r Aikmaarsche Courant De Amsterdamsche week. In onze straat. 1 1 Honderd Drie en Twintigste Jaargang. Zaterdag 8 Januari. Feuilleton. Dokterpraaljes. Uit onze Staatsmachine. - - ir*. e. HINiDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAA-R brengen ter algemeene keiv nis, diat heden op de gemeemte-secretarie ter inzake is gelegd, het aan hen ingediende ver- zoek met bijlagen van D. G. WEISENBpRN en A. S. ZUURBIER, beiden alhier, om ver- gunnihg tot het oprichting van eene SCHELPKALKBRANDERiJ met daarbij behoorend lesdhlokaal op het perceel Huis- waard Sectie C No. 2329. Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden ingediend ten raadihuize dezer ge meente, mondeling op Vrirdag 21 Januari e.k., 's voormiddags te elf uur en schriftelijk vddr of op dien lijd. Gedurende drie dagen. v66r gemelden dag, kunnen de verzoekers en zij- die bezwaren hebben ingebracht op de secretarie dezer ge meente van de ter zake ingekomen schriftu- ren kennis nemen. Alkmaar, den 7 Januari 1-921. Burgemeester en Wethouders voomoemd, W. C. WENDELAAR, Voorzitter. DON AT H, Secretaris. Naar M Eagetooh vaa j. E. BUCKftOSE. 47) Ze keek naar Pieter Norton, zoo flank en' mamndlijk in zijn getolteedl pak, an ze wensch.- (te, diaitl hij' town-em ziou omi haar voor een poos- je in- een still hloekje te brangem. Ze haict hem- kunnen' zeggen, walk een vreeselijke hoofd- pijn ze had, en hij zou haar naar een stile pleto gebracht hebWenmaar hij kiwam ook al niiiet, en het was heel hand, terwijl' die wereldl In stukfcen aan haar voeton lag, behoorlijk 'te moeten amitwiborde® op.zulike opmePkingen a-l's -ydc vloer is uitstekend, vimd u niet?" en „hebt u geletl op de planke® voor die muziek Ik boor, dat de Salisbury's ze voor deze gelegen heid! igeleandl hebben." Ze at zelfs een lepell gdei en dronk wij® in gezelschap van een ennlsttig jongman, die er o- ver spnak of dieren een ziel' hebben, maar hiji gal nitet om lekker etle®' en daarom verlieten' hij en Sophie gauw de warme kamer en kwa- men in de dansZaal tern® waar die vtoer effen en ledig glom en- de vensters alle ope® waren'. !De tienf in den hddk had zich nog niet her- steld van .le behariddimg vara (Sophie's eersten cavalier; en de geSlatem gordiijimen woeien .een1 beetlje in den' tochit, terwijl allies er zoo onbe- schriij felijk eenzaam uitzag, dlait die ennstige jonge man ernstiger dan ooiit werd, en zich begon af te vraganl, of de menschen' een ziel hackle®. „Wat! igelooft u, juffrouiw Watson zei hij ernstig, zeer tevred'en met de dlame. „Ni«t zoo goedt als gas" zei Sophie, die t laatst 'ter loops een" ophierklimlg over electrisch fecbt gehoordl had!, maar dat was vijf minu te® geleden'. „Wa- bego® die verbaasdle jonge ma®, tee® mawuoiwM CRfta® de kamer in vtoog ny** iwt groot»; tn die vwrrfwflntng vmn tort Etata* li'aar veeren op ee® oor, ee® uifgeraleld eiadi vam het gouden hand ach tcraaa hangend, en ee® vooatamen vam gnoote vroolijJdieid. „Ik iheb mij® zakboek ver toren," fitesterde ze luaaatiig in 'f voorbdjlgaan Sophie in „Ik loo® hem iniicit dioor miijin cavalier late®' halen, oraidlait het een oudle va® Bobby is met een gat er ilni. Ik paikue hem bdj ongeluk van zij® toilet- tafel rnee, toen ik va® hnis gi®|g. Ilk denk, dat hij in dSe 'tanit is." Ze liep, stond S'til en deed1 een uiitroep. Mc- vrouvv Bea® stand" verstaml, met hdu opgehc- von gondii® i®' haar ha®d" en haar oogen ge- richit op de vertovingsomamtinig va® mijnheer Hiowairll en juffrouw Salisbury. iDrie seoonden stond iedieree®' even stil als de figprad in ee® teblea® vivant, de gelieve® ziitiendl op de sofa, mievrouiw Bea®', het gwr- dij® vasiahioudand, Sophie era haar cavalier sta- nmde van het andtre einde der zaal. Toen" viel die draperie en1 