Alkmaarsche Couranf
De Amsterdamsche week.
Brieven uit Berlijn.
Zaterdag 2 April.
Sen aNqerdhollandsehe
Waterschapsbond.
F e u i 11 e t o n.
K*. 78.
1921.
Honderd Oris an Twintigste Jadrgang.
In een voor enkele weken gehouden algt
meene ledenvergadering der aldeeling Noord-
holland van de Vereeniging van Nederland-
sche Genieenten mocht ik namens het bestuur
naar voren brengen de wenschelijkheid, dat
in den raad van toezicht op de provinciale
bedrijven ook de waterschappen medezeggen-
schap zouden bekomen, omdat de waterschap
pen in belangrijke mate stroomafnemers zijn
van het P. E. N. Overigens zou de raad van
toezicht dan dienen samengestcld to zijn uit
vertegenwoordigers van de provincie, ae ge-
meenten (de afdeeling Noordholland zag zich
reeds een plaats toegewezen, doch strceit
naar meer) en de groot-industrieelen.
Ik plaatste in een van mijn artikelen over
het P E. N. terloops reeds de opmerking, dat
in verband hiermede* aan een Noordholland
schen bond van waterschappen behoefte wad
^De'vereeniging voor waterschapsbelalgen
en verkeerswegen in West-Friesland maakte
kort daarop in een te Hoor» gehouden leden
vergadering dit punt tot een onderwerp van
bespreking Daarbij werd met algemeene
stenunen aangenomen een door mij ingediend
voorstel om de oprichting van een Noordhol
landschen waterschapsbond te bevorderen.
Dat zou kunnen geschieden in dezen zin, dat
de Noordhollandsche bond voor waterschaps-
belangen en verkeerswegen werd omgezet in
een vereeniging, welke Noordhollandsche
waterschappen en individueele personen als
leden telde.
Alvorens gevolg te geven aan mijn voome-
men om in enkele artikelen een beschouwing
te leveren met betrekking tot het voor bijna
geheel Noordholland boven het Noordzeeka-
naal zoo belangrijke nieuwe hoogheemraad-
schap Noordhollands Noorderkwartier, wil
ik nu eerst nog eenige korte opmerkingen ma-
ken met betrekking tot den Noordholland- j
schen waterschapsbond, welke, als ik goed
zie, hoogsitwaarschijnlijk wel binnen zeer
korten tijd tot stand zal komen.
In dezen tijd van vereeniging en samen-
werking dienen ook de Noordhollandsche
waterschappen zich voor de behartiging hmi
ner belangen aaneen te sluiten.
Maar vertegenwoordiging in den raad van
toezicht op de provinciale bedrijven1 is waar
schijnlijk niet het eenige, waarvoor oprich
ting van een Noordhollandschen water
schapsbond zeer gewenscht moet worden ge-
acht. Er is daarnaast nog zooveel meer,
waarin de Noordhollandsche waterschappen
dienen samen te werken.
Laat mij daarvan allereerst noemen hun be
langen met betrekking tot het nieuwe hoog-
heemraadschap Noordhollands Noorderkwar
tier. Samenwerking van dit hoogheemraad-
schap en van de andere Noordhollandsche
waterschappen in een organisatie zal zeker
het aigemeen belang in groote mate kunnen
ten goede komen.
Dfe dag, waarop de nieuwe hoofdingelan-
den voor het eerst zullen vergaderen, gaan de
Zuiderzeedijken en de Hondsbossche zeewe-
ring naar dat hoogheemraadschap over.
Dat zal over enkele maanden het geval
zijn.
Ik wil verder wijzen op het antwoord, dat
Gedeputeerde Staten mij dezer dagen gaven
met betrekking tot herziening van het aige
meen reglement van bestuur voor de water
schappen in Noordholland. Het ontwerp
voor een nieuw aigemeen reglement zal vol-
gens toezegging van Gedeputeerde Staten dit
jaar in de waterschappen ter inzage worden
gelegd. Er is dan gelegenheid daartegen bij
Gedeputeerde Staten bezwaren in te brengen.
Voor de beoordeeling van dit ontwerp, dat
belangrijke wijzigingen in het Noordhol-
landsch waterschapsrecht staat te brengen,
zal de nieuwe organisatie mede zeer ge
wenscht zijn. Beslist zal dan moeten worden
over al of niet opentfear zijn van water-
schapsvergaderingen, over al of niet behou-
den van het meervoudig stemrecht in de wa
terschappen, over het al of niet gaan mede-
dragen door gebouwde eigendommen in de
waterschapslasten en over veel andere zaken
meer.
