Alkmaarsche Courant
De Amsterdamsche week.
Damrobriek.
Alkmaarsche Huishoud- en
Industrieschool.
Uit de netuur voor jong en eud.
fi
Zaterdag 9 April.
LAATSTE AAN6IFTE
voor opleldingen en cnrsnssen
Feuilleton.
Jf#. 81. MIL
Honderd Drie en Twintlgste Jaargang.
Dinsdag 12 en 19 April en Vrt)dagl5
en 22 April, telkens des namiddags
2-4 nnr.
Prospectus op aanvraag.
Inlichtingsa warden game rerstrekt
dear
De Directriea,
J. F. BEUMER.
door Henri ArdeW. Niaar het Fransch.
37)
„Ze lijken een, prachtige gezondheid te
hebben," zei Arlette zonder eenige geestdrift.
„Maar kan men hen niet naderen zonder hen
onaangenaam te zijn?"
Met een welwillenden glimlach veiklaarde
mijnheer Amelot op een plechtigen toon:
„Zoo zijin ze altijd; wanneer een vreemde
hen aanspreekt. Oat komt omdat zc nog niet
gemeenzaam zijn met het onmeedoogend juk
der beschaving. Ik heb tot stelregel dat men
kinderen moet laten opgroeien als het gras op
de weide in voile vrijheid1, om hun een sterk
gestel te bezorgen. Tot op den leeftijd van zes
jaar zullen de mijnen in miots bedwongen wor-
den."
„En vervolgens?" vroeg mevrouw Chausey,
die met haar gewone opgewekthcidl het geval
van dien grappigen kant bekeek. Die dikke
man, zoo verwaand1 en dWaas, die haar nicht-
je niet zou krijgen, amuseerde haar bijzonder.
Later, mevrouw, daar tegen het zesde
jaar het verstand komt...."
„Ik dacht dat het zeven was, de leeftijd van
het verstand," merkte Arlette ondeugend op.
'Mlaar mijnheer Amelot hoordte het niet of
vond het zijns onwaardig deze beuzelachtig
opmerking te beantwoorden en hij ging on-
verstoorbaar voort:
„Tegen zes jaar komt het verstand... en dan
begint de ware rol voor de ouders, een rol
waarvan de ennst mij verschrikt en waarvoor
ik erken niet waard te wezen die alleen te ver-
vullen
let oanusrVhaxs «og«nMiik via atiirwijgta
Darra* wortft dm cfln grawnTeprogTwin
voLgde op deze verlclarinig, gedaan met groo-
te plechtigheid. Om het gesprek een> andere
richiiing te geven, vroeg mevrouw Chausey,
die het met hem eens scheen te wezm
„En is u tewreden over uw methods van
opvoeden, mijnheer? Daar ik bestemd' ben
over korten tijd grootmoeder te worden, hoor
ik gaame de opinde van menschen die bevoegd
zijn1 over de zaak te oordeelen."
Arlette wierp een verbaasden blik op haar
tante en een anderen, wcinig vleiend'en blik
op de twee phenomenen, die bciden stilletjcs
hromrifen om den geliefdten vader" mee te ne-
men naar den kameel. Maar de „geliefde va
der" dacht er niet over. Gevleid' door de vraag
van mevrouw Chausey, antwoordde hij met
zeer veel ijiver:
„Mlevrouw, deze opvoedlng is vohnaakt,
want zij laat den .aard van het kind toe zich
vrij uit te ontplooien...."
,,Tem goede en len kwade? En maakt d'ie
oote vrijheid hen niet een weinig tuchte-
oos?"
Mevrouw, wanneer mijn kinderen' zekere
grenzen overschdjlden, kail' ik ze waarschu-
wenj door ze een strange afstraffing toe te
d'ieneni."
„Och, mijnheer, u wilt toch niet zeggen
dat die arrne kinderen soms gestagen wor
den'?" viel Arlette in, vol medfelijdeni met de
twee phenomenen.
