AtKmaarsche Gourant
In onze straat.
Honderd Drte en Twlntlgste Jaargang,
Wenwdag *9 Jannari.
Eeuilleton.
19ft.
Provinciaal Xieiiws
belangrijke zaken op
tljl
landbouwgebied.
be Vereeniging van Oud-leerlingen der
Rijkslandbouwwinterschool te Schagen, or-
ganiseert ook in dit seizoen cursussen op
landbouwgebied.
De heer C. F. G. W. van den Hurk, hoofd-
inspecteur van de Cooperatieve Rarffeisen-
bank te Utrecht behandelde Maandag 17
Januari het onderwerp: Het credietwezen.
24 Januari spreekt Prof. S. Koenen. hoog-
leeraar aan de Landbouwhoogeschool over
het Pachtwezen; 31 Januari geeft de heer
C. Kooij, leeraar aan de Rijjcs-Landbouw-
winterschool te Schagen eefi verhandeling
over de moderne arbeidersbeweging en ar-
beidsverhoudingen bij den landbouw; 7 Fe-
bruari spreekt Dr. J. F. Steenhuis, geoloog
van het Rijksbureau voor drinkwatervoorzie-
ning te 's-uravenhage over de geologie van
N.-Holland en van de Zuiderzee, terwijl de
cursussen worden besloten met een lezing op
14 Febr. van den heer S. Smeding, Directeur
van de Rijkslandbouwwinterschool te Scha
gen over „De droogmaking der Zuiderzee".
Wij oordeelen deze onderwerpen van groo-
te waarde voor onze lezers, zoodat wij daar-
van uitvoerige verslagen geven en wij den
belangstellenden lezer aanraden, deze voor
latere raadpleging te bewaren.
De Voorzitter, de heer E. Dz. Covers,
opende te 11 uur de vergadering met er op
te wijzen, dat ook thans wederom getracht
zal woraen de kennis van de cursisten te
verrijken. Spr. oordeelde, dat men over de
deelname tevreden kon zijn. Op het gebied
van de ontwikkeling is er nog veel, waarin
Noord-Holland niet vooraan staat.
Op de 1 andbouwtentoonstelling te Schagen.
in de afdeeling „Wetenschap en Organisatie'
kon men zien, dat het aantal leerlingen van
de school tegenover Groningen en Friesland
beschamend en treurig was.
Spr. was van oordeel. dat de groepeermg
van de onderwerpen wel een beeld gaf van de
teekening van onzen tiid. De economic houdt
de landbouwers meer dan ooit bezig.
Spr. hoopte, dat men in het bewustzijn, dat
de dag wfel besteed was, huiswaarts zou kee-
ren.
De heer Van den Hurk begon, met er op te
wijzen, dat de organisatie van het landbouw-
crediet van groote economische waarde is
voor den landbouw, in alle landen. Reeds
sinds langen tijd werd in Nederland de be-
hoefte gevoeld, om in navolging van het bui-
tenland, tot een behoorlijke organisatie van
het landbouwcrediet te komen. Na een tijd-
perk van grooten materieelen bloei trad voor
net landbouwbedrijf omstreeks de zeventiger
jaren der vorige eeuw een periode van ach
teruitgang in.
De prijzen der landbouwproducten daal-
den met het toenemen der concurrentie, die
steeds grooter werd, naarmate de verbetering
der verkeersmiddelen, de aanvoer van bui-
tenlandsche voortbrengselen ter Nederland
sche markt vergemakkelijkten. De uitgaven
die de landbouwer in zijn bedrijf te doen had,
namen toe, en een algemeene malaise
heerschte in het bedrijf. De aandacht werd
meer en meer op deze omstandigheid geves-
tigd. In een land als het onze toch, waar het
mcerendeel der bevolking zijn bestaan vindt
in het landbouwbedrijf, gaat het landbouw-
belang met het algemeen belang, hand in
hand. Toch duurde het nog lang, eer men
tot het besef kwam. dat er pogingen moesten
worden aangewena, om in dezen toestand
verandering te brengen.
