AlKmaarsche Courant
Zoster Brettan's liefde.
AmsteniaiDsciig week.
Drankbestrijding te Putmerend.
Zaterdag 17 December.
Fenilleton.
N*. 298.
Honderd Drie en Twintigste Jaargang.
In mijn vorig artikel heb ik medegedeeld,
dat ik ook wel eens een maatregel heb geno-
men, dien ik later beter vond niet te herha-
len. Zooals ik schreef: het is in de zaak der
dr ankbestrij ding menigmaai een voel en en
tasten en men tast ook wel eens mis.
Ik kreeg het in. Purmerend al spoedig aan
den stok met de kasteleins en nog wel op
kermis.
Toen ik toot de kennisdiagen verlenging
van sluitingsuur verleende, had ik me ver-
stout om daarbij te bepalen, dat na het slui
tingsuur 11 uur geen alcoholhoudende
drank meer verkocht mocht worden. Let
wel, de zaken mochten dus na 11 uur wel
zekeren tijd openblijven, maar.... men kon
niet anders drimken dan koffie, thee, melk,
chocolade, champagnepils, champagnedder,
minerale wateren ein andere alcoholvrije diran-
ken. Ik dacht in mijn duivenonschuld, dat
als men tot 11 uur 'savonds den geheelen
dag gelegenheid had gehad om alcohol naar
binnen te werken, de „maat dan ook wel
vol" zou zijn en een lekkere kop koffie, choco
lade, enz. wel als voldoende zou worden aan-
gemerkt Het was niet mijn vooropgezette
deel me te vermeten om op te treden als op-
voeder van de massa en ieder te beletten na
11 uur op kermis alcohol te gebruiken. Daar
was het niet bepaald om te doen. Maar ik
had het oog op hen, die tot laat in den nacht
plegen te radbraken, te zuipen en te tieren. Ik
verwachtte, dat ter wille van hen de kaste
leins en het publiek met dezen maatregel wel
vrede zouden nemen. Men moet den dronk-
aard eer beklagen dan verachten en zij die
sterker staan dan hij, mogen zich wel eens
een heel weinigje ontzeggen om den dronk-
aard hulp te bieden. Zijn indroeve ge-
woonte toch is zoo menigmaai het gievolg
van zwak karakter, van ovcrgeerfde verkeerde j
eigenschappen, van huiselijke omstandighe-
den en van ander leed, en menige dronkaard
heeft in zijri nuchtere uren vaak zelf erg ge*
vochten tegen de verleiding, die hem telkens
weer te machtig bleek te zijn.
Helaas, ik had „buiten den waard gere-
kend". En buiten de kermisbezoekers even-
zeer! De bezoekers, uit schouwburg, bios-
coop en andere voorstelling teruggekeerd,
meenden vooral hun cognacje of cognac-
grocje niet te kunnen missen. De een wilde
niet wezen zijns broeders hoeder, de ander,
die zijn dronk wel wilde missen als hij op
deze wijze ook anderen, voor wien het zoo
noodig was, daarvan kon afbouldfin, beweer-
de dat dit toch niets zou baten. De kaste
leins trokken met de 'bezoekers den lijn. Nota
bene! Al heel spoedig dreigde een formeele
staking. Een staking van vergunninghour
ders! Deden ze het maar alien. Schriftelijk
werd ik er mede bedreigd. Niet echter met
staking van drankverkoop. Neen, de stal-
houders-vergunninghouders zouden hun
stallen niet meer openstellen voor paarden en
riituigen der kermisbezoekers van buiten.
Maar vooral deze staking ware geweest een
tweesnijdend zwaard, dat, toen ik er niet
vcor uit den weg ging,' toch wijselijk maar
niet is gehanteerd.
Ik heb toen die kermisweek eens laten na-
gaan en ook zelf in het middemachtelijk uur
gadegeslagen, welke uitwerking de maatre
gel had Het resuliaat viel niet mede. Zij,
tegen wie de maatregel was gericht, hadlden
blijkbaar vodr 11 uur reeds meer dan ge-
noeg gedronken en zich a'KMcht no>g wat meer
gehaast om hun portemonnaie leeg en hun
verstand zoek te fflafcen of zij hiadden tegen f
e'f uur „voorraad gemaakt" om later op te
drinken. Het scheen me verstandig het bij
deze eerste proef met dezen maatregel maar
te laten. De overlast, den goeden elementen
en den kasteleins aangedaan, woog niet op
tegen het slechts zeer gering voordeel. En
m<71 kan bij sommige maatregelen het belang
van de ,.niet-drinkers" en van de kasteleins
die ook niet alles doen voor hun plezier
onk non- wel een beetje in het oog houden,
-1 mag dat dan niet het zwaarste wegen
Staat werkeliik doelmatige drankbestrijding
rpgelreebt tegenover hun belangen, dan
meen ik dat vermindering van drankellende
ongetwiifeld den doorslag moet geven. Hij,
Geautoriseerde- vertaling naar het
Engelsch van
LEONARD MERRICK,
door E. H. (Nadruk verboden).
