Alkmaarsche Gourant De Amslerdamsche week.. Zaterdag 12 Maart. Het Proyinciaal Electrici- teitsbedrjjf Noordholland, Feuilleton. NTeef Griiy X*. 00. IWL Honderd Drie en Twlntigste Jaargang. (HErr p. k n.) door Henri Ardell. Naar het Fransch. 20) „Er is inlets. Ilk luieter naar de muziek". ,.Is het de muziek die je aan het schreien maakt? Waarom schrei je?" ,.Omdat ik heel mal ben", zei ze, terwijl ze haastig haar zaikdoek dmikte op haar voch- tige wimpere. Hij glimlachte ondanks zich zelven, een gliml ach die dadel'ijk verdween. onder zijn blonden knevel. „Dat is geen raden. Wil je me niet zeggen wat er is? Heeft een' van ons je verdriet ge daan? Oat zou dan zeker zijtn tegen zijn wil. Wij hoopten en verlangden alien je het ver- blijf bij oins prettig te maikeni!" Het een wein-ig spotachtig lichtje in' Guy's oogen was verduisterd' in een uitdruklking van hartelijke bezorgdheid en de toon van zijn s:em was heel zacht geworden. Zij begreep dait hij zieh werkelijk ongerust had' gemaakt over haar tranen. Toen ontspande haar hart zich een weinig en een flauw glimlachje gleed over haar nog bevende lippen. nMiaak u niet ongerust over mij. Ik verze- ker u dat het dwaas van mij is om te schrei en! !k voel mij heelemaal niet ongelukkig rte midden van- u alien.Miaarterwijl Ma deleine speelde, ben ik eensktaps aani huis gaan denken, aan mijn vader! Ik voel mij1 zoo ver van hem vandaan, dat......" „Dat Het je erk spijt je te hebben laten weg- trekken uit je „home". Arme Arlette! Arm vogeltje, ver van zijn nest!" Zij leek hem zoo jong in den eenvoud1 van haar verdriet, dat hij een onwtllekeurige nut an inogsii voeldfe haar naar zidi .toe te trekkm, zooals men een bedroefd kind naar zich toetrekt om het te troostm met leusjes die het tot bedaren- brengen. Maar hij zei alleen met diezelfde vriendellijke stem: Arlette, niet schreien alB je blicft. Weet je wel, dat je mij met wroeging vervult? Wat moeten wij de gastvrijheid slecht in practijk brengen, dat je je zoo weinig thuds bij ons voelit „0 neen, denlk niet dat ik mij niet thuds voel! Het is het eerste oogenblik maar! Ik ben er nog hiiet aan gewend niet iemand te heb ben waar ik alles tegen' zeg wat mij voor dem geest komt, met wiep ik over thuis kan pra- tenEm dam komt er bit dat ik bang 'ben u alien te vervelen. Ik vindl mij zelf zoo onbe- duidend en zoo slecht opgevoed bij mijin' micht- jes te vergel'ijken Zij sprak op een toon van zoo oprechte droefheidi dat Guy niet zoo wreed was te gtimiachem om deze bekentcnishij vroeg op bemoed'igemdemi toon: „Is het opdat ik je complimentjes zou ma keni, dat je zulke dingen zegt ,,0 neen, het is omdat ik het meenToen mijn stiefmocder het mij telkens den laatsten tijd herhaalde, geloofde ik haar niet. Maar nu ben' ik heelemaal niet dapper meer!.... Ik weet zeker dat ik veel' d!waasheaen zal1 doen, te meer diaar ik aan niemand kan vrageni mij te helpen ze te yermijden ,.En ik weet wel zeker, dat je er integen- deel geen' een' zult doeni. Daaremboven als je in iets hulp nood'iig hebt, heb je mijn zuster en je nichitjes dan niet?" „Och, ik zou het haar nooit dhrven vragen." „Waarom niet?" Arlette sprak etn weinig zachter: ,^iji maken mij verfegen En daaren-boven, als ze mij kenden zooals ik ben, zoudto ze *3gemwne pnrrtetiSele psWmKRWjtan, of W! lxiii. mij misschien heetemaal niet meer liefhebben Ik zou mds&di:eii den zdfden indtruk op haar maken als op mevrouw Mor^ane! Madeleine voonal maakt mij verlegen. Zij is zoo vdrstan- dig, zoo ernstig, zoo zacht....: Kortom, pre- cies het tegenovergestelde van mij. A'lo ik een tijdje bij haar geweest ben, vrees ik d'at ze mij een echt monster vind!" Nu begon Guy vrij uit te lachen „Ik geloof diat je zulke gevaren .heelemaal niet lo^t. Maar zeg eensmaaik ik je ook verlegen?" 