AlKmaarsche Courant Zoster Brettan's liefde. AmsteniaiDsciig week. Drankbestrijding te Putmerend. Zaterdag 17 December. Fenilleton. N*. 298. Honderd Drie en Twintigste Jaargang. In mijn vorig artikel heb ik medegedeeld, dat ik ook wel eens een maatregel heb geno- men, dien ik later beter vond niet te herha- len. Zooals ik schreef: het is in de zaak der dr ankbestrij ding menigmaai een voel en en tasten en men tast ook wel eens mis. Ik kreeg het in. Purmerend al spoedig aan den stok met de kasteleins en nog wel op kermis. Toen ik toot de kennisdiagen verlenging van sluitingsuur verleende, had ik me ver- stout om daarbij te bepalen, dat na het slui tingsuur 11 uur geen alcoholhoudende drank meer verkocht mocht worden. Let wel, de zaken mochten dus na 11 uur wel zekeren tijd openblijven, maar.... men kon niet anders drimken dan koffie, thee, melk, chocolade, champagnepils, champagnedder, minerale wateren ein andere alcoholvrije diran- ken. Ik dacht in mijn duivenonschuld, dat als men tot 11 uur 'savonds den geheelen dag gelegenheid had gehad om alcohol naar binnen te werken, de „maat dan ook wel vol" zou zijn en een lekkere kop koffie, choco lade, enz. wel als voldoende zou worden aan- gemerkt Het was niet mijn vooropgezette deel me te vermeten om op te treden als op- voeder van de massa en ieder te beletten na 11 uur op kermis alcohol te gebruiken. Daar was het niet bepaald om te doen. Maar ik had het oog op hen, die tot laat in den nacht plegen te radbraken, te zuipen en te tieren. Ik verwachtte, dat ter wille van hen de kaste leins en het publiek met dezen maatregel wel vrede zouden nemen. Men moet den dronk- aard eer beklagen dan verachten en zij die sterker staan dan hij, mogen zich wel eens een heel weinigje ontzeggen om den dronk- aard hulp te bieden. Zijn indroeve ge- woonte toch is zoo menigmaai het gievolg van zwak karakter, van ovcrgeerfde verkeerde j eigenschappen, van huiselijke omstandighe- den en van ander leed, en menige dronkaard heeft in zijri nuchtere uren vaak zelf erg ge* vochten tegen de verleiding, die hem telkens weer te machtig bleek te zijn. Helaas, ik had „buiten den waard gere- kend". En buiten de kermisbezoekers even- zeer! De bezoekers, uit schouwburg, bios- coop en andere voorstelling teruggekeerd, meenden vooral hun cognacje of cognac- grocje niet te kunnen missen. De een wilde niet wezen zijns broeders hoeder, de ander, die zijn dronk wel wilde missen als hij op deze wijze ook anderen, voor wien het zoo noodig was, daarvan kon afbouldfin, beweer- de dat dit toch niets zou baten. De kaste leins trokken met de 'bezoekers den lijn. Nota bene! Al heel spoedig dreigde een formeele staking. Een staking van vergunninghour ders! Deden ze het maar alien. Schriftelijk werd ik er mede bedreigd. Niet echter met staking van drankverkoop. Neen, de stal- houders-vergunninghouders zouden hun stallen niet meer openstellen voor paarden en riituigen der kermisbezoekers van buiten. Maar vooral deze staking ware geweest een tweesnijdend zwaard, dat, toen ik er niet vcor uit den weg ging,' toch wijselijk maar niet is gehanteerd. Ik heb toen die kermisweek eens laten na- gaan en ook zelf in het middemachtelijk uur gadegeslagen, welke uitwerking de maatre gel had Het resuliaat viel niet mede. Zij, tegen wie de maatregel was gericht, hadlden blijkbaar vodr 11 uur reeds meer dan ge- noeg gedronken en zich a'KMcht no>g wat meer gehaast om hun portemonnaie leeg en hun verstand zoek te fflafcen of zij hiadden tegen f e'f uur „voorraad gemaakt" om later op te drinken. Het scheen me verstandig het bij deze eerste proef met dezen maatregel maar te laten. De overlast, den goeden elementen en den kasteleins aangedaan, woog niet op tegen het slechts zeer gering voordeel. En m<71 kan bij sommige maatregelen het belang van de ,.niet-drinkers" en van de kasteleins die ook niet alles doen voor hun plezier onk non- wel een beetje in het oog houden, -1 mag dat dan niet het zwaarste wegen Staat werkeliik doelmatige drankbestrijding rpgelreebt tegenover hun belangen, dan meen ik dat vermindering van drankellende ongetwiifeld den doorslag moet geven. Hij, Geautoriseerde- vertaling naar het Engelsch van LEONARD MERRICK, door E. H. (Nadruk verboden). 