AtKmaarsche Gourant In onze straat. Honderd Drte en Twlntlgste Jaargang, Wenwdag *9 Jannari. Eeuilleton. 19ft. Provinciaal Xieiiws belangrijke zaken op tljl landbouwgebied. be Vereeniging van Oud-leerlingen der Rijkslandbouwwinterschool te Schagen, or- ganiseert ook in dit seizoen cursussen op landbouwgebied. De heer C. F. G. W. van den Hurk, hoofd- inspecteur van de Cooperatieve Rarffeisen- bank te Utrecht behandelde Maandag 17 Januari het onderwerp: Het credietwezen. 24 Januari spreekt Prof. S. Koenen. hoog- leeraar aan de Landbouwhoogeschool over het Pachtwezen; 31 Januari geeft de heer C. Kooij, leeraar aan de Rijjcs-Landbouw- winterschool te Schagen eefi verhandeling over de moderne arbeidersbeweging en ar- beidsverhoudingen bij den landbouw; 7 Fe- bruari spreekt Dr. J. F. Steenhuis, geoloog van het Rijksbureau voor drinkwatervoorzie- ning te 's-uravenhage over de geologie van N.-Holland en van de Zuiderzee, terwijl de cursussen worden besloten met een lezing op 14 Febr. van den heer S. Smeding, Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool te Scha gen over „De droogmaking der Zuiderzee". Wij oordeelen deze onderwerpen van groo- te waarde voor onze lezers, zoodat wij daar- van uitvoerige verslagen geven en wij den belangstellenden lezer aanraden, deze voor latere raadpleging te bewaren. De Voorzitter, de heer E. Dz. Covers, opende te 11 uur de vergadering met er op te wijzen, dat ook thans wederom getracht zal woraen de kennis van de cursisten te verrijken. Spr. oordeelde, dat men over de deelname tevreden kon zijn. Op het gebied van de ontwikkeling is er nog veel, waarin Noord-Holland niet vooraan staat. Op de 1 andbouwtentoonstelling te Schagen. in de afdeeling „Wetenschap en Organisatie' kon men zien, dat het aantal leerlingen van de school tegenover Groningen en Friesland beschamend en treurig was. Spr. was van oordeel. dat de groepeermg van de onderwerpen wel een beeld gaf van de teekening van onzen tiid. De economic houdt de landbouwers meer dan ooit bezig. Spr. hoopte, dat men in het bewustzijn, dat de dag wfel besteed was, huiswaarts zou kee- ren. De heer Van den Hurk begon, met er op te wijzen, dat de organisatie van het landbouw- crediet van groote economische waarde is voor den landbouw, in alle landen. Reeds sinds langen tijd werd in Nederland de be- hoefte gevoeld, om in navolging van het bui- tenland, tot een behoorlijke organisatie van het landbouwcrediet te komen. Na een tijd- perk van grooten materieelen bloei trad voor net landbouwbedrijf omstreeks de zeventiger jaren der vorige eeuw een periode van ach teruitgang in. De prijzen der landbouwproducten daal- den met het toenemen der concurrentie, die steeds grooter werd, naarmate de verbetering der verkeersmiddelen, de aanvoer van bui- tenlandsche voortbrengselen ter Nederland sche markt vergemakkelijkten. De uitgaven die de landbouwer in zijn bedrijf te doen had, namen toe, en een algemeene malaise heerschte in het bedrijf. De aandacht werd meer en meer op deze omstandigheid geves- tigd. In een land als het onze toch, waar het mcerendeel der bevolking zijn bestaan vindt in het landbouwbedrijf, gaat het landbouw- belang met het algemeen belang, hand in hand. Toch duurde het nog lang, eer men tot het besef kwam. dat er pogingen moesten worden aangewena, om in dezen toestand verandering te brengen. Nadat op de Internationale Landbouwten- toonstelling in 1884, te Amstedam gehou- den, de Nederlandsche inzendingen langs de gehe'ele linie waren geslagen, werd die over- tuiging eerst recht levendig. Van verschillen- de zijden werden nu de handen in elkander geslagen en ook de regeering deed het hare, door de benoeming eener Staatscommissie, welke had na te gaan, hoe de toestand van den landbouw in Nederland was en op wel ke wijze men tot de noodige verbeteringen zou komen. In een uitgebreid verslag en in verschillende rapporten deed deze commissie, benoemd bij K. B. van 18 Sept. 1886, in 1890 mededeelinrr van haar bevinding. Daar bij werd van het credietwezen ten plattelan- de getuigd „Het Credietwezen ten plattenlan- de is uitermate onbevredigend. De slechte re- geling van het crediet is 6en der meest werk Naar tie* Engelsoh van J. E. BUCKRiOSE. 