Alkmaarsche Gourant
Uit de natuur voor jong in oud.
Zaterdag 12 Maart.
JLiandstorm
De PoUtie.
H*. 60. 1®21-
Honderd Drie en Twintlgste Jaargang.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
brengt ter kennis van belanghebbenden. dat
van kracht is geworden een wet, houdende
landstormvoorz icningen
Bij deze wet en, bij die beschi'kfcmg, welke
inede ter uiltvoeriug van deze wet is getroffen,
is onder meer 'het volgende bepaald
OPNEM1NG IN DEN LANDSTORM.
iDe personen, die, gedurende de mobilisa-
tie tijdelijk landstormplichti'g zijn geworden
en nog met van den dlenstplicht bij den land-
storm zijn ontslagen, zijn thans voorgoed tot
den l'andstonm komen te behooren tot het
tijdstip, waarop zij volgens een der bepalin>-
gen van de Landstormwet voor ontslag van
dienstplicht in aanmerking komen. In ver-
band; hiermede is ingetrokken de wet van 31
Juli 1915 (Staatsblad no 345), waarbij be-
doelde personen slechts tijdelijk aan den
landstorm werden toegevoegd.
D1ENSTBESTEMMFN0.
iDe bepaling van1 de Landstormwet, dat
van sominige groepen landstormplichtigen
geen gewapende dienst kan worden gevor
derd, is niet van kracht ten aanzien van per
sonen, die als landstormplichtige in' den
dienst met de wapenen zijn geoefend.
Hieromtrent geldt:
I. Als niet of niet voldoende in den dienst
met de wapenen geoefend en dientenge-
volge besitemd voor uitsluitend Qngewapen-
den dienst worden beschoaiwd:
a. zij1, die uitsluitend dienst hebben ver-
vuld bij de hospitaalsoldaten of de ad
min istratietroe pen
b. zij, die van' een ander onderdeel der
weermacht hier te lande of in Neder-
landsch-Indi'i deel hebben uitgemaakt,
doch wegens den aard hunner dienstbe-
trekking daarbij geacht moeten worden
in den dienst met de wapenen niet of
niet-voldoende te zijn geoefend;
c. in het algemeen zij, wier termijn van
verblijf in werkelijken dienst niet vol-
dbet aan den eisch, hierna vermeld ten
aanzien van hen, die als voldoende ge
oefend moeten worden' beschouwd.
II. Als voldoende in den dienst met de
wapenen geoefend en dientengevolge
bestemd voor gewapenden en ongewa-
penden dienst beide worden be
schouwd
a. zij, die uitsluitend dan wel laatstelijk
hebben gediend bij de zeemacht;
b. zij, die bij de landmacht hebben ge
diend en wier verblijf onder de wapenen
heeft geduurd: bij de onbereden troepen
ten minste vier maanden, of, zoo zij het
bewijs van voorgeoefendheid bedoeld1, in
artt 70 der Militiewet, hebben behaaldi,
ten nilnste twee maanden
bij de bereden troepen ten minste zes
maanden
c. zij, die bij den vrijwilligen landstorm
het bewijs van individueel geoefend man
ontvingen of, v66r de vaststellihg van
dit bewijs, een geoefendheid hebben ver-
worven, welke naar het oordeel van den
Inspecteur van den vrijwilligen land
storm overeenkomt met (fie van hem, die
genoemd bewijs verkreeg.
Aan alle landstormplichtigen, die als zoo-
danig of in andere hoedangheid in werkelij
ken dienst zijn geweest, zal een nieuwe ken
nisgeving nopens hun insehrijving voor den
landstorm (een zoogenaamde "•kennisgeving
model 3Y worden uitgereikt. In deze kennis-
geving zal o.a. zijn aangegeven, of de landi-
stormplichtige ten tijde, waarop de kennis
geving wordt veratrekt, bestemd is enkel voor
ongewapenden dienst, dan wel voor gewa
penden en ongewapenden dienst beide.
VERPLICHTINGEN.
Op den landstormplichtige, die v66r of na
den aanvang van zijn landstormdienstplicht
in werkelijken dienst is geweest bij de land
macht, rusten o.a. de volgende verplich tin-
gen:
Ontvangen en bewaren van bescheiden.
Hij is verplicbt om in ontvangst te nemen en
zorgvuldig te bewaren de bescheiden, welke
de Minister van Oorlog aanwijst.
Deze bescheiden zijn:
a. de kennisgeving nopens inschrijving
voor den landstorm (de zoogenaamde ken
nisgeving model 3
b. de mobilisatiebescheiden, welke nader
onder de verplich ting tot ontvangen en bewa
ren zullen worden uitgereikt.
