AlKmaarsche Courant
Om de zilveren schatten der zee.
Zuster Brettan's liefde.
Amsterdamsche week.
Zaterdag 7 Januari.
F e n i 11 e t o n.
No. 0. 1923.
Honderd Yier en Twintigste Jaargang.
I.
(Inleiding).
(Nadruk verboden).
Egmond aan Zee, het badplaatsje met zijn
des zomers druk hezochte pensions en hotels,
heeft een ruwe kern van nauwe straatjes met
kleine, armoedige huisjes, waarin een moei-
lijke strijd om het bestaan wordt gestreden.
Uit die woninkjes waren op een warmen
Zondag-middag eenige oude mannen en
vrouwen tesamen gekomen. Zij waren over
het duin geklommen en, aigezonderd van de
badgasten en dagjesmenschen, hadden zij in
een hoekje aan de strandzijde een windstil
plekje gezocht.
Daar voegden zich eenige jonge vrouwen
en vele kinderen bij hen en met doeken, met
schorten en mutsen werd er minutenlang ge-
zwaaid naar een voorbijvarend zwart scneep-
je totdat ook vandaar een levenssein kwam en
het'machtige geluid van een misthoorn den
bijeengeloopen Egmonders een expresselijken
groet bracht.
Een op de golven dansend vletje haalde
twee mannen van het scheepje en terwijl dit
met voile kracht voortstoomde, naderde het
vletje de kust en werden even later een twee-
tal zon-gebruinde, bepakte en beladen vis-
schers met vroolijke uitroepen en stevige
handdrukken aan het strand verwelkomd.
Toen zette de heele stoet Egmonders zich
weer over het duin in beweging om de van
zee teruggekeerden in eigen kring van hun
reis te hooren vertellen.
Een lichtelijk aangeschoten schipper, die
op het terras van een cafe door een kijker het
nummer van den trawler opnam, wist precies
te vertellen wanneer het schip uitgevaren
was en welke dorpsgenooten er op hadden
dienst genomen.
Zoo'n trawler, zei hij, ging naar zee op
zoek naar visch en ,als de schipper genoeg
gevangen had, wat gewoonlijk na een dag of
twaalf het geval was, dan ging hij naar En-
geland of, als in Holland de prijzen beter
waren, kwam hij weer naar IJmuiden om er
zijn vangst te verkoopen.
En omdat Egmoncf een visschersplaats is,
zijn er heel wat Egmonders die een bestaan
trachten te vinden door zich op zoo'n trawler
als matroos te verhuren.
Zij gaan in IJmuiden aan boord, blijven
dertien of veertien dagen op zee, komen een
dag thuis en verdwijnen dan weer om zich na
twee weken opnieuw in den familiekring te
vertoonen en juist omdat die eene verlofdag
zoo kort is,, staat de schipper hun dikwijls toe
op de thuisreis reeds aan de kust van boord
te gaah.
En zoo gaat het altijd maar door, zomer
en winter, dertien dagen varen en een dag
thuis.
Dertien dagen met zoo'n klein zwart
scheepje de groote zee in, op zoek naar de zil
veren schatten die het rustelooze water in zijn
diepten verborgen houdt.
Twee weken van iedereen verlaten, los van
de wereld, met niets dan lucht en water om je
heen, in een heel klein maatschappijtje van
ruwe visschers, in een samenleving met eigen
wetten onder een schipper, die absoluut heer-
scher over dat kleine, drijvende wereldje is
Hoe is het leven van die ruwe en toch zoo
goedhartig lijkende, stoere kerels?
Ik heb het mij in stilte afgevraagd en toen
ik er langer over dacht, kreeg ik plotseling
het verlangen mee te varen met zoo'n op de
golven dansend scheepje, mee te zoeken naar
de zilveren schatten, die de groote, rustelooze
Noordzee diep onder haar oppervlakte als
haar onbetwistbaar bezit verborgen houdt.
Toen mijn vrienden van mijn voornemen
hoorden, stuurden vele gedienstigen mij
blauw aangestreepte couranten waarin uit-
voerige verslagen voorkwamen over het zoo-
genaamde „wegbrengen" van IJmuider vis-
schersschepen.
Het was geen opwekkende scheepslectuur,
maar ik besloot mijn plannen niet op te ge-
ven.
Het toeval wilde, dat ik in aanraking kwam
met den heer B., directeur van de Centrale
Visscherij Maatschappij te IJmuiden.
Hij was onmiddellijk bereid mij op een van
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van
LEONARD MERRICK,
door E. H. (Nadruk verboden).
