AlKmaarsche Courant Om de zilveren schatten der zee. Zuster Brettan's liefde. Amsterdamsche week. Zaterdag 7 Januari. F e n i 11 e t o n. No. 0. 1923. Honderd Yier en Twintigste Jaargang. I. (Inleiding). (Nadruk verboden). Egmond aan Zee, het badplaatsje met zijn des zomers druk hezochte pensions en hotels, heeft een ruwe kern van nauwe straatjes met kleine, armoedige huisjes, waarin een moei- lijke strijd om het bestaan wordt gestreden. Uit die woninkjes waren op een warmen Zondag-middag eenige oude mannen en vrouwen tesamen gekomen. Zij waren over het duin geklommen en, aigezonderd van de badgasten en dagjesmenschen, hadden zij in een hoekje aan de strandzijde een windstil plekje gezocht. Daar voegden zich eenige jonge vrouwen en vele kinderen bij hen en met doeken, met schorten en mutsen werd er minutenlang ge- zwaaid naar een voorbijvarend zwart scneep- je totdat ook vandaar een levenssein kwam en het'machtige geluid van een misthoorn den bijeengeloopen Egmonders een expresselijken groet bracht. Een op de golven dansend vletje haalde twee mannen van het scheepje en terwijl dit met voile kracht voortstoomde, naderde het vletje de kust en werden even later een twee- tal zon-gebruinde, bepakte en beladen vis- schers met vroolijke uitroepen en stevige handdrukken aan het strand verwelkomd. Toen zette de heele stoet Egmonders zich weer over het duin in beweging om de van zee teruggekeerden in eigen kring van hun reis te hooren vertellen. Een lichtelijk aangeschoten schipper, die op het terras van een cafe door een kijker het nummer van den trawler opnam, wist precies te vertellen wanneer het schip uitgevaren was en welke dorpsgenooten er op hadden dienst genomen. Zoo'n trawler, zei hij, ging naar zee op zoek naar visch en ,als de schipper genoeg gevangen had, wat gewoonlijk na een dag of twaalf het geval was, dan ging hij naar En- geland of, als in Holland de prijzen beter waren, kwam hij weer naar IJmuiden om er zijn vangst te verkoopen. En omdat Egmoncf een visschersplaats is, zijn er heel wat Egmonders die een bestaan trachten te vinden door zich op zoo'n trawler als matroos te verhuren. Zij gaan in IJmuiden aan boord, blijven dertien of veertien dagen op zee, komen een dag thuis en verdwijnen dan weer om zich na twee weken opnieuw in den familiekring te vertoonen en juist omdat die eene verlofdag zoo kort is,, staat de schipper hun dikwijls toe op de thuisreis reeds aan de kust van boord te gaah. En zoo gaat het altijd maar door, zomer en winter, dertien dagen varen en een dag thuis. Dertien dagen met zoo'n klein zwart scheepje de groote zee in, op zoek naar de zil veren schatten die het rustelooze water in zijn diepten verborgen houdt. Twee weken van iedereen verlaten, los van de wereld, met niets dan lucht en water om je heen, in een heel klein maatschappijtje van ruwe visschers, in een samenleving met eigen wetten onder een schipper, die absoluut heer- scher over dat kleine, drijvende wereldje is Hoe is het leven van die ruwe en toch zoo goedhartig lijkende, stoere kerels? Ik heb het mij in stilte afgevraagd en toen ik er langer over dacht, kreeg ik plotseling het verlangen mee te varen met zoo'n op de golven dansend scheepje, mee te zoeken naar de zilveren schatten, die de groote, rustelooze Noordzee diep onder haar oppervlakte als haar onbetwistbaar bezit verborgen houdt. Toen mijn vrienden van mijn voornemen hoorden, stuurden vele gedienstigen mij blauw aangestreepte couranten waarin uit- voerige verslagen voorkwamen over het zoo- genaamde „wegbrengen" van IJmuider vis- schersschepen. Het was geen opwekkende scheepslectuur, maar ik besloot mijn plannen niet op te ge- ven. Het toeval wilde, dat ik in aanraking kwam met den heer B., directeur van de Centrale Visscherij Maatschappij te IJmuiden. Hij was onmiddellijk bereid mij op een van Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van LEONARD MERRICK, door E. H. (Nadruk verboden). 