Alkmaarsche Gourant Damrnbriek. ■an Om de zilveren schatten der zee. Zuster Brettan's liefde. Amsterdamsche week, Honderd Drie en Twintigste;]Jaargang, Zaterdag 14 Januari. F e n i 11 e t o n. a y No. 18. 1988. (Nadruk verboden.) IL (VOORBEREIDING EN VERTREK.) Een oud-zeeman gaf mij den raad, vooral voor een goeden voorraad cognac te zorgen en een anaer, die toevallig geheel-onthouder was, achtte drie kistjes van bcaderd sigaren b-slist noodzakelijk. Maar omdat ik op mijn vingers kon natei- len, dat ik van al die lekkernijen zelf een heel sober gebruik zou maken, besloot ik mijn koffer verder te vullen met alles wat ik zoo ongeveer kon berekenen in veertien dagen voor een behoorlijk lichaamsonderhoud noo- dig te zullen hebben. Ik pakte boter, suikerklontjes, beschuit, broodjcs, chocolade, blikjes met melk en di verse andere artikelen voor inwendig gebruik bij elkaar en zorgde tevens voor eenig gees- telijk voedsel door de juist aatigekomen „Haagsche Post" in mijn koffer te latcn ver- dwijnen. Spocdiger dan ik verwacht had, bereikte mij de uitnoodiging den volgenden morgen in IJmuiden te komen en daar vond ik den heer B. aan het station met de mededeeling, dat het schip gereed was en over enkele uren i het ruime sop zou kiezen. In de trawler-haven, waar groote en kleine visschersschuiten zij aan zij lagen, waar een gezellige drukte van lossen en laden was en de kolen- en ijsvervoerders onophoudelijk af- en aanreden, stond ik even later Yoor de TJM. 201. Het was voor het eerst, dat ik een trawler J van dichtbij zag en ik kan niet zeggen, dat de kennismaking mij erg meeviel. Het was een tamelijk lange, maar smalle j boot, waarop aan weerszijden, naast opge- rolde, van groote houten klossen voorziene netteri, in vierkante vakken briquetten gesta- peld waren. De schoorsteen had een kwastje zwarte verf gekregen, maar overigens had het zeewa- ter blijkbaar het ijzerwerk ingevreten, zoodat het rood-bruin van den roest overal onder- door kwam. Het schip had voor en achter een kleinen mast en in het midden tegen den schoorsteen- pijp een hooge stuurhut. Daar vodr stond een roestige machinerie met vde tandraderen .en rollen opgewonden staaldraad, terwijl het achterdek bijna geheel door de reddingssloep werd ingenomen. Op het voorschip, tusschen links en rechts geplaatste roestige ijzeren kasten, was een donkere ingang, die naar een geheimzinnig vooronder voerde. Vlak bij de reddingsboot op het achter schip, vertoonden zich twee poortopeningen in den ijzeren wand. De eene voerde naar het heilige der heiligen de verblijfplaats van de etat-major de andere naar de ma- chine-ruimte. Tegen de verschansing van het achter- en voorschip waren links en rechts breede ijze ren bogen, zoogenaamde ankers, gebouwd waarvan de achterste zware, met ijzer besla- gen paralellogram-vormige houten borden droegen. Het was mij een raadsel waarvoor al deze geheimzinnige machinerieen dienst moesten doen en toen ik dat heele zwarte roestiee schip nog eens goed in mij opnam kwam ik tot de overhiiging, dat een vriend. die verkon- digd had liever met de Limburgia mee te gaan, toch nog niet zoo heelemaal onge- lijk had. Toen ik na een klimpartij over de briquet- ten in de machine-raimte afgedaald was deelde de wal-machinist laconiek mee. dat er een vlampijp kapot was, die noodzakelijk ge- repareerd moest worden voor het schip zee kon kiezen De ketel moest daarvoor koud zijn en het zou nog wel eenige uren duren eer er na de hersto'ling weer stoom genoeg zou zijn om van wal te kunnen steken. Wii hadden daardoor tijd naar het kantoor der Centrale Visscherij-Maatschappij te gaan en een kiikie te nemen in de enorme. boven elkaar gebouwde zolders, waar mannen en vrouwen dagelijks aan het herstel der groote Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van LEONARD MERRICK, door E. H. (Nadruk verboden). 