18)
,,'t Giaalfc nog at; ze is meegekomea."
)rZoo? Waar logeer je?"
In een hotel let je. Zc heeft me heel wat
cpdrachten mjeegegeven..."
,,-Die je je niet meer hertoneft?"
„Eeo er van wel; je moet haar komeni op-
zoekem."
„Bialt: zal ik: heel graag dioen."
„iKom dan vanmiddiag bij cms eten ails je
geen afspraak hebt. We hebben een eigen
kamer en..."
„D'an kuinnien we nog eens een heelen boom
opzelteni! Wat doe je dan op den dag?"
„Een paar dingen' die niet veel itdjdl in be-
slaig zullen neiracn, maar ik wiildle eerst 'hier
aangiaan. Wait zijh jou plannen?"
,„V6or twaalven moet ik er even will, maar
in zoowat en uur ken ik terug zij® en. dan
kan ik verdier zondier bezwaar ,^niet thuis"
geven.
„Dus dan kan je mee uit?"
„A!s je zoo lang wachten wiilt?"
„Goiedl. Dnommels, wiaar zitten je lucifers?"
..Lueifers houldi ik er niet op na. Maar ge-
bruiifc The Times.
„Weer echt eeni zukiigheid1 van jou! Gooi
mc het Mad meer even toe."
Kinoaidl kreeg een. vliammetje era warmde
zijn lange beenen, bij1 het vuur. De hcerera za-
ten genoegldjk in stilte te rookera.
„Wel", zei Corn, het zwijgen eindelijk yer-
hnekmd, ,hee gaat hat to het ztekaohui*?
zijn vaartuigen een plaatsje te verzekeren en
zoo kreeg ik vrij onverwachts de tijding, mij
gepakt en gezakt gereed te houden, omdat de
stoomtrawler Joh. L. Klein, de IJm. 201,
ieder oogenblik kon binncnloopen en dan, na
de hoogst noodzakelijke reparaties, binnen 24
uur weer het ruime sop zou kiezen.
TJEERD.
CVI.
Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg.
Op Nieuwjaarsdag zijn wij, Amstedda'm-
mers, der traditie getrouw, naar den stads
schouwburg getogen, om de vertooning van
Vondel's Gijsbreght" en van „de Bruiloft
van Kloris en Roosje" bij te wonen. Het is
de eenige traditie op tooneelgebied die wij
hebben, zoo is dezer dagen, terecht opge-
merkt, en daarom is het maar goed dat wij
haar in eere houden. Misschien dat hieruit
bij dezen of genera, ik denk nu vooral aan
de jeugdige bezoekers en bezoeksters, de jon-
gens en meisjes die op Nieuwjaarsdag vaak
voor het eerst naar den Stadsschouwburg
gaan een andere traditie geboren wordt:
de traditie om veel en goede kunst te genie-
ten.
Intusschen moet hierbij niet vergeteni wor-
den dat de liefde voor de stad en hare ge-
schiedenis bij het voortzetten van deze
Nieuwjaars-gewoonte, elk jaar weer aan.
van geslacht op geslacht, eene groote rol
speelt.
Of eigenlijk nog meer dat het hier een oud
volksgebruik betreft, dateerend uit den tij'd
toen Amsterdam, de Amsterdammers, nog
een groote familie vormd(n). En men werd
hoe hardnekkig volksgebruiken, volksfeesten,
zich plegen te handhaven.
Over de Gijsbreght zal ik, na hetgeen ik
ten vorigera jare reeds daarover schreef, niet
uitweiden. Trouwens, Vondel's dramatische
werken, Vondel's poezie, is (zijn) ook buiten
Amsterdam voldoende bekend. Althans ik
meen dat te mogen veronderstellera! Anders
gaat het wellicht met het kluchtspel met
zang en dans, dat den Amsterdammers
pleegt te worden aangeboden als een soort
van klontje suiker met boter, na den, rijsten-
brii-berg van den Gijsbreght.
'Ik senrijf dit niet voor mezelf, als mijne
eigen meening, maar als de stille gedachte
van menig schouwburg-bezoeker, zoo oud
als jong, die den Gijsbreght ondergaat, door-
etaat en over zich been laat gaan, omdat
daaraan nu eenimaa'l op Nieuwjaarsdag niets
is te veranderen. Menigeen is slachtoffer van
de traditie, era gevoelt zich slachtoffer. Nog
dit jaar hoorde ik een mama tegera haar ga-
peraden bengel zeggen: „Stil maar, straks
komt Kloris en Roosje: dan wordt het gezel-
lig!" En ze had gelijk. Ik bedoel dat het ge-
zellig werd.
