Alkmaarsche Courant
Uneven ait Berlin.
Hoe dichter werd
Hondard Ean an Twlntigsta Jaargang.
Zaterdag 2 October.
Bnontatial SEtesnro
xn.
De hecren Baltus en Apeldoorn wild en het
verzoek voor 1920 wel inwilligcn.
Het voorstel van B. en W. werd hierop
aangenomen. In 1921 zal die Raad de zaak
opnieuw vaststellen.
Tegen stemde de heer Bogtman.
De verordening op de hefting en invorde-
ring van keurloonen voor vleesch werd over-
eenkomstig het consept vastgesteld.
Van de Gezondheidscommissie was bericht
ingekomen, dat deze tegen het ontwerp geen
befwaren had.
Van den heer J. Gorter was het verzoek
De voorzitter deelde mede dat No. 41 van
de obligatie van 500 was uitgeloot en dat
de kermis aan licht 86,75 en aan staan-
plaatsen 466,95 had opgebrachi
De heer Baltus vestigde biji de rondvraag
de aandacht op den ongewenschten toestand,
dat vele eigenaren van zomerwoningen' des
winters die dingen noe verhuren en daar-
door den woningnooa in de gemeente hel-
aan. pen vergrooten, aangezien velen.' van die lie-
UIT BEROEN.
De Raad vergaderde Vrijdagmiddag ten
2 ure.
Van den heer Hoksbergen was telegrafisch
bericht van verhindering ingekomen.
De voorzitter zegde den waarnemenden
burgemeester dank voor de goede zorgen tij-
dens ziin afwezigheid aan de gemeente be-
steed. Dank braait spr. ook aan den wethou-
der, den tijdelijken wethouder en den secre-
taris voor den ijver waarmede zij de ge-
meentebelangen hadden voorgestaan.
Van Ged. Staten waren verschillende goed-
keuringen op raadsbesluiten ingekomen. De
beslissing op* de aanwijzing van het lokaal
voor de 8e leerklasse was verdaagd, hoewel
Ged. Staten de huur hadden goedgekeurd
Van de wed. Westerbeeke-Nieuwenhuis
was een dankbetuiging voor de ontheffing
van schoolgeld ingekomen.
Op het verzoek om de gemeente voor de
personeele belasfmg in een hoogere klasse te
stellen was het bericht ingekomen, dat geen
termen waren gevonden om incidcnteel in de
klassificatie der gemeenten een wijziging te
brengen.
Heta verzoek van den heer H. V. Douchette
inzake verliditing van het villapark, werd op
voorstel van B. en W aangehouden, onder
verzekering dat die verlichting spoedig tot
stand zal komen.
Tot onderwijzer voor het Be leer jaar werd
uit de volgende voordracht: 1. de heer A.
Rozendaal te Zutfen, 2. de heer J. Enmi'k te
Krabbendijke, 3. de heer J. v. d. Meulen te
Hoorn, met ingiang van 1 Januari benoemd
de heer J. Ennik, No. 2 der voordracht, na-
dat de'voorzitter had medegedceld, dat van
No. 1 bericht was ingekomen, dat hij elders
benoemd was.
De heer Baltus drong tevoren op de be-
noeming van een' ongehuwde aan in verband
Loeiiijkhed'
met de won ingmoeilij kheden en beval daar-
om No. 2 aan.
Hierop kwam aan de orde de voorlooplge
vaststeling der gemeente-rekenlng dienst
1919, met bijbehoorende balans. winst en
verlicsrekening van het Gem Electr. Bedrijf,
Distributiebeanjf en der rekening van het
Burgerlijk Armbestuur.
De heer Apeldoorn rapporteerde namens
de commissie tot goedkeuring. Hiertoe werd
besloten.
De gewone inkomsten voor de gemeente
hadden bedragen 154461,96, de uitgaven
f 150535,05, buitengewone ontvangsten
24259,9414, uitgaven 268666,43, zoodat
het totaal nadeelig saldo 22679,66 H be-
draagt.
Het nadeel op buitengewoon was ontstaan
doordat niet voor alles geleend was gewor
den, waardoor veel op den dienst van 1919
moest worden afgclost. Voor dit bedrag zal
een vaste leenlng gesloten moeten woraen
Besloten wera de winst van het electricl-
teitsbedrijf In de kas van dat bedrijf voor uit-
breidingen te houden.
De voorzitter deelde mede, dat de voor-
raden van het distributiebedrijf verkocht
werden.
