Aikmaarsclie Courant
De Amslerdamsche week.
Brieveii ntt Berlijn.
Zaterdag 25 Jimi.
F e u i 11 e t o n.
Christoffel en Columbus
Dokterpraatjes.
ion.
Hondsrd Drla en Twintlgste Jaargang,
door de schrijfster van
..Elisabeth and her German Garden"
41)
„llemand als mijnheer Defllogg krijgen we
hier in de streek niet gauw weer terug,deci
de de chauffeur mee en hij schudde diroef-
geestig het hoord. Nee, hoor dat's een
ding dat zeker isP'
„Komt hij dan niet terug?" informeerde
Anna Rose.
Des chauffeurs kaken stxmden een oogen
blik stil en hij staande Anna Rose veronit-
waardigdl aan. Daarop draalde hij zijn hoofd
om, spuwde met een langen, kunstmatigen
straal lang het station, riditte toen opnieuw
zijn oogen op Anne Rose en zai: „Jongejuf-
frouw, u mag misschien een spiritiste, of
een tafeldamster of een medium zijn en spo
ken en fclopgeesten kunnen oproepen en voor
mijn1 part troost putten uit die heele geesten-
rommdl, maar ik weet wel beter! En wat ik als
Christen beslist weet is, dat een dood mensch
6f in den hemel, 61 in de hel belandt, en in
ieder geval blijft waar ie is."
Anna Felicitas waagde het, het eerst te
spreken. Maar," begon ze aarzelend, „moe-
ten we dan' bedoelt u dan, dat mijnheer
Deliogg....ze stokte.
„Dat mijnheer Deliogg.... begon Anna Ro
se maar stokte eveneens.
„Dat mynheer Deliogg niet meer..." hervat-
te Anna Felicitas moedig, „niet meer in le
ven is?"
„In leven?" herhaalde de chauffeur, en met
kracht Met hij zijn hand1 op het naamkozijntje
neerkomen. „Nou begrijp ik er niks meer
van!" zei hij hun kwaad aanikijkende. „Wat
doen jullie dan hier voor zijn begrafenis?"
„Zijm begrafenis P'
„Ja; als jullie niet weet, dat ie dat niet
meer is?*'
„Niet meer wAt is?!"
„In leven' natuurlijk. Nee, ik bedtoel dOod.
Jullie hnenjt me met je baide hedamaal in de
„Maar daar wisten we niets van!"
„Een maand1 geleden hebben we nog een
bref van hem gehad."
„Ten minste, een. oom van ons."
„En d'aiar stond niets in' van, daf hij ddod
was ik meen, dat we er heelemaal niet
uit konden' opmaken, dait hij gauw dood1 zou
gaan. Hij was nog heelemaal niet ziek in dien
brief
,,Nlou maar," vid1 dc chauffeur hierop
eenigszins sarcastisch in, ,,'t is toch niet pre-
des de gewoonte, is't wel ik zal't u nu
miaar vienkant in uw gezicht zeggen 't is
niet precies de gewoonte (er kunnen uitzonde-
rimgen zijn, maar't is niet precies degewoon-
te) dat menschen, heelemaal van New-York
nog wel, naar demands begrafenis overkomen,
zonder ten naastenbij: te weten dat-ie dood' is.
Zoo ten' naastenbij," herhaalde hiji, nog wat
sarcastiseher, want zijn bewomdeiing voor de
tweel'ingen begon pliaaits te maken1 voor onrust
en twijfel; ja een onaangenaam vermoeden
kwam bij hem op, dat ze (met een' treurig ge-
brek aan emst, de gelegenheid en het oogen
blik in aanmerking genomen) in afwachting
van hun bagage, waarondfer ongetwhfeld een
grafkrans behoorde zich den tijd kortten
met hem voor den gek te houden.
„Meisjes zooals u moesten zich beter weten
te gedragen," vervolgde hij, met ergemis be-
denkenae, hoe deelnemend hij bij 't zien
van hun rouwkleertn en hun vermoeide bleeke
gezichten geholpen had. Alleoni voor echte
rouwdragenotu, oekomen om eeni algemeen
geacht man als mijnneef Deliogg de laatste
eer te bewijzen, zou hij, een vnj-geboren Ame-
rikaan, zoo gedienstig zijn geweest.