Inlevering van bescheiden. Indien hij
zich vestigt in een andere gemeente binnen
Nederland dan die waar hij voor den land
storm staat ingeschreven, moet hij, binnen
tien dagen na die vestiging, bij den burge-
meester van de gemeente zijner nieuwe woon-
plaats inleveren de hem uitgereikte kennisge
ving van inschrijving voor den landstorm,
model 3, zoomede dc mobilisatiebescheiden,
welke hem nader mochten worden uitgereikt
onder verplichting tot inlevering.
Ter vervanging van de inge'everde kennis
geving nopens inschrijving voor den land
storm, modtel 3, wordt alsdan een nieuwe
kennisgeving uitgereikt.
De overige ingeleverde bescheiden worden,
voor zooveel noodig, gewijzigd.
Opgaaf van adres. Indien hij zich bui-
tenslands heeft gevestigd, moet hij zijn voile-
dig adres en, wanneer dit verandering on
der gaat, zijn oieuw adies binnen- tien dagen
schriftetijk opgeven aan den burgemeester
der gemeente, waar hij voor dfen landstorm
staat ingeschreven. De burgemeester zendt
binnen een week na ontvangst van de opgaaf
een bewijs van ontvangst aan den land
stormplichtige.
Niet-naleven van verpUchtingen. Hij, die
een van de hierboven vermelde verplichtingen
niet naleeft, kan ook in gewonen tijden
in werkelijken dienst worden geroepen. De
duur van dezen dienst wordt bepaald door
den Minister van Oorlog en bedraagt ten
hoogste een maand. De oproeping voor de
zen dienst gesch'iedt door den burgemeester
bij openbare kennisgeving. Indien aan den
burgemeester het adres van den opgeroepene
bekend is, zendt hij hem een persoonlijke ken-
sitgeving nopau de oproeping.
VrijaiiUing vmn vttptlchUn&m. Vaa die
hierboven vermelde verplichtingen zijn- vrij-
gesteld:
1. zij, die uitsluitend- bij de zeemacht heb
ben gediend of wel, na eerst bij de landmacht
te hebben gediend, naar de zeemacht zijn
overgegaan:
2. Zij, die behooren tot een der catego-
rieen van personen, die wegens den dilenst
van Staat, provincie of gemeente of wegens
openbaar belang niet in hun betretking kun-
nen worden gemdst
Zij, die vermeenen zulk een betrekking te
bekleeden, kunnen hieromtrent ter gemeente-
secretarie zekerheid verkrijgen.
Alkmaar, 10 Maart 1921.
De Burgemeester voornoemd,
^W. C. WENDELAAR.
JAOHTVOGELS.
Niet het volk is er voor de politie, doch
de politie voor het volk en niet uitsluitend in
den zin van bescherming van het kapitalisme,
maar in het belang der gemeenschap, in haar
meest socialc beteckenis.
Het standpunt van den politieman is dat
van een enkeling, die het recht wil diencn in
een wereld van onrecht, blootgesteld tevens
aan „ongevraagdd' kritick van een al
tijd bcter-wetend publiek.
Men kan geen twee heeren dienen, het zij
zoo, maar de agent van politie staat in en bui
ten de gemeenschap. en moet het recht hand-
haven en nochtans net publiek ter wille zijn,
het groote publiek, dat in hem zoo gaarne
den „boehman" ziet. Hij ziet zich geplaatst
tusschen twee vuren; als beginneling loopt
hij eerst aan de hand van een meer ingewijde
en vermijdt angstvallig de hitte dier beide
vuren, doch daarna staat hij alleen en voelt
te spoedig den schrijnenden gloed van het
vuur, dat hem te na aan de schenen wordt
gelegd.
Hij, de zoon van datzelfde groote publiek,
vraagt geen medelijden, neen, hij vraagt
slechts erkenning, doch het volk zwijgt en
gceft: miskenning.
Zoekende naar de oorzaak hiervan, meen
ik die in de allereerste plaats te moeten toe-
schrijvcn aan de nog steeds van oud achter-
geblcven schrik van het vroegere politie-insti-
tuut, de schout en zijn rakkers.
Alles heeft zich ontwikkeld, alles is schijn-
baar vooruitstrevend, doch het laat zich aan
zien, dat op dit gebied vooruitgang onmoge-
lij-k is.
Of we dan niet het minst gevorderd zijn?
O, zeker!