De heer Bogtman vroeg waarorn daarvoor
eerst een inschrijving was gehouden, waarbf;
de hoogste inschrijvers het goed niet kregen,
terwijl het nu zoo maar verkocht werd.
De voorzitter zeide, dat de inschrijving
vrijblijvend was. Verwacht wordt dat de op-
brengst nu hooger is.
De heer Bogtman kon, wanneer dat het
eliag wel vereeni-
niet zoo was, dan
geval was, zidh met dte
Wanneer dit evenwe.
•eurde hij het dat de goederen aan de in
schrijvers niet waren gegund.
Het lc suppl. kohier hondenbelasting 1920
werd vastgesteld op een bedrag van 109,50.
Aan de orde kwam hierop punt 6. Adres
van het bes+uur der Ambacntsschool te Alk1-
maar, houdende«verzoek om verhooging der
gemeentelijke bijdragen over 1919 en 1920
en der subsidie over 1920
De voorzitter las het schrijven voor en
deelde mede, dat B. en' W. adviseerden de
gevraagde verhooging van 16 per leerling
voor 7 leerlingen toe te staan voor 1920, doch
op het verzoek voor 1919 niet in te gaan,
zoodat de meerdere kosten 165 bedragen.
den dan in het zomerseizoen nog geen wo-
ning hebben en dan bij de gemeente om een
woning' komen aankloppen. Op deze wijze
kan de gemeente wel blijven bouwen. Wan
neer men een huis bouwt, dan stelt de Ge
zondheidscommissie alle mogelijke eischen.
Spr. zou wel eens willen weten wiens werk't
is om tegen te gaan dat de schuurtjea ala
vele zomerwoningen zijn, als woningflu wor
den betrokken. Spr. zou het dit jaar willen
verbieden, aangezien men anders a.s. voor-
•aar weer hetzelfde van andere jaren heeft.
De voorzitter zeide, dat de politie
is proces-verbaal op te maken wegens het
wonen van een niet bewoonbaar verklaarde
woning. Wanneer de gemeente inderdaad
door het oogluikend toestaan tot meerderen
bouw genoodzaakt wordt. Spr. had de
kwestie van dien kant nog niet bekekea. Hij
was er voor om het te doen
De heer Swaan oordeelde het een moeilljk
al, omdat een massa van de verhuurdere
zomers zelve die huiejes bewonen.
De heer Baltus oordeelde dit een heel an
der geval. Spr. wilde slechts het verhuren
van die dingen des winters tegengaani, om
te maken, dat daardoor de woningnood niet
bevorderd wordt.
De voorzitter zegde onmiddelUjk onder-
zoek toe en zou dan proces-verbaal laten op-
maken.
De heer Baltus wilde tevens aan het Rijk
en de Spoorwegmaatschappij kenbaar ma
ken dat het gewenscht is, dat deze voor hun
personeel zelve woningen bouwen.
De heer Bamaart meende, dat het Rijk al
veel kan doen door alleen voor verschillende
functies menschen uit de gemeente te benoe-
men.
De voorzitter zegde toe de Spoorwegmaat
schappij den wensdi van den Raad kenbaar te
zullen maken.
_De Raad ging hierop in comitA
Uit de winst- en verliesrekening der
openluchtspelen in den afgeloopen zomer al-
hier gehouden, blijkt, dat er een verlies ge-
dekt moet worden van 7080,70.
Aan entree is er ontvangen 7617,60, aan
tekstboekjes f 524,95, terwijl totaal is uitge-
geven 15.223,25.
De geteekende garantiebedragen bedro^en
6350, waarvan nog 900 betaald moet
worden, zoodat de garanten het door hen
geteekende bedrag wel ten voile kwijt zullen
zijn, al deelt de commissie voor de open
luchtspelen dit in het heden rondgezonden
schrijven niet mede.
In het schrijven wordt het nadeelig saldo
voor een zeer groot deel geweten aan de
slechte weersgesteldheid van den
zomer, waaraoor vele malen de
gen niet konden doorgaan, terwijl uit den
aard der zaak het bezoek dien ten,
zoo gaat het schrijven' voort, ver
de verwachtingen bleef.
Voor de openluchtspelen is het weer to het
seizoen zeker
cn
afgeloopen
ker niet
weest en wfj hebben ons er over verhaasd,
dat het nog mogelijk is gebleken bijna dage-
lijks tot het laatst van Augustus te spelen.
In verband daarmede komt ons het verlies
nog gering voor.