'Mlet haar hddere oogen' keek zaj recht- streeks in die van deni jongen' man, die hun spottemde udtdrukking geheel verloren' had- den en in al'le cprechtheid antwoordde zaj „Neen, u maakt mij niet verlegen, vooral nu niet, nu ge geen spottend gezicht zet. De manncn schrikken mij trouwens veel minder al dan de vrouwen. Ik heb nooit andcrs dan goede mannen gezien, terwijl de vrouwen..." „Welnu, weet je wat je dan doen moet, Ax- lettetje? Je moet, als je er behoefte aan' hebt, zonder aarzelen gehruik malcen van de onder- vindiing in wereldsche zaken, die ik je ann te bieden heb, je moet dadelijk bij mij aanklop- pen, zoodra je je in iets van dienst kan zijn?'. Zij hoorde hem sprakeloos aan, verrukt, ze durfide de woorden die ze hoonde niet geloo- ven. „En mag ik alles aan u zeggen wat ik wil, u alles vragen wat ik wil, met u spreken over hetgeen mij inieresseert, zooals ik met den ka- pitein deed?" „Ja zeker!" antwoordde Guy; het amuseer- de hem' op £6n rang igeplaatst te worden met dem kapi'tein. En zal' u diat niet vervelen „Integendeel, ik zal mij1 uiterst trotsdr voe- len1 als je miji de eer wilt aandoen' mij! als een' grooten vriend' te beschouwen waarmee je zoo- veel je wilt Inrnt spsrdceo over je „tehuis", over hetgeea je aan het hart gaat, over je gc- noegen en veiidiriet„0 dlank u! dank u!" zei ze in een uiitharstiog van danlcbaarheid. „Guyv u is verru'kkehjk liefMaar op het- zelfde oogenblik fluisterde een boosaardige kwelgeest haar de woorden in de ooren, zoo vele mialem door juffrouw Malouzec herhaald over het weinige vertrouwen diat men moet hebben in de woonden der mannen...- En ver- ontrust in haar vreugde vro«g zij angstig: „Mean je wel alles wat je zegt, Guy?" „Wat, of ik het meen?" „JaZijn hat! miet alleen bemimielijke woordten om mij plezier te doen_... om' mij te troosteo?" nWat een ongeloovi'gheid, Arlette! Waar haal je die leelijlke veronderstellingen van daw?" wO Guy, wees miet boos op mij... Maar juf frouw Catherine zegt. dat dte heeren te Parijs altijd compl'imentjes maken aan die dames en dat en dat er geen woord waar is van wat ze zeggen „WieQmu, juffrouw Catherine is niet toegee- fel'ijk voor de Parijsche heeren. Mlaar alien verdienen zulk een stieng oordeel niert. Er zijn ui'tzonderingen. Juffrouw Catherine zou het zelf erkennen als ze eenigen tiid in onze stad bleef.... Ik verzeker je Arlette, dat op dat punt, wanneer het jou betreft, ik het recht heb en in gemoede, mijn plaats op te eischen onddr de ui'tzonderingen f" „Werkeldjk?" ..WeTkelijk, geloof jij mij nu?" Weder sloeg zij haar hddere oogeni tot hem op. Neen stellig, hij scheem niet met haar te spottenEn zij had' gelijk hern zoo te beoor- deelen. Ziji was eensklaps voor hem een' zusje geworden', zeer aantrekkdijk met die naievie- teit en the wlkomen afwezigheid van vrouwe- lijke ijldel'heid, hetgeen haar echte origin aid- teit verieende. Hij herhaalde op deazelfden vriendschappelijkeo itoani: ^GeDoof je mdj?" „0 j a, het is zooveel prettiger te geloavem!" „Wees dan overt uigd, dait ilk vanavood al leen voot jou teruggekomen ben". „Voot mij Ja, om je officieel te verw^lkomen. Je ziet wel diat ik gekleed ben als demand dde ute- gaaf'. Dat was waar. Zij had het niet opgemerict in haar onwetenheid' der mondaine gebrui- ken. HSj had' een rok aam, had1 eenige vioolljes in zijn knoopsgat, en zijn elegante l'ange ge- stialte leende zich ititmuntend voor dit avand- toilet. Toen hiji zag diat zaj hem apnam zon der te antwoordeni, vroeg hij nieuwsgierig: nWaarom kijlk je mij' met zulke groote op- lettendle oogen aan Heb ik mij niet goed' aan- gekleed, sraeef misschien?' „0 wat een ideefk kajk u aan omdat ik vind diat u er heel knap uitziet". „Je bent