Alkmaarsche Courant DeMan metdenKlompvoet F e n i 11 e t o n. Maandag 29 Augustus. Uit onze Staatsmaehine. Geniengd Nieuws N*. 201. 1921. Honderd Drle sn Twlntlgste Jaargang. W A AROEVERMEERDEKI NGS- BELAST1NG. Kort na de indiening van het wetsontwerp tot het invoeren van een belasting op de waardevermeerdering van onroerende goede- ren, hebben wiji in het kort den inhoud van dat wetsontwerp meegedeeld. Zooals ge- woonlijk hebben wij ons van critiek onthou- den. Maar nu de critiek daarop geleverd wordt door het Voorloopig Versiag van 29 Juli, meenen wij goed te doen daaruit het een en ander aan te stippen. Wiji kunneni al dadelijk zeggen, dat de bestrijders talrijker schenen dan de verdedigers en dat deze laat- sten naar't ons voorkomt minder sterk in hun argumentatie waren dan de eersten. Wij zullen daarom allereerst een overzicht geven van de bezwaren, die tegen het wets ontwerp geopperd werden. Vrijwel algemeen was men van meening, dat het tijdstip voor de indiening van dit ontwerp slecht gekozen was. Wei was reeds vroeger een poging gedaan om de waarde venneerdering van onroerende goederen te belasten door het ontwerp van de Ministers Hfeemskerk en Kolkman (1909) tot wijzi- ging der Gemeentewet, maar dat ontwerp had het niet tot openbare behandeling ge- bracht. Later heeft de Regeering gemeend dit belastinggebied voor het Rijk te moeten reserveeren; het nu besproken ontwerp wil de heffing ten voordeele van de gemeenten laten komen. Maar de groote toeneming in waarde is voorbij en de baten van de voor- gestelde heffing zullen dientengevolge be- trekkelijk gering zijn, vooral omdat een groot aantal ambtenaren zal noodig zijn voor controle, niet het minst voor de periodieke heffing ten laste van rechtspersonen. Een bezwaar van anderen aard schuilt in de te geringe stabiliteit van de geldswaarde. Wat op het oogenblik waardevermeerdering schijnt, is weinig anders dan waardevermin- dering van het geld en daarom zal de hef fing in vele gevallen1 des te onbillijker zijn, naarmate zij meer opbrengt. Daar komt nog bij, dat vteie gronden verbazend in prijs ge- daald zijn, b.v. alle tuinbouwgronden, waar- op voor export gewerkt werd (b.v. Boskoop) en ook de veenderijen. De waarde van die gronden was op 1 Januari 1921 betrekkelijk gering in vergelij'king met normale tijden. Keeren deze laatsten terug, dan zou er zwa- re waardevermeerderingsbelasting geheven worden van onroerende goederen, die in werkelijkheid niet in waarde gestegen waren, maar alleen den achterstand hadden inge- haald. Wat hier bedoeld wordt, kan al bereikt worden door toepassing van art. 243 d van de thans geldende Gemeentewet. Ook dient er gelet te worden op de oor- zaken van de waardevermeerdering voor zoover zij niet het gevolg is alleen van over- heidsmaatregelen. Wei bepaalt het wetsont werp, dat de kosten van verbouwing, ver- nieuwing en herstel mogen worden afgetrok- ken, maar de waardevermeerdering is vaak veel grooter dan die kosten en dus wordt de lust om te verbeteren belast. Dat geidt voor al ook waar de waardestijging het gevolg is van energie, arbeid, kennis van zaken, zoodat in die gevallen een buitensporige be lasting op kapitaal en arbeid wordt gelegd. De vraag werd ook gesteld, waarom al leen op onroerende goederen de belasting zou moeten drukken, terwijl toch cok effecten in waarde stijgen kunnen. Hot gevolg zou kunnen zijn, dat veel meer geld in effecten werd belegd, dan in industrieele onderne- mingen. De landbouw zou daardoor lijden, ook de boschbouw, doordat de eigenaar er kapitaal in steekt en jaren lang geen1 rente trekt; maar is eindelijk het tijdstip bereikt, dat de winst zal gebeurd worden, dan eischl de schatkist een belangrijk deel daarvan. Datzelfde zal ook voor sommigen een reden zijln om met het aanvangen van ontginnin- gen en droogleggingen voorzichtig te zijn. Zelfs woningbouw kan op die wijze belem- merd worden. 