18) ,,'t Giaalfc nog at; ze is meegekomea." )rZoo? Waar logeer je?" In een hotel let je. Zc heeft me heel wat cpdrachten mjeegegeven..." ,,-Die je je niet meer hertoneft?" „Eeo er van wel; je moet haar komeni op- zoekem." „Bialt: zal ik: heel graag dioen." „iKom dan vanmiddiag bij cms eten ails je geen afspraak hebt. We hebben een eigen kamer en..." „D'an kuinnien we nog eens een heelen boom opzelteni! Wat doe je dan op den dag?" „Een paar dingen' die niet veel itdjdl in be- slaig zullen neiracn, maar ik wiildle eerst 'hier aangiaan. Wait zijh jou plannen?" ,„V6or twaalven moet ik er even will, maar in zoowat en uur ken ik terug zij® en. dan kan ik verdier zondier bezwaar ,^niet thuis" geven. „Dus dan kan je mee uit?" „A!s je zoo lang wachten wiilt?" „Goiedl. Dnommels, wiaar zitten je lucifers?" ..Lueifers houldi ik er niet op na. Maar ge- bruiifc The Times. „Weer echt eeni zukiigheid1 van jou! Gooi mc het Mad meer even toe." Kinoaidl kreeg een. vliammetje era warmde zijn lange beenen, bij1 het vuur. De hcerera za- ten genoegldjk in stilte te rookera. „Wel", zei Corn, het zwijgen eindelijk yer- hnekmd, ,hee gaat hat to het ztekaohui*? zijn vaartuigen een plaatsje te verzekeren en zoo kreeg ik vrij onverwachts de tijding, mij gepakt en gezakt gereed te houden, omdat de stoomtrawler Joh. L. Klein, de IJm. 201, ieder oogenblik kon binncnloopen en dan, na de hoogst noodzakelijke reparaties, binnen 24 uur weer het ruime sop zou kiezen. TJEERD. CVI. Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg. Op Nieuwjaarsdag zijn wij, Amstedda'm- mers, der traditie getrouw, naar den stads schouwburg getogen, om de vertooning van Vondel's Gijsbreght" en van „de Bruiloft van Kloris en Roosje" bij te wonen. Het is de eenige traditie op tooneelgebied die wij hebben, zoo is dezer dagen, terecht opge- merkt, en daarom is het maar goed dat wij haar in eere houden. Misschien dat hieruit bij dezen of genera, ik denk nu vooral aan de jeugdige bezoekers en bezoeksters, de jon- gens en meisjes die op Nieuwjaarsdag vaak voor het eerst naar den Stadsschouwburg gaan een andere traditie geboren wordt: de traditie om veel en goede kunst te genie- ten. Intusschen moet hierbij niet vergeteni wor- den dat de liefde voor de stad en hare ge- schiedenis bij het voortzetten van deze Nieuwjaars-gewoonte, elk jaar weer aan. van geslacht op geslacht, eene groote rol speelt. Of eigenlijk nog meer dat het hier een oud volksgebruik betreft, dateerend uit den tij'd toen Amsterdam, de Amsterdammers, nog een groote familie vormd(n). En men werd hoe hardnekkig volksgebruiken, volksfeesten, zich plegen te handhaven. Over de Gijsbreght zal ik, na hetgeen ik ten vorigera jare reeds daarover schreef, niet uitweiden. Trouwens, Vondel's dramatische werken, Vondel's poezie, is (zijn) ook buiten Amsterdam voldoende bekend. Althans ik meen dat te mogen veronderstellera! Anders gaat het wellicht met het kluchtspel met zang en dans, dat den Amsterdammers pleegt te worden aangeboden als een soort van klontje suiker met boter, na den, rijsten- brii-berg van den Gijsbreght. 