all te goed, nichtje", zei hiji buigen- de; het amuseerdfe hem zeer. „Waarom is zij al te goed?" vroeg Made leine, die van' de piano was opgestaam. .Arlette kreeg een kleur; zij begreep eens klaps flauw, dlafc ze iets gezegd had dat heele maal niet zoo hoorde. „Ach Guy, herhaal mijin woorden liever nieds, als je bueft", smeekte zij. Mladeieine vroeg verrast: „Hoe zoo, is t een geheim?" ..Keen, geen geheim. Ik zal je een anderen keer vertellen waar wij het over hadden, als wij heel alleen' zij®Dat vind je immers wel goed1?" Mladeieine vond het natuurlijk goed en' Ar lette bevrijd va® haar onrust, eindigde rustig en geheel opgevroolijkit haar eersten avond te Parijs. (Wordt vervolgd). SH "m 1 =SgggggSB D-e afdeeling Noordholland' van de Vereeni ging van Nederlandsche gemeenten, welke •tvod# aan de belangen der gemeenten met betrekking tot de electriciteitsvoorziening aandacht heeft gewijd, heeft ook in dit critie- ku stadium niet nagejaten voor die belangen op te komen. Zij wij'dd'e 31 Januari j.l. een zeer diuk bezoehte vergadering geheel aan de vraag welke atappen in het belang der ge meenten en haar inwonere door de ^fdeeling onder de bestaande omstandigheden ©ventuecl moesten w or den gedaan. Op zeer belangrijke punten bleek daarbij van groote eenstemmigheid bij de afgevaar- digden der ongeveer 60 vertegenwoordigende atroombetrekkende gemeenten. Daaromtrent zal met het provinciaal bestuur en den raad van boezicht ovorleg worden gepleegd en daar zij steeds de blijken hebben gegeven met deze organisatie gaarne overleg te wi'llen plegen staat het bij mij vast, dat zij aan deze eens- gezinde uitingen van de beaturen der belang- bebbende gemeenten zeer ernstige aandacht zuilen wijd'en. Alvorens mijin beschouwingen over Noordhol lands electriciteitsvoorziening voorloopig te eindigen wil ik daarom deze uitingen nader bezien, Aliereerst de medezeggen- s c h a p van alle belanghebbenden. Bij bet bedsrijf heeft in de eerste plaats belang de pTovincie in bet algemeen, maar mijn vorige artikelen toonen zeker genoegzaam aan dat het belang van de verbruikera niet geringeT is. De verbruikera zijn in te deelen in drie groote groepen: d'e gemeenten, de waterschap- pen en de gTOot-industrieelen. Zij, die eenigs- zine moderne begrippen aanhangen (men be- hoeft biervoor waarlijk nog niet bijzonder modern aangelegd te zijnzuilen gereedelijk instemmen met de meening der afdeeling Noordholland', dat elk van deze'groote groe pen op den gang van zaken inyloed behoort te hebben. Volgens de provinciale wet is dat mogelijk. Ik heb in mijn eerste arti'kel uit- eengezet, dat het bestuur van het P. E. N. gelogd is in handen van de provinciale eta- ten, de gedeputeerde staten en den raad van toezicht op de provinciale bedrijven. Nu worden de vergaderingen van provin ciale staten en gedeputeerde staten samenge- steld op de wijze bij de provinciale wet voor- geschreven. Bestuurders van gemeenten en waterschappen en grootindustrieelen zuilen het na de ervaringen, welke nu Teeds in de Twetde Earner met belangenvertegenwoordi- ging zijn opgedaan, wel niet in hun hoofd krijgen bij de eerstvolgende statenverkiezing te trachten een of meer statenleden verkozen te krijgen bepaaldelijk voor de behartiging ier belangen van de provinciale electriciteits- jn water'leiddngbedrijven. In de statsenverga- dering zal het ook voor d'e vervulling van de wenschen der electriciteits-(en water-) ver-. briukers moeten komen van de statenleden, die met het oog op het algemeen provinciaal belang zijn gekozen. Veel minder nog valt ook maar een oogenblik te denken aan belan- genvertegenwoordiging onder de elochts zes leden van gedeputeerde staten, die d'oor de staten uit hun midden zijn gekozen. Even- min is naar de