Alkmaarsche Gourant Uit de natuur voor jong in oud. Zaterdag 12 Maart. JLiandstorm De PoUtie. H*. 60. 1®21- Honderd Drie en Twintlgste Jaargang. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden. dat van kracht is geworden een wet, houdende landstormvoorz icningen Bij deze wet en, bij die beschi'kfcmg, welke inede ter uiltvoeriug van deze wet is getroffen, is onder meer 'het volgende bepaald OPNEM1NG IN DEN LANDSTORM. iDe personen, die, gedurende de mobilisa- tie tijdelijk landstormplichti'g zijn geworden en nog met van den dlenstplicht bij den land- storm zijn ontslagen, zijn thans voorgoed tot den l'andstonm komen te behooren tot het tijdstip, waarop zij volgens een der bepalin>- gen van de Landstormwet voor ontslag van dienstplicht in aanmerking komen. In ver- band; hiermede is ingetrokken de wet van 31 Juli 1915 (Staatsblad no 345), waarbij be- doelde personen slechts tijdelijk aan den landstorm werden toegevoegd. D1ENSTBESTEMMFN0. iDe bepaling van1 de Landstormwet, dat van sominige groepen landstormplichtigen geen gewapende dienst kan worden gevor derd, is niet van kracht ten aanzien van per sonen, die als landstormplichtige in' den dienst met de wapenen zijn geoefend. Hieromtrent geldt: I. Als niet of niet voldoende in den dienst met de wapenen geoefend en dientenge- volge besitemd voor uitsluitend Qngewapen- den dienst worden beschoaiwd: a. zij1, die uitsluitend dienst hebben ver- vuld bij de hospitaalsoldaten of de ad min istratietroe pen b. zij, die van' een ander onderdeel der weermacht hier te lande of in Neder- landsch-Indi'i deel hebben uitgemaakt, doch wegens den aard hunner dienstbe- trekking daarbij geacht moeten worden in den dienst met de wapenen niet of niet-voldoende te zijn geoefend; c. in het algemeen zij, wier termijn van verblijf in werkelijken dienst niet vol- dbet aan den eisch, hierna vermeld ten aanzien van hen, die als voldoende ge oefend moeten worden' beschouwd. II. Als voldoende in den dienst met de wapenen geoefend en dientengevolge bestemd voor gewapenden en ongewa- penden dienst beide worden be schouwd a. zij, die uitsluitend dan wel laatstelijk hebben gediend bij de zeemacht; b. zij, die bij de landmacht hebben ge diend en wier verblijf onder de wapenen heeft geduurd: bij de onbereden troepen ten minste vier maanden, of, zoo zij het bewijs van voorgeoefendheid bedoeld1, in artt 70 der Militiewet, hebben behaaldi, ten nilnste twee maanden bij de bereden troepen ten minste zes maanden c. zij, die bij den vrijwilligen landstorm het bewijs van individueel geoefend man ontvingen of, v66r de vaststellihg van dit bewijs, een geoefendheid hebben ver- worven, welke naar het oordeel van den Inspecteur van den vrijwilligen land storm overeenkomt met (fie van hem, die genoemd bewijs verkreeg. Aan alle landstormplichtigen, die als zoo- danig of in andere hoedangheid in werkelij ken dienst zijn geweest, zal een nieuwe ken nisgeving nopens hun insehrijving voor den landstorm (een zoogenaamde "•kennisgeving model 3Y worden uitgereikt. In deze kennis- geving zal o.a. zijn aangegeven, of de landi- stormplichtige ten tijde, waarop de kennis geving wordt veratrekt, bestemd is enkel voor ongewapenden dienst, dan wel voor gewa penden en ongewapenden dienst beide. VERPLICHTINGEN. Op den landstormplichtige, die v66r of na den aanvang van zijn landstormdienstplicht in werkelijken dienst is geweest bij de land macht, rusten o.a. de volgende verplich tin- gen: Ontvangen en bewaren van bescheiden. Hij is verplicbt om in ontvangst te nemen en zorgvuldig te bewaren de bescheiden, welke de Minister van Oorlog aanwijst. Deze bescheiden zijn: a. de kennisgeving nopens inschrijving voor den landstorm (de zoogenaamde ken nisgeving