Alkmaarsche Courant
c
Voor mij alleen.
Maandag 7 November.
F e n i 11 e t o n.
II*. £61.
192L
Hondsfd Dfie an Twintigste iaargang.
StadMnii'uli'K
ROGMiSCH LEERGEZAG EN
OEIWETE N'SVR IJHiEID.
Vrijdagavond sprak in de R. K. Kerk op
de Laat de Dominisaner pater M. Gijlswijk
prior van het klooster der E. E. P. P. Do-
minicanen te Zwolle over het onderwerp
„Roomsch leergezag en gewetensvrijheid,
welke lezing uitsluitend toegankeljjk was voor
niet-katholieken.
Aaa tal van niet Roomschen in de stad en
in de omgeving was de volgende uitnoodi-
ging gezonden, terwijl per advertenttie en met
aaplakbiljetten verdere bekendheid a an de
vergadering was gegeven, zoodat de kerk
bijna geheel gevuld was met aiet-katholieke
belangstellenden.
De uitnoodiging luidde als volgt:
„In ket belang van eeqi toenaderend elkaar
begrijpen wordt meer en meer de wensche-
lijfheid ingezien om juistere inzichtenl te ver-
spreiden omtrentt de Katholieke Kerk, haar
[eloofsleer eo levensbeschouwing. Overeen-
:omstig dies werach hebben de Paters Do-
minicanen te Zwolle zich bereid verklaard
ook te dezer stede een cursus te geven, waar-
in zonder polimiek een bezadigde, dui-
delijke en beredeneerde uiteenzetting van de
Katholieke 'Leer geboden wordt. Geeni ande-
re eisch worden aan de deelnemers gesteld
dan die van welwillend toehoorder te zijn."
Pater Gijlswijk ving aan met te zeggen,
dat hiji, in verband met de groote opkomst,
zioh verplicht gevoelde aanstonds te zeggen
wat met deze samenkomsten bedoeld wera.
Conferenties als nu gehouden werden had-
den bet vorig jaar voor het eerst plants in de
kloosterkerk te Zwolle. Het aantal belang
stellenden was spoedig zoo groot, dat de
kerk beschikbaar gesteld moest worden en
dit geschiedde met de grootste bereidwillig-
heid omdat ran de bezoekere rerondersteld
werd, dat zij onze overtuiging zouden ont-
zien gelijk wij het de uwe doen, dat zij dus
rekening zouden Louden met de plaats diie in
onze oogen heilig is, waar niet luid gespro-
ken wordt en waar de mannen met ongedek-
te hoofden verblijVea
Na Zwolle werden dergelijke bijeenkomaten
te Leeuwarden, Amsterdam en Delft gehou
den.
Het doel er van was in breeder kringeni de
Roomsche leer en het Roomsche leveni bekend
te maken.
Wij meenen daartoe, in een tijd dat men
van het vrijle woord gebruik maakt om zijn
overtuiging aan anderen voor te stellen, het
recht te hebben en meenen, dit zelfs verplicht
te zijn, omdat er tegenwoordig zooveel men-
schem zijn die leveni buiten elk kerkelijk ver
band en toch te Godsdienstig zijn van ge
moed om op den duur daarmede vrede te
hebben, waarom zij zoeken naar een bepaal-
den vorm om hun godsdienstig gevoel tot
uiting te brengen.
De bedoeling van deze samenkomsten is,
om het ronduit te zeggen, u over te halen tot
onze oveituiging en u dus onze katholieke
overtuiging op te dringen.
De K. K. kerk verlangt niets vuriger, dan
alle mensohem, zonder onderscheid of ran
in haar schoot te mogen opnemen. Het is de
roepihg der kerk, niet alleen de katholieken,
maar alle menschen zalig te maken. Van den
anderen kant is het waar, dat de kath. kerk
niemand tot haar zal toelaten, die niet met
voile overtuiging tot haar komt.
Daarom is het de practijk van de kath.
kerk, om u de overgang naar de kerk te ont-
raden, wanneer de overtuiging daartoe niet
diep geworteld is of een gevolg is van voor-
bijgaande indrukken. Zoo ook zal mijn prac
tijk zijn.
Wanneer naar aanleiding van het hier
gesprokene iemand tot mij komt en zegt: „Ik
wil katholiek worden", dan zal mijn eerste
vraag zijn,,Hebt gij daar zoo'n diepe over
tuiging van? en zoo niet, dan moogt gij niet
katholiek worden, anders houdt giji het toch
niet vol. Gdj moet dan geen katholiek worden
en giji moogt het dan niet worden1 (ik Hen
verplicht dat er biji te voegen) omdat iemand,
die tegen. de overtuiging van zijn geweten
handelt, zondigt."
