Alkmaarsche Courant
DeMan metdenKlompvoet
F e n i 11 e t o n.
Maandag 29 Augustus.
Uit onze Staatsmaehine.
Geniengd Nieuws
N*. 201. 1921.
Honderd Drle sn Twlntlgste Jaargang.
W A AROEVERMEERDEKI NGS-
BELAST1NG.
Kort na de indiening van het wetsontwerp
tot het invoeren van een belasting op de
waardevermeerdering van onroerende goede-
ren, hebben wiji in het kort den inhoud van
dat wetsontwerp meegedeeld. Zooals ge-
woonlijk hebben wij ons van critiek onthou-
den. Maar nu de critiek daarop geleverd
wordt door het Voorloopig Versiag van 29
Juli, meenen wij goed te doen daaruit het
een en ander aan te stippen. Wiji kunneni al
dadelijk zeggen, dat de bestrijders talrijker
schenen dan de verdedigers en dat deze laat-
sten naar't ons voorkomt minder sterk in
hun argumentatie waren dan de eersten.
Wij zullen daarom allereerst een overzicht
geven van de bezwaren, die tegen het wets
ontwerp geopperd werden.
Vrijwel algemeen was men van meening,
dat het tijdstip voor de indiening van dit
ontwerp slecht gekozen was. Wei was reeds
vroeger een poging gedaan om de waarde
venneerdering van onroerende goederen te
belasten door het ontwerp van de Ministers
Hfeemskerk en Kolkman (1909) tot wijzi-
ging der Gemeentewet, maar dat ontwerp
had het niet tot openbare behandeling ge-
bracht. Later heeft de Regeering gemeend
dit belastinggebied voor het Rijk te moeten
reserveeren; het nu besproken ontwerp wil
de heffing ten voordeele van de gemeenten
laten komen. Maar de groote toeneming in
waarde is voorbij en de baten van de voor-
gestelde heffing zullen dientengevolge be-
trekkelijk gering zijn, vooral omdat een groot
aantal ambtenaren zal noodig zijn voor
controle, niet het minst voor de periodieke
heffing ten laste van rechtspersonen.
Een bezwaar van anderen aard schuilt in
de te geringe stabiliteit van de geldswaarde.
Wat op het oogenblik waardevermeerdering
schijnt, is weinig anders dan waardevermin-
dering van het geld en daarom zal de hef
fing in vele gevallen1 des te onbillijker zijn,
naarmate zij meer opbrengt. Daar komt nog
bij, dat vteie gronden verbazend in prijs ge-
daald zijn, b.v. alle tuinbouwgronden, waar-
op voor export gewerkt werd (b.v. Boskoop)
en ook de veenderijen. De waarde van die
gronden was op 1 Januari 1921 betrekkelijk
gering in vergelij'king met normale tijden.
Keeren deze laatsten terug, dan zou er zwa-
re waardevermeerderingsbelasting geheven
worden van onroerende goederen, die in
werkelijkheid niet in waarde gestegen waren,
maar alleen den achterstand hadden inge-
haald.
Wat hier bedoeld wordt, kan al bereikt
worden door toepassing van art. 243 d van
de thans geldende Gemeentewet.
Ook dient er gelet te worden op de oor-
zaken van de waardevermeerdering voor
zoover zij niet het gevolg is alleen van over-
heidsmaatregelen. Wei bepaalt het wetsont
werp, dat de kosten van verbouwing, ver-
nieuwing en herstel mogen worden afgetrok-
ken, maar de waardevermeerdering is vaak
veel grooter dan die kosten en dus wordt de
lust om te verbeteren belast. Dat geidt voor
al ook waar de waardestijging het gevolg
is van energie, arbeid, kennis van zaken,
zoodat in die gevallen een buitensporige be
lasting op kapitaal en arbeid wordt gelegd.
De vraag werd ook gesteld, waarom al
leen op onroerende goederen de belasting
zou moeten drukken, terwijl toch cok effecten
in waarde stijgen kunnen. Hot gevolg zou
kunnen zijn, dat veel meer geld in effecten
werd belegd, dan in industrieele onderne-
mingen. De landbouw zou daardoor lijden,
ook de boschbouw, doordat de eigenaar er
kapitaal in steekt en jaren lang geen1 rente
trekt; maar is eindelijk het tijdstip bereikt,
dat de winst zal gebeurd worden, dan eischl
de schatkist een belangrijk deel daarvan.
