Alkmaarsche Courant Uneven ait Berlin. Hoe dichter werd Hondard Ean an Twlntigsta Jaargang. Zaterdag 2 October. Bnontatial SEtesnro xn. De hecren Baltus en Apeldoorn wild en het verzoek voor 1920 wel inwilligcn. Het voorstel van B. en W. werd hierop aangenomen. In 1921 zal die Raad de zaak opnieuw vaststellen. Tegen stemde de heer Bogtman. De verordening op de hefting en invorde- ring van keurloonen voor vleesch werd over- eenkomstig het consept vastgesteld. Van de Gezondheidscommissie was bericht ingekomen, dat deze tegen het ontwerp geen befwaren had. Van den heer J. Gorter was het verzoek De voorzitter deelde mede dat No. 41 van de obligatie van 500 was uitgeloot en dat de kermis aan licht 86,75 en aan staan- plaatsen 466,95 had opgebrachi De heer Baltus vestigde biji de rondvraag de aandacht op den ongewenschten toestand, dat vele eigenaren van zomerwoningen' des winters die dingen noe verhuren en daar- door den woningnooa in de gemeente hel- aan. pen vergrooten, aangezien velen.' van die lie- UIT BEROEN. De Raad vergaderde Vrijdagmiddag ten 2 ure. Van den heer Hoksbergen was telegrafisch bericht van verhindering ingekomen. De voorzitter zegde den waarnemenden burgemeester dank voor de goede zorgen tij- dens ziin afwezigheid aan de gemeente be- steed. Dank braait spr. ook aan den wethou- der, den tijdelijken wethouder en den secre- taris voor den ijver waarmede zij de ge- meentebelangen hadden voorgestaan. Van Ged. Staten waren verschillende goed- keuringen op raadsbesluiten ingekomen. De beslissing op* de aanwijzing van het lokaal voor de 8e leerklasse was verdaagd, hoewel Ged. Staten de huur hadden goedgekeurd Van de wed. Westerbeeke-Nieuwenhuis was een dankbetuiging voor de ontheffing van schoolgeld ingekomen. Op het verzoek om de gemeente voor de personeele belasfmg in een hoogere klasse te stellen was het bericht ingekomen, dat geen termen waren gevonden om incidcnteel in de klassificatie der gemeenten een wijziging te brengen. Heta verzoek van den heer H. V. Douchette inzake verliditing van het villapark, werd op voorstel van B. en W aangehouden, onder verzekering dat die verlichting spoedig tot stand zal komen. Tot onderwijzer voor het Be leer jaar werd uit de volgende voordracht: 1. de heer A. Rozendaal te Zutfen, 2. de heer J. Enmi'k te Krabbendijke, 3. de heer J. v. d. Meulen te Hoorn, met ingiang van 1 Januari benoemd de heer J. Ennik, No. 2 der voordracht, na- dat de'voorzitter had medegedceld, dat van No. 1 bericht was ingekomen, dat hij elders benoemd was. De heer Baltus drong tevoren op de be- noeming van een' ongehuwde aan in verband Loeiiijkhed' met de won ingmoeilij kheden en beval daar- om No. 2 aan. Hierop kwam aan de orde de voorlooplge vaststeling der gemeente-rekenlng dienst 1919, met bijbehoorende balans. winst en verlicsrekening van het Gem Electr. Bedrijf, Distributiebeanjf en der rekening van het Burgerlijk Armbestuur. De heer Apeldoorn rapporteerde namens de commissie tot goedkeuring. Hiertoe werd besloten. De gewone inkomsten voor de gemeente hadden bedragen 154461,96, de uitgaven f 150535,05, buitengewone ontvangsten 24259,9414, uitgaven 268666,43, zoodat het totaal nadeelig saldo 22679,66 H be- draagt. Het nadeel op buitengewoon was ontstaan doordat niet voor alles geleend was gewor den, waardoor veel op den dienst van 1919 moest worden afgclost. Voor dit bedrag zal een vaste leenlng gesloten moeten woraen Besloten wera de winst van het electricl- teitsbedrijf In de kas van dat bedrijf voor uit- breidingen te houden. De voorzitter deelde mede, dat de voor- raden van het distributiebedrijf verkocht werden. De heer Bogtman vroeg waarorn daarvoor eerst een inschrijving was gehouden, waarbf; de