3) ,,Ja, ik heb wel een beetje trek", gaf zij toe Jij niet?" Ik heb al wat gehad; maar daarom lcom ik wel aanzitten." Ze had wat teleurge-1 steld gekeken en hij schoof zijn stoel bij ,,Doe jij niet mee, Dolliver?" ■„Neen, dank jeJa, een glas bier wil ik wel hebben." Ond?mks haar betuiging, dat ze wel trek had maakte Mary niet veel voortgang met haar souper; en de blijkbare onrust van Sea- ton zette zelfs een domper op den lust tot ore ten bij het jongmensch Eerst toen de Ro^anans er waren, en men een spelletje naoo'e-n begonnen had, raakte men eenigs- zins bevrijd van het gedrukte, dat Carew's optreden over het gezelschap had gebracbt. Indachdg aan de opdracht van zijn vrouw, bad mr Bowman gezorgd een waardie van v ia shilhngs aan koperstukken bij z«m te hebben; en. profiteerende van die voorzorg, begonnen ze alien met een rolletje stuivers. Die bijeenkomsten bij een van alien aan hi'is na de voorstelling. waren een vaste ge- woonte geworden bij „The Foibles of Fas hion" gezelschap en maar zelden vond iemand ze te kostbaar. Mary's heele kapitaal, met het kopergeld mee, bedroeg een halven sovereignen als er zulk een bedrag op een z'tting gewonnen of verloren was, dan zou daar nog maanden lang over gesproken wor den die het bedrij! van vergunninghouder ging uitoefenen, wist kon althans weten dat hem de risico van drankbestrijdingsmaatre- gelen boven het hoofd hing. Trouwens, ik wil eerlijk zeggen, dat na het eerste treffen - de bedreiging met staking menige kas- telein en vooral de vak-organisatie van de vergunninghouders mij bij verschillende maatregelen in ruime mate medewerking hebben verleend. Ik vermeldde dezen maatregel ondianks zijn mislukking, omdat wat hier niet goed ging, misschien in andere gemeenten wel baat zou kunnen geven. Het verzet kwam hier vooral doordat kermisbezoekers van buiten na afloop van de voorstellingen nog graag in het cafe, waar zij met hun rijtuigen stalden, een „opfrisschertje" wilden nemen En anderzijds werd de controle bemoeilijkt doordat er hier zooveel vergunningen zijn. In plaatsen met slechts een paar vergunnin gen zou de proef nog wel eens beter kunnen uitvallen. Vraagt men me op welke wijze de burgemeester dan rechtens het geval heeft te regelen, dan is mijn antwoord: hij geve ont- helfing van sluitingsuur en verbinde daaraan de voorwaarde; dat na het gewone uur voor sluiting in de inrichting geen alcoholhou dende drank mag worden toegediend of ge dronken'. Meestal zal de politie-verordening wel inhouden, dat, als de aan een ontheffing verbonden voorwaarden niet worden nage- leefd, de ontheffing geacht wordt niet te zijn verleend. Vergunninghouder en overtreden- de bezoekers zijn strafbaar en bovendien kan de burgemeester voor het vervolg verlenging van sluitingsuur geheel weigeren. Dit ver- lieze men niet uit oog, dat de burgemeester die in al deze zaken alleenenzon- derhoogierberoep kan faandden' bij sterken wil ook een zeer sterke positie in- neemt. Die sterke positie van den alleen handelen- den en beslissenden burgemeester in tal van zaken, welke aan de drankbestrijding ten goede kunnen komen, maakt het ook mogelijk, dat