het was voorbij. „Wait vreeselijk!" zei mevrauiw Bean, ter wijl ze naar Sophie going. jHet moet ®aituutrlijk weer die mevrouw Be an zij®!" zei mijnihieer Howard boos, binnen' in de ienit. „We moeste® het maar betoend ma ke®, vimd ik." „lk voel1 me zoo verlegen," zedi juffronw Sa lisbury e® ze ttrachtt te bliozan, miaar merkte, dat ze het niet toon, en1 rinikelde in pl aaits daar- vani met haar armbanden, „Niet voor mij, lieve", zei mijnheer -Ho ward, die voor zijn taak berekend was. iHi| legdle dus d'e hand van' zdjlm dame op zij® arm, towam, op zeer deftige mahlier uit de Itanit, e® ging recht op mevrouw Bean af „Wilt u de eerste zijn om ons geluk te wen- schrn zeii hij zeer vrienddhk. Mhar hij" had zij® llippera niet in bedlwan™, en nij verborg ze achter zij® hand, toen hij; zich d"wong, naar Sophie te zien. Als ze toen gekekc® had, zoo als hij; vreesde, dat ze doe® zou, zou hij' mis schien juffouw Salisbury im die®' steak gelaten1 hebbe®, om haar te troosten. Zulke d'ingen toggeoi meer gesvinhr in de srtiaal da®' iamand dentot; e® ee® aa®raki®g ma® de sch'alen zou Sophie tot zij® vnouw gcm'aakt hebben. Maar ze naatoten de sdhaal niet aa®'. I® plhate daarva® zei ze mat een Inch „Hetleac® over de liefldle bij Shakespeare heeft u op den goeden weg gebracht, mijn heer Howard. Ada, ik wensch je heel veel ge- luk." Zij begreep later niet, hoe ze het gedaan liad, maar ze behoonde tot d-iegenen., wier moedl klimlt melt de inootd'zajloe'lijlkihe'ild', eni mc- vrouiw Bean, die veel! meer wist dan Sophie vermoeddte, werd donkerrood van angstige sympathie. V „Een uiitstekend paar," zei de ennstige jon ge man, toen het paar verder ging. Een ver- efniigimg van hersenen en geld; wat toan be- ter zajim?" ,,'HleeI uiitdtekend," zei Sophie, weer ladiendl. „Mlaar hoe zulllle® ze deele®, denkt u Zou Mji haar ee®' lepd van haar geld, of „Sophie, je praat onzan," viel mevrtmw Be an i®. Je hlebt zulk ee® heerlijlkan avond gehad, dat je meer dan opgewonden bent, en ik zal je naar huis moeten brengan. Ik wilde toch inaar huis igaam ik heb iHenbent belooM", met laat weg lie blijlven." „iMlaar je sou per zd' Sophie. „0, ik heb aides gieh'ad, wat ik noodig had," zoi mevrOuw Beam, cm ze diaoht met" weem'oed aa® haar omaamlgenoerd bordi, dat mij'hhecr Morton zoo rijlkelijfc gevuld- had. ..Herbert zeg<t altijldl, d"art' een viouw niet na Ihwaal'f uur ®it moet zij®, 'tenzij' haar m'an bij haar is." „Maar je doet het toch dikwijls", zei So phie aarzelend. ,)Dat is-gee® verontsdiuidiiging," antwoond- de mevrouw Bean. In ieder geval doe ik van avondl, zooals hiat behooilijk is, en je zullt met me mee moeten."- ,„Is dat niet een beetje hard?" zei. de emsti- ge jonge man. All's ik u thuis bracht, weet ik zelcer, dlat mijnheer Bean er gee® bezwaar te gen hebbe® zou." JJ toenlo Herbert toilet in zij® eigen huis," No. 13. „Helpt ons, de tuberculose bestrijden!" Dat de tuberculose moet worden bestreden, en met oneindig veel meer kracht dan tot nu toe, staat vast voor elk. Minder onver- deeld zij® de meemngen over de wijze, waar- op de bestrijding aa® haar doel het meest be- 'antwoorden zal. De eene groep van bestriji- ders is overtuigdi, dat de gemeensdhap al hare krachtea moet samentrekken op dit groote doel: het onvatbaar maken van de menschen voor de ziekte, een andere groep is even mnig overtuigd, dat deze wijze van be strijding niet de voorkeur verdient. Dit blijtot wel het meest hieruit, dat het aantal derge- nen, die propaganda make® voor de bestrij ding door voorkoming, nog gering is. Zulks is gemakkelijk te verklanen: om te komen tot een zoo krachtdadige bestrijding va® een volksziekte zal een geheele omwenteling moe ten plaats hebben in de inzichten der philan thrope®, zal veel