3)
,,Ja, ik heb wel een beetje trek", gaf zij
toe Jij niet?"
Ik heb al wat gehad; maar daarom lcom
ik wel aanzitten." Ze had wat teleurge-1
steld gekeken en hij schoof zijn stoel bij
,,Doe jij niet mee, Dolliver?"
■„Neen, dank jeJa, een glas bier wil
ik wel hebben."
Ond?mks haar betuiging, dat ze wel trek
had maakte Mary niet veel voortgang met
haar souper; en de blijkbare onrust van Sea-
ton zette zelfs een domper op den lust tot
ore ten bij het jongmensch Eerst toen de
Ro^anans er waren, en men een spelletje
naoo'e-n begonnen had, raakte men eenigs-
zins bevrijd van het gedrukte, dat Carew's
optreden over het gezelschap had gebracbt.
Indachdg aan de opdracht van zijn vrouw,
bad mr Bowman gezorgd een waardie van
v ia shilhngs aan koperstukken bij z«m te
hebben; en. profiteerende van die voorzorg,
begonnen ze alien met een rolletje stuivers.
Die bijeenkomsten bij een van alien aan
hi'is na de voorstelling. waren een vaste ge-
woonte geworden bij „The Foibles of Fas
hion" gezelschap en maar zelden vond
iemand ze te kostbaar. Mary's heele kapitaal,
met het kopergeld mee, bedroeg een halven
sovereignen als er zulk een bedrag op een
z'tting gewonnen of verloren was, dan zou
daar nog maanden lang over gesproken wor
den
die het bedrij! van vergunninghouder ging
uitoefenen, wist kon althans weten dat
hem de risico van drankbestrijdingsmaatre-
gelen boven het hoofd hing. Trouwens, ik
wil eerlijk zeggen, dat na het eerste treffen
- de bedreiging met staking menige kas-
telein en vooral de vak-organisatie van de
vergunninghouders mij bij verschillende
maatregelen in ruime mate medewerking
hebben verleend.
Ik vermeldde dezen maatregel ondianks
zijn mislukking, omdat wat hier niet goed
ging, misschien in andere gemeenten wel
baat zou kunnen geven. Het verzet kwam
hier vooral doordat kermisbezoekers van
buiten na afloop van de voorstellingen nog
graag in het cafe, waar zij met hun rijtuigen
stalden, een „opfrisschertje" wilden nemen
En anderzijds werd de controle bemoeilijkt
doordat er hier zooveel vergunningen zijn.
In plaatsen met slechts een paar vergunnin
gen zou de proef nog wel eens beter kunnen
uitvallen. Vraagt men me op welke wijze de
burgemeester dan rechtens het geval heeft te
regelen, dan is mijn antwoord: hij geve ont-
helfing van sluitingsuur en verbinde daaraan
de voorwaarde; dat na het gewone uur voor
sluiting in de inrichting geen alcoholhou
dende drank mag worden toegediend of ge
dronken'. Meestal zal de politie-verordening
wel inhouden, dat, als de aan een ontheffing
verbonden voorwaarden niet worden nage-
leefd, de ontheffing geacht wordt niet te zijn
verleend. Vergunninghouder en overtreden-
de bezoekers zijn strafbaar en bovendien kan
de burgemeester voor het vervolg verlenging
van sluitingsuur geheel weigeren. Dit ver-
lieze men niet uit oog, dat de burgemeester
die in al deze zaken alleenenzon-
derhoogierberoep kan faandden' bij
sterken wil ook een zeer sterke positie in-
neemt.