23) Ze reisden tweede klasse em eerst bdj een hali.le aan een tusschenstation werden, ze ge- stoord in hum eenzaamheid. Een groote vrouw, overladen met pakken en zakken, trad de coupe binmem, en blijkbaar behoorde ze tot) de soort reizigens, diie een ritje met den: (rein beschouwen ails eon' uitsiekende ge- legenheidi, om eens extra te festijmen, zoodat het wiaarnemem daarvan op z'n minst zoo interessant was, als het uiizicht daar bui- fceni. Drie uur later, toen de trein ophiddj in Westport, k.eek Mary in spanning uit. Het was een ailleraardligsi) nieuw em frisch sta- tionnetje. Onimiddellijk vielen im het oog een vriendelijk kronkelpaadje ein een villa niet een' roqd dak. Zacht klcfcgelui blank over de weiden. Ze hoorde iemand diichthij zeggen, dat hij dacht, dat het voor den dienst van vijtf uur was. Otm de dirufcte en het! gewoel vam Londen eens verwisseld te hebben voor de rust etn kalmtle vam eem plaatsje, waar de menschen tijd hadden een kerkdiienst te volgen op een weekdlag en waar je het gdkweel van de vo- gels tusschen het rijden van de wagem door kon hcoren, was verrukkelijk. Em, itierwijl ze maar luis'torde, rook ze den frisschen geur van teer i:m de hicht, waaruit in de niabijheid van de zee Meeik. Ze haalde eens diep adem. Hie, hoe heerlijk toch alles, dacht zSjl! Hoe gelukkig moot life mij nu wel voeltml... 'Miaair re was oiat gielkikkilg! Dae®' wastea netten voor de trawler-vlaKherfl de h*- ringvangst werken. In de teerderij wordt het netwerk in een kleverig bad gedompeld en in de amederij- herstelplaats, daarnaast gelegeo, wordt met eigen krachten zooveel mogelijk alles her- steld wat bij het binnen komen der schepen als ondeugdfelijk of gebroken word* opgege- ven. Het was heel interessant en in de kantoor- lokalen bewonderden wij de Iota's van de houten en stalen zeil- en stoomvisscherssche- pen der Maatsehappij, waarvan er eenige in de oorlogsjaren zijn uitgevaren, om noo.t meer terug te komen. Op deskundig advies schafte ik mij in een nabijgelegen magazijn een steenen kroes met een oor, een geemailleerd wasch-etens-bakjc en een blijkbaar tweedehandsch ijzeren vork en lepel aan, terwijl in het plotseling geble- ken gemis aan een scheepspet door de ont- dekking van een afgedankte pet van den heei B. voorzien werd. Zij was niet mooi en mij de helft te groot. maar aan boord van een trawler, zoo verze- kerde men mij, behoefde je nu juist niet naar de laatste mode gekleed te zijn en was het dechtste eigenlijk nog te goed voor dage- lijksch gebruik. Even later, bij de lunch ten huize van den heer B.. drong het eigenlijk pas goed tot mij door, dat dit de laatste maaltijd was, die ik in mij vertrouwde omgeving meemaakte. Hoe ik mijn volgenden maaltijd zou genie- ten, in welk gezelschap en onder welke om- standigheden, was mij absoluut duister en ik moet eerlijk beknnen, dat ik er dat oogenblik wel een beetje tegen op zag. De familie B., wier gastvrijheid mij de noodige afleiding bezorgde, dacht dat het wel mee zou vallen. Bij terugkomst op het schip, dat er in wer- kelijkheid toch heel anders uitziet dan wan- neer je het in Egmond aan Zee zoo sprook- jesachtig voorbij ziet varen, daalde ik, mij met handen en voeten aan de ijzeren sporten