Alkmaarsche Courant c Voor mij alleen. Maandag 7 November. F e n i 11 e t o n. II*. £61. 192L Hondsfd Dfie an Twintigste iaargang. StadMnii'uli'K ROGMiSCH LEERGEZAG EN OEIWETE N'SVR IJHiEID. Vrijdagavond sprak in de R. K. Kerk op de Laat de Dominisaner pater M. Gijlswijk prior van het klooster der E. E. P. P. Do- minicanen te Zwolle over het onderwerp „Roomsch leergezag en gewetensvrijheid, welke lezing uitsluitend toegankeljjk was voor niet-katholieken. Aaa tal van niet Roomschen in de stad en in de omgeving was de volgende uitnoodi- ging gezonden, terwijl per advertenttie en met aaplakbiljetten verdere bekendheid a an de vergadering was gegeven, zoodat de kerk bijna geheel gevuld was met aiet-katholieke belangstellenden. De uitnoodiging luidde als volgt: „In ket belang van eeqi toenaderend elkaar begrijpen wordt meer en meer de wensche- lijfheid ingezien om juistere inzichtenl te ver- spreiden omtrentt de Katholieke Kerk, haar [eloofsleer eo levensbeschouwing. Overeen- :omstig dies werach hebben de Paters Do- minicanen te Zwolle zich bereid verklaard ook te dezer stede een cursus te geven, waar- in zonder polimiek een bezadigde, dui- delijke en beredeneerde uiteenzetting van de Katholieke 'Leer geboden wordt. Geeni ande- re eisch worden aan de deelnemers gesteld dan die van welwillend toehoorder te zijn." Pater Gijlswijk ving aan met te zeggen, dat hiji, in verband met de groote opkomst, zioh verplicht gevoelde aanstonds te zeggen wat met deze samenkomsten bedoeld wera. Conferenties als nu gehouden werden had- den bet vorig jaar voor het eerst plants in de kloosterkerk te Zwolle. Het aantal belang stellenden was spoedig zoo groot, dat de kerk beschikbaar gesteld moest worden en dit geschiedde met de grootste bereidwillig- heid omdat ran de bezoekere rerondersteld werd, dat zij onze overtuiging zouden ont- zien gelijk wij het de uwe doen, dat zij dus rekening zouden Louden met de plaats diie in onze oogen heilig is, waar niet luid gespro- ken wordt en waar de mannen met ongedek- te hoofden verblijVea Na Zwolle werden dergelijke bijeenkomaten te Leeuwarden, Amsterdam en Delft gehou den. Het doel er van was in breeder kringeni de Roomsche leer en het Roomsche leveni bekend te maken. Wij meenen daartoe, in een tijd dat men van het vrijle woord gebruik maakt om zijn overtuiging aan anderen voor te stellen, het recht te hebben en meenen, dit zelfs verplicht te zijn, omdat er tegenwoordig zooveel men- schem zijn die leveni buiten elk kerkelijk ver band en toch te Godsdienstig zijn van ge moed om op den duur daarmede vrede te hebben, waarom zij zoeken naar een bepaal- den vorm om hun godsdienstig gevoel tot uiting te brengen. De bedoeling van deze samenkomsten is, om het ronduit te zeggen, u over te halen tot onze oveituiging en u dus onze katholieke overtuiging op te dringen. De K. K. kerk verlangt niets vuriger, dan alle mensohem, zonder onderscheid of ran in haar schoot te mogen opnemen. Het is de roepihg der kerk, niet alleen de katholieken, maar alle menschen zalig te maken. Van den anderen kant is het waar, dat de kath. kerk niemand tot haar zal toelaten, die niet met voile overtuiging tot haar komt. Daarom is het de practijk van de kath. kerk, om u de overgang naar de kerk te ont- raden, wanneer de overtuiging daartoe niet diep geworteld is of een gevolg is van voor- bijgaande indrukken. Zoo ook zal mijn prac tijk zijn. Wanneer naar aanleiding van het hier gesprokene iemand tot mij komt en zegt: „Ik wil katholiek worden", dan zal mijn eerste vraag zijn,,Hebt gij daar zoo'n diepe over tuiging van? en zoo niet, dan moogt gij niet katholiek worden, anders houdt giji het toch niet vol. Gdj moet dan geen katholiek worden en giji moogt het dan niet worden1 (ik Hen verplicht dat er biji te voegen) omdat iemand, die tegen. de