Waardig verklaarde de heer Amelot:
,,Ik sla ze niet, juffrouw, ik kastijd1 ze. Ik
help bij hen1 het gevoel van plicht te doen ont-
staan en wel door het eenige middel dat zij
nogkunrnen begnjpeni. Want in den grond
van de zaak zijin kinderen niets dan kleie die-
re
„Mlijnheer Amelot, u is een verwonderlijk
man, "verwonderlijk!" zei mevrouw Harvet,
achates^"* van hat' lafbm.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 645, auteur P. de Groot.
Stand
Zwart: 5, 9, 10, 15, 16, 19, 20, 22.
Wit: 21,29,33,37, 40,41, 42, 45,47.
Op1ossing
1. 42—38 1. 16 27
2. 29—24 2. i9 30 (gedw.)
3. 37—31 3. 27 36
4. 33—28 4. 22 42
5. 47 38 5. 36 47
6. 40—34 6. 47 40
7. 45 3!
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, G. J. C. De-
nijs en D. Gerling te Alkmaar.
Van probleem No. 644 dienen wij nog te
vermelden, dat er naast de auteursoplossing
nog eenige kleine afwijkende ontledingen mo
gelijk waren. De heer de Groot zond ons en-
kele (o. a. 31—27 24—20, 38 29, 42 2,
47 38 met vrijwel gewonnen eindstand). De
heeren W. Buis te Beigen, W. Kuiper te
Noord-Scharwoude en P. de Groot te War-
menhuizen moeten daarom nog als goede op-
lossers van No. 644 genoemd worden.
Van No. 643 nog ae heeren Jb. Toepoel te
Sint Pancras, P. Ulrich te Alkmaar en P. de
Groot te Warmenhuizen.
EENVOUDIG, MAAR LEERZAAM.
De beide standen, die wij thans laten vol-
gen, bevatten geen ingewikkelde combinatie-
mogelijkheden, maar zijn door hun schijnba-
re eenvoud zeker van groot nut.
Zwart: 8, 14, 17, 18, 22, 24, 29.
Wit: 25,26,32,33,37,38,39.
Welk een eenvoudige natuurlijke stand niet
waar?
Welnu, lezer, als gij met wit aan zet was
geweest, had gij dan ook gespeeld:
1. 26-21 1. 17:26
Nliets ontnam haar haar ziclsrust en zij
scheen zich in t minst den indruik niet be-
wust dien haar candidaat had iteweeg ge-
bracht.
„Ach, die mannen die buiten de steden wo-
nen, wat hebben zij hun oorspronkelijkheid'
behouden
Met besdxeddenJieidi antwoordde de heer
Amelot:
„Ik doe wat ik kan, mevrouw. Maar ik wou
dat ik meer nut had1 geirokken uit de bewon-
derenswaardige voorschriften die de Entile
van Rousseau bevat, een van mijju gelief-
koosde boeken."
„Leest u veel, mijnheer?" vroeg mevrouw
Chausey verbaasd.
,„Neen, niet veel, want ik houd alleen van
degelijke boeken en ik heb verachtkig voor
romans, die allemaal niets dan een verzame-
ling dwaasheden zijnMijn grootste ge-
noegen is onze courant te lezen, Le progres
angevln. IDat blad is bewonderenswaardig
goed ingelicht omtrent alle nieuwtjes van de
streek en behelst uitmuntende raadgevingen
op het gebied van landbouwVerleden jaar
b.v. toen het veevoeder...."
Miemand! heeft ooit geweten, wat mijmheer
Amelot wou zeggen over het veevoeder, want
er was hevige twist onts/taani tusschen de twee
wondferkinderen; Felix trok woedend aan een
haarlok van Pauline, die zich met handen en
voeten trachtte te bevrijdieai. Mijnheer Amelot
liet! de ongelukldge dienstbode zoo goed en
zoo kwaad als het kom den twist tusschen de
twee vechtende kinderen uitaaken en toen Ar
lette in een instinctmiatige opwelling opstond
om ze te scheiden, hield1 hi] haar terug met
een neerbuigend glimlachje:
jEterangeer u niet, juffrouw; zij vechten
daar
last
zoo dikwijls op die manier. Ik verzet mij
mat taaen. Twiaocn, vonnaa kaxakisr. lie
2. 37—31 1 20:23
3. 39-34! 3. 28:30
4. 25 3 (4 en op dam)?
In onderstaand eindspel ia wit zoo goed als
verloren.
