd. Zouden anderen als ik het zoo-
lang verdiragen hebben? Ik was immers ge-
schapen om te beminnen'en te lachen. Maar
ik heb niet lang gelaciien. Hij is opgesloten,
opgesloten, opgesloten 1 Zegt het in de dorpen
en in de hofsteden: ik ben naar mijn erfgoed
teruggekeerd en Pierre zal er niet komen
Intusschen doorweekte de regen haar klee-
ren, de wind werd koeler,,de wolken dr-even
voorbij elkaar heen, de bliksemstralen deden
telkena het aantal der lagen uitkoinen. O, war
had de oecaan zware torens gebouwd! Wat
snelden zij voortl Hoe stapelden zij zich op
en wisselden van gedaan te, de toppen altijc
gloeiendl
Marie vond zichzelf dwaas dat zij gewei-
gerd had naar huis te gaan. Daar zag zij het
weer lichten en toen een felle bliksemschicht
op het graanveld -en in de regendroppels, die
het lucntruim vervulden. Houtduiven vlogen
uit een boom qp en daar merkte zij aan dat
het graan rijp werd. Het uitspansel was
groenachtig goud naar de kant vanwaar de
windl blies. De avond begon te vallen, hij zou
helder zijn.
iNog eeni kwartifer en zij zou haar schuil-
plaats in de heg kunnen verlaten. Al haar op-
gewondenheid en toom waren geweken. Ma
rie voelde zich moe. Zij klom, telkens uitglij-
dend op den doorweekten girond, tot aan den
top van het plateau en voordat zij het veld in
de breedfe ovenstak om den weg naar huis te
nemen, wilde zij eerst nog eens uitkijken wat
de nacht zou brengen. Over de heg heen,
eenigszins verborgen door de rotsen, kwam
de zee te voorschijn, lichtgroen tot aan den
horizon. De eilanaen en de steengroepen, die
voor den Archipel der Glenans liggen mei;
hun duidelijke voorstevens, hun torens, hun
kusten dreven als mauve schaduwen op dii
kleed van' licht en nil de nacht naderde, werd
aan die beide uiteinden een vuurtoren ontsto-
ken: het roode licht van Penfret, het witte
licht van het eiland des Mouans. Toen greep
de herinnering aan die avonden van het eerste
jaar en zelfs van het tweede, als zij de zeilen
van de visschersbooten trachtte. te onderschei-
den, de jonge vrouw aan. Hoe vaak was zij
niet op deze zelfde plek of op de weiden van
Champdolent die op dezelfde hoogte liggen.
op dit uur gekomen, wanneer het schijnt alsof
zij naar wie me verlangt, hum weg misschien
niet terug zullen vinden Voor deze getuigen
eilanden, klippen, punten van verre kusten,
licht .van de zee en den hemel, voelde zij zich
als voor een rechter. Zij hoorde de. tegen-
spraak, die uit haar eigen hart opkwam: „Je
spreekt de waarheid nietJe hebt hem liefge-
hadJe waart gegaan om hem op te wachten
en je kon niets meer zien dan je nu ziet, de
glans van het eenzame water en de korte
streep van den horizon en de mistbanken laag
aan den hemel, maar je was angsitig, soms
ook vroolijJc: je had hem wel! lief
Zij kwam op Kerjan terug op het oogen-
blik dat de koeien met bloedende flanken van
de beeten der Eorzels naar den stal werden
gedreven en beurtelings trachtten te ontenap-
pen' alsof zij een voorgevoel hadden van de
warmte van den nacht. De duisternis viel.
Het volk zette zich aan tafel. Zij alien keken
Marie aan.
Le Treff sneed het reusachtige brood dat
op het tafellaken lag, aan, nam een snee,
hapte er van en zei met vollen mond:
-<3ij hebt dus bericht gehad, Marie?
Zij zag den ouden knecht even aan en barst-
te in een schaterlach uit.
Ik denk wel dat hij graag pakjes zou
willen hebben dezen winter. Denkt gij ook
niet? Maar er is hier niets voor hem. Hij
moet ze liever door zijn vader laten komen
(WdWft varvolgd.)