55) „Besite jongen, nadat je zoo hand) gewerkt en zoo je brat gedaan hebt Mijnheer Bean liet zijn voorkomen van on- verschiHiigheid varen, en sl-ikite wat weg. „Ik dacbt niet aan mezelf," zei hij. ,,Het was die gedachte, wat er van jou en de kinde- ren1 zou komen als ik stierf, voordat ik wat hadl kuninen oversparen. De nachten, dat ik daar wakker over lag ite denken „Anme jongen! arme jongen!" zei mevrouw Bean, zadht over zijlns sdiouder strijkende. „Maar we moeten hier niet op rekenen," zei mijnheer Bean na een' poosje, terwijl hij een lucifer aanstak voor zijn pijp „Verwacht niets en je zuLt moodt teleurgesteld worden." „Verwachit alles, en iets er van gebeurt," zei mevrouw Bean, die tranen uit haar oogen wegkmippende. HDOFDSnrUK XVII. „Iik wilde," zei mevrouw Bean peinzend, en haar book sluitend, ,/iat men de zaken in onze Straat net zoo kon 'aten gaan als in boe- ken. Een soort van van etensbel schijnt te luideu en1 iedfereen trouwt of sterft of erit een fortuin. Nu, in onze straat trouwt de eene vriendin dit jaar en een ander veel later of in 't geheel niet en iemand erf4, nooit juisi de rechter tijd. Maar toch gebeurt er ia het w«rk*lijfe» tevin *ek wel wat rame oorzaken van den achterlijlcen toestand van onzen landbouw. Deze beide stellingen zijn door het onderzoek boven alien twijfel gesteld". De wijze, waarop door de boeren in ver schillende streken crediet werd genoten. kon de toets der kritiek niet doorstaan. In de eerste plaats bestond de onderlinge hulp, welke door bloedverwanten aan elkander ver- leend werd en die de eene buur den andere bewees. Dat hierdoor natuurlijk niet de voile behoelte bevredigd kon worden, lag voor de hand. De rijke plattelandbewoners kenden, evenals de rijke stedelingen, den weg naar het effectenkantoor. De onderlinge hulp, die de landbouwers elkander verleenden, werd derhalve genoten en gegeven door personen, die financieel vrijwel m dezelfde positie ston- den. Gelukte de peratie, waarvoor het cre diet verleend werd, of volgde op een slecht jaar, waarin ,de hulp gevraagd en gegeven werd, een goed, dan kon de terugbetaling. doorgaans zonder bezwaar plaats vinden. In het tegenovergestelde geval echter was de debiteur niet in staat, zijn verplichtingen na te komen en de crediteur werd daardoor gebracht in dezelfde positie waarin de debi teur verkeerde op het oogenblik, dat hij de hulp ontving. Dat zulk een onderlinge hulp meermalen oorzaak was van het ontstaan van familietwisten of veeten tusschen gebu- ren, behoeft geen betoog. Naast het crediet, dat de landbouwers elkander onderhng verleenden, bestond het crediet van hulpbanken van het Nut en an dere filantropische vereenigingcn. Het ka- pitaal van deze banken was gering en slechts de landarbeiders vielen in de termen, van een hulpbank voorschot te krijgen, omdat deze banken slechts waren opgericht met het doel, degenen, die anders hoegenaamd geen crediet hebben, een sommetje te verschafien, dat het hun mogelijk maakte, een zaakje te beginnen. Voor den landbouwer konden die banken niet dienen; vooreerst, omdat de voorschot- ten, die verleend werden, te klein waren en ten tweede omdat de landbouwer zelf er niet zoo spoedig toe overging, de liefdadigheid in te roepen. In eigen en in anderer oogen ging hij daardoor een sport achteruit op de maat- schappelijke