'Ik senrijf dit niet voor mezelf, als mijne eigen meening, maar als de stille gedachte van menig schouwburg-bezoeker, zoo oud als jong, die den Gijsbreght ondergaat, door- etaat en over zich been laat gaan, omdat daaraan nu eenimaa'l op Nieuwjaarsdag niets is te veranderen. Menigeen is slachtoffer van de traditie, era gevoelt zich slachtoffer. Nog dit jaar hoorde ik een mama tegera haar ga- peraden bengel zeggen: „Stil maar, straks komt Kloris en Roosje: dan wordt het gezel- lig!" En ze had gelijk. Ik bedoel dat het ge- zellig werd. In vroeger jaren; was Reijding de Nieuw- jaarwenschnsmid. Ook is, als ik me niet zeer vergis, Pisuisse, de levensliederaar, een paar jaar de dichter geweest. Maar den laatsten tijd is het geregeld Speenhoff. En hij doet het niet kwaad. Hij rijmt gemakkelijk, bezit de noodige unverfrorenheit, heeft zin voor humor en actualiteit. In het kort, hij mag er zijn als Nieuwiaarswensch-poeet. Dit jaar had hiji de stof te kunst entekeur, zoo te Amsterdam als daarbuiten in het ove- rige Nederland. Natuuilijic begon hij bij monde van Thomasvaer) met een klacht over de slechte tijdera: Het gaat al bitter slecht en niemand uitge- zonderd, De handet wordt gedrukt, de zaken gaan beduveld, Dan raakt het uit met ons. Dan treft ook Amsterdam Het vreeselijke lot dat Emmera overkwam. Dan durft men onze kas geen halve cent meer leenera, Dan wordt het hier een strijd zooals daar- ginds in Weenien, Dan worden we beloerd door het valuta- schuim...^ Mijn brave Pieternel, het is om van te beven, Zelfs Zuurbier weet geen1 raad in onzen Raad te geven. Pieternel ziet het niet z66 donker in; zij heeft nogal vertrouwen in den Raad, die het ten slotte wel zal bolwerken. Moge haar op- timisme gelijk krijlgen! Via Prof. Bolland, den. nood in Rusland en den Novemberstorm, arriveeren wij dan bij Landru en de Miranda (bien etonne's de se trouver ensemble.) De beschuldigingen tegen den laatste, en diens streven naar gemeentelijk werk, ge- meentelijke visch en gemeenfelijke melk, zijn Hoe bevalt't je daar?" Mceder is cr minder miee iingenomen; ze vindlt het thuis zoo vreesielijlk eenzaam. Ik dacht dat ze er binnen een paair maandien. wcl aam wcininen zou; ik kom toc!h ook zoo diikwijils bij' haar als ik ban maar ze blaagt nog evemzeer als in het begin'. En 'f is dlan oob saai voor haar. Ze is ook mkit sterk moet je denken." „Ja, dlat weet ik." „Vertel jiij. haar dan miaar cens, dat ik door den tijd! mooi carriere zal makeo, Wal- ly. Als ze daar maar in geloollt; dan fleurt Laar tenminste op." „Maar dat doc ik altijd." „Zeker. Als ze jou dani ook gesproken ef., Ikiij'kt ze mij eeni week .lang vol trots aan ,u ban maar niet ophouden te betuigen, wiat cen ,,,alkraardigst j'Cingraensch" ze dien mr. Corrii vindlt, en hoe 'knap. 'Het eenige, dat ze op je 'aan te mierkan heeft, is, dat je niet getrouiwd bent." „J!a? Dan moet je haar maar eens vertel len, dlat dit zekar bornit, dOordat ik er, zoo als de romanschrijvers dalt noemera, een „ideaal" op niahoud." „Je maaikt mij' nieuwsgierig. Hoe en wan- nieer heb je dat opgedlaam?" „Verleden jaar. Een van inijln kennissen trouwde toen die „Baby". Ze was een uiterst liefhebbende dochter, 'hield heel haar familie voor een'ig en..." .,Eh' mijn ideaal is er' juist een1, die op acht-en-twin tig-jarigen leeftijd wijzer is ge- vvorden. Die dani wel inzict, dat haar moo der niet onfeilbaar is; dat haar bnoers geen eerste auitoriteiitien zijn op a llerlei gebied en dalt ,,'het gelukkig tenuis" ook wel1 voor ver- beteriing vatbaar is." „Je bent wijs als earn van' mile bandfcm be- vrijid1 weduwnaar." „Ik 'heb slechts mijln oogen dlen bost ge- gevem", sprak Carri. „Die bewuste tennis, totussehen niet too ernstig als tegen den eer ste. En misschien zou het ook beter geweest zijn de zaak van