Nadat op de Internationale Landbouwten-
toonstelling in 1884, te Amstedam gehou-
den, de Nederlandsche inzendingen langs de
gehe'ele linie waren geslagen, werd die over-
tuiging eerst recht levendig. Van verschillen-
de zijden werden nu de handen in elkander
geslagen en ook de regeering deed het hare,
door de benoeming eener Staatscommissie,
welke had na te gaan, hoe de toestand van
den landbouw in Nederland was en op wel
ke wijze men tot de noodige verbeteringen
zou komen. In een uitgebreid verslag en in
verschillende rapporten deed deze commissie,
benoemd bij K. B. van 18 Sept. 1886, in
1890 mededeelinrr van haar bevinding. Daar
bij werd van het credietwezen ten plattelan-
de getuigd „Het Credietwezen ten plattenlan-
de is uitermate onbevredigend. De slechte re-
geling van het crediet is 6en der meest werk
Naar tie* Engelsoh van J. E. BUCKRiOSE.
55)
„Besite jongen, nadat je zoo hand) gewerkt
en zoo je brat gedaan hebt
Mijnheer Bean liet zijn voorkomen van on-
verschiHiigheid varen, en sl-ikite wat weg.
„Ik dacbt niet aan mezelf," zei hij. ,,Het
was die gedachte, wat er van jou en de kinde-
ren1 zou komen als ik stierf, voordat ik wat
hadl kuninen oversparen. De nachten, dat ik
daar wakker over lag ite denken
„Anme jongen! arme jongen!" zei mevrouw
Bean, zadht over zijlns sdiouder strijkende.
„Maar we moeten hier niet op rekenen," zei
mijnheer Bean na een' poosje, terwijl hij een
lucifer aanstak voor zijn pijp „Verwacht niets
en je zuLt moodt teleurgesteld worden."
„Verwachit alles, en iets er van gebeurt,"
zei mevrouw Bean, die tranen uit haar oogen
wegkmippende.
HDOFDSnrUK XVII.
„Iik wilde," zei mevrouw Bean peinzend,
en haar book sluitend, ,/iat men de zaken in
onze Straat net zoo kon 'aten gaan als in boe-
ken. Een soort van van etensbel schijnt te
luideu en1 iedfereen trouwt of sterft of erit een
fortuin. Nu, in onze straat trouwt de eene
vriendin dit jaar en een ander veel later of
in 't geheel niet en iemand erf4, nooit juisi
de rechter tijd. Maar toch gebeurt er ia het
w«rk*lijfe» tevin *ek wel wat
rame oorzaken van den achterlijlcen toestand
van onzen landbouw. Deze beide stellingen
zijn door het onderzoek boven alien twijfel
gesteld".
De wijze, waarop door de boeren in ver
schillende streken crediet werd genoten. kon
de toets der kritiek niet doorstaan. In de
eerste plaats bestond de onderlinge hulp,
welke door bloedverwanten aan elkander ver-
leend werd en die de eene buur den andere
bewees. Dat hierdoor natuurlijk niet de voile
behoelte bevredigd kon worden, lag voor de
hand. De rijke plattelandbewoners kenden,
evenals de rijke stedelingen, den weg naar
het effectenkantoor. De onderlinge hulp, die
de landbouwers elkander verleenden, werd
derhalve genoten en gegeven door personen,
die financieel vrijwel m dezelfde positie ston-
den. Gelukte de peratie, waarvoor het cre
diet verleend werd, of volgde op een slecht
jaar, waarin ,de hulp gevraagd en gegeven
werd, een goed, dan kon de terugbetaling.
doorgaans zonder bezwaar plaats vinden.
In het tegenovergestelde geval echter was
de debiteur niet in staat, zijn verplichtingen
na te komen en de crediteur werd daardoor
gebracht in dezelfde positie waarin de debi
teur verkeerde op het oogenblik, dat hij de
hulp ontving. Dat zulk een onderlinge hulp
meermalen oorzaak was van het ontstaan
van familietwisten of veeten tusschen gebu-
ren, behoeft geen betoog.
Naast het crediet, dat de landbouwers
elkander onderhng verleenden, bestond het
crediet van hulpbanken van het Nut en an
dere filantropische vereenigingcn. Het ka-
pitaal van deze banken was gering en slechts
de landarbeiders vielen in de termen, van
een hulpbank voorschot te krijgen, omdat
deze banken slechts waren opgericht met het
doel, degenen, die anders hoegenaamd geen
crediet hebben, een sommetje te verschafien,
dat het hun mogelijk maakte, een zaakje te
beginnen.