overtuiging van zijn geweten handelt, zondigt." Niemand wordt dus tot de kath. kerk toe- gelaten, dan alleen, bij die diep de ingewor- telde overtuiging heeft, dat de kath. kerk de ware en; de alleen-ware is. Dit doel voorop stellendie, is vanzelf mijn gedragslijn duidelijk: Ik zal niets anders aoen dan zakelijk een kalme, beredeneerde uiteenzetting geven van de Roomsdhe leer en het Roomsche leven. Ik zal niet eens mijn eigen beginselen gaan vergelijken met die van anderen die in mijn oogen een diwaling zijln. En zeker zal ik daar nooit aanvallen- derwijze bij optreden. Angstvallig zal ik er voor waken, geen enkel woord te gebruiken, Door Andre Cortkib. Oeautoriseerde vertaling van W. E. 9. 8) „Odh! Laten we dat maar ,1aten rustendie ■mensdhen van Lagarde zijn zoo vervdendi! Ik .vervedl tne. U <weet diet hoe ik me ver- reell'P 'Een pllbtselinge meTancholie, die hem lets aantxeklkelijks gal, maatkie zijn gelaat kajjmer. „U zsult me ;wat vertellen van ,PaKijs, niet? Ik dkirf er niet weer (been te gaan, omdat ik een dwaze vrees hob ik sdhaain er me voor om er pdotseDin® te stterveo, geheel alleen, zooalis mijln vader. Maar u komt er van'daan. U is er als het ware nog van dioortrokloen." ZSjin neustvll'eugells waren wijd open en sziiin gelaat, terwijtl! hijl akh1 over mijn schouder booig, was vlak biji net imijlne. „Zeg eetes, gaat u nooit iwandelen op dlen weg naar .Saint Etienne? D'ie loopt lan'gs de Rhone. Er is bijna nooit iemanki te zien, je zoudlt dtenken, dat je er in het begin van onze aartelling was." „illk) ben er eens geweest". suet u «r srag dat kwetsena m roor uwe overtuiging. die ik sl« christenmaisch heb te ontzien. Mocht er mij den ontvallen, welnu, wil dan toch niet twijfelen' aan de edelmoedige bedoeling: geen1 enkel woord, dat kwetsend is, mij. te widen laten ontvallen. Ik wil er ook voor wakeni en zal er niet naar streven, door oratorisch ta- lent uw gemoed te ovenneeeteren. Mocht het zijn, dat ik een enkele maal in geestdrift mocht ontvlammen, wil het dan wij ten aan aan mijn ware en geloof is. Ik wil u mijn over tuiging niet opdringen. Want als ik dat wil- de, dan had ik althans voor de eerste samen- komst voor het onderwerp een geheel andere keuze moeten doen. Dan had ik u de kerk moeten toonen van haar beminlijkstan kant em voor de allereerste maal moeten spreken over de indrukwekkende eenfaeid van de kath. kerk, de plechtigheid van het kerkelijk cere- moniel, over de poezie, die gelegen is in de kerkelijke plechtigheid en over den eerbied- waardigen ouderdom der kath. kerk. En dat doe ik juist op deze eerste samenkomst niet. Ik toon u de kerk niet van haar beminlijksten kant, maar van haar hatelijksten kant, de kerk in haar onwrikbare onveranderlijkheid tegenover alles wat priis stelt op het vrije, onafhankelijke denken. Ik ga spreken over roomsch leergezag en gewetensvrijheid. Spr. zeide, dat de deureni de volgende maal preciea om half 9 gesjoten zouden worden' en raadde de hoorders aan, roomsche lectuur aan te schaffen, omdat in een 6-tal confer en ties de geheele katholieke leer niet uiteenge- zet kan worden. In verband met het onder werp beval spr. de brochures: „Wat wij. niet gelooven"; en „Dingen, te zwaar om te ver- staan", aan. Spr. wilde alien', die zich schriftelijk tot hem willen wenden> steeds ter wille zijn. Ook zij, die hem' willen spreken, kunneo dit den dag na de conferences ran half 11 tot half 1, doen. Om een duidelijk voorbeeld te geven ran Roomsch leergezag wenschte spr. eerst iets te zeggen orer het uitvoerend gezag, niet in de kerk, maar b.r. in de Staat, wat geheel iets anders is dan leergezag, De Staat oefent alleen1 uitroerend gezag uit. De Staat is een vereeniging van vrije menschen, strevende naar een aoel, maar zij kan de individiueele vrijheid niet dkkx stel- len, omdat