ladder. In de tweede plaats werd den landbouwer crediet verleend door fabri- kanten, graanhandelaars en verkoopers. Vrij algemeene verbreid was de gewoonte van beetwortelsuikerfabrikanten om aan de land bouwers voorschotten te verleenen op de door hen te verbouwen bieten, welke na den oogst aan den fabrikant moesten worden af- geleverd. Dat hierdoor vaak een verkeerde pressie op de keuze der te verbouwen pro- ducten werd wtpeoefend eq de boer zich liet verleiden, meer bieten te verbouwen dan dienstig was voor het bedrijf, lag voor de hand. Ook kwam de landbouwer in een af- hankelijke positie te staan tegenover den fa brikant, daar hij genoopt was, de producten aan hem te leveren en veelal genoegen had te nemen met den door den fabrikant vastge- stelden prijs. Graanhandelaars gaven voorschot op irwaarde, dat zij met den verkoop van het koren zouden woraen belast. Veehandelaars verkochten vee op crediet, bepaaldelijk in het geval, dat het diende voor de vetweiderij en zij behielden zich daarbij het recht voor, het geleverde vee na de vet weiderij terug te koopen. Dat echter, 6f de waar, of de prijs het gemis aan contante be- taling moest goedmaken, kan men gemakke- lijk nagaan. Hetzelfde was het geval met een andere categorie van personen, die aan den land bouw voorschot verleenden. Winkeliers leverden winkelwaren en vee- voederartikelen op crediet en werden daarte- genover afnemers van eieren, boter, kaas en in enkele streken ook van granen en tabak. Gedwongen, genoegen te nemen met hooge prijzen en slechte kwaliteit, ontvingen de landbouwers voor de door hen geleverde ar- tikelen een prijs, die vaak verre beneden den marktprijs bleef. Als ware parasieten hechtten de winkeliers zich aan den landbouwer vast en belemmer- den hem in zijn pogingen om door aaneen- sluiting zich onafhankeiijk te maken. E'lke poging tot cooperatie onder de land bouwers stuitte af op het hardnekkig verzet der winkeliers. Er bestond verder in den landbouw een crediet, hetwelk de verderfelijkste uitwerking had, die men zich kan voorstellen en hetwelk minder nauwgezette ol de nooddruftige zich door inkoop op crediet en verkoop h contant, het laatste natuurlijk -met vriji aanzienlijk ver- lies, de beschikking over eenig geld verschaf- te, waarmede hij zijn bestaan weer eenigen tijd kon rekken, totdat hij eindelijk zichzelye er geheel ondergewerkt had. Dit misbruik werd staande gehouden en mogelijk gemaakt door de omstandigheid, dat de gewoonte medebracht, dat notarissen, die de verkoopin- gen hidden, borg bleven voor de kooppen- ninfeen der op crediet gekochte goederen. De notaris trad ten plattenlande ganeenlijk als bankier op. Men drong hem a. h. w. het geld op tegen vergoeding van, zij het ook ma- tige rente, en men stelde dat in d6pot nemen van gelden tot voorwaarde van het krijgen van praktijk. Vanzelf trad hij dientengevolge als geldschieter der boeren op. Nu moge de notaris inzake landbouwcrediet veel tot be- vrediging der behoeften in. dien tijd hebben bijgedragen, van den anderen kant brachten deze praktijken toch ook groote nadeelen Het landbouwcrediet regelde zich in juist door verkeerde personen genoten werd. Het was n.l. het crediet bij pubiieke verkoo- pingen van vee, hooi, stroo, landbouwgereed- schappen en andere roerende goederen, waar de koopprijzen zoodanig werden opgejaagd, dat de fatsoenlijke boer er niet aan denken kon, om er gebruik van te maken, maar de mee. zijn ontwikkeling niet naar de behoeften van den landbouw, maar naar de belangen van den notaris. Over het algemeen mocht men den toestand onbevredigend achten. En geen wonder was het dus, dat de landbouw- commissie aandrong op voorziening in de door den landbouw gevoelde credietbehoefte. Hoewel enkele banken en credietinstellingen ook