„Goed-gekleede jonige dames, dochters van
nette menschen, wil ik wedden. Misschien wel
door hun oudfers hier been gestuurd om hen
te vertegenwoordigen in nieuwe rouwkleeren
en ales, en dat gaat dan gekheid zitton ma-
en! Flauwiteiten verkoopen over de begrafe
nis. Je van den domme houden om er mij in
te laten loopen. Mij in de war te brengen
door al jullie malle vragen en gezegden. Nee,
dat bevalt me niet. Dochters moesten zich net-
ter, fatsoenlijker weten te gedragen, al: zijn
hun ouders er niet bij. Vlak voor een begrafe
nis mg wel 1 Maar jullie Oestarlingia» veelen
„HELPT ONS DE TUBERCULOSE
BESTRIJDEN!"
1.
Of het mogelijk zal wezen, de tuberculose
zoodanig te bestrijden, dat we van „uit-
roeien" zouden kunnen spreken, durf ik niet
te zeggen. Wel weet ik zeker, dat we van
een bestrijding, zooals die in ons land tot
nog toe is gevoerd, niet resultaten in den zin
van uitroeiing mogen verwachten. Hierin
ligt niet een beschuldiging, of zelfs maar
een verwijt aan de Vereeniging, die zich de
bestrijding der tuberculose ten doel stelt,
wanneer er zou sprake zijn van beschuldi
ging, dan zou die de Overheid gelden, die
nog altijd in gebreke gebleven is, de be
strijding ter hand te nemen met die kracht,
die onmisbaar is, waar het een ziekte geldt,
die jaarlijks duizenden jongemenschen en
millioenen guldens aan de gemeenschap
onttrekt!
Dit gebrek aan aanpakken en doorzetten
heeft twee voor de hand liggende oorzaken.
Tuberculose behoort'niet tot de snel doode-
lijk verloopende besmettelijke ziekten, en de
besmettelijkheid is ni< t zoo opvallend en tref-
fend, als met andere ziekten het geval is.
Zoodra de handel belangrijk benadeeld zou
worden door het feit, dat in een havenstad
heel veel tuberculose voorkomt, zoodra een
der groote handeldrijvende staten zou over
gaan tot krachtige maatregelen tegen de
schepen, personen en goederen, die komen
uit een stad, waar veel tuberculose heerscht,
zoodra met andere woorden de geldelijke na-
deelen en schaden, die de tuberculose te-
weeg brengt. ODmiddellijk en niet indirect
zouden woraen gevoeld, zouden er zeker lui-
de stemmen opgaan om de allerkrachtigste
maatregelen. Daadwerkelijke bestrijding der
tuberculose, een bestrijding die streeft naar
uitroeien, zoo onnoemlijk veel geld kosten.
En deze kapitalen, als zoodanig op een be-
grooting geplaatst, zouden moeten worden
opgebracht door de inwoners van land of
stad, wier belasting aanmerkelijk verhoogd
zou worden. Nu staan er niet of heel be-
scheidene posten op de verschillende begroo-
tingen, maar door zulke lage posten wordt
misschien'
De tweelinjgen luisterden siodis Jang niet
meer. Ze kekem elkaar verbijsterd! aan. Hoe
eigenaardig, hoe ongeinkkig, hoe noodlattig
lieien Oom Arthur's vrienden hen in dien
steek't Was of ze bij: hum' naderiing al'leen aJ
wegsmoilten. Menschen', die hun heele leven
met hun: echitgemoaten samen gewoond had-
den, liepen weg, 't oogenbUk, waarop de
tweelinjgen ten tooneele verschenen; menschen
die hun hede leven gezond1 waren geweest,
voor zoover ze wisten, stierven vlak voor hun
komst. 't Had er veel van, alsof iedereen, zoo
dra ze maar hoorden dat de Twinklers op
weg naar hen toe waren, het bazenpad1
koos. Bij dezen' laatsten verpletterenden slag
van het Lot, konden ze niet andera dan' elkaar
zwijgend, ontzet aanstaren. Ze verstonden
geen woord1 van wat de chauffeur zei. Ze ke-
ken elkaar slechts verschrikt en verbijsterd'
En toen kwam mijnheer Twist haastig uit
het goederenbureau aangeloopen, zijn voor-
boofld afvegende, want het was een warme
avond, en gevolgd1 door een' kruier, die met 'n
ernstig gezicht aJ de koffers, zakken, tasschen
en valiezen op zijn hoog-opgesiapelde hand-
kar balanceerdte.
,,'t Spijt me, dat ik zoolang ben begon
mijnheer Twist met een' opgewekten glimlach;
maar hij bleef in zijn zin steken, toen hij de
uitdrukking in de vier op hem gericbte oogen
waarnam.
„Wat is er gebeurd?" vroeg hij verschrikt.
„Wat we wel hadden kunnen verwachten,"
zei Anna Rose somber.