Er zou nog veel meer zijn te noemen. Men
denke aan gemeenschappelijken aankoop van
kolen voor bemalingsinrichtingen en van ma-
terialen voor wegenonderhoud, aan gemeen-
schappelijk aanstellen van polderopzichtera,
enz. Ik zal met de opsomming maar niet ver
der gaan; 't zou immers uilen dragen zijn
naar Athene. Ieder voelt wel reeds dat met
de oprichting niet mag worden gedraald.
Bij de vorming van de nieuwe vereeniging
ware in menig opzicht een voortweltl to no-
men aan de vereeniging van Nederlandsche
gemeenten en aan den uidhollandschen wa
terschapsbond. Laatstgenoemde organisatie
telt leden, persoonlijke leden en buitengewo-
ne leden.
Leden kunnen zijn waterschappen; als per
soonlijke leden worden genoemd bestuursle-
den, secretarissen, penningmeesters en tech-
nische ambtenaren van waterschappen; an-
deren kunnen als buitengewone leden toetre-
den.
De contributie voor de leden-waterschap-
pen is geregeld naar de grootte van het om-
slagplichtig gebied. De persoonlijke en de
buitengewone leden betalen een vaste jaarlijk-
sche contributie.
Mij dunkt de bestuursleden van het Hoog
heemraadschap Noordhollands Noorderkwar
tier zouden wel gezamenlijk met die van den
Noordhollandschen bond voor watersehaps-
belangen en verkeerswegen en van de veree
niging van dijkgraven, voorzitters en secreta
rissen van waterschappen in Noordholland
het initiatief voor oprichting van de nieuwe
organisatie kunnen nemen. Dan is zeer ^poe-
dige totstandkoming ongetwijfeld verzekerd
en onze schoone provincie een nuttige instel-
ling rijkcr.
Dat zij spoedig daartoe een vergadering
van alle Noordhollandsche waterschappen
bijeenroepen!
Purmerend. D. KOGIMAN.
door Henri Ardell. Niaar het Fransch.
32)
En ik vergat de mooie Jeanne. Wij zijn
weggevlogen. zoo snel, zoo snel.... Maar 's
avonds, onder het naar bed gaan, terwijl ik
praatte met Madeleine, riep mijn wijize nicht
eensklaps uit, toen ze over het schaatsenrij-'
den sprak
Wat is die Jeanne toch verleidelijk
Dadelijk is het kwade duiveltje uit een
doosje en ik vroeg aan Madeleine:
Waarom vind je die Jeanne dPEsteve todi
zoo verleidelijk?"
„Heel eenvoudig omdat zij het is", ant
woordde Madeleine op een toon die mijln wijs-
heid op de vlucht heeft gejaagd.
„OrT!dat ze op het bal den heelen tijd met
denzelfden heer danst als hij haar bevalt en
met hem praat gedurende den cotillon in
plaats van te walsen,terwijl zij haar oogen
laat schitteren boven haar waaier uit? Om
dat zij't zoo schikt, dat zij altijd door heeren
omringd is? Omdat zij een menigte dingen
doet, die je heel ongepast zou vinden als ik
ze deed?"
Ik had1 in ddn adem doorgepraatIk
schaamde mij' over mijn eigen boosaardigheid
eu toch kon ik miji niet mnoudan. MadsUina,
LXVI.
De bestraffing van de stokers
van 8 Jam 1920. Rumoerige too-
rteelen in en buiten den Raad.
De heer de Wolf (Katholiek) tot den heer
Kleerekoper (Soc. Dem.): „De machtige"
Wibaut blijkt niet eens bij machte te zijn eene
vergadering van den Gemeenteraad te lei-
den
De heer Kleerekoper: >ySpreek tegen je
soortj Niet tegen mij
Ziehier den staaltje van den toon, het hoog-
Haarlemmerdijks of liever het laag-Zeedijks,
waartoe de Amsterdamsche „Edelachtbaren"
zijn vervallen. Het zal niet lang meer duren
of de van stcrken drank walmende verkie-
zingspeeches die Had-je-me-maar tegenwoor-
dig op straat houdt, is gekuischte taal ver-
geleken bij hetgeen men elkander thans reeds
op het Prinsenhof toevoegt. O tempora 0
mores
Het was aan het slot van de avondzitting
van Woensdag dat deze beschaaf de gedach-
tenwisseling plaats vond. Daaraan was voor-
afgegaan de voortgezette behandeling van de
kwestie der 8-Junistaking, waarmede wij op
het oogenblik dat ik dit schrijf Donder-
dagmorgen nu al acht zittingen zijn bezig
geweest, terwijl de negende, en wellicht de
tiende en de elfde, in't zicht zijn. En dat of-
schoon ieder weet wat de uitslag zal zijn, al-
thans als er door absentie van sommige „bur-
gerlijke" raadsleden geene verrassingen ge-
beuren. De neuzen zijn geteld: het zal eene
stemming worden van „boerzwasie" tegen de
vereenigde Esdeape-ers en Bolsjewiki. De
stakers van 8 Juni zullen gestraft worden,
als er geene wonderen gebeuren. En toch
blijft men praten, blijft Raad maar voort-
dasen, om politieke redenen. Want we staan
met een been in de verkiezingen en beide par-
tijen hopen er d.w.z. uit het debat munt
uit te slaan, politieke zijde bij te spinneu.