Voor den landbouwer konden die banken
niet dienen; vooreerst, omdat de voorschot-
ten, die verleend werden, te klein waren en
ten tweede omdat de landbouwer zelf er niet
zoo spoedig toe overging, de liefdadigheid in
te roepen. In eigen en in anderer oogen ging
hij daardoor een sport achteruit op de maat-
schappelijke ladder. In de tweede plaats werd
den landbouwer crediet verleend door fabri-
kanten, graanhandelaars en verkoopers. Vrij
algemeene verbreid was de gewoonte van
beetwortelsuikerfabrikanten om aan de land
bouwers voorschotten te verleenen op de
door hen te verbouwen bieten, welke na den
oogst aan den fabrikant moesten worden af-
geleverd. Dat hierdoor vaak een verkeerde
pressie op de keuze der te verbouwen pro-
ducten werd wtpeoefend eq de boer zich liet
verleiden, meer bieten te verbouwen dan
dienstig was voor het bedrijf, lag voor de
hand. Ook kwam de landbouwer in een af-
hankelijke positie te staan tegenover den fa
brikant, daar hij genoopt was, de producten
aan hem te leveren en veelal genoegen had te
nemen met den door den fabrikant vastge-
stelden prijs.
Graanhandelaars gaven voorschot op
irwaarde, dat zij met den verkoop van het
koren zouden woraen belast.
Veehandelaars verkochten vee op crediet,
bepaaldelijk in het geval, dat het diende voor
de vetweiderij en zij behielden zich daarbij
het recht voor, het geleverde vee na de vet
weiderij terug te koopen. Dat echter, 6f de
waar, of de prijs het gemis aan contante be-
taling moest goedmaken, kan men gemakke-
lijk nagaan.
Hetzelfde was het geval met een andere
categorie van personen, die aan den land
bouw voorschot verleenden.
Winkeliers leverden winkelwaren en vee-
voederartikelen op crediet en werden daarte-
genover afnemers van eieren, boter, kaas en
in enkele streken ook van granen en tabak.
Gedwongen, genoegen te nemen met hooge
prijzen en slechte kwaliteit, ontvingen de
landbouwers voor de door hen geleverde ar-
tikelen een prijs, die vaak verre beneden den
marktprijs bleef.
Als ware parasieten hechtten de winkeliers
zich aan den landbouwer vast en belemmer-
den hem in zijn pogingen om door aaneen-
sluiting zich onafhankeiijk te maken.
E'lke poging tot cooperatie onder de land
bouwers stuitte af op het hardnekkig verzet
der winkeliers.
Er bestond verder in den landbouw een
crediet, hetwelk de verderfelijkste uitwerking
had, die men zich kan voorstellen en hetwelk
minder nauwgezette ol de nooddruftige zich
door inkoop op crediet en verkoop h contant,
het laatste natuurlijk -met vriji aanzienlijk ver-
lies, de beschikking over eenig geld verschaf-
te, waarmede hij zijn bestaan weer eenigen
tijd kon rekken, totdat hij eindelijk zichzelye
er geheel ondergewerkt had. Dit misbruik
werd staande gehouden en mogelijk gemaakt
door de omstandigheid, dat de gewoonte
medebracht, dat notarissen, die de verkoopin-
gen hidden, borg bleven voor de kooppen-
ninfeen der op crediet gekochte goederen. De
notaris trad ten plattenlande ganeenlijk als
bankier op. Men drong hem a. h. w. het
geld op tegen vergoeding van, zij het ook ma-
tige rente, en men stelde dat in d6pot nemen
van gelden tot voorwaarde van het krijgen
van praktijk. Vanzelf trad hij dientengevolge
als geldschieter der boeren op. Nu moge de
notaris inzake landbouwcrediet veel tot be-
vrediging der behoeften in. dien tijd hebben
bijgedragen, van den anderen kant brachten
deze praktijken toch ook groote nadeelen
Het landbouwcrediet regelde zich in
juist door verkeerde personen genoten werd.
Het was n.l. het crediet bij pubiieke verkoo-
pingen van vee, hooi, stroo, landbouwgereed-
schappen en andere roerende goederen, waar
de koopprijzen zoodanig werden opgejaagd,
dat de fatsoenlijke boer er niet aan denken
kon, om er gebruik van te maken, maar de
mee.
zijn ontwikkeling niet naar de behoeften van
den landbouw, maar naar de belangen van
den notaris. Over het algemeen mocht men
den toestand onbevredigend achten. En
geen wonder was het dus, dat de landbouw-
commissie aandrong op voorziening in de
door den landbouw gevoelde credietbehoefte.