knders de grootste verwarring in de Staat zou komen. Daarom stelt de Staat alle burgers een1 bepaalde richting voor en eischt, dat alle burgers aan de Staat moeten ehoorzamen. Hierover zijn alle menschen et eens, want zelfs zij, die de theorie verkon- digen' van de onbeperkte vrijheid passen' dik- wijls in de praktijk het meeste gezag op de onderdanen toe, waaruit wel blijkt, dat aan •het beginsel, dat de Staat zijn wil moet op- leggen aan de burgers, niet kan worden. ge- raakt. De Staat dwingt u echter niet, de wet- ten goed te vinden. Ze vraagt alleen. maar gehoorzaam'heid aan de wetten en dwingt u daartoe, maar gij blijft er vrij in. om de deugdelijkheid van de wetten' al or niet te prijzen. De Staat .is geen. overtuigend gezag, maar een wetgevend, uitvoerend gezag. Een leergezag dwingt tot de erkenning van de waarheid van dat gezag; het legt de waarheid overtuigend op. En dii gebeurt op tweeerlei wijze. Wanneer een' leermeester zijn leerlingen waarheden voorhoudt, die zij. met hun jong verstand maar half kunnen vat- ten. dan kunneni zij de waarheid daarvan wel ten voile aannemen, niet, omdat zij dat inzien, maar, omdat hun meester het zegt, die een verstandelijk en zedelijk overwicht heeft over zijn leerlingen.. De leerlingen kunnen zioh echter ten slotten aan den. in- vloed van den leermeester onttrekkeni en daarom moet de meester zijn best doen,, steeds nieuwe bewijsvoeringen bij te bren gen tot erkenning en1 inzicht van de waar heid. Dit is evenwel niet het leergezag in den strengsten zin des woords, n.l. het leergezag, dat dwingt tot erkenning van de waarheid, die oplegt en voorschrijft die aan te nemen en aan te hangen met hoofd en hart. Dat is de tweede wijize van leergezag. De eerste, die van verhouding van leermeester tot leerling is niets anders dan invloed uitoefenien van meester op leerling; maar op de tweede wijze kan leergezag worden uitgeoefend door de waarheid voor te schrijveri en op te leggen. En in dat laatste hebt gij een, omsdhrijving van 'het Roomsche leergezag, want dat be- staat hierin, dat eenvoudig aan de kinderen der kerk de waarheid wordt voorgeschreven, die zij. zelf uit de mond van deni Goddelijken stichter heeft ontvangen. De goddelijke atich- ter heeft de waarheid aan het volk voorge- steld en gezegd: „Zoo zult gij het houden". Niet alleen zoo met den mond belijden, maar zoo zult gij het houden en met innerlijke overtuiging aanhangen met hoofd en hart. De kath. kerk sohrijft als waarheid voor dat er een God is, een in wezen, maar drievuldlg in persoon. De tweede persoon van de Heili- ge Drievuldigheid heeft de memscbelijke na- tuur aangenomen, om daarin te lijd'eni en te sterven tot vergiffenis van onze zonden,. En na zijn dood is hij uit het graf gerezen en hemelwaarts gevaren en hij zal weder komen Donderdag ibijvoorbedlld, tegen <vijff uur niet? wanneer het wat minder warm wordt." „Ouidharde za'll hoos wezen". ,,Is 'dlat uw zuster? Die bevallt mij niet, ik heb haar twee maal giezicn en ik vinid dat zij er kjwaafdl uiteiiet. U ho eft haar toch niets te zeggen." J a, maar „Wat, aarzel je nu toch?" viel hij: onge- dluMg in. „'Hoe oud| ben je eigenljk?' „Vier en twin,tfg." „.Nlu, dan ben je toch; ei'gdnKjk wel wat be- ladheliiik. Maar je bent smoezig ook en ik vergeef je. Dat is ,d)us afgesproken jh6, Don derdag op den weg naar Saint Etienne? Tot ziens, Awfereneen, erger je nu maar niet ,weer. jjuffrouiw" Is wel wat voimelijfc tusschen mensichen van eenzel'fde familie, die alle vij- andlelijkfaeden op zij' zetten, en „nichtje" klinkt zoo plattelandlsch." „Tot ziens." „Nbem mij! nu Frans, alsjeblieft" „Tot ziens, Frans." ,.En zeg nu: tot Donderdag." „>Nleen, dat zeg ik niet." „lNHii goed dan, maar je komt-^n, dat is de hoofdzaak Tot Donderdag AMpi"" En hijl ging