model 3 b. de mobilisatiebescheiden, welke nader onder de verplich ting tot ontvangen en bewa ren zullen worden uitgereikt. Inlevering van bescheiden. Indien hij zich vestigt in een andere gemeente binnen Nederland dan die waar hij voor den land storm staat ingeschreven, moet hij, binnen tien dagen na die vestiging, bij den burge- meester van de gemeente zijner nieuwe woon- plaats inleveren de hem uitgereikte kennisge ving van inschrijving voor den landstorm, model 3, zoomede dc mobilisatiebescheiden, welke hem nader mochten worden uitgereikt onder verplichting tot inlevering. Ter vervanging van de inge'everde kennis geving nopens inschrijving voor den land storm, modtel 3, wordt alsdan een nieuwe kennisgeving uitgereikt. De overige ingeleverde bescheiden worden, voor zooveel noodig, gewijzigd. Opgaaf van adres. Indien hij zich bui- tenslands heeft gevestigd, moet hij zijn voile- dig adres en, wanneer dit verandering on der gaat, zijn oieuw adies binnen- tien dagen schriftetijk opgeven aan den burgemeester der gemeente, waar hij voor dfen landstorm staat ingeschreven. De burgemeester zendt binnen een week na ontvangst van de opgaaf een bewijs van ontvangst aan den land stormplichtige. Niet-naleven van verpUchtingen. Hij, die een van de hierboven vermelde verplichtingen niet naleeft, kan ook in gewonen tijden in werkelijken dienst worden geroepen. De duur van dezen dienst wordt bepaald door den Minister van Oorlog en bedraagt ten hoogste een maand. De oproeping voor de zen dienst gesch'iedt door den burgemeester bij openbare kennisgeving. Indien aan den burgemeester het adres van den opgeroepene bekend is, zendt hij hem een persoonlijke ken- sitgeving nopau de oproeping. VrijaiiUing vmn vttptlchUn&m. Vaa die hierboven vermelde verplichtingen zijn- vrij- gesteld: 1. zij, die uitsluitend- bij de zeemacht heb ben gediend of wel, na eerst bij de landmacht te hebben gediend, naar de zeemacht zijn overgegaan: 2. Zij, die behooren tot een der catego- rieen van personen, die wegens den dilenst van Staat, provincie of gemeente of wegens openbaar belang niet in hun betretking kun- nen worden gemdst Zij, die vermeenen zulk een betrekking te bekleeden, kunnen hieromtrent ter gemeente- secretarie zekerheid verkrijgen. Alkmaar, 10 Maart 1921. De Burgemeester voornoemd, ^W. C. WENDELAAR. JAOHTVOGELS. Niet het volk is er voor de politie, doch de politie voor het volk en niet uitsluitend in den zin van bescherming van het kapitalisme, maar in het belang der gemeenschap, in haar meest socialc beteckenis. Het standpunt van den politieman is dat van een enkeling, die het recht wil diencn in een wereld van onrecht, blootgesteld tevens aan „ongevraagdd' kritick van een al tijd bcter-wetend publiek. Men kan geen twee heeren dienen, het zij zoo, maar de agent van politie staat in en bui ten de gemeenschap. en moet het recht hand- haven en nochtans net publiek ter wille zijn, het groote publiek, dat in hem zoo gaarne den „boehman" ziet. Hij ziet zich geplaatst tusschen twee vuren; als beginneling loopt hij eerst aan de hand van een meer ingewijde en vermijdt angstvallig de hitte dier beide vuren, doch daarna staat hij alleen en voelt te spoedig den schrijnenden gloed van het vuur, dat hem te na aan de schenen wordt gelegd. Hij, de zoon van datzelfde groote publiek, vraagt geen medelijden, neen, hij vraagt slechts erkenning, doch het volk zwijgt en gceft: miskenning. Zoekende naar de oorzaak hiervan, meen ik die in de allereerste plaats te moeten toe- schrijvcn aan de nog steeds van oud achter- geblcven schrik van het vroegere politie-insti- tuut, de schout en zijn rakkers. Alles heeft zich ontwikkeld, alles is schijn- baar vooruitstrevend, doch het laat zich aan zien, dat