wet of praktisch mogelijk een tijdelij'k zittingnemen in die colleges door be langhebbenden uitsiuitend voor de behande- ling van die zaken. Het ware zeker ook on- gewenscht. Provinciale en gedeputeerde sta ten moeten blijven de colleges, die geheel zelfstandig en met het oog op het algemeen. provinciaal belang besluiten wat dat belang jvordert. Zij hebben vooriichting noodig van andtren, onder wie de raad van toezicht. maar zij ook zijn het, die, overziende alle be langen van de provincie in hun geheel, zon- der inmenging van anderen en van algemeen standpunt bezien hebben uit te maken of hetgeen anderen voor de behartiging van een bijzondeT belang wenschen niet wegens het algemeen provinciaal belang moet worden achterwege gelaten, zelfs ook als het geldt een voor de provincie zoo hooget ge- wichtig belang als dat der e/lectriciteitsvoor- ziening. (Waarmede ik natuurlijk niet wil zeggen, dat de zelfstandige beoordeeling van hetgeen het bijzonder "belang eischt geheel aan hun gezichtdkring onttrokken Geheel anders staat bet met den raad van toezicht. Daar treedt bet bijzonder belang der electriciteitsvoorziening (en der water- voorziening) meer bepaald op den voorgrond. Natuurlijk zal men in d'ien raad n'iet opzette- lijk het algemeen provinciaal belang met voe- ten treden, maar behartiging van het minder mime bedrijfsbelang (ik zeg alweder: hoe ik hoogst belangrijk dit dan ook zij) behoort meer uitsiuitend tot zij n taak. Aan de ver vulling van die taak behooren niet alleen vertegenwoordigers van de provincie, maar ook vertcgenwoordigers van gemeenten, wa terschappen en grootindustrieelen medto te wreken De wet veirbindert dat niet en bet beginsel i» trouwens wat de gemeenten be- treft in de najaarszitting van 1919 reeds door de staten erkend, doordat zij I6n lid van den raad van toezicht benoemden op aanbeveling van de afdeeling Noordhodland der vereeni- ging van Nederlandsche gemeenten. De af deeling Noordholland wendt nu pogingen aan tot het bouwen van een gi'ootere vertegen- woord'iging en bet zal naar mijn meening ze ker op den weg liggen van waterschappen en groot industrieelen om ook wat hen aangaat in deze ricbting werkzaam te zijn. Yerder ging het in de vergadering der afdeeling Noordholland van de vereeniging van Nederlandsche gemeenten dan over d e financieele m o e i 1 ij k b e d e n, waarin het bedxijf verkeert. Er wexd op gewezen, dat het bedrijf niet al leen door bet te laat of nog in het geheel niet foestaan van de verhooging met 60 pet. voor d'e maximale belasting geldelijk achterop was geraakt, maar dat dit ook het gevolg is van de 'hooge aanlogkosten der vele wecrken in den crisistijd. Die kosten zijn zoo hoog, dat, als zij geheel ten laste van l^et bedrijf blijven en rente en aflosaing op al die millioenen der- balve uit den stroomprijs moeten worden be- streden, van een behoorlijk taxief voor den stroomverbruiker nimmer sprake zal kunnen zijn. Nog een andere oorzaak werkt biertoe ma de. Men zou de provincie Noord'holland wat de rentabilliteit betreft kunnen indeelen in dirie groepen van gemeenten: verzorgingage- bieden met zeer goede financieele result a ten (Amsterdam, Haarlem'), verzorgingsgebieden met goede financieele resultaten (de Zaan- stret/k, Alkmaar, 'Halvereum, Heldex, Bus- sum enz.) en verzorgingsgebieden met min der go£de financieele resultaten (kleine ste- den en platteland, door het ,,Handelsblad" aangeduid als „Nergens-Parochie"). Nu wer- ken tot de geldelijke bedrijfauitkomsten van het P. E., N. wel mede de „minder goede" ge- bieden, niet echter de ,^eer goede" gebieden. De „goede" gebieden geraken nu, indien zij nittemin aan het P. E. N. den werkelijken kost moeten betalen (nog afgezien van de te hooge aanlegkosten i!n