Alkmaarsche Gourant DE PARAPLUIE, Parijsche Canserieen. Kippen en Konijnen. Vraag en Aanbod. Honderd Drie en Twintigste Jaargang, Zaterilag 18 Jnni. door MARIE SCHMITZ. Toen zij de wijd-open schooldeur uitkwa- men en het smalle steenen bordestrapje afgin- gen lag daar voor hun het schemerige plein- tje in een nattigie mist. De lantaanis brand- den al met een roodachtigcn sohijn, die flauw uitglansde over het dionker-vochtige plaveisel. En terwijl zij zwijgend doorstapte naast het altijd stifle Niesje, bedadht Pepi dat je nu toch echt kon zien dat't Sintcrklaas werd, aan de straiten, aan de lucht, aan allesen toch kon je met precies zeggen, waarin m dat nou eigenlijk zat. Morgenmoreen dan was "t er! Wat 'n heerliike dag was dat toch. Wei 'haast not zoo heerlijk als zomervacantie en zeker heerlijker dan je vcrjaardag. En ploitseling, als ging ze ineens hardop den- ken, vroeg ze( „Vindt jij t oak zoo zalig ir'° Nou'reS Niesje en over haar wat flets- blond gezicWje trok een glimlachje als een Ma^'pm's pikzwarte oogen straalden fel, zij voelde de vreugde in zich. dansen. En Niesje aanziende dadht zij met verwondering hoe raar't toch was dat Niesje nooit eens heel erg 'blij leek te kunnen zijn, of heel erg verdrietig of heel erg boos... nooit iets, wat dan ook, heel heel org, zooals zij zelf. Pepi had zich al heel dikwijls over Niesje verbaasd, deze weken dat zij samen naar en van school gingen, sirnds Niesje in haar buurt was komen wonen, in hot smalle zijstraatje dat op hun gradht uitkwam. Vroeger sprak zij haar haast nooit al zaiea zij in dezelfde fclas. Maar op een middiag bij't naar huis gaan toen. Niesje aldoor denzelfien weg ging als zij, was zij naast haar gaan loopen en hadi Niesje haar verteld dat zij diehtbij haar was komen wonen. „Dan kom ik je voortaan halenhad Pepi er dadelijk uitge- fiapt, zonder veel nadeniken, „ik kom toch jullie straat door." En wel had zij het ook bijtna altijd gedaan, maar meestal was het bedachtzame Niesje, dat altijd precies op tijd van huis ging, al weg wanncer Pepi adem- loos op het nippertje bellen kwam. Pepi be- greep t niet hoe lemand altijd zoo precies kon zijn. Ze begrcep zooveel niet van Niesje, hoe ze zoo heeten kon begreep ze ook al niet. Eens had ze het gevraagd, op haar gewone onge- duldige toontje: „Hoc heet je dan toch eigen lijk?" En het sdiuchtere meisje had zacht ge- antwoord: „Eunice". Toen hadden Pepis zwarte oogen zich wijd gesperd „Gunst! Zoo'n mooie naamEn daar maak je zooiets akeligs vdn als NiesjeIk heet Pepita", had ze toen nog zelfbewust gezcgd, „maar ik vind Pepi ook wel leuk." En in zichzelf ver- gtleek ze vaak: „Nicsje Bakker..... Pepi Wil- denborgh de Jong.... dat klonk toch veel leu- ker, veel rifker, dat laatste. Ja, Niesje, was vast wel arm. Niet alleen ocidat ze maar Niesje Bakker heette en niet ■pepi Wiidenborgh de Jongh, of iets anders dat even mooi en rijk klonk. Maar ze woonde maar op een erg klein bovenhuisje in dat nauwe straatje. Pepi had er wel naar boven gezien als ze Niesje halen kwam. Dan keek ze tegen een geel-gcverfde houten trap op, waarop niet ecus altijd cen looper lag en het voorhuisje was maar verschrikkelijk klein. En op een morgen had Niesje's moeder aan de deur gestaan om den groenteman te helpen en zij had duidclijk gehoord dat de groente man „juffrouw" gezcgd1 had. Als ze niet arm waren zou hij wel „mevrouw" hebben ge- zegd. En Pepi dacht aan hun eigen huis, dat was wel niet zoo groot, maar ze hadden een marmeren gang met een diVke rooie looper ei voor iedere deur een mat. Moeder zei wel dat ze heelemaal niet rijk waren en juist erg zui- nig moesten zijn, maar dat zei ze natuurlijk zoo maar. En weer