Alkmaarsche Gourant
DE PARAPLUIE,
Parijsche Canserieen.
Kippen en Konijnen.
Vraag en Aanbod.
Honderd Drie en Twintigste Jaargang,
Zaterilag 18 Jnni.
door
MARIE SCHMITZ.
Toen zij de wijd-open schooldeur uitkwa-
men en het smalle steenen bordestrapje afgin-
gen lag daar voor hun het schemerige plein-
tje in een nattigie mist. De lantaanis brand-
den al met een roodachtigcn sohijn, die flauw
uitglansde over het dionker-vochtige plaveisel.
En terwijl zij zwijgend doorstapte naast het
altijd stifle Niesje, bedadht Pepi dat je nu
toch echt kon zien dat't Sintcrklaas werd,
aan de straiten, aan de lucht, aan allesen
toch kon je met precies zeggen, waarin m
dat nou eigenlijk zat. Morgenmoreen dan
was "t er! Wat 'n heerliike dag was dat toch.
Wei 'haast not zoo heerlijk als zomervacantie
en zeker heerlijker dan je vcrjaardag. En
ploitseling, als ging ze ineens hardop den-
ken, vroeg ze( „Vindt jij t oak zoo zalig
ir'° Nou'reS Niesje en over haar wat flets-
blond gezicWje trok een glimlachje als een
Ma^'pm's pikzwarte oogen straalden fel,
zij voelde de vreugde in zich. dansen. En
Niesje aanziende dadht zij met verwondering
hoe raar't toch was dat Niesje nooit eens
heel erg 'blij leek te kunnen zijn, of heel erg
verdrietig of heel erg boos... nooit iets, wat
dan ook, heel heel org, zooals zij zelf.
Pepi had zich al heel dikwijls over Niesje
verbaasd, deze weken dat zij samen naar en
van school gingen, sirnds Niesje in haar buurt
was komen wonen, in hot smalle zijstraatje
dat op hun gradht uitkwam. Vroeger sprak
zij haar haast nooit al zaiea zij in dezelfde
fclas. Maar op een middiag bij't naar huis
gaan toen. Niesje aldoor denzelfien weg
ging als zij, was zij naast haar gaan loopen
en hadi Niesje haar verteld dat zij diehtbij
haar was komen wonen. „Dan kom ik je
voortaan halenhad Pepi er dadelijk uitge-
fiapt, zonder veel nadeniken, „ik kom toch
jullie straat door." En wel had zij het ook
bijtna altijd gedaan, maar meestal was het
bedachtzame Niesje, dat altijd precies op tijd
van huis ging, al weg wanncer Pepi adem-
loos op het nippertje bellen kwam. Pepi be-
greep t niet hoe lemand altijd zoo precies kon
zijn. Ze begrcep zooveel niet van Niesje, hoe
ze zoo heeten kon begreep ze ook al niet. Eens
had ze het gevraagd, op haar gewone onge-
duldige toontje: „Hoc heet je dan toch eigen
lijk?" En het sdiuchtere meisje had zacht ge-
antwoord: „Eunice". Toen hadden Pepis
zwarte oogen zich wijd gesperd „Gunst!
Zoo'n mooie naamEn daar maak je zooiets
akeligs vdn als NiesjeIk heet Pepita", had
ze toen nog zelfbewust gezcgd, „maar ik
vind Pepi ook wel leuk." En in zichzelf ver-
gtleek ze vaak: „Nicsje Bakker..... Pepi Wil-
denborgh de Jong.... dat klonk toch veel leu-
ker, veel rifker, dat laatste.
Ja, Niesje, was vast wel arm. Niet alleen
ocidat ze maar Niesje Bakker heette en niet
■pepi Wiidenborgh de Jongh, of iets anders
dat even mooi en rijk klonk. Maar ze woonde
maar op een erg klein bovenhuisje in dat
nauwe straatje. Pepi had er wel naar boven
gezien als ze Niesje halen kwam. Dan keek
ze tegen een geel-gcverfde houten trap op,
waarop niet ecus altijd cen looper lag en het
voorhuisje was maar verschrikkelijk klein. En
op een morgen had Niesje's moeder aan de
deur gestaan om den groenteman te helpen
en zij had duidclijk gehoord dat de groente
man „juffrouw" gezcgd1 had. Als ze niet arm
waren zou hij wel „mevrouw" hebben ge-
zegd. En Pepi dacht aan hun eigen huis, dat
was wel niet zoo groot, maar ze hadden een
marmeren gang met een diVke rooie looper ei
voor iedere deur een mat. Moeder zei wel dat
ze heelemaal niet rijk waren en juist erg zui-
nig moesten zijn, maar dat zei ze natuurlijk
zoo maar.