de crisisjaren), op onbillijke wijze uit hun evenwicht. Het ge volg zou zeker zijn, dat ook na de verhooging van 50 pet. voor d'e maximale belasting een nie'uwe verhooging moest plaats hebben voor- al als gevolg van de exploitable der minder goede, niet echter van de zeer goede gebieden. Zal nu bet bedrijf voor het vervolg weder op goede leest worden geschoeid, dan dient van de aanlegkosten in den crisistijd zooda- nig bedrag .onmiddellij'k ten laste van de al- gemeene provinciale geldmiddelen te worden afgescbreven, dat bet P. E. N. voortaan aan „goede" verzorgingsgebieden weder tegen be- hoorlijken kostprijs stroom zou kunnen leve- ren. Verder moet de electriciteitsvoorziening van de geheele provincie, inbegrepen derhalve Amsterdam en Haarlem, worden beschouwd als een geheel. Tot eenzelfden behoorlijken kostprijs voor dat geheel gebied dienen dan^ ook alle deelen van dat gebied' dua tevens Amsterdam en Haarlem mede te werken. Bdijkt zulks niet mogelijk door de afzetgebie- den Amsterdam en Haarlem in de exploitatie te betrekken, dan zuilen" ook de verliezen, welke jaarlijks ontstaan doordat wel de ./min der goede" en niet de „zeer goede" gebieden door het P. E. N. geexploiteerd worden, ge- bracht bejiooren te worden ten laste van de Of en op welke wijze dit ook dient te ge- schieden door vertegenwOordigers van het perooneel zal ik thans niet nagaan. Onlangs, bij de behandeling van het provinciaal amb- tenarenreglement, is dit punt door eenige statenleden naar voren gebTacht en gedepu teerde staten zuilen daarover aan de staten nog hebben te adviseeren. Men voelt hier weder het gemis van een Npordhollandsche vereeniging van water schappen, ingericht bijv. ongeveer op gelijke wijze als de gemeenten. zal een deel van de aanlegkosten ten behoeve van ..Nergens-Paxoehie" reeds dadelijk ten laste van de algemeene provinciale geldmidi- delen moeten worden afgeschreven. Ofp deze wijze meent de afdeeling Noord holland der vereeniging van Nederlandsche gemeenten, dat het P. E. N. opnieuw op ge- zonde basis dient te worden opgezet. Maar evenzeer "meent zij dat van meet af aan alle gemeenten, waterschappen en groot-industri- eelen, die de 60 pet. verhooging voor de maximale belasting nog niet betalen, geen oogenblik langer mogen aarzelen daartoe eindelijik over te gaan. Immers is, ook wan- neer men de verliezen in de /minder goede" gebieden buiten bescbouwing laat, die ver hooging ongetw'ijfeld noodzakelijk, nog daar- gelaten dat een deel van ben, die de verhoo ging niet toestonden, zelf tot die /minder goede" gebieden behooren. Het ligt overigens voor de band, dat bet bedrijf zal bet een nieuwe goede kans van slagen bieden na bet nemen van deze maat- regelen niet nog mag blijven bezwaard met de in 1917, 1918,1919 en 1920 op de gewone exploitatie geleden verliezen van naar schat- ting tegen de twee millioen gulden. Dit zijn zeker doortastende maatTegden, welke van de algemeene provinciale geldmid delen belangrijke offers vragen. Stellig zal er wel verzet tegen komen Maar even stel lig meen ik, dat alleen door ingrjjpend en krachtig optreden, waarbij voor geldelijke of fers uit de provinciale kae niet wordt terug- gedeined, het bedrijf is te redden. Zooals de zaken thans gaan is verder voortwerken niet mogelijk. Btroomverbruikers voor verlichting en voot industrieele doeleinden> zij kunnen, indien het bedrijf niet door de provincie zelve geldelijk wordt ontlast, den kostprijs niet langer betalen. Het P. E. N. zou zijn klanten ras zien heengaan en nog verdere inzinking ware alleen te verwachten. Oinze schoone en welvaTende provincie zal in den moeilijken strijd om het economisch bestaan, welke door velen voor velen wordt verwacht, zich zonder een goede electriciteits