Dank zij den krachtigen organisatiestrijd,
die van den minderen beambte zelf uitgaat,
dank zij hun drang naar meerdere ontwikke-
ling, kunnen we vorderingen boeken, groote
vorderiugen zelfs.
Maar we zijn nog lang niet, waar we moe
ten en kunnen zijn.
Eerst door eenig nadenken kan men besef-
feu, welke toestanden van wanorde, hoeveel
personen en goedercn aanrandende handelin-
gen van elementen afgewend worden, alleen
reeds door het best a a n, het zich vertoo-
nen der politie en hoezeer zij door het op-
sporen van strafbare feiten en vervolgen der
daders tot de algemcene vciligheid bijdraagt,
meer dan eenig andcr instituut van dien aard.
Want wat ook heden ten dage van politie-
dienaren geeischt wordt, is belangrijk. Niet
alleen komt het aan op zijne karakter- en
persoonseigenschappen, waarvan eene groote
mate van zelfbeheersching, rustigheid,
energie, eene zekerc mate van beminnelijk-
heid en bovenal een ruime mcnschenkennis
gevorderd worden, maar ook buiten de zede-
lijke hoedanigheden eischt men heden nog
een groo.e hoeveelheid van kennis, zooals die
door steeds nieuwe wettcn noodzakclijk ge
worden is
Dat de politieman met het strafwetboek
vcrtrouwd is, dat hij weet. welke beschikkin-
gen gen omen zijn in het belang der openbare
veilighcid van personen en zaken, van cigen-
dom en gezonaheid. spreckt van zelf.
Een wetenschap op zichzelf echter is nog
bovendien de wetgeving op zickte-, ongeval-
len- en invaliditeitsverzekering, het toezicht
op bcroepen en bedrijven, jacht- en visscherij-
politie, weg- en watcrpolitie, bouwpolitie,
de beschikkingen bctreffendc de openbare ge-
zondheid, dc bestrijding van besmcttclijke
ziektcn, het rein houden van straten, plciuen,
huizen, er.z.
Verde- de bepalingen betreffende bedclaars
en landloopers, de zedelijkheid, het armwe-
sea; men ziet, het politiewezm eiiiht mhq-
vee! Imrhii veu W«a«luade gqpmuk, ab
van de wetten van vervalsching van 1 evens-
en genotmiddelen, het omgaan met de ge-
zondheid benadeelende voorwerpen en stof-
fen, de margarine- en drankwetten, de markt-
politie, veeartsenijkundig toezicht, dierenbe-
acherming, enz.
De brandweer, de bepalingen betreffende
herbergen en tapperijen, de plaatsen van
openbaar vermaak, de vreemdelingenpolitie,
de rcgeling van het straatverkeer, zij heb
ben eene massa wetten en ministerieele bepa
lingen, provinciale en gemeentewctten in 't
leven geroepen, en al deze wetten en verorde-
ningen, die dikke dcelen vullen, moet de po-
litiedicnaar heden niet slechts oppervlakkig
kennen, maar ook dhhr, waar zich ingewik-
kelde gcvallen voordocn en vrij wat wetsken-
nis vereischt wordt, tot een goed einde weten
te brengen.
Voortdurend staat zulk een politieman tus
schen de „s c y 1 a" en de „c h a r y b d i s",
zooals men dit noemt, aan de ontevredenheid
zijner chefs, aan den eencn kant, en ter an
dere zijde aan de kritiek van het publiek
bloot
Eerst na't bovenstaande wfel overdacht te
hebben, kan men het gehccl der diensten,
welke dc politie aan de maatschappij bewijst,
naar waarde schatten.
Het groote publiek is tot die waardecring
nog lang niet gekomcn. Zelfs bij de intellectu-
eclen treft men nog dikwerf een geest, zoo al
niet van rechtstreekschc tcgenwerking, dan
toch van onverschilligheid of inwendigen te-
genzin ten opzichte der politie aan, hctgecn
niet zoo zeer getuigt van dat z.g. intellect.
Bij het lczen hieivan zal mcnigeen zeggen:
„best mogelijk, maar dat geldt niet voor hier,
wanten dan volgt ccn reck3 van grieven,
bepaalde ambten of beambten betreffende.
Een weinig doordenken, wat ruimer blik,
m'n lezcrs.
Gij zult toch niet het werk der geheelont-
houders b.v verdocmen, omdat ge, op een
goeden avond zfelf wat laat thuis komende,
op de stoep uwer woning een persoon vondt,
die stomdronken daar ncerlag, met het insig-
nc van eenvof andere drankbestrijdersorgani-
satie in zijn linker knoopsgat, evenmin als gij
een of anderen godsdienst zult verloochenen
door een misstap van 64n zijner dienaren?