Niemand wordt dus tot de kath. kerk toe-
gelaten, dan alleen, bij die diep de ingewor-
telde overtuiging heeft, dat de kath. kerk de
ware en; de alleen-ware is.
Dit doel voorop stellendie, is vanzelf mijn
gedragslijn duidelijk: Ik zal niets anders
aoen dan zakelijk een kalme, beredeneerde
uiteenzetting geven van de Roomsdhe leer en
het Roomsche leven. Ik zal niet eens mijn
eigen beginselen gaan vergelijken met die
van anderen die in mijn oogen een diwaling
zijln. En zeker zal ik daar nooit aanvallen-
derwijze bij optreden. Angstvallig zal ik er
voor waken, geen enkel woord te gebruiken,
Door Andre Cortkib.
Oeautoriseerde vertaling van W. E. 9.
8)
„Odh! Laten we dat maar ,1aten rustendie
■mensdhen van Lagarde zijn zoo vervdendi!
Ik .vervedl tne. U <weet diet hoe ik me ver-
reell'P
'Een pllbtselinge meTancholie, die hem lets
aantxeklkelijks gal, maatkie zijn gelaat kajjmer.
„U zsult me ;wat vertellen van ,PaKijs, niet?
Ik dkirf er niet weer (been te gaan, omdat ik
een dwaze vrees hob ik sdhaain er me voor
om er pdotseDin® te stterveo, geheel alleen,
zooalis mijln vader. Maar u komt er van'daan.
U is er als het ware nog van dioortrokloen."
ZSjin neustvll'eugells waren wijd open en sziiin
gelaat, terwijtl! hijl akh1 over mijn schouder
booig, was vlak biji net imijlne.
„Zeg eetes, gaat u nooit iwandelen op dlen
weg naar .Saint Etienne? D'ie loopt lan'gs de
Rhone. Er is bijna nooit iemanki te zien, je
zoudlt dtenken, dat je er in het begin van onze
aartelling was."
„illk) ben er eens geweest".
suet u «r srag
dat kwetsena m roor uwe overtuiging. die
ik sl« christenmaisch heb te ontzien. Mocht
er mij den ontvallen, welnu, wil dan toch niet
twijfelen' aan de edelmoedige bedoeling: geen1
enkel woord, dat kwetsend is, mij. te widen
laten ontvallen. Ik wil er ook voor wakeni en
zal er niet naar streven, door oratorisch ta-
lent uw gemoed te ovenneeeteren. Mocht het
zijn, dat ik een enkele maal in geestdrift
mocht ontvlammen, wil het dan wij ten aan
aan mijn
ware en
geloof is. Ik wil u mijn over
tuiging niet opdringen. Want als ik dat wil-
de, dan had ik althans voor de eerste samen-
komst voor het onderwerp een geheel andere
keuze moeten doen. Dan had ik u de kerk
moeten toonen van haar beminlijkstan kant
em voor de allereerste maal moeten spreken
over de indrukwekkende eenfaeid van de kath.
kerk, de plechtigheid van het kerkelijk cere-
moniel, over de poezie, die gelegen is in de
kerkelijke plechtigheid en over den eerbied-
waardigen ouderdom der kath. kerk. En dat
doe ik juist op deze eerste samenkomst niet.
Ik toon u de kerk niet van haar beminlijksten
kant, maar van haar hatelijksten kant, de
kerk in haar onwrikbare onveranderlijkheid
tegenover alles wat priis stelt op het vrije,
onafhankelijke denken. Ik ga spreken over
roomsch leergezag en gewetensvrijheid.
Spr. zeide, dat de deureni de volgende maal
preciea om half 9 gesjoten zouden worden' en
raadde de hoorders aan, roomsche lectuur
aan te schaffen, omdat in een 6-tal confer en
ties de geheele katholieke leer niet uiteenge-
zet kan worden. In verband met het onder
werp beval spr. de brochures: „Wat wij. niet
gelooven"; en „Dingen, te zwaar om te ver-
staan", aan.
Spr. wilde alien', die zich schriftelijk tot
hem willen wenden> steeds ter wille zijn. Ook
zij, die hem' willen spreken, kunneo dit den
dag na de conferences ran half 11 tot half 1,
doen.