En weer verwonderde Pepi zich: als je
arm was dan kreeg je natuurlijk weinig met
Sinterklaas en1 toch zei, Niesje dat ze blij was
omdat't Sinterklaas werd. En v>eer werden
Pepi's gedachten luid voor zij zelf het wist en
vroeg ze: „Zeg krijg jij altijd een boel met
Sinterklaas?"
„Gaat nogal", zei Niesje met een zacht
blosje over haar smal gezichtje, „we zijn met
ons vijven, dus ze aarzelde even als was
ze onzeker of zij nog verder spreken moest of
dat Pepi't zoo wel ibegrijpen zou. Maar dan
vertelde zij haastig verder: „Maar tante An
na, die in Utrecht woont, die stuurt altijd een
groot pakket voor allomaal. Verleden jaar
heb ik 'n jurk gehad, jc weet wel, die blauwe
matrozenjurk...."
,,'n Jurkzei Pepi diep-vcrbaasd. Hoe kon
iemand nou 'n jurk krijgen als 'n cadeautje'
Die kreeg je toch vanzelf
»Jij krijgt zeker altijd erg veel?" vroeg
Niesje, schuchter tot Pepi opziend.
„0 ja, massa's", antwoordde Pepi noncha
lant, of ze't iets heel gewoons vond. Maar
diep in haar popelde't van trots. „Toen ik
jang was, in Mei, heb ik wel vijf boeken ge
had en n taschje en 'n plaat... gut, ik weef
t allemaal niet meer." Even bedacht Pepi,
dat zc nooit zooveel gekregen zou hebben als
oom Karel, die met verlof uit Indie over was,
diet juist bij hen gelogeerd had. Nu ja, dat
hoefde je toch niet te zeggen. Gekregen was
gekregen. Uit! Zij rukte haar donker kopje
wat omhoog, haar zwarte oogen blonken tel.
„En van oma", bluftc zij ingehouden hevig,
„van oma krijg ik altijd zulke beeldige din-
gen. Daar mag ik't altijd zelf komen halen.
Morganmiddag.! Verleden jaar heb ik 'n arm-
bandje gehad.
„Dat smalle gouden?" vroeg Niesje, met
bijna ontzag naar Pepi ziend.
,,Ja", antwoordde Pepi met een kleine aar-
zt ling. Was't eigenlijk wel goud? Ze geloof-
de dat't maar double was, maar dat wist ze
dan toch ook niet zeker. En Niesje noemde't
toch zelf goud
„Ik zal je precies vertellen wat ik allemaal
gekregen heb", bcloofde Pepi bij Niesje voor
de deur,van thuis en van Oma en van ieder-
een.
„Goed", glimlachte Niesje, terwijl ze aan
e fail trok. Pepi zwaaide nog mw Wxa r
uflh «n stapte verder.
Bijna te snel vond Pepi dat de groote dag
gekomen was, want als hij cenma gocd; en
wel begonnen was, dan was hij ook weer bij
na voorbij. Nu was't al middag en stond ze
bij oma op de stoep.
In de tuinkamer waar on* altijd zat, kek
't al schemerig te wordan. Pepi's bart klopte
luid terwijl zij voor Onia stond1 en wachtte
Wat zou't zijn? Even had zij een snelle ge-
dachte aan Niesje. O, als't nu maar iets heel
erg mcois was dat zij aan Niesje zou kunnen
vertellen, aan. Niesje, die een jurk kreeg
„Zie je", sprak oma, „je bent nu al zoo'n
groote meid, te groot voor speelgoed. En sie-
raadjes heb je al zooveel. Daarom heeft oma
bedadht om je nu eens iets nuttigs te geven,
iets waar je heel lang wat aan kunt hebben.
KijkE.n nu haalde Oma 't ineens acliter
haar stoel vandaan en reikte't haar toe. 1 let
was lang en donker, het waa... Het leek Pe
pi of zij van schrik verstijfde, haar oogen
spcrden zich wijd open. O, het was toch niet
waar? Een parapluie.... Nee, oma plaagde
li<aar maar, het was een grap.. Maar oma
lachte haar zachtjes toe, terwijl zij haar het
zwarte ding in de handen legde. „Wees er
maar netjes op, want Oma heeft de mooiste
voor je uitgezocht. Kijk eens wat 'n lief knop-
je er op zit." Ja, Pepi zag 'it wel, een witte
zwanejtop'was't. Een dik gcvoel kropte naar
haar keel of ze plotscling misselijk werd.