voorziening niet kunnen handhaven. Ik heb reeds eerder gezegddit bedrijf moet slagen, d. w. z. het is in bet algemeen provinciaal belang noodzakelijk dat bet i 1 a a g t. Men kan betreuren sommige dingen, welke bij bet P. E N. zijn voorgevallen, maar re- geerinig is vooruitzien. Het oog mag niet siteeds blijven gevestigd op het verleden, bet moet blikken in de toekomst. Het geeft niets of we nu al over geuane zaken blijven voortmokken. Veel beter is bet den moed te hebben weder krachtig vo-rwasrts te schrij- den. Dat is in onze ijden, waarin menigeen de noodlottige neiging vertoont te gaan zit- ten in zak en asch, gebiedende noodzakelijk- heid in het algemeen, gebiedende ncodzake- iijkheid ook voor het provinciaal bestuur in het bijzonder met betrekking tot het P. E. N. Voorloopig meen ik hiermede mijn beschou wingen ten aanzien van bet P. E. N. te moe ien beeindigen. Er zal zeker wel reden z:vr naderhand een en ander nog verder onder de ocgen te ;ien. Purmerend. D. EOOIMAN. Het Handeleblad kwam al dadelijk na de vergadering der afdeeling Noordholland van de vereeniging van Nr^ierlandsobe gemeenten in verzet tegen de opvatting, dat ook Amstar- oam aan een behoorlijken kostprijs voor heel de provincie dient mede te werken. Het 'Han- delsblad geeft er de voorkeur aan het platte- iand dan maaT van electriciteit verstoken te laten. Het platteland kan zic'h wel blijven „verlichten" met petroleum en carbid! Erg „verlicht" is deze grootsteedsche opvatting zeker' niet en zij getuigt ook van bitter wei nig erkcntelijkheid van den grootstedeling voor al hetgeen het van het platteland pro- fiteert. Het Handelsblad moeet een dergelijke tcheiding tusschen Amsterdam en het overig deel van de provincie niet in de hand werken. Ik kom er nog eena. in een afzonderlijk arti- kel op terug. Dr. Cuypers en Amsterdam, zij« ne voornaamste bouwwerken daar ter stede. De critlek op zijn werk en zijne beteekenis. De geschiedenis van het Rijk&Museum. Van dit ongeloofelijksrijke en gezegende le« ven is de Amsterdamsche periode niet de minstsvruchtbare geweest! Men zegt dat er omtrent den bouvrmeester van St Pauls Church te Londen, in het door bsm gosQehtv hctOgdons nteta ssdMrs gsecbrw ven staat dan dit sobere woord: „Si quaeris monamentum circumspice',, dat is: „Zoo gij een gedenkteeken van zijn roem zoekt, zie om U been." Welnu, dat woord is alleszins toe> passelijk op dr. Cuypers en Amsterdam. Men denke aan zijn hoofdwerk: het Rijks'Museum, tempcl van de Nederlandsche kunst; aan dat andere groote bouwwerk van zjjn hand, utilb teitswerk ditmaal: het Centraal Station; aan het fijne Vondelkerkje (om van de nog onvol» tooide, immers nog altijd hare torens missende Willebrorduskerk aan den Amsteldijk niet te spreken), en aan de Vondelstraat zelf. die eigenlijk door hem is aangelegd en grooten» deels bebouwd, en nog altijd een voorbeeld mag beeten voor de moderne stedenbouwers en stratenaanleggers. Dus werkte dr. Cuijpers te Amsterdam op vierderlei gebied, en altijd toonde bij zich een Meester. O, ik weet wel, de critlek heeft hem niet ge« spaard, zooals zij trouwens ook een Berlage niet spaarde, en zooals zij nu eenmaal niemand spaart die „aan den weg timmert". Men sprak de architect Kromhout .heeft er, jaren gele» den, eens aan herinnerd van een Seminarb um wanneer men het Rijks»Museum bedoelde; van een klooster als het een woonhuis gold; van kerkelijke wanneer hij civiele bouwkunst gaf. Het ergste maakt het't spotblad „de Lan» taarn", dat in 1885, bij gelegenheid van de opening van het Rijks'Museum een plaat gaf, waarop men Cuypers .Alberdingk Thijm (zijn zwager) en Victor de Stuers (dat prachtige, kunstzinnige, katholieke trio!) geknield zag liggen; zoo maar in de open lucht, op straat, op