Datzelfde zal ook voor sommigen een reden
zijln om met het aanvangen van ontginnin-
gen en droogleggingen voorzichtig te zijn.
Zelfs woningbouw kan op die wijze belem-
merd worden.
5)
door Douglas Valentine
Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
(Nladruk verboden).
De d'eurknop werd heftig heen en' wear ge-
rammeld. Dat gerammel overstemdle voor een
oogenblik het afschuwelijk rochelendte geluid
en het braeht me plotselfag tot mezelf:
Vastberaden ging ik naar de deur. Juisttoen
ik een stap naar varan deed1, giing bet gero-
chel1 over in een. gesmoorden sctereeuw.
„Ach, ich sterbe," waren de woorden, die ik
boordte. T'oen vloog de deur met een rulk open,
een vl'aag vani wind en1 regen schoot door de
tamer, de gardijnen woeien wild op en neer.
De kaars flakkerde heftig.
Toen ging ziji uit.
Met een zwaren smak viar er iets de katner
bfanen.
Hoofdstuk IV.
Het noodldt klopt aan de deur.
Er zijn mitasitens twee dingen, die een oor-
•log in den tegenwoordigen tijd' je leert: .ten1
eerste kalm te blijvan bij1 elke onverwachte ge-
beurtenis en ten tweede: niet bang te zijn voor
een ilijik. Ik was daarom nauwelijks verbaasd,
dait ik daar kailm in1 dte duisternis mijn eigen-
aarldiige positie stond te overdenken. Dat is
het gekke van getroffen1 te zijn geweest door
een graniaafseherfdlaaima kan het knallen
van een- motor of het spiiingen van een band
je in tranen d'oen uitbaiisten, maar in gevaar
ben je jezelf volkomen meester, zool'ang er
geen plotsekng hevig lawaai is.
Snel als de geluiden daarbuiten geweest
varen, was ik fa staait te begriipen., wat dat
erocbel en dat gejaagde gekrabbel van han-
de draagkracht ran den eigenaar of bezitter.
Overal waar waardevermeerdering is zhl be
lasting moeten worden betaald, maar de
mogelijkheid bestaat, dat andere onroerende
goederen verliea hebben opgeleverd, of dat
roerende goederen dat hebben gedaan. In
dat geval kan de eigenaar fa de heffing wor
den aangeslagem, terwijl hij over de geheeie
lijn van zijn bezit in ongunstiger conditie is.
En wat zal er gebeuren, wanneer eenmaal
de belasting is betaald en later prijsdaling
intreedt; van restitutie, zooals bij de Oor-
logswinstbelasting is geen sprake.
De Minister men bedenke, dat er tus-
scheni de indiening en het V. V. een Minls-
terwisseling heeft plaats gehad verzekert,
dat bij overgang van het eigemdom eigenlijk
de vroegere eigenaar de heffing betaalt.
Maar bij over lijden is dit niet het geval en
eveninin biji goederen die aan rechtspersonen
behooren of m gevallen waar de kooper In
de noodzakelijkheid is om een koop te sluiten
zooals nu met den woningnood en in het
landbouwbedrijf het geval kan zijn.
De schattingen zullen niet alleen kost-
baar, maar vaak ook zeer moeilijk zijn: wle
kan bij verkoop of anderen overgang over
eenige jaren na 1 Jan. 1921 bepalen, wai:
het goed op dien1 datum waard was; de mo
gelijkheid is met uitgesloten, dai de toestand
geheel veranderd is.
Wat overgang door overlijden aangaat,
wordt de heffing een aanzienlijke verzwa-
ring van de suocessierechten. Soms is het
voor den erfgenaam al moeilijk om geld te
krijgen om deze laatsten te betalen; hoeveel
te meer dan als er nog waardevermeerde
ringsbelasting bijkomt Ook zou het kunnen
zijn, dat wel eenige onroerende goederen
uit den boedel fa waarde waren gestegen,
maar dat het overige van den boedel eerder
verlies dan voordeel opleverde en er ten
sloite daarop meer schulden dan baten
rustten.
Voor rechtspersonen worden de farichtin-
gen, b.v. de fabriek getaxeerd. Maar dan
worden de installaties toch meegeteld, die
toch tot de roerende goederen behooren,
maar die de grootste waarde hebben voor de
inrichting en toch weer eerder aan waarde-
vermindering dan aan toeneming onderhevig
zijn. De Minister ging uit van de stelling,
dat onroerende goederen gewoonlijk niet
door verkoop of versterf overgaan; maai-
bouwgrondmaatschappijen en dergelijke ma-
ken daarop een uitzondering.