Intusschen waren er Woensdagavond een
groot aantal raadsleden die het nu welletjes
vonden, en namens wie de heer Ter Haar
voorstelde, niet om elf uur, het gebruikelij'ke
sluitings- of schorsingsuur, uiteen te gaan,
maar ook nog de wethouders die niet gespro-
ken hadden aan het woord te laten en dan
meteen eene beslissing te nemen. Daartegen
verzette zich echter burger Wijnkoop. Over-
eenkomstig de tactiek die hij bij de behande
ling van deze geheele zaak volgt, om den
loop der zaken te vertragen, te belemmeren,
door obstructie in allerlei vortn dagenlan-
ge redevoeringen of heidensch kabaal zet-
te hij het aanstonds op een schreeuwen, toen
er uit den Raad bezwaar werd gemaakt tegen
het denkbeeld dat de communist Coljy op-
perde, om dan eerst een uur te gaan passee-
ren. Want ik vergat nog te vermelden dat het
voorstel-Ter Haar om aftemaken werd aan
genomen, zij het dan ook slechts met eene
kleine meerderheid (21 tegen 19 stemmen).
De Raad had dus op volkomen wettige en de-
mocratische wijze besloten voort te vergade
ren en nog Woensdagavond de stakers te be-
rechteiL Maar Wijnkoop en consorten maak-
ten dit onmogelijk, door een gehuil als van
eene bende wilde honden of hongerige wolven
aan te heffen. En toen bleek inderdaad de
heer Wibaut niet over de kracht en de macht,
en evenmin over den lust te beschikken om't
pas gevallen raadsbesluit doortevoeren zon-
der eenige ernstige poging daartoe gedaan te
hebben, en zonder ook maar getracht te heb-
ben de communisten tot die orde te roepen,
die haar haren stond te vlediten voor den
spiegel, bleef verbaasd staan
Arlette, wat bezielt je? Wat heeft Jeanne
je gedaan, dat je haar aldus aanvalt?"
„Ik val haar niet aanIk vraag je ver-
klaring", antwoordde ik, terwijl ik mijn arm
onschuldig hoolfdkussen leelijk plaagde. Jlul-
lie bent allemaal vol aanbidding voor haar en
ik begrijp niet waarom, daar zij' op mij vol-
strekt niet diezelifde uitwerking heeft. Daar
heb je het!"
,.Welnu. ik raad je aan dat niet te zeggen,
vooral niet in tegenwoordigheid van Guy,
i want je gestreng oordeel zou hem op mijn
zaditst gesproken neel vreemd toelijken", ant
woordde Madeleine cxp haar beurt op ver-
toornden toon, iets heel zeldzaams bij haar.
Ik zei met een snel kloppend hart
„Bewondert hij haar dan ook?"
„rb hoop het wel, ik hoop van ganseher
harte dat hij haar eindelijk zoozeer zal bewon.
deren, dat
„Dat?" riep ik uit, toen ik Madeleine eens
klaps zag zwijgen.
„Dat hij haar nooit zal laten beoordeelen
door onwelwillende menschen."