Hoewel enkele banken en credietinstellingen
ook landbouwers onder hun clienten telden,
bleef dit uizondering. Dit feit vond zijn
oorzaak in de omstandigheid, dat de crediet-
behoeften in handel in industrie, waaraan de
commercieele banken zich hebben aangepast,
geheel andere zijn dan die van den land
bouw. De tijd, die er verloopt tusschen den
koop van de grondstof en den- verkoop der
afgewerkte producten, geeft den termijn aan,
voor welken crediet moet worden verleend.
In handel en industrie is dat tijdsverloop ge-
woonlijk niet langer dan drie maanden en in
aansluiting daarmede wordt dan ook door
de meeste banken slechts een crediet voor drie
maanden verleend. In het landbouwbedrijf
is deze termijn van geen waarde. De schuld
kan niet worden terugbetaald, doordat de
oogst is binnen gehaald en verkocht, of het
vetgemrate vee is ter markt gebracht. Onge-
schikt dus, wat haar organisatie betreft, zijn
de meeste bankinstellingen bovendien niet ge-
neigd, den landbouwer crediet te verleenen.
Het persoonlijk crediet, als het landbouwcre
diet doorgaans moet zijn, berust geheel op
de eigenschappen, die aan den persoon inha-
rent zijn. De beoordeeling van die eigen
schappen is slechts met juistheid1 mogelijk
voor diegenen, die in den kring van den cre-
dietaanvrager verkeeren. De in de stad ge-
vestigde bank- en credietinstellingen kunnen
de soliabiliteit van den ver-afwonenden
landbouwer niet beoordeelen en geven hem
derhalve niet het persoonlijk crediet, dat zij
den koopman en industrieef grifweg toestaan
Ook, omdat de uitkomsten van het landbouw
bedrijf ondcrhevig zijn aan de inwerking der
elementen, was de geldschieter huiverig in
het verleenen van crediet en wanneer dit ver
schaft werd, moest een1 overmatig hooge ren-
tevoet vergoeden, wat er aan soliditeit in dra
geldschieters oog ontbrak. Slechts door
nood gedwongen, aanvaardt de landbouwer
een dergelijk duur crediet. Het landbouwbe
drijf heeft behoefte aan persoonlijk crediet,
dat voor een termijn verleend wordt, die in
overeenstemming is met de uit den aard van
zijn bedrijf voortspruitende omstandigheden
tegen en rente, die zoo laag mogelijk moet
zijn. Dit vraagsfuk moest worden opgeLost.
Bovendien moest de mogelijkheid bestaan
om op het gebruik van het geleende kapitaal
controle uit te oefenen, aangezien anders de
kans niet was uitgraloten, dat vele boeren
die elke economische opleiding mistcn, en
weinig ondervinding in geldzaken hadden,
een voor hen nadeelig gebruik van het crediet
zouden maken. De landbouwcommissie
deed in een advies, (Staatscourant 6 April
1888), mededeeling van de wijze, waarop zij
meenden, dat in de behoefte kon worden
voorzien. Duurzame verbetering van den
toestand verwachtte de commissie slechts van
hetgeen door belanghebbenden zelf zou wor
den tot stand gebracht. Een direct ingrijpen
van den Staat was derhalve volgens haar in-
zien niet aan te bevelen. De Staat moest
slechts leidend en bevorderend optreden. On-
getwijfeld een juist advies.
Het kan een oamogelijkheid genoemd wor
den, een1 centrale instelling daar te stellen,
die de verschillende behoeften kon bevredi-
gen. Ook oorzaken van politieken aard kon
den een staatsinstelling niet aan liet doel
doen beantwoorden. Slechts door samenwer-
king van1 belanghebbenden, door associatie
en cooperatie was op den duur verbetering
van den toestand te verwachten.
Onze Nederlandsche boeren hebben het
advies der Staatscommissie, dJ het dan ook
na ettelijke jaren wadhtens, opgevolgd. Om
streeks 1897 dedea de eerste cooperatieve
eredietinetellingen voor den landbouw, de
boeren leenbanken, hun intrede in ons land.
Van toen af dagteekent de groote ommekeer
tn de organisatie van het Ned. Landbouw
crediet, waarvan heden moet worden ge
tuigd, dat het zich in een gezomde richting
beweegt, zich tn een gestadige ontwikkeling
verheugt en krachng bijdraagt tot de ver-
aiierknig van den economiischen toestand van
onze landelijke bevolkang.
in iNeaeriand voigoe mem bij Let toepas-
sen van de cooperatie voor de o-plossmg van
net iandbouwcrediet-vraagstuk, ihet voor-
beeid van den oostelijken natuur. De toe
stand, waarin de landbouwende bevolking in
Duitschland verkeerde, was in vele opzich-
ten gelijkwaardig aan den toestand hier te
lande, zoodat een beroep daarop gebillijkt
was.