hij zonder dwingende maatregelen, in overleg met de vergupumghouders, van do zen veel gedaan kan krijgen. Zoo verzoek ik bijv. jaarlijks aan de vergunninghouders om op den lotingsdag geen sterken drank te ver- koopen. Zij, hielden zich, tot nog toe trouw daaraan. Des Zondagsmorgens onder kerk- tijd werd in sommige inrichtingen ook in verlofslokalen muziek gemaakt. Ik liet vragen daarmede op te houden en aan mijn wensch werd voldaan. Ten slotte is dat altijd, nog maar het mooiste en de meeste voldoe- ning gevende, als men zondler strafbedreiging tot het gewenscht doel kan komen. Dat be- vordert ook met de kasteleins goede samen- werking, in hun eigen belang &n tot bevor- dering van een goede drankbestrijding. Bij goede samenwerking behoeft de bur gemeester ook niet zoo huiverig te zijn voor verlenging van het sluitingsuur. Een niet te laat algemeen sluitingsuur moet er natuurlijk zijn. Stond het elken avond ieder vrij zoo- lang hij wil in de herbergen te zijn, het zou zeker leiden tot ongewenschte nachtelijke too- neelen. Maar men moet altijd het doel in het oog houden. Dat is drankbestrijding en voorkommg van n achtrustveratoring. Maar tegen verlenging van sluitingsuur in bepaal- de gevallen, voor vergaderingen,. uitvoerin- gen, societeiten enz., maak ik nimmer be- zwaar, als ik maar de overituigsing heb diat geen verkeerde gevolgen zijn te duchten. Ik beknibbel dan ook niet op het door den kas- telein aangevraagde uur. Wat kan het mij schelen of de menschen vroeger of later naar bed gaan. Als maar geen misbruik is te vreezen. Het sluitingsuur is er niet om de menschen vroeger naar bed te jagen. Wel overtuig ik me meermalen persoonlijk of op drekke avonden bijv. met Koninigin- nedag, na harddraverijen of andere feestelijk- heden algemeene verlenging van sluitinga- •uur, dus voor alle zaken gelijkelijk, niet tot verkeerde gevolgen leidt. Ik loop dap wel na middemacht langs de straten Of in de her- bercen, om met mijn ervaringen volgende ma- len rekening te houden. Het is naar de wet ook zeer wel mogelijk, inrichtingen, waarin verkeerde dingen voorvallen, te straffen met een vroeger sluitingsuur dan voor de overige wordt vastgesteld. Ziehier alweder de eelukkig groote bevoegdheid van den bur gemeester in zaken van drankbestrijding. In een laatste artikel volgt nu nog een en onHpr over onze zoogenaamde ..zwarte lijst" °n rwer Viet hier insrenom'en standpunt in zake invnerina: van een ..tapverbod". TV Tmop ook daarmede aan te toonen, dat Vet noed is te trachten zooveel mogelijk rfo^r nraktische maatregelen en langs lijnen Dien avond was het geluk al zeer verdeeld; en tot hun a ller verassing had Dolliver zeven shillings verloren, eer ze een half uur aan het spelen waren. Er werd hem dan ook veel deelneming betuigd: „Trek het je maar niet al te zeer aan, beste jongen. 't Is verkeerd, om al dadelijk. te win- nen Je hebt nog den tijd. Ik pas" i. Hoe staat u er bij, mrs. Carew?" vroeg Bowman. ,,Haast nog net, als in den beginne", ant- woordde zij „Tony, mr. Bowman heeft niets te drinken. O, foei, Dolliver!... I Neen. dank je. Toe, schenk jezelven ook nog eens in. Hij heeft toch zooveel voor een 'j ander over, die jongen. Hij heeft de tafel af- genomen, eer jullie beiden kwam." „Vicr!" riep Dolliver. „Ja, mij ,.nuttig" maken valt nu eenmaal in mijn kader „Sinds wanneer? Ik dacht juist „Dat kan ik u nu niet allemaal vertellen, mrs Carew Nu, mrs. Bowman, wat zal het zijn?" 7ij speelde troef en kwam uit met een heer. Een oogenblik van ademlooze stilte volg- de en hee! onverwacht gooide Dolliver een kleintje" op. Zijn vier was gered en, van voldoening stralend, leunde hij achterover. De ,hertogin" nam de