Die sterke positie van den alleen handelen-
den en beslissenden burgemeester in tal van
zaken, welke aan de drankbestrijding ten
goede kunnen komen, maakt het ook mogelijk,
dat hij zonder dwingende maatregelen, in
overleg met de vergupumghouders, van do
zen veel gedaan kan krijgen. Zoo verzoek ik
bijv. jaarlijks aan de vergunninghouders om
op den lotingsdag geen sterken drank te ver-
koopen. Zij, hielden zich, tot nog toe trouw
daaraan. Des Zondagsmorgens onder kerk-
tijd werd in sommige inrichtingen ook in
verlofslokalen muziek gemaakt. Ik liet
vragen daarmede op te houden en aan mijn
wensch werd voldaan. Ten slotte is dat altijd,
nog maar het mooiste en de meeste voldoe-
ning gevende, als men zondler strafbedreiging
tot het gewenscht doel kan komen. Dat be-
vordert ook met de kasteleins goede samen-
werking, in hun eigen belang &n tot bevor-
dering van een goede drankbestrijding.
Bij goede samenwerking behoeft de bur
gemeester ook niet zoo huiverig te zijn voor
verlenging van het sluitingsuur. Een niet te
laat algemeen sluitingsuur moet er natuurlijk
zijn. Stond het elken avond ieder vrij zoo-
lang hij wil in de herbergen te zijn, het zou
zeker leiden tot ongewenschte nachtelijke too-
neelen. Maar men moet altijd het doel in
het oog houden. Dat is drankbestrijding en
voorkommg van n achtrustveratoring. Maar
tegen verlenging van sluitingsuur in bepaal-
de gevallen, voor vergaderingen,. uitvoerin-
gen, societeiten enz., maak ik nimmer be-
zwaar, als ik maar de overituigsing heb diat
geen verkeerde gevolgen zijn te duchten. Ik
beknibbel dan ook niet op het door den kas-
telein aangevraagde uur. Wat kan het mij
schelen of de menschen vroeger of later naar
bed gaan. Als maar geen misbruik is te
vreezen. Het sluitingsuur is er niet om de
menschen vroeger naar bed te jagen.
Wel overtuig ik me meermalen persoonlijk
of op drekke avonden bijv. met Koninigin-
nedag, na harddraverijen of andere feestelijk-
heden algemeene verlenging van sluitinga-
•uur, dus voor alle zaken gelijkelijk, niet tot
verkeerde gevolgen leidt. Ik loop dap wel
na middemacht langs de straten Of in de her-
bercen, om met mijn ervaringen volgende ma-
len rekening te houden. Het is naar de wet
ook zeer wel mogelijk, inrichtingen, waarin
verkeerde dingen voorvallen, te straffen met
een vroeger sluitingsuur dan voor de overige
wordt vastgesteld. Ziehier alweder de
eelukkig groote bevoegdheid van den bur
gemeester in zaken van drankbestrijding.
In een laatste artikel volgt nu nog een en
onHpr over onze zoogenaamde ..zwarte lijst"
°n rwer Viet hier insrenom'en standpunt in zake
invnerina: van een ..tapverbod".
TV Tmop ook daarmede aan te toonen, dat
Vet noed is te trachten zooveel mogelijk
rfo^r nraktische maatregelen en langs lijnen
Dien avond was het geluk al zeer verdeeld;
en tot hun a ller verassing had Dolliver zeven
shillings verloren, eer ze een half uur aan
het spelen waren. Er werd hem dan ook
veel deelneming betuigd:
„Trek het je maar niet al te zeer aan, beste
jongen. 't Is verkeerd, om al dadelijk. te win-
nen Je hebt nog den tijd. Ik pas"
i. Hoe staat u er bij, mrs. Carew?" vroeg
Bowman.
,,Haast nog net, als in den beginne", ant-
woordde zij „Tony, mr. Bowman heeft
niets te drinken. O, foei, Dolliver!...
I Neen. dank je. Toe, schenk jezelven ook
nog eens in. Hij heeft toch zooveel voor een
'j ander over, die jongen. Hij heeft de tafel af-
genomen, eer jullie beiden kwam."
„Vicr!" riep Dolliver. „Ja, mij ,.nuttig"
maken valt nu eenmaal in mijn kader
„Sinds wanneer? Ik dacht juist
„Dat kan ik u nu niet allemaal vertellen,
mrs Carew Nu, mrs. Bowman, wat zal
het zijn?"
7ij speelde troef en kwam uit met een heer.
Een oogenblik van ademlooze stilte volg-
de en hee! onverwacht gooide Dolliver een
kleintje" op. Zijn vier was gered en, van
voldoening stralend, leunde hij achterover.
De ,hertogin" nam de voorbereidende
maatregelen om te geven.
..Wie heeft er een adres in de volgende
stad?" vroeg zij.
,.Heb je nog niet geschreven?"