Om een duidelijk voorbeeld te geven ran
Roomsch leergezag wenschte spr. eerst iets
te zeggen orer het uitvoerend gezag, niet in
de kerk, maar b.r. in de Staat, wat geheel iets
anders is dan leergezag,
De Staat oefent alleen1 uitroerend gezag
uit. De Staat is een vereeniging van vrije
menschen, strevende naar een aoel, maar zij
kan de individiueele vrijheid niet dkkx stel-
len, omdat knders de grootste verwarring in
de Staat zou komen. Daarom stelt de Staat
alle burgers een1 bepaalde richting voor en
eischt, dat alle burgers aan de Staat moeten
ehoorzamen. Hierover zijn alle menschen
et eens, want zelfs zij, die de theorie verkon-
digen' van de onbeperkte vrijheid passen' dik-
wijls in de praktijk het meeste gezag op de
onderdanen toe, waaruit wel blijkt, dat aan
•het beginsel, dat de Staat zijn wil moet op-
leggen aan de burgers, niet kan worden. ge-
raakt. De Staat dwingt u echter niet, de wet-
ten goed te vinden. Ze vraagt alleen. maar
gehoorzaam'heid aan de wetten en dwingt u
daartoe, maar gij blijft er vrij in. om de
deugdelijkheid van de wetten' al or niet te
prijzen. De Staat .is geen. overtuigend gezag,
maar een wetgevend, uitvoerend gezag.
Een leergezag dwingt tot de erkenning
van de waarheid van dat gezag; het legt de
waarheid overtuigend op. En dii gebeurt op
tweeerlei wijze. Wanneer een' leermeester zijn
leerlingen waarheden voorhoudt, die zij. met
hun jong verstand maar half kunnen vat-
ten. dan kunneni zij de waarheid daarvan
wel ten voile aannemen, niet, omdat zij dat
inzien, maar, omdat hun meester het zegt,
die een verstandelijk en zedelijk overwicht
heeft over zijn leerlingen.. De leerlingen
kunnen zioh echter ten slotten aan den. in-
vloed van den leermeester onttrekkeni en
daarom moet de meester zijn best doen,,
steeds nieuwe bewijsvoeringen bij te bren
gen tot erkenning en1 inzicht van de waar
heid. Dit is evenwel niet het leergezag in den
strengsten zin des woords, n.l. het leergezag,
dat dwingt tot erkenning van de waarheid,
die oplegt en voorschrijft die aan te nemen
en aan te hangen met hoofd en hart. Dat is
de tweede wijize van leergezag. De eerste, die
van verhouding van leermeester tot leerling
is niets anders dan invloed uitoefenien van
meester op leerling; maar op de tweede wijze
kan leergezag worden uitgeoefend door de
waarheid voor te schrijveri en op te leggen.
En in dat laatste hebt gij een, omsdhrijving
van 'het Roomsche leergezag, want dat be-
staat hierin, dat eenvoudig aan de kinderen
der kerk de waarheid wordt voorgeschreven,
die zij. zelf uit de mond van deni Goddelijken
stichter heeft ontvangen. De goddelijke atich-
ter heeft de waarheid aan het volk voorge-
steld en gezegd: „Zoo zult gij het houden".
Niet alleen zoo met den mond belijden, maar
zoo zult gij het houden en met innerlijke
overtuiging aanhangen met hoofd en hart.
De kath. kerk sohrijft als waarheid voor dat
er een God is, een in wezen, maar drievuldlg
in persoon. De tweede persoon van de Heili-
ge Drievuldigheid heeft de memscbelijke na-
tuur aangenomen, om daarin te lijd'eni en te
sterven tot vergiffenis van onze zonden,. En
na zijn dood is hij uit het graf gerezen en
hemelwaarts gevaren en hij zal weder komen
Donderdag ibijvoorbedlld, tegen <vijff uur niet?
wanneer het wat minder warm wordt."
„Ouidharde za'll hoos wezen".
,,Is 'dlat uw zuster? Die bevallt mij niet, ik
heb haar twee maal giezicn en ik vinid dat zij
er kjwaafdl uiteiiet. U ho eft haar toch niets te
zeggen."
J a, maar
„Wat, aarzel je nu toch?" viel hij: onge-
dluMg in. „'Hoe oud| ben je eigenljk?'
„Vier en twin,tfg."
„.Nlu, dan ben je toch; ei'gdnKjk wel wat be-
ladheliiik. Maar je bent smoezig ook en ik
vergeef je. Dat is ,d)us afgesproken jh6, Don
derdag op den weg naar Saint Etienne? Tot
ziens, Awfereneen, erger je nu maar
niet ,weer.
jjuffrouiw" Is wel wat voimelijfc tusschen
mensichen van eenzel'fde familie, die alle vij-
andlelijkfaeden op zij' zetten, en „nichtje"
klinkt zoo plattelandlsch."
„Tot ziens."
„Nbem mij! nu Frans, alsjeblieft"
„Tot ziens, Frans."
,.En zeg nu: tot Donderdag."
„>Nleen, dat zeg ik niet."