5) door Douglas Valentine Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nladruk verboden). De d'eurknop werd heftig heen en' wear ge- rammeld. Dat gerammel overstemdle voor een oogenblik het afschuwelijk rochelendte geluid en het braeht me plotselfag tot mezelf: Vastberaden ging ik naar de deur. Juisttoen ik een stap naar varan deed1, giing bet gero- chel1 over in een. gesmoorden sctereeuw. „Ach, ich sterbe," waren de woorden, die ik boordte. T'oen vloog de deur met een rulk open, een vl'aag vani wind en1 regen schoot door de tamer, de gardijnen woeien wild op en neer. De kaars flakkerde heftig. Toen ging ziji uit. Met een zwaren smak viar er iets de katner bfanen. Hoofdstuk IV. Het noodldt klopt aan de deur. Er zijn mitasitens twee dingen, die een oor- •log in den tegenwoordigen tijd' je leert: .ten1 eerste kalm te blijvan bij1 elke onverwachte ge- beurtenis en ten tweede: niet bang te zijn voor een ilijik. Ik was daarom nauwelijks verbaasd, dait ik daar kailm in1 dte duisternis mijn eigen- aarldiige positie stond te overdenken. Dat is het gekke van getroffen1 te zijn geweest door een graniaafseherfdlaaima kan het knallen van een- motor of het spiiingen van een band je in tranen d'oen uitbaiisten, maar in gevaar ben je jezelf volkomen meester, zool'ang er geen plotsekng hevig lawaai is. Snel als de geluiden daarbuiten geweest varen, was ik fa staait te begriipen., wat dat erocbel en dat gejaagde gekrabbel van han- de draagkracht ran den eigenaar of bezitter. Overal waar waardevermeerdering is zhl be lasting moeten worden betaald, maar de mogelijkheid bestaat, dat andere onroerende goederen verliea hebben opgeleverd, of dat roerende goederen dat hebben gedaan. In dat geval kan de eigenaar fa de heffing wor den aangeslagem, terwijl hij over de geheeie lijn van zijn bezit in ongunstiger conditie is. En wat zal er gebeuren, wanneer eenmaal de belasting is betaald en later prijsdaling intreedt; van restitutie, zooals bij de Oor- logswinstbelasting is geen sprake. De Minister men bedenke, dat er tus- scheni de indiening en het V. V. een Minls- terwisseling heeft plaats gehad verzekert, dat bij overgang van het eigemdom eigenlijk de vroegere eigenaar de heffing betaalt. Maar bij over lijden is dit niet het geval en eveninin biji goederen die aan rechtspersonen behooren of m gevallen waar de kooper In de noodzakelijkheid is om een koop te sluiten zooals nu met den woningnood en in het landbouwbedrijf het geval kan zijn. De schattingen zullen niet alleen kost- baar, maar vaak ook zeer moeilijk zijn: wle kan bij verkoop of anderen overgang over eenige jaren na 1 Jan. 1921 bepalen, wai: het goed op dien1 datum waard was; de mo gelijkheid is met uitgesloten, dai de toestand geheel veranderd is. Wat overgang door overlijden aangaat, wordt de heffing een aanzienlijke verzwa- ring van de suocessierechten. Soms is het voor den erfgenaam al moeilijk om geld te krijgen om deze laatsten te betalen; hoeveel te meer dan als er nog waardevermeerde ringsbelasting bijkomt Ook zou het kunnen zijn, dat wel eenige onroerende goederen uit den boedel fa waarde waren gestegen, maar dat het overige van den boedel eerder verlies dan voordeel opleverde en er ten sloite daarop meer schulden dan baten rustten. Voor rechtspersonen worden de farichtin- gen, b.v. de fabriek getaxeerd. Maar dan worden de installaties toch