been, ongediwongen, lenig, maar niettegenstaande zijn jeugdi, gebogen en iHoe. Een cogenblik tbleef ik onder den oudien ollw, wiws amadaiw in op den joug*tm dag, om te oordeelen over da levenden en; de dooden, om ona rekenschap te vragen van al onze goede en slechte da- den. En zij, die goed hebben geleefd, gaan ibbeni gel a ten heme! en' zij, die slecht he: geleefd, geen zullen voor eeuwig verworpen, worden, want een andere waarheid dan ontleend aan den Stichter zelf, leert de kerk niet. Zij houdt deze leer de geloovigen voor, niet bij wijze van leefregel, waarbij. het gemakkelijk en vei- lig ia, te leven', met het oog op de eeuwigheid, die ona alien wacht, neen, de kerk dwingt door haar gezag tot innerlijke aanneming, innerlijke erkenning van de waarheid en 'ver- biedt, er aan te twijfelen. Dat is het Room sdhe leergezag. De kerk heeft het recht van hare kinderen te eischen, dat de waarheid wordt beleden met de mond, zooals de kerk haar zelf be- lijdt. En daarbij, gebruikt de kerk zelfs civvangmiddelen, want zij. zal ieder buiten de kath. gemeenschap sluiten, die niet houdt, wat zij houdt en, niet belijdt, wat zij belijdt. Men moet echter niet uit het oog verlie- zen, dat die dwangmiddelen nooit middelen, zijn van geweld. De kerk stelt alleen maar prijs op vrije overtuiging; de dwangmiddelen' worden alleen maar toegepast op de kinderen der kerk en; tegenover elkeen bestaat geen andere dwang dan de deuren van da kerk zorgvuldig gesloten te houden voor ieder, die niet met voile overtuiging tot haar wil bin- nen gaan. Dat ia dus 'het Roomsche leerge zag en de wijze, waarop de kerk haar leerge zag uitoefent. Gij zult nu misschien' in uw gemoed wat verontwaardigd zijn en mij vragen1: „Is dat dan geen' geesteliike tirannie? Is oat innerlijlfe dwang? Is dat geen besla op de vrije en onafhankelijke gedacnte? En ik kan er niet aan ontkomen, ik moet het toegeven en zeggen: „Ja, zoo ia het". En gij zult mij vragen: „Is het niet te ver- mijden, de waarheid voor te achrijveni en1 op te leggen? Dat ia een1 juk op de menschen leggen, wat de vorsten der wereld nog niet hebben gekund. Zij hebben de handen, en voe- ten der menschen wel gebonden en hun *t vrije woord ontnomen, door hun den mond te snoeren, maar het geweten hebben zij in vrijheid niet kunnen' aanranden." En doet de kerk dat dan wel? En ala giji mij; vraagt: ,,'Hoe is het moge- lijk, dat waarheid kan worden opgelegd en voorgeschreven en zegt: de waarheid laat zich immers niet voorschrijven, is zadhzelf, is onafhankelijk, is souverein" aan stelt gij rechtmatige vragen en gevoel ik, dat ik het antwoord daarop niet schuldig mag blijven. Ik moet dus verklaren, waar de kerk het recht vandaan haalt, om zoo groot gezag uit te oefenen. Mijn antwoord is: „niet uit zichzelf, want de kath. kerk is ook maar een vereeniging van menschen, waarin ook veel menschelijlks gevonden worat. En al mogen; misschien de priesters, de bissChoppen en de Paus geleer- de menschen zijn, toch zeker niet zoo, dat zij het domein van de waarheid voor zich kun nen opeischen. En zeker niet, als bet gaat over geloofswaarheden, die boven elk rnen- sohenverstand verheven zijn. De kerk put dat recht van innerlijken dwang niet uit zich zelf, maar put diat recht uit God, die de waarheid zelf is en de bron is, uit wie alle waarheid voortvloeit, God heeft Zijn waar heid, Zijn gedachte en wil geopenbaard aan Zijm Zoon, die 'Hij in den Onristus naar deze wereld heeft afgezonden om Goddelijke waar heden te prediken en te verspreiden' over deze wereld. En de Ohristus zond wederom Zijn leerlingen; uit om in de wereld het evangelie te prediken. Wat de Christus hier aan uod- delijk werk heeft gebracht, heeft Hij bij Zijn wa- Christus zifn Oodhdd bewezen heeft. Dan zou ik moeten aantoonen, dat Christus de kerk heeft gesticht en dat