hoogste inschrijvers het goed niet kregen, terwijl het nu zoo maar verkocht werd. De voorzitter zeide, dat de inschrijving vrijblijvend was. Verwacht wordt dat de op- brengst nu hooger is. De heer Bogtman kon, wanneer dat het eliag wel vereeni- niet zoo was, dan geval was, zidh met dte Wanneer dit evenwe. •eurde hij het dat de goederen aan de in schrijvers niet waren gegund. Het lc suppl. kohier hondenbelasting 1920 werd vastgesteld op een bedrag van 109,50. Aan de orde kwam hierop punt 6. Adres van het bes+uur der Ambacntsschool te Alk1- maar, houdende«verzoek om verhooging der gemeentelijke bijdragen over 1919 en 1920 en der subsidie over 1920 De voorzitter las het schrijven voor en deelde mede, dat B. en' W. adviseerden de gevraagde verhooging van 16 per leerling voor 7 leerlingen toe te staan voor 1920, doch op het verzoek voor 1919 niet in te gaan, zoodat de meerdere kosten 165 bedragen. den dan in het zomerseizoen nog geen wo- ning hebben en dan bij de gemeente om een woning' komen aankloppen. Op deze wijze kan de gemeente wel blijven bouwen. Wan neer men een huis bouwt, dan stelt de Ge zondheidscommissie alle mogelijke eischen. Spr. zou wel eens willen weten wiens werk't is om tegen te gaan dat de schuurtjea ala vele zomerwoningen zijn, als woningflu wor den betrokken. Spr. zou het dit jaar willen verbieden, aangezien men anders a.s. voor- •aar weer hetzelfde van andere jaren heeft. De voorzitter zeide, dat de politie is proces-verbaal op te maken wegens het wonen van een niet bewoonbaar verklaarde woning. Wanneer de gemeente inderdaad door het oogluikend toestaan tot meerderen bouw genoodzaakt wordt. Spr. had de kwestie van dien kant nog niet bekekea. Hij was er voor om het te doen De heer Swaan oordeelde het een moeilljk al, omdat een massa van de verhuurdere zomers zelve die huiejes bewonen. De heer Baltus oordeelde dit een heel an der geval. Spr. wilde slechts het verhuren van die dingen des winters tegengaani, om te maken, dat daardoor de woningnood niet bevorderd wordt. De voorzitter zegde onmiddelUjk onder- zoek toe en zou dan proces-verbaal laten op- maken. De heer Baltus wilde tevens aan het Rijk en de Spoorwegmaatschappij kenbaar ma ken dat het gewenscht is, dat deze voor hun personeel zelve woningen bouwen. De heer Bamaart meende, dat het Rijk al veel kan doen door alleen voor verschillende functies menschen uit de gemeente te benoe- men. De voorzitter zegde toe de Spoorwegmaat schappij den wensdi van den Raad kenbaar te zullen maken. _De Raad ging hierop in comitA Uit de winst- en verliesrekening der openluchtspelen in den afgeloopen zomer al- hier gehouden, blijkt, dat er een verlies ge- dekt moet worden van 7080,70. Aan entree is er ontvangen 7617,60, aan tekstboekjes f 524,95, terwijl totaal is uitge- geven 15.223,25. De geteekende garantiebedragen bedro^en 6350, waarvan nog 900 betaald moet worden, zoodat de garanten het door hen geteekende bedrag wel ten voile kwijt zullen zijn, al deelt de commissie voor de open luchtspelen dit in het heden rondgezonden schrijven niet mede. In het schrijven wordt het nadeelig saldo voor een zeer groot deel geweten aan de slechte weersgesteldheid van den zomer, waaraoor vele malen de gen niet konden doorgaan, terwijl uit den aard der zaak het bezoek dien ten, zoo gaat het schrijven' voort, ver de verwachtingen bleef. Voor de openluchtspelen is het weer to het seizoen zeker cn afgeloopen ker niet weest en wfj hebben ons er over verhaasd, dat het nog mogelijk is gebleken bijna dage- lijks tot het laatst van Augustus te spelen. In verband daarmede komt ons het verlies nog gering voor. Het verwondert ons echter, dat zoowel de balans en winst- en verliesrekening als