Wclnu, ook dan tcgenover de politie wat
ruimer inzicht, wat minder bekrompenhcid
Vcroordeel nift een geheel naar de han-
dcling, die gij ziet of soms slechts maar
van weer anderen vemcemt van e 6 n.
„M e n" is zoo licht geneigd tot generali-
seeren en ik wil dicnzclfden „men" ernstig
vermanen: oordeel niet te haastig".
Het is een algemcene fout: het zich een
oordeel aanmatigen in politiczakenmen
denkt er niet aan, het werk van een schilder,
smid of timmerman te veroordeelen. of als
deskundige in die vakken op te treden. Zij
vallen buiten de controle van het publiek, hun
individuecle arbeid het bewerken van
dood materiaal, dat een te ruwe behandeling
niet voelt wordt door het publiek niet op-
gemcrkt of althans met onverschilligheid ga-
degeslagen.
Doch de agent van politic heeft te werken
en te manoeuvreeren met „levend" materiaal,
dat al te spoedig klaagt over ruwheid van be
handeling.
En dan is het: machtsvertoon geweld-
dadigheden der politie onrechtvaardig-
heid en zoo al meer.
Neen. de politie is het instituut niet, dat
gebazeerd is op machtsvertoon, dat handelt,
om u onaangenaam te.zijn, dat de baas wil
spelen op straat.
Zeer zeker, wij eischen gfezag, zelfs v661
gezag, maar niet met den knuppel of gum-
mis tok, doch met over leg en tact.
Doch een van beide: „men vaardigt ge-
bods- en verbodsbepalingen uit met de be-
docling, ze te doen naleven, of voor den
„vorm".
Is het laatste het gcval, wel, men bedanke
de toch zoo „du re" politie!
Ik koester de hoop, begrepen te worden
hoewel, lezenismoeilijk en wil
erkenncn, dat niet iedere handeling, door wel-
ken beambte ook gepleegd, te verdedigen is,
doch mijn doel alleen is, u te overtuigen, of
althans probeeren dit te doen, dat ook voor
de politictaak, ja „juist" voor die politietaak
grondige studie en opleiding noodzakelijk is.
Niet voor het,^traatjeom loope n",
wat gij ;,o p p e r v 1 a k k i g" ziet, is die stu
die en opieiding noodig, ik onderschrijf dit
gaarne, maar wel voor 't ^urveillee-
r c n d" langs de straat gaan, deel uitmakend
van het instituut politie, dat alle feitelij-khe-
den moet voorkomen, il vaut micux pre-
venir que de guerir feitelijkheden, die de
openbare orde en rust zouden verstoren of
de rcchte-i van personen zouden krenken en
mede moet werken tot ontdekken der ge-
pleegde feiten en het aanhouden der daders.
Wat dunkt u, heb ik het recht, die kennis
van dat doodgewone „onproductieve"
politievak te ontzeggen aan den eerste den
beset? v
Ook tcgenover den minderen beambte dus
wat meer medegevoel, wat meer sympathie.
Een g™d woord vindt steeds een goede
plaats en werkt minder sloopend, minder de-
moraliscerend, dan uwe miskenning, werkt
ook ...-. minder prikkelcnd.
Beoordeel en veroordeel nimmer het uit-
wendige, zonder het wezen der zaak te ken
nen.
.,Misken den politieman en nochtans blijft
hij ook iegenover u, de rechtvaardige hand-
haver van het gezag,.... waardeer hem en hij
is bovendien uw vriend."
DE INSPECTEUR VAN POLITIE,
afd. Recherche.
Gemensd tfiemrs.
NEDERLANDSCHE VEREENIGING
VAN KAASHANDELAREN.
Onder voorzitterschap van den heer B. M.
van Zwet, hield de Ncdcrlandsche Verecni-
ging van Kaashandclaren Donderdag haar
jaarvergadering te Gouda.
In zijn openingswoord uitte de voorzitter
zijn lecdwezen over het achtcruitgaan van het
ledental in de tweedC helft van't vorige jaar.