voorbereidende maatregelen om te geven. ..Wie heeft er een adres in de volgende stad?" vroeg zij. ,.Heb je nog niet geschreven?" ,.Neen, we hebben nog geen adres gekre- gen Hateliik. he? Als er iets is, dat ik af- schuwelijk vind. dan is het dat ronddwalen, om een paar kamers te vinden, waar je je in- trek kunt nemen. We hebben vroeger altijd in hetzelfde huis gelogeerd, maar nu is de vrouw daar weg of zoo iets. Kijk de pot eens vet worden! W;e telt er de zesstuiversstuk- ken eens?" „Zeg eens, Carew, je gaat toch niet onder van geleidelijkheid in zaken van drankbe strij ding zijn doel te bereiken. Purmerend. D. KOOIMAN. CIII. Drie nletiwe boeken over Amster dam: De Oeschiedenis der Am- sterdamsche Stoomvaart door dr. M. O. de Boer; Amsterdam, en zijne bevolking in de 19e eeuw door S. Rodrigues de Miranda, wethouder van Amsterdam; en: Amsterdam, lithds door W. Wagner, proza door Is. Querido. Amsterdam is een onuitputtelijk onderwerp voor dkhters en schriivers, hetziji de laatsten zich op letterkundig dan wel op wetenschap- pelijk, of op wplk ander standpunt ook, plaat sen. Het is dit gevoel, het is de over fudging hiervan, die (dat) mij nu al weer twee jaar geleden met opgeweiktheid de taak deed aan- vaard'en, om wekelijiks een kroniek uit de hoofdstad te schrijven, onder aanihaling toen van het woord van Vondel bij de „Inwij- dinghe van het Stadhuis t' Amsterdam": 'Gelijck nu d' ackenman de zeissen slaet in d'a iren En heenstreeft, door een zee van -gout en gouden baeren, Zoo weckt ons Amsterdam, door overvloed van stof, Om in den vrugMbren ooghst van zijnen lof Te weidm met de penne En het is dit gevoel en deze overtuiging die ook weer wakker worden, geroepen bij1 het zien van wat de boekenmartkt in e6n week tijds met befcrekking tot Amsterdam heeft op- gel everd. Het grootste, omvangrijkste en meest-we- tenschappelijke bopk is dat van dr. de Boer, bekenld reeds door tal van belangrijlce pu- blicaties op het historisdiieoonomiscn gebied van Amsterdam. Het werd door hem ge schreven) in opdracht van de gezamenildjke groote AmSterdamsche •Stoomvaart-Maat- schappijen1, in den goeden, den gouden, tijd nog van de reederij. Nu zouden zij ongetwij- feld dergelijke opdrachten niet meer geven, Zulke opdrachten, want het geldt hier inder- daad 'n prachtwerk, royaal grootscheepsch, om het typische woord in dit verband to ge- bruiken,) en welverzorgd, uiterldjk en inner- lij'k, en rijk-geillustreerd. En het dikke, smullige deel dat voor ons ligt, is nog maar het eerste deel. Een tweede volgt nog! Achtereenvolgens behandelde dr. de Boer: de Amsterdamsche Stoomboot-Maatschappij (de eerste)de eerste jaren; van de Koninklij- ke; de Nederlandsche Stoomboot-Maatsdhap- pij die Voorbereiding van de vaart op Indie eni de eerste jaren van de Stoomvaart-Maat- schappij „Nederland". Vooraan staat het portret van den grooteni man, den pionier op dit gebied: Paul van Vlissingen. En vender vindt men allerlei typeni van stoomschepen, de eerste met hun vaak naieve, groteske vor- men, in penteekeniingen eni reproducties naar steendrukken; de afbeeldingen van de zeer bescheiden k antoorgdbouwtjes, waarm6e de Stoomva at-maatsckappijeni begonnen1 (nu zijn het paleizeni!) ienz. De Amsterdamsche Stoomvaart beperkte zich in de dagen van Paul van Vlissingen tot enkele lijnen op Noord- en Oostzee. Reeds van Vilissiingen heeft zijne aandacht gewijd aan de verbindiing met Oost- en West-Indie, al was daaiwoor de tijd nog niet gekomen. Dan kornt evemwel de Kon. Ned. Stoomboot- Maatschappij die haar merkwaardig net van lijnen, sehept en zelfs de kusten der Middel- landsche Zee daarin betrekt, die, hoewel te- vergeefs, een Trans-Atlantische ldjn zoekt te stichten. 