meer het begimsel der nut- tigheid en der doelmatigheid1 op den voor- grond moeten treden tenKoste der zooge- naamde naastenliefde. En bovendien zullen tal van overwegingen van zoogenaamd ze- delijken aard het veld moeten ruimen. Wie bet groote doel wil nastreven met eeoigen kans op goeden uitslag moet gaan rekenen: die moet telkens weer met potlood en papier antwoord zoekem op de vraag, wat goedkoo- per is: het laten sterven van zoo vele, meestal' jonge, levens met alle maatschappelijke ge- volgen hierva®, of het zorgvuldig groot brengen van zooveel mogelijk jonge men schen, wier arbeid aa® de gemeenschap ten goede zal komen. Het is wel heel moeielijto, zich los te ma ke® van allerlei andere overwegingen-, om ten slot'te alleen in rijfers, in guldens en centen, uit te drukken, hoeveel de gemeenschap ge- baat of gesdiaad zal zijn. Maar, dien weg moet het toch op; de tuberculosebestrijding moet haar phifaqthropisch karakter, zoo niet verliezen, dan toch sterk op den achtergrond dringen, om alleen haar stoffelijken, haar maatsohappelijken oard op den voorgrond te stellen. Maar op deze wijze zal tuberculosebe strijding ontzaglijke sommem verslinden. Reeds nu kost ze heel veel, ondanks haar nog onvoldoende resultaten. 't Kornt mij voor, dat we dus in de eerste plaats tot taak heb ben, de gemeenschap ervan te overtuigen, dat de bestrijding der tuberculose als volks ziekte is hare taak en niet die van welke par- ticuliere vereenigingen' ook. Het zal nog wel wat duren, eer we zoover zijn, maar er be staat een belangrijke aanwijzing, dat zulks toch mogelijk is. zei mevrouw Bean, en ze schuidlde haar hoofd zoo, dat haar veeren wilder dia® ooiit wapper- den „Kom, Sophie!" ,/3oede® nachit. Een hieerl'ijik ball" -mom- pelde d'e jonge man.. „Heerlijk!" zed 'Sop-hie. „Goede® nacht." iHOOFDSITUKi XV. Toen Sophie het padl naar het huis opging, scheen er no® licht dloor die blinden bij me vrouw Watson,'Jen.-de dlame zelf zat op in bed, tolaar waldker, als ce® spin op ee® buffet, te wachlte® tot Sophie naast haar fcwam zitten, alsof het geheele leven een levenld geworden tomderrijmpje was, dtat onidlerste bove®' ge- toeerd was. „"Nu?" vroeg ze dadelijk, nieuwsgierig om te weten of de vliegen eindelijk in't web ge- vlogen waren, dat zij zoo ongemerkt geweven had1. „Wat nieuws? Hoe was -het bal?" iSopihie wist niets va® die toledne idtrigue van haar nicht, maar ze voelde groote® tegen- zim, om dien' avond) over Frans Howard- te sprdken; ze wist echter, diat de scherpziinni- ge oudd vrOuw ieits zou vermoeden, alls het -alles die® vo-lgenidicn' dag uititowam, wanneer ze zweeger bileef dlus naetls andiers over dan tezeggen, terwijl ze zich omlkeerdte om het vuur op Da pootoen „Jla, er is hed groot nieuws. Ada- Salisbu- ly e® mijnheer iHowand hebbe®' zidi in een tent yertoofd' fen mevtrtouw Bea® tnoto het gor- dijn weg, terwijl ze eltoander voor het eerst omhdsidten." ;M"evrouw Btea® zei" nicht Hannah, met een' sl-uwen Milk op het meisje. „Die vrouw is bepaald- de meest tactlboze >rZe too® niet weten', dat ze daar waren", vidl 'Stophie kribbig in dte redle, want teleur- stelldng in dfe liefdte heeft niet de verzaohten- de e® iteinigende uitwertoing, zooalls die in gedichte® besdireven' wordt. ,Nu-, i® itedter geval", zei nicht Hannah, met haar oogen kraippenda, ,jajh die jonge gelief- De Provlnde Ncrotl-HoITaiKl wtttE: laatste jaren geteisterd door malaria, een ziekte, die heel wat tijdelijtoe ongesdiiktheid tot -arbeiden doet ontstaan, die dus voor de gemeenschap belangrijke nadeelen oplevert, maar die volstrekt niet doodelijk is. wel is ze, in't algemeen gesproken, moeielijk te ge- nezen. De Inspecteur der Volksgezondheid. Dr. H. Aldershoff, heeft er zich voorgespan- nen, de