van een scheepsladder vasthoudend, in het heilige der heiligen af. Het was een driekantige roef met een ruw- houten, eveneens driekantige tafel in het midden. Daaromheen waren banken met leeren kus- sens aangebracht, terwijl de zijmuren kastjes voor berging van levensmiddelen en daarbo- ven, achter groene gordijntjes, ecu viertal slaapkooien vertoonden. Op een uit-stekende richel, door koperen stangen tegengehouden, stonden diverse bus- jes en drink-mokken en in het midden prijkte boven een roestig met ijzerdraad vastgehou- den kacheltje, achter een wandlijst van kope ren stangen, een aardig schoorsteenspiegel- tje. Links en rechts daarvan waren „mahonie"- houten deuren met koperen sloten, die toe- gang gaven tot twee kleine slaaphutten. De eene, die er uitzag of de bewoner ver- huisd was en vergeten had den rommel mee te nemen, was van den meester met wel- ken titel, zooals ik dra vernam, de machinist aangesproken wordt In de andere, die netjes aan kant was, vond ik mijn koffer terug. Het was de hut van den schipper, die hij vrijwiilig te mijner be- schikking gesteld had. De schipper, de in IJmuiden welbekende Pieter !K., was een man van omslreeks 50 jaar met een rustig, prettig uiterlijk Hij zat met zijn zoon aan tafel toen ik met den heer B. binnenkwam en het is te begrij- pen, dat wij elkaar bij de daarop volgende Kennismaking met groote belangstelling be- Keken hebben. Hij was bij de mededeeling, dat hij een pas- sagier mce zou krijgen, niet erg verrukt ge- weest, want het was niet de eerste maai, dat nij daarvan in zijn zeemansleven rreurige er- varing opgedaan had. Omdat een schipper, die van procenten van de vangst leeft, het grootste belang heeft bij een on-onderbroken vaart, had hij uitdrukke- lijk de voorwaarde gesteld, dat als de passa- gier ziek werd, hij niet naar IJmuiden terug oehoefde te varen. Ik had die voorwaarde aangenomeu en wij oleken elkaar wel aan te staan. Terwijl wij nog stonden te praten. kwam de meester binnen, een zwaar gebouwde, vroolijke klant, die mij joviaal zijn zwarten rnuist toestak en de kok, het type van een ge- noedelijken cafe-houder, die inderdaad eige- naar van een cafetje in Noordwijk bleek, waarvan hij de exploitatie omdat't zaakje ioch bijna op de flesch was maar aan zijn /rouw had overgelaten. avundi kwam; daar weer de elilende van de herinnering bij' baar boven. Mlrs. Kincaid en zdj waren alleen. De diolkter was naar het ziekenihuis gegaan en in de sehemering za- ■en' ze in dfe gezellige huiskamer af en toe ecru woord te sp'raken. Het pijnWjlke werd: te- weeg gebraeht dbor de tegeinstelling van deze aankomst nu, met die, waaraan ziji ge- woon was! Geen uitpakken van fotografieen hier, peinsde zij tusschen haar niiets doen; Teen hospital, diie gretig verteldie van het doen en la ten' van het vorige gezelsohap geen wandblinlg na de thee met Tony, om eens te zien waar de schouwburg was. Hoe 'eemdZe zei „H)oe vreemd'', maar eigen- v bedoelde ze: ,,Hoe pijnlij'kP' Bn toen dOontlrilde het ihaar op eenmaal et een schok, dat het oude leven, dat voor baar al hang doodl em begraven was, nog altlijd voortigioig ook zonder haar. De foto- gralien werdem nog uiitgepalct en op schoor- -iieenmanitiels gezet. Hospita's habbeldien nog homderduiit over hetgeen er de vorige week was gesch'iddi; Tony imaakte nog groote wan- dellingen buiiitem de stad, net als hij hiad! ge- I, daam, toen zdjl bij hem was. En hij zou nu met Miss Wesitdandl getrouwd: zijin, terwijl zij hier was. Hoe verachrilkkelijik, hoe afschlu'we- 'ijlk en