een kleedje! Op den achtergrond, v66r het wegschemc rende silhouet van het nieuwe Museum, met zijne twee torens en hooge boogvensters, dat hierdoor inderdaad iets kerkachtigs heeft, trok eene processie voorbij, met zich voerend tal van vaandels, op een waarvin stond het beeld van de Moedermaagd, die trouwens ook in den gevel van het Rijks=Museum voorkomt, maar niet als heiligenbeeld doch in 't wapen van Drente, (een feit dat nochtans indertijd de godsdienstige hartstochten sterk heeft geprik> keld). En onder de plaat stond: „Wijding van het Bisschoppelijk Paleis, genaamd het Rijks< museum te Amsterdam". Zoo heeft, gelijk gezegd, de critiek dr. Cuy» pers niet gespaard; na den bouw van bet Rijks«Museum en evenmin na dien van het CentraabStation. Wat het laatste, betreft is hem, niet alleen wat den stijl, maar ook wat de practische inrichting betreft, veel onaange» naams gezegd. En' ook n& zijn dood behoeft trouwens critiek in billijkheid niet te zwijgen; behoeven wij niet alles mooi te vinden, omdat Cuypers nu eenmaal groot was. Maar dat hij een Vemieuwer is geweest van de Nederland» sche bouwkunst, dat hij een scheppend genie is geweest, zooals een volk er maar van tijd tot tijd, bij uitzondering, een voortbrengt, staat vast. Het best blijkt dit uit zijn hoofdwerk, het RijkssMuseum, zijn werk niet alleen in groote lijnefl, maar ook in de geringste details, 't Is bekend dat dr. Cuypers zelfs de kleinste on» derdeelen van die machtige conceptie zelf teekende. 't Is hier, in het Rijks^Museum, dat'hij het duidelijkst misschien het beginsel van zijn grootmeester, den Franschman Viollet»le?Duc in toepassing heeft gebracht, het beginsel dat in deze formule besIdfenTigt: „TouI2 forme qui n'est pas indiqu6e par la structure doit etre repoussee". Het was een beginsel dat in den loop der jaren verloren was gegaan in onze vaderlancb sche bouwkunst, en nu weer mede dank zij Cuypers door onze architecten is aan» vaard. En daamaast noem ik dadelijk zijn streven naar ambachtelijke bekwaamheid. Z66 als hij te Roermond, zijn geboorte*, werk« en woonplaats (waar hij ten slotte ook ge« storven is) eene „Bauhiitte" stichtte, een eigen werkplaats, zag men hier, by den bouw van het Rijks»Museum, een kunstloods met teeken> school verrijzen op het terrein van het werk z61f, waar de gezel, mfet kennis en eerbied, te» vens liefde voor zijn bedrijf werd ingeprent. Uit die kunstloods ontstond later de Quellinus= school te Amsterdam, de voorloopster van zoovele andere dergelijke inrichtingen, in ons, wat smaak voor bouwkunst en kunstambacht betreft, vroeger zoo misdeelde vaderland! Hoe het met den bouw van het RijJcs*Muse* .um, het hoofdwerk dus van dr. Cuypers, ge» •gaan is, vindt men uitvoerig vermeld in de re* de waarmede de toenmalige Minister van Bins nenlandsche zaken, Mr. J. Heemskerk Azn., het nieuwe Museum opende. Zoodanige instellingen (Musea) zoo zeide hij, dagteekenen in ons land van betrekkelijk Jougwu fljd. D* gwehtetfscils vwi hot P Museum begint in 1800, toen het zoogenaamce Nationaal Museum in het Huis Ten Bosch te 's'Gravenhage gesticht werd. Op breede schaal werd de zaak aangevat door koning Lodewijk, die bij decreet van 21 April 1808 de stichting gebood van een Ko» ninklijk Museum te Amsterdam. De maatregel hing natuurlijk samen met de keuze van Amsterdam als hoofdstad, de mees» te kunstwerken uit het „Huis in 't Bosch" werden overgebracht naar eenige bovenzalen van het Koninklijk Paleis op den Dam, en daarbij Werden gevoegd een aantal stukken van ouds in het bezit der stad. In 1810 werd het Koninklijk Museum ver» noemd het Hollandsch Museum; het Fransche bestuur hield het in wezen, maar bracht de kosten ten laste van de stad Amsterdam, met autorisatie om daarvoor de