malaria te beperken, kan't zijn uit te roeien. Hiertoe is veel geld noodig, en daarover heeft de Inspecteur met een door hem gevormde „Malariacommissie" beschik- king gekregen. De Staat vergoedt een gedeel- te der kostenwat meer nocxiig is wordt op- gebracht door de gemeenten van Noord-Hol land, die elk, naar evennedigheid van het aantal harer inwoners, een bedrag storten. Nu gebleken is, dat voor de bestrijding van "een betrekkelijk onschuldige ziekte als mala ria toch is, door vrijwel een geheele proving cie geld bijeen gebracht kan worden, vraag ik mij af, of niet op veel grooter schaal door alle gemeenten van elke provincie, dus door het geheel land, de gelden opgebracht kura il en worden, die noodig zijn voor de bestrij ding op groote schaal en met krachtige hand van een ziekte, die alles behalve onschuldig is, en die jaar in, jaar uit, duizenden men schen in de kracht van het leven ontrooft aan de gemeenschap. Met volharding en goeden wil moet dit toch kunnen. En wanneer dan ook de Regeering veel meer dan tot heden bij- draajgt in de kosten der bestijrding, dan zul len toch wel heel groote sommen faarlijks ter beschikking staan van hen, die van een doel* matige bestrijding hun levenstaak willen ma ken. Dezen zouden wel een buitengewoon zware taak op zich nemen, want een tuber culosebestrijding, zooals ik mij die voorstel, zou van meet af georganiseerd moeten wor den. En die zou haar aandacht moeten wij- den aan alle. directe en indirecte oorzaken, die zou de geheele maatschappelijke huishou- ding tot -terrein van studie en onderzoek moeten maken. Die studie en onderzoek zouden veel tijd kosten; het in elkaar zetten van een lichaam, dat in iedere richting de be strijding zou ter hand nemen, zou ook wel- licht jaren vergen, maar, wanneer we eens met de inrichting gereed zouden zijn, zou den we zeer zeker ook schoone vruchten plukken van dezen geweldigen arbeid. De sterfte aan tuberculose daalde in een reeks van jaren v66r deh oorlog; thans is ze weer vrijwel even groot, als vijf-en-fwintig jaar geleden. Een bewijs, dat de oorlogsel- lende aan de ontwikkeling krachtig heeft me- degewerkt. De oorlog bracht ons voedsel- schaarschte en woningnood. In hoeverre staat de eerste. in hoeverre de laatste schul- dig aan de vermeerdering der gevallen, aan de verhooging der sterfte? Ziedaar al een paar hoogst belangrijke vragen ,,Helpt ons, de tuberculose bestrijden", luidt eene der „wandkaarten" der Nederl. Centrale Vereeniging. Aan die bestrijding moet en kan ieder meedoen. rijk en arm, jong en oud. Wanneer maar de voorlichtings- dienst van de tuberculosebestrijding zooda nig georganiseerd zal zijn, dat hij cioordringt tot elk en tot elk spreekt! itwce zeer vesehillteode znkten"", zei Sophie, en ze voeldle zich bitter en knap onr hed' el iendig, toe® ziji die afgezaagdie opmerking maakite, die oud geworde® is op de fippen van duizenden' vremve®. ,^Hteb je dait®u juist uitgevonden zei nicht Hannah. „L'ieve, het was tijd1, dat je het deed1. Ik moet zeggen", ging ze dp een an dere® toon vooarifr, „dait ik Mij- ben, dat mijn doch'ter Adla niet veel 1 anger bij zich zal moe ten- hebben; -het scheem wtel, of het blijvend zou worden. Het zal hem nu goed- gaan iten- zij hij' te dilk en to lui wo-idt." Eve® sitiiie, -het valllen va® asch i®' de toaehel-, en ze zei„Baal a ls je belieft' de couramt en1 (lees me een half uur voor. Ik zal vamacht raiet slapc®, als je me nu verfaat." "Sophie nam dus ee® courant va® de tafel, en itdien zijl weer rnaaslt' het bed zat bego® ze zach't e® eentoniig te lezen. De learner was heel warm en still en nicht Hannah1 lag te luistere® naar het -nlieuiws van de wereldl, on- dterstreept, d"oor de totok, die het voorbdjgaan vam -het" 