In vroeger jaren; was Reijding de Nieuw-
jaarwenschnsmid. Ook is, als ik me niet zeer
vergis, Pisuisse, de levensliederaar, een paar
jaar de dichter geweest. Maar den laatsten
tijd is het geregeld Speenhoff. En hij doet
het niet kwaad. Hij rijmt gemakkelijk, bezit
de noodige unverfrorenheit, heeft zin voor
humor en actualiteit. In het kort, hij mag er
zijn als Nieuwiaarswensch-poeet.
Dit jaar had hiji de stof te kunst entekeur,
zoo te Amsterdam als daarbuiten in het ove-
rige Nederland. Natuuilijic begon hij bij
monde van Thomasvaer) met een klacht over
de slechte tijdera:
Het gaat al bitter slecht en niemand uitge-
zonderd,
De handet wordt gedrukt, de zaken gaan
beduveld,
Dan raakt het uit met ons. Dan treft ook
Amsterdam
Het vreeselijke lot dat Emmera overkwam.
Dan durft men onze kas geen halve cent
meer leenera,
Dan wordt het hier een strijd zooals daar-
ginds in Weenien,
Dan worden we beloerd door het valuta-
schuim...^
Mijn brave Pieternel, het is om van te beven,
Zelfs Zuurbier weet geen1 raad in onzen
Raad te geven.
Pieternel ziet het niet z66 donker in; zij
heeft nogal vertrouwen in den Raad, die het
ten slotte wel zal bolwerken. Moge haar op-
timisme gelijk krijlgen!
Via Prof. Bolland, den. nood in Rusland
en den Novemberstorm, arriveeren wij dan
bij Landru en de Miranda (bien etonne's de
se trouver ensemble.)
De beschuldigingen tegen den laatste, en
diens streven naar gemeentelijk werk, ge-
meentelijke visch en gemeenfelijke melk, zijn
Hoe bevalt't je daar?"
Mceder is cr minder miee iingenomen; ze
vindlt het thuis zoo vreesielijlk eenzaam. Ik
dacht dat ze er binnen een paair maandien.
wcl aam wcininen zou; ik kom toc!h ook zoo
diikwijils bij' haar als ik ban maar ze blaagt
nog evemzeer als in het begin'. En 'f is dlan
oob saai voor haar. Ze is ook mkit sterk moet
je denken."
„Ja, dlat weet ik."
„Vertel jiij. haar dan miaar cens, dat ik
door den tijd! mooi carriere zal makeo, Wal-
ly. Als ze daar maar in geloollt; dan fleurt
Laar tenminste op."
„Maar dat doc ik altijd."
„Zeker. Als ze jou dani ook gesproken
ef., Ikiij'kt ze mij eeni week .lang vol trots aan
,u ban maar niet ophouden te betuigen, wiat
cen ,,,alkraardigst j'Cingraensch" ze dien mr.
Corrii vindlt, en hoe 'knap. 'Het eenige, dat
ze op je 'aan te mierkan heeft, is, dat je niet
getrouiwd bent."
„J!a? Dan moet je haar maar eens vertel
len, dlat dit zekar bornit, dOordat ik er, zoo
als de romanschrijvers dalt noemera, een
„ideaal" op niahoud."
„Je maaikt mij' nieuwsgierig. Hoe en wan-
nieer heb je dat opgedlaam?"
„Verleden jaar. Een van inijln kennissen
trouwde toen die „Baby". Ze was een uiterst
liefhebbende dochter, 'hield heel haar familie
voor een'ig en..."
.,Eh' mijn ideaal is er' juist een1, die op
acht-en-twin tig-jarigen leeftijd wijzer is ge-
vvorden. Die dani wel inzict, dat haar moo
der niet onfeilbaar is; dat haar bnoers geen
eerste auitoriteiitien zijn op a llerlei gebied en
dalt ,,'het gelukkig tenuis" ook wel1 voor ver-
beteriing vatbaar is."
„Je bent wijs als earn van' mile bandfcm be-
vrijid1 weduwnaar."
„Ik 'heb slechts mijln oogen dlen bost ge-
gevem", sprak Carri. „Die bewuste tennis,
totussehen niet too ernstig als tegen den eer
ste. En misschien zou het ook beter geweest
zijn de zaak van den Franschen blauwbaard
maar heeleanaal uit dezen Nieuwjaarswensch
te houden. Gezien, yooral het stadium waar
in diexuause eelibre nu verkeert de man, eea
medemensch, zweeft immers tusschen leven
en dood.