Een parapluie, o jakkes.... een parapluie
„En kijk nu nog maar eens op dat kleine
tafeltje daar", zei Oma,Maar hgt nog wat
voor je."
Of't haar eigenlijk niet meer aanging ging
Pepi halen wat nog voor haar klaar lageen
hart van1 marscpein, een chocolade P en een
gcborduurd zakdoekje. Maar aldoor gonsde
hiet maar door haar been: oen parapluie
een parapluie...i.
Nu stond ze weer ibuiten. Waren nu opeens
alle dingen anders gewordeu, de straten en
de huizen en die akelige kale boomen Was
daaratrais dat allemaal al zoo grauw? Toen
had iinmers alles er zoo blij uitgezien, zoo
feestelijk. En het was Sinterklaas, de heerlijk-
ste dag van. het jaar. Maar o, hoe kon ;t nog
een heerlijke dag zijn als er zooiets akeligs
was gebeurd! Pepi kreunde even, terwijl zede
gehate parapluie zoo onachtzaam mogelijk
met zich voortsleepte, ze hoorde den stok klet-
teren tegen de stoepranden, tegen de muren
en heftig wenschte ze: was hij nu maar in
eens kapot, 't lamme ding!
Het was P.cpi als kon't haar opeens niet
meer sdielen wat zij vanavond allemaal nog
krijgen zou, of ze pret zou hebben of niet. Al
leen- aan morgenochtend kon zij denken, mor
gen och tend als zij, met Niesje naar school zou
gaan en zij elkaar zouden vertellen wat zij
gekregen hadden. Dan zoii zij moeten vertel
len dat zij van Omia, Oma, die altijd zulke
prachtige dingen gaf, cen prrapluie gekregen
liad. Pepi bedacht hoe fel zij /ich verheugd
had op de opsomming van al haar cadeaux
tegen Niesje die zoo weinig kreeg en zulke
rare dingeneen jurlp... weer kreunde Pepi
van woede en verdriet, een gloeierige bios
kroop naar haar wangen opnu had zij een
parapluie gekregen, dat was nog veel gekker
en veel vreeselijker dan een jurk, want daar
had je tenmmste nog wat aan.
Den volgenden morgen ging Pepi opzette-
lijk Laat van huis, berckend dat Niesje dan ai
wel weg zou zijn. Zij liep langzaam, slente-
rend bijna en haar hoofu hiiig diep omlaag,
a's deed de scliande ifet even zwaar wegen
als haar hart. Maar toen zij den hook van de
gracht omslocg zag zij juist Niesje nsar bui-
ten komen. Een booze onwil steeg in Pepi,
graag was zij terug gegaan, haar greet v/as
weinig meer dan een kort gebrom. Maar over
Niesje's gezichtje lag een zaclite glimlach-
glans, haar oogen blonken, zij leek niet het
stilie meisje van anders. Een gedempte blijd-
schap trilde in haar otcm toen zij dadelijk ue-
gon te praten
„Heb jij ook zooveel pret gehad? Wij dol!
Verbeeld je, mijn oudste hroer heeft zich in
een mand laten pakken en die werd zoo thuis
bezorgd. Hij zat heelemaal vol met houtwol.
We hebben ons naar gelachen. En ik heb nog
veel gekregen ook, zeg". Pepi luisterde naar
Niesje's opsomming en zij zweeg maar. Nee,
nu wist ze't: ze zou heelemaal niets zeggen,
niemendal, dan kon* Niesje denken wat ze
wou, maar ze zou toch nooit kunnen denken
dat ze zoo iets mals gekregen had. En stug,
kortaf, vroeg ze, toen Niesje uitverteld had:
„En wat heb je van je tante Anna gekregen?
Zij wachtte gespannen, of't hiervan eigen
lijk afhing.
Even draalde Niesje of zij't vervelend vond
dit te vertellen. Snel keek Pepi naar haar en
dat Niesje kleurde toen zij langzaam ant
woordde: „Van tante Anna heb ik'n pa
rapluie.... niks leuk."
Pepi's oogen verwijdden zich, zij stond
plotseling stil. Toen begonnen haar lippen te
trillen, een schater schokte in haar op en
haar handen ineenpatsend gierde zij het uit:
„Een parapluieo.... een parapluie...!" Zij
zag Niesje dieper blozen, wat zielig met het
plots wegtrekkend glimlachje en zij wilde uit-
leggen, maar zij kon niet praten van den dol-
lcn lach, die haar heelemaal schudden deed.