'leve® luiddfe. Zij had" ee®. vaag gevotel', alsof ziji van' uit dren stiile® hoek dte® simoom van -het bestaan zag voontsnelle® in de® af- grond der vergeMheid, en dat zij" allee® los genoeg van alleg was, om diit gadte -te sl-aan. Zij keek naar het gebtoge® hoofd' van het meisje en wist) zeer -go-ed, dat ze een- huwelijlk tusschen Sophie en Frans Howard had kun nen tot stand brenge® als ze dat gewild had, en ze was wat verbaasd, hoe iemand, die sterk aangetrokkem was geweest door zulk een1 meis. jesaditige opigewdSheid e® frischheid, zich in eene (toon wenidten'ltot Salisbury's beste", met haar -harden mond en dte rintodende versierse- lera, die zoo juist bij haar sohene® te passe®. (Wordt vervolgd). ii Aardolieyeldien in INedieri. Mite (Djambi). In 19.20 is ohdter het Mimiistorschap va® De Waal- Mailefijt een aamvuHling van de Indiscihe Mijnwet tot stand gekomen, waardoor't mo gelijk werd geschapen, dat met particuliercn ccntracte® werden aangegaan, waarbij dezen zidh verbinden omi bep-aaldte terreinen te ex- plioreeren en te expfoiteere® onder voohvaara de®,waardoor de Sitaot meer voordteel zou hebben dan wanneer dlie terreinen bij gewone vergunning wendon1 u:gegeven Op grond hiervan diehde Min.i.v.er Plevte in 1915 een wetgonhverp in om een overeen- komst aan te gaan! mdt de Bataaf&ohe Petrole um Maatschappij voor de opsponing en win- ning van petroleum in een ten i® v, 136.000 II. A. d® Djambi op, naar des Ministers mea ning, aannenteHijtoe voorwaardten. Dit wets* oiniiiwerp werd veruwpen en een miotie van- de heeren Aflbanda en (Mtenldtels om tot Staats- exploiitaltie over te gaam, werd aarogenomen, Tevens wendi dOor de® heer De Meester toen ee® motie voorgesteld, waarin die wenschelijik- lieid werd' uitgesproltoe® om de opsporing en winniing va® petroleum op te dragon aan eon' Naamtooze Vennoo'tsch'ap. waarin- het Land dbor d'eekieming in het maallschappelijk ka- pitaa-l groote® invloed zou hebbe®. Deze mo tie kwam niet i® stemming, maar het Meek, dat vele® daarmee instemidan. den verloofd. Dat is de hoofdlzaak. Ofschoon voor zullte een kenner, als Franfe I.toward volgeos zij® lezingen te ©ondfaelen, zij® moest, schijnt ihiij veel tijd noodig tie 'hebben gehad, om- ziih dotel te bereikem." „Wat ee® man zegt eni wat hij doet zij® 1311i 1 LIV. De grensuitbreiding van Amster» dam. Vroegere stads*uitleggingen. De geannexeerde landelijke gemeen> ten. Onze gemeente*diensten in grooter* Amsterdam. Nog in het oude jaar is- de wet, waarbij de gemeenten Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp, Watergraafsmeer en Sloten geheel, Westzaan, Zaandam, Oostzaan, Diemen, Ouder«Amstel en Nieuwer*Amstel voor kleine gedeelten bij. de Hoofdstad zijn gevoegd, in het Staatsblad verschenen, en nog in het oude jaar is dus de langsverwachte gebiedsuitbreiding van Am* sterdam verkregen. En zoo kon op Vrijdag 31 December 1920 Burgemeester Tellegen zich, in gezelschap van den Gemeenteisecretaris, Mr. Ph. Falkenburg en eenige hoofdambtenaren, per (gemeente)* auto naar de raadhuizen der in de eerste plaats genoemde gemeenten begeven om het bestuur over te nemen wat, practisch gesproken, wilde zeggen: de kassen over te nemen. Van* daar dan ook dat hij vergezeld was van den gemeenteaontvanger, den heer Blankert Dit is dus het einde van den strijd, dien, eeuwen geleden, de Waterlanders met Amstel* redam hebben gestredenl Men herinnert zich toch hoezeer de Waterlanders, in vereeniging met de Kennemers, het meermalen onze stad benauwd hebben gemaakt Gijsbrecht van Acmstel zelf getuigt in Vondel's treurspel van dien naam, dat wij pas weer met Nieuwjaar hebben zien vertoonen, „De Kermerlander had met Waterlander dier „Gezworen duizentwerf, dat hij met zwaert en vier „Vemielen