„lNHii goed dan, maar je komt-^n, dat is de
hoofdzaak Tot Donderdag AMpi""
En hijl ging been, ongediwongen, lenig,
maar niettegenstaande zijn jeugdi, gebogen en
iHoe. Een cogenblik tbleef ik onder den oudien
ollw, wiws amadaiw in
op den joug*tm dag, om te oordeelen over
da levenden en; de dooden, om ona rekenschap
te vragen van al onze goede en slechte da-
den. En zij, die goed hebben geleefd, gaan
ibbeni gel a
ten heme! en' zij, die slecht he:
geleefd,
geen
zullen voor eeuwig verworpen, worden, want
een andere waarheid dan ontleend aan den
Stichter zelf, leert de kerk niet. Zij houdt
deze leer de geloovigen voor, niet bij wijze
van leefregel, waarbij. het gemakkelijk en vei-
lig ia, te leven', met het oog op de eeuwigheid,
die ona alien wacht, neen, de kerk dwingt
door haar gezag tot innerlijke aanneming,
innerlijke erkenning van de waarheid en 'ver-
biedt, er aan te twijfelen. Dat is het Room
sdhe leergezag.
De kerk heeft het recht van hare kinderen
te eischen, dat de waarheid wordt beleden
met de mond, zooals de kerk haar zelf be-
lijdt. En daarbij, gebruikt de kerk zelfs
civvangmiddelen, want zij. zal ieder buiten de
kath. gemeenschap sluiten, die niet houdt,
wat zij houdt en, niet belijdt, wat zij belijdt.
Men moet echter niet uit het oog verlie-
zen, dat die dwangmiddelen nooit middelen,
zijn van geweld. De kerk stelt alleen maar
prijs op vrije overtuiging; de dwangmiddelen'
worden alleen maar toegepast op de kinderen
der kerk en; tegenover elkeen bestaat geen
andere dwang dan de deuren van da kerk
zorgvuldig gesloten te houden voor ieder, die
niet met voile overtuiging tot haar wil bin-
nen gaan. Dat ia dus 'het Roomsche leerge
zag en de wijze, waarop de kerk haar leerge
zag uitoefent.
Gij zult nu misschien' in uw gemoed wat
verontwaardigd zijn en mij vragen1: „Is dat
dan geen' geesteliike tirannie? Is oat
innerlijlfe dwang? Is dat geen besla
op de vrije en onafhankelijke gedacnte?
En ik kan er niet aan ontkomen, ik moet
het toegeven en zeggen: „Ja, zoo ia het".
En gij zult mij vragen: „Is het niet te ver-
mijden, de waarheid voor te achrijveni en1 op
te leggen? Dat ia een1 juk op de menschen
leggen, wat de vorsten der wereld nog niet
hebben gekund. Zij hebben de handen, en voe-
ten der menschen wel gebonden en hun *t
vrije woord ontnomen, door hun den mond
te snoeren, maar het geweten hebben zij in
vrijheid niet kunnen' aanranden."
En doet de kerk dat dan wel?
En ala giji mij; vraagt: ,,'Hoe is het moge-
lijk, dat waarheid kan worden opgelegd en
voorgeschreven en zegt: de waarheid laat
zich immers niet voorschrijven, is zadhzelf, is
onafhankelijk, is souverein" aan stelt gij
rechtmatige vragen en gevoel ik, dat ik het
antwoord daarop niet schuldig mag blijven.
Ik moet dus verklaren, waar de kerk het
recht vandaan haalt, om zoo groot gezag uit
te oefenen.
Mijn antwoord is: „niet uit zichzelf, want
de kath. kerk is ook maar een vereeniging
van menschen, waarin ook veel menschelijlks
gevonden worat. En al mogen; misschien de
priesters, de bissChoppen en de Paus geleer-
de menschen zijn, toch zeker niet zoo, dat zij
het domein van de waarheid voor zich kun
nen opeischen. En zeker niet, als bet gaat
over geloofswaarheden, die boven elk rnen-
sohenverstand verheven zijn. De kerk put dat
recht van innerlijken dwang niet uit zich
zelf, maar put diat recht uit God, die de
waarheid zelf is en de bron is, uit wie alle
waarheid voortvloeit, God heeft Zijn waar
heid, Zijn gedachte en wil geopenbaard aan
Zijm Zoon, die 'Hij in den Onristus naar deze
wereld heeft afgezonden om Goddelijke waar
heden te prediken en te verspreiden' over deze
wereld. En de Ohristus zond wederom Zijn
leerlingen; uit om in de wereld het evangelie
te prediken. Wat de Christus hier aan uod-
delijk werk heeft gebracht, heeft Hij bij Zijn
wa-
Christus zifn Oodhdd bewezen heeft. Dan
zou ik moeten aantoonen, dat Christus de
kerk heeft gesticht en dat met historische ze-
kerheid kan worden nagegaan, dat de kath,
kerk is de kerk van Christus. Wanneer ik zou
moeten aantoonen, dat Christus de kath. kerk
heeft gesticht, dan zou ik ook moeten aantoo
nen, God den Bijbel heeft geschrevendan
zou ik nog verder moeten gaan en u bewij-
zen, dat God, bestaat. Maar dat zou een on-
begonnen taak zijn en zeker te omvangrijk
voor een 6-tal conferenties. Wij hebben daar
om gemeend, goed te doen, met het Room
sche standpunt naar voren te brengen en
vandaar uit te leeren, wat de kerk houdt en
voorschrijft, daarbij overtuigd, dat de kath.