,.Neen, we hebben nog geen adres gekre-
gen Hateliik. he? Als er iets is, dat ik af-
schuwelijk vind. dan is het dat ronddwalen,
om een paar kamers te vinden, waar je je in-
trek kunt nemen. We hebben vroeger altijd
in hetzelfde huis gelogeerd, maar nu is de
vrouw daar weg of zoo iets. Kijk de pot eens
vet worden! W;e telt er de zesstuiversstuk-
ken eens?"
„Zeg eens, Carew, je gaat toch niet onder
van geleidelijkheid in zaken van drankbe
strij ding zijn doel te bereiken.
Purmerend. D. KOOIMAN.
CIII.
Drie nletiwe boeken over Amster
dam: De Oeschiedenis der Am-
sterdamsche Stoomvaart door dr.
M. O. de Boer; Amsterdam, en
zijne bevolking in de 19e eeuw
door S. Rodrigues de Miranda,
wethouder van Amsterdam; en:
Amsterdam, lithds door W.
Wagner, proza door Is. Querido.
Amsterdam is een onuitputtelijk onderwerp
voor dkhters en schriivers, hetziji de laatsten
zich op letterkundig dan wel op wetenschap-
pelijk, of op wplk ander standpunt ook, plaat
sen. Het is dit gevoel, het is de over fudging
hiervan, die (dat) mij nu al weer twee jaar
geleden met opgeweiktheid de taak deed aan-
vaard'en, om wekelijiks een kroniek uit de
hoofdstad te schrijven, onder aanihaling toen
van het woord van Vondel bij de „Inwij-
dinghe van het Stadhuis t' Amsterdam":
'Gelijck nu d' ackenman de zeissen slaet
in d'a iren
En heenstreeft, door een zee van -gout en
gouden baeren,
Zoo weckt ons Amsterdam, door overvloed
van stof,
Om in den vrugMbren ooghst van zijnen
lof
Te weidm met de penne
En het is dit gevoel en deze overtuiging
die ook weer wakker worden, geroepen bij1 het
zien van wat de boekenmartkt in e6n week
tijds met befcrekking tot Amsterdam heeft op-
gel everd.
Het grootste, omvangrijkste en meest-we-
tenschappelijke bopk is dat van dr. de Boer,
bekenld reeds door tal van belangrijlce pu-
blicaties op het historisdiieoonomiscn gebied
van Amsterdam. Het werd door hem ge
schreven) in opdracht van de gezamenildjke
groote AmSterdamsche •Stoomvaart-Maat-
schappijen1, in den goeden, den gouden, tijd
nog van de reederij. Nu zouden zij ongetwij-
feld dergelijke opdrachten niet meer geven,
Zulke opdrachten, want het geldt hier inder-
daad 'n prachtwerk, royaal grootscheepsch,
om het typische woord in dit verband to ge-
bruiken,) en welverzorgd, uiterldjk en inner-
lij'k, en rijk-geillustreerd. En het dikke,
smullige deel dat voor ons ligt, is nog maar
het eerste deel. Een tweede volgt nog!
Achtereenvolgens behandelde dr. de Boer:
de Amsterdamsche Stoomboot-Maatschappij
(de eerste)de eerste jaren; van de Koninklij-
ke; de Nederlandsche Stoomboot-Maatsdhap-
pij die Voorbereiding van de vaart op Indie
eni de eerste jaren van de Stoomvaart-Maat-
schappij „Nederland". Vooraan staat het
portret van den grooteni man, den pionier op
dit gebied: Paul van Vlissingen. En vender
vindt men allerlei typeni van stoomschepen,
de eerste met hun vaak naieve, groteske vor-
men, in penteekeniingen eni reproducties naar
steendrukken; de afbeeldingen van de zeer
bescheiden k antoorgdbouwtjes, waarm6e de
Stoomva at-maatsckappijeni begonnen1 (nu zijn
het paleizeni!) ienz.
De Amsterdamsche Stoomvaart beperkte
zich in de dagen van Paul van Vlissingen
tot enkele lijnen op Noord- en Oostzee. Reeds
van Vilissiingen heeft zijne aandacht gewijd
aan de verbindiing met Oost- en West-Indie,
al was daaiwoor de tijd nog niet gekomen.
Dan kornt evemwel de Kon. Ned. Stoomboot-
Maatschappij die haar merkwaardig net van
lijnen, sehept en zelfs de kusten der Middel-
landsche Zee daarin betrekt, die, hoewel te-
vergeefs, een Trans-Atlantische ldjn zoekt te
stichten.