verwonderde Pepi zich: als je arm was dan kreeg je natuurlijk weinig met Sinterklaas en1 toch zei, Niesje dat ze blij was omdat't Sinterklaas werd. En v>eer werden Pepi's gedachten luid voor zij zelf het wist en vroeg ze: „Zeg krijg jij altijd een boel met Sinterklaas?" „Gaat nogal", zei Niesje met een zacht blosje over haar smal gezichtje, „we zijn met ons vijven, dus ze aarzelde even als was ze onzeker of zij nog verder spreken moest of dat Pepi't zoo wel ibegrijpen zou. Maar dan vertelde zij haastig verder: „Maar tante An na, die in Utrecht woont, die stuurt altijd een groot pakket voor allomaal. Verleden jaar heb ik 'n jurk gehad, jc weet wel, die blauwe matrozenjurk...." ,,'n Jurkzei Pepi diep-vcrbaasd. Hoe kon iemand nou 'n jurk krijgen als 'n cadeautje' Die kreeg je toch vanzelf »Jij krijgt zeker altijd erg veel?" vroeg Niesje, schuchter tot Pepi opziend. „0 ja, massa's", antwoordde Pepi noncha lant, of ze't iets heel gewoons vond. Maar diep in haar popelde't van trots. „Toen ik jang was, in Mei, heb ik wel vijf boeken ge had en n taschje en 'n plaat... gut, ik weef t allemaal niet meer." Even bedacht Pepi, dat zc nooit zooveel gekregen zou hebben als oom Karel, die met verlof uit Indie over was, diet juist bij hen gelogeerd had. Nu ja, dat hoefde je toch niet te zeggen. Gekregen was gekregen. Uit! Zij rukte haar donker kopje wat omhoog, haar zwarte oogen blonken tel. „En van oma", bluftc zij ingehouden hevig, „van oma krijg ik altijd zulke beeldige din- gen. Daar mag ik't altijd zelf komen halen. Morganmiddag.! Verleden jaar heb ik 'n arm- bandje gehad. „Dat smalle gouden?" vroeg Niesje, met bijna ontzag naar Pepi ziend. ,,Ja", antwoordde Pepi met een kleine aar- zt ling. Was't eigenlijk wel goud? Ze geloof- de dat't maar double was, maar dat wist ze dan toch ook niet zeker. En Niesje noemde't toch zelf goud „Ik zal je precies vertellen wat ik allemaal gekregen heb", bcloofde Pepi bij Niesje voor de deur,van thuis en van Oma en van ieder- een. „Goed", glimlachte Niesje, terwijl ze aan e fail trok. Pepi zwaaide nog mw Wxa r uflh «n stapte verder. Bijna te snel vond Pepi dat de groote dag gekomen was, want als hij cenma gocd; en wel begonnen was, dan was hij ook weer bij na voorbij. Nu was't al middag en stond ze bij oma op de stoep. In de tuinkamer waar on* altijd zat, kek 't al schemerig te wordan. Pepi's bart klopte luid terwijl zij voor Onia stond1 en wachtte Wat zou't zijn? Even had zij een snelle ge- dachte aan Niesje. O, als't nu maar iets heel erg mcois was dat zij aan Niesje zou kunnen vertellen, aan. Niesje, die een jurk kreeg „Zie je", sprak oma, „je bent nu al zoo'n groote meid, te groot voor speelgoed. En sie- raadjes heb je al zooveel. Daarom heeft oma bedadht om je nu eens iets nuttigs te geven, iets waar je heel lang wat aan kunt hebben. KijkE.n nu haalde Oma 't ineens acliter haar stoel vandaan en reikte't haar toe. 1 let was lang en donker, het waa... Het leek Pe pi of zij van schrik verstijfde, haar oogen spcrden zich wijd open. O, het was toch niet waar? Een parapluie.... Nee, oma plaagde li<aar maar, het was een grap.. Maar oma lachte haar zachtjes toe, terwijl zij haar het zwarte ding in de handen legde. „Wees er maar netjes op, want Oma heeft de mooiste voor je uitgezocht. Kijk eens wat 'n lief knop- je er op zit." Ja, Pepi zag 'it wel, een witte zwanejtop'was't. Een dik gcvoel kropte naar haar keel of ze plotscling misselijk werd. Een parapluie, o jakkes.... een parapluie „En kijk nu nog maar eens op dat kleine tafeltje daar", zei Oma,Maar hgt nog wat voor je." Of't haar eigenlijk niet meer aanging ging Pepi halen wat nog voor haar klaar lageen hart van1 marscpein, een