Daarna gaan Thomasvaer en Pieternel
dan wenschen: wenschen aan de Koningin,
de Koningin-Moeder, het Prinsesje en de
Prins, maar ook aan het Gemeentebestuur
van Amsterdam. Burgemeester Tellegen
werd herdacht en burgemeester de Vlugt ge-
complimenteerd
We wenschen diat de Vlugt,
Een lange reeks van jaren,
Den hamer in den Raad,
Omzichtig zal gebaren.
Het was jammer dat Burgemeester de
Vlugt, alweder der traditie getrouw, niet in
de loge van het Gemeentebestuur aanwezig
kon zijn. Naar men zegt is zijn gezondheids-
toestand niet al te best; zou hij lichamelijk
niet tegen het zware ambt zijn opgewassen.
Zeker is dat hij, na het zeer langdurige zo-
merverlof verplicht was ook eene Kerstva-
cantie van eenige weken te nemen. Vandaar
zijne afwezigheid Zondagavond ingenomen
door den waarnemend Burgemeester, den
heer Wibaut. Ook deze, schoon sociaal-demo-
craat, heeft zich aan de traditie, die ook den
Burgemeesters van Amsterdam voorschrijft
op Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg
aanwezig te zijn, niet onttrokken. En dit
ofschoon hi] weet, dat de Nieuwjaars
wensch gestemd is op den toon van den ge-
middelden Amsterdamer; wel eens kleine
speldenprikjes geeft, maar eer conservatief
dan revolutionnair is (de speldenprikjes zijn
vaak voor de sociaal-democraten en hunne
gemeentepolitiek) en eindigt met een heil-
wensch voor het Koninklijke huis. Toch zat
wethouder Wibaut daar als een echte Bur-
gervader; goedrond, zooals een bezoeker
van den Stadsschouwburg op Nieuwjaarsdag
past hij had zdo aan den feestdisch van
de vroolijke boeren en boerinnen kunnen' gaan
aanzitten. En zoo volkomen had de feest-
stemming hem te pakken, was hij erin, dat
hij. zelfs met jongensachtige pret de sneeuw-
ballen van confetti, waarmee de Burgemees-
tersloge gebombardeerd werd evengoed als
de zaal, terugwierp naar het tooneeL Is dat
onschuldig, schijnbaar onbeteekenend feit,
ook niet typeerend1 voor liet populaire fcarakter
van de Nieuwjaars-vooratelling te Amster
dam?
De uitmonstering van de Bruiloft van
Kloris era Roosje was ditmaal nieuw; gelijk
reeds uit de vermelding van de sneeuwballen
blijkt. Die sneeuwballen behooren bij een
winterlandschap. Welnu, dat was er Klo
ris en Roosje vierdem hun bruiloft in de
sneeuw, bij een koek- on zoopie met rookend
schoorsteentje. Roosje kwam op het tooneel
gegleden in eene slede. en in plaats van de
umforme-fantastische boeren- en boerinne-
pakjes werd eene ware staalkaart van onze
nationale kleederdrachten vertoond. Gimberg
was Thomasvaer en Pieternel werd voorge-.
steld doorMevrouw Bundermanvan
Dijk die Maandag 9 Januari haar zeven-
tigsten verjaardag zal vieren. En wat was
ze nog fiksch en monter eni jolig! Een ras-
actrice!
Natuurlijk kon de sneeuw, de winterkoude,
ook ditmaal niet den1 liefdesgloed blusschen
van Kloris en Roosje, Krelis en Elsje. En
ook spreekt het vanzelf dat de oude, ons
Amsterdammers zoo welbekende tekst, ge-
volgd werd. Naar ouden trant zong Krelis
zijn Elsje toe:
Mijn Lief je!
Mijn Diefje!
Mijn suikerde Prij!
Mijn Bekje,
Hoe trek je
Zoo haastig voorbij?
En besloot Elsje, na heel wat quasi-verzet
- zoo doen era dedera alls Elsjes - en niet al-
leera de Amsterdamsche, met:
't Is wel, ik zei het mijn besje vraegen,
't Is ligt te waegera,
En kom dan morgera om bescheid;
Dan zal ik het jou al verhaelen,
En gaan vertaelera,
Wat dat mijn besje heeft gezeid,
Maer 'k zorg, zij is er niet wel toe
gezind,
Praet ik vara trouwen,, zoo zeit ze
„Mijn kind!
En och! och! och! zie wat je begint!"