'Omstreeks 1817® breekt een tijd aan van
krachtige expansie, mogelijk geworden. door-
dien' eindelijk Amsterdam weer dwars door
de duineni met de zee in verbinding is ge-
braoht. 'De Stoomvaart-Maatschappij Neder-
land kan nu haar schepen van Amsterdam
doen afvarenmoderne havenKverkeri en ka-
den worden aangelegcl droogdokken gescha-
pen. Een lijn op west-Indie, een op Engeland
worden tot stand gebradht; door de oprich-
ting der Kon. P aketvaart-Maatijwordt het
verkeer in den Archipel, te kwader wil aan
een Engelschen concession,aris overgelaten,
in nationale handen gebracht, eni naar Ba-
tavia inplaats van naar Singapore gericht.
En steeds meer uitbreiding komt er! Een
lijn op Zuid-Amerika, na hevige bestrijding
door de buiteniandsche concurrenten, omge-
zet in den Kon. Hollandschen Lloyd; de
Java-China-Japanlijn, een lijn van Indie op
»zeil?"
Bij die aanmaning begon Carew de kaar-
ten te verzamelen Zoo nu en dan was hij
weer geheel de oude, en alleen Maty voelde,
dat er iets niet in den haak moest zijn.
„Er is een hbtelletje; daar heb ik wd gp-
logeerd", zei hij. „Lang niet kwaad; voor
vijf-en-twintig shilling in de week geven. ze
je alles en allesEn, als je met je tweeen
bent, krijg je nog reductie ook. Help mij
maar eens onthouden, dan zal ik je den naam
zeggen. Ik heb'm in mijn boek staan.
Bowman, jij zit aan de voorhand."
Iedereen paste en daarmee was het spel uit.
„Op wat voor tijd van den dag reizen we
Zondag? Weet iemand dat ook?"
„0, daar kan je wel'zeker van wezen", be-
tuigde Bowman, „dat het op een onmogelijk
vroeg uur zal wezenIk heb al heel wat er-
varing achter den rug, in mijn loopbaan,
maar ik ben nog nooit bij een gezelschap ge
weest. waar ze z6o veel in den nacht reisden,
als hier. Ik geloof, dat die kwast van een
tooneeldirecteur dat met opzet doet."
Onder eenige uitweiding over dat onder
werp ging Dolliver met de -winst strijken.
„Dat levert hij'mMrs. Bowman, u heeft
uw geluk vergooid Als u harten had opge-
speeTd, in plaats van
„Neen, neen, daar kon ze diets aan doen
Ze moest kleur bekennen."
Natuurlijk", stemde de „hertogin" mee
in Ik moest kleur bekennen. Wat een
p 1 u kMenschen-lief
Ik voel me weer een heele piet", blufte
Dolliver, de stuivers.opstrijkend. „Zes, ze
ven, a cht! Kijk eens, wat een zilver! Mrs.
Carew. hier zijn de negen stuiver, die ik u
schuldig was."
Ik heb deze vrouw betaald en ik ben
haar niets schuldig", reciteerde Seaton.
..Dolliver. je brengt me tot den bedelstaf, jou
srhork Waar is de tabak?"
Bentgalen, op Australia de Pacific en de
Zuid-Pacificlijnen,; de Oost-Aztelijnde Ver-
eenigde Nederlandsche Scheepvaart-Maatii
ten slotte. De geheele wereldzee wordt wel-
iaast oversparueij' met een net van stoom
vaarflijnen die haar uitgangspunt. in meer
of min letterlijken zin, hebben in het oucie
centrum van diem wereldhandel aan het I J,
dat nu niet meer als in het begin der eeuw,
met een gevoel van schaamte behoeft terug
te zien op zijn roemiijk verleden. Het is, al-
dus dlrukt dr. de Boer zich uit, alsof de duffe
ludit, die we voortdurend meeneni waar te
nemen in fae* Amsterdaji van omstreeks
1826, is weggevaagd door de frissche zee-
bries, die sinds de doorgraving van Hol
land op zijn smal&t toegang bUjkt te hebben
gekregen tot de Amsterdamsche haven en
tot de Amsterdamsche Scheepvaartkringen.