Het verwondert ons echter, dat zoowel de
balans en winst- en verliesrekening als de
mededeeling van de commissie voor de
openluchtspelen is getoekend door den Am-
sterdammer administrateur.
Wij willen hiermede niets afdingen, op het
waardevolle werk door deze in het belang
van de openluchtspelen verricht, maar wij
meenden, dat de commissie, bestaande uit
Mr. J. P. Bosnian en de heeren Peeters. Bol
en Hoksbergen, het schrijven door den vtfor-
zitter en' den secretaris had moeten laten on-
derteekenen.
De mededeeling aan de garanten, dat voor
het verlies het geheele door hen geteekende
bedrag noodig was, zou mede niet overbo-
dig geweest zijn.
De post „s£jour" op de winst- en verlies
rekening, groot 3208,50, had o. i. ook wel
wat meer omschreven mogen worden. Voor
verblijfkosten is dit bedrag niet gering
HIT HE'ILOO.
[Doinidleridlaig werd idle algameene vergade-
ring gehouden van de Witte iKruis afdeeling
Heiil'oo to het) ItoHcaaJ van den heer iHekiler.
!B4| idle openiimg van de vergatlerinig door
tJen voorzitter, den heer lEilerts dte Haain, wa
ren slechte die 5 bestuursleden aanwezig.
judsit bij, het aluiten van de vergadering ver-
schteen nog 66n belangstelliend Id.
Nia lezing enr 'goedkeuring der notulen ga1!
dr. Hloekstra een verslag van. den hier ge
houden Moedlercursus, die slecht gelukt was,
maar dioor besprefcinigi met die enkele dames,
die dien cursius gevolgd haddten., en op het
prach'tig andlerridit wezen. Daar vedkregen,
achtte hif het hoogst wensclielijk een .verta-
van dieoi cunsus te nooden
llus besloiten.
IDa arae werdlen besproiken dte punten voor
de Algemeene Vergadering te Amsterdam.
Vooral kwam1 in behaudeldng het punt
„Begrooting 1921", waarin sprake was van
een' extra heffing van dte aldeeling om het te-
tort fe dAkkmJEwnaen« wardi in behandis-
Ms. 238. 192°-
Eerst wanneer de Berlijner op reis gaat,
krijgt hij een juisten indrak van het felt, <lut
Duitschland nog leeft. In de hoofdstad stape-
len zich de zorgen en de benauwende vragen
voor den tegenwoordigen tijd en de toekomst
zoo op elkaar, concentreeren strijd en moei»
lijkheden zich zoodanig, dat een goed patriot
daar met de ernstigste stemmingen rekening
heeft te houden. Maar elders in het rijk is het
anders. Niet alleen ten plattelande, waar, be.
halve dan wat de prijzen betreft, niets schijnt
veranderd te hebben en oorlog en revolutie
een droom schijnen geworden te zijn, ook in de
steden van Zuid. en West.Duitschland waait
een andere wind. Daar leeft en werkt een op-
gewekter menschengeslacht, dat door niets van
zijn rustig Godavertrouwen beroofd kan wor<
den, dat door niets uit zijn goede stemming
gehaald kan worden. De levensmiddelen zijn
daar rijkelijker voorhanden en de natuur, lie.
felijker dan in de dorre mark Brandenburg,
stemt tot grooter opgewektheid.
Dat had ik reeds met groote voldoening op
menigen tocht opgemerkt Maar toch ben ik er
opnieuw door verrast, toen mijn weg mfj naar
Baden.Baden voerde en ik hier inderdaad, na«
tuurlijk weer met uitzondering van de prijs.
veranderingen, den gelukkigen tijd van too/
den oorlog terugvond.
Het waren dagen, waarop na een lange re.
genperiode het herfstgoud lag uitgespreid over
hetheerlijke Schwarzwald. De boomen glans>
den in de voile pracht van den na.zomer; te.
midden van de zachte Hjnen van bergen en
heuvels, schitterden in zonnige pracht de liefe.
Hjke dorpen, de tuinen, de bosschen. Alles
straalde in een heerlijke volheid, alles ademde
rust en vrede en lokte tot een zalig niets doen.
Men voelde zich door dit alles vronderdadig
aangedaan, en men bemerkte dat ongeacht
oorlog en verwarring, ongeacht de Damocles,
zwaarden, die boven onze hoofden hangen, dit
oord weer geworden is een plek van vriende.
lijk genieten. In 1915, toen ik, terugkeerende
van het Vogezenfront door Baden»Baden
kwam, was het er somber en ernstig. Nu, in
1920, is het weer ontwaakt en toont een beeld,
gelijk aan dat van vroeger.