Zonder te weten waarom, wist ik zeker, dat
Madeleine maar wat zei tot slot van haar vol-
zin, Maar het Was zoo nutteloos haar verder
te vragen, om er achter te komen wat zij
eigenlijk meende, dat ik het maar niet gepro-
beerd1 heb. Ik riep alleen met al de overtui-
ginjl van mijin. zaal:
conatatmxte hij dart op deze wijze niet venter
vergaderd kon worden, en sloot hij onder
protesten van de Raadsmeerderheid de
vergadering, of liever schorste hij haar tot
Donderdagmiddag. Aanvankelijk scheen het
dat de Raadsmeerderheid niet van zins was
zich hierbij neer te leggen. Althans verschei-
dene leden, zooals Mr. Z. van den Bergh
(Vrijz.-Dem.) en Prof. Mr. Diepenhorst (An
ti-Rev.) bleven eenvoudig zitten, toen de heer
Wibaut den hamer neerwierp en zeer con-
gestieus de zaal verliet. En daarnevens oni-
wikkelde zich een kijf- en scheldpartij in op
tima forma tusschen de leden van de meer
derheid en de minderheid, die in groepen in
het midden der raadszaal stonden, samenge-
schoold en in zeer opgewonden toestand ver-
keerden. 't Was of de Nieuwmarkt (ik bedoel
de Vischmarkt) naar het Prinsenhof was
overgebraeht. Men toe verwachtten wij, jour-
nalisten, die met veel belangstelling de zon
der voorzitter voortgezette gedachtenwisse-
ling van den Raad volgden, dat de heeren
en dames elkander in de haren zouden vlie-
fen; dat de Kamerbewaarder en de andere
tadshuisbodes, en misschien wij z&lven de
Edelachtbaren van elkander zouden moeten
halen, zooals elk rustig burger op zijn tijd
wel eens op straat moet doen, als twee jon-
gens bakkeleien. Maar wonder boven wonder
kwam het zoover niet, en langzaam ontruim-
den de raadsleden de zaal. E6n was er die
glimlachte die schaterlachte, inwendig, en
die zelfs uiterlijk zijn pleizier moeilijk verber-
gen kon. En dat was WijnkoopAls een Me-
phisto stond hij midden in de zaalcynisch
en boosaardig grijnzend, en als vanzelf scho-
ten mij toen de bekende regels uit Gounods
Faust in de gedachten
„Satan-zelf is overal
,,Bestuurt het bal
Ja, hij leek de duivel zfclf, die zich verkneu-
terde over de verdwazing waartoe hij de ar-
me menschen gebracht had!
Zoo straks, als de middagzitting van den
Raad begint moet ik toch eens goed kijken of
hij niet een bokspoot heeft, en of er niet een
staart onder zijn jas verborgen is. 't Zou niet
onmogelijk zijn aat hij den duvel-z&lf was.
Die waart n5g rend over deze aarde, ook in
den tegenwoordigen tijd!
Ook buiten de Raadszaal, onder het Prin
senhof, had de politieke regisseur die Wijn
koop is, voor de noodige tooneelschikking
gezorgd. Naar's middags in den Raad be-
kend werd er fladdert altijd wel een exem-
plaar van zoo'n pamflet op de tafel der ver-
slaggevers had het P. A. S. (het Plaatse-
lijk Arbeids-secretariaat) tegen 's avonds
eene betooging beraamd. Alle gemeentewerk-
lieden waren uitgenoodigd om half acht v66r
het Stadhuis te komen. Natuurlijk had ook
de politic hare maatregelen genomen, en zoo
vonden dus de betoogers den Oudezijdsvoor-
burgwal voor het Raadhuis „afgezet", toen
zij zich omstreeks half 8 begonnen te verza-
melen. Trouwens, niet velen, hoogstens eeni-
e honderden, hadden aan den oproep van
et P. A. S. gehoor gegeven. Eene eeni,
zins indrukwekkende betooging werd het
niet, wel eene vrij dunne demonstrate tegen
de „burgerlijke" raadsleden, die tegen half
negen kwamen opzetten. Zij werden nage-
schreeuwd en nagefloten, uitgejouwd en ge-
hoond, en de tijd lijkt niet verre dat zij cok op
'n pak slaag zullen worden onthaald, als zij
zich veroorloven om eene bepaalde zaak van
meening te verschillen met de communisti-
sche werklieden. En toch meenden zij, op
hun wijze, ook het gemeentebelang, dat is:
het belang der gemeenschap te dienen De
zaak waarom het hierbij gaat, is door de re
de die Woensdagmiddag wethouder Wibaut
hdeld, nog eens duidelijk naar voren geko-
men.
Voorep stelde hij dat de werklieden die in
dienst van het Overheidsbedrijf zijn, ver-
plicht zijn goed en stipt hun taak te volvoe-
ren, zelfs beter en nauwgezetter dan hunne
kameraden in de particuliere bedrijven.