hoe onwezenlijlk scheem haar dit alles! Ze blieef wat gebogen staan over den' bloe- menstandiaaird, of ze de planten bekeek. ,,Is u moe. Mss Brettiao," vroeg Mrs. Kin caid, ,dniissdhien zoudt u vanavwnd graag wait) vroeger naar uw kamer gaan." ..'Neen, danik u", zei. ze. „Ik geloof, dat ik mij een beetje vreemd voeldat is alles." Diaartegenover op <}en hoek van een plian- ken omheinimg van een in-aanbouw-zijnd huis en1 tusschen de gewone arvertenties viel daar onmiddiell'ijk een aanplakbiljet van1 de Opera Comiqu^ in het oog. Dat deed haar nan alls een verwelkomiiing, terwijl het verle- den weer geheel voor hiaar opleefde. „U auilt aidi wel gauw op uw gemak gaan Een vlertamte jonge vlsselw® met een vet* weerd gezicht en een paar trouwhartige oogen, drukte mij stevig ae hand. Dat was de stuurman en even later dock er een brood-magere, van top tot teen met machine-olie en kelengruis bedekte jongeling op, die als tweede machinist werd voorge- steld en de kennismaking onmiddellijk beze gelde met ettelijke mokken kofiie, die hij, dorstig, uit een grooten, naast de kachel neergezetten ketel te voorschijn haalde. Ik had de heele etat-major de hand ge- drukt en er werd besloten, dat ik de keonis- making met de vier matrozen. alsmede met den tremmer en den stoker, aie alien in het vooronder huisden, zou uitstellen tot we de haven uit waren. Doordat ook de stoomfluit kapot bleek kreeg ik verlof nog enkele uren te passagie- ren en toen ik om zes uur namiddags terug kwam, waren er werkelijk teekenen die er op wezen, dat het dien avond nog tot een uitva- ren zou komen. Wel stond de schipper nog gemoedelijk een praatje op den wal te maken, maar er had den zich reeds eenige belangstellenden verza- meld om het schip te zien vertrekken, de stoomfluit gilde een waarschuwing naar de verre woning van een matroos, die blijkbaar geen afseheid kon nemen en vrouwen en kin- deren der bemanning verzamelden zich aan den kop van de haven, dien de IJM. 201 bij haar vertrek rakelings zou moeten passee ren. Toen gaf de schipper het sein van vertrek Ik klom over {le verschansing en de schip per bezorgde mij een plaatsje op den omme- gang van de stuurhut. De IJM. 201 maakte zich los van den wal, srhoQf behoedzaam tusschen twee zustersche lit en richtte den eteven naar den uit- gang. Onder vaarwelgeroep en gezwaai met pet- ten, zakdoeken en hoeden, namen wij afseheid van de aan den havenmuur achterblijvenden en even later riepen de bij den uitgang sa- mengekomen huisgenooten der visschers ons luid keels een tot weerziens toe. Bij de pier hoorde ik mijn vrouw en drie- jarig zoonfje ons een goede rei3 toeroepen en minuten lang hebben wij elkaar met onze zakdoeken een hartelijk afseheid toegezwaaid Toen zette de IJM. 201 er vaart in. Wij gleden snel langs de rechte wallekanten en vodr ik er op bedacht was, waren wij de pie- ren uit' en lag IJmuiden als een steeds kleiner wordend stadje tegen de breede, vaderland- sche duinkust. De roode pannedakjes der huizen, de klei ne witte rij badkoetsjes, werden kleuBvlekjcs, de vuurtorens krompen tot kegeltjes ineen en toen ik mij omkeerde en voor mij uitzag, strekte zich daar plotseling de breede water- vlakte uit. de groote deinende zee, waarin ik eerst na ruim twaalf dagen weer een stukje land, een streepje van de Engelsche oostkust zou ontdekken. TJFERD. De moord in den sneltrein. Sinds Nieuwjaar of eigenlijk sinds Oude- jaarsavond dat is dus sinds twee weken zijn wij, Amsterdamsche reporters, nu op het oorlogspad geweest. Ik bedoel dat wij