Hoeveel jaren heb ik, hebben wij alien,
Amsterdammers, dat wijsje, dat versje, nu al
wiaar ik je zoo even van sprak, krijgit dian al
een heel goede opvoeding. Zoo is blij bijvoor-
beeldi op het oogenblik tot inurse gepromo-
veenct; dit hooit ook ial tot de vele boetedoe-
ningeni van de secte, waar 'hij' zi'ch op het
oogenblik bijl heeft aangesloten. De ,^ehiat"
zweeft laMjdi en eeuwi'g in dunne schoenen
over naltte sitralirjn en haalt zich daarddor
miin 'of meer ernstige verkoudheden op de
hails. Hij zweent, dat je eerder den Himalaya
zoudlt kuninen verze'ten, dlan dlat je een meis-
je vain1 twinitig zoudft leeren zorg te. dlragen
voor haar gezondiheid. Ik heb mij dbs vast
voorgenomen, ouder te zijn dan mijn vrouw;
en, diaar zij1 acht-en-twmtig moet wezen, heb
ik nog een paar jaar dlen tijd. Dlan zal iik
haar missdiiien ook kuinnen omder'houden,
wat nog een tweede voorddel is, aam ui'tstel
verbonden."
„Ja, dat lijlkt miji ook... Nu, ik bdoof je,
diat ik haar dte zaak zoo diuidelijk mogeliijk
zal1 voorstellen."
„!Doe dat. Eiigenaardig toch, h^, dlat iedere
vrouw het huwellijk bepleilt voor iederen man,
behalve voor haar zoon."
„Maar dlaarvoor doet ze dan ook weer
dubbel moeite voor haar dodhter."
„Is diat uit ervaring gesproken?"
„Nliet in dlen zin. zooals jij dlat bed'oelt;
zdlf ben ik igeen partif, waar jacht op wordlt
gemaaM, maar i'k heb genoeg van dergelijke
dtogero meegemaakt, om er beu van' te zijn.
De vrienden ziera enkel de feestelijkheden,
maar ik zie die gevolgara."
„Er zijn eriger dingen to' die wereld, d'an
een vrouw de pols te voelenIn zeker opzicht
zou ik zeggen, dat het een versdirikkelijk
ambt is; hclfc laat geen kriezeltje illusie
meer over. Wat is een mooie gelaatskleur nu
n6g voor een man, die kent al de oorzaken,
die ze te voorschijn roept. Als een iraeisje
bloost, zie je onmiddellijk een staalkaart van
de spierem, die dit bewerken."
gehoorQAlle jaren ia't hetzelfde. En hooge
kunst, dat geet ik gaarne toe, is het niet.
Maar het is frisch als een radijsje! En elk
Nieuwjaar weer, smullen wij er van zoo
als onze vaders, en1 grootvaders, moeders en
grootmoeders, en zoo vocrt tel twee eeuwen
en meer terug. Want de Bruiloft dagteekent
reeds van het etode der 17e of het begin der
18e eeuw.
Dit blijkt uit erakele uitdrukkingen die er
in voorkomen, als: zorgen voor vreezen; de
glazen vegen voor: de glazen leegdrinken;
verhalen voor vertellen, de uitroep: Kedaer,
het vermelden der boekjes van de min; de
vloek ganselleweken, em de notaris die het
huwelijk sluit.
De vraag naar den naam van der: dichter
en componist is moeilijker te beantwoorden.
Volgens Rossing is -D. Ruyzero de auteur
van Kloris en Roosje geweest; heeft Jacob
van Rijndorp het kluchtspel voor de Leid-
sche en Haagsehe schouwburgen eenigszins
gewijzigd, en is Thomas van Malsem waar-
schijnlijk de eerste Thomasvaer geweest.
Maar, hoe dit zij, wij genieten er nog al
tijd van, wij verfrisschen er ons nog immer
aan als in den tijd van den; geestigen teeke-
naar. Mr. A. Verhuell, die (misschiea een hal
ve eeuw geleden) schreef
„Wat werd er gelachen, wanneer wij,
jongstudenten, de lieve Suze Sablairolles, van
wie wij alien min of meer gecharmeerd wa
ren, zoo in voile vroolijkheid des harten, zel-
ve nog een roosje van jeugd en frischheid,
in dit prettig stukjen' de hoofdrol zagen ver-
vullen em Van der Grijp, als Thomasvaer
geschapen, met vallen en invallen, de hane-
balken deed gieren en kraken".
WAGENiAAR Jr.
Uit onze Staatsftiachine.