Wel is deze achteruitgang verklaarbaar; in
den oorlogstijd gevoclde men behoefte aan sa-
menwerking, na den oorlog is het gemeen-
schapsgtvoel gebleken een zcepbel te zijn en
hebben versclvllende firma's gemeend weer
op zichzelf te kunnen staan Spr achtte dit
niet vcrstandig, vooral in aanmerking geno-
men den onzekeren tocotand De posirie der
vero«iguig ia aict slechter geworden. into-
aear virbMard Mat aadana varwaai-
gingen is prettig samengewerkt en 16 Maart
hopen de kaashandelaren de vrijhedd te berei-
ken die ze zoozeer verlangden. De vereeoi-
ging heeft hiervoor den eersten stoot gegeven,
Behalve deze strijd om de vrijheid, vergde
dc merkenkwestie veel van de krachten der
vereenigiug. wier standpunt in deze spr. uit-
eenzette. Het slot is geweest, dat men 14 da
gen gelcden heeft kunnen lezen, dat oud-mi-
nister Posthuma heeft tocgegeven, dat het' te-
genwoordige werk niet deugt. Dit is een be-
looning op't werk, dat dc vereeniging in deze
heeft vcrricht.
Voorts heeft men z'ch afgevraagd of, wan
neer het nicrk verbcterd is, het niet op alle
kaas moet worden toegepast. om ook de kaas
voor binnenlandsch gebruiK te bcschermcn
Spr. hoopt den minister er steeds op te blij
ven wijzen, als het merk naar de mccning der
vereeniging niet deugt.
Met genoegen constateerde spr., dat, zooals
de kaasprijzen geblcven zijn, alle handelaren
hun kaas tcgen bchoorlijken prijs hebben kun
nen rui-men. zonder dat groote verliezen ge-
leden zijn. Het is echter gcwenscht er op te
wijzen, dat in het komende jaar de kaasprij
zen zullen dalen, zoodat het niet aangaat met
hooge prijzen voor hooikaas te beginnen.
Voor het gebruik zal het wel noodig zijn, dat
men dc kaas tegen lagercn prijs inkoopt dan
tot nu toe.
Dc rckening en verantwoording van den
pepnimgmeester werden goedgekeurd, sluiten-
de met cen batig saldo van 528,08V2.. In
aansluiting hiermede werd op voorstel van
het bestuur bij acclamatie bcsloten de contri-
butie te bepalen op 30 (vorig jaar 40)
Vervolgens kwam in behandeling het jaar-
versfrg van den sccretaris, den heer Th. G.
G. Valette.
Hierin wordt uitvoerig herinnerdaan de
talrijkc regepringsbemoeiingen. Terwijl nage-
noeg alle crisiskantorcn zijn opgeheven, was
het Zuivelkantoor in 1920 nog in voile wer-
king en nam het maatregelen, die voor den
kaashandel nu eens»nadcelig dan weer hin-
derlijk waren Anderziids somt het' jaarver-
slag op wat de vereeniging en het bestuur
deden om het hoofd te bieden aan de moei-
Jijlcheden. die zich telkens op het gebied van
den kaashandel voordeden.
Het verslagjaar hpgon onder ongunstige
vooruitzichten De leden werden op 15 Ja-
"huari bijecngeroepen, omdat de toestand in
den kaashandel zeer critiek was geworden,
dat het bestuur, een debacle vreezende, voor
stel len deed om deze te voorkomen en den
steun van den minister van Landbouw in te
roepen. In een gemotivcerd request werd de
toestand aan Z Exc.-kenbaar gemaakt.
In Februari kwam een samenwerking tot
stand van alle houdcrs van export-voorra-
den Gczamcnlijk zou men zien, wat in het
buitenland gedaan kon worden. Zoo ont-
stond een kaas-commissie, die zich eerst in
Nederland in verbinding stelde met verschil-
lende autoriteiten, om daarna onderhandelin-
gen in het buitenland te gaan voeren. Uit de
Kaascommissie werden twee groepen, elk van
drie leden, vertegenwoordigende handel en
cooperatie, gekozen, waarvan de eene groep
zich naar Berlijn, Praag, Weenen, Boeda-
pest, enz, dc tweedc zich naar Brusscl, Pa-
rijs, Bern, Rome yiz. begaf, om met de ver-
schillende regeeringen of met door die re-
geeringca aangestelde combinaties of inkoop-
bureaux tc onderhandclcn, ten einde tot den
verkoop van flinke hoeveelheden kaas te ko
men. De vereeniging was in een der groepen
vcrtegenwoordigd door den heer H. C. Riet-
dijk.