plaatselijke belastingen met 10 pet te verhoogen. De stad verlangde nu de overbrenging van het Museum naar de Trippenhuizen. Toen deze in 1814 plaats had, was 's Lands onafhankelijkheid herwonnen en had de souvereine vorst het Rijksbeheer over het Museum geregeld. Hoe hooger de verzamelingen gewaardeerd werden, te meer klom de bezorgdheid of zij wel goed en veilig bewaard waren. De beide sterke koopmanshuizen, bekend als het Trip' penhuis, hoe kostelijk ook in 1661 gebouwd, waren niet geheel voor museum geschikt; men klaagde terecht dat schoone stukken geen goed licht hadden; ja op trappen en portalen ver« scholen waren; de verwarming was gebrekkig zelfs nadeelig voor de kostbare doeken; het gebruik der gebouwen was verdeeld tusschen het Museum en de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (die er nog altijd resideert). Eindelfjk was het de opkomst van den petro» leumhandel van Amsterdam, die den stoot gaf en tot ernstige pogingen dreef om een andere bewaarplaats dan de Trippenhuizen voor de kunstschatten van het Rijk en de stad te verkrijgen. De verzorgers begonnen zich af te vragen of ?ij wel rustig konden sla< pen, als een bewaarplaats van petroleum slechts weinige deuren verwijderd was van het huis waar Bol, Dou, van Dfjk, Rembrandt en van der Heist woonden. Daarenboven was Amsterdam nog vele kunstschatten rijker ge» worden door de aan de stad gelegateerde ver» zameling van Adriaan van der Hoop. De pu» blieke geest werd wakker en eene commissie vormde zich in 1863 om tot de stichting te kc men van een nieuw kunstgebouw, dat dan Museum Willem I zou heeten. President van die commissie was de heer W. Vrolik, hoog» leeraar; secretaris de heer Jacob de Vos. Zij schreef eene prijsvraag uit Van de vele bouwplannen die daarop in antwoord inkwa* men werden twee bekroond, n.L 66n in Griek» schen bouwstijl van den architect Lange te Miinchen, en 66n in oucUHollandschen stijl van den architect Cuypers te Roermond. Er was toen veel ijver voor die zaak, maar niet genoeg om haar uit bijzondere bijdragen te ondememen, en de toenmalige Regeering maakte bezwaar om dit op Staatskosten te1 doen. Nu volgden eenige jaren van strijd op regeerings» en kunstgebied. Herinnerd wordt aan Thorbecke's: „Kunst is geen Regeerings» zaak", en de Stuers brochure: ..Holland op zijn smalst". In de Kamerzitting van 4 December 1872 verlangde het lid 's Jacob eindelijk de stich< ting van een nieuw Museum te Amsterdam. I/it veriangen vond bij Minister Geertscma een vriendelijk onthaal. Hfj vereenigde zich met een voorstebvan Houten om op de Staats» begrooting voor 1873 eene post te brengen: ..Kosten voor het verkrijgen van nieuwe loka» len voor het plaatsen van aan den Staat be» hoorende of aan zijne zorgen toevertrouwde voorwerpen van beeldende kunst." Drie jaar stond die post voor memorie. Eerst op de be> grooting voor 1876 kon er een cijfer in guldens achter worden geplaatst Inmiddels was er veel gebeurd! De Gemeen< teraad van Amsterdam had 2 Juli 1873 be» sloten om al de kunstschatten der stad, zoo' wel in het Trippenhuis als daarbuiten aanwe» zig, te plaatsen in het te bouwen Rijks'Museum en verder een uitgestrekt terrein en eene bij» drage van f 100.000 voor de stichting aan het Rijk aan te- bieden. Reeds was bij Kon. Be* sluit van 1 April 1873 een commissie tot voor» lichting der Regeering over den museumbouw benocmd, waarvan Burgemeester den Tex voorzitter was. Maar v66r dat men het over de keuze van een architect eens was geworden, werd bij Kon. Besluit van 8 Maart 1874 een college van adviseurs benoemd, om de Regeering van raad te dienen over de stichting en het behoud van gebouwen, die kunst/ of geschiedkundige waarde hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5