chocolade P en een gcborduurd zakdoekje. Maar aldoor gonsde hiet maar door haar been: oen parapluie een parapluie...i. Nu stond ze weer ibuiten. Waren nu opeens alle dingen anders gewordeu, de straten en de huizen en die akelige kale boomen Was daaratrais dat allemaal al zoo grauw? Toen had iinmers alles er zoo blij uitgezien, zoo feestelijk. En het was Sinterklaas, de heerlijk- ste dag van. het jaar. Maar o, hoe kon ;t nog een heerlijke dag zijn als er zooiets akeligs was gebeurd! Pepi kreunde even, terwijl zede gehate parapluie zoo onachtzaam mogelijk met zich voortsleepte, ze hoorde den stok klet- teren tegen de stoepranden, tegen de muren en heftig wenschte ze: was hij nu maar in eens kapot, 't lamme ding! Het was P.cpi als kon't haar opeens niet meer sdielen wat zij vanavond allemaal nog krijgen zou, of ze pret zou hebben of niet. Al leen- aan morgenochtend kon zij denken, mor gen och tend als zij, met Niesje naar school zou gaan en zij elkaar zouden vertellen wat zij gekregen hadden. Dan zoii zij moeten vertel len dat zij van Omia, Oma, die altijd zulke prachtige dingen gaf, cen prrapluie gekregen liad. Pepi bedacht hoe fel zij /ich verheugd had op de opsomming van al haar cadeaux tegen Niesje die zoo weinig kreeg en zulke rare dingeneen jurlp... weer kreunde Pepi van woede en verdriet, een gloeierige bios kroop naar haar wangen opnu had zij een parapluie gekregen, dat was nog veel gekker en veel vreeselijker dan een jurk, want daar had je tenmmste nog wat aan. Den volgenden morgen ging Pepi opzette- lijk Laat van huis, berckend dat Niesje dan ai wel weg zou zijn. Zij liep langzaam, slente- rend bijna en haar hoofu hiiig diep omlaag, a's deed de scliande ifet even zwaar wegen als haar hart. Maar toen zij den hook van de gracht omslocg zag zij juist Niesje nsar bui- ten komen. Een booze onwil steeg in Pepi, graag was zij terug gegaan, haar greet v/as weinig meer dan een kort gebrom. Maar over Niesje's gezichtje lag een zaclite glimlach- glans, haar oogen blonken, zij leek niet het stilie meisje van anders. Een gedempte blijd- schap trilde in haar otcm toen zij dadelijk ue- gon te praten „Heb jij ook zooveel pret gehad? Wij dol! Verbeeld je, mijn oudste hroer heeft zich in een mand laten pakken en die werd zoo thuis bezorgd. Hij zat heelemaal vol met houtwol. We hebben ons naar gelachen. En ik heb nog veel gekregen ook, zeg". Pepi luisterde naar Niesje's opsomming en zij zweeg maar. Nee, nu wist ze't: ze zou heelemaal niets zeggen, niemendal, dan kon* Niesje denken wat ze wou, maar ze zou toch nooit kunnen denken dat ze zoo iets mals gekregen had. En stug, kortaf, vroeg ze, toen Niesje uitverteld had: „En wat heb je van je tante Anna gekregen? Zij wachtte gespannen, of't hiervan eigen lijk afhing. Even draalde Niesje of zij't vervelend vond dit te vertellen. Snel keek Pepi naar haar en dat Niesje kleurde toen zij langzaam ant woordde: „Van tante Anna heb ik'n pa rapluie.... niks leuk." Pepi's oogen verwijdden zich, zij stond plotseling stil. Toen begonnen haar lippen te trillen, een schater schokte in haar op en haar handen ineenpatsend gierde zij het uit: „Een parapluieo.... een parapluie...!" Zij zag Niesje dieper blozen, wat zielig met het plots wegtrekkend glimlachje en zij wilde uit- leggen, maar zij kon niet praten van den dol- lcn lach, die haar heelemaal schudden deed. Tot zij eindelijk, Niesje die wilde doorloopen bij een arm grijpend, stamelen kon, hijgend van het lachen: „Ik heb.... van oma heb ik ook 'n.... parapluie!" Even zag Niesje haar aan, als begreep zij het niet, toen tuimelde zij schaterend te gen Pepi aan. „Twee van die gekke zwarte tentenvoor onze Sinterklaas" kreunde