Wantzeide hij, door hunne fouten, hunne
verzuimen, hunne tekortkomingen, wordt het
gemeenschapsbelang geschaack De conse-
quentie hiervan zou o.i. moeten zijn dat men
dus ook staking der gemeente-werklieden af-
keurt. Neen, zegt de heer Wibaut, want bo
ven de verplichtingen die de gemeentewerk-
lieden tegenover de gemeenschap hebben, stel
ik in bepaalde gevallen hun plicht tegenover
hunne klasse; de arbeidersklasse dus. Dat
zal niet veel voorkomen; dat zal geen regel
zijn, maar die mogelijkheid daarvan dient te
worden erkend en vastgelegd. Hij stelt dus
welbewust het klassebelang boven het ge
meenschapsbelang. Het is een weg waarop
niet-sociaal-democraten hem- moeilijk zullen
kunnen volgen, en die ook tot allerlei gevaar-
lijke consequenties leidf. Want de heer Wi
baut is toch niet z66 dol op stakingen van
overheidspersoneel, of hij acht die alleen toe-
laatbaar om motieven van den allerhoogsten
rang. Bijv. de Anti-Revolutiewet, tegen de
snelle behandeling en aanneming waarvan
de Amsterdamsche Gemeentewerfclieden pro-
testeerden door hunne staking van- 8 Juni
„Dat gaat Guy niets aan of men haar cri-
tiseert, ]S of neen. Ach, ik wou dat ze miaar
tiouwde met een officier of ik weet niet wien.
een man die haar heel ver wegvoerde. En
Waarschijnlijk was het geduld van iMlade-
leine uitgeput, want zij viel mij in de rede en
verklaarde op boozen toon:
„Je weet niet wat je zegt.vanavond, Arfet-
te. Ga maar gauw slapen,"dat is veel beter
voor je.... Goeden nadit!"
Zij raakte mijln haren even met haar lippen
aan. Ik heb haar een kus teruggegeven zon
der iets te zeggen. Zeer waardig is ze naar
haar kamer gegaan. Ik ben gauw naar bed
gegaantoen mijin kaars was uitgeblazen, heb
ik vreeselijk liggen schreien, met mijin neus
in mij'n kussen.
22 Januari.
Er waren menschen, veel menschen in de
salon. Het was de „jour" van mijn taate. 'Na
tuurlijk was Jeanne d'Esteve er ook. Zooals
gcwoonlijk praatte ze met mij dat lachje,
waannee zij miji altijid lust geeft tot haar te
zeggen, dat ik geen speelgoed voor haar ben
ze wou weten of ik nog naar het bal gegaan
was en met Guy had gedanst. Zij: praat al
tijd met miji over hem en dan komt er in haar
oogen een spottende uitdrukking, waar ik een
afschuw van heb
iHSjl kwam juist terwijl zij er nog was, op
het oogenblik, dat Madeleine thee zou gaan
schenke n en mij1 riep om haar te helpen. Ik
heb net gedaan of tie hat niet hoorde. Guy
1920. Maar die heer Wfjhkoop die w£l de oorr-
sequentie van de sodalistische theorie aan-
durft, interrumpeerde toen terecht met deze
vragen: „Wie zal dat uitmaken? Wie zal uit-
makep wat motieven van den allerhoogsten
rang zijn? Gij beschouwdet als zoodanig de
Anti Revolutiewet in 1920. Wij, de com
munisten en de federatieve gemeentewerklie-
den hadden weer andere, onze eigen motie
ven van den allerhoogsten rang: voor de sta
king van1 Juli 1919 die gij afkeurt; die
gij &n stuk bedrog hebt genoemd; die gij
veroordeeld hebt op dezelfde gronden die nu
uwe burgerlijke tegenstanders tegen de sta
king van 8 Juni 1920 aanvoeren. Gij, maakt
dus verschil tusschen de stakingen van fede
ratieve en van modeme gemeentewerklieden
Gij meet met twee matenspreekt met een
dubbelen tong; predikt twee-erlei moraal!
En de heer Wibaut kon hierop eigenlijk niets
antwoorden. Want de redeneering was lo-
gisch. Er viel geen speld tusschen te steken.
Zal de Raad de behandeling van de onf-
slag-kwestie heden, Donderdag, ten einde
brengen? Ik waag mij niet meer aan voor-
spellingen. In den Amsterdamschen Raad is
alles mogelijk en niets onmogelijk.
WAGENAAR Jr.
Berlijn, Maart 1921.