De vraag werd gedaan, waarom het Rijk
de belasting zou moeten innen. De gemeem-
ten zijn veel beter op de hoogte van de toe-
standen tei' plaatse. Ook werd er bezwaar
tegen gemaakt, dat elke gemeente het be-
drag der heffing zou ontvangen, dat daar
uit getrokken wordt. Het schrale platteland,
waar de waardevermeerdering zeer gering
is, krijgt daardoor niets en de welvarendste
gemeenten profiteeren er van. Dan, meende
men, was het beter de geheeie opbrengst - In
ten pot te verzamelen en daaruit toe te be-
deelen aan alle gemeenten naar evenredig-
heid van de behoefte, al heeft de verdeeling
van een deel der opbrengst van de oorlogs-
winstbelasting al bewezen, dat dit gemakke-
lijker gezegd, dan gedaan is.
Nog een andere vraag rees, n.l. waarom
de opbrengst geheel aan de gemeenten zou
ten goede komen. Tegen de stelling dat het
billijk is, dat de gemeenschap deelt in de
winsten, die gemaakt worden ten gevolge
van waardevermeerdering door werkem, die
de gemeenschap onderneemt, werd van geen
enkele zijde oppositie bemerkt. Maar dan
moet ook in aanmerking genomen worden,
dat de grootste werken, die het meest waar
devermeerdering van aangrenzende percee-
len tengevolge hebben, door het Rijk worden
uitgevoerd en dat dus ook den Staat een
deel der heffing toekomt. Men dacht b.v.
aan de droogmaking der Zuiderzee.
Ziedaar .in hoofdzaak de bezwaren; zij
zijn talrijk genoeg en veel scheen er niet
tegen in te brengen te zijn, althans de voor-
standers der voorgestelde regelfag waren
vrij zwak bij! de verdediging.
Zij vonden 1 Jan. 1921 als maatstaf voor
de waarde niet kwaad, juist omdat toen de
pnjsstijigfag vrijiwel het hoogtepunt had be
reikt; daardoor zou de heffing rnnider druk-
kend zijn.
Zij waren zeer voor de belasting, voor
zoover die geheven werd van waardever
meerdering, waartoe de eigenaar niet had
meegewerkt; maar't was bijl schatting moei
lijk uit te maben hoeveel door eigen toedoen
Te weinig wordt er rekening gehouden met
den beteekende. Idder, d!ie wel1 eons een man
vriji plotselfag heeft zten sterven, naar rnijni
deur gekomen was, waarschijnlijk om1 hulp te
25oeken.
Toen: dlachf ik aan den mani fa die fcamer
naast miji, hoe benauwd en buitem adtem hij
geweest was, hoe blauwaehtig zijn1 lippen wa
ren, toen ik hem daar vend: peuteren met zijn
sleutel1, eni ik begrcep, wie mijh nachtelijke be-
zoeker was, die daar fa de duislterhis voor
niifai voeten op den1 grondJ lag.
Ik beschermde den kandelaar met niijln hand
en stak de kaars weer aan1. Daama hegoni ik
een worsteling met de fladd'erende gordij-
nen en: slaagdfe erfa de ramen te sluiten. Toen
eersit hield ik den; kandelaar omhoog, zoodat
het schijnsel op de zwijgende fiiguur viel, die
dwars over den drempel van de deur l ag.
IHtet was de man van no. 33. Hij; wias mors-
dboidl Zijn igelaat was ilijkwilt en verwrongen,
de glazige oogen schenen door de half-open'
oogleden. Zijn viingers waren1 nog krampach-
tig samengeknepen en onder de nagels was
het stof en de vernis en de verf zichtbaar, die
hij in zijn doodsstrijd van de deur en't kar-
pet had gelkrabt.
Hier was geen dbkiter noodlig om te consta-
teeren, dat een plotselinge hartsaandoening
een einde aan dit leven had' gemaakt.