Het is alsof het slag mannen in de Amster
damsche reederswereld forscher wordt en
breeder .van inzicht; bun ondememingsgeest
groeit naar mate bun ondememingen in om-
vang toenemen, en naar mate de verbinding
van Amsterdam met de zee beter wordt. Ze
komen blijkbaar onder de bekoring van hun
werfc, dat zij rusteloos zoeken uit te breiden;
zij1 geven daaraan al hun fcraebt, al hun
energie, gestaald in den sitrijd met mededin-
giers van allerlei landaard. Voortdhrend zien
wij nieuwe krachten naar voren treden, some
uit de oude koopliedien-ge&lachten', vaak ook
„self-made en" uitsluitend door eigen ver-
diensten opgeklommieni tot de hoogste sport
van den ladder. En vaak heb ik mij' afge-
vraagd, aldus dr de Boer, vooral bij het be-
studeeren van conflicten met \ieemde mede-
dingers, hoe het gaan zou, wanneer, zooals
sommigen mogelijk achten, dit bedrijf, dat
zoozeer algeheele toewijding, maar ook al-
geheele vrijheid van handelen eischt, ieeni on-
derdeel zou worden van de logge staatsma-
chine met zijn bureaucratischen sleur.
Ziehier dus eene veiheerlijking van het
particulier initiatief, in zinnen die iets
aithyrambisch hebben, die herinneringen1
wakker roepen, aan onze gouden eeuw, aan
Vondel ook weer, de zanger van onze natio
nale energie.
Een boek van geheel andere strekking is
dat van wethouder de Miranda. Hier geen
verheerlijking van het particulier initiatief.
IntegendeelHet geheel is 6en lofzang op de
gemeente-bemoeilng op allerlei gebied, en op
de uitbreiding daarvan. Het is een' propa-
iganda-boekje daarvoor, gehuld in een histo-
risch kleed;. Vooral de vde oude plaatjes ge
ven het een onschul'dig genoegelijk aamzien.
Maar bij het doorlezen komt al ras de aap
uit den mouw. Trouwens^ ik moet eerlijk-
heidshalve erkemien1 dat wethouder de Mi
randa in de onleiding ook met zooveel woor-
den zegt waar het op staat, of iliever: waar
het hem' om gaat.
iNiemand behoeft dit boekje te beschouwen,
zoo schrijft hij daarin, .als eene beschrijving
der geschiedenis van Amsterdam in de ne-
genitiende eeuw. 'Dat moet en, naar'ik hoop,
zal geschieden door anderen,, die daartoe
meer aangewezen zijn. Het is in eeniigszins
populairen vorm, de samenvatting van gege-
ven® en feiten, die den lezer in staat stellen
het tegenwoordige Amsterdam tegenover dat
van honderd' jaren geleden te plaatsen de
zedeu,, gehrUikeni en' gewoonten. van de hui-
dige bevolking te vergelijken met die van
g^lachten voor ons En dan laat de hear de
Miranda deze zeer typeerende zinsneden vol-
gen: Het zal den lezer bij het lezen van het
boek wed gaan zooals het mij- ging bij het
schrijven, dat deze conclysie zidh opdringt:
wanneer de Zorg van de Gemeente voor le-
ven en' welzijn van de burgerij zich in dezelf-
de mate in de 20ste eeuw omtwitokelt, als dit
het geval was in het laatste kwartaal der
l'9e eeuw, dan zijn de gemeenten aangewezen
tot het vervullen van de zeer belagnijke en
ingrijpende taak, van welke het einde niet
vermoed kan worden. (Ik cursiveer. W. Jr.)
Het boek is blijkbaar bedoeld om de meer-
gegoed'en, de bourgeoisie, te bereiken en te
bewerken. Ik betwijfel of wethouder de Mi
randa hiermede veel proselieten zal maken.
Intusschen is het wel een blijk te meer van
zijn actiHteit, zijn sitrijdvaardigheid, zijn
onvermoeidheid. In verband ,hiermede is wd
tvpi'sch mee te deelen, dat de heer de Miran
da dit werk schreef in den tijd tussehen zijne
beide wethouders-bedieningen in, dat is dus
in de periode van omstredes half April tot
half Juni, toen hij ambteloos burger was.
Vermelding verdient voorts dat Henri Po-
lak voor dit boek het hoofdstuk Tooneel en
Muziek schreef, daar de heer de Miranda
zich op dit gebied niet veilig adhtte.
En dit brengt mij als vanzelf op het derde
boek d'at ik hdj aan te kondigen de afbed-
Zoowat tegen drieen werd er gezegd, dat
het te laat was; maar de verliezende partij
was nu Mrs. Bowman en, daar haar shiUin-
gen in het bezit waren geraakt van Mary,
voelde de gastvrouw zich verplicht wel te
zeggen, dat het in't geheel niet laat was.
Dit verschoof het opbreken nog een half
uur.