al- ton, sedert het bekend worden van den gru- welijken trein-moord op den laatsten dag des vorigen jaars, in touw zijn geweest om het publiek, het Nederlandsche volk, de meest- uitgebreide inlichtingen te verschaffen. om- trent de omstandigheden waaronder de moord heeft plaats gevonden; den vermoor- de en den (vermoedelijken) dader. En tot op zekere hoogte mogen wij, wij Amsterdam sche verslaggevers, daarop ik bedoel op ons werlc trotsch zijn. Er is geen stad, er zijn geen collega's in den lande, die ons dat snuffelwerk, verbeteren zou (den). De ver- slaggeverij, de reportage, heeft nooit, in geen enkele plaats, die hoogte, die volmaaktheid, bereikt als te Amsterdam. En in den htgubere zaak, in dit nare geval dat sensationeeler is dan de hevigste roman zijn wij der tra- ditie getrouw gebleven. Onvermoeia hebben wij gewerkt, geslaafd, dag en nacht, om ach ter de geheimen (de geheimen ook van justi- tie en politie) te komen. En aan menig be- richt dat gij, geachte lezer en geachte leze- res, 's morgens of's avonds in uw krant las, kileefde neen, gelukkig geen bloed, maar toch zweet het eerlijke zweet van den ar- beidzamen, het vuur uit zijne sloffen loop en- den journalist. En wij hebben ons niet slechts kunnen' be- paten tmti rf* Twrtf miaKhien <enfrt, tot het elkeni dag weer aan informeeren bij; de politie, of er lets nieuws was. Dat was niet voldoende; in de eerste plaats niet omdat het onderzoek hoofdzakelijk vanuit den Haag werd geleid. Amsterdam was slechts een! po- litieboireau van den tweeden rang in deze zaak, al was de vermoorde (en wellicht de dader) een Amsterdammer. Maar afgeschei- deni hiervan plegen wij ons hiennede niet te- vreden te stellen. De onderlinge concurren ce, vooral van Handelsblad em Telegraaf op repcrtage-gebied, heeft den speurzin, den speurlust, nog aangewakkerd. Wij zijn daar- om gewoon naast de officieele inlichtingen die de politie ons geeft, ook onze eigen informa- ties te stellen, ook onz,e eigen, particuliere re cherche te voeren. En wij zijn ook niet ge werid ons tot Amsterdam-zfelf te beperken. In zoo'n geval zwennen wij uit over't geheele land, destioods naar de verste uithoeken, de kleinste dorpen, en wij zijn niet tevreden v66r wij de heipiagge hebben gezien, en zoo noo dig afgebeeld (er is ook gei'llustreerde pers) waarop eem bloeddruppel van den vermoorde viel. Meen niet dat ik gekscheer. Ik meem het in heiligen ernst. Wij sparem geen enikele moei- te, tijd noch geld, in dienst van U, publiek. En wij, kunneni tevredem zijn over onze pres- taties gedurende de twee laatste weken. Elk moment is door ons vastgelegd. Elke vergis- sing, elk dwaalspoor, is door ons meegedeeld. Wij hebben u de gruwelijke bijzonderheden gegeven van de wijze waarop de vermoorde in zijn coupe is gevonden^ van zijne particu liere omstandigheden ook van dezulkie die nu niet heel eervol voor hem warenzij het j dan ook op een min of meer verborgen wijze. Wij hebben hetzelfde gedaan zonder ge- j nade! ten aanzien van den verdacbte en diens leven, banevens het leven van zijne vriend en en kennissen. Wij hebben de 72-ja- rige moeder van den beklaagde, pardon: den verdacbte, geinterviewd; wij hebben inter views gehouden met twee overjarige gama- len, pardon: met den vischwinkelier die op Oudejaarsavond aan den moordenaar pardon, alweer: aan den' verdachte een broodje met garnalen heeft verkocht, of eigenlijk niet verkocht, want de in de moord- coupe gevonden garnalen waren immers over- iarig maar wat doet dat er toe?Wij hebben bijzonderheden trachten