den Franschen blauwbaard maar heeleanaal uit dezen Nieuwjaarswensch te houden. Gezien, yooral het stadium waar in diexuause eelibre nu verkeert de man, eea medemensch, zweeft immers tusschen leven en dood. Daarna gaan Thomasvaer en Pieternel dan wenschen: wenschen aan de Koningin, de Koningin-Moeder, het Prinsesje en de Prins, maar ook aan het Gemeentebestuur van Amsterdam. Burgemeester Tellegen werd herdacht en burgemeester de Vlugt ge- complimenteerd We wenschen diat de Vlugt, Een lange reeks van jaren, Den hamer in den Raad, Omzichtig zal gebaren. Het was jammer dat Burgemeester de Vlugt, alweder der traditie getrouw, niet in de loge van het Gemeentebestuur aanwezig kon zijn. Naar men zegt is zijn gezondheids- toestand niet al te best; zou hij lichamelijk niet tegen het zware ambt zijn opgewassen. Zeker is dat hij, na het zeer langdurige zo- merverlof verplicht was ook eene Kerstva- cantie van eenige weken te nemen. Vandaar zijne afwezigheid Zondagavond ingenomen door den waarnemend Burgemeester, den heer Wibaut. Ook deze, schoon sociaal-demo- craat, heeft zich aan de traditie, die ook den Burgemeesters van Amsterdam voorschrijft op Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg aanwezig te zijn, niet onttrokken. En dit ofschoon hi] weet, dat de Nieuwjaars wensch gestemd is op den toon van den ge- middelden Amsterdamer; wel eens kleine speldenprikjes geeft, maar eer conservatief dan revolutionnair is (de speldenprikjes zijn vaak voor de sociaal-democraten en hunne gemeentepolitiek) en eindigt met een heil- wensch voor het Koninklijke huis. Toch zat wethouder Wibaut daar als een echte Bur- gervader; goedrond, zooals een bezoeker van den Stadsschouwburg op Nieuwjaarsdag past hij had zdo aan den feestdisch van de vroolijke boeren en boerinnen kunnen' gaan aanzitten. En zoo volkomen had de feest- stemming hem te pakken, was hij erin, dat hij. zelfs met jongensachtige pret de sneeuw- ballen van confetti, waarmee de Burgemees- tersloge gebombardeerd werd evengoed als de zaal, terugwierp naar het tooneeL Is dat onschuldig, schijnbaar onbeteekenend feit, ook niet typeerend1 voor liet populaire fcarakter van de Nieuwjaars-vooratelling te Amster dam? De uitmonstering van de Bruiloft van Kloris era Roosje was ditmaal nieuw; gelijk reeds uit de vermelding van de sneeuwballen blijkt. Die sneeuwballen behooren bij een winterlandschap. Welnu, dat was er Klo ris en Roosje vierdem hun bruiloft in de sneeuw, bij een koek- on zoopie met rookend schoorsteentje. Roosje kwam op het tooneel gegleden in eene slede. en in plaats van de umforme-fantastische boeren- en boerinne- pakjes werd eene ware staalkaart van onze nationale kleederdrachten vertoond. Gimberg was Thomasvaer en Pieternel werd voorge-. steld doorMevrouw Bundermanvan Dijk die Maandag 9 Januari haar zeven- tigsten verjaardag zal vieren. En wat was ze nog fiksch en monter eni jolig! Een ras- actrice! Natuurlijk kon de sneeuw, de winterkoude, ook ditmaal niet den1 liefdesgloed blusschen van Kloris en Roosje, Krelis en Elsje. En ook spreekt het vanzelf dat de oude, ons Amsterdammers zoo welbekende tekst, ge- volgd werd. Naar ouden trant zong Krelis zijn Elsje toe: Mijn Lief je! Mijn Diefje! Mijn suikerde Prij! Mijn Bekje, Hoe trek je Zoo haastig voorbij? En besloot Elsje, na heel wat quasi-verzet - zoo doen era dedera alls Elsjes - en niet al- leera de Amsterdamsche, met: 't Is wel, ik zei het mijn besje vraegen, 't Is ligt te waegera, En kom dan morgera om bescheid; Dan zal ik het jou al verhaelen, En gaan vertaelera, Wat dat mijn besje heeft gezeid, Maer 'k zorg, zij is er