op dit gebied vooruitgang onmoge- lij-k is. Of we dan niet het minst gevorderd zijn? O, zeker! Dank zij den krachtigen organisatiestrijd, die van den minderen beambte zelf uitgaat, dank zij hun drang naar meerdere ontwikke- ling, kunnen we vorderingen boeken, groote vorderiugen zelfs. Maar we zijn nog lang niet, waar we moe ten en kunnen zijn. Eerst door eenig nadenken kan men besef- feu, welke toestanden van wanorde, hoeveel personen en goedercn aanrandende handelin- gen van elementen afgewend worden, alleen reeds door het best a a n, het zich vertoo- nen der politie en hoezeer zij door het op- sporen van strafbare feiten en vervolgen der daders tot de algemcene vciligheid bijdraagt, meer dan eenig andcr instituut van dien aard. Want wat ook heden ten dage van politie- dienaren geeischt wordt, is belangrijk. Niet alleen komt het aan op zijne karakter- en persoonseigenschappen, waarvan eene groote mate van zelfbeheersching, rustigheid, energie, eene zekerc mate van beminnelijk- heid en bovenal een ruime mcnschenkennis gevorderd worden, maar ook buiten de zede- lijke hoedanigheden eischt men heden nog een groo.e hoeveelheid van kennis, zooals die door steeds nieuwe wettcn noodzakclijk ge worden is Dat de politieman met het strafwetboek vcrtrouwd is, dat hij weet. welke beschikkin- gen gen omen zijn in het belang der openbare veilighcid van personen en zaken, van cigen- dom en gezonaheid. spreckt van zelf. Een wetenschap op zichzelf echter is nog bovendien de wetgeving op zickte-, ongeval- len- en invaliditeitsverzekering, het toezicht op bcroepen en bedrijven, jacht- en visscherij- politie, weg- en watcrpolitie, bouwpolitie, de beschikkingen bctreffendc de openbare ge- zondheid, dc bestrijding van besmcttclijke ziektcn, het rein houden van straten, plciuen, huizen, er.z. Verde- de bepalingen betreffende bedclaars en landloopers, de zedelijkheid, het armwe- sea; men ziet, het politiewezm eiiiht mhq- vee! Imrhii veu W«a«luade gqpmuk, ab van de wetten van vervalsching van 1 evens- en genotmiddelen, het omgaan met de ge- zondheid benadeelende voorwerpen en stof- fen, de margarine- en drankwetten, de markt- politie, veeartsenijkundig toezicht, dierenbe- acherming, enz. De brandweer, de bepalingen betreffende herbergen en tapperijen, de plaatsen van openbaar vermaak, de vreemdelingenpolitie, de rcgeling van het straatverkeer, zij heb ben eene massa wetten en ministerieele bepa lingen, provinciale en gemeentewctten in 't leven geroepen, en al deze wetten en verorde- ningen, die dikke dcelen vullen, moet de po- litiedicnaar heden niet slechts oppervlakkig kennen, maar ook dhhr, waar zich ingewik- kelde gcvallen voordocn en vrij wat wetsken- nis vereischt wordt, tot een goed einde weten te brengen. Voortdurend staat zulk een politieman tus schen de „s c y 1 a" en de „c h a r y b d i s", zooals men dit noemt, aan de ontevredenheid zijner chefs, aan den eencn kant, en ter an dere zijde aan de kritiek van het publiek bloot Eerst na't bovenstaande wfel overdacht te hebben, kan men het gehccl der diensten, welke dc politie aan de maatschappij bewijst, naar waarde schatten. Het groote publiek is tot die waardecring nog lang niet gekomcn. Zelfs bij de intellectu- eclen treft men nog dikwerf een geest, zoo al niet van rechtstreekschc tcgenwerking, dan toch van onverschilligheid of inwendigen te- genzin ten opzichte der politie aan, hctgecn niet zoo zeer getuigt van dat z.g. intellect. Bij het lczen hieivan zal mcnigeen zeggen: „best mogelijk, maar dat geldt niet voor hier, wanten dan volgt ccn reck3 van grieven, bepaalde ambten of beambten betreffende. Een weinig doordenken, wat ruimer blik, m'n lezcrs. Gij zult toch niet het werk der geheelont- houders