landbouwers onder hun clienten telden, bleef dit uizondering. Dit feit vond zijn oorzaak in de omstandigheid, dat de crediet- behoeften in handel in industrie, waaraan de commercieele banken zich hebben aangepast, geheel andere zijn dan die van den land bouw. De tijd, die er verloopt tusschen den koop van de grondstof en den- verkoop der afgewerkte producten, geeft den termijn aan, voor welken crediet moet worden verleend. In handel en industrie is dat tijdsverloop ge- woonlijk niet langer dan drie maanden en in aansluiting daarmede wordt dan ook door de meeste banken slechts een crediet voor drie maanden verleend. In het landbouwbedrijf is deze termijn van geen waarde. De schuld kan niet worden terugbetaald, doordat de oogst is binnen gehaald en verkocht, of het vetgemrate vee is ter markt gebracht. Onge- schikt dus, wat haar organisatie betreft, zijn de meeste bankinstellingen bovendien niet ge- neigd, den landbouwer crediet te verleenen. Het persoonlijk crediet, als het landbouwcre diet doorgaans moet zijn, berust geheel op de eigenschappen, die aan den persoon inha- rent zijn. De beoordeeling van die eigen schappen is slechts met juistheid1 mogelijk voor diegenen, die in den kring van den cre- dietaanvrager verkeeren. De in de stad ge- vestigde bank- en credietinstellingen kunnen de soliabiliteit van den ver-afwonenden landbouwer niet beoordeelen en geven hem derhalve niet het persoonlijk crediet, dat zij den koopman en industrieef grifweg toestaan Ook, omdat de uitkomsten van het landbouw bedrijf ondcrhevig zijn aan de inwerking der elementen, was de geldschieter huiverig in het verleenen van crediet en wanneer dit ver schaft werd, moest een1 overmatig hooge ren- tevoet vergoeden, wat er aan soliditeit in dra geldschieters oog ontbrak. Slechts door nood gedwongen, aanvaardt de landbouwer een dergelijk duur crediet. Het landbouwbe drijf heeft behoefte aan persoonlijk crediet, dat voor een termijn verleend wordt, die in overeenstemming is met de uit den aard van zijn bedrijf voortspruitende omstandigheden tegen en rente, die zoo laag mogelijk moet zijn. Dit vraagsfuk moest worden opgeLost. Bovendien moest de mogelijkheid bestaan om op het gebruik van het geleende kapitaal controle uit te oefenen, aangezien anders de kans niet was uitgraloten, dat vele boeren die elke economische opleiding mistcn, en weinig ondervinding in geldzaken hadden, een voor hen nadeelig gebruik van het crediet zouden maken. De landbouwcommissie deed in een advies, (Staatscourant 6 April 1888), mededeeling van de wijze, waarop zij meenden, dat in de behoefte kon worden voorzien. Duurzame verbetering van den toestand verwachtte de commissie slechts van hetgeen door belanghebbenden zelf zou wor den tot stand gebracht. Een direct ingrijpen van den Staat was derhalve volgens haar in- zien niet aan te bevelen. De Staat moest slechts leidend en bevorderend optreden. On- getwijfeld een juist advies. Het kan een oamogelijkheid genoemd wor den, een1 centrale instelling daar te stellen, die de verschillende behoeften kon bevredi- gen. Ook oorzaken van politieken aard kon den een staatsinstelling niet aan liet doel doen beantwoorden. Slechts door samenwer- king van1 belanghebbenden, door associatie en cooperatie was op den duur verbetering van den toestand te verwachten. Onze Nederlandsche boeren hebben het advies der Staatscommissie, dJ het dan ook na ettelijke jaren wadhtens, opgevolgd. Om streeks 1897 dedea de eerste cooperatieve eredietinetellingen voor den landbouw, de boeren leenbanken, hun intrede in ons land. Van toen af dagteekent de groote ommekeer tn de organisatie van het Ned. Landbouw crediet, waarvan heden moet worden ge tuigd, dat het zich in een gezomde richting beweegt, zich tn een gestadige ontwikkeling