Pepi moeilijk, snikkend van het lachen. „Als 't nou maar gauw regent!" Zonder te spreken draafden zij nu de straat uit, plots jachtend omdat t al zoo laat was. En Pepi durfde niet naar Niesje zien, want ze wist dat ze dan weer beginnen zou en dan kon ze niet loopen als ze zoo lachen moest. Maar toen ze, nog juist op 't nippertje binnen, in de schoolgang haar mantel en muts ophing, nog duizelend van het draven en het lachen, proestte ze, in een nieuwen schater, tegen Niesje: „Zoo iets lolligs heb ik nog nooit voor me Sint gehad! En jij?" het STERVEN van MONTMARTRE. (Van onzen Parijschen correspondent). (Nadruk verboden). Parijs, 12 Juni. Het mooie Montmartre, dat van Willette m fttainlan, u tmda lang aaa hat vMohjnan, en op den heuvel is het gedaan met de oude rust en gemoedelijkheid, het bohemien onder ons-zijn, dat een eeuw aditereen de bekoring arvan uitmaakte. Schilderachtige hoekjes zijn omgebouwd in modeme atrateu. De gezallige, geheimziuiiige huisjes, buiten-wcfiinkjes en ateiiers, elk met een eigen cachet, zijn voor het grootste deel gesloopt en hebben plants gemaakt voor een- vormige, gepleisterde huur-kazernes van tien hioog, keurig en hed sanitair, met centrale verwanning, badkamer, lift en clectrisc'h licht, maar stijf, en koud als een ijstaart op een be- grafenisimaal. Het ongedwongen, joltge Montmartre, het goed'liartige „enfant terrible" onder de Parijsche wijken, dat de 'heele wereld deed lachen (of ook wel deed sohreien) wanneer het zichzelf vermaakte, het wil thans „mee- dioen" met de „groote menschen" en het is „deftig" geworden. Het heeft zich een frak la- ten aanmeten, die hem trouwens niet staat, en het is in een als 'n plank gesteven overhemd gekropen, met een al te hoiog boord en een witte das, in welker plooi -men de hand, die een lavalliere placht te strikken nog herkent En wat eenmaal een lollige schavuit was, tracht thans op boog 'bevel zich voor te doen als een onuitstaanbaar nette aankomende jon- Ht lukt nog niet altijd... Mogendebouw- meesters het uiterlijk van deze stadswijk ook veranderen, het hart gaat nog maar niet zoo gemakkelijk met al deze nieuwerwetsigheid mee. Een nieuw geslacht of missChien wel twee, zullen wij: moeten' afwachten eer dc na- tuur zich zal hebben aangepast aan de leer, en eer de luidjes van Montmartre zidh zul len thuis gevoelen in hun gelikte en geflikte koekebakkersspronkstukken van skyscrapers. Het ras is nog het oude: men ziet het aan de glundere geziehten, aan de eigenwijze Wee ding; men herkent het aan een lach of aan het rythme waannee twee hooggehakte laars- jes de hel'lende straat aftippelen. DoCh ook dat zal niet zoo heel lang meer leven. Een verwording is bezig. Velen trekken er weg. Anderen trekken er in. Drie omnibus-lijuen die over den Pont Caulaincourt trekken «i de ondergrond, die verradelijk de „butte" be- nadert tcrt in haar diepste ingewanden, zij wcricen bloedvenmenging in de hand. Over een halve eeuw zal men ook op den gewijden heuvel, net als (helaas) overal elders op de wereld, gewone menschen zien. De Montmar- ters zijn, dan uitgestorven, evenals de Azte- ken Niet over dit stervend Montmartre echter wilde ik het vandaag even hebben. Er is nog een ander dan dat der Boheme Oorspronkelijk was er, waarschijnlijk, alleen dit. Doch de roep der vroolijke ongedwongen- heid, waarmee de artisten zich aldaar. 