meegeteld, die toch tot de roerende goederen behooren, maar die de grootste waarde hebben voor de inrichting en toch weer eerder aan waarde- vermindering dan aan toeneming onderhevig zijn. De Minister ging uit van de stelling, dat onroerende goederen gewoonlijk niet door verkoop of versterf overgaan; maai- bouwgrondmaatschappijen en dergelijke ma- ken daarop een uitzondering. De vraag werd gedaan, waarom het Rijk de belasting zou moeten innen. De gemeem- ten zijn veel beter op de hoogte van de toe- standen tei' plaatse. Ook werd er bezwaar tegen gemaakt, dat elke gemeente het be- drag der heffing zou ontvangen, dat daar uit getrokken wordt. Het schrale platteland, waar de waardevermeerdering zeer gering is, krijgt daardoor niets en de welvarendste gemeenten profiteeren er van. Dan, meende men, was het beter de geheeie opbrengst - In ten pot te verzamelen en daaruit toe te be- deelen aan alle gemeenten naar evenredig- heid van de behoefte, al heeft de verdeeling van een deel der opbrengst van de oorlogs- winstbelasting al bewezen, dat dit gemakke- lijker gezegd, dan gedaan is. Nog een andere vraag rees, n.l. waarom de opbrengst geheel aan de gemeenten zou ten goede komen. Tegen de stelling dat het billijk is, dat de gemeenschap deelt in de winsten, die gemaakt worden ten gevolge van waardevermeerdering door werkem, die de gemeenschap onderneemt, werd van geen enkele zijde oppositie bemerkt. Maar dan moet ook in aanmerking genomen worden, dat de grootste werken, die het meest waar devermeerdering van aangrenzende percee- len tengevolge hebben, door het Rijk worden uitgevoerd en dat dus ook den Staat een deel der heffing toekomt. Men dacht b.v. aan de droogmaking der Zuiderzee. Ziedaar .in hoofdzaak de bezwaren; zij zijn talrijk genoeg en veel scheen er niet tegen in te brengen te zijn, althans de voor- standers der voorgestelde regelfag waren vrij zwak bij! de verdediging. Zij vonden 1 Jan. 1921 als maatstaf voor de waarde niet kwaad, juist omdat toen de pnjsstijigfag vrijiwel het hoogtepunt had be reikt; daardoor zou de heffing rnnider druk- kend zijn. Zij waren zeer voor de belasting, voor zoover die geheven werd van waardever meerdering, waartoe de eigenaar niet had meegewerkt; maar't was bijl schatting moei lijk uit te maben hoeveel door eigen toedoen Te weinig wordt er rekening gehouden met den beteekende. Idder, d!ie wel1 eons een man vriji plotselfag heeft zten sterven, naar rnijni deur gekomen was, waarschijnlijk om1 hulp te 25oeken. Toen: dlachf ik aan den mani fa die fcamer naast miji, hoe benauwd en buitem adtem hij geweest was, hoe blauwaehtig zijn1 lippen wa ren, toen ik hem daar vend: peuteren met zijn sleutel1, eni ik begrcep, wie mijh nachtelijke be- zoeker was, die daar fa de duislterhis voor niifai voeten op den1 grondJ lag. Ik beschermde den kandelaar met niijln hand en stak de kaars weer aan1. Daama hegoni ik een worsteling met de fladd'erende gordij- nen en: slaagdfe erfa de ramen te sluiten. Toen eersit hield ik den; kandelaar omhoog, zoodat het schijnsel op de zwijgende fiiguur viel, die dwars over den drempel van de deur l ag. IHtet was de man van no. 33. Hij; wias mors- dboidl Zijn igelaat was ilijkwilt en verwrongen, de glazige oogen schenen door de half-open' oogleden. Zijn viingers waren1 nog krampach- tig samengeknepen en onder de nagels was het stof en de vernis en de verf zichtbaar, die hij in zijn doodsstrijd van de deur en't kar- pet had gelkrabt. Hier was geen dbkiter noodlig om te consta- teeren, dat een plotselinge hartsaandoening een einde aan dit leven had' gemaakt. Nlu ik het eigste w'ist, h'andelde ik met vast- berademheid. 