verheugt en krachng bijdraagt tot de ver- aiierknig van den economiischen toestand van onze landelijke bevolkang. in iNeaeriand voigoe mem bij Let toepas- sen van de cooperatie voor de o-plossmg van net iandbouwcrediet-vraagstuk, ihet voor- beeid van den oostelijken natuur. De toe stand, waarin de landbouwende bevolking in Duitschland verkeerde, was in vele opzich- ten gelijkwaardig aan den toestand hier te lande, zoodat een beroep daarop gebillijkt was. De ontwikkeling der cooperatieve vereeni ging, in het bizonder die der credietvereeui- gingen, is voomamelijk te dan-ken aan de twee mannen Schulze Debitsch en Faiffei- sen. -Beiden werkten onafhankeiijk van elkaar en de door hen gestichte organisaties hebben zich zelfstandig naast elkaar ontwikkeld. De credietinstellingen, die Sdhulze Debitsch in het leven riep, beoogden het middenstands- crediet in al zijn takken te omvatten. Zij na men spoedig een groote vlucht en wefkten over een vrij groot gebied, meest met een stad als middelpunt. Aanvankelijk waren, wat het ledental betreft, de handeldrijvenden en klein-industrieelen ver in de mieerderheid, dech sedert 1901 namen ongeveer evenveel landbouwers als nijveren in da 8ehulza-baar kan deel. Raifteisen is de stichter der dorpsbank. Ale zuivere landbouwbanlken zijn ze door den stichter niet bedoel-d, al speelde uit den aard der zaak de landbouw ook verreweg de hooi-drol in de Kairtasensohe eredieimtrtel- 1'in.g Naast elkander zich ontwikkelende, a. ih. w. het doel op verschillende wijzen trachtende te bereiken, kon het niet uitblijven, of over en weer werd critiek uitgeoefend op het stelsel van den ander. Een heftige strijd ontbrand- de dan ook, waarin het werk van Raiifeisen het hard -to verantwoorden had'. Hoewel door velen theoretisch veroor- deeld, bleven de Raiffeisensdhe vereenigin- gen practisCh voldoen en namen zij een vlucht, waarbij ze de voorSchot-vereemgin- gen van Schulze verre achter zich lieten. Het principieele verschilpunt tusschen de beide vereenigingen is: De Vereenigingen van Raiffeisen, gegrxmd op het beginsel der Chiistelijke naastenlief- de, zijn niet slechts geldiinstellingen, maar trachten mede te wer'ken aan <te oplossing van het sociale vraagstuk, door opwekking van den gemeenschapszin, door de zedelijke verlheffing der leden. iDe Voorschotbanken van Schulze De bitsch zijn zuiver commercieel. Zij, verleenen voorschoitten, zonder daarbij zedelijke doel- einden na te jagen. Spr. gaf verder de verschilpunten tusschen beide instellingen aan en deelde mede, dat de overeenkomst ia ,dat de Raiffeisensche even- zeer als die van Schulze is: een cooperatieve Aan beide ligt de wenkzaamheid van het volk zelf ten grondslag. Slechts in die wijze van uitvoering verschillen zij. Ook is een punt van overeenkomst, dat bij beide soorten van vereenigingen de leden on- beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden der vereeniging, voor zoover deze niet door het gemeenschapsvermogen gedekt worden In den aanvang kon dit ook niet andiers, wijl de wet van 4 Juli 1868. waaronder de Coop. Credietvereenigingen naar eerste po ging tot ontwikkeling deden, als eenige vorm van coop, vereeniging erkenden die, waarbij de leden solidair aansprakelijk waren. Nadat echter sedert 1 Mei 1889 door de Duitsche cooperatie-wet de beperkte aanspra- kelijkheid is toegelaten, heeft slechts 8 pet van de Schulze-banken deze beperkte aan- spfakelijlkheid ingevoerd. De Raiffeisen-ban- 'ken hebben steeds de onbeperkte aansprake- lijkheid gehandhaafd. In den loop der tijden is er hier en daar wel iets van de sdherpte der principieele verschillen tusschen de beide stelsels afgegaan en zijn er vele banken, die op de grens staan van beide groepen. Reeds zagen we, hoe bij de Schulze-banken het