De ontwikkeling der cooperatieve vereeni
ging, in het bizonder die der credietvereeui-
gingen, is voomamelijk te dan-ken aan de
twee mannen Schulze Debitsch en Faiffei-
sen.
-Beiden werkten onafhankeiijk van elkaar
en de door hen gestichte organisaties hebben
zich zelfstandig naast elkaar ontwikkeld. De
credietinstellingen, die Sdhulze Debitsch in
het leven riep, beoogden het middenstands-
crediet in al zijn takken te omvatten. Zij na
men spoedig een groote vlucht en wefkten
over een vrij groot gebied, meest met een
stad als middelpunt. Aanvankelijk waren,
wat het ledental betreft, de handeldrijvenden
en klein-industrieelen ver in de mieerderheid,
dech sedert 1901 namen ongeveer evenveel
landbouwers als nijveren in da 8ehulza-baar
kan deel.
Raifteisen is de stichter der dorpsbank.
Ale zuivere landbouwbanlken zijn ze door
den stichter niet bedoel-d, al speelde uit den
aard der zaak de landbouw ook verreweg de
hooi-drol in de Kairtasensohe eredieimtrtel-
1'in.g
Naast elkander zich ontwikkelende, a. ih. w.
het doel op verschillende wijzen trachtende
te bereiken, kon het niet uitblijven, of over en
weer werd critiek uitgeoefend op het stelsel
van den ander. Een heftige strijd ontbrand-
de dan ook, waarin het werk van Raiifeisen
het hard -to verantwoorden had'.
Hoewel door velen theoretisch veroor-
deeld, bleven de Raiffeisensdhe vereenigin-
gen practisCh voldoen en namen zij een
vlucht, waarbij ze de voorSchot-vereemgin-
gen van Schulze verre achter zich lieten. Het
principieele verschilpunt tusschen de beide
vereenigingen is:
De Vereenigingen van Raiffeisen, gegrxmd
op het beginsel der Chiistelijke naastenlief-
de, zijn niet slechts geldiinstellingen, maar
trachten mede te wer'ken aan <te oplossing
van het sociale vraagstuk, door opwekking
van den gemeenschapszin, door de zedelijke
verlheffing der leden.
iDe Voorschotbanken van Schulze De
bitsch zijn zuiver commercieel. Zij, verleenen
voorschoitten, zonder daarbij zedelijke doel-
einden na te jagen.
Spr. gaf verder de verschilpunten tusschen
beide instellingen aan en deelde mede, dat de
overeenkomst ia ,dat de Raiffeisensche even-
zeer als die van Schulze is: een cooperatieve
Aan beide ligt de wenkzaamheid van het
volk zelf ten grondslag. Slechts in die wijze
van uitvoering verschillen zij.
Ook is een punt van overeenkomst, dat bij
beide soorten van vereenigingen de leden on-
beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden
der vereeniging, voor zoover deze niet door
het gemeenschapsvermogen gedekt worden
In den aanvang kon dit ook niet andiers,
wijl de wet van 4 Juli 1868. waaronder de
Coop. Credietvereenigingen naar eerste po
ging tot ontwikkeling deden, als eenige vorm
van coop, vereeniging erkenden die, waarbij
de leden solidair aansprakelijk waren.
Nadat echter sedert 1 Mei 1889 door de
Duitsche cooperatie-wet de beperkte aanspra-
kelijkheid is toegelaten, heeft slechts 8 pet
van de Schulze-banken deze beperkte aan-
spfakelijlkheid ingevoerd. De Raiffeisen-ban-
'ken hebben steeds de onbeperkte aansprake-
lijkheid gehandhaafd. In den loop der tijden
is er hier en daar wel iets van de sdherpte
der principieele verschillen tusschen de beide
stelsels afgegaan en zijn er vele banken, die
op de grens staan van beide groepen. Reeds
zagen we, hoe bij de Schulze-banken het
landbouw-element de nijverheid zeer nabij
komt, waardoor ze iets dichter bij de Raif-
feisenbanken zijn gaan staan.