2J.4»
De BURGEIMEEISTER van AiLKMAAR
brenigt ter kennis van de ingeschrervenen voor
de militie, lichting 1921, dat voor zoover zy
niet big den Keuringsraad of ter gelegenheid
van het in art. 76 van het Militiebesluit be-
doelde onderzoek hunne wenscben met be-
trekking tot de inldjying tebben kenbaar ge-
maakt, zij alsnog vo6r 10 GOTO BE it a.s.
van bedoelde -wenschen ter gemeentesecreta-
ria kunnen doen blijken.
De bijzondere aandacht van belanghebben-
dn wordt bierbij gevestigd op de gelegenheid
tot plaatsing bij de
ZEEMLITTE
in een der volgende betrekkingen t
matrooa, stoker, monteur, radiotelegrafist
seiner, vliegtnigmaker, torpedomsker, maehi-
nedrijver, scheerder, ziekenvenpleger, achrij-
ver, kok en bofmeester.
Zij die een beroep uitoetfenen, dat hen vooi
een van deze betrekkingen geschikt doet zijn,
en die zich nog niet bij den Keuringsraad
voor de zeemilitie hadden
zich daarvoor alsnog v6or 10 OCTOBER a.s.
opgeven ter gemeentesecretarie, liefst met
overlegging" van diploma s, getuigschnften
of andere bescheiden, waaruit hunne ge-
schiktheid voor de gewenschte betrekkmg 13
af to lei den.
Belanghebbenden zullen ecbter rOkenmg
hebben te houden met de mogelijkheid, dat
aan bun verzoek om inlijving bij de ZeemilitU
niet kan worden voldaan of dat zij bij de
Zeemilitie worden geplaatst in een andere
dan de door ben meest gewenschte betrek-
king.
Ingelijfden bij de Zeemilitie worden voor
eerste-oefening ten hoogste 8 Yi maand in
dienst gehouden, hebben slechts 66nmaal eene
herhalingsoefening te volgen en zijn vrij van
landweerplicbt.
Alkmaar, 10 September 1920.
De Burgemeester voornoemd,
W. C. WENDELAAJEt.
GEVONDEIN VOORWERPEN.
TTitsluitend te bevragen aan het Bureau
van Politie aan de Largestraat, alleen op
werkdagen tusschen 9 en 1 uur. 1 e vervoegen
bij den WAGHTOOtMMANIDANT.
I>rie zilverbons, 1 vest, 2 buissleutels, 1
armband, 1 bondge (kinderspeelgoed), 2 por-
temonnaies met en Bonder inboud, 1 dames-
taschje met portemonnaie, 1 R. 0. gebcden-
iboekje, 1 broek en een staartriem van een
paardentuig, 1 portefeuille met inhoud, 1
bond, 1 ijzerzaagje, 1 fluweelen tascnj e, 2
ceintuurs, 4 tip-top portretjes, 1 broche, 1
pijp, 1 balsketiting en 1 muts.
Alkmaar, den lOden September 1920.
De Commissaris van Politie,
W. TH. VAN1 GMETHTSEN".
zijn op
iretlmkt
enouden. Ik bedoel die van
6T8*
No. 6.
Wanneer de zorgvuldigheid, waarmee de
moedera haar kindje groot brengen, eens even
groot was als hare liefde, dan zon er heel wat
minder leed og die wsreld efjal ffflwrr in den
regel uit rich de moedexlij'ke hezorgd-heid
meer in een strevem, om het kindje „goed te
d-oen", dan in een poging cm het „volgene de
regelen dear kunst* te behandelen. Hoe eon
anders te verklaren rijn, dat zoo vreeelijk veel
kindertjea overvoed1 worden en aan overvoe-
ding te gronde gaant Moedera, die zelve haar
kindje voed$n, maken rich aan deze fout
evenzeer echnldig, ala zij die genoodzaakt
zijn, knnetmatig voedsel te geven, maar voor
den natuurlijk gevoeden zuigeling zijn de ge-
volgen minder ernstig, due ook minder opvalr
lend. Dat die gevolgen over het algemeen
minder ernstig rijn, komt d-oordat het natuur
lijk voedsel- altijd het meest geschikt is voor
den kleine. Van kuMtmatig voedsel kunnen
we dit niet reggen. Dit ligt niet alleen aan
de omstandigheid, dat we vreemde melk ge
ven, maar ook aan het feit, dat in heel veel
gevallen de melk niet juist verdund is ge wor
den. Verdunhing is noodzakelijk, omdat koe-
melk iets geheel anders is dan moedermelk.