Door de natuur-en door de tijden is dit be.
koorlijke plekje geworden tot een parades van
zorgcloosheid en geluk. Men leeft hier te mid.
den van een oer.oude cultuur. De Romeinen,
die wisten wat luxe was, hebben zich hier
reeds gebaad in de warme bronnen; de mon»
nikken uit de middeleeuwen, die ook wisten
wat schoonheid was, beminden deze plek. De
Lichtenthaler allee, een der mooiste wegen van
de wereld, waarbij men herinnerd wordt aan
den ouden Scheveningschen weg, leidt naar
een middeleeuwsch klooster van schilderachti.
ge schoonheid, rijk aan prachtige kunstwerken.
Maar de doorsneekurgast bekommert zich
niet om die dingen uit het verleden. Die arme
mensch is daarvoor te overbclast Hij moet
goed eten en zich goed kleeden, en by elken
maaltijd een ander toilet aan hebben, hy
moet gelegenheid hebben zyn mede.gasten met
een kfitisch oog te bekyken, hy moet boven.
dien den noodigen tyd hebben zich met tennis,
sen en foxtrott als een mensch van onzen tyd
te doen kennen. Dat alles zyn zaken, die moei«
lijk in overeenstemming zijn te brengen met de
zorgen, te midden waarvan Duitschland leeft.
Maar hier in Baden.Baden leeft men op inter,
nationaal, ik zou willen zeggen, neutraal ter«
rein. Hier heerschen andere zeden, hier gelden
andere regels.
Het is een sprekend feit voor het langzame
herstel van de toestanden, dat hier weer bui»
tenlanders beginnen te komen. Met groot ge.
noegen heeft men reeds verleden jaar enkele
Nederlanders begroet en dit jaar is hun aantal
toegenomen. Ook Skandinaviers verschenen
weer en een paar Amerikanen vormden de
voorhoede van hen, die weer het Duitschland,
waarmee Amerika in oorlog was, en waarmee
het officieel nog geen vrede heeft gesloten, zul<
len bezoeken. Zelfs uit het naburige Nancy is
een Franschman in Baden.Baden geweest
inderdaad: er gebeuren wonderenl Wy, Duit»
schers, moeten er ons nu voor hoeden in onze
vroegere, thans dubbel ernstige fout te verval.
len, dat wy ons te diep buigen voor alles wat
buitenlander is, maar wanneer wij daaraan
denken, hebben wij alle reden ons over de
ontwikkeling der dingen te verheugen.
Op de kurpromenade en in de groote hotels
vertoonen zich reeds weer de eerste kenteeke.
nen van het oude Internationale leven. Er
wordt een luxe ontwikkeld, die wy nauwelijks
meer kenden. Ik heb nooit een zoo groote
menigte mooie vrouwen in kostbare toiletten
en elegante mannen, etend, flirtend en dansend
bij elkaar gezien als op de avonden in het Ste^
phanie.hotel, waar ook vroeger de „fine fleur"
van rykdom en voornaamheid zich rendez.
voub gaf. Die avonden gaven een beeld van een
beschaafd genotsleven, van correcte vormen,
een zuivere cultuur van de groote wereld, die
van nature, door het wezen van haar organis.
me verklaarbaar is. Bekende namen van Euro,
peesche beroemdheid hoort men, uit de krin.
gen der aristocratie, der „haute finance", der
Industrie en der kunstwereld. Er wordt in de»
zen kring met ware woede gedanst. Niet alleen
's avonds, maar ook 's middags op het thee,
uur. Ik ben een oude democraat en bemoel my
doorgaans bitter weinig met de zoogenaamde
groote wereld. Ik houd niet van haar en haat
haar vaak. Maar dat neemt niet weg, dat haar
aanblik, mits niet te vaak genoten, my een
zuiver acsthetisch genot geeft.