Toen stelde Bowman vocr nog een paar
rondjes te doen: Geen enkel spel werd er
ooit besloten met het eenmaal vasitgesMde
aantal. Na afloop daarvan stelde de ,Jier-
togin" voor, dat ze zouden besluiten met
den volgenden Napoleon, dit is slechts een
verzachtende wijze van zijn verlangen uit te
drukken, om nog een heelen tijd door te
gaan en dit voorstel werd met algemeene
stemmen aangenomen.
Het was al vier uur geslagen, toen1 de
.Napoleon" eerst kwam en het was Mary, die
deze won Ze had bijna zes shillings en de
..hertogin", die zooveel te armer was, glim-
lachte slechts eens, met slaperige berusting.
.Op stuk van zaken is u toch de gelukldge
geweest, Mrs. Carew", lachte Dolliver.
Goeden avond!"
,,Ja", zei ze verstrooid, „in ieder geval
behoef ik nu nog niet in het armhuis. Goe
den nacht!"
Zij liep het vertrek eens rond, vrij doel-
loos, hier en daar iets verscbikkends, terwijl
Carew het drietal uitliet. Ze hoorde hem de
deur achter hen sluiten en hun voetstappen
steeds z achter weerklinken op de straatstee-
nen. Hij keerde langzaam. heel langzaam
terug. Nog hoorde ze Dolliver's stem, toen
die op den hoek afscheid nam van de Bow
man*maar steeds was Carew niet binnen.
„Tomy", riep zij.
Haast op hetzelfde oogenblik was hij bij
haar.
,.Ga nog niet naar bed, Mary", zei hij
«rhor .Ik heb je wat te zeggen."
dingen van Amsterdam door den jongen.
Duitcben kunstenaar W. Wagner, en het bij-
schrifi daarbij door Is. Querido. Op den
laatsten moge in dit verband den1 nadruk
valien. Waarom? Omdat ik wilde wijzen op
de groote belangsteiimg, de groote liefde,
voor Amsterdam, haar schoonhdd, haar ge
schiedenis, die vele ingezetenen van Jood- 1
schen afkomst bezielt. Er is eeni zeer innige
band hjsschieni onze stad en hare Israelie-
tisdhe bevolking. Telkens weer komt dat uit,
in hetgeen Polak eni ook de Miranda schrij
ven, en vooral in het bijschrift van Querido.
En merkwaardig is hoe conservatief deze
vooruitstrevenden ttelkens weer bliiken te zijn
(ook het Gemeenter a adslid Jos. Loopu). is
daarvan een' voorbeeld) niet slechts in hun-
ne onveranderlijke toegenegienhejd voor de
^tad, maar ook in hun wensch om de ou'de
stad zooveel mogelijk ongeschonden to be-
waren om haar te beschexmrn tegen' de mo
derne invloeden.
Ook Querido, sdhoon belijdeod dat hij een
kind van den nieuweti tijd is, voeli pijn over
wat hij; noemt: het schaamMoos verdringen
van het oude. En hij getuigt:
Ook wij hebben' dit Amsterdam lief, het
oude Amsterdam aan het IJ. Daar ledem
wemelend de koopvaardijschepen op het wa
ter. Daar, aan de kaaien, verrezen de pak-
huizen. Daar ontstapelden zich de ladingeni;
rook het wondergeurig zoet, scherp, prikke-
lend, wrang of dof, al dooreen, naar teer,
pek, bier, traan, bout, leer en' huiden. Van
alle natien wiegelden schepen op deni stroom.
Van de scheepswerven en timmerplaatsen
klonk het nijvere gerucht der haulers op
aambedden en' heel het IJ leek 66n flakke-
rend mastenbosdh. De op de golven dobbe-
rende, zwaar-gewapende galgoenen en dan-
sende zee-kasteden en gekoperde kielen Van
driemasters, wierpen telkens licbtflonfcerin-
gen tussehen. tuigage, wappervlaggen en
klapperende wimpels. In de omrimgende ach-
terbuurten zongenl touwslagers, kompasstel-
lers en mastenmakers hun dartel ambachts-
lied neyens de ankersmeden. De zeil- en blok-
kenmakers lieteh zich niet bluffen en galm-
dep mdd of er tegen in. De klem-burgerij, de
poorters en gildaibroeders, begonnen, zich
van hun kracht bewust ,te worden.
Het Amsterdam van Rembrandt en Vondel
bestaat niet meer in werkelijkheid helaas;
doch in de scheppende verbeelding van den
kunstenaar leeft net voort. ,0, (hoe geweldig
is Amsterdam' uitgebouwd; hoe schrikwek-
kend en onstuimig is haar verkeer toegeno-
men! iHaar brandende opjagende stein is
■bijna die van een .waereldstad gCwoi'den.