kerk, die zich gehandhaaft heeft in weerwil
van menigen verwoeden strijd gedurende 20
eeuwen en de aanvallen, op haar gericht, al-
tijd jong en jeugdig is geoleven. Die kerk
heeft door dit historische feit al eenig recht
op uwe belangstelling. De voornaamste
vraag, die bij u zal zijn gerezen is: Als het
waar is, dat de kerk zoo'n groot gezag uit
oefent, als het waar is, dat de kerk dwingt
tot innerlijke erkenning van de waarheid,
wat blijft er dan over van de gewetensvrij
heid? De kerk zal toch niet kunnen ontken-
nen, dat het geweten vrij is? O, neen; er is
niets zoo vrij als het geweten,. Men kan den
mensch' wel aan handen en voeten binden en
hem den; mond snoeren, maar z'n geweten
kan men; niet aanranden. Het geweten' laat
zich niet inrijgen1 in een1 keurslijf. Het is vrij
en onafhankelijk; het geweten is souverein.
Ik geef dit alles toe. Men' moet echter onder
scheid maken in gewetensvrijheid. Vooreerst
is er 6en, die bestaat in het vrij; zijn van elken
uitwendigen dwang, dus in net handhaven
van eigen, overtuiging en die niet prijs te ge
ven voor beloften of vrees aanjagen. Dat is
een gewetensvrijheid, die de kath. kerk altijd
heeft erkend niet alleen, maar zelfs als plioht
heeft opgelegd. Dat bewijst het bloed van de
vele martelaren, die hun leven' en hun bloed
hebben gegeven, liever dan hun. overtuiging
op te offeren.
De praktijk van de kath. kerk bewijst, dat
ze alleen- priis stelt op vrije overtuiging,
waarom zij ieder het toetreden. tot de kerk
ontraadt, wanneer de beweegredemen niet be-
rusten op een diepe overtuiging. Wanneer
iemand tot de kerk wil toetredeen, om met
een1 katholiek te kunnen huwen of omdat hij
onder den indruk is geraakt van het plechtig
ceremonieel in de kerk, waarbij men veilig
kan aannemen, dat de motieven, zijn van
voarbijgaanden aard, dan ontraadt de kerk
dat toetreden, omdat de kerk slechts prijs
stelt op vrije overtuiging.
De tweede soort gewetensvrijheid bestaat
hierin, dat het geweten het recht heeft, tegen
elk dwingend gezag een, eenmaal gevormde
overtuiging te handhaven. Het is heel wat
anders, een eenmaal gevormde overtuiging
te handhaven, dan het recht eni de vrijheid te
hebben, zelf een overtuiging te vormen.
Kan het ons worden overgelaten, uit te
maken, wat goed is en Wat kwaad? Wat zon-
de is en deugd? Wat waarheid is en wat
valsch? Kan het aan ons overgelaten; wor
den, te denken over leven, zonde en God?
Kan bet God onverschillig zijn, wat wij' over
hem denken? Dat hij b.v. wel de Schepper is
van het Heelal, maar zich verder over het lot
der menschen niet bekommert? Dat wij over
het leven maar denken wat wij willen? Dat
wij; b.v. na den dood in een anderen
vorm overgaan? Dat wij over de zonde maar
denken, wat wij willen en b.v. meenen, dat dit
niets is dan een gebrekkige besohavingsvorm,
die alleen maar bij onbeschaafde menschen
wordt aangetroffen? Kunnen wij er maar
eigen rechtvaardigheidsbegrippen op na hou-
is de *choonheid, de kunst, de muziek en het
bijwonen van concerted is mija godsdianst-
oefening.
Een ander zegt: mijn godsdienst is de uti-
tuur, en als een ander ter kerke gaat, prijs ik
God onder het hooge koepeldak van den, star-
renhemel.