Duitschland kan plaatsen als Baden.Baden
thans minder dan ooit missen. Zy behooren tot
de middelen om de betrekkingen tusschen de
volkeren weer te herstellen en zy behooren
niet tot de minst effectvolle. Baden.Baden is
geroepen daarby een rol te spelen. De naam
komt herhaaldelijk voor in de geschiedenis der
laatste eeuw. Men ziet hier nog herinneringen
aan de beroemde vorsten.samenkomst van
1860, waaraan de prins»regent Wilhelm van
Pruisen en Napoleon III deelnamen. De peri,
ode van het tweede Fransche kcizerrijk heeft
haar het eigenlyke cachet gegeven. Dezelfde
na.barokstyl, die men ook in Spa vindt, wordt
hier sterker aangetroffen, en men kan re, hoe.
zeer ze one als styl thans tegenstaat, uit een
t
historisch oogpunt beschouwen en naar waar.
de schatten. Men ziet donkerroode stoffen van
damast en zyde, ryk verguld plafondwerk,
breedarmige kristallen kronen, groote spie.
gels, veel bronswerk. Het karakter van plaat«
sen ale Baden.Baden wordt door dezen atyl
getypeerd en hier inzonderheid treft men een
vermenging van Duitsche en Fransche elemen.
ten.
De badplaats doet thans alle moeite het in.
ternationale publiek te toonen, dat ook thans
in Duitschlanti nog zin voor smaak en elegance
heerscht, dat wy nog altijd gevoel koesteren
voor een hoog ontwikkelde cultuur. In de villa
Stourdza, gebouwd in een tyd van overdaad en
verkwisting door een lid van de Roemeensche
familie van dien naam, is een tpntoonstelling
gearrangeerd van het fynste en mooiste wat op
het gebied van kunstvoorwerpen bestaat. Twee
theaters wedyveren met elkaar en zijn eMo
avond tot op de laatste plaats bezet. Het vol.
gend jaar zullen de wedrennen op de baan te
Ifferheim weer plaats vinden, de wedstrijden
die jaren lang de croesussen en de nietsdoeners
van alle landen vereenigden. Ja zelfs, men over,
weegt de mogelijkheid het groene laken, dat in
den tyd van Eugbnie de menschen zoo aanlolo
te, weer op de tafel te spannen. Dat is voor
myn gevoel een netelige kwestie. Men herin.
nert zich hoe in het midden der vorige eeuw,
toen in Fzankrijk het hazardepe! verboden
werd, de beroemde monsieur Blanc naar
Duitschland kwam en in Baden een bank op.
richtte, in Baden, in Wiesbaden, Hamburg,
Pyrmont Blanc, die zyn vak meesterlyk ver»
stond, maakte de vroeger stille en eenvoudige
plaatsen tot centra van het mondaine leven.
Toen begon men in Duitschland strenger zeden
in te voeren en in 1872 werd het hazardspel
verboden. Maar wij zyn door dat verbod in
werkeiykheid toch niet zedclijker geworden.
De menschen, en de Dultschers voorop, gingen
naar andere plaatsen Om hun geld te verliezen,
naar Monte Carlo in de eerste plaats. Wy
voelen de noodzakelykheid een eenvoudiger,
meer op het inneriyke leven gericht bestaan te
leiden, maar wann'eer er nu toch eenmaal men.
schen zyn, die zich hun geld willen laten afne.
men, dan is het misschien nog niet zoo dwaas
voor hun liefhebbery een gelegenheid te ope.
nen, wanneer de groote winsten, die daarmede
gemaakt worden, op de een of andere wijze aan
het algemeen belang ten goede kunnen komen.
Zeker als men in Baden>Baden weer een
speelbank wil openen, zal dat met de noodige
voorzichtigheid moeten gescbieden. Want de
tijden zyn sinds de zestiger jaren veranderd.
Zy zyn er niet beter op geworden en dat zyn
de menschen ook niet. Maar wanneer de zaak
met beleid wordt aangepakt, kan zy er toe by.
dragen het oude Internationale leven weer tot
bloei te brengen. De speelbank is geen verhin.
dering geweest, dat Duitsche vorsten en politi.
ci hier ontmoetingen hadden met hun buiten.
landsche collega's. En thans schynt weer een
bloeiperiode voor de badplaatsen aan te bre«
ken. Spa, San Remo, Biarritz, Alx»les«Bains
de ry wordt langer en langer. En het zal voor
ons als een symbool van het opleven van
Duitschland worden, wanneer ook Baden«Ba«
den weer eenmaal in de ry wordt opgenomen.
Duitsche vorsten hebben wy wel is waar niet
meer, politic! zullen wy, hoop ik, toch nog wel
weer eens bezitten.
Dr. MAX OSBORN.
Naar 't D-uitach van PAUL KELLER
door T. de R.
N'adruk verboden.