niet wel toe gezind, Praet ik vara trouwen,, zoo zeit ze „Mijn kind! En och! och! och! zie wat je begint!" Hoeveel jaren heb ik, hebben wij alien, Amsterdammers, dat wijsje, dat versje, nu al wiaar ik je zoo even van sprak, krijgit dian al een heel goede opvoeding. Zoo is blij bijvoor- beeldi op het oogenblik tot inurse gepromo- veenct; dit hooit ook ial tot de vele boetedoe- ningeni van de secte, waar 'hij' zi'ch op het oogenblik bijl heeft aangesloten. De ,^ehiat" zweeft laMjdi en eeuwi'g in dunne schoenen over naltte sitralirjn en haalt zich daarddor miin 'of meer ernstige verkoudheden op de hails. Hij zweent, dat je eerder den Himalaya zoudlt kuninen verze'ten, dlan dlat je een meis- je vain1 twinitig zoudft leeren zorg te. dlragen voor haar gezondiheid. Ik heb mij dbs vast voorgenomen, ouder te zijn dan mijn vrouw; en, diaar zij1 acht-en-twmtig moet wezen, heb ik nog een paar jaar dlen tijd. Dlan zal iik haar missdiiien ook kuinnen omder'houden, wat nog een tweede voorddel is, aam ui'tstel verbonden." „Ja, dat lijlkt miji ook... Nu, ik bdoof je, diat ik haar dte zaak zoo diuidelijk mogeliijk zal1 voorstellen." „!Doe dat. Eiigenaardig toch, h^, dlat iedere vrouw het huwellijk bepleilt voor iederen man, behalve voor haar zoon." „Maar dlaarvoor doet ze dan ook weer dubbel moeite voor haar dodhter." „Is diat uit ervaring gesproken?" „Nliet in dlen zin. zooals jij dlat bed'oelt; zdlf ben ik igeen partif, waar jacht op wordlt gemaaM, maar i'k heb genoeg van dergelijke dtogero meegemaakt, om er beu van' te zijn. De vrienden ziera enkel de feestelijkheden, maar ik zie die gevolgara." „Er zijn eriger dingen to' die wereld, d'an een vrouw de pols te voelenIn zeker opzicht zou ik zeggen, dat het een versdirikkelijk ambt is; hclfc laat geen kriezeltje illusie meer over. Wat is een mooie gelaatskleur nu n6g voor een man, die kent al de oorzaken, die ze te voorschijn roept. Als een iraeisje bloost, zie je onmiddellijk een staalkaart van de spierem, die dit bewerken." gehoorQAlle jaren ia't hetzelfde. En hooge kunst, dat geet ik gaarne toe, is het niet. Maar het is frisch als een radijsje! En elk Nieuwjaar weer, smullen wij er van zoo als onze vaders, en1 grootvaders, moeders en grootmoeders, en zoo vocrt tel twee eeuwen en meer terug. Want de Bruiloft dagteekent reeds van het etode der 17e of het begin der 18e eeuw. Dit blijkt uit erakele uitdrukkingen die er in voorkomen, als: zorgen voor vreezen; de glazen vegen voor: de glazen leegdrinken; verhalen voor vertellen, de uitroep: Kedaer, het vermelden der boekjes van de min; de vloek ganselleweken, em de notaris die het huwelijk sluit. De vraag naar den naam van der: dichter en componist is moeilijker te beantwoorden. Volgens Rossing is -D. Ruyzero de auteur van Kloris en Roosje geweest; heeft Jacob van Rijndorp het kluchtspel voor de Leid- sche en Haagsehe schouwburgen eenigszins gewijzigd, en is Thomas van Malsem waar- schijnlijk de eerste Thomasvaer geweest. Maar, hoe dit zij, wij genieten er nog al tijd van, wij verfrisschen er ons nog immer aan als in den tijd van den; geestigen teeke- naar. Mr. A. Verhuell, die (misschiea een hal ve eeuw geleden) schreef „Wat werd er gelachen, wanneer wij, jongstudenten, de lieve Suze Sablairolles, van wie wij alien min of meer gecharmeerd wa ren, zoo in voile vroolijkheid des harten, zel- ve nog een roosje van jeugd en frischheid, in dit prettig stukjen' de hoofdrol zagen ver- vullen em Van der Grijp, als Thomasvaer geschapen, met vallen en invallen, de hane- balken deed gieren en kraken". WAGENiAAR Jr. Uit onze Staatsftiachine. Nog eens: ambtenarenpensioen. Toen wij onlangs to een artikel to deze rubriek een overzicht gaven van de hoofdi bepalingen der dbor die Tweede Kaimer .aan- genomien Pensioen-regeling voor de lambte- naren en buinne weduiwen en weezen", heb ben wiji meldtoig gemiaaikit van spedalte ge-, vallen', waarin wegens verschillande pensi- oenigrondslagenl en het bekleeden van meer dam eeni be trekking of het op verschillenden Hiijd neerlieggen van een of meer dier betrek- kxngen van heit algemeene begtosel werd af- geweken. Wijl hebben die gevallen niet ge- moemd, ten deele omdlat de ruimite het niet toeliet, maar ten dieele ook, oindalt die rege- Itogieni voor bepaalde gevallen. meer de uit- voertog der wet betreffen dan 'haar karak- ter. Ctoze wett'en zijn) tegenwoordig, rnu de Stajfen-Generaal er op grateld zijn of schij- nien om zoo into mogelij'k aan het uiitvoerend gezag over te Men, vaak een verecnigtog van weilelijke bepailtogen ten' behoeve van belamghebbenden en van eeni gedeelteldjk uit- gewerkte toslrudae voor hen, die met die uit- vindtog en toepassing belasf worden. iNu ons editer gevraagd wordt ook die bijkomende bepalto.gen laan fe stippen, mo gen; wiji niet nailiaiten aan- dezen1 wenseh te vol- diaan'. Wij' zullen Itirach'ten zoo beknopf mo- geliijk eenige gevallen aam te geven. Dait doet ae wet ook, miaar, wij zeiden' het reedls, over- matig duidelijk is ziji niet, gevolig vain gedron- igen stijl, zuchit maar beiknoptheid. Ter zalce dius. 1. lHe!i pansioera bedraagt voor elk jaar van den dienst 2 proc. van de middelsom der pensioenisgrondsl'agen, in dlen regel over de 3 laatste jaren' dienst. Is edhter die middel som over de 10 laatste jaren of over dte ge- heelen; diensftijd grooter, dan wordlt de grooiste dier middelsomimera to aanfmerking genomen. Gelijktijdig genoten gromdslagen geltiien te zamen als dte grondlslag. Bij- kor- ter dienstliijld dan 3 jaar, word't bet gemid- dielde over dat kortere tijdiperk berekend. Het pensi'oen bedraagt miot minder dan 30 en niet meer dan 70 proc. van dlie middelsom. 2. Als diensillijd tel't mee: a. de tijd: boven lSi-jiarigen Iceftijd doorgcbracht als ambte- naar to: dera zto der wet, of to zijideltogschen dienst van eem publidcrechtelijk lichaam, of in onbezolidiigde betrelddng mits -aan de eischen der wet is voldaanb. de tijd als rec tor, lieeraar of beaimbte aam een bijzond'cre school voor iH. O. vo6r 1901 doorgcbracht, mils leerlinigeni van d'ie school met goed ge- volg etodexamen of staatsexamen hebben af- gelegd en het pensioen is togekocht; c. de lidjldl, v66r of ma het iniwtekimgtredtei van de ze wet doorgebracht to kcrkelijke of mi'Iitai- re betrekkdmgen of bij; het kolond'aal etablisse- ment te Amsterd am; of in betrekkingen to- de kolionien en, bezkittogeim in andere werelddee- len en in toe welke hier te lande ten liaste der ko'loniale geldmiddblen komen.'; d. de tijd, „Ek heb een dokter getend', die beweerde, ■h'oe hij nooilt kits voeldfe voor een vrouw, die niet een' ernstige ziekte hadi", antwoordde Kincaid. „Hloe is diat nu samen te rijmen met.jouw theode? Gewooolij'k was zie teitog- aehtig." „Vat jlji dlatt?" „Al !ereerst zou ik zeggera, dat het medelij- den wasdoktoren zijln 66k mannen." „Ja, dlat is ook zoo; maar we zijln altijd geneigd, ze eenigszins lals machines te be- sohouwen. Tusschen den student en dleni dok ter is er zoo'n enorme afstand; we weten, dat de een een ontwdikikel imgsvorm is van den' ander; maar, wie denkt nu nog aan de pop, als hiji dlen vlinder ziet. Allemachtig, diat klinkt niet gel'iukkig: „vlinder" en: „machtoe!" Maar je begrijlpt, wat ik bedoel; in