de mededeeling van de commissie voor de openluchtspelen is getoekend door den Am- sterdammer administrateur. Wij willen hiermede niets afdingen, op het waardevolle werk door deze in het belang van de openluchtspelen verricht, maar wij meenden, dat de commissie, bestaande uit Mr. J. P. Bosnian en de heeren Peeters. Bol en Hoksbergen, het schrijven door den vtfor- zitter en' den secretaris had moeten laten on- derteekenen. De mededeeling aan de garanten, dat voor het verlies het geheele door hen geteekende bedrag noodig was, zou mede niet overbo- dig geweest zijn. De post „s£jour" op de winst- en verlies rekening, groot 3208,50, had o. i. ook wel wat meer omschreven mogen worden. Voor verblijfkosten is dit bedrag niet gering HIT HE'ILOO. [Doinidleridlaig werd idle algameene vergade- ring gehouden van de Witte iKruis afdeeling Heiil'oo to het) ItoHcaaJ van den heer iHekiler. !B4| idle openiimg van de vergatlerinig door tJen voorzitter, den heer lEilerts dte Haain, wa ren slechte die 5 bestuursleden aanwezig. judsit bij, het aluiten van de vergadering ver- schteen nog 66n belangstelliend Id. Nia lezing enr 'goedkeuring der notulen ga1! dr. Hloekstra een verslag van. den hier ge houden Moedlercursus, die slecht gelukt was, maar dioor besprefcinigi met die enkele dames, die dien cursius gevolgd haddten., en op het prach'tig andlerridit wezen. Daar vedkregen, achtte hif het hoogst wensclielijk een .verta- van dieoi cunsus te nooden llus besloiten. IDa arae werdlen besproiken dte punten voor de Algemeene Vergadering te Amsterdam. Vooral kwam1 in behaudeldng het punt „Begrooting 1921", waarin sprake was van een' extra heffing van dte aldeeling om het te- tort fe dAkkmJEwnaen« wardi in behandis- Ms. 238. 192°- Eerst wanneer de Berlijner op reis gaat, krijgt hij een juisten indrak van het felt, <lut Duitschland nog leeft. In de hoofdstad stape- len zich de zorgen en de benauwende vragen voor den tegenwoordigen tijd en de toekomst zoo op elkaar, concentreeren strijd en moei» lijkheden zich zoodanig, dat een goed patriot daar met de ernstigste stemmingen rekening heeft te houden. Maar elders in het rijk is het anders. Niet alleen ten plattelande, waar, be. halve dan wat de prijzen betreft, niets schijnt veranderd te hebben en oorlog en revolutie een droom schijnen geworden te zijn, ook in de steden van Zuid. en West.Duitschland waait een andere wind. Daar leeft en werkt een op- gewekter menschengeslacht, dat door niets van zijn rustig Godavertrouwen beroofd kan wor< den, dat door niets uit zijn goede stemming gehaald kan worden. De levensmiddelen zijn daar rijkelijker voorhanden en de natuur, lie. felijker dan in de dorre mark Brandenburg, stemt tot grooter opgewektheid. Dat had ik reeds met groote voldoening op menigen tocht opgemerkt Maar toch ben ik er opnieuw door verrast, toen mijn weg mfj naar Baden.Baden voerde en ik hier inderdaad, na« tuurlijk weer met uitzondering van de prijs. veranderingen, den gelukkigen tijd van too/ den oorlog terugvond. Het waren dagen, waarop na een lange re. genperiode het herfstgoud lag uitgespreid over hetheerlijke Schwarzwald. De boomen glans> den in de voile pracht van den na.zomer; te. midden van de zachte Hjnen van bergen en heuvels, schitterden in zonnige pracht de liefe. Hjke dorpen, de tuinen, de bosschen. Alles straalde in een heerlijke volheid, alles ademde rust en vrede en lokte tot een zalig niets doen. Men voelde zich door dit alles vronderdadig aangedaan, en men bemerkte dat ongeacht oorlog en verwarring, ongeacht de Damocles, zwaarden, die boven onze hoofden hangen, dit oord weer geworden is een plek van vriende. lijk genieten. In 1915, toen ik, terugkeerende van het Vogezenfront door