zou eerlangh de menschen en de daecken, „En tot een kerreckhof en asch en puinhoop maecken „Mijn out mijn wettigh erf, en delven al mijn eer „In eenen poel, tot wraeck van Floris hunnen heer En men weet dat zij hunne bedreigingen hebben uitgevoerd. Het is ..d'Ondergangh van zijne stadt en ballinghschap", waarom Gijs* breght jammert. Maar v66r nog het scherm voor de laatste maal gevallen is, voorspelt eene hemelsche verschijning: de Engel Rafael, Amsterdam's herrijzenis. „A1 leght de staclt verweest, en wil daer van niet ijzen: „Zij zal met.grooter glans uit asch en stof verrijzeri". In Vondel's tijd al, in Vondel's tijd vooral, werd die voorspelling bewaarheid. Amsterdam spande de kroon over alle steden der aarde en zij zette hare palen open „voor duizend schepen tegelijk". En thans is het laatste be* drijf afgespeeld: Amsterdam heeft hare Wa* terlandsche vijanden met huid en haar vera slonden! - Er zit in dat opslokken van het kleine door risch«gewordene, ongetwijfeld eene tragiek; eene tragiek die ik zeer wel gevoel En ik kan mij dan ook heel goed begrijpen dat in de laatste raadsvergaderingen van verschillende der geannexeerde kleine gemeenten, die prijs hadden gesteld op de voortzetting van een eigen, onafhankelfjk bestaan, bittere woorden zijn gesproken. Zelfs is bij deze gelegenheid weer eens de antithese opgedoken; de antithe* se tusschen Stad en Land. Ik denk in dit ver* band aan de rede waarmede de Burgemeester vail Buiksloot afscheid nam van zijne gemeen* te. Deze herinnerde namelijk aan de woorden door den heer Bergsma een paar dagen te vo« ren in de Eerste Kamer gesproken, t. w. dat de stedelingen niet hooghartig op die „stom» me boeren" behoefden neer te zien, daar er heel wat boeren zijn, die vele Amsterdam^ mers de baas zijn. Het is eene opmerking waarmede de meesfegepassioneerde annexion nist zich ongetwijfeld kan vereenigen, en ik haal haar dan ook maar alleen aan om even de stemming te teekenen waarmede vele plat«- telandssbewoners de annexatie door Amsters dam „begroetten". In de meeste gemeentera* den van de geannexeerde gemeenten is hiers over leedwezen uitgesproken, zooal niet door den Burgemeester dan toch door een der wethouders of raadsleden. En in Sloten durfde wethouder de Buisonje, die als Kamerlid v6or de annexatie .heeft gesproken en gestemd, en die daarover veel te hooren heeft gekregen van zijne mede»raadsleden en mededngezete= nen, dan ook niet de laatste raadszitting van zjjne Gemeente bijwonen. Maar voor Amsterdam was deze uitbreiding noodig; broodnoodig. De grenswijziging van 1894 was zeer onvoldoende geweest. En dat kwaad had zich in den loop der jaren gewro* ken. Wij zaten als't ware ingeklemd tusschen een aantal landelijke gemeenten, in het bij* zonder van Sloten en. Watergraafsmeer, waar zich eene parasiteure stedelijke bebouwing had ontwikkeld. Amsterdam hijgde naar lucht! En de Hoofdstad heeft die nu eindelijk gekregen! In de ruimte. Want het grondge* bied dat nu verkregen is, zal voor jaren vol* doende zijn, en zal ons gelegenheid geven niet slechts woningen te bouwen, maar ook tuin* dorpen, parken fen sportterreinen, en al waar ruimte voor noodig is, aanteleggen. Misschien zal het ons nu gegeven zijn ook een stukje echte natuur te kweeken, op een flinken af* stand van de stad, z66 dat men er werkelijk buiten zal zijn, en z66 ver dat het niet binnen* kort door „den steenen sandaal" van de stad onder den voet wordt geloopen, maar toch weer niet te ver, zoodat het vgor de stedelin* gen te bereiken is. Ik sprak daar van het historisch*gewordenel Vooral in Waterland zijn nog vele historische resten. In Ransdorp bij v. verheft zich als een geweldige reus de zware, oude toren die nog uit het begin der 16e eeuw moet