bekfe ge vallen is die voorgaande phase vergoten. Het is een diwaas idee, miaar een dokter moet nu eenmaal trouwen, net als hij's Zoradags naar d'e kerk moet gaan, omdlat dit zoo hoort en dan ook van hem verwadht wordt. iMet siom- mige beroepeni maaikt het heelemaal geen verechil voor dte una® zelf; je zult bijVoor- beeld van een ingemieur niet verwachten; dat hij andlers is dan de overige M; maar een geneesheer.." „'t Is waar", gaf Kincaid1 toe, „dat bijna niemand dan een dokter zidh kan voorstel len; hoe een dOkter zidi- voeltz'n vrienden zel'rs niet. De eenige schrijfster, die er een teeketode, wias George Eliot." „Als jijl een typische..." ,0, van mijzelven sprak iik met; je moet het niet op mij' van toepassing achien. Als een' mensch slechts kwellende gedachten' heeft, dan zal hij' er wel aan wewneni, die v66r rich te houdte; dat wil zeggen, als hij1 ten minste zijn verstand gebruikt. Dat is nu wel niet juist dd manier, om hem popu'air te doen zijn, maar in ieder geval maak* hij het aauderam dlan' ook niet lastig v66r of na te-wwktog' treden van die wot doorgebracht op wachtgeld of met bezwaar van's Rijks scnalkist' in disponibHiteit, Maar diensttijd io meer dan ten van die betrekkingen' tegelijk doorgebracht, telt maar eemraaai 3'. Tropearjaren en daannee gelijk gestel- de teite dubbel. 4. Als diems'titijd wordt niet mcegeteld de tijd, waar over reeds pensioen ten laste van een der publiekrechtelijlee lichamen wordt genoten of .ten laste van een door het open- baar gezag ingesteld1 fends. 5. De tijd van verlof, buiten ziekte of ver- plidh'tan militairen dienst, wordt allcen mce geteld, als het verlof niet langer dan een jaar heeft geduurd; alleen wanneer onder- tussdhen gcdurende meer dam 2 maanden achtereeni werkelijk diensib is gedaan, heet het verlof ondierbroken. Langer verlof d'an een jaar telt alleen mee, wanneer toe llange- re tijd vooraf is vastgesteld en wanneer de Pensloenraad mede van oordeel is, dat het verlof to het algemeen belang wordt .ver- leend. 6. Wanneer een lambltoaar meer d'an 66m betrekking beklieedt em hiji uit een of meer met recht op pensioen1 wordt optslagen, maar andere iaanhoudt, telt dte dienst'tijd to dteze laatste(n) doorgebracht, niet mee bij die berekening van het pensioen. 7. Is er onder de betrekkingen, waaruit de amibltemaar wordt omtslagen (zie onder 6) ete, waardoor geen recht op pensioen: zou omtstaam, als hij alleen daaruit was ontsla- gen, dan, tellera de diiensttijd en. de gromdlslia- gen' van die betrekking niet mee bij de bere kening van bet pensioen. 8. De anibiienaar, toe omtslagen wordt we gens ziekte of gebrekem, die het gevolg zijn van zijln dienst, zemder eigen schuldl, krijgt behlalve het berekende pensi'oen, eventueel een verhtooging, toe met net pensioen te za men 70 pOt. bedraagt vam .de middelsom der gromdslagen, toe in: aammerking komen. 9. 'Heeft een gepensioraneerd ambteraaar ee of meer andere betrekkingen' aangehou- den! of nieuw veworven, en wordt hij uit die betrekking ontslagen, d.an' telt voor dte bere kening van het nieuwe pensioen de tijd niet mee, doorgebracht in dte betrekking, waar- over reeds pensioen is vericend. Ook blij ft dlan buiten; aammerking de bepaltog, dat een pensioen ten mtoste 30 pGt. van <te meerge- meldte middtelsom bedlraagt. De beide pen- sioemenl wordien dlan tot een vereenigd. iHet itotale bedrag dter verschillmdie pensioenen is niet rntoder dan het zou geweest ziin, wanneer hij bij het eerste ontslag ook uit de aamgehouden betrekkingen was ontsla gen. Trad1 hij: dan later weer in betrekking en volgde weer ontslag met pensioen, dan werd bij dte bepaltog van dit laatste de vroe- gere diensttijd niet to aanmerking genomen en zou dit pensioen minder mogen zijn dan de meerbed'oelde 30 proc. toe als minimum is gesteld to aft. 54. 