Tot zij eindelijk, Niesje die wilde doorloopen
bij een arm grijpend, stamelen kon, hijgend
van het lachen: „Ik heb.... van oma heb ik
ook 'n.... parapluie!"
Even zag Niesje haar aan, als begreep
zij het niet, toen tuimelde zij schaterend te
gen Pepi aan. „Twee van die gekke zwarte
tentenvoor onze Sinterklaas" kreunde
Pepi moeilijk, snikkend van het lachen. „Als
't nou maar gauw regent!"
Zonder te spreken draafden zij nu de
straat uit, plots jachtend omdat t al zoo
laat was. En Pepi durfde niet naar Niesje
zien, want ze wist dat ze dan weer beginnen
zou en dan kon ze niet loopen als ze zoo
lachen moest.
Maar toen ze, nog juist op 't nippertje
binnen, in de schoolgang haar mantel en
muts ophing, nog duizelend van het draven
en het lachen, proestte ze, in een nieuwen
schater, tegen Niesje:
„Zoo iets lolligs heb ik nog nooit voor me
Sint gehad! En jij?"
het STERVEN van MONTMARTRE.
(Van onzen Parijschen correspondent).
(Nadruk verboden).
Parijs, 12 Juni.
Het mooie Montmartre, dat van Willette
m fttainlan, u tmda lang aaa hat vMohjnan,
en op den heuvel is het gedaan met de oude
rust en gemoedelijkheid, het bohemien onder
ons-zijn, dat een eeuw aditereen de bekoring
arvan uitmaakte.
Schilderachtige hoekjes zijn omgebouwd in
modeme atrateu. De gezallige, geheimziuiiige
huisjes, buiten-wcfiinkjes en ateiiers, elk met
een eigen cachet, zijn voor het grootste deel
gesloopt en hebben plants gemaakt voor een-
vormige, gepleisterde huur-kazernes van tien
hioog, keurig en hed sanitair, met centrale
verwanning, badkamer, lift en clectrisc'h licht,
maar stijf, en koud als een ijstaart op een be-
grafenisimaal.
Het ongedwongen, joltge Montmartre,
het goed'liartige „enfant terrible" onder de
Parijsche wijken, dat de 'heele wereld deed
lachen (of ook wel deed sohreien) wanneer
het zichzelf vermaakte, het wil thans „mee-
dioen" met de „groote menschen" en het is
„deftig" geworden. Het heeft zich een frak la-
ten aanmeten, die hem trouwens niet staat, en
het is in een als 'n plank gesteven overhemd
gekropen, met een al te hoiog boord en een
witte das, in welker plooi -men de hand, die
een lavalliere placht te strikken nog herkent
En wat eenmaal een lollige schavuit was,
tracht thans op boog 'bevel zich voor te doen
als een onuitstaanbaar nette aankomende jon-
Ht lukt nog niet altijd... Mogendebouw-
meesters het uiterlijk van deze stadswijk ook
veranderen, het hart gaat nog maar niet zoo
gemakkelijk met al deze nieuwerwetsigheid
mee. Een nieuw geslacht of missChien wel
twee, zullen wij: moeten' afwachten eer dc na-
tuur zich zal hebben aangepast aan de leer,
en eer de luidjes van Montmartre zidh zul
len thuis gevoelen in hun gelikte en geflikte
koekebakkersspronkstukken van skyscrapers.
Het ras is nog het oude: men ziet het aan de
glundere geziehten, aan de eigenwijze Wee
ding; men herkent het aan een lach of aan
het rythme waannee twee hooggehakte laars-
jes de hel'lende straat aftippelen. DoCh ook
dat zal niet zoo heel lang meer leven. Een
verwording is bezig. Velen trekken er weg.
Anderen trekken er in. Drie omnibus-lijuen
die over den Pont Caulaincourt trekken «i
de ondergrond, die verradelijk de „butte" be-
nadert tcrt in haar diepste ingewanden, zij
wcricen bloedvenmenging in de hand. Over
een halve eeuw zal men ook op den gewijden
heuvel, net als (helaas) overal elders op de
wereld, gewone menschen zien. De Montmar-
ters zijn, dan uitgestorven, evenals de Azte-
ken
Niet over dit stervend Montmartre echter
wilde ik het vandaag even hebben.
Er is nog een ander dan dat der Boheme
Oorspronkelijk was er, waarschijnlijk, alleen
dit. Doch de roep der vroolijke ongedwongen-
heid, waarmee de artisten zich aldaar.