'Omstreeks 1817® breekt een tijd aan van krachtige expansie, mogelijk geworden. door- dien' eindelijk Amsterdam weer dwars door de duineni met de zee in verbinding is ge- braoht. 'De Stoomvaart-Maatschappij Neder- land kan nu haar schepen van Amsterdam doen afvarenmoderne havenKverkeri en ka- den worden aangelegcl droogdokken gescha- pen. Een lijn op west-Indie, een op Engeland worden tot stand gebradht; door de oprich- ting der Kon. P aketvaart-Maatijwordt het verkeer in den Archipel, te kwader wil aan een Engelschen concession,aris overgelaten, in nationale handen gebracht, eni naar Ba- tavia inplaats van naar Singapore gericht. En steeds meer uitbreiding komt er! Een lijn op Zuid-Amerika, na hevige bestrijding door de buiteniandsche concurrenten, omge- zet in den Kon. Hollandschen Lloyd; de Java-China-Japanlijn, een lijn van Indie op »zeil?" Bij die aanmaning begon Carew de kaar- ten te verzamelen Zoo nu en dan was hij weer geheel de oude, en alleen Maty voelde, dat er iets niet in den haak moest zijn. „Er is een hbtelletje; daar heb ik wd gp- logeerd", zei hij. „Lang niet kwaad; voor vijf-en-twintig shilling in de week geven. ze je alles en allesEn, als je met je tweeen bent, krijg je nog reductie ook. Help mij maar eens onthouden, dan zal ik je den naam zeggen. Ik heb'm in mijn boek staan. Bowman, jij zit aan de voorhand." Iedereen paste en daarmee was het spel uit. „Op wat voor tijd van den dag reizen we Zondag? Weet iemand dat ook?" „0, daar kan je wel'zeker van wezen", be- tuigde Bowman, „dat het op een onmogelijk vroeg uur zal wezenIk heb al heel wat er- varing achter den rug, in mijn loopbaan, maar ik ben nog nooit bij een gezelschap ge weest. waar ze z6o veel in den nacht reisden, als hier. Ik geloof, dat die kwast van een tooneeldirecteur dat met opzet doet." Onder eenige uitweiding over dat onder werp ging Dolliver met de -winst strijken. „Dat levert hij'mMrs. Bowman, u heeft uw geluk vergooid Als u harten had opge- speeTd, in plaats van „Neen, neen, daar kon ze diets aan doen Ze moest kleur bekennen." Natuurlijk", stemde de „hertogin" mee in Ik moest kleur bekennen. Wat een p 1 u kMenschen-lief Ik voel me weer een heele piet", blufte Dolliver, de stuivers.opstrijkend. „Zes, ze ven, a cht! Kijk eens, wat een zilver! Mrs. Carew. hier zijn de negen stuiver, die ik u schuldig was." Ik heb deze vrouw betaald en ik ben haar niets schuldig", reciteerde Seaton. ..Dolliver. je brengt me tot den bedelstaf, jou srhork Waar is de tabak?" Bentgalen, op Australia de Pacific en de Zuid-Pacificlijnen,; de Oost-Aztelijnde Ver- eenigde Nederlandsche Scheepvaart-Maatii ten slotte. De geheele wereldzee wordt wel- iaast oversparueij' met een net van stoom vaarflijnen die haar uitgangspunt. in meer of min letterlijken zin, hebben in het oucie centrum van diem wereldhandel aan het I J, dat nu niet meer als in het begin der eeuw, met een gevoel van schaamte behoeft terug te zien op zijn roemiijk verleden. Het is, al- dus dlrukt dr. de Boer zich uit, alsof de duffe ludit, die we voortdurend meeneni waar te nemen in fae* Amsterdaji van omstreeks 1826, is weggevaagd door de frissche zee- bries, die sinds de doorgraving van Hol land op zijn smal&t toegang bUjkt te hebben gekregen tot de Amsterdamsche haven en tot de Amsterdamsche Scheepvaartkringen. Het is alsof het slag mannen in de Amster damsche reederswereld forscher wordt en breeder .van inzicht; bun ondememingsgeest groeit naar mate bun ondememingen in om- vang toenemen, en naar mate de verbinding van Amsterdam met de zee beter wordt. Ze komen blijkbaar onder de bekoring van hun werfc, dat zij rusteloos zoeken uit te breiden; zij1 geven