Nog eens: ambtenarenpensioen.
Toen wij onlangs to een artikel to deze
rubriek een overzicht gaven van de hoofdi
bepalingen der dbor die Tweede Kaimer .aan-
genomien Pensioen-regeling voor de lambte-
naren en buinne weduiwen en weezen", heb
ben wiji meldtoig gemiaaikit van spedalte ge-,
vallen', waarin wegens verschillande pensi-
oenigrondslagenl en het bekleeden van meer
dam eeni be trekking of het op verschillenden
Hiijd neerlieggen van een of meer dier betrek-
kxngen van heit algemeene begtosel werd af-
geweken. Wijl hebben die gevallen niet ge-
moemd, ten deele omdlat de ruimite het niet
toeliet, maar ten dieele ook, oindalt die rege-
Itogieni voor bepaalde gevallen. meer de uit-
voertog der wet betreffen dan 'haar karak-
ter. Ctoze wett'en zijn) tegenwoordig, rnu de
Stajfen-Generaal er op grateld zijn of schij-
nien om zoo into mogelij'k aan het uiitvoerend
gezag over te Men, vaak een verecnigtog
van weilelijke bepailtogen ten' behoeve van
belamghebbenden en van eeni gedeelteldjk uit-
gewerkte toslrudae voor hen, die met die uit-
vindtog en toepassing belasf worden.
iNu ons editer gevraagd wordt ook die
bijkomende bepalto.gen laan fe stippen, mo
gen; wiji niet nailiaiten aan- dezen1 wenseh te vol-
diaan'. Wij' zullen Itirach'ten zoo beknopf mo-
geliijk eenige gevallen aam te geven. Dait doet
ae wet ook, miaar, wij zeiden' het reedls, over-
matig duidelijk is ziji niet, gevolig vain gedron-
igen stijl, zuchit maar beiknoptheid.
Ter zalce dius.
1. lHe!i pansioera bedraagt voor elk jaar
van den dienst 2 proc. van de middelsom der
pensioenisgrondsl'agen, in dlen regel over de
3 laatste jaren' dienst. Is edhter die middel
som over de 10 laatste jaren of over dte ge-
heelen; diensftijd grooter, dan wordlt de
grooiste dier middelsomimera to aanfmerking
genomen. Gelijktijdig genoten gromdslagen
geltiien te zamen als dte grondlslag. Bij- kor-
ter dienstliijld dan 3 jaar, word't bet gemid-
dielde over dat kortere tijdiperk berekend. Het
pensi'oen bedraagt miot minder dan 30 en
niet meer dan 70 proc. van dlie middelsom.
2. Als diensillijd tel't mee: a. de tijd: boven
lSi-jiarigen Iceftijd doorgcbracht als ambte-
naar to: dera zto der wet, of to zijideltogschen
dienst van eem publidcrechtelijk lichaam, of
in onbezolidiigde betrelddng mits -aan de
eischen der wet is voldaanb. de tijd als rec
tor, lieeraar of beaimbte aam een bijzond'cre
school voor iH. O. vo6r 1901 doorgcbracht,
mils leerlinigeni van d'ie school met goed ge-
volg etodexamen of staatsexamen hebben af-
gelegd en het pensioen is togekocht; c. de
lidjldl, v66r of ma het iniwtekimgtredtei van de
ze wet doorgebracht to kcrkelijke of mi'Iitai-
re betrekkdmgen of bij; het kolond'aal etablisse-
ment te Amsterd am; of in betrekkingen to- de
kolionien en, bezkittogeim in andere werelddee-
len en in toe welke hier te lande ten liaste der
ko'loniale geldmiddblen komen.'; d. de tijd,
„Ek heb een dokter getend', die beweerde,
■h'oe hij nooilt kits voeldfe voor een vrouw, die
niet een' ernstige ziekte hadi", antwoordde
Kincaid. „Hloe is diat nu samen te rijmen
met.jouw theode? Gewooolij'k was zie teitog-
aehtig."
„Vat jlji dlatt?"
„Al !ereerst zou ik zeggera, dat het medelij-
den wasdoktoren zijln 66k mannen."
„Ja, dlat is ook zoo; maar we zijln altijd
geneigd, ze eenigszins lals machines te be-
sohouwen. Tusschen den student en dleni dok
ter is er zoo'n enorme afstand; we weten, dat
de een een ontwdikikel imgsvorm is van den'
ander; maar, wie denkt nu nog aan de pop,
als hiji dlen vlinder ziet. Allemachtig, diat
klinkt niet gel'iukkig: „vlinder" en: „machtoe!"