met historische ze- kerheid kan worden nagegaan, dat de kath, kerk is de kerk van Christus. Wanneer ik zou moeten aantoonen, dat Christus de kath. kerk heeft gesticht, dan zou ik ook moeten aantoo nen, God den Bijbel heeft geschrevendan zou ik nog verder moeten gaan en u bewij- zen, dat God, bestaat. Maar dat zou een on- begonnen taak zijn en zeker te omvangrijk voor een 6-tal conferenties. Wij hebben daar om gemeend, goed te doen, met het Room sche standpunt naar voren te brengen en vandaar uit te leeren, wat de kerk houdt en voorschrijft, daarbij overtuigd, dat de kath. kerk, die zich gehandhaaft heeft in weerwil van menigen verwoeden strijd gedurende 20 eeuwen en de aanvallen, op haar gericht, al- tijd jong en jeugdig is geoleven. Die kerk heeft door dit historische feit al eenig recht op uwe belangstelling. De voornaamste vraag, die bij u zal zijn gerezen is: Als het waar is, dat de kerk zoo'n groot gezag uit oefent, als het waar is, dat de kerk dwingt tot innerlijke erkenning van de waarheid, wat blijft er dan over van de gewetensvrij heid? De kerk zal toch niet kunnen ontken- nen, dat het geweten vrij is? O, neen; er is niets zoo vrij als het geweten,. Men kan den mensch' wel aan handen en voeten binden en hem den; mond snoeren, maar z'n geweten kan men; niet aanranden. Het geweten' laat zich niet inrijgen1 in een1 keurslijf. Het is vrij en onafhankelijk; het geweten is souverein. Ik geef dit alles toe. Men' moet echter onder scheid maken in gewetensvrijheid. Vooreerst is er 6en, die bestaat in het vrij; zijn van elken uitwendigen dwang, dus in net handhaven van eigen, overtuiging en die niet prijs te ge ven voor beloften of vrees aanjagen. Dat is een gewetensvrijheid, die de kath. kerk altijd heeft erkend niet alleen, maar zelfs als plioht heeft opgelegd. Dat bewijst het bloed van de vele martelaren, die hun leven' en hun bloed hebben gegeven, liever dan hun. overtuiging op te offeren. De praktijk van de kath. kerk bewijst, dat ze alleen- priis stelt op vrije overtuiging, waarom zij ieder het toetreden. tot de kerk ontraadt, wanneer de beweegredemen niet be- rusten op een diepe overtuiging. Wanneer iemand tot de kerk wil toetredeen, om met een1 katholiek te kunnen huwen of omdat hij onder den indruk is geraakt van het plechtig ceremonieel in de kerk, waarbij men veilig kan aannemen, dat de motieven, zijn van voarbijgaanden aard, dan ontraadt de kerk dat toetreden, omdat de kerk slechts prijs stelt op vrije overtuiging. De tweede soort gewetensvrijheid bestaat hierin, dat het geweten het recht heeft, tegen elk dwingend gezag een, eenmaal gevormde overtuiging te handhaven. Het is heel wat anders, een eenmaal gevormde overtuiging te handhaven, dan het recht eni de vrijheid te hebben, zelf een overtuiging te vormen. Kan het ons worden overgelaten, uit te maken, wat goed is en Wat kwaad? Wat zon- de is en deugd? Wat waarheid is en wat valsch? Kan het aan ons overgelaten; wor den, te denken over leven, zonde en God? Kan bet God onverschillig zijn, wat wij' over hem denken? Dat hij b.v. wel de Schepper is van het Heelal, maar zich verder over het lot der menschen niet bekommert? Dat wij over het leven maar denken wat wij willen? Dat wij; b.v. na den dood in een anderen vorm overgaan? Dat wij over de zonde maar denken, wat wij willen en b.v. meenen, dat dit niets is dan een gebrekkige besohavingsvorm, die alleen maar bij onbeschaafde menschen wordt aangetroffen? Kunnen wij er maar eigen rechtvaardigheidsbegrippen op na hou- is de *choonheid, de kunst, de muziek en het bijwonen van concerted is mija godsdianst- oefening. Een ander zegt: mijn godsdienst is de uti- tuur, en als een ander ter kerke gaat, prijs ik God onder het hooge koepeldak van den, star- renhemel. Een derde zegt: mijn godsdienst is, een ander mensch