landbouw-element de nijverheid zeer nabij komt, waardoor ze iets dichter bij de Raif- feisenbanken zijn gaan staan. Aan den anderen kant is de afstand door de geweldige groeikracht van vele Schulze- banken grooter geworden. Zeer groote cre- dieten werden verleend, peraoonlijke bekend- heid der leden wordt uttzonderiag m steeds meer gaan deze instellingen als gewone de- posito-banken fungeeren, waarvan een on> zettmg in Naaml. Venn, dikwijls het logisch emapunt is. Sedert 20 jaren is er stilstand, zens achteruitgang waar te nemen. in 1890 telden 1(772 banken 518.000, in Isaa), 870 banken 500.000, tn 1905, 921 banken 539,993, in 1911, 917 banken 557.451 leden. Haar amzet bedroeg in het laatstgenoemde jaar 11,263,139,428 aiaik. Gegroepeend in een 40-tal centrale kassen, waren fer in Duitschland m 1907, 1j5j0, in 1909, 15271, in 1910, 15526 Raif- ieisenbainken met een ledenital van 1.348.715 en een omzet van 6,426,243,148 mark over het boekjaar 1907. - Op de vraag, wellk der twee stelsel9 zich voor den landbouw het beste leent, slaat de schaal, zonder eenig voorbehoud, ten gunste der Raiffeisenbanken over. Schulze-Debitsch had meer het oog op de handarbeiders, kleine kooplieden en in- dustrieelen, terwijl Raiffeisen zijn vereenigin gen in het leven riep in hoofdzaak ten behoe- ve van den landbouwenden stand. Hiermede in verband staat ook de organisatie, die in overeenstemming is met die behoefte der per sonen, die van de instellingen profijt zouden trekken. De punten van verschil, die tusschen beide stelsels bestaan, zijn daarvan het ge- volg, en in het bizonder zijn die bepalingen in de Raiffeisensche organisatie welke door Schulze zoo heftig werden aangevallen, aan gepast aan de behoefte van den kring, waarvoor de vereenigingen werken, aan ae omstandigheden, waann de landbouwers verkeeren. Raiffeisen, op hoog moreel stand- punt staande, vond in het gevoel van ge- meenschap, van broederschap, het mididel, om de landbouwende bevolking aan te spo- ran tot samenwerking, tot het vormen van vereenigingen, die ten doel hadden ieders behoefte te bevredigen, zonder dat een der leden aan de verleiding was blootgesfeld, meer voordeel uit de vereeniging te trekken. dan 66n zijner medeleden. De kleine aandee- len, de langere termijnem, waarvoor crediet wordt verstrekt, de niet-bezoldiging van de beheerders, de eenvoudige huiselijke inrich- ting zij getu-igen van den juisten blik, die Raiifeisen had in de behoefte van de land bouwende bevollkmg, terwijl ook het toezicht, dat de vereeniging over het gebruik der ver- leende voorschotten blijft uitoefenen, een be langrijke factor is, ter bereiking van het doel: de landbouwende bevolking een crediet te versdiaffen, waarvan het gebruik door haar geen1 nadeelige gevolgen heeft. In alle landen, waar de Raiffeisenbanken wortels sdioten, toonden zij zich in alle opzichten be- rekend voor haar taak. Is Italie ingevoerd door bemoeimgen van Dr. Leone Wollenborg in 1883, heeft haar aantal thans reeds de 2000 overschreden. In Frankrijik, aangepast aan de daar gel- dende omstandigheden, door Louis Durand, in Belgie, in -Oostenrijk-Hongarije, in Rus- land overal getuigen zij van de uitstekende bcginselen, waarop de stichter deze vereeni ging gegrond heeft Toen in 1890 het meergenoemde rapport der Staatscommissie de gebrekkige regeling van het landbouwcrediet hier te lande in zulk een helder licht stelde, rees vanzelf de vraag: ,,Zullen de Raiffeisenbanken voor den Ne- derlandschen landbouw niet blijken te zijnv wat zij voor den Duitschen waren?" In menig woord en geschrift werd deze vraag bevestigend beantwoord, maar toch duurde het nog een 7-tal jaren, alvorens ten onzent de eerste werd opgericht. Vele Nederlanders, waaronder mannen van naam en gezag, trokken erustig