Nlu ik het eigste w'ist, h'andelde ik met vast-
berademheid. 0c sleepte het lichaam bij de
schouderis de kamer fa, totdat het midden1 op
het karpet lag. Toen deed ik dte deur op slot,
't Voorgevoel van ongeluk, dat ik gehad1 had,
sinds ik den drempel van dit sinistere hotel
bverschreed, kwami weer sterk over mij1. In-
derdaad was mijn positie, op zijn zachtst ge
zegd, niet benijdbaar. Daar stond1 ik, een
Britsch offieier met Britsche identiteiispapie-
ren, op htet punt ontddct te worden' in een
Duiisch hotel, waarin ik mijzelf onder val-
sche voorwendsels had1 binnengeloodlst, midL
den fa dien nacht, allten met een lijk van een
Duitsdier of Oostenrijker (want dialt was die
en hoeveel door andere oorzakea was ge-
wonnen. Ook waren er onder de voorstan-
ders, die meenden, dat er onderscheid1 mo est
gemaakt worden tusachen gronden en per-
ceelen nabij bepaalde werken en gewone
landbouwgronden. waar vlijt en goede be-
werkfag de oorzaken: zijn van de toeneming
in waarde.
Opmerkelijk mag het ten slotte heeten,
dat van de zijde der verdedigers de wenk ge-
geven werd om het voorstel terug te nemen
en het opnieuw in te dienien, als dte tegen-
woordige depressie voorbij zou zijn.
EEN MI'DDEL TEGEN MONO- EN
KLAUWZEER.
In het versiag van den rijkszuivelconsu-
lent voor Noora-Holland oyer 1920 komt
o.m. de volgende passage voor:
„Het behoeft ternauwernood venneld, dat
het mond- en klauwzeer in het algemeen
enorme schade heeft aangericht door
aanmerkelijke vermindering der melkproduc-
tie van de koeien en fa vele gevallen boven-
dien door sterfte onder het rundvee, de scha-
pen en de varkens".
Wij vestigen, aldus de N. R. Ct, op deze
zinsneden met nadruk nog eens de aandacht,
omdat, gelijk men weet, de heer van den
Berg over een1 middel schijnt te beschikkeni,
om deze „enorme schade" tot zeer kleine
proportien terug te brengen. Hij geneest,
zegt hij, het aangetaste vee binnen twee of
drie dagen. Dr. Ubbels spreekt dit tegen.
Wij beslissen in dit verschil niet, doch vra-
gen slechts: waarom wordt de behandeling
van het middel, en worden de resultaten, die
de heer van den Berg bereikt, niet officieel
nagegaan?
La at de minister van landbouw, alvorens
hij op de hem uit de Kamer gestelde vragen
antwoordt, zijn oor eens te Overscfiie te luis-
teren leggen. Laat hij dit nu eens zelf doen;
Iaat hij althans buiten zijn officieele voor-
lichters om zich op de hoogte stellen. Laat
de secretaris-generaal in algemeenen: dienst,
de man die goed is voor alles; laat de minis
ter van finan<;ien, die op bezuiniging be-
dacht is, eens op kondsenap uitgaan. Ons
bereikte opnieuw een brief, welke strekking
geheel tegen de uitsprakeni van Dr. Ubbels
ingaat. Hij is afkomstig van een redacteur
van ons blad, die hart heeft voor de zaak en
het landsbelang dat daarbij' betrokken; is en
uit pure belangstelling eens te Overschie is
gaan kijken. Ofschoon de brief niet voor
publicatie bestemd was, kunnen'wij de ver-
leiding niet weerstaan, er een en ander uit
te citeeren men begrijpe ons welniet
om eene uitspraak te geven over de deugde-
lijkheid van het middel, doch om de kansen
op een officieel onderzoek, waartoe men toch
zal moeten overgaan, te bespoedigen.
Ziec hier dan:
„Het eerst ben: ik gegaan naar Lagrouw,
die mij het type leek van den degelijken,
grooten, Zuid-iHollandschen boer.
„Hij had een behandeld beest. Het geval
was intressant en instructief. !Het was een
vaars (3 jarig) die heel zwaar mond- en
klauwzeer had gehad. Na eenige dagen van
behandeling was het dier geheelbeter,
zei hij. Ik heb het toen bekeken. Het dier lag
(volgns overheidsvoorschrift) op stal, lag
rustig te herkauwen, maakte een gezonden
indruk, wat haarglans, dikte van buik en
houding betrof. Ik liet het dier opstaan, en;
ook staande maakte het een gezonden; in
druk. Het rekte zich daarbij uit, wat een
ziek dier niet doet. Dat weet iedere boer.