nooit onrecht aan doen. Weer een ander: mijn godsdienst is het, nooit mijn evemnensch te krenken. Nog een ander zegt: mijn godsdienst ent- vang ik niet van menschen, maar van God en niet door middel Yan den' Bijbel, den pxies- ter of het kerkgezag. Diezelfde verwarring heerscht ook op ze delijk gebied. De een vindt zedelijkheid een overdreven preutschheid; de ander vindt het een lastige, aangenomen gewoonte van den mensch; een derde zegt, dat het een lastige conventie is van menschen, die zoo spoedig mogelijlk maar moet worden afgeschud. Zoo ziet gij, een kwestie van appreciatie. Het is, alsof geloof en zedelijkheid niets an ders is dan een smaa'k, een stijl, een mode, die met de jaargetijden wisselt. Dat kan toch het doel niet geweest zijn van God, om zoo het geweten van den mensch vrij te laten, dat vrijheid van geweten niets anders zou zijn dan de grootste bandeloos- heid van geweten. Dat ia de negatieve reden, waarom de mensch niet vrij is, zijn geweten te vormen. De positieve reden, waarom de mensch niet vrij is, een eigen levensovertuiging te vormen, omdat de mensch zijn eigen geweten niet hoort u niet oe, Eq hij gen heeft gemaakt. Het geweten behc het geweten is eem maaksel van God. heeft het gemaakt tot getuigenis van zijn waarheid, tot de spiegel van zijn beeld. En evenals nu ae hemelvolken geen andere banen mogen beschrijven, dan door God aan- gewezen, zoo mag ook het geweten niet buiten ae kringen gaan, die door God, getrokken zijn. God heeft zijn woord gesproken tot't gemoed, het geweten van den mensch. Hij heeft zijn gedachte en wil ingedrukt in het gemoed en- het hart. Het geweten van den mensch heeft beslag gelegd op het denken en het verlangen van den mensch. Zoo is da!u ook het hart van den mensch, gelijk het door God gevormd werd1, de heerlij'kste en zuiverste vertolking van Gods eigen wil. Maar ga ik mij nu niet plaatsen op modern standpunt, dat zegt „ik draag Ood in mijn ziel, ik draag den bijbel in mijn gewetenmijn geweten is voor mij de openbartog, de bijbel en mijn kerk. Ik zou niets liever doen dan mi} ook op dit moderne standpunt plaatsen, want het haTt van den mensch, zooals het door God werd' gevormd, is de heerlij'kste vertolker van Gods heiligen wilmaar er iets gebeutd, waardoor het hart van den mensch niet zuiver meer is en een troebele bron van openbaring is gewor- den. Het eerste menschenpaar heeft gezon- digd en door zijn zonde den vloek over het menschelijk geslacht gebracht. Door de zonde van Adam en Eva zijn wij erfelijk belast en wij dragen door het leven de sombere teekenen van de droevigste gevolgen van onze afkomst. Het is, alsof er een Vlek is op onzen geest, waardoor wij achterlijk geworden zijn van begrip en geen waarheid meer van valsch- heid kunnen onderscheiden. Wij hebben het *1 evens- karakter van onze vaderen gekregen wij mee- nen het goed, maar zijn zwak van wil. De hartstocht, die door de zonde onzer eerate ouders is ontketend, is op ons overgeplaatst 1 en trekt ons meer tot 'kwaad dan tot goed. I Het hart van den mensch, eenmaal de verhe ven ste vertolker van Gods heiligen wil is nu heengaau toevertrouwd aan Zijn kerk; Hij den, door b.v. te denken, dat in den, handel een troebele bron geworden.^ En daarom is micei om msij kami heeft Zijn kerk gesticht, die zal moeten ken tot het einde der dagen, dat niets van de Goddelijke openbaring verloren gaat. Het zal de taak zijn van de Christelijke 'kerk om de Openbaring ongeschonden te bewaren, niets daanvan af te nemen, niets daaraan toe te voegen en niets daaraan te veranderen, te wijzigen en te vervormen naar menschelijke willekeur en' menschelijke hartstocht. Niets daaraan te veranderen door aanpassing aan den nieuwen' tijd, plaats en omstandigheden. Het is de taak der christelijke kerk, de Open baring zuiver te bewaren