Toen ik dertien jaar oud vat, was ik weer
eens van mijn grootvader naar mijn oudera
verhuisd. Het heefcte, dat dat heel heilzaam
voor me was, omdat grootvader mij vreeselijk
verwende, en, vooral, mij niet tot den ge-
ringaten arbeid aanspoorde. Onder arbeid
werd in ons dorp natuurlijk alleen de licha-
melijke bezigheid verstaan, waartoe grootva
der mij, allerminst aanzette. En ik waa het
met hem zoo heelemaal daarover eens, dat
in Arnsdorf een veraje ontstond, dat verge-
lijkenderwije op elken nietsdoener werd toege-
past. „Er ist so faul, wie Keller Paul''. (Hij
is zoo lui als Paul Keller.)
Dit versje vonden grootvader en ik onwijs
en wij verachten het. Ik was volstrekt niet
afkeerig van Werken. Grootvader was altijd
druk bezig van vroeg tot laat en ik keek er
graag naar en deed alsof ik er verstand van
had en altijd1 was ik vlak in zijn buurt, dit
wijle met een boek, maar nog veel meer met
mijn gedachten. En als ik een verhaal had
bedacht of een vers gemaakt, dan was hy al
tijd de eerste, bij wien ik alles opzei en dan
floot hij meestal zachtjes voor zich, heen. Dat
was zoo zijn waardeering.
Mijn vader was veel strenger. Hy was van
meaning, dat strenge -tucht een jongen niet
kon schaden, vooral niet als die jongen zoo'n
dxoomer was als ik. En als ik nu met mezelf
overleg, vind ik dat mijn vader gelijk had,
maar grootvader ook.
Dus eens op een dag nam mijn strenge va
der mij maar weer onder zijn leiding en be-
sloot als wijlen Pharao met de Israblleten
had gedaan, mij „aan te zetten tot zwaren
arbeid". Er werd toen bij ons een klein
schuurtje omvergehaald cn een nleuw zou op
dezelfde plaats worden opgetrokken, en de
dakpannen, die nog bruikbaar bleken, eouden
daarvoor worden gebruikt.
Wie ooit oude dakpannen gezien heeft, be-
dekt met ruwe, grauwe, afechuwelijk vieze
kalk vol vlekken, die weet, dat ze behooren
tot de grootste afschuwelykheden der wereld,
Mijn heele gevoel kwam in opstand alleen
al door er naar te kijken en1 een ellendig af-
grijzen kwam over me, toen mijn vader, wij
zend op den grooten hoop dakpannen, mij een
metselaarshamer gaf, zeggende:
,J>e dakpannen moet jij afkrabben t Al de
oude kalk moet er afl Als van een dakpan
nog de helft over is, kan hij nog worden ge
bruikt. Kleine scberven kun je wel weg-
gooien. Over een half uurt)je korn ik eens
kijken' hoe ver j'e gevorderd bent."
Na deze aanwijzingen ging hij weg. Ik ging
op den hoop dakpannen zitten en kon me niet
langer bedwingen. Tranen van onmachtige
woede en leed1 stroomden over mijn wangen,
Ik had het gevoel, dat mij een ontzettende
smaad was aangedaan. Ik nam een dakpan in
mijn hand, doch liet die dadelij'k weer vallen,
want het was mij, alsof i'k een egel had aan-
geraakt. Eindelijk deed ik mijn zakdoek om
mijn linkerhand, waarmee ik de dakpan moest
vasthouden en sloeg met de rechter langzaam
en met moeite de kalk er af.
Ik kwam rnsauli eon jaxorauarlijka versehop-
peling voor. Nog geen week geleden hod ik
twee gedichten „De Traan" en .Jffisrinnering1"
aan de redactie van de „Dichteiiaube" in
Berlijn gestuurd, en nu xat ik dakpannen
af te krabben 1 „De Traan" druppelde op
koude kalk, die zoo dood was, dat hij niet eens
grimmig kon sissen, en slechits de „Herinne-
ring" aan een gelukkigen tijd, die nn voorbij
was, bleef over. Ik kwam in een echte booze-
jongens-bui.
Wat had je toch prachtige vaders in onze
leesbo6kenl Bijvoorbeeld die eene vader, die
gezegd had: „Zoon, hier hebt gij mijn speer,
hij wordt voor mijn arm te zwaar." Had mijn
vader mij soma een speer gegeven? Een met
selaarshamer had hij mij gegevenOf dan die
andere vader, van wien zoo prachtig werd ge
zegd: „Ik was nog maar een kleine jongen,
en kon nauwelijks op mijn beenen staan of
mijn vader nam mij al me naar zee." Near
zee I Miijn vader had me niet naar zee ge
stuurd, maar op een hoop dakpannen gezet
Of zelfs die andere vader, die met zijn zoon
erop uittrok om langs de verschillende ko-
ningssloten te gaan zingen,,Wees bereid nu,
mijn zoon, bedenk onze schoonste liederen, en
sla den diepeten toon aan." Den eenigen
„toon", dien ik hier kon „aanalaan", was het
ellenddge geknaxs van den mertfsalsArshamer
op de ruwe dakpannen.