Mijnheer Deliogg is dood'," zei Anna Fe
licitas.
„Wlat zeg je?" vroeg mijnheer Twist, zijn
ooren niet geloovende, en toen, na een angsti-
ge pauze: „'t Is toch niet waar?"
Daarop vermande hij: zich. „'t Doet me na
tuurlijk leed, zooiets treurigs te hooren," her-
vatte hij, als't ware overeind' komende na die
plotselinge, onzachte betiteling, „maar ik zie
niet in, dat het voor jullie een groot verschil
miaakt, zoolang mevrouw Deliogg maar leeft."
„Ja, maar begon Anna Rose.
Mijnheer Deliogg is nog niet lang dood,"
as Anna Felicitas.
nW werksGjk meogedeeld, wst ds tubercu
lose in een bepaala tijdperk zal kosten. Op
de rekeningen of begrootingen van armbe-
sturen en instellingen van weldadigheid
wordt niet afzonderlijk venneld, wat is of
zal worden uitgegeven ten behoeve van tu-
berculeusen ennunne gezinnen; de versla-
gen van weeshuizen en andere inrichtingen
voor ouderlooze kinderen vermelden niefin
hoeverre de toeneming der bevolking ver-
band houdt met sterfte aan tuberculose. Het
is onmogelijk, te begrooten, hoeveel geld er
jaarlijks door „weldadige landgenooten en
edele menschen vrienden' wordt geofferd, om
bepaalde lijders een verblnf in een sanato
rium mogelijk te maken. Wanneer men eens
alle uitgayen, in haar geheelen omvang, die
de tuberculose noodzakelijk maakt, kende,
dan zou men versteld staan over de grootte
dier bedragen. En als men dan zich afvroeg
of de resultaten in overeenstemming zijn
met die ontzettende uitgaven, zou men ont-
kennend moeten antwoorden.
Dit komt in de eerste plaats, doordat veel
geld ondoelmatig besteed wordt, omdat er
is gebrek aan samenwerking tusschen de
velen, die of in het algemeen, of in een bij
zonder geval zich voor de bestrijding en ge-
nezing interesseeren. Het is wel hard, net
zoo te zeggen, maar er wordt zoo heel veel
geld uitgegeven, dat geen nut afwerpt. Tal-
rijke patienten worden' naar sanatoria ge-
zouden, voor wie herstel niet meer mogelijk
is; te faunnen behoeve wordt veel gela be
steed, dat blijkt „weggegooid" te zijn.
In de tweede plaats komt dit, doordat de
bestrijding der tuberculose nog volstrekt
niet voldoende geregeld is. In hoofdzaak
richt zij zich tot (of tegen) de lijders. Wan
neer eerst maar iemana ziek is, wordt hij
het middelpunt van veler belangstelling: te
gen de vatbaarheid', die v66r de ziekte al be-
stond, treden we niet krachtig op. Erger
nog; nagenoeg geen enkele maatregel wordt
genomen, om hem wiens vatbaarheid men
kentf tegen besmetting te beschermen! De
op zich zelf schoone waarschuwingen per
wandkaart spreken niet tot de menschen,
maken geen indruk. Wanneer ze al gelezen
wgorden, gaan ze „het andere oog uit", en
ik heb nog nooit gehoord of gemerkt, dat
iemand onder den indruk van zoo'n waar-
schuwing ook maar een nietigheid in zijn
leefwijze of levensgewoonten veranderd
heeft.
In de derde plaats komt dit, doordat nog
voortdurend verzuimd is, den menschen te
166ren, zoowel welke de ontzettende eeono-
misehe beteekenis van de tuberculose is, als
welken verwoestenden invloed zij heeft op
het levensgeluk der menschheid. Het maakt
niet genoeg indruk op ons dat tallooze ge
zinnen in rouw en nood geraken door de
tuberculose; we zijn er zoo aan gewend ge-
raakt, geheele gezinnen aan deze ziekte te
zien te gTonde gaan, dat we dat leed en dien
kommer niet meer op de juiste waarde schat-
ten, en ons met een „dat is nu eenmaal zoo"
daarover heenzetten. We zien het noodlottig
einde zoo laqg vooruit, dat het einde zelf
iets gewoons voor ons geworden is, iets ge-
heel anders dan de plotselinge dood door
een ongeluk van ook een huisvader, wiens
vrouw en kinderen geheel onverwacht tot ar-
moede vervallen.
Van een vruchtdragende bestrijding kun
nen we alleen dan spreken, wanneer aller
aandacht in de eerste plaats zal zijn geves-
tigd op de middelen, die de ziekte moeten
voorkomen, in de tweede plaats op de zieken
en hunne genezing en, als 't moet, hunne
„onschadelijkmaking" voor hun omgeving.