dagtcekenen. Ook vindt men er een aardig 17e eeuwsch raadhuisje met een hoogen stoep. In den ge* vel leest men, op een steen met het wapen der plaats: „Eendracht doet cleyne saecken bloeyen „In maght en oock in weistand groeyen". In Schellingwoude moet nog eene kist zijn, uit het jaar 1639, van eikenhout en fraai ge* sneden, op het deksel waarvan men in eene cartouche leest: „Schellinckwoude „Heeft over vijftigh jaer gestreden „Tegens ses dorpen en twee steden „De Gemeendyck versogt en vant Hof verkreghen „Int Jaer Sestien hondert vijftigh en negen". Of tot die steden ook Amsterdam gerekend moet worden weet ik niet In ieder geval slaat dit rijmpje niet op het Amsterdam uit Gijs* breghts tijd; want het beleg viel in 1304. Verder zijn er in alle Waterlandsche Ge* meenten kerkjes, niet alle even oud, maar de meeste met mooie preekstoelen, koperen kro* nen, merkwaardige grafsteenen enz. De nieuwe uitleg verviervoijdigt het grond* gebied van de gemeente Amsterdam, terwijl het getal harer inwoners slechts met eenige tienduizenden wordt vergroot. Dat laatste is natuurlijk bijzaak; het eerste hoofdzaak. Het was ons niet om meer menschen te doen die hebben wij te Amsterdam genoeg maar om armslag. „Geef 'm de ruimtel" is eene Amsterdamsche uitdrUkking, die ook voor de Gemeente als zoodanig kan dienen. Prof. Brugmans heeft in het Januari*num» tner vmn het MaantlBlad ..AmsteloTJanram**, orgaan van het genootschap van dien naam, nog eens de geschiedenis van de achtereen* volgende uitleggingen der stad verteld. Wanneer Amsterdam precies gesticht is we* ten -jwy niet. Vast staat alleen dat de plaats in 1275 reeds bestond, en ontstaan is aan den rechteroever van den Amstel, niet ver van den mond der rivier. Nog in de dertiende eeuw breidde het dorp zich uit langs den linker* oever; tegenover de oude zljde groeide een nieuwe. De grenzen van het in 1300 stad ge* worden dorp waren de beide grachten, die thans voorburgwallen heeten, aan de zuidzij* de afgesloten door het Spui en den Grimburg* wal. Reeds in de veertiende eeuw breidde Am* sterdam zich over de genoemde grenzen uit. In 1367 werd het terrein, waarop thans het Weeshuis en het Begijnhof staan binnen de stad getrokken. Van veel grooter omvang en beteekenis was de tweede uitlegging, die van 1380. Toen werden aan beide zijden evenwijdig aan de oude grachten twee nieuwe gegraven; het daaromheen gelegen gebied werd bij de stad getrokken, die dus toen kwam te liggen tus* schen den tegenwoordigep Achterburgwal en de Spuistraat. Kort na 1425 werd een begin gemaakt met de derde vergrooting; toen werd de buitengracht aangelegd, die tegenwoordig Gelderschekade en Kloveniersburgwal heet; de oppervlakte der oude zijde werd daardoor ongeveer verdubbeld. Eerst in het midden der vijftiende eeuw werd de nieuwe zijde- op de* zelfde wijze vergroot. In 1450 of 1451 werd als nieuwe buitengracht het SingeJ gegTaven, dat in 1454 was voltooid. Toen werd ook een be* gin gemaakt met dp ommuring der stad, die noodig bleek bij den voortdurenden oorlog met Utrecht en Gelderland. Van die ommu* ring kunnen wij de overblijfselen nog dage* lijks zien; de Scheiers*toren en de St Antho* niswaag, de Munttoren en van de buitenwer* ken de Montelbaanstoren herinneren nog steeds aan den vestingmuur van het middel* eeuwsche Amsterdam. Voor die uitbreiding moest de graaf steeds verlof geven; immers de uitbreiding der stad bracht vanzelf de verlegging van de grens der stadsvfijheid me* de, dat niet mogelijk was zonder octrooi van hooger hand. Vandaar dan ook, dat toen en later aan alle uitleggingen der stad steeds moest voorafgaan de vergunning van het landsbestuur tot uitbreiding ikr jurisdictie. V66r den opstand heeft Amsterdam zich niet weer uitgebreid; daarna