Een derde zegt: mijn godsdienst is, een
ander mensch nooit onrecht aan doen.
Weer een ander: mijn godsdienst is het,
nooit mijn evemnensch te krenken.
Nog een ander zegt: mijn godsdienst ent-
vang ik niet van menschen, maar van God
en niet door middel Yan den' Bijbel, den pxies-
ter of het kerkgezag.
Diezelfde verwarring heerscht ook op ze
delijk gebied.
De een vindt zedelijkheid een overdreven
preutschheid; de ander vindt het een lastige,
aangenomen gewoonte van den mensch; een
derde zegt, dat het een lastige conventie is
van menschen, die zoo spoedig mogelijlk maar
moet worden afgeschud.
Zoo ziet gij, een kwestie van appreciatie.
Het is, alsof geloof en zedelijkheid niets an
ders is dan een smaa'k, een stijl, een mode, die
met de jaargetijden wisselt.
Dat kan toch het doel niet geweest zijn van
God, om zoo het geweten van den mensch
vrij te laten, dat vrijheid van geweten niets
anders zou zijn dan de grootste bandeloos-
heid van geweten.
Dat ia de negatieve reden, waarom de
mensch niet vrij is, zijn geweten te vormen.
De positieve reden, waarom de mensch niet
vrij is, een eigen levensovertuiging te vormen,
omdat de mensch zijn eigen geweten niet
hoort u niet oe,
Eq hij
gen
heeft gemaakt. Het geweten behc
het geweten is eem maaksel van God.
heeft het gemaakt tot getuigenis van zijn
waarheid, tot de spiegel van zijn beeld.
En evenals nu ae hemelvolken geen andere
banen mogen beschrijven, dan door God aan-
gewezen, zoo mag ook het geweten niet buiten
ae kringen gaan, die door God, getrokken zijn.
God heeft zijn woord gesproken tot't gemoed,
het geweten van den mensch. Hij heeft zijn
gedachte en wil ingedrukt in het gemoed en-
het hart. Het geweten van den mensch heeft
beslag gelegd op het denken en het verlangen
van den mensch. Zoo is da!u ook het hart van
den mensch, gelijk het door God gevormd
werd1, de heerlij'kste en zuiverste vertolking
van Gods eigen wil.
Maar ga ik mij nu niet plaatsen op modern
standpunt, dat zegt „ik draag Ood in mijn
ziel, ik draag den bijbel in mijn gewetenmijn
geweten is voor mij de openbartog, de bijbel
en mijn kerk.
Ik zou niets liever doen dan mi} ook op dit
moderne standpunt plaatsen, want het haTt
van den mensch, zooals het door God werd'
gevormd, is de heerlij'kste vertolker van Gods
heiligen wilmaar er iets gebeutd, waardoor
het hart van den mensch niet zuiver meer is en
een troebele bron van openbaring is gewor-
den. Het eerste menschenpaar heeft gezon-
digd en door zijn zonde den vloek over het
menschelijk geslacht gebracht. Door de zonde
van Adam en Eva zijn wij erfelijk belast en
wij dragen door het leven de sombere teekenen
van de droevigste gevolgen van onze afkomst.
Het is, alsof er een Vlek is op onzen geest,
waardoor wij achterlijk geworden zijn van
begrip en geen waarheid meer van valsch-
heid kunnen onderscheiden. Wij hebben het
*1 evens- karakter van onze vaderen gekregen wij mee-
nen het goed, maar zijn zwak van wil. De
hartstocht, die door de zonde onzer eerate
ouders is ontketend, is op ons overgeplaatst
1 en trekt ons meer tot 'kwaad dan tot goed.
I Het hart van den mensch, eenmaal de verhe
ven ste vertolker van Gods heiligen wil is nu
heengaau toevertrouwd aan Zijn kerk; Hij den, door b.v. te denken, dat in den, handel een troebele bron geworden.^ En daarom is
micei om msij kami
heeft Zijn kerk gesticht, die zal moeten
ken tot het einde der dagen, dat niets van de
Goddelijke openbaring verloren gaat. Het
zal de taak zijn van de Christelijke 'kerk om
de Openbaring ongeschonden te bewaren,
niets daanvan af te nemen, niets daaraan toe
te voegen en niets daaraan te veranderen, te
wijzigen en te vervormen naar menschelijke
willekeur en' menschelijke hartstocht. Niets
daaraan te veranderen door aanpassing aan
den nieuwen' tijd, plaats en omstandigheden.