Era hevige woede greep mij aan. Het vial
mij in, dat ik best zou kunnen wegloopen, ver
weg, de wereld in. Missohien een Robinson
Orusoe worden ergons op een groen eiland.
Maar ik wist genoeg van aardrijkskunde af,
om te begrijpen, dat het alleen al naar Ham
burg een heel eind was van mijn Sdlezisch
Arnsdorf en slechts iin Hamburg zou ik een
schip kunnen vinden, dat misschien geneigd
zou zy n mij op te nemen en schipbreuk te
lijden ergeaa in de buurt van een groen
eiland.
En zoo zat ik daar dan en krabde de halve
en de heele dakpannen af, terwyl ik de kleine
soherven op een hoop smeet, zoo als mij ge
zegd was.
„Kijk eens 1 Daar zit Keller's Paul dakpan
nen af te krabben 1"
Het waren twee schoolkameraden. Waar
kwamen die vandaanf Die waren anders al
tijd druk bezig, maar vandaag gingen ze zoo
maar eens een beetje om. Ze kwamen onzen
tuin binnen en gingen met hun handen in
hun zakken v66r mij op het graa staan.
„Wat overkomt jou," vroeg Gnataaf, „dat
je wat uitvoertf"
Ik zette een vergenoegd gecichh
lrNou, wij bouwen een schuurtje en nu
heeft vader mij gevraagd de dakpannen wat
af te vegen. En ik vind het een aardig
werkje."
„Nou, daarvoor zou ik toch lekker bedan-
ken," zei Karel, „ik ga liever een bad nemen
in den vijver daar."
„Ja, wij gaan op reis naar een badplaats,"
antwoordde Gustaaf trotsch en in 't Hoog-
duitech.
O, die ellendige elappelingen I Hun hemd
kwam onder hun goed uit, zoo elordig waren
ze aangekleed, maar toch luierden ze en gin
gen ale br^ven ,,op reis".
Ik zeide hun, dat gelukkig niet alle kinde-
ren zoo lui waren als zij tweeen en dat zy mi;
liever niet Wij mijn werk moesten etoren.
Toen gingen ze weg, het spotliedje op mijn
luiheid zingend.
Toen mijn vader kwam, klaagde ik hem
mijn nood, dat hij mij hier voor gek op dien
hoop dakpannen had gezet, maar hy zeide:
„Ja, dat komt ervan, omdat je anders zoo
lui bent. Het werd hoog tijd, dat je eens wat
ging doen. Je zou me andera al te lui wor
den 1" t
En weer was ik alleen. Dat ging too niet
langer. Dat was duidelijk genoeg t lets moest
er toch gebeuren I lets verachrijckelijksl Ik
besloot mezelf te verminken. Ik zou trachten
door een geweldigen slag met den hamer den
duini van mijn linkerhand dusdanig te ver-
pletteren, dat ik voorgoed invailde zou zijn
en onbruikbaar voor elken arbeid, mijn ouders
in zorg en wroeging storten en hen boven-
dien dwingen den duren dokter uit de dichtst-
bij zijnde stad te laten halen.
Gedacht maar niet gedaan I Want toen
ik mijn linkerduim op de dakpan hield en de
rechterhand, waarin de zware bamer was, op-
hief voor den verpletterenden slag, gebeurde
het dat ik op 't laatste oogenblik mijn
duim wegtrok en slechts den steen vermor-
zelde.
Ik keek naar het stuk steen, dat in soher
ven v66r mij lag, en dat als plaatevervanger
had dienst gedaan, zooals wijlen de ram voor
Abraham's zoon Isaac. Ik verwonderde mi
over mijeelven. Toen keek ik weer naar den
verpletterden steen. Het was een geweldige
kerel geweest. Om dien af te krabben en
schoon te maken en hem weer tot bruikbare
dakpan te maken, zou een aardig werkje zijn
geweest. Nu lag hij in stukkea en zooals ik
geleerd had, kon ik de soherven weggooien.