's avonds na hun werk, verpoosden, drong
door tot de buitenwereld. Al spoedig werd het
bekend, dat men in 't NOordelijk deel der
stad een gezonde vreugde, een ontspanning
en een jool kon vinden, welkc de philister-we-
reld1 met haar gekunstelde genoegens niet in
staat was te bieden. En Parijzenaars en
vreemdelingen trokken naar den „hei'ligen"
heuvel, om te zien en mee tc maken.
Toen was het spoedig met de oprechtheid,
met de gulheid en gastvrijheid gedaan. Waar
pretzoekende vreemdelingen komen, brengen
zij met zich: de vrcemdelingen-exploitanten
de pretleveranciers en de portefeuille-parasio-
ten. De eehte Bohemer-kinderen, bevreesd
voor deze invasie, trokken zidh meer en meer
onder elkander terug. Het werd steeds moei-
lijker om door te dringen tot 'hun coterie. Hun
kreegen en kelders werden een soo-rt samen-
zweerderSkatakoimben, waar de oningewijden
toch niets te zien kregen, of weggehoond wer
den. En, naast't oude der artisten en hun
vrienden, verrees op den berg zoetjesaan nog
een ander Montmartre: dat der boemelende,
genot-zoefkende grands-ducs.
In den loop der jaren zijn dat nu twee ge-
heel van elkander afgescheiden zaken gewor
den.
De exploitanten, steeds weekend volgens
hetzelfde recept, leverden ook hier de artifici-
eele vreugde, met variety en naoh(-restau
rants, met danshuizen en... „;hotels". Zij
bouwden: ,,Le Ciel" en „L'Enfer" den „Mou-
Uni. Rouge" en „Tabarin"en later de „Ab-
baye de Thderne," den „Rat Mort", „La Fe-
ria", „Monico", „Nirvana" en zelfs een „Rat
qui n est mort." En al diie andere etablisse-
menten, waarvan er telkens nog weer nieuwe
geopend worden en welke den boulevard de
Clichy en de omgeving der place Pigalle en
der place Blanche tot een centrum van nacht-
leven hdbben gemaakt.
Jaren achtereen is dit buurtje het rendez
vous geweest van alles wat in Parijs tegen
middernacht nog niet naar bed woude groo
te, licht-stralende lamp, welke alle vliridertjes
en uiltjes tot zich trok en, vaak, als zij niet
voorzichfig waren, hen verzengde in zijn
gloed. En nog is ait zooofschoon er voor
den nauwlettenden toeschouwer in den laat-
sten tijd teekenen zijn waar te nemen waaruit
men moet opwnaken dat ook diit Montmartre
het Montmartre van „la 'haute noce"
over zijn hoogtepunt been is en kwijnt.
Er wordt algemeen geklaagd, in de nacht-
restaurants van den heuvel. Niet alleen door
de eigenaars - die klagen misschien altijd
maar ook door minder rechtstreeks bij de
zaak geintereseerden: door den bar-man,
door de jazband-negers, door de danseresjes,
cn door de schrale bezoekers
In deze dagen, tijdens het drukst van het
vreemdelingen-seizoen gisteren kon ik voor
een vrind van mij geen kamer meer krijgen in
het „Grand Hotel", dat toch ingeridht is op
2000 loges.... in deze maand van „Hoch-
konjunktuf" op het gebied van boemelen en
geldstukslaan, is het voor de groote restau
rants der rue Pigalle lang geen zeldzaam-
heid, dat er wat voor den oorlog iets on-
gekends was een ganschen lieven nacht...
geen enkele bezoeker komt. Van 's avonds
twaalf uur tot's morgens zeven staan dan de
tafeltjes gedekt, strijken de negers hun op*
gewekste melodieen, baadt dc zaal in elec-
trisch licht, staat de coctail-kunstenaar werk-
loos aohter het buffet, leunen de kellners
slaperig tegen een pilaar, trachten in de keu-
ken de koks het eten goed te houden, dansen
de dansmeisjes met elkaar en voor elkaar,
wordt 'heel de kostbare machinerie staande en
gaande gehouden, tevergeefs, voor niets.
Dat zijn de sledite nachten. 's Zaterdags
is het natuurlijk drukker. En. ook op de ge
wone avonden behoort het voorloopig-nog tot
d* uitamdaringec, dat at haalemaal aiamand
komt. Het gewone schouwwpel, dat men het
meest aantrelt, iseen meneer met een flesch
panje in de zaal en twee of drie opgeschoten
Kwajongens aan de bar, waar oe consumptie
met een uniionm tariei van tien francs ne-
taald wordt. De eene meneer wordt 0an om-
zwermd, door bedelende meisjes, en.... Mijft
ee.i volgenden keer ook weg.