Maar je begrijlpt, wat ik bedoel; in bekfe ge
vallen is die voorgaande phase vergoten. Het
is een diwaas idee, miaar een dokter moet nu
eenmaal trouwen, net als hij's Zoradags naar
d'e kerk moet gaan, omdlat dit zoo hoort en
dan ook van hem verwadht wordt. iMet siom-
mige beroepeni maaikt het heelemaal geen
verechil voor dte una® zelf; je zult bijVoor-
beeld van een ingemieur niet verwachten; dat
hij andlers is dan de overige M; maar een
geneesheer.."
„'t Is waar", gaf Kincaid1 toe, „dat bijna
niemand dan een dokter zidh kan voorstel
len; hoe een dOkter zidi- voeltz'n vrienden
zel'rs niet. De eenige schrijfster, die er een
teeketode, wias George Eliot."
„Als jijl een typische..."
,0, van mijzelven sprak iik met; je moet
het niet op mij' van toepassing achien. Als
een' mensch slechts kwellende gedachten'
heeft, dan zal hij' er wel aan wewneni, die v66r
rich te houdte; dat wil zeggen, als hij1 ten
minste zijn verstand gebruikt. Dat is nu wel
niet juist dd manier, om hem popu'air te
doen zijn, maar in ieder geval maak* hij het
aauderam dlan' ook niet lastig
v66r of na te-wwktog' treden van die wot
doorgebracht op wachtgeld of met bezwaar
van's Rijks scnalkist' in disponibHiteit,
Maar diensttijd io meer dan ten van die
betrekkingen' tegelijk doorgebracht, telt maar
eemraaai
3'. Tropearjaren en daannee gelijk gestel-
de teite dubbel.
4. Als diems'titijd wordt niet mcegeteld de
tijd, waar over reeds pensioen ten laste van
een der publiekrechtelijlee lichamen wordt
genoten of .ten laste van een door het open-
baar gezag ingesteld1 fends.
5. De tijd van verlof, buiten ziekte of ver-
plidh'tan militairen dienst, wordt allcen mce
geteld, als het verlof niet langer dan een
jaar heeft geduurd; alleen wanneer onder-
tussdhen gcdurende meer dam 2 maanden
achtereeni werkelijk diensib is gedaan, heet
het verlof ondierbroken. Langer verlof d'an
een jaar telt alleen mee, wanneer toe llange-
re tijd vooraf is vastgesteld en wanneer de
Pensloenraad mede van oordeel is, dat het
verlof to het algemeen belang wordt .ver-
leend.
6. Wanneer een lambltoaar meer d'an 66m
betrekking beklieedt em hiji uit een of meer
met recht op pensioen1 wordt optslagen,
maar andere iaanhoudt, telt dte dienst'tijd to
dteze laatste(n) doorgebracht, niet mee bij
die berekening van het pensioen.
7. Is er onder de betrekkingen, waaruit de
amibltemaar wordt omtslagen (zie onder 6)
ete, waardoor geen recht op pensioen: zou
omtstaam, als hij alleen daaruit was ontsla-
gen, dan, tellera de diiensttijd en. de gromdlslia-
gen' van die betrekking niet mee bij de bere
kening van bet pensioen.
8. De anibiienaar, toe omtslagen wordt we
gens ziekte of gebrekem, die het gevolg zijn
van zijln dienst, zemder eigen schuldl, krijgt
behlalve het berekende pensi'oen, eventueel
een verhtooging, toe met net pensioen te za
men 70 pOt. bedraagt vam .de middelsom der
gromdslagen, toe in: aammerking komen.
9. 'Heeft een gepensioraneerd ambteraaar
ee of meer andere betrekkingen' aangehou-
den! of nieuw veworven, en wordt hij uit die
betrekking ontslagen, d.an' telt voor dte bere
kening van het nieuwe pensioen de tijd niet
mee, doorgebracht in dte betrekking, waar-
over reeds pensioen is vericend. Ook blij ft
dlan buiten; aammerking de bepaltog, dat een
pensioen ten mtoste 30 pGt. van <te meerge-
meldte middtelsom bedlraagt. De beide pen-
sioemenl wordien dlan tot een vereenigd. iHet
itotale bedrag dter verschillmdie pensioenen
is niet rntoder dan het zou geweest ziin,
wanneer hij bij het eerste ontslag ook uit
de aamgehouden betrekkingen was ontsla
gen. Trad1 hij: dan later weer in betrekking
en volgde weer ontslag met pensioen, dan
werd bij dte bepaltog van dit laatste de vroe-
gere diensttijd niet to aanmerking genomen
en zou dit pensioen minder mogen zijn dan
de meerbed'oelde 30 proc. toe als minimum
is gesteld to aft. 54.