0c sleepte het lichaam bij de schouderis de kamer fa, totdat het midden1 op het karpet lag. Toen deed ik dte deur op slot, 't Voorgevoel van ongeluk, dat ik gehad1 had, sinds ik den drempel van dit sinistere hotel bverschreed, kwami weer sterk over mij1. In- derdaad was mijn positie, op zijn zachtst ge zegd, niet benijdbaar. Daar stond1 ik, een Britsch offieier met Britsche identiteiispapie- ren, op htet punt ontddct te worden' in een Duiisch hotel, waarin ik mijzelf onder val- sche voorwendsels had1 binnengeloodlst, midL den fa dien nacht, allten met een lijk van een Duitsdier of Oostenrijker (want dialt was die en hoeveel door andere oorzakea was ge- wonnen. Ook waren er onder de voorstan- ders, die meenden, dat er onderscheid1 mo est gemaakt worden tusachen gronden en per- ceelen nabij bepaalde werken en gewone landbouwgronden. waar vlijt en goede be- werkfag de oorzaken: zijn van de toeneming in waarde. Opmerkelijk mag het ten slotte heeten, dat van de zijde der verdedigers de wenk ge- geven werd om het voorstel terug te nemen en het opnieuw in te dienien, als dte tegen- woordige depressie voorbij zou zijn. EEN MI'DDEL TEGEN MONO- EN KLAUWZEER. In het versiag van den rijkszuivelconsu- lent voor Noora-Holland oyer 1920 komt o.m. de volgende passage voor: „Het behoeft ternauwernood venneld, dat het mond- en klauwzeer in het algemeen enorme schade heeft aangericht door aanmerkelijke vermindering der melkproduc- tie van de koeien en fa vele gevallen boven- dien door sterfte onder het rundvee, de scha- pen en de varkens". Wij vestigen, aldus de N. R. Ct, op deze zinsneden met nadruk nog eens de aandacht, omdat, gelijk men weet, de heer van den Berg over een1 middel schijnt te beschikkeni, om deze „enorme schade" tot zeer kleine proportien terug te brengen. Hij geneest, zegt hij, het aangetaste vee binnen twee of drie dagen. Dr. Ubbels spreekt dit tegen. Wij beslissen in dit verschil niet, doch vra- gen slechts: waarom wordt de behandeling van het middel, en worden de resultaten, die de heer van den Berg bereikt, niet officieel nagegaan? La at de minister van landbouw, alvorens hij op de hem uit de Kamer gestelde vragen antwoordt, zijn oor eens te Overscfiie te luis- teren leggen. Laat hij dit nu eens zelf doen; Iaat hij althans buiten zijn officieele voor- lichters om zich op de hoogte stellen. Laat de secretaris-generaal in algemeenen: dienst, de man die goed is voor alles; laat de minis ter van finan<;ien, die op bezuiniging be- dacht is, eens op kondsenap uitgaan. Ons bereikte opnieuw een brief, welke strekking geheel tegen de uitsprakeni van Dr. Ubbels ingaat. Hij is afkomstig van een redacteur van ons blad, die hart heeft voor de zaak en het landsbelang dat daarbij' betrokken; is en uit pure belangstelling eens te Overschie is gaan kijken. Ofschoon de brief niet voor publicatie bestemd was, kunnen'wij de ver- leiding niet weerstaan, er een en ander uit te citeeren men begrijpe ons welniet om eene uitspraak te geven over de deugde- lijkheid van het middel, doch om de kansen op een officieel onderzoek, waartoe men toch zal moeten overgaan, te bespoedigen. Ziec hier dan: „Het eerst ben: ik gegaan naar Lagrouw, die mij het type leek van den degelijken, grooten, Zuid-iHollandschen boer. „Hij had een behandeld beest. Het geval was intressant en instructief. !Het was een vaars (3 jarig) die heel zwaar mond- en klauwzeer had gehad. Na eenige dagen van behandeling was het dier geheelbeter, zei hij. Ik heb het toen bekeken. Het dier lag (volgns overheidsvoorschrift) op stal, lag rustig te herkauwen, maakte een gezonden indruk, wat haarglans, dikte