„Ik heb toen ook bek en: klauwen bekeken.
Een veearts zou het dier zeker nog niet als
„genezen" beschouwd hebben. De bek zat
nog vol wonden, en' tusschen een der klau
wen was ok nog een etterende wond. Blaren
waren er echter niet meer.
»,Het was dus f o r m e e 1 sterke overdrij-
ving, dat het dier „geheel beter" was. Voor
den boer komt het er' echter p r a c t i s c h
op aan, dat zijn vee weer vreten kan, en niet
lijdt. Dat was met die vaars stellig het ge
val. Als het dier stond of liep, vertoonde het
niet meer de habitus van een dier, dat zich
zick voelt. Die is vooral bij mond- en klauw
zeer onmisbaar
„Daarna ben1 ik naar Suiker (een buur-
man) gegaan. Die had drie zieke beesten ge
had, die, volgens zijn zeggen, geheel gene-
zen waren. Een had een kwade uier overge-
houden. Het bleek mij daar, dat de boeren
veel haast hebben om hun koeien gezond
verklaard te krijgen^ omdat zij' dan weer in
man blij'kbaar J
Het was zonder twijfel een allermiserabelst
geval.
Ik luistendie.
Ales fa het hotel was zwijgieindi als het graf
Ik zette mijn sombere voorgevoelens op zij
om weer naar den vreemdelfag fe kij'ken. In
zijn kroezig, zwart haar en de eenigszins voor-
ui'tsttekenidte jukbeenideren' zag ik weer de aan-
dukffing van Joodlsche afkomst, dte iik eerder
al had opgemerkt. Nu zijn oogen zijn
gnoofe, nadenkende oogen die mij; vanuit dte
duisternis van' dte gang aangestaard! hadden
gesloten waren1, zag hij. er mindter als een
builtenllander uit dan vroeger: hij! zou bijna1
voor een Enigelschntan hebben kiinnen - dloor-
gaan.
HSjl was_ nog jotng ongeveer van mijn
eigen leeftSjld dacht ik (ik word! acht en
twintlig op mijn wlgetaden' verjaardag) en had;
zoowat mijn lengte, die vijf voet tien is. .Er
was tets In zijn uiterlijk en' ziju gestalte, dat
hetel vaag een sinaar in mijn herfaneringi deed'
trileni.
Had ik den kerel vroeger gezien?
Ik herfanerde me nu, dat ik ietis bekends
aan! hern gevondieni had in dat korte oogen-
Mfc, dat ilk hem voor het eerst zag in dte gang.
Weer keek ik naar hem; zooals hij daar
achterover lag op hat karpet. Ik bracht dten:
kandelaar dithter bij: zijn gelaat en1 btekeek
aandachtlig de gelaatstrekken. Hij zag er be-
slist miihdier buitenlands uit dleni eerst. Welbe-
schouwd was't best mogelijk, dat hiji igeen
Dui'fscher was, waarschijnlijk een Hongaar
of een Pool, m'ischien zelfs een' Hollander.
Zijn Duitsch was te vleldceloos voor een
Franschiman, voor eert Hongaar al even-
eens.
Ik leunde achterover op mijn knieen om miji
even' uit mijlni krampadhlige houding op te
richten:. Terwijl ik die bewegfag m!aa!kte, viel
mij het profitel van driekwart terzijde op.
well Het deed me even aan Francis den-
keni!
het land mogen.
„Bij Lagrouw had ik een agent van v. d.
Berg aangetroffen. Die bracht miji per mo-
torfiets naar Kethel, n^ar den' kleinen vee-
houder Quant. Zaterdag voor een week wa
ren van hem vier koeien ziek g&worden en
later ook een zeug. Een van de koeien was
heel hard ziek geweest, de anderen niet.
Quant had ze zelf heel vlijtig met het mid-
del van v. d. Ei, behandeld. Een week na de
eerste verschijnselen, dus Zaterdag 1.1. zijn
de koeien door den rijksopzichter Sar weer
voor gezond verklaard. Ik heb ze gezien. De
koe, die hard ziek was geweest, was weer
volmaakt gezond, en vertoonde, evenmin als
twee andere koeien en de zeug, sporen van
de ziekte. Een koe, een oud beest, graasde
nog traag en lusteloo9, maar vertoonde geen
uiterlijke teekenen of sporen van de ziekte.
E'en der koeien had nog last gehad van een
kwade uier, maar die was nu over.