Dat is zeggen de nacxutJkroegspecialitei-
ten juist de oorzaak van het verval van
Montmartre: al dat verwenscnte en vervelen-
de gebedel. En daar schijnt inderdaad wel
wat van aan te zijn, want de geiegenineden in
de buu/t van de groote boulevaras, waar niet
zoo om een „chocola't" of een „louis" gezeurd
wordt, maken prachtige zaken, en het is een
feit, dat de nachtbeweging zich meer en meer
afwendt van Montmartre en zich verplaatst
naar het terrein dat vroeger meer uitsluitend
voor het serieuse souper was aangewezen
den boulevard des Capucines, de rue Saint-
Honore, den faubourg Montmartre en
vooral de rue Caumartin.
In „Sheherazade", „Frolics", „Romano"
en op tienta'len andere plaatsen in die buurt
vindt men tegenwoordig vanaf het sluitings-
uur der schouwburgen tot twee, drie uur in
den morgen dat gedoente, dat de amusement-
begeerige vreemdeling vroeger op Montmart
tre zocnt.
Hierin kan men voor twee beweringen het
bewijs vinden: ten eerste voor deze, dat het
kwijnen van Montmartre niet te wijten is aan
een algemene malaise op dit gebied, en dat
men de oorzaak ervan dus eerder moet zoe-
ken in toestanden welke specifiek eigen zijn
aan de etablissementen aldaar, en ten tweede
voor deze, dat het alzoo zeer plausibel is, dat
het gebedel op de „butte" de bezoekers aan
het verdrijyen is.
Het is misere in nachtelijk Montmartre, en
het zal er hoe langer hoe erger op worden,
want hoe minder boemelaars er zich vertoo-
nen, des te harder zal er gebedeld worden,
enhoe harder er gebedeld wordt, des te
meer zullen de lui wegblijven. Het is een vi-
cieuze cirkel. Een enkele nieuweling mag dat
geschooier eens aardig vinden, al heel gauw
is de pret er af. En de groote meaigte der vi-
vieurs vermaakt zich veel liever in hot cen
trum of in de omgeving van de place de
i'Etoile, waar men even mooie vrouwen en
even goede champagne vindt, waar de mu-
ziek lustiger klinkt en de danseressen min
der vermoorde-onschuld-achtig mimeeren, en
waar men rustig zit en er bovendien veel
meer bezoekers zijn en dus een gezelliger
stemming heerscht.
Het mooiste nacht-restaurant, dat ge zien
kunt in Parijs is tegenwoordig Romano's",
in de rue Caumartin. De foule van correcte
heeren, alle in goed-gesneden rok (als men
niet in rok of smoking is, wordt men niet toe-
gelaten), en van dames, die zich voordoen
als eehte ladies, in groot avondtoilet; de
weelde van juweelen, parelsnoeren en decolle-
tes, kostbare kapsels en rijke avond-mantels
de schier eindelooze, labyrint-aclitige opeen-
volging van keurig gemeubelde, stemmig ver-
lichte salons, waar ge u waant op een avond-
partij in een voornaam „hotel particulier"de
schitterende, petillante muziek en de fantai-
sie-volle, gedurfde en toch vcrre-van-gemeene
dansen; de vorstelijk gedekte tafels met echt
damast en zilver, kristal en Sevres-porseleLn
de prettige, ongdbonden stemming overal.
dat alles moet iemand die het nachtleven van
deze „ville lumiere" nog niet kende, aange-
naam verassen.
Intusschen, in een inrichting als deze weet
men natuurlijk „van wanten Voor een ge-
woon fleschje Veuve Cliquot, waarvoor La
rue anders ook geen kwajongen veertig
francs berekent, betaalt ge er hier negentig.
Beneden de honderd francs den man komt ge
er in Romano's" niet af. Toch zou ik u sterk
raden er eens een kijkje te nemen wanneer ge
in Parijs zijt. Ge hebt dan een van de aar-
diieste en netste (ge kunt er gerust uw vrouw
brengen) plaatsen gezien van het bruisende
„Paris qui s' amuse
T.EO FAUST.
HOENDERRASSEN.
Al meermalen is er een pleidooi gevoerd
voor het houden van raskippen boven een
allegaartje, dat men wel „boerenkippen"
noemt, een naam, die waarlijk niet goed is,
want 't is niet alleen bij den boer, dat men
zulke veelsoortige hoenders aantreft, even-
goed komen deze in de stadsrennen voor
Juist in onze dagen is men bij den „boer"
zich eveneens veel meer dan vroeger gaan
toeleggen op het houden van rashoenders.