van buik en houding betrof. Ik liet het dier opstaan, en; ook staande maakte het een gezonden; in druk. Het rekte zich daarbij uit, wat een ziek dier niet doet. Dat weet iedere boer. „Ik heb toen ook bek en: klauwen bekeken. Een veearts zou het dier zeker nog niet als „genezen" beschouwd hebben. De bek zat nog vol wonden, en' tusschen een der klau wen was ok nog een etterende wond. Blaren waren er echter niet meer. »,Het was dus f o r m e e 1 sterke overdrij- ving, dat het dier „geheel beter" was. Voor den boer komt het er' echter p r a c t i s c h op aan, dat zijn vee weer vreten kan, en niet lijdt. Dat was met die vaars stellig het ge val. Als het dier stond of liep, vertoonde het niet meer de habitus van een dier, dat zich zick voelt. Die is vooral bij mond- en klauw zeer onmisbaar „Daarna ben1 ik naar Suiker (een buur- man) gegaan. Die had drie zieke beesten ge had, die, volgens zijn zeggen, geheel gene- zen waren. Een had een kwade uier overge- houden. Het bleek mij daar, dat de boeren veel haast hebben om hun koeien gezond verklaard te krijgen^ omdat zij' dan weer in man blij'kbaar J Het was zonder twijfel een allermiserabelst geval. Ik luistendie. Ales fa het hotel was zwijgieindi als het graf Ik zette mijn sombere voorgevoelens op zij om weer naar den vreemdelfag fe kij'ken. In zijn kroezig, zwart haar en de eenigszins voor- ui'tsttekenidte jukbeenideren' zag ik weer de aan- dukffing van Joodlsche afkomst, dte iik eerder al had opgemerkt. Nu zijn oogen zijn gnoofe, nadenkende oogen die mij; vanuit dte duisternis van' dte gang aangestaard! hadden gesloten waren1, zag hij. er mindter als een builtenllander uit dan vroeger: hij! zou bijna1 voor een Enigelschntan hebben kiinnen - dloor- gaan. HSjl was_ nog jotng ongeveer van mijn eigen leeftSjld dacht ik (ik word! acht en twintlig op mijn wlgetaden' verjaardag) en had; zoowat mijn lengte, die vijf voet tien is. .Er was tets In zijn uiterlijk en' ziju gestalte, dat hetel vaag een sinaar in mijn herfaneringi deed' trileni. Had ik den kerel vroeger gezien? Ik herfanerde me nu, dat ik ietis bekends aan! hern gevondieni had in dat korte oogen- Mfc, dat ilk hem voor het eerst zag in dte gang. Weer keek ik naar hem; zooals hij daar achterover lag op hat karpet. Ik bracht dten: kandelaar dithter bij: zijn gelaat en1 btekeek aandachtlig de gelaatstrekken. Hij zag er be- slist miihdier buitenlands uit dleni eerst. Welbe- schouwd was't best mogelijk, dat hiji igeen Dui'fscher was, waarschijnlijk een Hongaar of een Pool, m'ischien zelfs een' Hollander. Zijn Duitsch was te vleldceloos voor een Franschiman, voor eert Hongaar al even- eens. Ik leunde achterover op mijn knieen om miji even' uit mijlni krampadhlige houding op te richten:. Terwijl ik die bewegfag m!aa!kte, viel mij het profitel van driekwart terzijde op. well Het deed me even aan Francis den- keni! het land mogen. „Bij Lagrouw had ik een agent van v. d. Berg aangetroffen. Die bracht miji per mo- torfiets naar Kethel, n^ar den' kleinen vee- houder Quant. Zaterdag voor een week wa ren van hem vier koeien ziek g&worden en later ook een zeug. Een van de koeien was heel hard ziek geweest, de anderen niet. Quant had ze zelf heel vlijtig met het mid- del van v. d. Ei, behandeld. Een week na de eerste verschijnselen, dus Zaterdag 1.1. zijn de koeien door den rijksopzichter Sar weer voor gezond verklaard. Ik heb ze gezien. De koe, die hard ziek was geweest, was weer volmaakt gezond, en vertoonde, evenmin als twee andere koeien en de zeug, sporen van de ziekte. Een koe, een oud beest, graasde nog traag en lusteloo9, maar vertoonde geen uiterlijke