„D'it geval was heel frappant
„Dan heb ik nog van Loenen en Willems
bezocht. Zij ze&gen dat hun vee geheel gene-
zen is. Dr. Ubbels heeft de dieren in de bek
gekeken, en daarbij nog plekken gevonden,
die hem aanleiding gaven te verklaren, dat
de dieren nog niet genezen waren. Beide
boeren echter zeiden, dat hun vee bijna niets
geleden had, en weer onmiddellijk goed had
gevreten. Dat is voor den boer, en! voor onze
veestapel, natuurlijk d'e hoofdzaak."
„Met mijn leekenoog bezien, dat niet beter
maar waarschijnlijk ook niet veel minder
geoefend is, dan dat van een boer, was de
toestand van de behandelde dieren, die ik
heb gezien, merkwaardig goed'. Maar, zoo
als gezegd, de vaars van Lagrouw, waar-
van veel ophef werd gemaakt, 1) zou on-
danks het practisch bevredigende van den
vooruitgang, den heer Ubbels ongetwijfeld
gelegenheid hebben gegeven, om triomfee-
rende opmerkingen te maken."
Ten slotte halen wij nog het volgende aan
uit den brief, al houdt dit nu geen verband
meer met het middel van den heer van den
Berg:
„Het toezicht der isolatie van de gevallen
van mond- en klauwzeer is schandelijk
slecht. Dat befaamde matje (of dweil) is
alles. Ieder kan naar de zieke koeien gaan
kijken en heengaan waar hij wil, als hij zijn
voeten maar veegt. Ik had de zieke klauw
van de vaars van Lagrouw in mijn handen
gehad, had het beest in den bek gekeken, en
de opzichter had erbij gestaan. Desniettemin
was ook voor mij het matje voldoende. Ik
hoorde trouwens, dat ook dr. Ubbels na het
grondige onderzoek der dieren van Van Loe
nen geen bijzondere maatregelen ten opzich-
te van zijn kleeren noodig vond."
Onze briefsehrijver trekt de vlogende voor-
zichtige conclusie:
„Dit is alles, wat ik te vertellen heb. Als
ik een conclusie zou kunnen trekken, zou het
deze zijn, dat de middelen of misschien juis-
ter: de behandeling van v. d. B. op zijn
minst als middel tot beperking van de scha
de, die door mond- en klauwzeer wordt aan
gericht, een onderzoek verdient. Als men er
werkelijk maar mee bereikt, dat de ziekte die
ren blijven vreten, is reeds een groot ongeluk
afgewend."
Tot zoover onze belangstellende redacteur
over zijn vacantie-uitstapje.
Misschien dat men thans onder het mom
van „beperk'ing Van de schade*' een officieel
onderzoek zal willen bevorderen. Noem dan
de dieren, die zich weer gezond gedragen,
die vreten als gewoon en weer normaal melk
gaan produceeren, niet genezen, laat dan
officieel het middel „ondeugdelijk" blij
ven, doch geschikt omde „enorme scha
de", waarvan de zuivelconsulent gewaagde,
„te beperkenl" Ja, wellicht: enorm te be-
perken
Een lezer zendt ons een nummer van de
Landbouw Courant voor de veenkolonien en
omliggende streken, waarin melding wordt
gemaakt van ons artikeltje van voorverleden
week Zaterdag. Het wijdt d,en lezer als
volgt in:
„Het heeft het vorige Jaar onze verab-
zing gewekt, dat de deftige, voorzichtige,
N. R. C. propaganda ging voeren voor
een middel tegen mond- en klauwzeer,
De „opheP' komt waarschijnlijk hieruit
voort, dat net beest er ellendig aan toe was,
doch reeds ruim een uur, nadat de eerste be
handeling plaats had gehad, merkbare tee
kenen van verbetering begon te geven. Red.
Er was ontegenzeggelijk fa het uiteriijk
van dezeri' man iets, wat mij aan mijn broer
herfanerde. Was't het d'ikke, zwarte haar, de
korte, donkere knevel? Was het de welbesne-
deni mond Hlat was meer een herinnering
aan Francis dan een gelijkeniis met hem.
'De vreemdelfag was ;geheel gekleed. iDe
jas van zijn blauw serge palk stond open en
ik zag een! portefeuil'le fa de binnenborstzak.