b.v verdocmen, omdat ge, op een goeden avond zfelf wat laat thuis komende, op de stoep uwer woning een persoon vondt, die stomdronken daar ncerlag, met het insig- nc van eenvof andere drankbestrijdersorgani- satie in zijn linker knoopsgat, evenmin als gij een of anderen godsdienst zult verloochenen door een misstap van 64n zijner dienaren? Wclnu, ook dan tcgenover de politie wat ruimer inzicht, wat minder bekrompenhcid Vcroordeel nift een geheel naar de han- dcling, die gij ziet of soms slechts maar van weer anderen vemcemt van e 6 n. „M e n" is zoo licht geneigd tot generali- seeren en ik wil dicnzclfden „men" ernstig vermanen: oordeel niet te haastig". Het is een algemcene fout: het zich een oordeel aanmatigen in politiczakenmen denkt er niet aan, het werk van een schilder, smid of timmerman te veroordeelen. of als deskundige in die vakken op te treden. Zij vallen buiten de controle van het publiek, hun individuecle arbeid het bewerken van dood materiaal, dat een te ruwe behandeling niet voelt wordt door het publiek niet op- gemcrkt of althans met onverschilligheid ga- degeslagen. Doch de agent van politic heeft te werken en te manoeuvreeren met „levend" materiaal, dat al te spoedig klaagt over ruwheid van be handeling. En dan is het: machtsvertoon geweld- dadigheden der politie onrechtvaardig- heid en zoo al meer. Neen. de politie is het instituut niet, dat gebazeerd is op machtsvertoon, dat handelt, om u onaangenaam te.zijn, dat de baas wil spelen op straat. Zeer zeker, wij eischen gfezag, zelfs v661 gezag, maar niet met den knuppel of gum- mis tok, doch met over leg en tact. Doch een van beide: „men vaardigt ge- bods- en verbodsbepalingen uit met de be- docling, ze te doen naleven, of voor den „vorm". Is het laatste het gcval, wel, men bedanke de toch zoo „du re" politie! Ik koester de hoop, begrepen te worden hoewel, lezenismoeilijk en wil erkenncn, dat niet iedere handeling, door wel- ken beambte ook gepleegd, te verdedigen is, doch mijn doel alleen is, u te overtuigen, of althans probeeren dit te doen, dat ook voor de politictaak, ja „juist" voor die politietaak grondige studie en opleiding noodzakelijk is. Niet voor het,^traatjeom loope n", wat gij ;,o p p e r v 1 a k k i g" ziet, is die stu die en opieiding noodig, ik onderschrijf dit gaarne, maar wel voor 't ^urveillee- r c n d" langs de straat gaan, deel uitmakend van het instituut politie, dat alle feitelij-khe- den moet voorkomen, il vaut micux pre- venir que de guerir feitelijkheden, die de openbare orde en rust zouden verstoren of de rcchte-i van personen zouden krenken en mede moet werken tot ontdekken der ge- pleegde feiten en het aanhouden der daders. Wat dunkt u, heb ik het recht, die kennis van dat doodgewone „onproductieve" politievak te ontzeggen aan den eerste den beset? v Ook tcgenover den minderen beambte dus wat meer medegevoel, wat meer sympathie. Een g™d woord vindt steeds een goede plaats en werkt minder sloopend, minder de- moraliscerend, dan uwe miskenning, werkt ook ...-. minder prikkelcnd. Beoordeel en veroordeel nimmer het uit- wendige, zonder het wezen der zaak te ken nen. .,Misken den politieman en nochtans blijft hij ook iegenover u, de rechtvaardige hand- haver van het gezag,.... waardeer hem en hij is bovendien uw vriend." DE INSPECTEUR VAN POLITIE, afd. Recherche. Gemensd tfiemrs. NEDERLANDSCHE VEREENIGING VAN KAASHANDELAREN. Onder voorzitterschap van den heer B. M. van Zwet, hield de Ncdcrlandsche Verecni- ging van Kaashandclaren Donderdag haar jaarvergadering te Gouda. In zijn openingswoord uitte de voorzitter zijn lecdwezen over het achtcruitgaan van het ledental in de tweedC helft van't vorige jaar. Wel is deze achteruitgang verklaarbaar; in den