„Berlijm pro-teateert en danst", zoo echxeef
onlangs een Elngeilseh, blad, teen, de Parijsche
besluiten in Duitschlanid stuitten op een
eenagezinde weigering, toen die politieke hori
zon weer versomberde, en toen, desondanke het
groote Pers-bal, de j-aarlijkiaolie wapenschouw
van de vereenig-ing d© Berliinache Pera, niet
werd afigelast. Reeds sedert gearuimen tijd)
treffen wij in de buitenlandsche peers deze op-
merking aan: dat het ens in Diuitoohland
tech niet zoo slecht kan gaan, dat wij tegen
over de beweringen deer Entente toch niet
steeds van onze armoede kunnen blijven spre-
ken, wanneer toch in de hoofdstad, het eene
bal na het andere plaats heeft.
Wij kunnen het het buitenlandi werkelijk
niet ten Ikwalde duiden, wanneer het zich ver-
wondert over dezen toestand, over deze zon-
derlinge tegenstirijdigheid. Maar ik meen, dat
dit alles slechts verkLaard kan worden uit de
gesteagesteldheid van een volk, dat door zulk
een merkwaardig en tragisch lot getroffen is,
als het Duitsohe. Nerigens in- Euxopa heeft
zich een zelfde iets voongedaan slechts in
Oostenrijk, en <laar zijn dezelfde, in den be-
ginne onbegr ij pel ijke contrasten te vinden als
bij onsHet moet te wijten zijn aan de sfeer,
die zich na groote rampen en oanwentelLngen
over een land verbreidt, waarbij ondanks alle
ongeluk, of waarschijnlijk juist door deze el-
lende, de menscheiijke geest er op gericht is
zich het leven tenminste door uiterlijk genot
dlraaglijk te maken.
Ik wil niets verontschuldigenj ik wil 't
slechts verklaxen. Menschen van Verantwoor-
delijkheidbbesef en zedelijken ernst denken er
ook in Berlijn niet aan, die groote fees ten en
bals te bezoeken, die overigens zoruder uitzon-
dering alle ten bate van liefdiadige doelednldbn
igeorgamiseerd worden-, en die belangTijke
somrnen opbrengen voor de onders teaming
van behoeftigen, ellendligen en wanhopigen.
Ek persoonlijfc zou mij liever den pink laten
afhakken, dan dat ik mij in zulke tijdten van
vaderlandschen rouw in een maskerade-pak
bou stdken, en er zijn ontelbaxen dio evenzoo
er over denken. Maar daarnaast zijn er vele
duizenden die het met hun etbisch-monscho-
lijke gevoelens niet zoo strong kunnen' ne
men. En bovendiener is een jeugdl, die leven
wil, die geduTende jaTen haar bestaan bedor-
ven moest zien, en die nu eenvoudig niet
meer te houden is. Ik meen dat het eigenlijk
echt pharizeisch zou zijn om van jooge men
schen, die voor den levensstrijdi in de toe-
fcomst hun frisehheid en vroolijkheid' moeten
bewaren, te verlan'gen, dat zij zich in grau-we
zakken zouden hullen en asch op hun hbofd
zouden strooien. HHatuurlijk vermengt zich
met deze verechijnselen, waaroverr men niet
gTamstordg het voorhoofd! moet fronsen, het
wel stuitende gedrag van de „Schieber"-cate-
-gorie, de O. W.-ers. En, zoo is het te verkla-
ren dat de tetaalaamblik voor den vreemdie-
ling toch iets onplezierigs heeft.
Veel wordt daarbij natuurlijk overdreven
Zoo viel er onlangs een kostelijke geschiede-
nis voor. :Olp het pere-bal, waarop naar oiud
gebruik de ministers versehenen, en d'at over
het aigemeen tech minder een balfeest is dian
wel een- rendezvous van- die -meeet versohillen-*
de maatschappelij'ke fclassen, was ok de Duit-
sche rij'kskaiieelier, de heer Fehrenbach, aan-
wezig. Dat word, zooals gehruikelijk is, in
■alle bladen vermeld. !Nu was omstreeks den
zelfden tijdi bekebd gerworden, dat de heer
Fehrenbach in zij-n Tied mat" in Baden sedert
lango jaren lid' was van een mannenzangvor-
eeniging, en er wo»d ook over gesproken, dat
hij kort geleden in besloten faring iu een klein
vertrouwd gezelschap met een vriend een
duet had gezongen. Nil wilde het ongeluk, dat
deze twee omstandigheden gecombineerd wer-
kwam naar den hoefk van de jonee meisjes
toe, nadat bij zijtn cocmpliment had gemaakt
bij de oudere menschen van het gezelschap.