Verdunnen doen we met behulp van water,
en het is een heel gewone vraag van vooral
jonge moeders ,,wat zit er nu in water?"
Daarbij vergeten ze, dat water een onmiabaar
bestanddeel is van het lichaam, maar ze ver
geten ook -en dit is nu de hooddaaak
dat het water in dit geval dient, om de koe-
melk, die in samenstelling zooveel van de
moedermelk verschilt, meer geschikt te ma
ken voor kindervoedsel. Door toevoeging van
andere etoffen moeten we ibeproeven, een
voedsel' te krijgen, dat in voedmgswaarde
weinig van moedermelk verschlit. Daarvoor
hebben we water noodig: in de eerste lev.ens-
dagen meer dan later. Verdunning met 4-ater
heeit ook ten gevolge, dat de voedingswaarde
van het vocht afneemt; met behulp van sui-
ker verhoogen wij die weer zoodanig,. dat het
mengsel aan redelijke eischen voldoet. Vroe-
ger werd altijd mel'ksuiker gegeven, maar de
ervaring heetft geleerd.dat deze voor den groei
van het kind niet beter is dal1 gow°n© witte
suiker, terwijl1 de laatste^ vfeol minder vaak
gisting in de ingewandeh, en dus diakrhee,
veroorzaakt.
'Krachtens het beginael „wat rit er nu in
water" w( -dt door vele moeders een Jevoel
aan melk gegeven; dan is dus het voedsel te
zwaar, niet geschikt voor de nog teere spija-
verteringsorganen. Haar ook, wanneer de sa
menstelling van het voedsel beantwoordt aan
het voorschrift, da.t bij den toestand van het
kind past, ook dan-is het nog mogelijk, te-
veel te geven. Menige moeder acht de opge-
geyen hoeveelheid te kleiin, en geeft nog wat
toe! Kwaad scbuilt er in dezen ook in do veel
gebruikte ..streepjeafleaschen", omdat de ai-
atand tusschen de streepjes niet een stand-
vastige, maar een wisselende maat isvroegei
was deze afstand1 een maat voor 15 gram
vocht, in den laatsten tijd voor 20. Fleaochen.
waarop de inhoud in gram-men staat aange-
geven, rijn veel doelmatiger, wanneer men de
zakerheid heeft, of zellfstandig zoekt, dat de
maten inderdaad- juist zijn aangegeven. An
ders moet men een glazen maat van 200 gram
koopen.
Gorter geeft eenvoudige voorschntfen voor
de samenstelling van kunstmatig voedsoL
Het eerste etmaal krijgi het kind geen voed
sel'; van den tweeden tot den tienden dag
ontvangt het dagelijks
150 gram koemeiik
800 gram water.
24 gram suiker.
Als het kind' twee of drie weken oud is,
krijgt het evenveel melk als water met 8 pet.
suiker; op'don leetftijd van vier tot zes weken
twee deelen koemelk, een deel water met 10
pet. suiker. Om te berekenen, welke hoeveel-
heden van deze mengsels een kind noodig
heeft, gaat Goiter uit niet meer van den
leeftijd, maar van het lichaamsgewicht. Een
kind van drie maanden- krijgt per^etmaal 150
gram maal het aantal kilogrammen, dat het
kind weegt. Boven drie maanden behoort men
te geven 140 gram maal het aantal kilo's ge-
wieht.
Wie zich zorgvuldig aan deze regeis houdt,
zal zeer waarschijnljk zich kunnen verheugen
in den voortdurenden welstand en groei van
haar kleintge.
We, ik zou bijna zeggen: alle menschen,
maken ten o-pzicbte van de voeding onzer
kinderen een zelfde fout. We houden in onze
schatting van wat een kind noodig heeft, bijna
uit&luiten-d rekening met de voorstelling van
_wat wij wel zouden lusten, als wij in de
plaats van het kind- stonden". Het behoeft
geen betoog, dat die schatting te eenenmale
onjuist is, en dat menig kind er het slachtof-
fer van wordt. Alls het den zin zijner ouSers