Alkmaarsche Gourant
Damrnbriek.
■an
Om de zilveren schatten der zee.
Zuster Brettan's liefde.
Amsterdamsche week,
Honderd Drie en Twintigste;]Jaargang,
Zaterdag 14 Januari.
F e n i 11 e t o n.
a y
No. 18.
1988.
(Nadruk verboden.)
IL
(VOORBEREIDING EN VERTREK.)
Een oud-zeeman gaf mij den raad, vooral
voor een goeden voorraad cognac te zorgen
en een anaer, die toevallig geheel-onthouder
was, achtte drie kistjes van bcaderd sigaren
b-slist noodzakelijk.
Maar omdat ik op mijn vingers kon natei-
len, dat ik van al die lekkernijen zelf een heel
sober gebruik zou maken, besloot ik mijn
koffer verder te vullen met alles wat ik zoo
ongeveer kon berekenen in veertien dagen
voor een behoorlijk lichaamsonderhoud noo-
dig te zullen hebben.
Ik pakte boter, suikerklontjes, beschuit,
broodjcs, chocolade, blikjes met melk en di
verse andere artikelen voor inwendig gebruik
bij elkaar en zorgde tevens voor eenig gees-
telijk voedsel door de juist aatigekomen
„Haagsche Post" in mijn koffer te latcn ver-
dwijnen.
Spocdiger dan ik verwacht had, bereikte
mij de uitnoodiging den volgenden morgen
in IJmuiden te komen en daar vond ik den
heer B. aan het station met de mededeeling,
dat het schip gereed was en over enkele uren i
het ruime sop zou kiezen.
In de trawler-haven, waar groote en kleine
visschersschuiten zij aan zij lagen, waar een
gezellige drukte van lossen en laden was en
de kolen- en ijsvervoerders onophoudelijk af-
en aanreden, stond ik even later Yoor de
TJM. 201.
Het was voor het eerst, dat ik een trawler J
van dichtbij zag en ik kan niet zeggen, dat
de kennismaking mij erg meeviel.
Het was een tamelijk lange, maar smalle j
boot, waarop aan weerszijden, naast opge-
rolde, van groote houten klossen voorziene
netteri, in vierkante vakken briquetten gesta-
peld waren.
De schoorsteen had een kwastje zwarte
verf gekregen, maar overigens had het zeewa-
ter blijkbaar het ijzerwerk ingevreten, zoodat
het rood-bruin van den roest overal onder-
door kwam.
Het schip had voor en achter een kleinen
mast en in het midden tegen den schoorsteen-
pijp een hooge stuurhut.
Daar vodr stond een roestige machinerie
met vde tandraderen .en rollen opgewonden
staaldraad, terwijl het achterdek bijna geheel
door de reddingssloep werd ingenomen.
Op het voorschip, tusschen links en rechts
geplaatste roestige ijzeren kasten, was een
donkere ingang, die naar een geheimzinnig
vooronder voerde.
Vlak bij de reddingsboot op het achter
schip, vertoonden zich twee poortopeningen
in den ijzeren wand. De eene voerde naar
het heilige der heiligen de verblijfplaats
van de etat-major de andere naar de ma-
chine-ruimte.
Tegen de verschansing van het achter- en
voorschip waren links en rechts breede ijze
ren bogen, zoogenaamde ankers, gebouwd
waarvan de achterste zware, met ijzer besla-
gen paralellogram-vormige houten borden
droegen.
Het was mij een raadsel waarvoor al deze
geheimzinnige machinerieen dienst moesten
doen en toen ik dat heele zwarte roestiee
schip nog eens goed in mij opnam kwam ik tot
de overhiiging, dat een vriend. die verkon-
digd had liever met de Limburgia mee
te gaan, toch nog niet zoo heelemaal onge-
lijk had.
Toen ik na een klimpartij over de briquet-
ten in de machine-raimte afgedaald was
deelde de wal-machinist laconiek mee. dat er
een vlampijp kapot was, die noodzakelijk ge-
repareerd moest worden voor het schip zee
kon kiezen
De ketel moest daarvoor koud zijn en het
zou nog wel eenige uren duren eer er na de
hersto'ling weer stoom genoeg zou zijn om
van wal te kunnen steken.
Wii hadden daardoor tijd naar het kantoor
der Centrale Visscherij-Maatschappij te gaan
en een kiikie te nemen in de enorme. boven
elkaar gebouwde zolders, waar mannen en
vrouwen dagelijks aan het herstel der groote
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van
LEONARD MERRICK,
door E. H. (Nadruk verboden).