Hier; dacht ik, kon een aanwijzinz zijn 'om-
trail's mans identiteit. Ik vischte dte porte-
feuille er uit, en1 bevoelde toen vlug de ande
re zaklken van den onbekende. De portefeuil'le
bewaarde ik voor 1 laatst..
De jaszaikken bevatten ntets anders dan een
ongemerkten w1!! zijden zakdoek. In den: bo-
vensten rechter vestjeszalk vond' ik een aardii-
gen,_ ziivereni sigarattenkoker, zondter eenige
verstering of opsdhrift, met een half dozijm
sigaretten erfa. Ik nam er een uit en bekeck
die. Htet was een1 Melanin, een sigaret die ik
ken, want ze vericoopen ze in een vaan clubs,
the Dionysus Club, en1 het is toevallig de eeni
ge pi'aats fa Londen, waar je dat merk kunt
IHtet scheen wel, alsof mijn onbekendte vriend
van Londen kwam. Vender was er een glad
zi'lveran hortoge, Zwitsersch merk. fa den
broekzak vond ik wat kleingeld, een beetje En-
gelsch zilvergeld em een1 paar koperstukjes, en
wat Holliamdsch zilver- en papiergeld. In den
rechter broekzak zat een bos sleutels. Dat was
'alles.
Ik legde de veredhillendte voorwerpen naast
mij op den vloer. Toen stond Ik op, zette den
kandelaar op de taftel, scboof den' stoeoT bij
en opende de portefeuil'le.
fa een kfefa zakje aan: dteni bfanenkant wa
ren visitelaarijes. Een' paar vermeldd'en in
klefae letters alleen1 den naam:
Dr. SEMlLIN
Andere wiaren uitgebreider
Dr. SE'MILIN
Brooklyn, N. Y.
Thu Halawrigfct M'fg. Cy., LM.
verkrijgbaar bij een mijnheer Van den
Berg. Ettelijke kolomrnen aan het hoofd
van dat blad werden er aan gewijd.
„In het nummer van 13 Augustus j.l.
wordt de campagne" van verleden jaar ver-
volgd. De heer Van den Berg is weer ten
redactiekantore geweest, heeft daar een
hartroerend tafereel opgehgngen van wat
hem te Overschie was overkomen en be-
hield't hart van de redactie van genoemd
blad".
De Landbouw-courant besluit:
„Ter wille van de N. R. Ct. wenschen
we de redactie toe, dat zij haar geliefheb-
ber op dit te onzallger ure betreden ter-
rein laat varen".
De bovengenoemde landbouwcourant wordt
geredigeerd door den D'irecteur der Rijks-
landbouw-winterschool te Veendam. Wij ha
len zijne zoutelooze opmerkingen alleen aan,
om eens te laten zien, met welk eene bekrom-
penheid meni fa deze toch zoo uiterst belang-
rijke aangelegenheid heeft te kampen. Al
wat wij vragen is onderzoek, maar dit
zelfs schijnt zulk een landbouwvoorlichter
te veel. De N. R. C. moet haar geliefhebber
op dit te onzaliger ure betreden terrain laten
varen1
Welnu, om ons daartoe te krijgeni is er ten
afdoend middel: Onderzoek van het
middel van den heer van den Berg. De lezer,
die ons de landbouw-courant toezond, schrijft
ons terecht: „In plaats zijn lezers aan te
sporen uit vergaderingen of individueel ate
het kan bij du'izendtallen, telegranunen aan
den minister te richten en dezen daarin aan
te sporen,1 zich op de hoogte te stellen: een
heel flauw en akelig afbrakeni!"
ZWARE BRAND.
Een correspondent van het Hbl. seint:
Een ontzettende ramp heeft het dorp Mier-
lo, op twaalf kilometers van Eindhoven gele
gen, getroffen. Omstreeks 11 ure Zaterdag-
namiddag vatte eensklaps het rieten dak van
eene boerderij, aan de Marikstraat gtelegen,
waarschijnlijk door een rondwaaiende vonk
vuur. Weldra sloegen de vonkenmassa's, door
den krachtigen wind verapreid, op alle met
net gedekte huizen en boerderijen links en
rechts van dezen weg gelegea over, zoodat
deze het een na het ander in lidhte laaie ston-
den en tot den grond toe afbrandden. De ver-
warring onder de bevolkfag was vreeselijk.