daaraan al hun fcraebt, al hun energie, gestaald in den sitrijd met mededin- giers van allerlei landaard. Voortdhrend zien wij nieuwe krachten naar voren treden, some uit de oude koopliedien-ge&lachten', vaak ook „self-made en" uitsluitend door eigen ver- diensten opgeklommieni tot de hoogste sport van den ladder. En vaak heb ik mij' afge- vraagd, aldus dr de Boer, vooral bij het be- studeeren van conflicten met \ieemde mede- dingers, hoe het gaan zou, wanneer, zooals sommigen mogelijk achten, dit bedrijf, dat zoozeer algeheele toewijding, maar ook al- geheele vrijheid van handelen eischt, ieeni on- derdeel zou worden van de logge staatsma- chine met zijn bureaucratischen sleur. Ziehier dus eene veiheerlijking van het particulier initiatief, in zinnen die iets aithyrambisch hebben, die herinneringen1 wakker roepen, aan onze gouden eeuw, aan Vondel ook weer, de zanger van onze natio nale energie. Een boek van geheel andere strekking is dat van wethouder de Miranda. Hier geen verheerlijking van het particulier initiatief. IntegendeelHet geheel is 6en lofzang op de gemeente-bemoeilng op allerlei gebied, en op de uitbreiding daarvan. Het is een' propa- iganda-boekje daarvoor, gehuld in een histo- risch kleed;. Vooral de vde oude plaatjes ge ven het een onschul'dig genoegelijk aamzien. Maar bij het doorlezen komt al ras de aap uit den mouw. Trouwens^ ik moet eerlijk- heidshalve erkemien1 dat wethouder de Mi randa in de onleiding ook met zooveel woor- den zegt waar het op staat, of iliever: waar het hem' om gaat. iNiemand behoeft dit boekje te beschouwen, zoo schrijft hij daarin, .als eene beschrijving der geschiedenis van Amsterdam in de ne- genitiende eeuw. 'Dat moet en, naar'ik hoop, zal geschieden door anderen,, die daartoe meer aangewezen zijn. Het is in eeniigszins populairen vorm, de samenvatting van gege- ven® en feiten, die den lezer in staat stellen het tegenwoordige Amsterdam tegenover dat van honderd' jaren geleden te plaatsen de zedeu,, gehrUikeni en' gewoonten. van de hui- dige bevolking te vergelijken met die van g^lachten voor ons En dan laat de hear de Miranda deze zeer typeerende zinsneden vol- gen: Het zal den lezer bij het lezen van het boek wed gaan zooals het mij- ging bij het schrijven, dat deze conclysie zidh opdringt: wanneer de Zorg van de Gemeente voor le- ven en' welzijn van de burgerij zich in dezelf- de mate in de 20ste eeuw omtwitokelt, als dit het geval was in het laatste kwartaal der l'9e eeuw, dan zijn de gemeenten aangewezen tot het vervullen van de zeer belagnijke en ingrijpende taak, van welke het einde niet vermoed kan worden. (Ik cursiveer. W. Jr.) Het boek is blijkbaar bedoeld om de meer- gegoed'en, de bourgeoisie, te bereiken en te bewerken. Ik betwijfel of wethouder de Mi randa hiermede veel proselieten zal maken. Intusschen is het wel een blijk te meer van zijn actiHteit, zijn sitrijdvaardigheid, zijn onvermoeidheid. In verband ,hiermede is wd tvpi'sch mee te deelen, dat de heer de Miran da dit werk schreef in den tijd tussehen zijne beide wethouders-bedieningen in, dat is dus in de periode van omstredes half April tot half Juni, toen hij ambteloos burger was. Vermelding verdient voorts dat Henri Po- lak voor dit boek het hoofdstuk Tooneel en Muziek schreef, daar de heer de Miranda zich op dit gebied niet veilig adhtte. En dit brengt mij als vanzelf op het derde boek d'at ik hdj aan te kondigen de afbed- Zoowat tegen drieen werd er gezegd, dat het te laat was; maar de verliezende partij was nu Mrs. Bowman en, daar haar shiUin- gen in het bezit waren geraakt van Mary, voelde de gastvrouw zich verplicht wel te zeggen, dat het in't geheel niet laat was. Dit verschoof