des te meer. Reeds korte jaren na de alteratie van 1578, die de stad aan de zijde van den opstand bracht, begon de regeering zich tot de Staten te wenden om een octrooi te verkrijgen voor de uitbreiding. In 1585 werd een begin gemaakt met den uitleg aan de westzijde van de stad; de latere Heerengrachl; werd hier de grens, welhaast tot den Amstel toe. Kort daarna werd de uitleg* ging ook voortgezet aan de oude zijde, zoodat hier de Zwanenburgwal en de Oude Schans de grenzen der stad werden; het breede water heeft hier nog geheel het karakter van een buitengracht. In 1593 werd juist aan deze zij* de Amsterdam nogmaals vergroot; hier werd de Nieuwe Heerengracht de grens, zoodat toen een wijk binnen de stad werd getrokken, die weldra geheel door de jpist toen met duizendtallen naar het gastvrije Amsterdam stroomende Joden werd bewoond. Daarmede was echter de uitbreiding van Amsterdam natuurlijk nog lang niet ten ein* de. Reeds in 1612 werd ten Stadhuize tot een nieuwen uitleg besloten. Die uitleg werd zoo ruim, zoo grootsch opgevat, dat men tot in de tweede helft der negentiende eeuw niet anders te doen had dan eenvoudig naar de plannen werken, die men in 1612 had gemaakt. Vol* gens het plan van den stadstimmerman Hen* drick Jacobsz. Stoets werd de oude stad op even eenvoudige als geniale wijze uitgelegd. Zij werd omgeven door drie concentrische grachten, onderling verbonden door dwars* grachten en dwarsstraten, die alle zouden uit* monden op de verkeerswegen der binnenstad. Eerst na het midden van de zeventiende eeuw is dit plan voltooid, Vormde Amsterdfci de beroemde halve maan, die haar horcns uitstak in het IJ. De laatste uitbreiding was, zooals gezegd, die van 1894. En nu zullen onze gemeentediensten aan het werk moeten tijgen om in de behoeften ook van de vferaf*wonende ..landelijke" Am* sterdammers te voorzien. Het is eene opgave waarover men niet licht moet denken. Want inderdaad, de afstanden zijn geweldig. Hpt grontigebled U uttgwdtld t*d 4693 HA- tot 16003 H. A.! Denk eens aan hot werk van onzen Genres* kundigen Dienst, onzen Brandweer, onze Po» litie. De Geneeskundige Dienst, om fefen voor* beeld te noemen, heeft auto's, en hij zou dus gemakkelijk ook de verste Waterlandsche dorpen kunnen bereiken, alsde wegen van het platteland dat toestonden. Maar dat is lang niet met alle het geval. In de tweede plaats: de Amsterdamsche „smerissen'r zullen nu ook het platteland van Amsterdam moeten bewaken, maarer is nil al eentekort aan personeeL Het corps, 21000 man groot, is net sterk genoeg om het oude Amsterdam te be* waken. En het is niet zoo heel gemakkelijk geschikte candidaten yoor dit ambt te krij* genl Eindelijk de brandweerl Het is haast onmogelijk om ervoor te zorgen dat binnen* kort het noodige materieel en personeel aan* wezig is, om het haast onmetelijke landelijke gebied te bestrijken. Men zal daarom trachten voorloopig de bestaande plaatselijke hulpmid* delen te bestendigen. Maar, naar gebleken is bestaat bij de bevolking der geannexeerde ge* meenten heel weinig animo om den vrijwilli* gen brandweer voorttezetten. O.a. in Water* graafsmeer en Sloten schijnt men aldus te re* deneeren: „Wij zijn nu bewoners van eene groote stad, moeten veel meer belasting be* talen en willen dus ook profiteeren van de voorzieningen der groote stad". Zoo wordt dus al dadelijk een druppel al* sem gemengd in onzen Amsterdamschen, on* zen gr66t*Amsterdamschen, vreugdebekerl En ik vrees met grooten vreeze dat het niet de laatste zal zijn. Want: niet steeds is de vreugde bestendig van duur.. En on'vermeng* de vreugde schijnt er nu eenmaal op dit on* dermaansche niet te mogen zijnl WAGENAAR Jr. ii' a'o(

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5