oorlogstijd gevoclde men behoefte aan sa- menwerking, na den oorlog is het gemeen- schapsgtvoel gebleken een zcepbel te zijn en hebben versclvllende firma's gemeend weer op zichzelf te kunnen staan Spr achtte dit niet vcrstandig, vooral in aanmerking geno- men den onzekeren tocotand De posirie der vero«iguig ia aict slechter geworden. into- aear virbMard Mat aadana varwaai- gingen is prettig samengewerkt en 16 Maart hopen de kaashandelaren de vrijhedd te berei- ken die ze zoozeer verlangden. De vereeoi- ging heeft hiervoor den eersten stoot gegeven, Behalve deze strijd om de vrijheid, vergde dc merkenkwestie veel van de krachten der vereenigiug. wier standpunt in deze spr. uit- eenzette. Het slot is geweest, dat men 14 da gen gelcden heeft kunnen lezen, dat oud-mi- nister Posthuma heeft tocgegeven, dat het' te- genwoordige werk niet deugt. Dit is een be- looning op't werk, dat dc vereeniging in deze heeft vcrricht. Voorts heeft men z'ch afgevraagd of, wan neer het nicrk verbcterd is, het niet op alle kaas moet worden toegepast. om ook de kaas voor binnenlandsch gebruiK te bcschermcn Spr. hoopt den minister er steeds op te blij ven wijzen, als het merk naar de mccning der vereeniging niet deugt. Met genoegen constateerde spr., dat, zooals de kaasprijzen geblcven zijn, alle handelaren hun kaas tcgen bchoorlijken prijs hebben kun nen rui-men. zonder dat groote verliezen ge- leden zijn. Het is echter gcwenscht er op te wijzen, dat in het komende jaar de kaasprij zen zullen dalen, zoodat het niet aangaat met hooge prijzen voor hooikaas te beginnen. Voor het gebruik zal het wel noodig zijn, dat men dc kaas tegen lagercn prijs inkoopt dan tot nu toe. Dc rckening en verantwoording van den pepnimgmeester werden goedgekeurd, sluiten- de met cen batig saldo van 528,08V2.. In aansluiting hiermede werd op voorstel van het bestuur bij acclamatie bcsloten de contri- butie te bepalen op 30 (vorig jaar 40) Vervolgens kwam in behandeling het jaar- versfrg van den sccretaris, den heer Th. G. G. Valette. Hierin wordt uitvoerig herinnerdaan de talrijkc regepringsbemoeiingen. Terwijl nage- noeg alle crisiskantorcn zijn opgeheven, was het Zuivelkantoor in 1920 nog in voile wer- king en nam het maatregelen, die voor den kaashandel nu eens»nadcelig dan weer hin- derlijk waren Anderziids somt het' jaarver- slag op wat de vereeniging en het bestuur deden om het hoofd te bieden aan de moei- Jijlcheden. die zich telkens op het gebied van den kaashandel voordeden. Het verslagjaar hpgon onder ongunstige vooruitzichten De leden werden op 15 Ja- "huari bijecngeroepen, omdat de toestand in den kaashandel zeer critiek was geworden, dat het bestuur, een debacle vreezende, voor stel len deed om deze te voorkomen en den steun van den minister van Landbouw in te roepen. In een gemotivcerd request werd de toestand aan Z Exc.-kenbaar gemaakt. In Februari kwam een samenwerking tot stand van alle houdcrs van export-voorra- den Gczamcnlijk zou men zien, wat in het buitenland gedaan kon worden. Zoo ont- stond een kaas-commissie, die zich eerst in Nederland in verbinding stelde met verschil- lende autoriteiten, om daarna onderhandelin- gen in het buitenland te gaan voeren. Uit de Kaascommissie werden twee groepen, elk van drie leden, vertegenwoordigende handel en cooperatie, gekozen, waarvan de eene groep zich naar Berlijn, Praag, Weenen, Boeda- pest, enz, dc tweedc zich naar Brusscl, Pa- rijs, Bern, Rome yiz. begaf, om met de ver- schillende regeeringen of met door die re- geeringca aangestelde combinaties of inkoop- bureaux tc onderhandclcn, ten einde tot den verkoop van flinke hoeveelheden kaas te ko men. De vereeniging was in een der groepen vcrtegenwoordigd door den heer