Zwart: 18, 33, 41 en dam op 50.
Wit42 en dam cp 2.
Maar zie, daar ontdekt hij op het laatst
nog uitkomst en maakt remise door:
1. 2—24 1. 33—39
2. 24—30 2. 39—44
3. 42—37 3. 41 32
4. 30—43 4. 32—37
5. 4349 remise!
Ter oplossine vaor deze week:
PhOBLEEM No. 646
van G. DENTROUX, Lyon.
Zwart: 1, 2, 6, 8, 14, 16, 18, 19, 24, 25,
29, 30.
Wit: 27, 28, 31, 35, 36, 38, 39, 40, 42, 43,
44, 49.
Een oplossing in acht zetten.
Inzendingen worden ingfewacht v66r a.a
Woensdag 12 uur Bureau van dit Blad.
JACmVOGELS.
De Houisnip.
De Wetgever noemt de Houtsnip onder
klein wild, terwijl de overige snippen onder
waterwild genoemd worden. Hieniit blijikt
reeds, dat de grootste onzer snippen een an
der karakter heeft, dan de wateranip, de
poelsnip en het bokje. Ook uit de wetenschap-
pelijke indeeling blijkt zulks, want waar de
drie laatstgenoemde soorten voor ons land
het Genus Gallinago tegenwoordigan, daar
is de houisnip de eenige ventegenwoordiger
van het Genus'Scolopax die aangeduid; wordt
met den naam Scolopax rusticula.
Zoo'n iHoutsnip is een gewilde buit, en wan
neer de jager weet of vermoedt, dat deze lang-
snavel bij! ons doortrekt. laat hij niet gaame
den haan in rust. Zoo'n vogel levert een' heer-
lijk stuk wildbraad en worot duur betaald.
De Houisnip meet van den snaveltip tot het
staartcinde 35 c.M., doch hiervan moet wel
8 c.M. voor den1 snavel gerekend' worden.
Evenwel varieeren de snavels in langte.
't Is niet gemakkelijk, de houtsnip in haar
btwegingen gade te slaan, want bij dag zit
ze gewoonlijk verscholen in1 kreupelboscnjes,
ruige greppels, enz. Doch wie het geluk heeft,
zoo'n vogel te zien loopen, ontvangt er wel
een vreemden indruik van. Telkens beweegt
de snip den kop maar een kant, zoodat men
dan den langen, diineen, aan beide zijden ge-
groefden snavel kan waamemen.
Dat draaien met den 'kop is stellig het ge-
volg van den vreemden oogstand der snap-
pen. 'De oogen toch zijn vrij' groot en hoog
en ver naar achteren in den kop geplaatst.
iDoch ook de pootem geven- iets vreemds aan
den vogel, vooral„ wamneer men hero met den
kop naar zich toe bekijken kan. De pooten
staan tamelijk wijd uiteen, en ze zijn tot aan
den hak met vederen bekleed, zoodat het is,
alsof het dier een fietspantalon' draagt.
Het vederkleexf mag, hoewel geen verschei-
denheid van kleuren aanwezig is, keurig ge
noemd worden. De vederen der bovendeelen
zijn Hchtgrijs, afgewisseld met donkerder en
lichter bniin, en wel zoo, dat men marmer-
vlekken en dwarslijntjes ontwaart. Kruin en
nek geven eenige breede, zwarte dwarsban-
den te zien, die afgescheiden zijn door rosse
strepen. De vederen der onderdeelen zijn even
eens heel mood grijs met dwarse, bruinge-
alleen bij belamgrijke gelegenheden tusschen-
beide, wanneer hun dienstmeisje er geen
raadi mee weet. Ik zou trouwens geen tijd
hebben bij iedere gelegenheid den vrede te
herstellen tusschen hen, want ik hreng het
grootste gedeelte van den dag door op mijn
landgoed, dat gesurveilleend moet worden."