teekenen of sporen van de ziekte. E'en der koeien had nog last gehad van een kwade uier, maar die was nu over. „D'it geval was heel frappant „Dan heb ik nog van Loenen en Willems bezocht. Zij ze&gen dat hun vee geheel gene- zen is. Dr. Ubbels heeft de dieren in de bek gekeken, en daarbij nog plekken gevonden, die hem aanleiding gaven te verklaren, dat de dieren nog niet genezen waren. Beide boeren echter zeiden, dat hun vee bijna niets geleden had, en weer onmiddellijk goed had gevreten. Dat is voor den boer, en! voor onze veestapel, natuurlijk d'e hoofdzaak." „Met mijn leekenoog bezien, dat niet beter maar waarschijnlijk ook niet veel minder geoefend is, dan dat van een boer, was de toestand van de behandelde dieren, die ik heb gezien, merkwaardig goed'. Maar, zoo als gezegd, de vaars van Lagrouw, waar- van veel ophef werd gemaakt, 1) zou on- danks het practisch bevredigende van den vooruitgang, den heer Ubbels ongetwijfeld gelegenheid hebben gegeven, om triomfee- rende opmerkingen te maken." Ten slotte halen wij nog het volgende aan uit den brief, al houdt dit nu geen verband meer met het middel van den heer van den Berg: „Het toezicht der isolatie van de gevallen van mond- en klauwzeer is schandelijk slecht. Dat befaamde matje (of dweil) is alles. Ieder kan naar de zieke koeien gaan kijken en heengaan waar hij wil, als hij zijn voeten maar veegt. Ik had de zieke klauw van de vaars van Lagrouw in mijn handen gehad, had het beest in den bek gekeken, en de opzichter had erbij gestaan. Desniettemin was ook voor mij het matje voldoende. Ik hoorde trouwens, dat ook dr. Ubbels na het grondige onderzoek der dieren van Van Loe nen geen bijzondere maatregelen ten opzich- te van zijn kleeren noodig vond." Onze briefsehrijver trekt de vlogende voor- zichtige conclusie: „Dit is alles, wat ik te vertellen heb. Als ik een conclusie zou kunnen trekken, zou het deze zijn, dat de middelen of misschien juis- ter: de behandeling van v. d. B. op zijn minst als middel tot beperking van de scha de, die door mond- en klauwzeer wordt aan gericht, een onderzoek verdient. Als men er werkelijk maar mee bereikt, dat de ziekte die ren blijven vreten, is reeds een groot ongeluk afgewend." Tot zoover onze belangstellende redacteur over zijn vacantie-uitstapje. Misschien dat men thans onder het mom van „beperk'ing Van de schade*' een officieel onderzoek zal willen bevorderen. Noem dan de dieren, die zich weer gezond gedragen, die vreten als gewoon en weer normaal melk gaan produceeren, niet genezen, laat dan officieel het middel „ondeugdelijk" blij ven, doch geschikt omde „enorme scha de", waarvan de zuivelconsulent gewaagde, „te beperkenl" Ja, wellicht: enorm te be- perken Een lezer zendt ons een nummer van de Landbouw Courant voor de veenkolonien en omliggende streken, waarin melding wordt gemaakt van ons artikeltje van voorverleden week Zaterdag. Het wijdt d,en lezer als volgt in: „Het heeft het vorige Jaar onze verab- zing gewekt, dat de deftige, voorzichtige, N. R. C. propaganda ging voeren voor een middel tegen mond- en klauwzeer, De „opheP' komt waarschijnlijk hieruit voort, dat net beest er ellendig aan toe was, doch reeds ruim een uur, nadat de eerste be handeling plaats had gehad, merkbare tee kenen van verbetering begon te geven. Red. Er was ontegenzeggelijk fa het uiteriijk van dezeri' man iets, wat mij aan mijn broer herfanerde. Was't het d'ikke, zwarte haar, de korte, donkere knevel? Was het de welbesne- deni mond Hlat was meer een herinnering aan Francis dan een gelijkeniis met hem. 