XXVIII.
Berlijn, midden Jumi.
Er zijn nog altijd nieuwe sensaties, waar
op men niet voorbereid was. Boksende man-
nen d'at is al oud nieuws, maar boksende
dames dat behoont toch tot de nieuiwe sensr;
ties van dezen tijd.
Mijoi vriend', de expressionistisehe schilder.
is er de schuld' van. Niet van't feit dat zij be-
staan, doch dat ik haar gezien neb Sedert
een jaar was hij bezig mij te bewerken om
eindelijk mijn hoogmoed prijs te geven en her
grootsche schouwspel te leeren kenmen waar-
MijnJieer Twist keek van de tweelingen
naar den chauffeur, maar daar slechts af-
keurin'g, geen opheldering vindande, richtte
hij zijn aandacht waar op de Twinklers.
„Hij. is niet goed en. wel dood en begraven,"
zei Anna Rose.
„Niet z6o dood^ dat alles weer gewoon is
liet Anna Felicitas volgen. nMaar net
precies dood
.,Op 't punt b^raven te warden," vulde
Anna Rose aani.
yrZijm begrafenis is imminent," deelde Anna
Felicitas plechtig mee. „Heb je ons dat niet
te kenmen gegeven liet ze er tegen den
chauffeur op volgen.
„Wat weet ik van eminent", antwoordde de
man-, niet van, plan nog meer tijd te verspil-
len aan die malle woordenkraam, „maar't
is morgen."
,,En u begrijpt wat dat voor ons beteekent,"
zei Anna Felicitas, mijnheer Twist aankijken-
de.
Mijnheer Twist zag het.
Hij greep zijn zakdoek om opmieuw zijn
voorhoofd1 at te vegen; maar dezen keer niet
omdat het zoo'n warme avond was.
XX.
't Is voor iedereen duidelijk, dat men een
familie niet kam overvallen, wanneer er den
volgenden dag een begrafenis zal plaats heb
ben, zelfs al is men heelemaal van New-York
gekomen an heeft men geen nader onderdak.
Even duidelijk is het, dat men zich niet aan
die famil ie ban opdrimgen voor en a leer er een
behoorlijbe tijd na de begrafenis verloopen
is
Maar wat voor den dtiivel vroeg
mijnheer Twist zich af, in een' taal, waarmee
hij: sedert zijn verblijt aan het front betreu-
renswaard'ig vertrouwd1 was geworden: „Wat
is een behoorliike tijd1?"
Deze moeilijkheid1 legde mijnheer Twist
zich's avonds laat voor, iterwijl hij, in't war
me, stille duister, langs het strand voor't
Cosmopolitan-Hotel op en' neer liep en de
tweelingen, doodop van de lange reis en de
emoties aan t einde er van, stil in bed kro-
pen.
Hloeveel tijd' heeft een weduwe noodia, om
weer op vsrhaal te loomm, d. w. r. haar oilm
en etanden ganfet en zijn getel rertr
heb mii t^en die pogingen met alle
verzet. Ik heb hem uitgelegd, dat het voor
mijin,1 gevoel een verschijnsel van aanmerkelij-
ke vertruwing van zeden is, wanneer een be
volking, die toch i<ijdi nog wel andere zor-
gen heeft, zich een roes begaat aan deze
stompzinnige gladiatorenspelert zonder
zwaard. En dat men tenminstc het gepeupe!
met zijn verstrooiingen ongemoeid beneaea
zich moet laten. Tevergeefs! Mijn vriend be-
wees mij, dat deze edele wedstrijd van zuive-
re spierkracht onze geschokte zenuwen weder
in evenwicht brengt „Mensch", zeide ik, „je
bent expressionist en ik denk toch dat je een
schilder der ziel wilt zijn, en niet een schil
der van epieren". MDat ben1 ik ook", riep hij
uit, „maar wanneer je een werkelijk inzicht
verwerven wilt in de zwakke en afschuwelijke
ziel van onzen tijd, dan moet je juist die boks-
wedstrijdeo bijwonen - want daarin weer-
spiegelt zij zich op haar ongegeneerdst
Ach hemel, ik vreea, dat mijn vriend^ de
schilder, gelijk heeft. Voor de massa der milli-
oeruenstad, voor de brute mstinkfen van de
meerderheid der bevolking vormen niet de
schouwburgen (afgezien natuurlijk van de
meestal totaal verprutste Berlijnsche operet-
tes) de verlossing van den sleur van alien
dag, doch de vari6t6's, waar rnannen met
bokshandschoenen aan op elkaar losstormen.