Inmiddels deden allerlei geruchten de ron-
dt omtrent nieuwe bepalingen, die de zui-
velindustrie en daarmede ook den kaashandel
te wachten stonden ,in verband waarmede 14
vereenigingen op zuivel- en handelsgebied,
op uitnoodiging dezer vereeniging bijeen
kwamcn om te overleggen hoe tot het ge-
wenschte doel te geraken. Besloten werd, dat
de F. N Z., de V. V. Z. en de N. V. V. K. de
14 vereenigingen zouden vertegenwoordigen.
Op 16 Maart werd namens die vereenigingen
een request aan den minister van Landbouw
gezonden, waarin zij verklaarden garant te
willen blijven voor een voldoende melkvoor-
zicning, indien Z.Exc. dan klgeheele vrijheid
op zuivclgebied wilde verlecnen. Na langdu-
rige besprekingen en onderhandeiingen en
men dacht tot overeenstemming te zullen ko
men, deelde de minister op 5 Juli ineens me
de, dat vcrdere onderhandeiingen werden af-
gebroken naar aanleiding der zeer belangrij-
ke stijging der zuivelprijzen en het debat in
de Twcede Kamer bij -gelegenheid van het Le-
vcnsmiddelencrediet gcvoerd.
Op 5 Augustus zond de vereeniging aan
den minister een request, waarin gewezen
werd op de nadeelen, vcrbonden aan het ver-
boduitvoer van kaas, (fie niet voorzren is van
een Rijksmerk, waarbij het drieledig verzoek
werd gedaan lo. met intrekking van het be-
trokken Lesluit af te zien van het leggen van
eenig verband tusschen Rijkscontrolcmerk en
de verleening van uitvoerconsenten2o. de
noodige maatregelen te nemen tot verbetering
van de Rijkscontrolemerken en 3o het ge
bruik van deze verplichtcnd te stellcn voor
alle kaas.
Het ledental der vereeniging, dat ultimo
1919 152 gewone en 8 buitengewone leden
bedroeg, verminderde sterkhet bedroeg ein
de 1920 114 gewone en 7 buitengewone le
den.
In de plaats van den heer Veermaij (doe
bedankt heeft), en de heeren J. J. Heusd'ens,
M. Poppenhouwer Jr. en P. de Vries Jr., die
periodiek aftraden, werden gekozen tot lid
van het bestuur de heeren L. Schwerzel, Bn.
Botelaar, J. H. A. M. Grijperink en A. J.
Schilt.
De heer Withof Keus vroeg, of al bekend
is hoe de dispensatie, die 16 Ma-art in wor
king treedt, zal zijn. Ook vestigde hij de aan-
dacht op de invoering van Deensche boter in
ons land; op den duur kan er ook kaas ko
men. Is deze iivvoer vrij?
De voorzitter antwoordde, dat na 16 Maart
de kaas zonder consent of welke formaliteit
ook, evenals vo6r den oorlog, kan worden ge-
exporteerd, zooals hij vernam bij informatie
ten Zuivelkantore. Of de boekhoudihg zal
worden afgeschaft staat nog niet vast De in-
voer van Deensche boter kan zonder forma-
liteiten geschieden. Of kaas uit Denemarken
wordt uitgevoerd is niet bekend, ze'zal even-
goed mogen worden ^eimporteerd als Zwit-
sersche en andere buitenlandsche kaas. Voor
zoover spr. weet heeft de Deensche kaas
evsnwr.s sen rijksstempel, doch h«t vetgahal-
M weadt in Tiwwmrwc btnteod
«t«« kite.
Patrijzeiv.
iWie Hildebrand'fi „Camera O'bscura" ge-
iezen heeft. heriaiiert zich zeker de tragische
geschiedenia van „Teun de Jager". Wat een
inoeite deed Teun, om zijn belofte gestand te
ku-nnen doen en niet alleein „haar", maar ook
„veeren" aan Zijtje te kuninen toonen, en
hoe sarrend vlogen die Wuchten patrijzen tel-
kens te epoedig op, om met auoces het hoog-
begeerde wild' te kunnen bemachtigen! De
schrijver was wel op do hoogte van de bewe-
gingen, die de patrijzen kunnen maken, wan
neer de jager ze op de hielen zit. Ieder, die
wel eens jacht op deze vogele geanaakt heeft,
weet het, dat ze soma danig ril kunnen zijn
en er geen aankomen aan is. Juiat dit sarren-
de van dat telkena bu'iten achot apringen
komt zoo meesterlijk uit in Hildebrand'a
„Teun de Jager".