's avonds na hun werk, verpoosden, drong door tot de buitenwereld. Al spoedig werd het bekend, dat men in 't NOordelijk deel der stad een gezonde vreugde, een ontspanning en een jool kon vinden, welkc de philister-we- reld1 met haar gekunstelde genoegens niet in staat was te bieden. En Parijzenaars en vreemdelingen trokken naar den „hei'ligen" heuvel, om te zien en mee tc maken. Toen was het spoedig met de oprechtheid, met de gulheid en gastvrijheid gedaan. Waar pretzoekende vreemdelingen komen, brengen zij met zich: de vrcemdelingen-exploitanten de pretleveranciers en de portefeuille-parasio- ten. De eehte Bohemer-kinderen, bevreesd voor deze invasie, trokken zidh meer en meer onder elkander terug. Het werd steeds moei- lijker om door te dringen tot 'hun coterie. Hun kreegen en kelders werden een soo-rt samen- zweerderSkatakoimben, waar de oningewijden toch niets te zien kregen, of weggehoond wer den. En, naast't oude der artisten en hun vrienden, verrees op den berg zoetjesaan nog een ander Montmartre: dat der boemelende, genot-zoefkende grands-ducs. In den loop der jaren zijn dat nu twee ge- heel van elkander afgescheiden zaken gewor den. De exploitanten, steeds weekend volgens hetzelfde recept, leverden ook hier de artifici- eele vreugde, met variety en naoh(-restau rants, met danshuizen en... „;hotels". Zij bouwden: ,,Le Ciel" en „L'Enfer" den „Mou- Uni. Rouge" en „Tabarin"en later de „Ab- baye de Thderne," den „Rat Mort", „La Fe- ria", „Monico", „Nirvana" en zelfs een „Rat qui n est mort." En al diie andere etablisse- menten, waarvan er telkens nog weer nieuwe geopend worden en welke den boulevard de Clichy en de omgeving der place Pigalle en der place Blanche tot een centrum van nacht- leven hdbben gemaakt. Jaren achtereen is dit buurtje het rendez vous geweest van alles wat in Parijs tegen middernacht nog niet naar bed woude groo te, licht-stralende lamp, welke alle vliridertjes en uiltjes tot zich trok en, vaak, als zij niet voorzichfig waren, hen verzengde in zijn gloed. En nog is ait zooofschoon er voor den nauwlettenden toeschouwer in den laat- sten tijd teekenen zijn waar te nemen waaruit men moet opwnaken dat ook diit Montmartre het Montmartre van „la 'haute noce" over zijn hoogtepunt been is en kwijnt. Er wordt algemeen geklaagd, in de nacht- restaurants van den heuvel. Niet alleen door de eigenaars - die klagen misschien altijd maar ook door minder rechtstreeks bij de zaak geintereseerden: door den bar-man, door de jazband-negers, door de danseresjes, cn door de schrale bezoekers In deze dagen, tijdens het drukst van het vreemdelingen-seizoen gisteren kon ik voor een vrind van mij geen kamer meer krijgen in het „Grand Hotel", dat toch ingeridht is op 2000 loges.... in deze maand van „Hoch- konjunktuf" op het gebied van boemelen en geldstukslaan, is het voor de groote restau rants der rue Pigalle lang geen zeldzaam- heid, dat er wat voor den oorlog iets on- gekends was een ganschen lieven nacht... geen enkele bezoeker komt. Van 's avonds twaalf uur tot's morgens zeven staan dan de tafeltjes gedekt, strijken de negers hun op* gewekste melodieen, baadt dc zaal in elec- trisch licht, staat de coctail-kunstenaar werk- loos aohter het buffet, leunen de kellners slaperig tegen een pilaar, trachten in de keu- ken de koks het eten goed te houden, dansen de dansmeisjes met elkaar en voor elkaar, wordt 'heel de kostbare machinerie staande en gaande gehouden, tevergeefs, voor niets. Dat zijn de sledite nachten. 