en die taak moet de kerk vervullen zelfs ten> koste van haar le ven. Zoo heeft dan ook de kerk haar taak op- gevat, want daarom heeft zij door alle eeuwen1 heen den strijd aangebonden met de menschen van de wereld. En daarom is het, dat het bloed van millioeneni martelaren heeft gevloeid. Zoo bewaart de kerk het gezag, door Christus aan haar toevertrouwd. Ik begrijp, dat, bij u verschillende moeilijk- heden zijn opgekomen. Gij zult willen dat ik nu ga bewijzen dat de Goddelijke zending, door Christus aan de kerk gegeven,, aan de katholieke, kerk is gegeven. Het is rechtmatig, dat gij; mij dat vraagt, maar zoo heb ik mijn taak niet opgevat, omdat dit een onbegonnen taak zou zijn, want dan zou ik nog meer moeten terug grijpen. Dan zou ik moeten be- .re- oor alles mag, omdat handel, handel is? Mogen wij er eigen; zedelijkheidsbegrippen i op na houden, door te denken, dat men zede lijk -genoeg is, wanneer men maar fatsoenlijk voor den dag komt en zor® draagt, nooit in handen der politie te geraken1? Hiebbeni de ouders, waar het de opvoeding hunner kinderen betreft, het recht, hun kin deren tot een zekeren leeftijd vrij te laten, opdat ze dan zelf kunnen oordeelen1 over ge loof en zeden? Mogen de ouders hun kinde ren tot dien leeftijd buiten; elken invloed over geloof en zeden als een onbeschreven lei la ten, opdat ziji dan maar zelf moeten, kiezen, welke richting zij' uitgaan? Ik weet, dat ik met mijn antwoord op die vragen de geheele moderne wereld, die prijs stelt op het vrije, onafhankelijke denken; zon der dogma, en voor de onafhankelijke mo- raal, tegen, mij' krijg. Maar gij1 zijt gekomen, om te hooren, wat de kath. kerk leert en hebt recht, een ant woord op deze vragen' te krijgen. Welnu, vrijheid om zelf een levensovertui ging te vormen, heeft het geweten niet. Dat wijzen;, dat Christus, God is en moeten ken over het feit van de wonderen waar; sp; rac vieli, zooals de toovercirkel uit een. sprookje En die ontmoeting werd gevolgd door al de overi'ge. Ik gin© Donderdags den weg naar Saint Etienne op, den weg, die uit den tijid van het ontsbaan der wereld sidiijnt te dateereu, zoo wild en grililig zijln de rivier en de bootaen daar, en ik keerdie een paar dagen later naar de val'M terug, waar de verlaten Chartreuse lligt; maar dien kee was ik niet alleen, eai ik lette niet op het gegons en de schadiuiwen en de ikate steenenl, waar tusSdien de hagedis- sen wegritselden. Fran® Landargues hield mijln arm vast en leundle er soms op. Hij; sprak mijl niet over lieMe, daarvan sprak hij nooit; maar elken dag, tenminste zoo scheen' het tnijl, spraken wiji meer vertrouwelijk, deel® over mij en grootendeells over hemzelf. «jl gelloofde aan iemand1 of niets, nock in hemizelf, noch; buiten hem, noch' op aarde, nocht eMers. Be geloof, dat hij'heel1 knap was; ik geloof ook, dat zijn ziekte, die tegelijker- tijlcf zijn hart en zenuwen aantastte, hem zoo bitter maakte en z66 prikkelbaar, dat al het teere in hem' erdloor vernield werd. En ik ge loof ten sliotte, dat hij, in zijln smaaik en wen- schen alleen nog maar in staat was tot een zdoere dbrre, hartstoditelijke heftigheid. Maar hoe kan ik turn nu baoardasles en wat het noodig geworden, dat God opnieuw de wet ging afkondigen, die de mensch uit zijn geweten en hart had' weggewischt. Daarom verscheen God op Sinai, om Zijn wet op de steenen tafelen te schrijven, en zond zijn zoon naar de wereld, om zijn Goddelijke waarhden te verkondigen op deze aarde en de zoon zond zijn leerlingen overal heen om zijn leerlingen bekend te maken aan de wereld God heeft de wet, wel'ke de mensch uit zijn ge weten had weggewischt, opnieuw geformu- leerd en ons een nieuw stel van wetten gege ven, wel buiten het geweten ontleend. Hij heeft ons een handleiding van de openbaring gege ven, waarin wij kunnen