En zoo verzette ik mij niet langer, toen hi}
mij enkele dagen geleden bdj den1 aim pakte
en met mij op pad trok.
Miaar wie beschrijft ooze verba zing, toen
wij ter plaaise aankwamen en op de aankon-
diging lazem, dat dien dag 8 dames voor't
geeerde publiek boksen zouden Dat heb ik
bijgewooodl En ik zal nooit meer een woord
spreken ten nadeele van de stierengevechten
van de Spanjaarden of de hanengcvechten van
Zuid-Franknjk. Werkelijk: wezena van't vrou-
welijk geslacht stootten daar elkaar tegen
schouders, borSt en (ik vraag excuus!) bulk.
De meeste harer deden het ten minste nog
eenigszins terughoudend, aarzelend, soma
zelfs vreesachtig. Miaar toen trad „Ilonka"
op! Geachte lezers, van deze bokser-amazone
kimt u zich' geen voorstdling maken. Zij l aas-
de en tierde, sloeg in't rond als een' dol l em an
een furie in sportkostuum. Ik had slechts
66n gedachte: „Hemel' ik dank u, dat deze
niet mijn vrouw is." Het publiek geraakte
buiten zich zelf. Alle duivelen van hun gemoed
waren losgebroken. Het gebouw dreunde van
het stampea, brullen, joelen, fluiten. lets der-
gelijks onbegrijpelijk weerzinwekkends heb ik
nog nooit gezien. Het tumult bereikte zijn
hoogtepunt, toen de wilde Ilohba niet de over-
winning behaalde, doch door een slanke te-
genstanidster, die met bijna spottende rust
maar tegemoet trad, gladweg neergeslagen
werd. Sfedert dien dag verdringt zich het Ber
lijnsche publiek om dit verwongea schouw
spel, deze karibatuur van 'alle sport. Ilomka
zal spoedig even bekend zijn als de manne-
lijke Breitenstrasser, die thans in Berlijn niet
minder populair is dan een of andere groote
Toreador in Mladiid. „Ik geloof werkelijk",
af ik mijn expressionist toe, „d!at ik hier een
1'ik geworpen heb in den geest van den mo-
demon tijd, eni 'ik heb d'aarbij in een' afgrond
gezien; of liever ik heb die 66ne zijde van
den verwoesteo geest van dezen tijd aan-
schouwd
Een andere nieuwe sensatie van de Berlif*
ners is ten minste onschuldiger. Zij' draagt
den naam1: de dirijvende dub. Wij hebben se
dert den oorlog en de revolutie tallooze clubs
in Berlijn als paddestoelen uit den grond
zien opschietem openbare en geheime, bij
de politie aangegevene en andere, niet aange-
gevene, meestai de residenties van Zijne Ma-
jesteit den Speelduivel. Want de ervaring
leert immers, dat de menschen in tijden van
verwarring en onzekerheic begrepen worden
door een wilde genotzucht, waarbdj zij van
meening zijn, dat het tot de genietingem van
het leven behoort om aan de groene tafel zoo
veel mogelijk geld te verliezen. De ,^irijvende
club" editor is een goedaardiger exemplaar
van' het soot. Het dOel isgenoegdijk te leven
en tegelijkertijd zich in de zomerhitte een
beetje to verfrisschen. Daarom heeft de dub
zich niet gevestigd in een gebouw of in een
huurperoeel, maar in een schip! Op een
„woonschip dat in Wanmsee voor an'ker ligt,
de mooie, door fraaie landtuinen en parken
omgeven' bocht van de Havel, niet ver van
Potsdam.
to wat te herwinnen? In welk stadium van
haar rouw ben je gerechtigd haar lastig te
komen vallen met een herinnering aan ver-
plichtingen, die ze, eer ze weduwe wend, op
zich had genomen, met, in dit geval, cfe
Twinklers. je eigen Mesheidsgevoel weerhield
je om dit binnen een week te doen, dacht mijn-
heer Twist, of liever nog, binnen veertien da
gen, ja zelfs, als je er goed' over madacht. bin
nen een maand'. Maar wat moest hij: in Gods-
naam al dien tijd met de Twinklers beginnen?