Zijn stem was zoo hoogdravend. toen hij
de woorden ^mijn landgoed" uitsprak, dat
mevrouw Chausey en Arlette onwillekeurig
een otndeugenden blik wisselden, terwijl mijn
heer Amelot op dien zelfden toon voortgimg
„Mijn bezitting is een van de uitgestTekt-
ste van het departement. Indiem if gewild
had, zou ik bij de laatste verkiezing tot lid
van de Kamer benoemd kunnen worden, daar
en hij maakte een spimmend geluid
van voldoening „daar ik een man1 van ge-
zag ben ik het land. Maar i'k moet bekennen
dat ik geen rnoed had het koortsachtig leven
van een staatsman aan te nemenIk zal
nooit aan een' ander toebehooren dan aan mijn
kinderen en aan'de virouw. die een moederlij-
ke taak bij hen zal wilfem vervullen
'Dfitmaal fronste mevrouw Chausey lichte-
lijlk haar wenkbrauwen bij deze ongepaste
toespeling efl zij wierp een onrustigen blik
op haar nichtje. Mlaar Arlette had het niet
gehoord. Vol aandacht keek zij naar de
groene diepte van een laan waar een lanige,
slanke man aan'kwam. Toen ontsnapte haar
een vroolijke uitroep:
„0 t'ante, ik vergis me niet! 'Daar komt
Gny aan, het is Guy!"
Em inderdaad het was Guy, die daar aan-
kwam, met nieuwgierige oogen. Hij wisselde
een: haast enmerkbare blik van verstandhou-
ding met zijn zuster, terwijl hij boog voor
mevrouw Harvet, en de woorden opving, die
Arlettie hem zachtjes toewierp:
„Wu aal je ma so, Guy, wat eec dwaxe
klrade zI'gzag?»anCfa. Dte teelveiiterer z?;
lichter, bijna wit.
Wanneer jagers over houtsnippen spreken,
hoort men dikwijls de woorden „uilenkoppen"
en „blauwpooten", zoodat men dus zou den-
ken, dat er in het jachtveld twee soorten
voorkomen. Toch is dit niet het geval. De
wijfjes zijn gewoonlijk grooter dan de man-
netjea, doch sommige exemplaren munten
bijzonder door hun grootte uit. De sna
vel is vleeschkleurig, een weinig vuiliachtig,
en maar voren donker, en de pooten zijin grijs-
achtig, doch bij sommigie voorwerpen meer
grauw en eenigszins blauw. De groote die-
ren nu heeten uitlenkoppen, terwijl aan die
met de blauwachtige pooten de naam van
blauwpooten gegeven wordt. Het zijn even
wel jagersuitdrukkingen, daar de wetenschap
slechts e^n soort aangeeft.
De Houtsnip kan niet zoo snel als de Wa-
tersnip op de vleugels komen. Heeft ze even
wel eenmaal h aar rich ting bepaaldi, dan schiet
zc snel vooruit, zoodat ze op den trek in en-
kele uiren verbazende afstanden kan afleggen.
Vermoeid zijnde, valt ze dikwijls neer in ho-
ven en kleine tuinen biji de boerenwoningen,
waaruiit ze dan den volgendem dag wel wordt
opgejaagd en geschoten.
Wie de Houtsnip bij haar zoeken naar aas
kan gadeslaan, ziet haar gedurig trappelen-
de bewegingen maken, evenals de kievitm
zulks doen, en blijkbaar met het zelfde dOel,
n.l. om de wormen iraar boven te brengen.
Dr. Liebe geeft er in de „Ornithologische
Schriften" een voorbeeld van, door tie zeg
gen:
„Ik heb dikwijls houtsnippen, die door
een telegraafdraad gewond of clOor een schot
vluchtlam geworden waren', verzorgd en lang
in gevamgenschap gehouden en wel aanvamke-
lijk in de 'kamer m een kooi. Hier beginnen
deze vogels, die anders den meesten tijd tot
tijd met de pooten te trappelen, alsof zij iets
wildem vasttrappen. E>e beweging heeft
onder zulke omstandigheden geen doeL
Brengt men echter den vogel in den' tuin, dan
wordt de oorspronkelijke beteekienis duidelijk
zij steken den langen fijngevoeligen snavel
in den grond en stampen daarbij op de boven
aangegeven wijze, blijkbaar om te veroorza-
ken dat de wormen verder naar boven komen,
hetgeen deze bij elke kleine schudding van
den grond1 doen, zooals iedere tuinman weet."