Buiten eg in de stad ziet men al meer en
meer de voordeelen in van een goeden, ras-
zuiveren toom, waarvan in een deel van
jaar de eieren als broedeieren soms het drie-
en vier-voudige opbrengen.
Het oog wil ook wat hebben en de buiten-
man zoowel als de stedeling kan ook wel
zien wat mooi is of niet. In kleederdracht, in
meubileering van het huis, in aanleg van
tuin zelfs, overal waar maar even sprake
is van goeden smaak, staat het kakelbonte,
het mengelmoes-achtige, beneden het eenvou-
dige, het bij-elkaar hoorende. Waarom dan
ook niet bij de groepeering onzer hoenders
wat smaak te pas gebracnt? En daarom
noemen wij het een gelukkig verschijnsel,
dat ook vele buitenmenschen zich aansluiten
of reeds aangesloten hebben bij bestaande
pluimvee-vereen'igingen, dat ook zij met
goed gevolg meedoen aan tentoonstellingen,
waar toch de rassenfokkerij op den voor-
grond staat.
Hoewel alle rassen, zonder onderscheid,
goed zijn, hoewel alle hun goede eigen-
schappen al meer en meer kunnen ontwikke-
len, toch zijn er eenige, die alleen voor luxe
kunnen dienen, om zoo te zeggen „voor het
mooi," hoewel ze toch nog een aardig aan-
tal eitjes geven.
Het is de bedoeling, hier eenige rassen
die met voordeel gehouden kunnen worden,
vluchtig te bespreken, hun eigenaardighe-
den aan te wijzen; wellicht wordt weer me-
nigeen er toe overgehaald om ook eens een
keuze te doen.
Men spreekt van nut-rassen en werkelijk
zijn er ook eenige, die groote voordeelen
kunnen opleveren. Het is toch merkwaardig,
hoe uiteenloopend de kleuren en vortnen
kunnen wezen. Men denkt daarbij aan de
vele moeiten, die overwonnen moesten wor
den, voordat een ras constant was, dat wil
zeggen, dat de kuikens volko-men gelijk zijn
aan hun eigen oudara, 4b kleur, tin
I zelfde eigenaardighecfen. De meeste rassen
zijn door menschenhand en menschenwil
verkregen. Nog steeds wordt het aantal der
reeds bestaande rassen vermeerderd, voort-
durend komen er nieuwe IrleurslagsD en eek
nieuwe vormen bij.
Beginnen we met de Amerikaanscht ra»-
sen, die alle hun ontstaan te danken heb
ben aan een vooropgesteld doel, n.l. hoen
ders te verkrijgen, die goed leggen, veel
weerstand kunnen bieden aan klimaats-wis-
selingen, een goede vleeschkip zijn en ge
makkelijk in een ren te houden. De eieren
dezer Ainerikaansche rassen zijn bruinscha-
lig, maar niet zo6 koffiebruin als van onze
Barnevelders en Welsummers.
De zoo sterk verspreide Wyandottes, die
hun naam dragen naar een reeds uitgestor-
i ven Indianenstam, waarmee ze echter niets
te maken hebben, zijn op zeer vele legwed-
strijden schitterend bekroond. Het zijn rus-
tige, vertrouwelijke dieren en daarom als
broedsters en verzorgsters van kuikens veel
waard. Het mag waar zijn, dat ze in hun
tweede jaar nogal veel broedsch zijn, maar
tusschen alle bedrijven in zijn ze ook weer
heel gauw aan den leg, gewoonlijk als de
kuikens drie weekjes oud zijn. De witten
schijnen de beste legsters op te leveren,
maar er zijn ook geheel zwarten, blauwen,
buff-kleurigen, en dan de zilver- en goud en
de Patrijs-Wyandottes, van welke de hanen
met hun schitterend gekleurd veerenpak wa
re sieraden zijn.
Een tweede echt Amerikaansch ras in de
Plymouth-Rock met hun stevig gebouwd
lichaam. Zij hebben altijd enkelen kam, roo-
de ooren, gele beenen zonder veeren. Met de
genoemde Wyandottes vormen ze het na-
tionale ras in Amerika. De gewone kleur-
slag der Plymouth Rocks is koekoeksveer,
maar er zijn ook geheel zwarten, witten en
gelen. Zelfs komen Patrijskleurigen ook al
voor.
Een ras dat in Amerika en in den laat-
sten tijd ook in ons land veel opgang maakt
is dat der Rhode Islands, die in rood, zoo
gelijk mogelijk, als zware mahonie-houtkleu
rig voorkomen. Ook hier weer zij.n als bij
alle Amerikaansche rassen de beenen geel
en onbevederd.