te ontlokken aan de juffrouw van het huis waar de ver moorde gewoon was zijn middagmaal te ge- bruiken, bijzonderheden niet omtrent den moord natuurlijk, maar omtrenit den vermoor de, diens eigenaardigheden eniz.; wii hebben den treincond'ucteur (de trein-conducteurs) geinterviewd die op den bewustem avond op den snedtrein naar Rotterdam dienst heeft (hebben) gedaan, en waarvan er een zoo'n levendig verhaal heeft gedaan omtrent de wijze waarop de moordenaar hem achter- volgd heeft, met een auto, toen hij naar huis ging; of eigenlijk niet achtervolgd heeft, want deze achtervolging bleek een' heel an dere oorzaak te hebben en van een geheel ander te zijn uitgegaam. Wij hebben voile zwaarte gelegd op het feit dat de verpleeg- ster hem herkend heeft (ik bedoel: meende te kunnen herkeninen). Wij hebben zijn naam mee helpen fluisteren door het afdrukken van zijne initialen. Wij' hebben', publiek, er- ken dit, voor U meer gedaan dan eenig an der verslaggeverscorps zou kunnen doen; meer dan gij redelijkerwijze voor uwe abon- t nementsgelden zoudt kunnen eischen. Wij I hebben ons onderscheiden als de meesb-ge- wikste verslaggevers van geheel Nederland. Wij hebben getoond dat wij kunnen; wat wij d'urven. Maar nu is gebleiken dat de verdachte een onschuldige is; dat Jtiij volkomen zijn alibi kan bewijzen; dat wij dus geheel ten onrech- te allerlei al of niet juiste bijzonderheden uit zijn private leven aan de groote klok heb ben gehangem, bijzonderheden die, als ze waar zijn (wat geenszins vast staat) hem zeker niet tot eer zouden strekken. Maar wie kan het lijden dat zijn intieme leven het 1 binnenste buiten wrordt gekeerd? Wij stellen ons voor, hoe de verdachte het. arrestanten- hok verlat'end en weder in de' vrije maat sehappij teruggekeerd, kennis neemt van het geen wij, wij alien (ook ik: ik beschuldig niemand en verklaar mij solidair met mijne collega's) over hem geschreven hebben. En even stijgt ons toch een schaamteblos naar de kaken, nog rood gekleurd van de op win- dende jacht naar nieuws, naar sensationeel nieuws. En wij vragen ons af: zijn wij niet te ver gegaan? Ons, en U, publiek, voor wie wij het deden; van hetwelk wij meenden dat llttrt (lit nfrowt, Kjwn6ertWfi«B, yaii era verwachtte. Juist het feit dat de verdachte ten1 slotte cnschuldig Meek te zijn heeft plot seling, als't ware, eer. schel licht doen 0{y gaan over ons, ons zelf, de wijze waarop wij onze task opvatten en tot dusver hebben op- gevat. Zijn wij niet afgedaald, afgedwaald. naar e«ne wijze van berichtgeving die niet goed is, niet juist is; waaraan zoo spoedig mogelijk een einde moet worden gemaakt. Het zou ons goed zijn, het zou ons van groot nut zijn, te weten hoe gij daarover denkt. (Het is een moeilijk vraagstuk dat hierme- de, met deze vraag, met deze geheele moord- zaak, in de joumalistenwereld, en speciaal in die van die hoofdstad, aan de orde wordt gesteld. Een moeilijk vraagstuk omdat hier- mede ook samenhangt de geheele verhouding van de pers, tot de politie en de justitie. Dat het eenvoudig zou zijn op te lossen hiermede, dat politie en, justitie in den vervolge aan de pers inlichtingen weigert, zoolang bepaalde feiten niet vaststaan, geloof ik niet. Integem- deel, juist door onnoodige, overbodige ge- heimzinnigheid drijft men de pers den weg op, dien ze thans verlaten moet. Een slot op den mond van politie eh justitie zou niet in het persbelang, niet in het politioneel en1 jus- titieel belang, en in laatste en hoogste in- stantie, niet in het publiek belang zijn. Mij dunkt veeleer dat de pers zlchzelf den brel- del moet aanleggen, en dat het publiek haar daarbij helpen moet door eene auidelijke uit- spraak. WAGENAAR Jr. Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 685. Stand Zwart: 2, 4, 11, 15, 20, 22 en twee dam- men op 46 en 50. Wit: 21, 23, 24, 29, 30, 31, 32, 38, 39, 44, 48, 49. Oplossing 1. 30—25 1. 2. 25 14 2. 3. 48 6 en wint. Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, P. E>ekker, D. Gerling, J. Meijer te Alkmaar, A. Schrooder te Heiloo en J. Smit te Heerhugowaard. Op een vraag van een onzer oplossers naar aanleiding van probleem No. 684, zij geant- woord, dat in den cijferstand zwart 12 m o e t z ij n zwart 13. Op heden is in Frankrijk in vollen gang de match MolimardFabre om het kampioen- schap van Frankriik. Wij hopen in de vol gende rubriek op deze match terug te komen. Op 't oogenblik, dat wij dit schrijven, heeft Molimard 1 gewonnen en 1 remise. UIT HET BOEK VAN BALeDENT. 46 43 (4 sch.) 50 33 (6 sch.) voekm", meende Mrrs. Kincaidd na een pau- ze. „Ilk kam niiji best voorstcllen, dat u het in het eerst inpg niet preMdg viindir'" „0, diat niet', viel Mary vliug iin; „maar wat vreenrdi, ziet u. £k meeni, dat ik niet weet, wat ik doen mioet en diat ik mdsschien al heel weiniig opiiettendi' lijk, uit omweitendheid. Wat is eigemllijlk het werk van een dlame van gezelschap, Mrs. Kincaid?" „Wel, kiijfc, ik heb nooit zoo iemand gehad" anitwoordde de oude dame met een glimiach dus weet ik er al even weimig van als u. Ik denk, dial u en ik 't best zuillen kunnen vin- deni, als u maar vergeet, diat u als gezel- schapsdame is gekomen, als u praat wanneer u lust heetfiil en zwijigt, ate u zidi niet tot pna- ten geroepen voelt. U ziet, 't is echt voor ge zelschap, dat ik iemand noodig heb; niet iemiandi om voor mdji to bellen en het eten Baar ile maken; het is geen groot huis en ik ben geen personal van gewicht; ik heb iemand noodiig, die mij wat afleiding bezoaigt en die vriendeiijk voor mij, is. Dit antwoord' gaf een duidelijke omsthrij- ving van wat er van haar veriangd werd, en Mlaary vond, dat dit inderdaad weinig was voor het safaris, dat ze er toch nog voor ontving en dtikiwijils vroeg ze zich dan ook af, of ze het wel verdiend. Behalve, dat ze er voortdiurend op bedacht moest wezen, dat zeni nooit uit haar humeur mocht zijn en diat ze diikwijls verplicht was hardop tie lezen als ze soms liever in gepeins verdiept had gezeten, was ze toch to waarheid haar eiigen' baas. Nlaarmate ze er zelve wat meer gewend werd, leerdte ze spontaa® uiting geven aan een' gedachte, zooals die baar inviel en zan der eerst te overloggen, hoe die opgevat zou worden; iets, wat over het geheel niet dik- wijils voorkonit to dergelijke betrebkingen. Miaar weinig gemot is barter van duur dan dat van weer genoeg te mogen eten. De herinnering aan den Longer todi wekt geen hanger em otomen een week was het geveeltea, dat alles haar zoo nieuw leek, geheel uitge- sleten. Ze raabte al vertrouwd' met den sleur. Ze wianddden samen; soms naar het sfraud, maar meest in de stad, diaar de nabijiheid van de zee vermoeiend was door Mrs. Kin caid. Ofschoon Westport aan de kust ligt, wordt het toch niet als badplaais aange- merbt door degenen, die ate noodtzakelijke aanvilling van- de zee beschouwen: een pier met een pantoffeiparade en een muziekkorps en in d'en zooner was de bevolfcing dius niet veel toegenomen'. Men had zoowat een twin-fig minuten noodig, om van ,,Laburmus Lodge" het strand te bereiken; de weg daarheen leidde langs paden, die