Daar mijniheer Twist van een antisitiek tem-
rament was andens zou hij niet onder al.
omstandigheden zooveel medegtvoel heb
ben' betoond', of zich zoo hartstochtelijk ge-
§rgerd hebben aan het morsen van' zijn ooms
trekpot op het tafellakcn, werd' hij somstijds
door een. plotselinge en geweldige ommekeer in
zijn gevoelens aangegrepen, en' ofschoon hij
hartelijk ved van de Twinklers hield, noemde
hij ze nu in zijn desperaafhedd en zander het
zelf te weten, precies als oom Arthur: „die
vervloekte tweel'ingen F' Heel onbiHijk; hiji be-
sefto het volkomen. Zij konden toch niet hel-
pen, dat die Deliogg nu weer gestorven was.
Van't begin tot het einde waren ze de ramp-
zalige slachtoffere van> een wreed' nood'lot;
maar 't is menschelijk, helaas! zich tegen
slachtoffers to keeren, en uit de diepste diepte
van zijn hulpeloos medelijd'en verloor mijnheer
Twist een oogenblik zijn geduld met de Twink
lers.
Met zwaar gefranste wenkhrauwen' en vast-
gesloten lippen stapte hij het strand op en-
neer, torwijl de golven der Stille Oceaan hun
sympathie aan zijn voeten murmelden.
Aan den> anderen kant van den wandelweg
stond het reusachtige hotel, omgeven door
zijn tuiinen en met zijn honderd'en vensters,
waaruit het licht schoot. Er zaien weinig men
schen op het terras, en aan het strand liep
niemand. De lucht was vervuld van een krach
tig geluid als van legers sprinkhanen of kre-
kels, nu en dan overstemd door kikvorsch-
koren; maar die geluiden deden aangenaam
aan; ze waren zoo warm, zoo Zuidelijk, zoo
ver ver weg, van minder gelukkige oorden,
waar in October nevels en koude winden de
wereld teisteren.
(Wordt vorrolgd
H*. 140.
LXXVIIL
Da verrassende wethoudersbenoe*
ming. De installatie van Burgemees*
ter de Vlugt.
Nog altijd is Amsterdam nlet bekomen van
zijne verrassing over de jongste wethouderv
benoeming. Dat blijkt uit hetgeen telkens weer
de pers, en dan in het bijzonder de kerkelijke
pers, erover schrijft. Nu, dat de laatste aller*
minst is ingenomen met den loop van zaken
laat zich denken. Want kortweg gezegd komt
het hierop neer, dat de kerkelijken meenden
de lakens te kunnen uitdeelen ik heb dat de
vorige maal uiteengezet en datanderen
het nu hebben gedaan: 'hunne politieke tegen*
standers, over en zonder wie zij meenden te
kunnen beslissen. Hoe zij aan dit waandenk*
beeld zijn gekomen is eigenlijk onbegrijpelijk.
Want een eenvoudig rekensommetje had hen
kunnen leeren dat zij niet de meerderheid had*
den, dat zij het met name niet zonder de hulp
van den Vrijheidsbond konden doen. Mfet dien
Vrijheidsbond hadden.zij de meerderheid ge*
had, zooals nu de Sociaal*Democraten met be*
hulp van den Vrijheidsbond de meerderheid
hebben gekregen. Maar de democraten onder
hen trokken den neus op voor die conservatie*
ve Vrijheidsbonders, alsof zooals dezer da*
gen al werd opgemerkt conservatisme het
groote gevaar is dat Amsterdam bedreigt. En
ook schijnen persoonlijke overwegingen ge*
wicht in de schaal te hebben gelegd. Hoe het
zij, de kerkelijken bedankten voor het gezel*
schap van den Vrijheidsbond, en zij hebben er
nu zooveel spijt van als.zij haren op hun hoofd
hebben. Want op het laatste oogenblik hebben
toen de sociaabdemocraten en de Vryheidsbon*
ders, die beiden ieder op hunne wijze
waren uitgesloten, de handcn ineen gelegd, en
toen beheerscihten zij de positie. Niet minder
dan drie sociaabdemocraten (de heeren Wis
baut, de Miranda en Vliegen) en een Vrijheids»
bonder (dr. Vos) zijn gekozen tot wethouder
en ook bij de verkiezing van de twee andere
(kerkelijke) wethouders (de heeren Wierdels,
Kath., en Ter Haar, Christ.sHist.) heeft de
kleine Vrijheidsbond (waarvan de raadsfractie
slechts 5 leden telt) den doorslag gegeven.