Kwartels en patrijzen vormen te zamen de
lamilie der Perdicidae, en dat de kwartels
veel overeenkomat hebben met de patrijzen,
weet ieder, die^e keat. De patrija is evenwel
veel grooter dan de kwartel. Dat d'e patrija
cok zeer verwaat is aan onze hoendera, blijkt
wel dadelijk uit den kleinen kop, waarvan de
snavel eenigszins gekromd is, en verder uit
het geheele model, alsmede uit den van een
kxop voorzienen slokdarm. Ook vindt men bij
c:e hanen meermalen sporen aan de pooten.
'1 Is hierom, dat de patrije gewoonlijk Veld-
hoen en door den jager kortweg Hioen wordt
geheeten. De patrija vormt een zeer begeerd
wild, wat trouwens overbekend; is, ook, dat
zijn vleesch een zeer smakelijk wildbraad op-
lever t. Jagers bemachtigen ze dan ook gaarne,
van de patrijzen dikwijls belaagd. 't Is d-aar-
Sn op vele andere wijzen nog wordt het leven
om wel gehrkkig, dat iedere patrijshen een
groot getal eieren legt, en dikwijls ook uit-
broedt, want andere zouden de gelederen wel
wat al te veel dunnen. Meermalen zijn nesten
gevonden met 15 a 20 eieren, en het kleinste
getal, dat ieder jaar gelegd wordt, is 12. Ze
zijn gToenachtig grijs en eenigszins rose ge-
tint. Ze worden gelegd in een nest, dat
slechts bestaat uit een met dxoog gras belegd
kuiltje in den grond. De patrija voert zijn
jongen, bijna onmiddellijk na de geboorte,
naar plaatsen, waar voldoend'e aas te vinden
is. IJverig worden d'e mierenhoopen uiteen-
gekrabd en de mieren en mierenpopjes wor
den met graagte verorberd-.
De pa-trig zenmoeder zorgt op teedere wijze
voor haar kroost en wel ongeveer op dezelfde
wijze, als onze gewone hoendera zulks doen.
Ala het donlker wordt of elecht weer, of wel,
wanneer er gevaar dreigt, spreit de vogel
zijn vleugels uit, waaronder de jongen gaarne
pl'aats nemen. Wanneer ze eenmaal kunnen
vliegen, ziet men ze als een troepje, een
„kl-ucht", bier en daar opvliegen, doch het
hefst vertoeven ze dan in gTaanvelden, om
er zich te voeden met zaden, ook die van on-
kruiden. Doch ook houden de patrijzen gaar
ne verblijf op de heideveldten en op open
plekken tusechen het geboomte. Loopen kun
nen ze zeer smel. Ze zijn waakzaam en vliegen
bij -gevaar spoedig op, waarbij ze 'n ruischend
gel-uid laten hooren. Ze vliegen evenwel ge
woonlijk niet lang achtereen en boven reeds
hebben we gezien, dat ze dikwijls op korten
afstand van den jager weer invallen. Zij druk-
ken zich in de ruigte en vallen dan niet
spoedig in het oog, daar de kleur bedek-
kend is.
Het vederkleed van den patrije is niet
schitterend doch ook niet bepaald eenvoudig
te noemen. De mg is gTijs, doch hierop ver-
toonen zich vele bruinroode, hoewel dwars-
strepenop de vleugels zijn fijne, dVarsach-
tige lijnen, die gegolfd zijn en lange witte
tfchachtstrepen. Grijs vindt men op borst en
buik en op de middelste staartpennendie,
welke meer naar buiten staan zijn rosbruin;
aan de zijden van den romp vindt men brui-
re vlekken van vierhoekigen vorm; verder
zijn voor hoofd, wangen en keel roestkleurig,
terwijl de schedel bruin is. De kleur der poo
ten is roodachtig grijs en tusechen de teenen
vindt men kleine spanvliesjes. De hanen on-
derscheiden zich van de hennen door een
Kastanje-bruine vlek op het midden van de
borst en_ doer de aanwezigheid van sporen,
die evenwel ook meermalen ontbreken.
De etaart van dezen vogel is kort en wordt
hangende gedragenalleen, wanneer d'e hanen
vechten om het bezit der hennen, worden de
staaTtvederen opgericht en de vogels toonen
zich dan verwoed en vol aandoeningen. Heeft
de haan zich van het bezit eener echtgenoote
verzekerd, dan- zorgt hij er trouw voor.