Baden»Baden kwam, was het er somber en ernstig. Nu, in 1920, is het weer ontwaakt en toont een beeld, gelijk aan dat van vroeger. Door de natuur-en door de tijden is dit be. koorlijke plekje geworden tot een parades van zorgcloosheid en geluk. Men leeft hier te mid. den van een oer.oude cultuur. De Romeinen, die wisten wat luxe was, hebben zich hier reeds gebaad in de warme bronnen; de mon» nikken uit de middeleeuwen, die ook wisten wat schoonheid was, beminden deze plek. De Lichtenthaler allee, een der mooiste wegen van de wereld, waarbij men herinnerd wordt aan den ouden Scheveningschen weg, leidt naar een middeleeuwsch klooster van schilderachti. ge schoonheid, rijk aan prachtige kunstwerken. Maar de doorsneekurgast bekommert zich niet om die dingen uit het verleden. Die arme mensch is daarvoor te overbclast Hij moet goed eten en zich goed kleeden, en by elken maaltijd een ander toilet aan hebben, hy moet gelegenheid hebben zyn mede.gasten met een kfitisch oog te bekyken, hy moet boven. dien den noodigen tyd hebben zich met tennis, sen en foxtrott als een mensch van onzen tyd te doen kennen. Dat alles zyn zaken, die moei« lijk in overeenstemming zijn te brengen met de zorgen, te midden waarvan Duitschland leeft. Maar hier in Baden.Baden leeft men op inter, nationaal, ik zou willen zeggen, neutraal ter« rein. Hier heerschen andere zeden, hier gelden andere regels. Het is een sprekend feit voor het langzame herstel van de toestanden, dat hier weer bui» tenlanders beginnen te komen. Met groot ge. noegen heeft men reeds verleden jaar enkele Nederlanders begroet en dit jaar is hun aantal toegenomen. Ook Skandinaviers verschenen weer en een paar Amerikanen vormden de voorhoede van hen, die weer het Duitschland, waarmee Amerika in oorlog was, en waarmee het officieel nog geen vrede heeft gesloten, zul< len bezoeken. Zelfs uit het naburige Nancy is een Franschman in Baden.Baden geweest inderdaad: er gebeuren wonderenl Wy, Duit» schers, moeten er ons nu voor hoeden in onze vroegere, thans dubbel ernstige fout te verval. len, dat wy ons te diep buigen voor alles wat buitenlander is, maar wanneer wij daaraan denken, hebben wij alle reden ons over de ontwikkeling der dingen te verheugen. Op de kurpromenade en in de groote hotels vertoonen zich reeds weer de eerste kenteeke. nen van het oude Internationale leven. Er wordt een luxe ontwikkeld, die wy nauwelijks meer kenden. Ik heb nooit een zoo groote menigte mooie vrouwen in kostbare toiletten en elegante mannen, etend, flirtend en dansend bij elkaar gezien als op de avonden in het Ste^ phanie.hotel, waar ook vroeger de „fine fleur" van rykdom en voornaamheid zich rendez. voub gaf. Die avonden gaven een beeld van een beschaafd genotsleven, van correcte vormen, een zuivere cultuur van de groote wereld, die van nature, door het wezen van haar organis. me verklaarbaar is. Bekende namen van Euro, peesche beroemdheid hoort men, uit de krin. gen der aristocratie, der „haute finance", der Industrie en der kunstwereld. Er wordt in de» zen kring met ware woede gedanst. Niet alleen 's avonds, maar ook 's middags op het thee, uur. Ik ben een oude democraat en bemoel my doorgaans bitter weinig met de zoogenaamde groote wereld. Ik houd niet van haar en haat haar vaak. Maar dat neemt niet weg, dat haar aanblik, mits niet te vaak genoten, my een zuiver acsthetisch genot geeft. Duitschland kan plaatsen als Baden.Baden thans minder dan ooit missen. Zy behooren tot de middelen om de betrekkingen tusschen de volkeren weer te herstellen en zy behooren niet tot de minst effectvolle. Baden.Baden is geroepen daarby een rol te spelen. De naam komt herhaaldelijk voor in de geschiedenis der laatste eeuw. Men