Ook Buffoa vermeldt de trappelende bewe
ging der houtsnippen, wnlpen en kieviten,
enz., om door het schudaen van den bodem de
wormen weer naar boven te doen komen.
Wanneer dte houtsnippen pas zijp aangeko-
men, en men' begeeft zich dan door een met
nrg begroeid kreupelboschje, zoo wordt men
meermalea; opgeschrikt, doordat zoo'n vogel
plotseling opvliegt, om zich met haastige
vlucht te verwijderen. Slechts een paar hon
derd meter valt de vogel gewoonlijk weer in't
bosch, en als men dteze plaats goed; in het oog
houdit, kan- men probeeren den vogel te vin
den.
Zoodira de schemering valt, komt de hout
snip (gewoonlijfc uit haar schuilhoek te voor-
schijn en1 begeeft zich dian naar plaatsem,
waar ze gemakkelijk den snavel in den bo
dem kan steken tot het bemachtigen van voed-
sel dat uit allerhande wormen' en- insecteo
bestaat. Is de herfst nat, dan kan men de hout
snip meer vinden op hooge en droge plaat-
sen, terwijl ze bij droog wcxler liever vertoeft
bij ondiepe wateren, doch het liefst bif of in
boschjes. Bij donker weer komt! ze reeds vroeg
in. den middag aan den waterkant, waar ze
eerst behoedzaami rondblikt, om, bij veilige
gelegenheid spoedig rond' te loopen en naar
wormen te zoeken. Meennalan loopt ze dam
ook door het ondiepe water.
'Biji nacht trekken de houtsnippen' verder,
en daarom vindt de jager soms heden ver-
scheidene exemplaren op het terrain, waar hi}
er gisteren nog te vergeefe naar zocht. Komt
hij dan morgen weer terug, zoo zijn de vo
gels misschien weer gevlogen, want dikwijls
verrtOeven ze hier maar een' enkelen dag. Toch
zuillen er spoedig nog wel andere komen, zoo-
dat ook de jacht op houtsnippen' nog wel
eenige da gen in elk seizoen kan wooden uit-
geoefend1. In de duinvalleieni, waar de hout
snippen zich schuil houden onder de diiindo-
rens, vertoeven' deze vogels meermalen gerui-
mon tijd;, soms van het begin van den trek-
tijd, dat is October, toid'at de vorst invalt. In
zeer zachte winters bldjven wel enkele exem
plaren hier overwinteren.
In' het voorjaar, wanneer de houtsnippen
naar haar broedplaatsen trekken, vertoeven'
ze, evenals de meeste trekvogels. slechts zeer
kort in ons land. Doch ook daar blijven hier
nog wel enkele voorwerpen achter, om in
ons land nest- em hroedgelegenheid1 te zoeken.
Overigens moet men de broedplaatsen' van de
ze vogelsoort zoeken in de koude streken van
Europa en Azie In den winter verblijft ze
vooral om de Middellandsche Zee.
mdjnheer mevrouw Harvet bij zich heeft."
Deze was vol ijver om de heeren aan el-
kaar voor te stellenmaar voordat het dezen
mogelijk was het geringste woord met elkaar
te wisselen, veihief zich een' woedendte stem
achter het groepje tot de kinderjuffrouw der
telgen Amelot:
,yZeg meisje, lcunt u daar niet op uw kinde
ren. letten! Kijk dien jongens eens, wat dtii-
vei! die bengel V'
Allen keken om. Terwijl het dienstmeisje
de kermendte Pauline trachtte af te leiden, die
nog steeds zeurde dat ze op den kameel wou
ripen, had haar broertje er niets beters op
weten te verzinnen om zich te amuseeren, dan
alle bloemen uit te rukken, die onder zijn be-
reik waren en er het zand op de wandelpadlen
mee te bestrooiteni. Hij had nog een prachtige
bloeiende tak in de hand. De opzichter rukte
hem die woedend uit de hand en dadelijk ver-
hief zich een gegil zoo oorverdoovend, dat de
wandelaars ui t alle hoeiken van de serre kwa-
men toestfoomen.