Fij keek Jeanne aan, die hem toelachte en
hem de hand toestak. Ik begreep, dat hij bij
haar zou gaan zitten. Ik voelde mij zelf heel
klein, in't geheel niet bij machte, dat te ver-
hinderenen om ze niet langer te zien, heb
ik aan de roepstem van Madeleine gdhoor
gegevenIk heb gehol-pen zoo-veel ze maar
wilde; ik heb in de salon rondgedwaald waar
ze miji maar naar toezond; ik heb mij gedra-
gen zooals ze maar verlangen kon als een
goed opgevoedi jong meisje. Een oogenblik
was ik in hun nabijheid, zij! praatten zo6 druk,
dat ze mij niet zagen.... Ze zeide: „Mij- dimkt,
u laat uW kopje vandaag wat in den stack?'
Hij herhaajde: „Mijh popje?"
En ze neemt
mi} nog erger....
dat ze u amuseert. Zij is zoo
„Ja, uw 'Bretonsch pogje
't u kwalijjc, heel erg!..... En miji
o, it IV
grappdg!Er bestaat speelgoed voor klei
ne kinderen, maar ook voor groote menschen.
En de mannen, nietwaar, zijn min of meer
groote kinderenIHtt is een waanheid, die
al lang erkend is
Was Guy ontevreden of niet over't geen ze
zei? Er vertoonde zich een rimpel tusschen
zijn wenkbrauwen en zijh stem klonk zonder-
ling, toen hiji antwoordde:
„Dus u vind't, dat mijln nichtje Arlette. want
ik denk dat het over haar is dat u spreekt, een
popjs voor mij iu?"
dten. In hist EopenahwagscB tfiwl ^Po!i *~'«r
stead1 het verbazingwekkendi verhaal, diat
Rjjkskauselier niet slechts op het persbai was
geweest, doch hij was dear op een laat uuir in
de regeeringsloge opgettaan en had een lied
de zaal in geelingerd 11 Van Denemarken uit
deed dit opzienbarende bericht al gauw de
roonde dloor geheel EUropa- Wet helpen daarbij
uitleggingen en verheteriuigen I Bij de groote
„sympatlhie" die de Duitochers nog steeds in
de geheele wereld 'genieten, hoewel zij ver-
schrilkkelijke kleppen gehad hebben en enders
near overwonnen vottiken in den regel de sym-
pathie uitgeat, gelooft men in 't buitenlanld
maar al te graag, dat de hoogste ambteneax
in het RdjOc zich op een dergelijke dwaze ma-
nier -gedr agen zou heb ben.
'De dan-swoede echter, die ontegenzeggelijk
bij one -heerscht, is eigenlijk in't geheel geen
versohijnsel van den laatsten tijd. Zij is
slechts een voortzetting van wat tijdens den
oorlog reeds begonnen is. Ik meen, dat het
eigenijk in alle laniden zoo is gesteld. Het ge
not, om aan zijn levensvreugde in dansbewe-
gdnigen uiting te geven, is eigenlijk een reac-
tie op de ongehoorde arbeids-inspanning, die
in onze eeuw door de machines in't leven is
geroepen. Deze vreugde is oauw verwant aan
de liefde tot de sport, die wel uit dezelfde
bron voortepruit. Het is eenvoudig een cul-
tuurverschijnsel. Het is ib.v. teekenend dat
onder alle noviteiten der Berlijnsche echouw-
burgen sedlert maanden een dansspel: „Die
Josephs-Legende", waarvan niemand minder
dan Richard Strauss de muziek schreef, het
gTootsrte suooes ondervouden heeft, em het
meeste opzien heeft gewekt. De „Josephs-Le-
gende" is v66r den oorlog ontstaam. Het epel
werd' destijds in Farijs en Louden opgevoerd.
Maar eerst nu is de -belangstelling ervoor ont-
waakt.