ziet hier nog herinneringen aan de beroemde vorsten.samenkomst van 1860, waaraan de prins»regent Wilhelm van Pruisen en Napoleon III deelnamen. De peri, ode van het tweede Fransche kcizerrijk heeft haar het eigenlyke cachet gegeven. Dezelfde na.barokstyl, die men ook in Spa vindt, wordt hier sterker aangetroffen, en men kan re, hoe. zeer ze one als styl thans tegenstaat, uit een t historisch oogpunt beschouwen en naar waar. de schatten. Men ziet donkerroode stoffen van damast en zyde, ryk verguld plafondwerk, breedarmige kristallen kronen, groote spie. gels, veel bronswerk. Het karakter van plaat« sen ale Baden.Baden wordt door dezen atyl getypeerd en hier inzonderheid treft men een vermenging van Duitsche en Fransche elemen. ten. De badplaats doet thans alle moeite het in. ternationale publiek te toonen, dat ook thans in Duitschlanti nog zin voor smaak en elegance heerscht, dat wy nog altijd gevoel koesteren voor een hoog ontwikkelde cultuur. In de villa Stourdza, gebouwd in een tyd van overdaad en verkwisting door een lid van de Roemeensche familie van dien naam, is een tpntoonstelling gearrangeerd van het fynste en mooiste wat op het gebied van kunstvoorwerpen bestaat. Twee theaters wedyveren met elkaar en zijn eMo avond tot op de laatste plaats bezet. Het vol. gend jaar zullen de wedrennen op de baan te Ifferheim weer plaats vinden, de wedstrijden die jaren lang de croesussen en de nietsdoeners van alle landen vereenigden. Ja zelfs, men over, weegt de mogelijkheid het groene laken, dat in den tyd van Eugbnie de menschen zoo aanlolo te, weer op de tafel te spannen. Dat is voor myn gevoel een netelige kwestie. Men herin. nert zich hoe in het midden der vorige eeuw, toen in Fzankrijk het hazardepe! verboden werd, de beroemde monsieur Blanc naar Duitschland kwam en in Baden een bank op. richtte, in Baden, in Wiesbaden, Hamburg, Pyrmont Blanc, die zyn vak meesterlyk ver» stond, maakte de vroeger stille en eenvoudige plaatsen tot centra van het mondaine leven. Toen begon men in Duitschland strenger zeden in te voeren en in 1872 werd het hazardspel verboden. Maar wij zyn door dat verbod in werkeiykheid toch niet zedclijker geworden. De menschen, en de Dultschers voorop, gingen naar andere plaatsen Om hun geld te verliezen, naar Monte Carlo in de eerste plaats. Wy voelen de noodzakelykheid een eenvoudiger, meer op het inneriyke leven gericht bestaan te leiden, maar wann'eer er nu toch eenmaal men. schen zyn, die zich hun geld willen laten afne. men, dan is het misschien nog niet zoo dwaas voor hun liefhebbery een gelegenheid te ope. nen, wanneer de groote winsten, die daarmede gemaakt worden, op de een of andere wijze aan het algemeen belang ten goede kunnen komen. Zeker als men in Baden>Baden weer een speelbank wil openen, zal dat met de noodige voorzichtigheid moeten gescbieden. Want de tijden zyn sinds de zestiger jaren veranderd. Zy zyn er niet beter op geworden en dat zyn de menschen ook niet. Maar wanneer de zaak met beleid wordt aangepakt, kan zy er toe by. dragen het oude Internationale leven weer tot bloei te brengen. De speelbank is geen verhin. dering geweest, dat Duitsche vorsten en politi. ci hier ontmoetingen hadden met hun buiten. landsche collega's. En thans schynt weer een bloeiperiode voor de badplaatsen aan te bre« ken. Spa, San Remo, Biarritz, Alx»les«Bains de ry wordt langer en langer. En het zal voor ons als een symbool van het opleven van Duitschland worden, wanneer ook Baden«Ba« den weer eenmaal in de ry wordt opgenomen. Duitsche vorsten hebben wy wel is waar niet meer, politic! zullen wy, hoop ik, toch nog wel weer eens bezitten. Dr. MAX OSBORN. Naar 't D-uitach van PAUL KELLER door T. de R. N'adruk