„De adminisitratie zal u zulke verwoes-
tingen laten betalen," herhaalde de opzichter
woedend. ..Vendiiiveld, als men zulke deugnie-
ten van kinderen heeft, dan let men er op
Mdjnheer Amelot zag zeer rood en hromde
op zijn beuit:
„Tracht in de eerste plaats beleefd te zijn...
En jij', wil je eens gauw zwijgen, vervloekte
jongen 'Hoor je wat je lief vadtertje zegt
hoor je het?"
Of de kleine jongen het hoorde ja of neen,
men zou het nipt kunnen zeggen. Zijn gebrul
weerklonk door de serre, temeer daar hij wel
voelde, .dat de toorn van zijn vader weldra
over zijn hoofSd zou worden uitgestort.
(Wordt vervolgd).
LXVII.
De candldatuur van Had»je«mo«
maar. Hoe iedereen er voor werkt.
Wocnsdagmiddag omstreeks vier uur in de
Wijde Kapelsteeg, dat is de verbinding tus»
schen Kalverstraat en Rokin zoo wat ter
hoogte van het Burgerweeshuis.
Als ik door de voile en drukke Kalverstraat
kom aangeslenterd, die Amsterdamsche Rialto,
wordt mijn aandacht getrokken door harmonU
ka»muziek in 't straatje. Mijn aandacht en die
van tientallen andere wandelaars. Want men
weet hoe gauw er in Amsterdam een oploopje
is. De eerste de beste straatventer, de eerste de
beste dronkelap, het eerste het beste huilend
kind (al of niet verloren); de eerste de beste
rookwolk uit een raam; de eerste de beste
autoband die springt, de eerste de beste brand,
kast of piano (lie wordt afgelaten, kan dadelijk
eene gansche volksverzameling verwekken.
Ook nu is de ingang van de Wijde Kapel.
steeg, (die nauw is, ofschoon zij, in tegensteb
ling met de nog nauwere Nauwe Kapelsteeg,
wijd heet) geheel verstopt door op elkander
gepakte en rcikhalzende menschen. Ik wring
er mij doorhecn, en dan zie-ik: Twee straat'
zangers. Niet straatzangers a la Pisuisse en
Blokzijl, maar twee doodgewone Jordaansche
jongens. De een, die dik is, staat met zijn rug
tegcn de huizen geleund en haalt met veel ge»
voel en ik moet zeggen: met veel virtuosi,
teit eene ietwat dreinerige, langgerekte wijs
uit zijn instrument, die ik, als goed.Amster.-
dammer, onmiddcllijk herken als de lijfdeun
van Had.je.me.maar, den veelbesproken candi.
daat voor den Gemeenteraad. De ander gaat
rond met een koperen centenbakje en een
bundel exemplaren van de liedjes die tot het
repertoire van de twee behooren. Ik schaf er
mij een aan voor tien centen geld 't is haast
te geef! en vemeem er uit dat ik hier te
doen heb met de twee ..bekende" straatzan.
gers Willem en Jopie, voluit gchceten: Willem
Nieuwstraten en Jopie Schouten.
Hun repertoire blijkt te bestaan uit vier
nummers, t. w. de Waarheid Scheie, O gladde
Ring, Jantjes vuile vingertjes en Hadt je me
maar wordt Edelachtbare.
Over de drie eerste zal ik maar niet veel
zeggen. 't Zijn typische voorbeelden van de
straat.poezie, den volkszang, zooals die nog
altijd te Amsterdam bloeit, ondanks Speenhof
en ondanks de Vereeniging tot Verbetering
van den Volkszang. Ze z(jn een beetje ruw,
een beetje „schuin" en een beetje sentimenteel.
Later kom ik nog wel eens terug op het on.
derwerp: Wat zingt het Amsterdamsche
volk? Nu echter, in het gezicht der verkiezin.
gen, heb ik alleen oog voor Had»je.me«maar en
het aan hem gewijde gedicht.
Hoor, daar klinkt het eerste couplet:
„Niemand kan het haast gelooven,
„En het is toch zuiver waar,
„C. de Gelder wordt gekozen,
„Bijgenaamd „Hadt je me maar".
„Het bekende Amsterdamsche
„Straattyp van het Rembrandtplein,
„Met z'n stok sigarenkistje
.Jongens dat belooft een gein".