in twijfel of deze plant van Duitschen bodem in Neder- landschen grond woriel zou schieten. Onze landbouwers zijn o^er het algemeen uiterst conservatief en dientengevolge bevreesd voor nieuwigheden. Bovendien zijn ze uiterst ge- heimzinnig met hun geldzaken. Men vreesd hen niet te kunnen dringen in het keursliji eener organisatie. Men dacht, dat zij. geen gelden zouden beleggen bij instellingen, door hun dorpsgenooten beheerd, dat zij door val- sche schaamte weerhouden, geen gebruik zouden maken van het crediet, dat hun daar zou worden aangeboden. Bovendien waren de landbouwers ten onzent destijds weinig aan het vereenigingsleven gewoon. De land- bouwvereenigingen, die bestonden, telden doorgaans meer belangstellenden dan belang hebbenden onder haar leden. Zij deden een en ander voor de techniek van het bedrijf, door het organ iseeren van tentoonstellingen en het houden van cursussen, maar het eco- nomisch terrein werd niet betreden, ook al tengevolge van de tegenstrijdige belangen in de landbouwmaatschappijcn vertegenwoor- digd. Het is de speciale vakvereeniging, de „Ik venmoed,' zei mijnhar Bean die op de nette straat uitkeek, waar Pieter Norton juist langs kwam met de logee van zijn zusters, dat je bedoel-t dat je wilde dat Scphie den jongen Norton genomen had toen zij er de ge- legenheidi voor had!, of dat hij gewacht had totdat haar geestelijke aanbiddiag van Ho ward afgeloopen was. Maar mannen blijven niet rondzieureni, als hum gezegd is, diat men ze niet noodlig heeft." „Jij zou toch wel op mij gewacht hebben, he?" vroeg mevrouw Bean, nog odner den in- dnilk van het sent men/teele slot van het boek op haar schioot. „Dat zou ik natuurlijk niet," anhvoordde mijnheer Bean, terwijl hdj- oe tabak stijf in zijn pijp sitopte. „,Een man denibt niet altijd; dat een meisje een dwaas schepsel is, dat „ja" be- doelt, ate ze ,neen" zegt. Ate je mij gezegd hadt, dat je niet om me gaf, zou ilk geloofd hebben'." iMIevrouw iBeani legde haar boek zacht op de tafel. „Om iets romantisch te vinden, moet je te- genwoordlig tot boeken' je toevlucLt nemen," mompelde ze. „Daarom maken zij ze ook ze- ker zoo romantisch. Voor dat we gemgageerd waren, Herbert^ dachit ik, dat je me namen zondt .geven, die je zelfs nooit genoemd hebt. je hiebt eens ,^nbes" gezegd, verder ben je nooit gegaan.' >yDat was zefker, toen' je uien gegeten had zei mijlnheer Bean kort. ,.,Je behoeft niet grof te worden, zelfs al ben je koel," zei mevrouiw Bean met opgehe- vcor de bridge-partij te gaan kleeden. ven hoofd. Toen verliet zij- de kamer om zich Maar haar ver langen naar romantiek werd bijina voldaa®, toen zij uit het raam van haar claapliaaiw teak m mb aut ma auad bloemen voorbij zag gaan. Waar gingen die heeni? Welke boodschap bracliten die over? Het was bdjna even, goedi ate de roman, en zij deed haar raam open en leunde er ver uit, om .te zien, wellk hek de jongen- zou binner.gaan. Groote teleurstellimig hij bereikte het emd van die straat zonder op te houden. O hij weifeflde keek rond. Mevrouw Bean vidi van de opwinding bijna nit het raam. Het was bijl de Nortons! Hlad Pieter 'Norton ze voor de logee besteld? Was het misschien haar verjaaidag, en was hij| uitgegaani, om1 dit hul- debflijfc te koopen;? Of waren ze voor Emille van den aainlbidder, die dien misluktea too- neelispeler vervangen hadl? Urn ieder geval beteekende het iets, want in onze straat zenden jongdlud geen manden bloemen, die minstens zra gulden kosten, ate zii met die ui'tgave geen bedoeling hebben. Mien zegt, dat in Londen zulk een -geschenk alleen bateekent waardeerimg of 'dank voor goede diners; maar bd| ons staat het gelijk met een huwelijks-aanzoek en men ziet zel- den een aanzoek op fclaartichtein1 dag door de straat gaan. Het te dus geen