Dat mij daarbij een lioht opging, was duide
lijk. Wanneer ik nu een dakpan zag, waarvan
ilk wel kon vermoeden, dat het een heel werk
zou zijn die netjes schoon te maken, hakte ik
die met een flinken slag van den hamer In
twee etukken en gooide de scharvra op een
hoop,
handen daarnaar uit.
,J>at zullem we eerst eens zienl Kom jij
maar eens mee naar binnen, ventjel" riep
mijn vader nit.
Ik beefde van opwindlng en riep maar
steeds uit, dot het mijn brief was; ik vergat
mijn angst en trachtte mijn vader d'en brief
te ontnemen. Hij hield hem vast, opende nem
en las halfluid:
Aan den WelEdelGuboren Heer Paul Keller
Arnsdorf, Schweidnitz, Silezie.
Wij hebben in dank uw twee gedichten
„De Traan" en „Herinnering" ontvangen. Zij
zullen worden opgenomen in de volgende af-
levering van de „Dichterlaube". Gaarne zien
wij verdere bijdragen van uw hand tegemoet.
Met de meeste hoogachting,
Redactie van de „Deutsche Dichterlaube."
Ik greep naar den wonderbrief; tranen lie-
pen over mijn gezicht. Mijn vader vroeg of ik
daar dan iets had heengezonden. Ik durfde
bijna niet te bekennen. Toen soh-oof hij den
brief weer in 't couvert en zei verrast: „Dat
had ik niet gedacht!"
Hij waagde het nu niet meer een dichter,
dien men „WelEdelGeboren" betitelde, een
aframmeling te geven. Hij riep mijn moeder,
liet haar den brief zien en sprak zachtjes met
haar.
Eindelijk gaf hij mij dra brief en zei
,Jjaat dien maar eens aan je meester zien
L)e .heer Bogtman was v66r aanhouding,
omdat de Raad inzake de Handelsscholen
overrompeld was geworden. Spr. wilde de
zaak nu eens nader overwegen, am na te
gaan of er voor de toekomst geen blijvmde
regeling te maken is.
en daarna mag je dan naar
De dakpannen zal een ander wel afkrabben.'
Dat was mooi van, hem.
Ala in een zaligen droomtoestandi liep ik de
Dorpstraat door. Mijn meester was een vrien-
delijke jonge man, die mij privaatlessen gaf
en aan wien ik veel innerlijke ontwikkeling
dank. Hij was trotsch op zijn leerling.
Maar het allerheerlykst waa het bij mijn
grootvader. De oude man warkte op het land.
Grootvader, hoor toch eens; twee gedich
ten van mij worden in Berlijn gedrubt!
Ik gaf hem den brief, doch hij veegde eerst
zijn handen af v66r dien aan te nemen. Toen
la* hij en in zy n dankere oogen onder de bor-
stelige wenkhrauwan kwam een glans en een
zacht gefluit kwam van zijn lippen als een
gouden melodie in de zomersche luoht.
Doch ik ging zalig op den gro-nd liggen en
begroef mijn handen, die vermoeid' waren van
het zware werk in het zachte groene graa.
Dat mijn rader mii bij dit heldenwerk be-
gluurde, lag heelemaal in de lyn van dezen
koolzwarten ongdukedag. Hij kwam wood end
op me af en zei, dat ik onmiddeUijk met hem
naar binnen moest gaan. Wat dat te bedui-
den bad; wist ik maar al te goed. Hij was
werkelijk geen tyran en i'k had tot nu toe
slechts tweemaal slaag gehad. Maar dat thans
alle goede dingen uit drie zouden komen te
bestaan, werd mij duidelijk. Ik begon vreese
lijk te enikken v66r hem in een erbarmelijken
toestand. Hij bleef streng en onverbiddellijk.
„Voor mijnheer Paul Keilerl"
De man, die zoo onverwacht een beleefd
eijjd maakte aan de vaderlijke afstraffing,
was de postbode. Hij kwam juist cp het kri-
tieke oogenblik door't tuinpoortje en braoht
een brief.
„Voor mijnheer Paul Keller," herhaalde
hij glimlachend.
Mijn vader bekeek den brief, schudde het
hoofd en zei,J0r heet August."
„En de grootvader heet Johan", zei de post-
bode, „dan moet het wel voor him zijn be-
doeld."
En hy wees naar my. Ik rekte myn hals
uit om op't adres myn naam te kunnen zien,
en daarboven stond gedrukt ...Deutsche
Dichterlaube, Berlijn". Ik schreeuwde het
ineens uit:
wDat is myn brief V Ha sfireifcte gretig mijn.