's Zaterdags is het natuurlijk drukker. En. ook op de ge wone avonden behoort het voorloopig-nog tot d* uitamdaringec, dat at haalemaal aiamand komt. Het gewone schouwwpel, dat men het meest aantrelt, iseen meneer met een flesch panje in de zaal en twee of drie opgeschoten Kwajongens aan de bar, waar oe consumptie met een uniionm tariei van tien francs ne- taald wordt. De eene meneer wordt 0an om- zwermd, door bedelende meisjes, en.... Mijft ee.i volgenden keer ook weg. Dat is zeggen de nacxutJkroegspecialitei- ten juist de oorzaak van het verval van Montmartre: al dat verwenscnte en vervelen- de gebedel. En daar schijnt inderdaad wel wat van aan te zijn, want de geiegenineden in de buu/t van de groote boulevaras, waar niet zoo om een „chocola't" of een „louis" gezeurd wordt, maken prachtige zaken, en het is een feit, dat de nachtbeweging zich meer en meer afwendt van Montmartre en zich verplaatst naar het terrein dat vroeger meer uitsluitend voor het serieuse souper was aangewezen den boulevard des Capucines, de rue Saint- Honore, den faubourg Montmartre en vooral de rue Caumartin. In „Sheherazade", „Frolics", „Romano" en op tienta'len andere plaatsen in die buurt vindt men tegenwoordig vanaf het sluitings- uur der schouwburgen tot twee, drie uur in den morgen dat gedoente, dat de amusement- begeerige vreemdeling vroeger op Montmart tre zocnt. Hierin kan men voor twee beweringen het bewijs vinden: ten eerste voor deze, dat het kwijnen van Montmartre niet te wijten is aan een algemene malaise op dit gebied, en dat men de oorzaak ervan dus eerder moet zoe- ken in toestanden welke specifiek eigen zijn aan de etablissementen aldaar, en ten tweede voor deze, dat het alzoo zeer plausibel is, dat het gebedel op de „butte" de bezoekers aan het verdrijyen is. Het is misere in nachtelijk Montmartre, en het zal er hoe langer hoe erger op worden, want hoe minder boemelaars er zich vertoo- nen, des te harder zal er gebedeld worden, enhoe harder er gebedeld wordt, des te meer zullen de lui wegblijven. Het is een vi- cieuze cirkel. Een enkele nieuweling mag dat geschooier eens aardig vinden, al heel gauw is de pret er af. En de groote meaigte der vi- vieurs vermaakt zich veel liever in hot cen trum of in de omgeving van de place de i'Etoile, waar men even mooie vrouwen en even goede champagne vindt, waar de mu- ziek lustiger klinkt en de danseressen min der vermoorde-onschuld-achtig mimeeren, en waar men rustig zit en er bovendien veel meer bezoekers zijn en dus een gezelliger stemming heerscht. Het mooiste nacht-restaurant, dat ge zien kunt in Parijs is tegenwoordig Romano's", in de rue Caumartin. De foule van correcte heeren, alle in goed-gesneden rok (als men niet in rok of smoking is, wordt men niet toe- gelaten), en van dames, die zich voordoen als eehte ladies, in groot avondtoilet; de weelde van juweelen, parelsnoeren en decolle- tes, kostbare kapsels en rijke avond-mantels de schier eindelooze, labyrint-aclitige opeen- volging van keurig gemeubelde, stemmig ver- lichte salons, waar ge u waant op een avond- partij in een voornaam „hotel particulier"de schitterende, petillante muziek en de fantai- sie-volle, gedurfde en toch vcrre-van-gemeene dansen; de vorstelijk gedekte tafels met echt damast en zilver, kristal en Sevres-porseleLn de prettige, ongdbonden stemming overal. dat alles moet iemand die het nachtleven van deze „ville lumiere" nog niet kende, aange- naam verassen. Intusschen, in een inrichting als deze weet men natuurlijk „van wanten Voor een ge- woon fleschje Veuve Cliquot, waarvoor La rue anders ook geen kwajongen veertig francs berekent, betaalt ge er hier negentig. Beneden de honderd francs den man komt ge er in Romano's" niet af. Toch zou ik u sterk raden er eens een kijkje te nemen wanneer ge in Parijs zijt. Ge hebt dan een van de aar- diieste en netste (ge kunt er gerust uw vrouw brengen) plaatsen gezien van het bruisende „Paris qui s' amuse T.EO FAUST. HOENDERRASSEN. Al meermalen is er een pleidooi gevoerd voor het houden van raskippen boven een allegaartje, dat men wel „boerenkippen" noemt, een naam, die waarlijk niet goed is, want 't is niet alleen bij den boer, dat