Het is de taak der christelijke kerk, de Open
baring zuiver te bewaren en die taak moet de
kerk vervullen zelfs ten> koste van haar le
ven. Zoo heeft dan ook de kerk haar taak op-
gevat, want daarom heeft zij door alle
eeuwen1 heen den strijd aangebonden met de
menschen van de wereld. En daarom is het,
dat het bloed van millioeneni martelaren
heeft gevloeid.
Zoo bewaart de kerk het gezag, door
Christus aan haar toevertrouwd.
Ik begrijp, dat, bij u verschillende moeilijk-
heden zijn opgekomen. Gij zult willen dat ik
nu ga bewijzen dat de Goddelijke zending,
door Christus aan de kerk gegeven,, aan de
katholieke, kerk is gegeven. Het is rechtmatig,
dat gij; mij dat vraagt, maar zoo heb ik mijn
taak niet opgevat, omdat dit een onbegonnen
taak zou zijn, want dan zou ik nog meer
moeten terug grijpen. Dan zou ik moeten be-
.re-
oor
alles mag, omdat handel, handel is?
Mogen wij er eigen; zedelijkheidsbegrippen
i op na houden, door te denken, dat men zede
lijk -genoeg is, wanneer men maar fatsoenlijk
voor den dag komt en zor® draagt, nooit in
handen der politie te geraken1?
Hiebbeni de ouders, waar het de opvoeding
hunner kinderen betreft, het recht, hun kin
deren tot een zekeren leeftijd vrij te laten,
opdat ze dan zelf kunnen oordeelen1 over ge
loof en zeden? Mogen de ouders hun kinde
ren tot dien leeftijd buiten; elken invloed over
geloof en zeden als een onbeschreven lei la
ten, opdat ziji dan maar zelf moeten, kiezen,
welke richting zij' uitgaan?
Ik weet, dat ik met mijn antwoord op die
vragen de geheele moderne wereld, die prijs
stelt op het vrije, onafhankelijke denken; zon
der dogma, en voor de onafhankelijke mo-
raal, tegen, mij' krijg.
Maar gij1 zijt gekomen, om te hooren, wat
de kath. kerk leert en hebt recht, een ant
woord op deze vragen' te krijgen.
Welnu, vrijheid om zelf een levensovertui
ging te vormen, heeft het geweten niet. Dat
wijzen;, dat Christus, God is en moeten
ken over het feit van de wonderen waar;
sp;
rac
vieli, zooals de toovercirkel uit een. sprookje
En die ontmoeting werd gevolgd door al de
overi'ge.
Ik gin© Donderdags den weg naar Saint
Etienne op, den weg, die uit den tijid van het
ontsbaan der wereld sidiijnt te dateereu, zoo
wild en grililig zijln de rivier en de bootaen
daar, en ik keerdie een paar dagen later naar
de val'M terug, waar de verlaten Chartreuse
lligt; maar dien kee was ik niet alleen, eai ik
lette niet op het gegons en de schadiuiwen en
de ikate steenenl, waar tusSdien de hagedis-
sen wegritselden. Fran® Landargues hield
mijln arm vast en leundle er soms op. Hij;
sprak mijl niet over lieMe, daarvan sprak hij
nooit; maar elken dag, tenminste zoo scheen'
het tnijl, spraken wiji meer vertrouwelijk, deel®
over mij en grootendeells over hemzelf.
«jl gelloofde aan iemand1 of niets, nock in
hemizelf, noch; buiten hem, noch' op aarde,
nocht eMers. Be geloof, dat hij'heel1 knap was;
ik geloof ook, dat zijn ziekte, die tegelijker-
tijlcf zijn hart en zenuwen aantastte, hem zoo
bitter maakte en z66 prikkelbaar, dat al het
teere in hem' erdloor vernield werd. En ik ge
loof ten sliotte, dat hij, in zijln smaaik en wen-
schen alleen nog maar in staat was tot een
zdoere dbrre, hartstoditelijke heftigheid.
Maar hoe kan ik turn nu baoardasles en wat
het noodig geworden, dat God opnieuw de
wet ging afkondigen, die de mensch uit zijn
geweten en hart had' weggewischt.