repefeeren, wat wij in onze ziel behooren te bewaren; en opdat het nooit meer noodig zou zijn, dat God opnieuw Zijn zedewetten voor het menschelijk geslacht afkondigde, heeft Hij bij Zijn wetten een wa- ker gesteld, wiens taak het zou zijn, Zijn wet ten zuiver en ongeschonden te bewaren, wiens plieht het is, te zorgen, dat het geopenbaarde woord ongeschonden van mond tot mond, van geslacht tot geslacht wordt overgeleverd, dat de bijbel ongeschonden en onverrainkt tot de is het standpunt van de kath. kerk en daar- Jdndbren van dezen tijd tijd zou komen. En A j voor ons, katholieken, is er geen twijfel aan, I of deze waker is de kath. kerk. En die kath. jj kerk heeft over de wetten van God gewaakt, l| gedurende de 20 eeuwen van haar bestaan, I want niets heeft zij aan de wetten veranderd, J niets daarin bekort, niets daarvan afgenomen of daaraan toegevoegd. Maar in alle plaatsen voor heeft ze negatieve eru positieve redenen. ^anneer aan het geweten icon worden over gelaten, zelf een overtuiging te vormen, dan zou daarvan de grootste wanorde het gevolg zijn, zooals het in onze dagen ook werkelijk geworden is; neem maar eens op het gebied van het geloof. De een zegt: mijn godsdienst had mijln oordeef van toen voor waaTde? Ik weet alleen, dat sotnmiige van zijn woor- dlen en manteresn miiji zoo onaangenaam wa ren, dat ik het niet verbergen kon en. ik weet ooik dat ik andere in oiijn gedachten bewaar- de, die mij, tot tet oogenblik dat ik hem weer- za'g, een vreeimdie ontroering gaven. Hij' zei te dikwijls met een. te groote openhartigfheid. ,,Ik kan onmoigelijk iemand Iiefhebben. Mijln ouders nog minder dan anderen., omdat ik hen (beter ken. En. ik voel voor mij|zellf ook maar weinijg sympaihie." Maar hi} zei ook: me ontmoetingen zoudt kunnen hebben'." „Odn wat!" kwanu Guicharde tussehenbeide. „Op het land1 is het veilig en Alvere kan te voet niet heel, ver weg gaanhet loopen. doet haar goed. 'Kijk maar, hoe haar oogen1 schit- teren en hoe opgewekt ze er uit zietP Ze keek naar mijl met een bijna moederlijke toederhei'd1; in die teedlerheid lag eoms een soort slmarteffijfc med'elijden en dan wist ik, dat Guicharde het hard te verantwoorden had. Zij; was over die dertig en leed er onder dat zi| vreugde nooit gekend had en ook niet nu it- i® die "todkiomst zag. Meestal overwon zij die „Ik ben met meer dan een stakkerd'. Ik iJL p„Mp Wpru, gen met jou doen me goed, Alvere, het doet mij goed je vriendielijlk verontwaardiging te zien;, wanneer ik zeg wat ik denk, en; soms je verstandiige woordijes te hooren." Ik kwam thuis heelemaal1 in; die war en koortsachtig opgewonden. Mama zat in; haar leunstoel. Van eindjes wol, die zaj van rond- trekkendle fcooplui; had gekocht, en die in het geheel; niet bij; elkaar pasiten, breide zij eigen- aardilge shawls voor den. winter voor onswij zoudem ze natuurlijk alleen maar in 'huis kun nen; orndoen, maar ze zouden toch warm zijn en niet gauw vui'l worden. Zij vroeg: Waar .loom je nu weer vandaan', kleintje? Ik heb niet graag, dat je zoo laat en1 alleen buiten loopf. Ik ban bang, dat je onaaEgona- over die el'lende maalcte haar oogen bijna vreeselijk. En dan stelde zij, zich mijn leven voor zooalis het hare was en zij; snikte het uiit als ziji mijl aankeek. Lk was in haar geld'ach- ten een tweede Guicharde, maar tie® j aar jon- ger en. ik weet werkelijk niet, wie van beiden ziji het meest beklaagde. Maar dlan was zij het meest beklaagde. 'M,aar dan was zij weer een en ali toegevend en zachtheid en ik hield meer van haar om; die oogenbli'kken van wanhcop, dan om al haar verstan'digheid, dia tcchi voor ons van zooveel waarde was. „Laaf maarDat doet haar goed' waar ben je geweest, Alvere?" Wordt varvolgd. is. i g gi - - J i li.'/li-A iA

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5