men zulke veelsoortige hoenders aantreft, even- goed komen deze in de stadsrennen voor Juist in onze dagen is men bij den „boer" zich eveneens veel meer dan vroeger gaan toeleggen op het houden van rashoenders. Buiten eg in de stad ziet men al meer en meer de voordeelen in van een goeden, ras- zuiveren toom, waarvan in een deel van jaar de eieren als broedeieren soms het drie- en vier-voudige opbrengen. Het oog wil ook wat hebben en de buiten- man zoowel als de stedeling kan ook wel zien wat mooi is of niet. In kleederdracht, in meubileering van het huis, in aanleg van tuin zelfs, overal waar maar even sprake is van goeden smaak, staat het kakelbonte, het mengelmoes-achtige, beneden het eenvou- dige, het bij-elkaar hoorende. Waarom dan ook niet bij de groepeering onzer hoenders wat smaak te pas gebracnt? En daarom noemen wij het een gelukkig verschijnsel, dat ook vele buitenmenschen zich aansluiten of reeds aangesloten hebben bij bestaande pluimvee-vereen'igingen, dat ook zij met goed gevolg meedoen aan tentoonstellingen, waar toch de rassenfokkerij op den voor- grond staat. Hoewel alle rassen, zonder onderscheid, goed zijn, hoewel alle hun goede eigen- schappen al meer en meer kunnen ontwikke- len, toch zijn er eenige, die alleen voor luxe kunnen dienen, om zoo te zeggen „voor het mooi," hoewel ze toch nog een aardig aan- tal eitjes geven. Het is de bedoeling, hier eenige rassen die met voordeel gehouden kunnen worden, vluchtig te bespreken, hun eigenaardighe- den aan te wijzen; wellicht wordt weer me- nigeen er toe overgehaald om ook eens een keuze te doen. Men spreekt van nut-rassen en werkelijk zijn er ook eenige, die groote voordeelen kunnen opleveren. Het is toch merkwaardig, hoe uiteenloopend de kleuren en vortnen kunnen wezen. Men denkt daarbij aan de vele moeiten, die overwonnen moesten wor den, voordat een ras constant was, dat wil zeggen, dat de kuikens volko-men gelijk zijn aan hun eigen oudara, 4b kleur, tin I zelfde eigenaardighecfen. De meeste rassen zijn door menschenhand en menschenwil verkregen. Nog steeds wordt het aantal der reeds bestaande rassen vermeerderd, voort- durend komen er nieuwe IrleurslagsD en eek nieuwe vormen bij. Beginnen we met de Amerikaanscht ra»- sen, die alle hun ontstaan te danken heb ben aan een vooropgesteld doel, n.l. hoen ders te verkrijgen, die goed leggen, veel weerstand kunnen bieden aan klimaats-wis- selingen, een goede vleeschkip zijn en ge makkelijk in een ren te houden. De eieren dezer Ainerikaansche rassen zijn bruinscha- lig, maar niet zo6 koffiebruin als van onze Barnevelders en Welsummers. De zoo sterk verspreide Wyandottes, die hun naam dragen naar een reeds uitgestor- i ven Indianenstam, waarmee ze echter niets te maken hebben, zijn op zeer vele legwed- strijden schitterend bekroond. Het zijn rus- tige, vertrouwelijke dieren en daarom als broedsters en verzorgsters van kuikens veel waard. Het mag waar zijn, dat ze in hun tweede jaar nogal veel broedsch zijn, maar tusschen alle bedrijven in zijn ze ook weer heel gauw aan den leg, gewoonlijk als de kuikens drie weekjes oud zijn. De witten schijnen de beste legsters op te leveren, maar er zijn ook geheel zwarten, blauwen, buff-kleurigen, en dan de zilver- en goud en de Patrijs-Wyandottes, van welke de hanen met hun schitterend gekleurd veerenpak wa re sieraden zijn. Een tweede echt Amerikaansch ras in de Plymouth-Rock met hun stevig gebouwd lichaam. Zij hebben altijd enkelen kam, roo- de ooren, gele beenen zonder veeren. Met de genoemde Wyandottes vormen ze het na- tionale ras in Amerika. De gewone kleur- slag der Plymouth Rocks is koekoeksveer, maar er zijn ook geheel zwarten, witten