Waaruit tevens bljjkt dat die bond, zoowel in
den Raad als in het college van B. en W. op
den wip zit. Het college van B. en W., met ins
begrip van den antbrevolutionairen Burgemeess
ter, den heer de Vlugt, bestaat nu uit 3 sociaab
democraten, 3 kerkelijken en 1 Vrijheidsbons
der. Ziehier eene machtspositie die voor de
kleine party niet te onderschatten voordeelen
biedt
Intusschen jammert natuurlijk de geheele
kerkelijke pers over de sleohtheid van den Vrijs
heidsbond, die ter gelegenheid van de verkies
zingen zulk eene felle campagne voerde tegen
de socialisten en nu met zijne doodsvijanden
te zamen gaat (ofschoon verschillende organen
van de rechterzijde ook niet nalaten te wijzen
op de onhandigheid waarmede de kerkelijke
leiders de wethoudersbenoemingen hebben
voorbereid). En zoo op het oog lijkt voor dat
verwijt wel iets te zeggen. Maar primo moet
men niet vergeten dat de Vrijheidsbond, juist
door de tactiek dier kerkelijke leiders in de
engte was gedreven, mfet de socialisten. En in
de tweede plaats mag er hier nog wel even aan
herinnerd worden dat de kerkelijkenszelven tot
tweemaal toe, contact hebben gezocht met de
sociaabdemocraten, ofschoon dezen zeker niet
minder hunne doodsvijanden zijn dan die van
de Vrijheidsbonders. In de politiek zijn nu
eenmaal allerlei „monsterverbonden" moge*
lijk. Men moet politieke daden niet met de ges
wone menschelijke maatstaf meten of traohten
te meten. Trouwens, uit het feit dat de heeren
Wierdels en Ter Haar beiden hunne benoeming
hebben aangenomen, n'en deplaise de drie
sociaabdemocratische wethouders, blijkt wel
voldoende dat de kerkelijken tegen samenwers
king met de sociaabdemocraten niet opzien.
WW*
Sxmxg* dttgea nt de TTothvudmrfyauoomlug
heeft de onderlinge verdeeling van de functfen
in het college van B. en W. plaats gehad
eene verdeeling die voor de Amsterdamsche
gemeentepolitiek in de eerstvolgende twee jaar
zeker niet van minder belang is.
Die verdeeling is toen z66 geworden dat
wethouder Wibaut de afdeeling fin&ncien be»
houdt, en dat hen, in ruil voor Volkahuisves*
ting, de gemeente.bedrijven zijn gegeven (vroe*
ger ressorteerend onder wethouder Wierdels);
deze laatste behoudt de afdeeling Arbeidsza*
ken, waarop wonderlijk genoeg de socb
aabdemocraten nooit gek zijn; wethouder Vlie*
gen krijgt de oude afdeeling van den heer den
Hertog: Onderwijs; de heer Ter Haar, de oude
afdeelingafdeeling van den heer de Vlugt: pu«
blieke werken, en handelsinrichtingen, waar«
voor zijn maatschappelyke loopbaan hem zeker
meer heeft bestemd; de heer de Miranda krijgt
Volkshuiavesting en.... Marktwezen, en dr.
Vos openbare gezondheid. Zoodatde be»
langrijkste afdeelingen in handen zijn van de
drie sociaabdemocraten. Wethouder Wibaut
blijft wethouder voor de financien, ofschoon bij
de verkiezingen de onvoorzichtige financieele
politiek van de sociaabdemocraten de inzet
was, bijv. van den Vrijheidsbond; en wethou*
der de Miranda behoudt het Marktwezen,
waaronder ressorteeren de afdeeling Levens*
middelen, de Visohvoorziening, enz., ofschoon
tegen zijne voorstellen op deze gebieden de
ernstigste.bezwaren gehoord zijn, in het bijzon*
der van den kant van den middenstand. Het
zai my benieuwen wat hy nu zal doen ten aan*
zien van de gemeentewinkels, die mede tot
zijne afdeeling behooren. Zal hy de liquidatie
daarvan welke liquidatie begonnen werd
onder het interregnum van wethouder Abra*
hams voortzetten? Tot dusver duurt de uit*
verkoop in den gemeentelyken winkel aan de
Vyzelstraat voort. Juist een dezer dagen ont*
moette ik iemand die een paar prachtige rijg»
bottines van boxcalf had gekocht voor rond
10. En zullen wij het gemeentelyk melk*mo*
nopolitie terugkrygen? Waarschyniyk niet in
den ouden vorm, want die melkvoorziening res*
sorteert onder wethouder Vos, en die is een
tegenstander van zoo'n monopolie.
Ik wil mij echter niet aan voorspellingen wa»
gen. Vermoedelyk zullen wij binnenkort wel
m£6r weten.
Dat de sociaabdemocraten zullen trachten,
nog meer dan onder het vorig college van B.
en W. gebeurde, hun stempel op het gemeente*
bestuur te drukken, staat vast. Alleen moet
even worden vastgelegd dat dit college van B.
en W. niet, zooals het vorige, in zee gaat met
de vlag van een convenant in top. De leden van
het college hebben dus de mees&mogelyke vrij»
heid.