particulier eigendom wa ren en waarvan de laatste een heuvei was, die dd oude dame bijlzonder vermoeide. Had men den top van dien heuvei bereikt, dian was men meteen aan het eindpunt van de woningen van de meer-gegoeden en' lag er hier endaar nog maar een hutje verspreid met een verwaarloosdi grasperkje er voor en waar een paar banken op stonden en die af- heldlen haar het strand, waar de golven te gen de beisteenen klotsten. Ondanks die kaalheid, of misschien juist daardoor vond Mary dat een heerlijk plekje. De rust took haar aan; die zee heeft zoo'n aanpas- simgsvermogen voor iedere gemoedsstem- mioig, diat men in h aar nabijheid' vreugde en leed nog eens zoo sterk voelt. Ehkwijlis verliangde ze er naar, dat ze daar toch eens alleen mocht gaan. om zich in de murmelende kalmto over te geven aan inge- sloord' gepeins. Van dten dobter zagen ze maar weinig. Nlu en dan kwam hij' eens eem uurtje over en in het eerst trek Miary zich bescheiden terug, om niet hinder lijk te zijn bdj een vertrouwelijk onderhoud van moeder en' zoon. Maar Mirs. Kincaid zei, diat dit volstrekt niet noodig was en dus bl'eef ze er in het vervolg bij. Ze had geen bans gezien, om eens alleen Uit het vroeger zoo bekende boek van Ba- ledent nemen wij de volgende standen over. Zij zijn interessant en verdienen de belang stelling onzer lezers ten voile. ■BjP®L Zwart:. 2, 3, 4, 7, 9, 11, 12, 24 en dam op 16. Wit: 18, 19, 23, 26, 27, 30/34, 40, 44. Wit wint hier door: 1 27—22 1. 16 :29 2. 19—13 2. 24 35 3. 44—39 3. 35 :33 4. 26—21 4. 29 45 5. 21—17 5. 12 21 6. 31—27 6. ,21 32 7. 22—17 7. 11 22 8. 18 :29 8. 9 18 9 23 1 9. 45 :23 10 1 29 Een mooie variatie op een bekend thema. uit te gaan\ eer ze al drie maar den in haar betrektaing was; en- op den middag, dat Airs. Kincaid' haar vroeg, of ze er ook op tegen had. cm een roman te gaan haten in de bi- bldotheek, daar ze het meisje op het oogen blik niet imissem kon, blank dit Mary als,mu- ziek in de ooreni. Het verlangen om de „Era" eens te zien en zich te vergewissen van het verblijf van Ga- rew, was den laatsten tijd zoo sterk in haar gewordem, dat het haar nu haast voortdreef met ikoortsachiti'ge haast. Ze si!ak het tusschen liggend kerkhof over, liep vol1 ongeduld de Hioogstraat door en aan het srations-boekenstalletje kocht ze toeni eeni laatste nummer. Met moeite weer- hidld ze zioh, om het op het perron al in te kijken, maar, daar ze liever het onderzoek in stilte dbed. wist ze zich nog te bedwingen liOt ze het ilaantje was ingesliagen naast het station. Ze dach wel niet, dat het gezelschap zoo lang op touirnee zou zijn, maar in ieder igevali zou die courant haar wel vertellen van zijn doen' en laten. (Hlet eerst keek ze de ko- lom na ond!er het' hoofd: .,Op reis". Maar, zooals ze wel vermoed had, kwam dte naam van „The Foibles" daarondier niet voor. Zou het gezelschap heelemaal uiteen zijn, of hid den ze enkel vacantie? Daar viel haar oog op een' advertentie: Mr. SlE'ATON CAREW, heeft de leiding van de tournee van Miss Olive Westland op 4 Aug. Zie pagina „Gezelschappen." Ze waren dus getrouwd! Uit het stellen van die advertentie bleek dat wel. Hij was baas over haar kapifaa] en rustte in haar ar- men. ,,0", prevelde ze „wat heeft hij over mij geloopen, die man! Om der wille van twee a drieduizendi pond; ja, enkel om der wille van haar geld! Ze zochir naar de be doelde advertentie, maar de paragnafen lie- pen voor haar geziobt ineen en het duurde lang, eer zij ze in het oog kreeg. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5