10. Voor wie te wachltgcld te pensioen
geniet wordt het pensioen vermtoderd met
het bedrag van het wachtgeld, zoolang dit
genoten wordt.
11. Wanneer een ambtenaar pensioen ge-
nite'Jwegens ontslag door opheffing der be
trekking of door reorganisatie van dte' diiensf
en hij .terstond to een andere betrekking
wordt geplaatst, die uitzicht geefib op pen-
sioen, dlan wordt zijn toegewezen pensioen
vermindterd met dte pensioengrcnidsliag van
de nieuwe betrekking.
12. Een zelfde pensoon' geniet to' geen' ge
val meer dlan 4000 pensioen; een gewezen
minister ten hoogste 6000.
13. Voor een ambtenaar, die pensioen' ge
niet wegens eon"hem overkomem ongeval, dat
hem' ongeschikt iraaakt voor zijn betrekking
en dite tevens eera rente volgens de ongeval-
lenwet ontvangt, mag het gezamelijk bedrag
van pensioen, verhooging en rente niet meer
bedragen dlan 20 pGt. boven de middelsom
van die pensioengrondsTagera. Met het meer-
dere wordt het pensioen vermindtnd.
14. De verhooging van het pensioen voor
hen, dlie wegens dienstonigevallen omtslagen
ziijln, wordlt toegekend voor ten' liot vijf jaar.
Dan heeft een nieuwe keuring plaais. Weir
gent of belemmcrt dte mam' dte keuring, d'an
vervalt dte verhooging; dat gebeurt ook, wan
neer blijkt, dat Ifiji geheel door gcpas;;en ar-
beid! to1 zijn cn'derhoud' kan voorzien. Kan
hij sltedhts ten deele to zijn onderhoud voor
zien, dam wordlt die verhoogtoig met 3/4, met
Yi of met 1/4 van het bedrag vcrmtodercl,
naar mate van dfeni grand van zijn geschikt-
hcid. to zulk een geval kan een tijd bepaald
worden, waarbinnen geen,' nieuwe verminde-
„0, daar heb je'm weer met z'n „lastig
maken Maar kan jij; je dan niet voorstei-
len, Kincaiid; dat je vrienden best eens naar
d'ie 'kwellende gedachten zouden willen luis-
teren, zondier dat je het hun daarom cog las-
tig maakte?"
IHoe dikwijls dan?"
;,Wel, wanneer je ze maar sprak!"
JNIeera," antwoordde 'Kincaid nadenkend,
,,da)t is toch niet zoo. Ze zouden het wel voor
je verborgen houden; dat je het hun lastig
maakte, maar zelf moet je voor hen je ge
dachtenverborgen1 houden. Laat een mensch
mopperen, als hij alleen is, .en glimlachen in
gezelschap!"
„Zou het je ook mogelijk wezen, precies
te zeggen; waar je nu wel in gelooft?"
„In werk en in moed en to Walter Corri.
to je eerlijke besli-doen voor je beroep, dat je
gekozen hebt, om het beroep ztelve, niet
in de hoop op wat het voor je doen zal. En
dat is je niet altijd mogelijk; dat is het lee-
lijike, he? Je eiigen1 eerzuchtig sltreven staat
het soons in dlen. weg. Maar wat is dit andere
(fad ijdielheid, die nergens goed voor is., Wat
dioet het succes voor ete op de tien men-
schen voor de overige megen Nu d'aargela-
ten de uitvinding van) groote waarheden, de
onlidekikingen, die het menschelijk geslacht
ten goede komen' voor ailitijd; maar h'oeveel
mer goedS ridnt cen mensch nu uiit to zijn
succes, dara zoolang hij nog onbekend was?
Wie verlamgt er nu ook voor hem naar,
dan misschien alleen zijn moeder, die dood
is, eer hij het bereikt heeft? Wie heeft er nu
iets bij1 zijh succes gewonnen Niemand an
dere dan nuiraero Een. En als hij zich teleur-
geslteld voelt; dan moeten zijh vrienden- maar
weer zien, dat ze er hem overhcen helpen.
ElUendige egoist, dat hij! is!"
„Oinzinzei Gorri. „Ja, ik weet wel, dat
dit geen .argument is; maar uog eens zeg
ik: omzto!"
(Wordt vervolgd)