het opbreken nog een half uur. Toen stelde Bowman vocr nog een paar rondjes te doen: Geen enkel spel werd er ooit besloten met het eenmaal vasitgesMde aantal. Na afloop daarvan stelde de ,Jier- togin" voor, dat ze zouden besluiten met den volgenden Napoleon, dit is slechts een verzachtende wijze van zijn verlangen uit te drukken, om nog een heelen tijd door te gaan en dit voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen. Het was al vier uur geslagen, toen1 de .Napoleon" eerst kwam en het was Mary, die deze won Ze had bijna zes shillings en de ..hertogin", die zooveel te armer was, glim- lachte slechts eens, met slaperige berusting. .Op stuk van zaken is u toch de gelukldge geweest, Mrs. Carew", lachte Dolliver. Goeden avond!" ,,Ja", zei ze verstrooid, „in ieder geval behoef ik nu nog niet in het armhuis. Goe den nacht!" Zij liep het vertrek eens rond, vrij doel- loos, hier en daar iets verscbikkends, terwijl Carew het drietal uitliet. Ze hoorde hem de deur achter hen sluiten en hun voetstappen steeds z achter weerklinken op de straatstee- nen. Hij keerde langzaam. heel langzaam terug. Nog hoorde ze Dolliver's stem, toen die op den hoek afscheid nam van de Bow man*maar steeds was Carew niet binnen. „Tomy", riep zij. Haast op hetzelfde oogenblik was hij bij haar. ,.Ga nog niet naar bed, Mary", zei hij «rhor .Ik heb je wat te zeggen." dingen van Amsterdam door den jongen. Duitcben kunstenaar W. Wagner, en het bij- schrifi daarbij door Is. Querido. Op den laatsten moge in dit verband den1 nadruk valien. Waarom? Omdat ik wilde wijzen op de groote belangsteiimg, de groote liefde, voor Amsterdam, haar schoonhdd, haar ge schiedenis, die vele ingezetenen van Jood- 1 schen afkomst bezielt. Er is eeni zeer innige band hjsschieni onze stad en hare Israelie- tisdhe bevolking. Telkens weer komt dat uit, in hetgeen Polak eni ook de Miranda schrij ven, en vooral in het bijschrift van Querido. En merkwaardig is hoe conservatief deze vooruitstrevenden ttelkens weer bliiken te zijn (ook het Gemeenter a adslid Jos. Loopu). is daarvan een' voorbeeld) niet slechts in hun- ne onveranderlijke toegenegienhejd voor de ^tad, maar ook in hun wensch om de ou'de stad zooveel mogelijk ongeschonden to be- waren om haar te beschexmrn tegen' de mo derne invloeden. Ook Querido, sdhoon belijdeod dat hij een kind van den nieuweti tijd is, voeli pijn over wat hij; noemt: het schaamMoos verdringen van het oude. En hij getuigt: Ook wij hebben' dit Amsterdam lief, het oude Amsterdam aan het IJ. Daar ledem wemelend de koopvaardijschepen op het wa ter. Daar, aan de kaaien, verrezen de pak- huizen. Daar ontstapelden zich de ladingeni; rook het wondergeurig zoet, scherp, prikke- lend, wrang of dof, al dooreen, naar teer, pek, bier, traan, bout, leer en' huiden. Van alle natien wiegelden schepen op deni stroom. Van de scheepswerven en timmerplaatsen klonk het nijvere gerucht der haulers op aambedden en' heel het IJ leek 66n flakke- rend mastenbosdh. De op de golven dobbe- rende, zwaar-gewapende galgoenen en dan- sende zee-kasteden en gekoperde kielen Van driemasters, wierpen telkens licbtflonfcerin- gen tussehen. tuigage, wappervlaggen en klapperende wimpels. In de omrimgende ach- terbuurten zongenl touwslagers, kompasstel- lers en mastenmakers hun dartel ambachts- lied neyens de ankersmeden. De zeil- en blok- kenmakers lieteh zich niet bluffen en galm- dep mdd of er tegen in. De klem-burgerij, de poorters en gildaibroeders, begonnen, zich van hun kracht bewust ,te worden. Het Amsterdam van Rembrandt en Vondel bestaat niet meer in werkelijkheid helaas; doch in de scheppende verbeelding van den kunstenaar leeft net voort. ,0, (hoe