Hoezeer in den opzet van dit werk ook de
vroeger ingeslagen irichting is gevo-lgd, toch
bespeurt men, diat het grondi-dee en de compo-
sitie ervan ontstaan zijn onder den directen
invloed van de kunstreizen van 'het Russi-
sche ballet uit Petersburg, dat voor den oor
log stermachtige geestdrift verwekte. Richard
Strauss wilde zijn werk vastknoopen aan de
Russische balletkumst, die aan de oude over-
leveringen der danslkunst nieuw en bloedend
leven gegeven hia-d De handeling was geschre-
ven door graaf Harry Kjessler en Hugo von
Hof-mannsth-al, die ook reeds voor Strauss'
„Electra" en „Rosen.-kavalier" de teksten had
geleverd'. Deze beide eohrij-vers hebben het
bijbelsche gegeven vrij o-mgewerkt en hebben
er nieuwe bezieling aan verleend. De -ontmoe-
ting van de ontuchtige vtouw Potdphax met
den onschuldigen Htebreeuwschen herders-
jongen beschouwen zij- als een samentreffen
van een afstervende, decadente Oostersche
oultuur met den vromen en reinen geest van
een in God geloovende stam. In het weelde-
ri-gen voisteijilke huis van Fotiphar verschijnt
op een feestmaal een Arabisohe sjeik die het
brassende gezelschap allerlei sens-ationeelis
aanbiedt. AHlereerst een sluierdians van mooie
hafn-aakte meisjes, die de toeschouwers in een
roes van zinnelijfcheid' bremgt. Dan een wild
gevecht van henkulische vuistvechters. En
daarna bremgt hij in dezen ikring den teeren
herdersjongen, vol van de frisehheid der
jeugd, een jongen, dien de ejeik van zijn -broer
gelkocht heeft. Potiphar die tot dusver in ge-
blaseardheid en volslagen gemis aan belang-
steling over de vertooningen -heen gestaard!
-heeft, wordt dan opmerkzaam. De verschij-
ning van Joseph treft haar. Zij prikkelt aller
eerst haar zinnelij'ke begeerte. En om den
reinen jongen te bezitten sluipt zij 's naehts
in zijn slaapverbrek. Maar als hij haar terug-
wijst, grijpt een groote verandering in haar
plaats. Met de verlangens van haar zinnelijk
gevoel vermengt zich de erkenning dat hier
iemiand uit een hoogere wereld, van een rei-
nere zedelij'ke sfeer voor haar staat. Toch
verraadt zij Joseph door een valsche aan-
blachtt De onschuldige zal niet, zooals in den
bijbel, in d'en 'kerker igewoapen worden, maar
met vreeselij-ke martelioagan deodgepijnigd
worden. Doch de folterknechten staan mach-
teools tegenove rden fcnaap, die stork blijft in
de hoogheid van zijn rein geweten, en die
door de verschijning van een van goud-ge-
pantserden engel gered woTdt. Poti-phar ech
ter, ontzet door deze gebeurtenissen, vindt
geen moed om nog voort te leven, en worgt
zich met haar halsketting.
De muziek van Richard Strauss bereikt in
dit werk niet de hoogte van die van zijn an
dere tooneelwerkenMaar de handeling der
Pantomime, de in danekunst uitgebeelde
spannende intrige, e dVegreestel ij-kte, door
dichterlijke gedachten op hoog peil- gebrachte
uitvoering van de balletten, en de kostbare
glans der costuurns, kleuren en Rchteffecten,
waarin de Berlijnsche Staats-opera het geheel
gehuld heeft, maakte een buitengewoon ster-
'ken- indruk. Het stomone sped der bewegingen,
dc oplossing van dramatische scenes door
middel van rythmisch bezielde gestalten, de
harmonie der 'beweeglijke masea-dansen en de
eipressievolle individueele damson boeid'em
oog en zinnen-. Een bijeondere aantrekkings-
kraoht verkreeg de vooretelling bovendien
„Hoe kan men dat weien In ieder geval,
u moet ericennen, dat u zorg draagt haar niet
te bederven, haar al haar moreele frisamad
to doen beihouden. Het schijnt, dat u over haar
waakt, zooals een goede huisvader doen zou,
dat u met haar wandelt, haar lcert dansen,
lectuur voor haar kiest en in opstand geraakt
wanneer het arme kind het puntje van het
neusje, van het Bretagne, even in een reman
wil steken
„Dat geloof ik wel1, je zeker daar ik ziele-
verantwoordelijldheid op mij genomen heb.
Wat is u goed op de hoogte! Mag ik weten
door wie?"
„Door de chroniek, heel eenvoudig! Is u de
uitdrukking vergeten: Babbelziek als een
chrroniek?"
Dit zeggende, zag zij hem met dien blik
tusschen de wimpers door. Ze sprak op
eenigszins spottenden toon, maar zij glim-
lach'te ook en de spotternijl scheen verToren
to gaan- in haar glimlach, een glimlach die
haar lippen heel aardig tot boven de tanden
optrok. En het was of die tantjes mij fcnaag-
den< aan het hart en mij- lyst gaven om1 te
schreieni. Omi ze niet meer te zien heb ik mij
dus maar omgekeerd. Ik ben naar het andere
eind van de salon geslopen tusschen de pal-
men en heb mijin oogen dieht gedaan om zeker
te zijn ze niet meer aan te kijken.
Wordt vervolgd
j—-
TXTTT.