verboden. Toen ik dertien jaar oud vat, was ik weer eens van mijn grootvader naar mijn oudera verhuisd. Het heefcte, dat dat heel heilzaam voor me was, omdat grootvader mij vreeselijk verwende, en, vooral, mij niet tot den ge- ringaten arbeid aanspoorde. Onder arbeid werd in ons dorp natuurlijk alleen de licha- melijke bezigheid verstaan, waartoe grootva der mij, allerminst aanzette. En ik waa het met hem zoo heelemaal daarover eens, dat in Arnsdorf een veraje ontstond, dat verge- lijkenderwije op elken nietsdoener werd toege- past. „Er ist so faul, wie Keller Paul''. (Hij is zoo lui als Paul Keller.) Dit versje vonden grootvader en ik onwijs en wij verachten het. Ik was volstrekt niet afkeerig van Werken. Grootvader was altijd druk bezig van vroeg tot laat en ik keek er graag naar en deed alsof ik er verstand van had en altijd1 was ik vlak in zijn buurt, dit wijle met een boek, maar nog veel meer met mijn gedachten. En als ik een verhaal had bedacht of een vers gemaakt, dan was hy al tijd de eerste, bij wien ik alles opzei en dan floot hij meestal zachtjes voor zich, heen. Dat was zoo zijn waardeering. Mijn vader was veel strenger. Hy was van meaning, dat strenge -tucht een jongen niet kon schaden, vooral niet als die jongen zoo'n dxoomer was als ik. En als ik nu met mezelf overleg, vind ik dat mijn vader gelijk had, maar grootvader ook. Dus eens op een dag nam mijn strenge va der mij maar weer onder zijn leiding en be- sloot als wijlen Pharao met de Israblleten had gedaan, mij „aan te zetten tot zwaren arbeid". Er werd toen bij ons een klein schuurtje omvergehaald cn een nleuw zou op dezelfde plaats worden opgetrokken, en de dakpannen, die nog bruikbaar bleken, eouden daarvoor worden gebruikt. Wie ooit oude dakpannen gezien heeft, be- dekt met ruwe, grauwe, afechuwelijk vieze kalk vol vlekken, die weet, dat ze behooren tot de grootste afschuwelykheden der wereld, Mijn heele gevoel kwam in opstand alleen al door er naar te kijken en1 een ellendig af- grijzen kwam over me, toen mijn vader, wij zend op den grooten hoop dakpannen, mij een metselaarshamer gaf, zeggende: ,J>e dakpannen moet jij afkrabben t Al de oude kalk moet er afl Als van een dakpan nog de helft over is, kan hij nog worden ge bruikt. Kleine scberven kun je wel weg- gooien. Over een half uurt)je korn ik eens kijken' hoe ver j'e gevorderd bent." Na deze aanwijzingen ging hij weg. Ik ging op den hoop dakpannen zitten en kon me niet langer bedwingen. Tranen van onmachtige woede en leed1 stroomden over mijn wangen, Ik had het gevoel, dat mij een ontzettende smaad was aangedaan. Ik nam een dakpan in mijn hand, doch liet die dadelij'k weer vallen, want het was mij, alsof i'k een egel had aan- geraakt. Eindelijk deed ik mijn zakdoek om mijn linkerhand, waarmee ik de dakpan moest vasthouden en sloeg met de rechter langzaam en met moeite de kalk er af. Ik kwam rnsauli eon jaxorauarlijka versehop- peling voor. Nog geen week geleden hod ik twee gedichten „De Traan" en .Jffisrinnering1" aan de redactie van de „Dichteiiaube" in Berlijn gestuurd, en nu xat ik dakpannen af te krabben 1 „De Traan" druppelde op koude kalk, die zoo dood was, dat hij niet eens grimmig kon sissen, en slechits de „Herinne- ring" aan een gelukkigen tijd, die nn voorbij was, bleef over. Ik kwam in een echte booze- jongens-bui. Wat had je toch prachtige vaders in onze leesbo6kenl Bijvoorbeeld die eene vader, die gezegd had: „Zoon, hier hebt gij mijn speer, hij wordt voor mijn arm te zwaar." Had mijn vader mij soma een speer gegeven? Een met selaarshamer had hij mij gegevenOf dan die andere vader, van wien zoo prachtig werd ge zegd: „Ik was nog maar een kleine jongen, en kon nauwelijks op mijn beenen