De burgerwacht en de vrijwiUige land-
storm werden: onder d'e wapens geroepen,
weldra versterkt met veldwadhters, mare-
chaussee en militaire politic, welke reeds on
der leiding van den heer Den Beer Poortu-
gaai, district-commandant der Koninklijke
marechaussee uit Eindhoven, voor de afzet-
ting zorgden. De bramdlweren van Eindhoven
en Helmond werden gealarmeerd, die met
vol materiaal uitrukten. De met pannen ge
dekte woningen langs den weg koniden beh ou
den blijven. Bijna alle faboedels gingen ge
heel verloren. welke laag verZekerd zijn. Het
vee teas gelukkig in de weiden, zoodat slechts
varkens en pluimvee omkwamen. Van eenige
bewoners zijn vrij belangrijke geldsomtnen
mede verbrand.
fa totaal zijn 29 huizen, waaronder drie
boerderijen en drie winkels, tet den grond toe
afgebrand. Op ten na waren alle huizen met
riet gedekt.
Hoewel de brand om' elf uur uitbrak, werd
eerst te twaalf uur de brandiweer van Eindho
ven en Helmond ter assistentie geroepen, om
dat men dacht met eigen krachten het vuur
meester te kunnen worden. Toen eerst te half
een de versterking uit de beide groote steden
aankteam, lagen de aangetaste peroeelen al in
asch, waaronder ook het oudte huis van' Mier-
'o, dat uit 1714 dagteekende.
De schade is natuurlijk zeer groot, te meer
daar in de boerderijen de geheeie oogst en in
de winkels de aanwezige voorraad geheel ver
nietigd werd. De huizen waren alle verze-
kerd, zij't dan ook zeer laag. Van een' der ge
troffen' families, de erven Branfeen, verbrand-
de o.a. ook een waarde van 10.000 aan ef
fecten. Naar ruwe schatting kan men de scha
de op 150.000 berekenen.
DE PLECHTIGHEID TE VLISSING'EN.
Voor de onthulling van het gedenlcteeken
ter eere van de op de begraafplaats te Vlis-
singen rustende Belgische, Fransche en voor
al Engelsche strijders, welke plechtigheid he-
den zal geschieden, wirden alleen uit Ant-
werpen vier booten met tusschtn de 2000 en
2500 bezoekers verwacht. Ook uit Gent,
Brugge en Ostende komen booten Eveneens
worden per train vele belangstellenden uit
Belgie en Vlissingen verwacht.
En dan.' was er nog een half dlozijni privte
kaartjes
Dr. S,EMjLTN
333 E. 73 bd. Sit., New York
Rivington Parte House.
Tusschen het pakje kaartjes was er ten' af-
zondterlijk, fgrooter dan dte rest, eent diiur din-
getje, op difc, sterk gliinmend karton, waarop
in Gdthistehe tetters de naam' stond
OTTO VON STEINHARDT
Op dit fcaartje was boven dien naam' met
potloodi geschrtevem:
Hotel' Sixt, Vos in't Tufatje, en fa haakjes
stond er achter: (Mme. Anna Schratt).
fa een anderen' zak van de portefeuille zat
een Amerikaamsche paspoorit, met een vurigen
adelaar er op, die met een groot rood! zegel
vastgezegeld was en gnoeten aan' alien geza-
menlijk bracht van Henry Semlin, 'n burger
van de Vereendigde Staten, die op reis was
naar Ehropo. Verdere bijzondterheden bfanen-
in vermeldden, dat 'Henry Semlin gteboren
was te Brooklyn1 op den 31en Maart 1886,
dat zijn haar ,,,zwant" was, zijn neus „gebo-
gen", zijn kin „stevigi" en dat hij' bijzondere
kenmeilken ,,geene" had. De beschrijving was
genoeg om mij te doen zien; dat zonder twij
fel het lichaam van' Henry Semlin daar voor
mij lag.
De pas was fa: Washington afgegeven, drie
maanaen te voren. Het eenige visum, dat er
op voorkwam, was dat van' het Amerikaan-
sche gezantschap fa Londen, en dit dateerde
van twee daigen vroeger. Dan was er een En
gelsche pas, afgegeven aan Henry Semlin,
koopman, waarbij: herfi' werd1 toegestaan het
Bri'tsche rijk te verlaten teneinde zich naar
Rotterdam te begeven, vender een rekeninge-
tje van een' lunch aan: board van het ss. Ko-
rilngtn Regentes, met den dafuum van den
vorigen d'ag.
'Wowlt varvolgd).