'De vreemdelfag was ;geheel gekleed. iDe jas van zijn blauw serge palk stond open en ik zag een! portefeuil'le fa de binnenborstzak. Hier; dacht ik, kon een aanwijzinz zijn 'om- trail's mans identiteit. Ik vischte dte porte- feuille er uit, en1 bevoelde toen vlug de ande re zaklken van den onbekende. De portefeuil'le bewaarde ik voor 1 laatst.. De jaszaikken bevatten ntets anders dan een ongemerkten w1!! zijden zakdoek. In den: bo- vensten rechter vestjeszalk vond' ik een aardii- gen,_ ziivereni sigarattenkoker, zondter eenige verstering of opsdhrift, met een half dozijm sigaretten erfa. Ik nam er een uit en bekeck die. Htet was een1 Melanin, een sigaret die ik ken, want ze vericoopen ze in een vaan clubs, the Dionysus Club, en1 het is toevallig de eeni ge pi'aats fa Londen, waar je dat merk kunt IHtet scheen wel, alsof mijn onbekendte vriend van Londen kwam. Vender was er een glad zi'lveran hortoge, Zwitsersch merk. fa den broekzak vond ik wat kleingeld, een beetje En- gelsch zilvergeld em een1 paar koperstukjes, en wat Holliamdsch zilver- en papiergeld. In den rechter broekzak zat een bos sleutels. Dat was 'alles. Ik legde de veredhillendte voorwerpen naast mij op den vloer. Toen stond Ik op, zette den kandelaar op de taftel, scboof den' stoeoT bij en opende de portefeuil'le. fa een kfefa zakje aan: dteni bfanenkant wa ren visitelaarijes. Een' paar vermeldd'en in klefae letters alleen1 den naam: Dr. SEMlLIN Andere wiaren uitgebreider Dr. SE'MILIN Brooklyn, N. Y. Thu Halawrigfct M'fg. Cy., LM. verkrijgbaar bij een mijnheer Van den Berg. Ettelijke kolomrnen aan het hoofd van dat blad werden er aan gewijd. „In het nummer van 13 Augustus j.l. wordt de campagne" van verleden jaar ver- volgd. De heer Van den Berg is weer ten redactiekantore geweest, heeft daar een hartroerend tafereel opgehgngen van wat hem te Overschie was overkomen en be- hield't hart van de redactie van genoemd blad". De Landbouw-courant besluit: „Ter wille van de N. R. Ct. wenschen we de redactie toe, dat zij haar geliefheb- ber op dit te onzallger ure betreden ter- rein laat varen". De bovengenoemde landbouwcourant wordt geredigeerd door den D'irecteur der Rijks- landbouw-winterschool te Veendam. Wij ha len zijne zoutelooze opmerkingen alleen aan, om eens te laten zien, met welk eene bekrom- penheid meni fa deze toch zoo uiterst belang- rijke aangelegenheid heeft te kampen. Al wat wij vragen is onderzoek, maar dit zelfs schijnt zulk een landbouwvoorlichter te veel. De N. R. C. moet haar geliefhebber op dit te onzaliger ure betreden terrain laten varen1 Welnu, om ons daartoe te krijgeni is er ten afdoend middel: Onderzoek van het middel van den heer van den Berg. De lezer, die ons de landbouw-courant toezond, schrijft ons terecht: „In plaats zijn lezers aan te sporen uit vergaderingen of individueel ate het kan bij du'izendtallen, telegranunen aan den minister te richten en dezen daarin aan te sporen,1 zich op de hoogte te stellen: een heel flauw en akelig afbrakeni!" ZWARE BRAND. Een correspondent van het Hbl. seint: Een ontzettende ramp heeft het dorp Mier- lo, op twaalf kilometers van Eindhoven gele gen, getroffen. Omstreeks 11 ure Zaterdag- namiddag vatte eensklaps het rieten dak van eene boerderij, aan de Marikstraat gtelegen, waarschijnlijk door een rondwaaiende vonk vuur. Weldra sloegen de vonkenmassa's, door den krachtigen wind verapreid, op alle met net gedekte huizen en boerderijen links en rechts van dezen weg gelegea over, zoodat deze het een na het ander in lidhte laaie ston- den en tot den grond toe afbrandden. De ver- warring onder de bevolkfag was vreeselijk. De burgerwacht en de vrijwiUige land- storm werden: onder d'e wapens geroepen, weldra versterkt