Aan den anderen kant is de afstand door
de geweldige groeikracht van vele Schulze-
banken grooter geworden. Zeer groote cre-
dieten werden verleend, peraoonlijke bekend-
heid der leden wordt uttzonderiag m steeds
meer gaan deze instellingen als gewone de-
posito-banken fungeeren, waarvan een on>
zettmg in Naaml. Venn, dikwijls het logisch
emapunt is. Sedert 20 jaren is er stilstand,
zens achteruitgang waar te nemen.
in 1890 telden 1(772 banken 518.000, in
Isaa), 870 banken 500.000, tn 1905, 921
banken 539,993, in 1911, 917 banken
557.451 leden. Haar amzet bedroeg in het
laatstgenoemde jaar 11,263,139,428
aiaik. Gegroepeend in een 40-tal centrale
kassen, waren fer in Duitschland m 1907,
1j5j0, in 1909, 15271, in 1910, 15526 Raif-
ieisenbainken met een ledenital van 1.348.715
en een omzet van 6,426,243,148 mark over
het boekjaar 1907.
- Op de vraag, wellk der twee stelsel9 zich
voor den landbouw het beste leent, slaat de
schaal, zonder eenig voorbehoud, ten gunste
der Raiffeisenbanken over.
Schulze-Debitsch had meer het oog op de
handarbeiders, kleine kooplieden en in-
dustrieelen, terwijl Raiffeisen zijn vereenigin
gen in het leven riep in hoofdzaak ten behoe-
ve van den landbouwenden stand. Hiermede
in verband staat ook de organisatie, die in
overeenstemming is met die behoefte der per
sonen, die van de instellingen profijt zouden
trekken. De punten van verschil, die tusschen
beide stelsels bestaan, zijn daarvan het ge-
volg, en in het bizonder zijn die bepalingen
in de Raiffeisensche organisatie welke door
Schulze zoo heftig werden aangevallen, aan
gepast aan de behoefte van den kring,
waarvoor de vereenigingen werken, aan ae
omstandigheden, waann de landbouwers
verkeeren. Raiffeisen, op hoog moreel stand-
punt staande, vond in het gevoel van ge-
meenschap, van broederschap, het mididel,
om de landbouwende bevolking aan te spo-
ran tot samenwerking, tot het vormen van
vereenigingen, die ten doel hadden ieders
behoefte te bevredigen, zonder dat een der
leden aan de verleiding was blootgesfeld,
meer voordeel uit de vereeniging te trekken.
dan 66n zijner medeleden. De kleine aandee-
len, de langere termijnem, waarvoor crediet
wordt verstrekt, de niet-bezoldiging van de
beheerders, de eenvoudige huiselijke inrich-
ting zij getu-igen van den juisten blik, die
Raiifeisen had in de behoefte van de land
bouwende bevollkmg, terwijl ook het toezicht,
dat de vereeniging over het gebruik der ver-
leende voorschotten blijft uitoefenen, een be
langrijke factor is, ter bereiking van het
doel: de landbouwende bevolking een crediet
te versdiaffen, waarvan het gebruik door
haar geen1 nadeelige gevolgen heeft. In alle
landen, waar de Raiffeisenbanken wortels
sdioten, toonden zij zich in alle opzichten be-
rekend voor haar taak. Is Italie ingevoerd
door bemoeimgen van Dr. Leone Wollenborg
in 1883, heeft haar aantal thans reeds de
2000 overschreden.
In Frankrijik, aangepast aan de daar gel-
dende omstandigheden, door Louis Durand,
in Belgie, in -Oostenrijk-Hongarije, in Rus-
land overal getuigen zij van de uitstekende
bcginselen, waarop de stichter deze vereeni
ging gegrond heeft
Toen in 1890 het meergenoemde rapport
der Staatscommissie de gebrekkige regeling
van het landbouwcrediet hier te lande in zulk
een helder licht stelde, rees vanzelf de vraag:
,,Zullen de Raiffeisenbanken voor den Ne-
derlandschen landbouw niet blijken te zijnv
wat zij voor den Duitschen waren?"
In menig woord en geschrift werd deze
vraag bevestigend beantwoord, maar toch
duurde het nog een 7-tal jaren, alvorens ten
onzent de eerste werd opgericht.