10. Voor wie te wachltgcld te pensioen geniet wordt het pensioen vermtoderd met het bedrag van het wachtgeld, zoolang dit genoten wordt. 11. Wanneer een ambtenaar pensioen ge- nite'Jwegens ontslag door opheffing der be trekking of door reorganisatie van dte' diiensf en hij .terstond to een andere betrekking wordt geplaatst, die uitzicht geefib op pen- sioen, dlan wordt zijn toegewezen pensioen vermindterd met dte pensioengrcnidsliag van de nieuwe betrekking. 12. Een zelfde pensoon' geniet to' geen' ge val meer dlan 4000 pensioen; een gewezen minister ten hoogste 6000. 13. Voor een ambtenaar, die pensioen' ge niet wegens eon"hem overkomem ongeval, dat hem' ongeschikt iraaakt voor zijn betrekking en dite tevens eera rente volgens de ongeval- lenwet ontvangt, mag het gezamelijk bedrag van pensioen, verhooging en rente niet meer bedragen dlan 20 pGt. boven de middelsom van die pensioengrondsTagera. Met het meer- dere wordt het pensioen vermindtnd. 14. De verhooging van het pensioen voor hen, dlie wegens dienstonigevallen omtslagen ziijln, wordlt toegekend voor ten' liot vijf jaar. Dan heeft een nieuwe keuring plaais. Weir gent of belemmcrt dte mam' dte keuring, d'an vervalt dte verhooging; dat gebeurt ook, wan neer blijkt, dat Ifiji geheel door gcpas;;en ar- beid! to1 zijn cn'derhoud' kan voorzien. Kan hij sltedhts ten deele to zijn onderhoud voor zien, dam wordlt die verhoogtoig met 3/4, met Yi of met 1/4 van het bedrag vcrmtodercl, naar mate van dfeni grand van zijn geschikt- hcid. to zulk een geval kan een tijd bepaald worden, waarbinnen geen,' nieuwe verminde- „0, daar heb je'm weer met z'n „lastig maken Maar kan jij; je dan niet voorstei- len, Kincaiid; dat je vrienden best eens naar d'ie 'kwellende gedachten zouden willen luis- teren, zondier dat je het hun daarom cog las- tig maakte?" IHoe dikwijls dan?" ;,Wel, wanneer je ze maar sprak!" JNIeera," antwoordde 'Kincaid nadenkend, ,,da)t is toch niet zoo. Ze zouden het wel voor je verborgen houden; dat je het hun lastig maakte, maar zelf moet je voor hen je ge dachtenverborgen1 houden. Laat een mensch mopperen, als hij alleen is, .en glimlachen in gezelschap!" „Zou het je ook mogelijk wezen, precies te zeggen; waar je nu wel in gelooft?" „In werk en in moed en to Walter Corri. to je eerlijke besli-doen voor je beroep, dat je gekozen hebt, om het beroep ztelve, niet in de hoop op wat het voor je doen zal. En dat is je niet altijd mogelijk; dat is het lee- lijike, he? Je eiigen1 eerzuchtig sltreven staat het soons in dlen. weg. Maar wat is dit andere (fad ijdielheid, die nergens goed voor is., Wat dioet het succes voor ete op de tien men- schen voor de overige megen Nu d'aargela- ten de uitvinding van) groote waarheden, de onlidekikingen, die het menschelijk geslacht ten goede komen' voor ailitijd; maar h'oeveel mer goedS ridnt cen mensch nu uiit to zijn succes, dara zoolang hij nog onbekend was? Wie verlamgt er nu ook voor hem naar, dan misschien alleen zijn moeder, die dood is, eer hij het bereikt heeft? Wie heeft er nu iets bij1 zijh succes gewonnen Niemand an dere dan nuiraero Een. En als hij zich teleur- geslteld voelt; dan moeten zijh vrienden- maar weer zien, dat ze er hem overhcen helpen. ElUendige egoist, dat hij! is!" „Oinzinzei Gorri. „Ja, ik weet wel, dat dit geen .argument is; maar uog eens zeg ik: omzto!" (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5