en gelen. Zelfs komen Patrijskleurigen ook al voor. Een ras dat in Amerika en in den laat- sten tijd ook in ons land veel opgang maakt is dat der Rhode Islands, die in rood, zoo gelijk mogelijk, als zware mahonie-houtkleu rig voorkomen. Ook hier weer zij.n als bij alle Amerikaansche rassen de beenen geel en onbevederd. Onder de Italiaansche en Spaansche hoenders hebben reeds lang de Leghorns een grooten roem verworven, als legsters van vele en zeer groote eieren, vaak te groot naar het vermogen van de hen. Ook vinden velen het een gemak, dat deze dieren zoo goed als nooit neiging tot broeden krijgen, waarom het verstandig is onder de Leg horns ook eenige middelzware hoenders als Wyandottes of Orpingtons te laten loopen, die dan het werk van het broeden wel op zich nemen. Een minder aangename eigen- schap der Leghorns is, dat ze zoo woelig zijn, gemakkelijk overvliegen en nog al eens lijden aan twee merkwaardige kippengebre- ken, n.l. veerenplukken en eierpikken. Voor deze twee ondeugden, als ze eenmaal krach- tig zijn opgetreden, bestaat geen ander mid- del dan het mes. De oorzaken van deze twee kwalen liggen nog vrijwel in het duister, maar er zijn liefhebbers, die zich niet laten tegenspreken, dat deze kwalen erfelijk zijn, dus dat men van zulke dieren ook niet ver der zou moeten doorfokken. De Leghorns behooren beslist tot de alleroudste rassen, want reeds bij de oude Romeinen kwamen ze voor, hetwelk blijkt uit oude teekeningen en schilderstukken, waar de typische vormen en kleuren der Leghorns zijn weergegeven. Een liefhebber van dit produktieve ras be- hoeft niet verlegen te staan in zijn keuze, want in alle kleurslagen komen ze voor. Al len zijn sierlijke, slanke dieren met nauw- aansluitende veeren en lange sierveeren. De beenen zijn ook fraai geel en onbevederd. De kam enkel. bij den haan rechtop staande met fijne punten voorzien, bij de hen even- zoo, maar omvallend over een zijde van het aangezicht. Bij alle Leghorns vindt men witte en zoo groot en vlak mogelijke oor- schelpen. De eieren zijn steeds wit en als ze een lichtirelen tint hebben, kan men daar veilig uit afleiden, dat het ras niet zuiver is, maar een inmenging, heeft ondergaan van Aziatisch bloed. <5tLdEaTaV 9? H9T £°- C I0' HEKEL- oiKAAT, dit is het bekende adres voor Straatbezems, Borstelwerk, Zeemleer, Spon- zen, Klcer- en Haarborstels, prima kwaliteit, vaste prijten. Aanbev. P. W. N. NAP, Borstelmaker. Jb. HARTLAND, Koningsweg B 69, Handel in 2e handsch Kinderwagens, Sport- karren, Ledikantea, Bedden, enz. KONINGS WEG B 69 naast Klaas Verwer Ter overname gevraagd EEN -MEISJES- TILTS, leeftijd 710 jaar. Aanbiedingen HOFLAAN 20, Bergen. TE KOOP: 2 TREK- of WAAKHONDEN bij de Wed. J. NIEROP, Nieuwesloot 13. TE KOOP: Een gekleed zwart HEEREN- COSJ UUM, zoo goed als nieuw. Adres: PRINS HENDRIKSTRAAT 20. SOLAR SCHOEN CReME is het be- houd voor uw schoenen en het goedkoopste in priis. Prijs per doos 20 ct. G. H. RAN2IJN, Baansingel 47. HOLLANDSCHE HERDER," 2 jaar oud, met stamboom te koop. PRINS HENDRIKSTRAAT 30. TE KOOP een mahoniehouten KANA- R1EKOOI met standaard en 2 raamhorren alles in goeden staat. HEEMRAADSTRAAT 9. Zeer goed onderhouden BASCULE TE KOOP met gewichten en eenige aardappel- bakken. P. VEER, Boezemsingel 9. NIEUWE ZOUTE VISGH vanlf"40 ct. per pond; Gerookte Paling vanaf 60 ct.; nieuwe Haring 8 ct. per stuk. TH. J. KLOPPENBDRQ, SpMoteci 77. No. 140. 1921. (Geen dlenstaanbledlngen.) J. H. JON"GEDIJK, Stoelenfabrikant, Laat C, Alikmaar. Het beste adires voor LIG- en RLDTSTOELElN', wiegen, fieUatoeltjes, enr. H. H. Rijivielhandelaren vraagt prijs- opgaaf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 9