staan of mijn vader nam mij al me naar zee." Near zee I Miijn vader had me niet naar zee ge stuurd, maar op een hoop dakpannen gezet Of zelfs die andere vader, die met zijn zoon erop uittrok om langs de verschillende ko- ningssloten te gaan zingen,,Wees bereid nu, mijn zoon, bedenk onze schoonste liederen, en sla den diepeten toon aan." Den eenigen „toon", dien ik hier kon „aanalaan", was het ellenddge geknaxs van den mertfsalsArshamer op de ruwe dakpannen. Era hevige woede greep mij aan. Het vial mij in, dat ik best zou kunnen wegloopen, ver weg, de wereld in. Missohien een Robinson Orusoe worden ergons op een groen eiland. Maar ik wist genoeg van aardrijkskunde af, om te begrijpen, dat het alleen al naar Ham burg een heel eind was van mijn Sdlezisch Arnsdorf en slechts iin Hamburg zou ik een schip kunnen vinden, dat misschien geneigd zou zy n mij op te nemen en schipbreuk te lijden ergeaa in de buurt van een groen eiland. En zoo zat ik daar dan en krabde de halve en de heele dakpannen af, terwyl ik de kleine soherven op een hoop smeet, zoo als mij ge zegd was. „Kijk eens 1 Daar zit Keller's Paul dakpan nen af te krabben 1" Het waren twee schoolkameraden. Waar kwamen die vandaanf Die waren anders al tijd druk bezig, maar vandaag gingen ze zoo maar eens een beetje om. Ze kwamen onzen tuin binnen en gingen met hun handen in hun zakken v66r mij op het graa staan. „Wat overkomt jou," vroeg Gnataaf, „dat je wat uitvoertf" Ik zette een vergenoegd gecichh lrNou, wij bouwen een schuurtje en nu heeft vader mij gevraagd de dakpannen wat af te vegen. En ik vind het een aardig werkje." „Nou, daarvoor zou ik toch lekker bedan- ken," zei Karel, „ik ga liever een bad nemen in den vijver daar." „Ja, wij gaan op reis naar een badplaats," antwoordde Gustaaf trotsch en in 't Hoog- duitech. O, die ellendige elappelingen I Hun hemd kwam onder hun goed uit, zoo elordig waren ze aangekleed, maar toch luierden ze en gin gen ale br^ven ,,op reis". Ik zeide hun, dat gelukkig niet alle kinde- ren zoo lui waren als zij tweeen en dat zy mi; liever niet Wij mijn werk moesten etoren. Toen gingen ze weg, het spotliedje op mijn luiheid zingend. Toen mijn vader kwam, klaagde ik hem mijn nood, dat hij mij hier voor gek op dien hoop dakpannen had gezet, maar hy zeide: „Ja, dat komt ervan, omdat je anders zoo lui bent. Het werd hoog tijd, dat je eens wat ging doen. Je zou me andera al te lui wor den 1" t En weer was ik alleen. Dat ging too niet langer. Dat was duidelijk genoeg t lets moest er toch gebeuren I lets verachrijckelijksl Ik besloot mezelf te verminken. Ik zou trachten door een geweldigen slag met den hamer den duini van mijn linkerhand dusdanig te ver- pletteren, dat ik voorgoed invailde zou zijn en onbruikbaar voor elken arbeid, mijn ouders in zorg en wroeging storten en hen boven- dien dwingen den duren dokter uit de dichtst- bij zijnde stad te laten halen. Gedacht maar niet gedaan I Want toen ik mijn linkerduim op de dakpan hield en de rechterhand, waarin de zware bamer was, op- hief voor den verpletterenden slag, gebeurde het dat ik op 't laatste oogenblik mijn duim wegtrok en slechts den steen vermor- zelde. Ik keek naar het stuk steen, dat in soher ven v66r mij lag, en dat als plaatevervanger had dienst gedaan, zooals wijlen de ram voor Abraham's zoon Isaac. Ik verwonderde mi over mijeelven. Toen keek ik weer naar den verpletterden steen. Het was een geweldige kerel geweest. Om dien af te krabben en schoon te maken en hem weer tot bruikbare dakpan te maken, zou een aardig werkje zijn geweest. Nu lag hij in stukkea en zooals ik geleerd had, kon ik de soherven weggooien. Dat mij daarbij een lioht opging, was duide lijk. Wanneer ik nu een dakpan