H. C. Riet- dijk. Inmiddels deden allerlei geruchten de ron- dt omtrent nieuwe bepalingen, die de zui- velindustrie en daarmede ook den kaashandel te wachten stonden ,in verband waarmede 14 vereenigingen op zuivel- en handelsgebied, op uitnoodiging dezer vereeniging bijeen kwamcn om te overleggen hoe tot het ge- wenschte doel te geraken. Besloten werd, dat de F. N Z., de V. V. Z. en de N. V. V. K. de 14 vereenigingen zouden vertegenwoordigen. Op 16 Maart werd namens die vereenigingen een request aan den minister van Landbouw gezonden, waarin zij verklaarden garant te willen blijven voor een voldoende melkvoor- zicning, indien Z.Exc. dan klgeheele vrijheid op zuivclgebied wilde verlecnen. Na langdu- rige besprekingen en onderhandeiingen en men dacht tot overeenstemming te zullen ko men, deelde de minister op 5 Juli ineens me de, dat vcrdere onderhandeiingen werden af- gebroken naar aanleiding der zeer belangrij- ke stijging der zuivelprijzen en het debat in de Twcede Kamer bij -gelegenheid van het Le- vcnsmiddelencrediet gcvoerd. Op 5 Augustus zond de vereeniging aan den minister een request, waarin gewezen werd op de nadeelen, vcrbonden aan het ver- boduitvoer van kaas, (fie niet voorzren is van een Rijksmerk, waarbij het drieledig verzoek werd gedaan lo. met intrekking van het be- trokken Lesluit af te zien van het leggen van eenig verband tusschen Rijkscontrolcmerk en de verleening van uitvoerconsenten2o. de noodige maatregelen te nemen tot verbetering van de Rijkscontrolemerken en 3o het ge bruik van deze verplichtcnd te stellcn voor alle kaas. Het ledental der vereeniging, dat ultimo 1919 152 gewone en 8 buitengewone leden bedroeg, verminderde sterkhet bedroeg ein de 1920 114 gewone en 7 buitengewone le den. In de plaats van den heer Veermaij (doe bedankt heeft), en de heeren J. J. Heusd'ens, M. Poppenhouwer Jr. en P. de Vries Jr., die periodiek aftraden, werden gekozen tot lid van het bestuur de heeren L. Schwerzel, Bn. Botelaar, J. H. A. M. Grijperink en A. J. Schilt. De heer Withof Keus vroeg, of al bekend is hoe de dispensatie, die 16 Ma-art in wor king treedt, zal zijn. Ook vestigde hij de aan- dacht op de invoering van Deensche boter in ons land; op den duur kan er ook kaas ko men. Is deze iivvoer vrij? De voorzitter antwoordde, dat na 16 Maart de kaas zonder consent of welke formaliteit ook, evenals vo6r den oorlog, kan worden ge- exporteerd, zooals hij vernam bij informatie ten Zuivelkantore. Of de boekhoudihg zal worden afgeschaft staat nog niet vast De in- voer van Deensche boter kan zonder forma- liteiten geschieden. Of kaas uit Denemarken wordt uitgevoerd is niet bekend, ze'zal even- goed mogen worden ^eimporteerd als Zwit- sersche en andere buitenlandsche kaas. Voor zoover spr. weet heeft de Deensche kaas evsnwr.s sen rijksstempel, doch h«t vetgahal- M weadt in Tiwwmrwc btnteod «t«« kite. Patrijzeiv. iWie Hildebrand'fi „Camera O'bscura" ge- iezen heeft. heriaiiert zich zeker de tragische geschiedenia van „Teun de Jager". Wat een inoeite deed Teun, om zijn belofte gestand te ku-nnen doen en niet alleein „haar", maar ook „veeren" aan Zijtje te kuninen toonen, en hoe sarrend vlogen die Wuchten patrijzen tel- kens te epoedig op, om met auoces het hoog- begeerde wild' te kunnen bemachtigen! De schrijver was wel op do hoogte van de bewe- gingen, die de patrijzen kunnen maken, wan neer de jager ze op de hielen zit. Ieder, die wel eens jacht op deze vogele geanaakt heeft, weet het, dat ze soma danig ril kunnen zijn en er geen aankomen aan is. Juiat dit sarren- de van dat telkena bu'iten achot apringen komt zoo meesterlijk uit in Hildebrand'a „Teun de Jager". Kwartels en patrijzen vormen te zamen de lamilie der Perdicidae, en dat de kwartels