Vele Nederlanders, waaronder mannen van
naam en gezag, trokken erustig in twijfel of
deze plant van Duitschen bodem in Neder-
landschen grond woriel zou schieten. Onze
landbouwers zijn o^er het algemeen uiterst
conservatief en dientengevolge bevreesd voor
nieuwigheden. Bovendien zijn ze uiterst ge-
heimzinnig met hun geldzaken. Men vreesd
hen niet te kunnen dringen in het keursliji
eener organisatie. Men dacht, dat zij. geen
gelden zouden beleggen bij instellingen, door
hun dorpsgenooten beheerd, dat zij door val-
sche schaamte weerhouden, geen gebruik
zouden maken van het crediet, dat hun daar
zou worden aangeboden. Bovendien waren
de landbouwers ten onzent destijds weinig
aan het vereenigingsleven gewoon. De land-
bouwvereenigingen, die bestonden, telden
doorgaans meer belangstellenden dan belang
hebbenden onder haar leden. Zij deden een
en ander voor de techniek van het bedrijf,
door het organ iseeren van tentoonstellingen
en het houden van cursussen, maar het eco-
nomisch terrein werd niet betreden, ook al
tengevolge van de tegenstrijdige belangen in
de landbouwmaatschappijcn vertegenwoor-
digd. Het is de speciale vakvereeniging, de
„Ik venmoed,' zei mijnhar Bean die op de
nette straat uitkeek, waar Pieter Norton juist
langs kwam met de logee van zijn zusters,
dat je bedoel-t dat je wilde dat Scphie den
jongen Norton genomen had toen zij er de ge-
legenheidi voor had!, of dat hij gewacht had
totdat haar geestelijke aanbiddiag van Ho
ward afgeloopen was. Maar mannen blijven
niet rondzieureni, als hum gezegd is, diat men
ze niet noodlig heeft."
„Jij zou toch wel op mij gewacht hebben,
he?" vroeg mevrouw Bean, nog odner den in-
dnilk van het sent men/teele slot van het boek
op haar schioot.
„Dat zou ik natuurlijk niet," anhvoordde
mijnheer Bean, terwijl hdj- oe tabak stijf in zijn
pijp sitopte. „,Een man denibt niet altijd; dat
een meisje een dwaas schepsel is, dat „ja" be-
doelt, ate ze ,neen" zegt. Ate je mij gezegd
hadt, dat je niet om me gaf, zou ilk geloofd
hebben'." iMIevrouw iBeani legde haar boek
zacht op de tafel.
„Om iets romantisch te vinden, moet je te-
genwoordlig tot boeken' je toevlucLt nemen,"
mompelde ze. „Daarom maken zij ze ook ze-
ker zoo romantisch. Voor dat we gemgageerd
waren, Herbert^ dachit ik, dat je me namen
zondt .geven, die je zelfs nooit genoemd hebt.
je hiebt eens ,^nbes" gezegd, verder ben je
nooit gegaan.'
>yDat was zefker, toen' je uien gegeten had
zei mijlnheer Bean kort.
,.,Je behoeft niet grof te worden, zelfs al
ben je koel," zei mevrouiw Bean met opgehe-
vcor de bridge-partij te gaan kleeden.
ven hoofd. Toen verliet zij- de kamer om zich
Maar haar ver langen naar romantiek werd
bijina voldaa®, toen zij uit het raam van haar
claapliaaiw teak m mb aut ma auad
bloemen voorbij zag gaan. Waar gingen die
heeni? Welke boodschap bracliten die over?
Het was bdjna even, goedi ate de roman, en zij
deed haar raam open en leunde er ver uit, om
.te zien, wellk hek de jongen- zou binner.gaan.
Groote teleurstellimig hij bereikte het
emd van die straat zonder op te houden. O
hij weifeflde keek rond. Mevrouw Bean
vidi van de opwinding bijna nit het raam. Het
was bijl de Nortons! Hlad Pieter 'Norton ze
voor de logee besteld? Was het misschien haar
verjaaidag, en was hij| uitgegaani, om1 dit hul-
debflijfc te koopen;? Of waren ze voor Emille
van den aainlbidder, die dien misluktea too-
neelispeler vervangen hadl?
Urn ieder geval beteekende het iets, want in
onze straat zenden jongdlud geen manden
bloemen, die minstens zra gulden kosten, ate
zii met die ui'tgave geen bedoeling hebben.
Mien zegt, dat in Londen zulk een -geschenk
alleen bateekent waardeerimg of 'dank voor
goede diners; maar bd| ons staat het gelijk
met een huwelijks-aanzoek en men ziet zel-
den een aanzoek op fclaartichtein1 dag door de
straat gaan. Het te dus geen wonder, dat me
vrouw Bean opgewonden was.