Daarom verscheen God op Sinai, om Zijn
wet op de steenen tafelen te schrijven, en zond
zijn zoon naar de wereld, om zijn Goddelijke
waarhden te verkondigen op deze aarde en
de zoon zond zijn leerlingen overal heen om
zijn leerlingen bekend te maken aan de wereld
God heeft de wet, wel'ke de mensch uit zijn ge
weten had weggewischt, opnieuw geformu-
leerd en ons een nieuw stel van wetten gege
ven, wel buiten het geweten ontleend. Hij heeft
ons een handleiding van de openbaring gege
ven, waarin wij kunnen repefeeren, wat wij in
onze ziel behooren te bewaren; en opdat het
nooit meer noodig zou zijn, dat God opnieuw
Zijn zedewetten voor het menschelijk geslacht
afkondigde, heeft Hij bij Zijn wetten een wa-
ker gesteld, wiens taak het zou zijn, Zijn wet
ten zuiver en ongeschonden te bewaren, wiens
plieht het is, te zorgen, dat het geopenbaarde
woord ongeschonden van mond tot mond, van
geslacht tot geslacht wordt overgeleverd, dat
de bijbel ongeschonden en onverrainkt tot de
is het standpunt van de kath. kerk en daar- Jdndbren van dezen tijd tijd zou komen. En
A j voor ons, katholieken, is er geen twijfel aan,
I of deze waker is de kath. kerk. En die kath.
jj kerk heeft over de wetten van God gewaakt,
l| gedurende de 20 eeuwen van haar bestaan,
I want niets heeft zij aan de wetten veranderd,
J niets daarin bekort, niets daarvan afgenomen
of daaraan toegevoegd. Maar in alle plaatsen
voor heeft ze negatieve eru positieve redenen.
^anneer aan het geweten icon worden over
gelaten, zelf een overtuiging te vormen, dan
zou daarvan de grootste wanorde het gevolg
zijn, zooals het in onze dagen ook werkelijk
geworden is; neem maar eens op het gebied
van het geloof. De een zegt: mijn godsdienst
had mijln oordeef van toen voor waaTde?
Ik weet alleen, dat sotnmiige van zijn woor-
dlen en manteresn miiji zoo onaangenaam wa
ren, dat ik het niet verbergen kon en. ik weet
ooik dat ik andere in oiijn gedachten bewaar-
de, die mij, tot tet oogenblik dat ik hem weer-
za'g, een vreeimdie ontroering gaven. Hij' zei
te dikwijls met een. te groote openhartigfheid.
,,Ik kan onmoigelijk iemand Iiefhebben.
Mijln ouders nog minder dan anderen., omdat
ik hen (beter ken. En. ik voel voor mij|zellf ook
maar weinijg sympaihie."
Maar hi} zei ook:
me ontmoetingen zoudt kunnen hebben'."
„Odn wat!" kwanu Guicharde tussehenbeide.
„Op het land1 is het veilig en Alvere kan te
voet niet heel, ver weg gaanhet loopen. doet
haar goed. 'Kijk maar, hoe haar oogen1 schit-
teren en hoe opgewekt ze er uit zietP
Ze keek naar mijl met een bijna moederlijke
toederhei'd1; in die teedlerheid lag eoms een
soort slmarteffijfc med'elijden en dan wist ik,
dat Guicharde het hard te verantwoorden
had. Zij; was over die dertig en leed er onder
dat zi| vreugde nooit gekend had en ook niet
nu it- i® die "todkiomst zag. Meestal overwon zij die
„Ik ben met meer dan een stakkerd'. Ik iJL p„Mp Wpru,
gen met jou doen me goed, Alvere, het doet
mij goed je vriendielijlk verontwaardiging te
zien;, wanneer ik zeg wat ik denk, en; soms je
verstandiige woordijes te hooren."
Ik kwam thuis heelemaal1 in; die war en
koortsachtig opgewonden. Mama zat in; haar
leunstoel. Van eindjes wol, die zaj van rond-
trekkendle fcooplui; had gekocht, en die in het
geheel; niet bij; elkaar pasiten, breide zij eigen-
aardilge shawls voor den. winter voor onswij
zoudem ze natuurlijk alleen maar in 'huis kun
nen; orndoen, maar ze zouden toch warm zijn
en niet gauw vui'l worden. Zij vroeg:
Waar .loom je nu weer vandaan', kleintje?
Ik heb niet graag, dat je zoo laat en1 alleen
buiten loopf. Ik ban bang, dat je onaaEgona-
over die el'lende maalcte haar oogen bijna
vreeselijk. En dan stelde zij, zich mijn leven
voor zooalis het hare was en zij; snikte het uiit
als ziji mijl aankeek. Lk was in haar geld'ach-
ten een tweede Guicharde, maar tie® j aar jon-
ger en. ik weet werkelijk niet, wie van beiden
ziji het meest beklaagde. Maar dlan was zij
het meest beklaagde. 'M,aar dan was zij weer
een en ali toegevend en zachtheid en ik hield
meer van haar om; die oogenbli'kken van
wanhcop, dan om al haar verstan'digheid, dia
tcchi voor ons van zooveel waarde was.
„Laaf maarDat doet haar goed'
waar ben je geweest, Alvere?"
Wordt varvolgd.
is.
i g gi
- - J i li.'/li-A
iA