En als refrein volgt:
„Had je me maar moet beslist in den raad
..Kiezers, vooruit, dat is Je candidaat,
„Hadt je me maar, iedereen zegt't sebiet,
„Daar alleen zal ik op stemmen
„Op een ander stem ik niet".
ontwikkcld, eveneens op rijm, zooals dat ai
eenigermate bekend is. Hij zal er, eenmaal ge.
kozen, voor zorgen dat het brood weer zeven
centen kost, een kan cognac twintig spie, een
pastie (passepartout) vier duiten; op 't mid.
den van den Dam zal een galg worden opge.
richt waaraan de woekeraars (in levensmidde.
len en dergelijke) zullen bengelen. Voor de
„jongens van de vlaktc" zal het een goedc tijd
worden;
„Want die krijgen dan vergunning
„Voor't zetten van een kraak",
en alleen de nachthuizen waar jenever wordt
verkocht (Had.je.me.maar'a beroemde jajem)
zullen mogen openblijven. Komt de melkvoor.
ziening aan de orde, dan zal Had.je.me.maar
eerst recht uit zijn slof schieten. Dan zal hij
betoogen dat de Gemeente daarmede met
de melkvervalsching enz. niets te maken
heeft. Veeleer moet ze optreden tegen de
kasteleins die te veel „maaiem" (water?) in
den jajem gooien.
En het verheven gedicht eindigt met dit re.
frein, dat als een soort van apotheose van Had.
je.me.maar kan dienen:
„Is hij lid dan wordt zijn kistje,
„Goud verguld, met sneeuwwitgloor,
„Wordt z'n stok dan afgewasschen,
„Ingelegd met echt ivoor.
„In 't jaar twee roode ruggen,
„Hij verdient dan potverdrie
„En een rooie rug van't krabben
„Samen heeft hij er dan drie".
Men zal moeten toegeven: het is niet onver.
dienstelijk. En onder ons gezegd geloof ik dan
ook niet dat dit poezie is van Willem of Jopie.
Daar zit een ander achter. Ik denk een van de
Dada'isten of schilders, die, mfct de vrije socia.
listen, de anarchistische bootwerkers en de
bolsjewistische chauffeurs de Gelder candidaat
hebben gesteld.
Waarom ik hierop, op dit straatliedje, nu
zoo uitvoerig inga? Omdat dit eene illustratie
is van de wijze waarop Amsterdam, waarop
nog altijd heel Amsterdam, zich met Had»je»
me.maar's candidatuur voor den Raad bezig.
houdt. Iederepn spreekt er over en overal
wordt er over gesproken (en geschreven). Op
de tram en aan de bittertafel, op straat en in
het Stadhuis, in de dagbladen en in de geib
lustreerde pers. En niet alleen de straatzangers
hebben Had.je.me.maar op hun repertoire
staan, ook de caf6«chantants en de vari6t6's en
!e schouwburgen.
Had.je.me.maar is de populairste, althans de
bekendste, man van Amsterdam.
Clinge Doorenbos liet Had»je»me»maar in
do „TdlegTaaf" zirugen:
„I k candidaat, ilk zai in* den Raad,
„Van vToeden ijver blaken,
,/Ten einide den Gemeenteraad
„Ten eindte raad te maken."
In't Eden-Theater in de Amstelstraat heeft
Kees Praia „H&d-je-m©-maar, 't Raadslid",
voorgedragen. En in het Oentraal-T heater
voert Nap de la Mar op 't oogenblik zelfs een
heele revue op, genaamd Satire in 66n be.
dirijf en vier tafreelen, getdteldd: „Had je me
maar Imperator", waarin behalve de
Gelder zelf, (voongesteld door die la Miar) op
treden verachUlende xaadaledlen, wier naam
aeer dluideilijk door het p6©udbniem 'heenkij'kt.
Het zijn: Edelweiss (het raadslid Weis)';
wethoudier Wlranda (de Miranda), David'
Bienkoop (Wijukoop)wefchouder Wierema
(Wierdels) en Kazan de iWolfehond' (het
raadslid Wolf) 6 Hbt is dlus eene pditieke
•revue in optima form a, met als hoofd1-
persoon Hlad-j e -me-ma ar.