De installatie van onzen nieuwen Burgemees*
ter is geschied in eene afzonderlijke raadsver*
gadering. Er was veel belangstelling, vooral van
de zijde zijner familie en kennissen, geestver*
wanten enz. Voltallig, zooals bij de wethou»
dersbenoeming, was de Raad niet Wel waren
de meeste sociaabdemocraten opgekomen; de
communisten schitterden door afwezigheid
(zooals trouwens ook wel te verwachten was;
die doen aan al dergelijke „vertooningen" niet
mee). En dan was er ook de vertegenwoordiger
der zoogenaamde RapaiUe*partij, de anarchis*
tische colporteur Zuurbier, maar die was
zooals hy later in de vestibule openhartig ver*
klaarde alleen gekomen voor de vijf gulden
presentiesgeld. Een hoog en principieel motief.
Wat Zuurbier betreft een paar opmcrkingen.
Hij is een lange, magere, blonde kerel met kra*
nig*opgestreken snorren, wat hem eenigszins
het air geeft van een oud*militair; een huzaar
bijv. Overigens is hij met zijn ronden, slappcn,
zwarten hoed en zijn zwarte strikdas het type
van een anarchistischen colporteur. Of hij in
den Raad vrij militant zal zijn, of we last met
hem zullen krijgen, zal de toekomst leeren.
Voorloopig ziet het er niet naar uit. Hij lijkt
ietwat confuus; eenigszins onder den indruk
van de nieuwe omgeving.
Onze bescheiden raadszaal met de groote
schutterstukken aan de wanden, schijnt hem
toch nog te imponeeren of zijn het zijne mede<
edelachtbaren? Hij zit op een soort van strab
bankje, aan het einde van de zaal; dicht bij de
tafel van B. en W. enbij de deur. Naast
hem gaapt de ledige stoel vande Gelder
(alias Had«je*me*maar).
Misschien is voor hem het bedanken van de
GeWer vd dc giwtata OegwmsIlW; want DC
mist hij alle ruggesteun; den persoon (of het
voorwerp) van zijne inspiratie. Hij houdt zich
heel koest; staat op als alle andere leden op*
staan, gehoorzaam als een schooljongen; en
stemt gewillig mee, zij het dan ook bianco. De
eenige demonstratie die hij zich by de wethou*
dersbenoeming veroorloofde was, naar men
heeft kunnen lezen, het ontplooien van een
krant, op de rugzijde waarvan, met groote
zwarte letters, dwars over den tekst been, een
protest tegen den stemdwang was gedrukt. Dat
was illesl
Maar om nu op de installatie van Burgemees*
ter de Vlugt terug te komen. Uiterlyk onder*
scheidde deze zich niet van soortgelyke andere
plechtigheden. Maar innerlyk wel. Deze benoe*
ming van een antbrevolutionair tot Burgemees*
ter van de oude Vrijhandelsstad Amsterdam,
met hare groote, naar links georienteerde ar»
beidersbevolking (de sociaabdemocraten heb«
ben 14 zetels, de communisten 3, de groep«de
Gelder 2, dat is zamen 19 van de 45 zetelsl)
deze benoeming dan van een antbrevolutionair
tot Burgemeester over de gemeente die altijd
liberate burgemeesters heeft gehad (Tellegen
was zelfs radicaal) heeft by velen kwaad bloed
gezet. En die verstoordiheid over wat de linker*
zijde beschouwt als eene partij»benoeming, is
ook tot uiting gekomen in de begroetingsrede
van den waarnemend Burgemeester, den heer
Wibaut „Want gy zyt" aldus de wnd. Bur*
gemeester, niet heel vriendelyk „de uitge*
sproken en sterk*principieele vertegenwoordi*
ger van een geestesrichting, die er zeer ver van
verwyderd is in Amsterdam de beheerschende
te zynl" Fats, die kwam aan. Maar Burge*
meester de Vlugt deed alsof hij er niets van
begreep. In zyn antwoord, dat de terugslag
heette te zyn op de begroetingsrede, dankte hy
hartelyk voor de sympathieke wijze waarop
zijn oud*collega hem welkom had geheeten.
Daama zeilde hy verder onverstoorbaar om
de gevaariyke klip heen. Zou dit een staaltje
zijn van de stuurmanskunst die onze nieuwe
Burgemeester ook in de toekomst zal toonen?
WAGENAAR Jr.
'<13111.