veel overeenkomat hebben met de patrijzen, weet ieder, die^e keat. De patrija is evenwel veel grooter dan de kwartel. Dat d'e patrija cok zeer verwaat is aan onze hoendera, blijkt wel dadelijk uit den kleinen kop, waarvan de snavel eenigszins gekromd is, en verder uit het geheele model, alsmede uit den van een kxop voorzienen slokdarm. Ook vindt men bij c:e hanen meermalen sporen aan de pooten. '1 Is hierom, dat de patrije gewoonlijk Veld- hoen en door den jager kortweg Hioen wordt geheeten. De patrija vormt een zeer begeerd wild, wat trouwens overbekend; is, ook, dat zijn vleesch een zeer smakelijk wildbraad op- lever t. Jagers bemachtigen ze dan ook gaarne, van de patrijzen dikwijls belaagd. 't Is d-aar- Sn op vele andere wijzen nog wordt het leven om wel gehrkkig, dat iedere patrijshen een groot getal eieren legt, en dikwijls ook uit- broedt, want andere zouden de gelederen wel wat al te veel dunnen. Meermalen zijn nesten gevonden met 15 a 20 eieren, en het kleinste getal, dat ieder jaar gelegd wordt, is 12. Ze zijn gToenachtig grijs en eenigszins rose ge- tint. Ze worden gelegd in een nest, dat slechts bestaat uit een met dxoog gras belegd kuiltje in den grond. De patrija voert zijn jongen, bijna onmiddellijk na de geboorte, naar plaatsen, waar voldoend'e aas te vinden is. IJverig worden d'e mierenhoopen uiteen- gekrabd en de mieren en mierenpopjes wor den met graagte verorberd-. De pa-trig zenmoeder zorgt op teedere wijze voor haar kroost en wel ongeveer op dezelfde wijze, als onze gewone hoendera zulks doen. Ala het donlker wordt of elecht weer, of wel, wanneer er gevaar dreigt, spreit de vogel zijn vleugels uit, waaronder de jongen gaarne pl'aats nemen. Wanneer ze eenmaal kunnen vliegen, ziet men ze als een troepje, een „kl-ucht", bier en daar opvliegen, doch het hefst vertoeven ze dan in gTaanvelden, om er zich te voeden met zaden, ook die van on- kruiden. Doch ook houden de patrijzen gaar ne verblijf op de heideveldten en op open plekken tusechen het geboomte. Loopen kun nen ze zeer smel. Ze zijn waakzaam en vliegen bij -gevaar spoedig op, waarbij ze 'n ruischend gel-uid laten hooren. Ze vliegen evenwel ge woonlijk niet lang achtereen en boven reeds hebben we gezien, dat ze dikwijls op korten afstand van den jager weer invallen. Zij druk- ken zich in de ruigte en vallen dan niet spoedig in het oog, daar de kleur bedek- kend is. Het vederkleed van den patrije is niet schitterend doch ook niet bepaald eenvoudig te noemen. De mg is gTijs, doch hierop ver- toonen zich vele bruinroode, hoewel dwars- strepenop de vleugels zijn fijne, dVarsach- tige lijnen, die gegolfd zijn en lange witte tfchachtstrepen. Grijs vindt men op borst en buik en op de middelste staartpennendie, welke meer naar buiten staan zijn rosbruin; aan de zijden van den romp vindt men brui- re vlekken van vierhoekigen vorm; verder zijn voor hoofd, wangen en keel roestkleurig, terwijl de schedel bruin is. De kleur der poo ten is roodachtig grijs en tusechen de teenen vindt men kleine spanvliesjes. De hanen on- derscheiden zich van de hennen door een Kastanje-bruine vlek op het midden van de borst en_ doer de aanwezigheid van sporen, die evenwel ook meermalen ontbreken. De etaart van dezen vogel is kort en wordt hangende gedragenalleen, wanneer d'e hanen vechten om het bezit der hennen, worden de staaTtvederen opgericht en de vogels toonen zich dan verwoed en vol aandoeningen. Heeft de haan zich van het bezit eener echtgenoote verzekerd, dan- zorgt hij er trouw voor. Als het wij-fje broed'ende is, houdt de haan op korten afstand de wacht en waarschuwt, zoodra er gevaar is. D© henf verlaat dan loo- pende het nest, spoedt zich haastig door het gras, en vliegt eerst op, wanneer