zag, waarvan ilk wel kon vermoeden, dat het een heel werk zou zijn die netjes schoon te maken, hakte ik die met een flinken slag van den hamer In twee etukken en gooide de scharvra op een hoop, handen daarnaar uit. ,J>at zullem we eerst eens zienl Kom jij maar eens mee naar binnen, ventjel" riep mijn vader nit. Ik beefde van opwindlng en riep maar steeds uit, dot het mijn brief was; ik vergat mijn angst en trachtte mijn vader d'en brief te ontnemen. Hij hield hem vast, opende nem en las halfluid: Aan den WelEdelGuboren Heer Paul Keller Arnsdorf, Schweidnitz, Silezie. Wij hebben in dank uw twee gedichten „De Traan" en „Herinnering" ontvangen. Zij zullen worden opgenomen in de volgende af- levering van de „Dichterlaube". Gaarne zien wij verdere bijdragen van uw hand tegemoet. Met de meeste hoogachting, Redactie van de „Deutsche Dichterlaube." Ik greep naar den wonderbrief; tranen lie- pen over mijn gezicht. Mijn vader vroeg of ik daar dan iets had heengezonden. Ik durfde bijna niet te bekennen. Toen soh-oof hij den brief weer in 't couvert en zei verrast: „Dat had ik niet gedacht!" Hij waagde het nu niet meer een dichter, dien men „WelEdelGeboren" betitelde, een aframmeling te geven. Hij riep mijn moeder, liet haar den brief zien en sprak zachtjes met haar. Eindelijk gaf hij mij dra brief en zei ,Jjaat dien maar eens aan je meester zien L)e .heer Bogtman was v66r aanhouding, omdat de Raad inzake de Handelsscholen overrompeld was geworden. Spr. wilde de zaak nu eens nader overwegen, am na te gaan of er voor de toekomst geen blijvmde regeling te maken is. en daarna mag je dan naar De dakpannen zal een ander wel afkrabben.' Dat was mooi van, hem. Ala in een zaligen droomtoestandi liep ik de Dorpstraat door. Mijn meester was een vrien- delijke jonge man, die mij privaatlessen gaf en aan wien ik veel innerlijke ontwikkeling dank. Hij was trotsch op zijn leerling. Maar het allerheerlykst waa het bij mijn grootvader. De oude man warkte op het land. Grootvader, hoor toch eens; twee gedich ten van mij worden in Berlijn gedrubt! Ik gaf hem den brief, doch hij veegde eerst zijn handen af v66r dien aan te nemen. Toen la* hij en in zy n dankere oogen onder de bor- stelige wenkhrauwan kwam een glans en een zacht gefluit kwam van zijn lippen als een gouden melodie in de zomersche luoht. Doch ik ging zalig op den gro-nd liggen en begroef mijn handen, die vermoeid' waren van het zware werk in het zachte groene graa. Dat mijn rader mii bij dit heldenwerk be- gluurde, lag heelemaal in de lyn van dezen koolzwarten ongdukedag. Hij kwam wood end op me af en zei, dat ik onmiddeUijk met hem naar binnen moest gaan. Wat dat te bedui- den bad; wist ik maar al te goed. Hij was werkelijk geen tyran en i'k had tot nu toe slechts tweemaal slaag gehad. Maar dat thans alle goede dingen uit drie zouden komen te bestaan, werd mij duidelijk. Ik begon vreese lijk te enikken v66r hem in een erbarmelijken toestand. Hij bleef streng en onverbiddellijk. „Voor mijnheer Paul Keilerl" De man, die zoo onverwacht een beleefd eijjd maakte aan de vaderlijke afstraffing, was de postbode. Hij kwam juist cp het kri- tieke oogenblik door't tuinpoortje en braoht een brief. „Voor mijnheer Paul Keller," herhaalde hij glimlachend. Mijn vader bekeek den brief, schudde het hoofd en zei,J0r heet August." „En de grootvader heet Johan", zei de post- bode, „dan moet het wel voor him zijn be- doeld." En hy wees naar my. Ik rekte myn hals uit om op't adres myn naam te kunnen zien, en daarboven stond gedrukt ...Deutsche Dichterlaube, Berlijn". Ik schreeuwde het ineens uit: wDat is myn brief V Ha sfireifcte gretig mijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1920 | | pagina 9