En de pers werirt, zooals gezegd, al mede
mee tot 's mans meerdtere glbrifieatde. Van
•alle 'ki oaken, op ailile leostafede, grijnst u de
geddmoraliseerde kep van Hlad-je-me-maar
tegen; rood-blauw en dfkigezwollen van dten
drank, met zware kwabben onider de nog al
tijd loiLlig-iglimilachende var'kfensoogjes. En de
kranten, zoo groote als kleine, de ernstige
zoowel als onze iboulevard-bladen, publioeeren
elken dag weer artiikelen tegen de Gelder. De
een maa'lct zich geweldlig boos over diezen on-
smakelijken mop; de ander is vreeselijk onge-
rust over ihet lot van onze stad, als voortaan
de Raad; uit de Gelder'e zal' bestaandeze ziet
er de door hem gevreesdfe gevolgen in van den
stempldcht; gene ontleent er argumenten aan
om te .bewij zen dat hiet peil van dien Raad
daalt. De •meer-oonservatievem roepen den
meer-vooruitstrevenden toe: „Dat hebt gij nu
van uwe d'emocratiel" En de meest-vooruit-
strevend(pnde sociaal-democmten (en ook de
Vrije-Soeialisten, d. w. z. 'hunne organisatie
als zoodlanig) zijn lichtelijk verlegen met het
•gevali-De Gelder. Reden waarom dan ook al
Het V e 1 k door een zoon van de Gelder
liet verklaren dat hij en de verdere familde
zoo veel verdriet van bun vadwr hebben un
der vonden.
Boo vxz rprveTT. ma zSaisf! dus isdar
over die candidiatuur van Had-je-me-maar. Em-
kelen; 1 ichtel ijk-s potte nd en humoristischde
•meesten afkeurend. Zij vinden 't een schan-
diaalEn dat i« het ook. Maar zij vergeten dat
ieder® uitdng over „0*d-je-me-maar" ten
elotte koren i« op dten molen van de promo
ters van dozen lustigen vagebond. Zij zeggen
diat zij het oramOgelijike van den stemplicht te
willen aanteonen maar dit heeft hier in Am
sterdam edgenlijfc geen reden, omdat one ge-
menteheetu/ur de talirijike pi ichtverradere toeh
niet aehtervolgt of laat achteirvo'lgen. En zoo
is er due in heel Amsterdam op het oogen
blik geen enkede candidaat voor dlen Gemeen
teraad (er zijn er in totaal 175) voor wie,
door v66x- en tegenalanders (maar vooral
door de tegenstanders) z66veel reclame wiordit
gemaakt als juist voor Had-je-me-maar.
Waarvan weer het gevodg zou kunnen zijn
men acht ten stadhuize de kans vodstrekt niet
uitgeeloten dlat Had-j e-me-maar inderdaad
gekozen wordt.
Wat er dan zal gebeuren weet ik niet. Er
wordt al gezegd1 dat de politic van zins is hem
direct op te paiMren en naar Veemhuizen te
sturen. Mlaar de vraag is of dat mogelijk is.
Want waarom heeft men het nu dan al niet
varedaan? Eb zoo lijkt de tijd' niet ver, lij'kt dte
mogelijikiheid niet uitigesloten, diat deze oude,
dranikzuehtige deugniet, deze van ongedierte
Jevende" etraatzwerver, zijn intrede op het
Prinsenbof doet, en zelfs dat hij bij absen
tee van het oudste raadsl id, de heer Nolting
-T- als voorzitter van den Raad) optreedt.
Als tenminste een resoluut man, of een re-
soluut gementetoestuur, ten silotte niet een
einide aan de grap maakt, of Had-je-me-maar
niet v6or de stemming aan een jenever-be-
roerte sterft of in/ het gekkenhuis moet wor
den opgesloten. Want dat dte ,grappenma-
kers" bezig zijn hem geik te maken', en tot de
lirium brengea, staat voor mij vast.
Het zijn sterice beenen diie de weelde kunnen
dragen, en de Geldier heeft geen sterke bee
nen! Men weet hetl
WAGEfHAAR Jr.
ryjLVVl Clll^vu LI Uivl, JUliiVUn y J