geweldig is Amsterdam' uitgebouwd; hoe schrikwek- kend en onstuimig is haar verkeer toegeno- men! iHaar brandende opjagende stein is ■bijna die van een .waereldstad gCwoi'den. Hoor de auto's toeteren, bassen, brommen en trompetteren. Hoor de auto-wachtkarren fonkeren'. en de taxi's knaisend piepen eni ra- zen1, de luxewagens en, mofcorfietsen knallen en puff en. Zie'de electrische trams in alle ridbtimgen de stad dborkruisen. Hoor het wielengedreun, het belrinkelgeraas, het spoorgedonder. Zie de verkeersageniten met Menigelberg-achtige allures zwaaien links, rechts, yoor, achter, hoek om, stop! Het nieuwe Amsterdam blaast, vloekt, hijgt, gromt, toetert, krijt, zingt en gilt, en het verkeer jakkert door de hoofdstraten, met de hitsende snelhefd en de verwarnende woe- ling en het veelstemmig gerucht en lawaai van een koortsig, levende wereldstad. WAGBNAA'R Jr. Uit ense Staatsmachine. AMBTENARENPENSIOENWET. De zoogenaamde burgerlijke pensioenwet is afgehandeld, behoudens wellicht nog aan te brengen kleine redactiewijzigingen. Wij ne men als grondslag voor ons overzicht den tekst, zooals die luidt na de tot op 22 Nov. 1.1. in het oorspronkelijk wetsontwerp aange- brachte wijzigmgen. Wij volgen dien tekst en stippeu er de hoofdpunten van algemeenen aard uit aan. Er zal zijn een algemeen burgerlijk pensi- oenfonds, dat rechtspersoonlijkheid brat. Ten laste van dat fonds wordt pensioen verleend aan ambtenaren en hun gelijkgestelden en aan hun.weduwen en weezen. Het wetsontwerp omschrijft, wie ambtena ren zijn, wie niet als zoodanig worden aange- merkt en wie met ambtenaren gelijk worden gesteld. Hoofdkenmerk van den ambtenaar is natuurlijk, dat hij in vasten dienst is van een publiekrechtelijk lichaam of van een li- chaam dat aan eischen voldoet, die door den Staat zijn gesteld. De eerste Titel bevat alles wat daarop betrekking heeft en geeft dus aan wie als pensioengerechtigd in aanmerldng komt. De toepassing der wet, het geldelijk be „Wat dan?" vroeg zij. Hij aarzelde een oogenblik, zoekende naar een inleiding. De zenuwachtigheid, waar hij den geheelen avond al tegen gestreden had, had hem nu dan toch in haar macht. „Eindelijk voel ik me bereid1", antwoordde hij. „Mijn vrouw is dood." Dood?" Ze stond hem aan te staren met wijd-open oogen, terwijl van haar gelaat alle kleur week. „Ze is een tijd ziek geweest; ze dronk, naar ik hoorde; naar ik geloof. In ieder ge val, ze is heende dwaling is ten einde. De hemel weet, dat ik er duur genoeg voor ge- boet heb" Halverwege tussehen haar en de kachel was hij even blijven stilstaan. Nu trad hij op den haard toe. Zij voelde een vagen, fol- terenden angst, terwijl hij zoo deed. Een oogenblik van gespannen stilte volgde op ziin woorden. Deze vrouw, die nog meer geboet had voor zijn misslag, had zich soms dit oogenblik voorgesteld; dat hij haar zou mededeelen, hoe hij vrij was. Misschien, nu dit oogenblik daar was, was het toch wat ka'mcr wat kouder, dan de verlclaring van vrijheid, zooals zij zich die gedacht had. Men kan niet anders dan een grooten *chok voelen" zei ze eindelijk, half onhoor- baar. ,,'t Is altijd eeni schok, een doodsbe- richt". Maar ze wist ook, dat het moeilijke van het gesprek .nu voor hem opkwam. „Was jehield je erg veel van haar en korto dit gevoelen nu terug?" „Ik was twintig? Of ik veel van haar hield5 Ik weet het niet. Ik ben nog geen drie maanden met haar samen geweesttoen .Ze leidde een zedeloos leven. Ik heb haar nooit meer gezien sinds dien dag, dat ik daar achter kwam Ze had mij niet noodig; het geld was haar voldoende; als ze er maar iedere week zeker van- kon zijn." (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1921 | | pagina 5