wonder, dat me vrouw Bean opgewonden was. Zij; 1'iep door de kamer, en deed1 laden open en dicht: toen kw.amen Bobby en Betisy bin nen, nefjes en helder, die aien midldag bij schoolkennisjes in de volgende straat -gingen spelem, en 'Louise HlOptc aan de dteur, om -te vragen1, of ze tot tieni uur mocht uitblijven, daar zij dee avonldl hij' een' getrouwde zuster van haar aanstaande zou doorbrengen. Ein delijk riep mijnheer Bean, dat het drie uur sloeg, en' of ze eindelijk (kfear was Wait hem betreft, wilde hij even graag dloa1 mddldajg atil thuia blijven. «u m gaiiead m I«v*m de trap af met zoo'n opgewekt gezicht, diat zelfs mdjm- hetr Bean er door aangestoken werd'. „Ik zie, waarom je zoo iang werk had," zei hij' vriendelijk. „Een nieuwe hoed opzetten. Jc ziet er niet kwaad in uit, vrouwtje." „Och, het is mijn oude zwarte," antwooid- de mevrouw Bean vrootdjlk. „Toch niet de zwarte met de kleine veeren, die je Zondag op hadt?" zei mijnheer Bean. „Precira dezelfde, oude gans!" iachte me vrouw 'Bean, en ze zette haar parapl-uie op in opgewekte stemmiing. „Ean| regenachtige Beurs-vacanitiedag te voor de verandering -ook wel aand'iig, he?" iMaarl wij anderem, die door de winderige, modderige straat naar het wijkgebouw gin gen, waren de mannen. die het plan1 van een mi'ddagbridge-wedlstirijd voorwaardelijk, en afhan'kelijk van weer of lust hadden aangeno- men, bij iets te doe® te hebben; zoo was de ■kale kamer met kaarten en platen aan de mu- ren en een' luchit van brandende cokes weldra vol lachende menschen, die den regen van1 hun mantel schudlden en gekhcid over het weer niaajkten ,yHet te toch geen- ding, omi gekheidi over te maken," zei mevrouw Norton. M-aaT zij- was ook genefgd, om de zaken van- den vroolijken kant te beldjkem, omdat de mand werikelijk voor haar doctoter Emille was geweest van dien uiitstekcnden aanbiddcr; en daar de jonge dame nu eenige van die bloe men- op haar japom diroeg, was in zekeren zin de groote vraag gedaan en beanitwoord. ,,-Ik miag," -fluistende mevrouw Bean, ,^eker wel feliciteerem?" ,,'Niog niet Maar re zijn het eens,fluister- die mevrouw Norton,. ,,'De hemel west, dat het •pijtM Ml, ku* ge meisjra zijn geltodciger, als ze getrouwd zijni, en- Emille te een van hen." Toen gingen ze alien ziiiten en lootten om de plaateen, en -Sophie speelde met mijnheer Golding, terwijil mevrouw Bean Pieter Nor ton's -partner aan hetzdfde tafel'tje was. „Een afschuwelijke dag, juffnouw Wa-tson," zei Pieter heel rusitig. 'Sophie keek hem -aan, en daar de nevels, die haar verbeelding over 'Howard' had' uit- gespreidl voor haar oogam, begonnen te ver- d-wijnen', wias ze in staat op te merken, welk een flinfce, manmelijke figuur Norton was, en zijn goed^evormde 'trekken, heldere oogen' en aangename, rondborstige manieren waar te nemen. 'Het was, in zekeren zin, de eerste maal, dat zij hem werikelijk gezien! had en een beetje spijt werd in haar binnenste wakker, dat zij hem vroeger niet zoo gezien had een vaag gevoel van- lets moo-is, dat ze gemist had, hetgeen geen- gedachte was, maar slechts de sch-aduw er van!. -Dit alles was in haar op- gekomen en weer verdwenen, voordat Sophie rustig zei': ,,Htet is een na-tte week geweest." Toen Idonk een belletje en- het geven' began: het bridgespel scheen' de slapende r-ockeloos- heid in het karakter der meest gematigden wakker te maken. „Gelool ubegon1 mijlnheer Gelding met bitterheid hij had whist gespeeld voor 30 cent den robber tot hij vijtftig jaar was, en wias daarom voorzich'tiger dan wij anderen- ..gelooft u werkeldjk datl diit een ,,sans atout" was mevrouw Bean „Nu we hebben in ieder geval acht rekken anwoordde mevrouw Bean luchtig. „De proef op d* r*'.ddt-ng w hat (Wordt varvolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5