ze een goed eind' van het nest verwijddrd is. Hierd'oor vrordt de wand'elaar dikwijls misleid, door het nest te zoeken op een plaats, waar t niet te vinden is, om weldra tot de gedachte te komen, dat de vogel maar alleen tusschen het graan of het gras heeft gezeten. Het nest blijft dan gespaard. De patrijs wordt wetenschappelij-k aange- duid als: Perdix perd'ix perdix (L.) Sage en volksgelopf hebben dikwijls namen doen ge- boren worden, die blijvend1 zijn en die ook duidten op de eigemschappen van dieren en plaaten. Zoo wordt ook voor het gewoonlijk aag vliegen van den patrijs en voor den naam het volgende verhaald: Perdrix was de zoon van Daedalus' zuster, die door deze uit ijvemicht van den toTen van MHinerva's tempel geworpen werd. Mi nerva evenwel had medelijden met d'en jonge- l:n? em vertndsrda ham in zijn val in aan pa- tan's. Da uu pardrix Waaf bahandaa. m. W- vsmmJi flijmda ae«a Am -aal, dku* da ra**!' nog altijd! niet hoog boven d'en grrond' bege- ven. Jfiet alleen vliegen de patrijzen niet hoog, maar ook zijn ze bang om over water te vlie gen, ten minsten, wanneer dit eenigszins breed ia. Er zijn jagera, die verhalen, dat de dieren duizelig worden, wanneer ze water on der zich zien, en dan vallen en verdrinken. Vandaar, dat d'e patrijzen dan ook wel langs ue rivieren trekkem, maar niet er over vlie gen. Verklaarbaar is het dan ook, d-at eilan- uen, hoe geschikt ze ook zijn voor het leven en de vermenigvuldiging dezer vogels, door patrijzen niet bewoond zullen worden, wan neer men ze er niet plant. Zoo is er een tijd geweest, dat op Texel vele exemplaxen voor- kwamen in de duinen, die er zoo uitstekend geschikt voot zijn. Ze broedden er geregeld en de jacht was er mooi. Doch eierenzoekers roofdea de nesten en stroopers schoten de vogels weg, en zoo waren ze weldra geheel uitgeroeid. Later.heeft zich geen patrijs meer c-p het eiland laten zien. Wel komen er pa trijzen voor in do Hollandsche duinen tot aan Huisduinen, maar geen enkel exemplaar waagt het, over het slechts smalle M'arsdiep te vliegen. Wil men dus op Texel weder pa- 1 rijzen hebben, dan moet men ze er beenbren- gne, doch men is da-n ook vrijwel verzekerd, dst ze het eiland nimmer vrijwillig verlaten zullen. Nu in den legtijd1 de duinen beschermd worden, zouden de nescen gespaard kunnen blijven, en men zou misschien een prachtigen pafcrijzenstand' op het eiland kunnen krijgen. Dat men ook vroeger al beproefd heeft pa trijzen op Texel te planten, leest men in brie- ven uit het jaar 1789. Zoo leest men o. m. „Mijn vriend had hier ook patrijzen ge- plant, waarvan wij het eerste jaar reeds kudi- den van 18 tot 17 jongen ontdekten; zij ble- ven het den winter dOorhouden, en broedden het volgend jaar wederom even sterk zood'at zij waarschijnlijk een zeer aangenaam voort- brengsel voor het eiland zoudieii geworden zijn, indien zij uit zuivere ruilaartigheid ni-.-t waren uitgeroeid door een slechtea kaerel, oie als jager bij een van de Texelsche Heeren" tjediend hadt, en naderhand getrouwt zijnde rp zich zelven was gaan wonen; hij schoot de cuden zoowel als dc jongen en hadt ze boven- u-ien aan het gemeene volk leeren kennen, eni ook honden verkogt aan dat volk, hetwelke nooit op verbeteren, maar wel op vernielen bedagt is; en op die wijze is het eiland' van nit aangenaame wild, hetwelke aldaar met zoo veele moeite en kosten geplant was, ge heel berooft geworden." In het Zuidten1 van Europa leeft nog een andere Patrijzensoqrt n.l. de Roode Patrijs of O^ocabis rafus rufus (L.) Slechts zeer enkele rpalen werd hiervan ook bij ons een exem plaar geschoten, het laatst in December 1904 bij Otterloo (Gelderland.) J. DAALDER Dz.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 9