Hoor de auto's toeteren, bassen, brommen en
trompetteren. Hoor de auto-wachtkarren
fonkeren'. en de taxi's knaisend piepen eni ra-
zen1, de luxewagens en, mofcorfietsen knallen
en puff en. Zie'de electrische trams in alle
ridbtimgen de stad dborkruisen. Hoor het
wielengedreun, het belrinkelgeraas, het
spoorgedonder. Zie de verkeersageniten met
Menigelberg-achtige allures zwaaien links,
rechts, yoor, achter, hoek om, stop!
Het nieuwe Amsterdam blaast, vloekt,
hijgt, gromt, toetert, krijt, zingt en gilt, en
het verkeer jakkert door de hoofdstraten, met
de hitsende snelhefd en de verwarnende woe-
ling en het veelstemmig gerucht en lawaai
van een koortsig, levende wereldstad.
WAGBNAA'R Jr.
Uit ense Staatsmachine.
AMBTENARENPENSIOENWET.
De zoogenaamde burgerlijke pensioenwet
is afgehandeld, behoudens wellicht nog aan
te brengen kleine redactiewijzigingen. Wij ne
men als grondslag voor ons overzicht den
tekst, zooals die luidt na de tot op 22 Nov.
1.1. in het oorspronkelijk wetsontwerp aange-
brachte wijzigmgen.
Wij volgen dien tekst en stippeu er de
hoofdpunten van algemeenen aard uit aan.
Er zal zijn een algemeen burgerlijk pensi-
oenfonds, dat rechtspersoonlijkheid brat. Ten
laste van dat fonds wordt pensioen verleend
aan ambtenaren en hun gelijkgestelden en
aan hun.weduwen en weezen.
Het wetsontwerp omschrijft, wie ambtena
ren zijn, wie niet als zoodanig worden aange-
merkt en wie met ambtenaren gelijk worden
gesteld. Hoofdkenmerk van den ambtenaar is
natuurlijk, dat hij in vasten dienst is van
een publiekrechtelijk lichaam of van een li-
chaam dat aan eischen voldoet, die door den
Staat zijn gesteld. De eerste Titel bevat alles
wat daarop betrekking heeft en geeft dus aan
wie als pensioengerechtigd in aanmerldng
komt.
De toepassing der wet, het geldelijk be
„Wat dan?" vroeg zij.
Hij aarzelde een oogenblik, zoekende naar
een inleiding. De zenuwachtigheid, waar
hij den geheelen avond al tegen gestreden
had, had hem nu dan toch in haar macht.
„Eindelijk voel ik me bereid1", antwoordde
hij. „Mijn vrouw is dood."
Dood?"
Ze stond hem aan te staren met wijd-open
oogen, terwijl van haar gelaat alle kleur
week.
„Ze is een tijd ziek geweest; ze dronk,
naar ik hoorde; naar ik geloof. In ieder ge
val, ze is heende dwaling is ten einde. De
hemel weet, dat ik er duur genoeg voor ge-
boet heb"
Halverwege tussehen haar en de kachel
was hij even blijven stilstaan. Nu trad hij
op den haard toe. Zij voelde een vagen, fol-
terenden angst, terwijl hij zoo deed. Een
oogenblik van gespannen stilte volgde op
ziin woorden. Deze vrouw, die nog meer
geboet had voor zijn misslag, had zich soms
dit oogenblik voorgesteld; dat hij haar zou
mededeelen, hoe hij vrij was. Misschien, nu
dit oogenblik daar was, was het toch wat
ka'mcr wat kouder, dan de verlclaring van
vrijheid, zooals zij zich die gedacht had.
Men kan niet anders dan een grooten
*chok voelen" zei ze eindelijk, half onhoor-
baar. ,,'t Is altijd eeni schok, een doodsbe-
richt". Maar ze wist ook, dat het moeilijke
van het gesprek .nu voor hem opkwam.
„Was jehield je erg veel van haar en
korto dit gevoelen nu terug?"
„Ik was twintig? Of ik veel van haar
hield5 Ik weet het niet. Ik ben nog geen
drie maanden met haar samen geweesttoen
.Ze leidde een zedeloos leven. Ik heb haar
nooit meer gezien sinds dien dag, dat ik daar
achter kwam Ze had mij niet noodig; het
geld was haar voldoende; als ze er maar
iedere week zeker van- kon zijn."
(Wordt vervolgd)