Onder de Italiaansche en Spaansche
hoenders hebben reeds lang de Leghorns een
grooten roem verworven, als legsters van
vele en zeer groote eieren, vaak te groot
naar het vermogen van de hen. Ook vinden
velen het een gemak, dat deze dieren zoo
goed als nooit neiging tot broeden krijgen,
waarom het verstandig is onder de Leg
horns ook eenige middelzware hoenders als
Wyandottes of Orpingtons te laten loopen,
die dan het werk van het broeden wel op
zich nemen. Een minder aangename eigen-
schap der Leghorns is, dat ze zoo woelig
zijn, gemakkelijk overvliegen en nog al eens
lijden aan twee merkwaardige kippengebre-
ken, n.l. veerenplukken en eierpikken. Voor
deze twee ondeugden, als ze eenmaal krach-
tig zijn opgetreden, bestaat geen ander mid-
del dan het mes. De oorzaken van deze twee
kwalen liggen nog vrijwel in het duister,
maar er zijn liefhebbers, die zich niet laten
tegenspreken, dat deze kwalen erfelijk zijn,
dus dat men van zulke dieren ook niet ver
der zou moeten doorfokken. De Leghorns
behooren beslist tot de alleroudste rassen,
want reeds bij de oude Romeinen kwamen
ze voor, hetwelk blijkt uit oude teekeningen
en schilderstukken, waar de typische vormen
en kleuren der Leghorns zijn weergegeven.
Een liefhebber van dit produktieve ras be-
hoeft niet verlegen te staan in zijn keuze,
want in alle kleurslagen komen ze voor. Al
len zijn sierlijke, slanke dieren met nauw-
aansluitende veeren en lange sierveeren. De
beenen zijn ook fraai geel en onbevederd.
De kam enkel. bij den haan rechtop staande
met fijne punten voorzien, bij de hen even-
zoo, maar omvallend over een zijde van het
aangezicht. Bij alle Leghorns vindt men
witte en zoo groot en vlak mogelijke oor-
schelpen. De eieren zijn steeds wit en als
ze een lichtirelen tint hebben, kan men daar
veilig uit afleiden, dat het ras niet zuiver
is, maar een inmenging, heeft ondergaan
van Aziatisch bloed.
<5tLdEaTaV 9? H9T £°- C I0' HEKEL-
oiKAAT, dit is het bekende adres voor
Straatbezems, Borstelwerk, Zeemleer, Spon-
zen, Klcer- en Haarborstels, prima kwaliteit,
vaste prijten.
Aanbev. P. W. N. NAP, Borstelmaker.
Jb. HARTLAND, Koningsweg B 69,
Handel in 2e handsch Kinderwagens, Sport-
karren, Ledikantea, Bedden, enz. KONINGS
WEG B 69 naast Klaas Verwer
Ter overname gevraagd EEN -MEISJES-
TILTS, leeftijd 710 jaar. Aanbiedingen
HOFLAAN 20, Bergen.
TE KOOP: 2 TREK- of WAAKHONDEN
bij de Wed. J. NIEROP, Nieuwesloot 13.
TE KOOP: Een gekleed zwart HEEREN-
COSJ UUM, zoo goed als nieuw. Adres:
PRINS HENDRIKSTRAAT 20.
SOLAR SCHOEN CReME is het be-
houd voor uw schoenen en het goedkoopste
in priis. Prijs per doos 20 ct.
G. H. RAN2IJN, Baansingel 47.
HOLLANDSCHE HERDER," 2 jaar oud,
met stamboom te koop.
PRINS HENDRIKSTRAAT 30.
TE KOOP een mahoniehouten KANA-
R1EKOOI met standaard en 2 raamhorren
alles in goeden staat.
HEEMRAADSTRAAT 9.
Zeer goed onderhouden BASCULE TE
KOOP met gewichten en eenige aardappel-
bakken.
P. VEER, Boezemsingel 9.
NIEUWE ZOUTE VISGH vanlf"40 ct.
per pond; Gerookte Paling vanaf 60 ct.;
nieuwe Haring 8 ct. per stuk.
TH. J. KLOPPENBDRQ, SpMoteci 77.
No. 140. 1921.
(Geen dlenstaanbledlngen.)
J. H. JON"GEDIJK, Stoelenfabrikant,
Laat C, Alikmaar. Het beste adires voor LIG-
en RLDTSTOELElN', wiegen, fieUatoeltjes,
enr. H. H. Rijivielhandelaren vraagt prijs-
opgaaf.