met veldwadhters, mare- chaussee en militaire politic, welke reeds on der leiding van den heer Den Beer Poortu- gaai, district-commandant der Koninklijke marechaussee uit Eindhoven, voor de afzet- ting zorgden. De bramdlweren van Eindhoven en Helmond werden gealarmeerd, die met vol materiaal uitrukten. De met pannen ge dekte woningen langs den weg koniden beh ou den blijven. Bijna alle faboedels gingen ge heel verloren. welke laag verZekerd zijn. Het vee teas gelukkig in de weiden, zoodat slechts varkens en pluimvee omkwamen. Van eenige bewoners zijn vrij belangrijke geldsomtnen mede verbrand. fa totaal zijn 29 huizen, waaronder drie boerderijen en drie winkels, tet den grond toe afgebrand. Op ten na waren alle huizen met riet gedekt. Hoewel de brand om' elf uur uitbrak, werd eerst te twaalf uur de brandiweer van Eindho ven en Helmond ter assistentie geroepen, om dat men dacht met eigen krachten het vuur meester te kunnen worden. Toen eerst te half een de versterking uit de beide groote steden aankteam, lagen de aangetaste peroeelen al in asch, waaronder ook het oudte huis van' Mier- 'o, dat uit 1714 dagteekende. De schade is natuurlijk zeer groot, te meer daar in de boerderijen de geheeie oogst en in de winkels de aanwezige voorraad geheel ver nietigd werd. De huizen waren alle verze- kerd, zij't dan ook zeer laag. Van een' der ge troffen' families, de erven Branfeen, verbrand- de o.a. ook een waarde van 10.000 aan ef fecten. Naar ruwe schatting kan men de scha de op 150.000 berekenen. DE PLECHTIGHEID TE VLISSING'EN. Voor de onthulling van het gedenlcteeken ter eere van de op de begraafplaats te Vlis- singen rustende Belgische, Fransche en voor al Engelsche strijders, welke plechtigheid he- den zal geschieden, wirden alleen uit Ant- werpen vier booten met tusschtn de 2000 en 2500 bezoekers verwacht. Ook uit Gent, Brugge en Ostende komen booten Eveneens worden per train vele belangstellenden uit Belgie en Vlissingen verwacht. En dan.' was er nog een half dlozijni privte kaartjes Dr. S,EMjLTN 333 E. 73 bd. Sit., New York Rivington Parte House. Tusschen het pakje kaartjes was er ten' af- zondterlijk, fgrooter dan dte rest, eent diiur din- getje, op difc, sterk gliinmend karton, waarop in Gdthistehe tetters de naam' stond OTTO VON STEINHARDT Op dit fcaartje was boven dien naam' met potloodi geschrtevem: Hotel' Sixt, Vos in't Tufatje, en fa haakjes stond er achter: (Mme. Anna Schratt). fa een anderen' zak van de portefeuille zat een Amerikaamsche paspoorit, met een vurigen adelaar er op, die met een groot rood! zegel vastgezegeld was en gnoeten aan' alien geza- menlijk bracht van Henry Semlin, 'n burger van de Vereendigde Staten, die op reis was naar Ehropo. Verdere bijzondterheden bfanen- in vermeldden, dat 'Henry Semlin gteboren was te Brooklyn1 op den 31en Maart 1886, dat zijn haar ,,,zwant" was, zijn neus „gebo- gen", zijn kin „stevigi" en dat hij' bijzondere kenmeilken ,,geene" had. De beschrijving was genoeg om mij te doen zien; dat zonder twij fel het lichaam van' Henry Semlin daar voor mij lag. De pas was fa: Washington afgegeven, drie maanaen te voren. Het eenige visum, dat er op voorkwam, was dat van' het Amerikaan- sche gezantschap fa Londen, en dit dateerde van twee daigen vroeger. Dan was er een En gelsche pas, afgegeven aan Henry Semlin, koopman, waarbij: herfi' werd1 toegestaan het Bri'tsche rijk te verlaten teneinde zich naar Rotterdam te begeven, vender een rekeninge- tje van een' lunch aan: board van het ss. Ko- rilngtn Regentes, met den dafuum van den vorigen d'ag. 'Wowlt varvolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5