Zij; 1'iep door de kamer, en deed1 laden open
en dicht: toen kw.amen Bobby en Betisy bin
nen, nefjes en helder, die aien midldag bij
schoolkennisjes in de volgende straat -gingen
spelem, en 'Louise HlOptc aan de dteur, om -te
vragen1, of ze tot tieni uur mocht uitblijven,
daar zij dee avonldl hij' een' getrouwde zuster
van haar aanstaande zou doorbrengen. Ein
delijk riep mijnheer Bean, dat het drie uur
sloeg, en' of ze eindelijk (kfear was Wait hem
betreft, wilde hij even graag dloa1 mddldajg atil
thuia blijven.
«u m gaiiead m I«v*m de trap
af met zoo'n opgewekt gezicht, diat zelfs mdjm-
hetr Bean er door aangestoken werd'.
„Ik zie, waarom je zoo iang werk had," zei
hij' vriendelijk. „Een nieuwe hoed opzetten.
Jc ziet er niet kwaad in uit, vrouwtje."
„Och, het is mijn oude zwarte," antwooid-
de mevrouw Bean vrootdjlk.
„Toch niet de zwarte met de kleine veeren,
die je Zondag op hadt?" zei mijnheer Bean.
„Precira dezelfde, oude gans!" iachte me
vrouw 'Bean, en ze zette haar parapl-uie op in
opgewekte stemmiing. „Ean| regenachtige
Beurs-vacanitiedag te voor de verandering
-ook wel aand'iig, he?"
iMaarl wij anderem, die door de winderige,
modderige straat naar het wijkgebouw gin
gen, waren de mannen. die het plan1 van een
mi'ddagbridge-wedlstirijd voorwaardelijk, en
afhan'kelijk van weer of lust hadden aangeno-
men, bij iets te doe® te hebben; zoo was de
■kale kamer met kaarten en platen aan de mu-
ren en een' luchit van brandende cokes weldra
vol lachende menschen, die den regen van1 hun
mantel schudlden en gekhcid over het weer
niaajkten
,yHet te toch geen- ding, omi gekheidi over te
maken," zei mevrouw Norton.
M-aaT zij- was ook genefgd, om de zaken
van- den vroolijken kant te beldjkem, omdat
de mand werikelijk voor haar doctoter Emille
was geweest van dien uiitstekcnden aanbiddcr;
en daar de jonge dame nu eenige van die bloe
men- op haar japom diroeg, was in zekeren zin
de groote vraag gedaan en beanitwoord.
,,-Ik miag," -fluistende mevrouw Bean, ,^eker
wel feliciteerem?"
,,'Niog niet Maar re zijn het eens,fluister-
die mevrouw Norton,. ,,'De hemel west, dat het
•pijtM Ml, ku*
ge meisjra zijn geltodciger, als ze getrouwd
zijni, en- Emille te een van hen."
Toen gingen ze alien ziiiten en lootten om
de plaateen, en -Sophie speelde met mijnheer
Golding, terwijil mevrouw Bean Pieter Nor
ton's -partner aan hetzdfde tafel'tje was.
„Een afschuwelijke dag, juffnouw Wa-tson,"
zei Pieter heel rusitig.
'Sophie keek hem -aan, en daar de nevels,
die haar verbeelding over 'Howard' had' uit-
gespreidl voor haar oogam, begonnen te ver-
d-wijnen', wias ze in staat op te merken, welk
een flinfce, manmelijke figuur Norton was, en
zijn goed^evormde 'trekken, heldere oogen' en
aangename, rondborstige manieren waar te
nemen. 'Het was, in zekeren zin, de eerste
maal, dat zij hem werikelijk gezien! had en een
beetje spijt werd in haar binnenste wakker,
dat zij hem vroeger niet zoo gezien had
een vaag gevoel van- lets moo-is, dat ze gemist
had, hetgeen geen- gedachte was, maar slechts
de sch-aduw er van!. -Dit alles was in haar op-
gekomen en weer verdwenen, voordat Sophie
rustig zei':
,,Htet is een na-tte week geweest."
Toen Idonk een belletje en- het geven' began:
het bridgespel scheen' de slapende r-ockeloos-
heid in het karakter der meest gematigden
wakker te maken.
„Gelool ubegon1 mijlnheer Gelding met
bitterheid hij had whist gespeeld voor 30
cent den robber tot hij vijtftig jaar was, en
wias daarom voorzich'tiger dan wij anderen-
..gelooft u werkeldjk datl diit een ,,sans atout"
was mevrouw Bean
„Nu we hebben in ieder geval acht rekken
anwoordde mevrouw Bean luchtig. „De proef
op d* r*'.ddt-ng w hat
(Wordt varvolgd)