Als het wij-fje broed'ende is, houdt de haan
op korten afstand de wacht en waarschuwt,
zoodra er gevaar is. D© henf verlaat dan loo-
pende het nest, spoedt zich haastig door het
gras, en vliegt eerst op, wanneer ze een goed
eind' van het nest verwijddrd is. Hierd'oor
vrordt de wand'elaar dikwijls misleid, door
het nest te zoeken op een plaats, waar t niet
te vinden is, om weldra tot de gedachte te
komen, dat de vogel maar alleen tusschen
het graan of het gras heeft gezeten. Het nest
blijft dan gespaard.
De patrijs wordt wetenschappelij-k aange-
duid als: Perdix perd'ix perdix (L.) Sage en
volksgelopf hebben dikwijls namen doen ge-
boren worden, die blijvend1 zijn en die ook
duidten op de eigemschappen van dieren en
plaaten. Zoo wordt ook voor het gewoonlijk
aag vliegen van den patrijs en voor den naam
het volgende verhaald:
Perdrix was de zoon van Daedalus' zuster,
die door deze uit ijvemicht van den toTen
van MHinerva's tempel geworpen werd. Mi
nerva evenwel had medelijden met d'en jonge-
l:n? em vertndsrda ham in zijn val in aan pa-
tan's. Da uu pardrix Waaf bahandaa. m. W-
vsmmJi flijmda ae«a Am -aal, dku* da ra**!'
nog altijd! niet hoog boven d'en grrond' bege-
ven.
Jfiet alleen vliegen de patrijzen niet hoog,
maar ook zijn ze bang om over water te vlie
gen, ten minsten, wanneer dit eenigszins
breed ia. Er zijn jagera, die verhalen, dat de
dieren duizelig worden, wanneer ze water on
der zich zien, en dan vallen en verdrinken.
Vandaar, dat d'e patrijzen dan ook wel langs
ue rivieren trekkem, maar niet er over vlie
gen. Verklaarbaar is het dan ook, d-at eilan-
uen, hoe geschikt ze ook zijn voor het leven
en de vermenigvuldiging dezer vogels, door
patrijzen niet bewoond zullen worden, wan
neer men ze er niet plant. Zoo is er een tijd
geweest, dat op Texel vele exemplaxen voor-
kwamen in de duinen, die er zoo uitstekend
geschikt voot zijn. Ze broedden er geregeld
en de jacht was er mooi. Doch eierenzoekers
roofdea de nesten en stroopers schoten de
vogels weg, en zoo waren ze weldra geheel
uitgeroeid. Later.heeft zich geen patrijs meer
c-p het eiland laten zien. Wel komen er pa
trijzen voor in do Hollandsche duinen tot
aan Huisduinen, maar geen enkel exemplaar
waagt het, over het slechts smalle M'arsdiep
te vliegen. Wil men dus op Texel weder pa-
1 rijzen hebben, dan moet men ze er beenbren-
gne, doch men is da-n ook vrijwel verzekerd,
dst ze het eiland nimmer vrijwillig verlaten
zullen. Nu in den legtijd1 de duinen beschermd
worden, zouden de nescen gespaard kunnen
blijven, en men zou misschien een prachtigen
pafcrijzenstand' op het eiland kunnen krijgen.
Dat men ook vroeger al beproefd heeft pa
trijzen op Texel te planten, leest men in brie-
ven uit het jaar 1789. Zoo leest men o. m.
„Mijn vriend had hier ook patrijzen ge-
plant, waarvan wij het eerste jaar reeds kudi-
den van 18 tot 17 jongen ontdekten; zij ble-
ven het den winter dOorhouden, en broedden
het volgend jaar wederom even sterk zood'at
zij waarschijnlijk een zeer aangenaam voort-
brengsel voor het eiland zoudieii geworden
zijn, indien zij uit zuivere ruilaartigheid ni-.-t
waren uitgeroeid door een slechtea kaerel,
oie als jager bij een van de Texelsche Heeren"
tjediend hadt, en naderhand getrouwt zijnde
rp zich zelven was gaan wonen; hij schoot de
cuden zoowel als dc jongen en hadt ze boven-
u-ien aan het gemeene volk leeren kennen, eni
ook honden verkogt aan dat volk, hetwelke
nooit op verbeteren, maar wel op vernielen
bedagt is; en op die wijze is het eiland' van
nit aangenaame wild, hetwelke aldaar met
zoo veele moeite en kosten geplant was, ge
heel berooft geworden."
In het Zuidten1 van Europa leeft nog een
andere Patrijzensoqrt n.l. de Roode Patrijs of
O^ocabis rafus rufus (L.) Slechts zeer enkele
rpalen werd hiervan ook bij ons een exem
plaar geschoten, het laatst in December 1904
bij Otterloo (Gelderland.)
J. DAALDER Dz.