23)
Ze reisden tweede klasse em eerst bdj een
hali.le aan een tusschenstation werden, ze ge-
stoord in hum eenzaamheid. Een groote
vrouw, overladen met pakken en zakken,
trad de coupe binmem, en blijkbaar behoorde
ze tot) de soort reizigens, diie een ritje met
den: (rein beschouwen ails eon' uitsiekende ge-
legenheidi, om eens extra te festijmen, zoodat
het wiaarnemem daarvan op z'n minst zoo
interessant was, als het uiizicht daar bui-
fceni.
Drie uur later, toen de trein ophiddj in
Westport, k.eek Mary in spanning uit. Het
was een ailleraardligsi) nieuw em frisch sta-
tionnetje. Onimiddellijk vielen im het oog een
vriendelijk kronkelpaadje ein een villa niet
een' roqd dak. Zacht klcfcgelui blank over de
weiden. Ze hoorde iemand diichthij zeggen,
dat hij dacht, dat het voor den dienst van
vijtf uur was.
Otm de dirufcte en het! gewoel vam Londen
eens verwisseld te hebben voor de rust etn
kalmtle vam eem plaatsje, waar de menschen
tijd hadden een kerkdiienst te volgen op een
weekdlag en waar je het gdkweel van de vo-
gels tusschen het rijden van de wagem door
kon hcoren, was verrukkelijk. Em, itierwijl ze
maar luis'torde, rook ze den frisschen geur
van teer i:m de hicht, waaruit in de niabijheid
van de zee Meeik. Ze haalde eens diep adem.
Hie, hoe heerlijk toch alles, dacht zSjl! Hoe
gelukkig moot life mij nu wel voeltml...
'Miaair re was oiat gielkikkilg! Dae®' wastea
netten voor de trawler-vlaKherfl de h*-
ringvangst werken.
In de teerderij wordt het netwerk in een
kleverig bad gedompeld en in de amederij-
herstelplaats, daarnaast gelegeo, wordt met
eigen krachten zooveel mogelijk alles her-
steld wat bij het binnen komen der schepen
als ondeugdfelijk of gebroken word* opgege-
ven.
Het was heel interessant en in de kantoor-
lokalen bewonderden wij de Iota's van de
houten en stalen zeil- en stoomvisscherssche-
pen der Maatsehappij, waarvan er eenige in
de oorlogsjaren zijn uitgevaren, om noo.t
meer terug te komen.
Op deskundig advies schafte ik mij in een
nabijgelegen magazijn een steenen kroes met
een oor, een geemailleerd wasch-etens-bakjc
en een blijkbaar tweedehandsch ijzeren vork
en lepel aan, terwijl in het plotseling geble-
ken gemis aan een scheepspet door de ont-
dekking van een afgedankte pet van den heei
B. voorzien werd.
Zij was niet mooi en mij de helft te groot.
maar aan boord van een trawler, zoo verze-
kerde men mij, behoefde je nu juist niet naar
de laatste mode gekleed te zijn en was het
dechtste eigenlijk nog te goed voor dage-
lijksch gebruik.
Even later, bij de lunch ten huize van den
heer B.. drong het eigenlijk pas goed tot mij
door, dat dit de laatste maaltijd was, die ik
in mij vertrouwde omgeving meemaakte.
Hoe ik mijn volgenden maaltijd zou genie-
ten, in welk gezelschap en onder welke om-
standigheden, was mij absoluut duister en ik
moet eerlijk beknnen, dat ik er dat oogenblik
wel een beetje tegen op zag.
De familie B., wier gastvrijheid mij de
noodige afleiding bezorgde, dacht dat het wel
mee zou vallen.
Bij terugkomst op het schip, dat er in wer-
kelijkheid toch heel anders uitziet dan wan-
neer je het in Egmond aan Zee zoo sprook-
jesachtig voorbij ziet varen, daalde ik, mij
met handen en voeten aan de ijzeren sporten
van een scheepsladder vasthoudend, in het
heilige der heiligen af.
Het was een driekantige roef met een ruw-
houten, eveneens driekantige tafel in het
midden.
Daaromheen waren banken met leeren kus-
sens aangebracht, terwijl de zijmuren kastjes
voor berging van levensmiddelen en daarbo-
ven, achter groene gordijntjes, ecu viertal
slaapkooien vertoonden.
Op een uit-stekende richel, door koperen
stangen tegengehouden, stonden diverse bus-
jes en drink-mokken en in het midden prijkte
boven een roestig met ijzerdraad vastgehou-
den kacheltje, achter een wandlijst van kope
ren stangen, een aardig schoorsteenspiegel-
tje.
Links en rechts daarvan waren „mahonie"-
houten deuren met koperen sloten, die toe-
gang gaven tot twee kleine slaaphutten.
De eene, die er uitzag of de bewoner ver-
huisd was en vergeten had den rommel mee
te nemen, was van den meester met wel-
ken titel, zooals ik dra vernam, de machinist
aangesproken wordt
In de andere, die netjes aan kant was, vond
ik mijn koffer terug. Het was de hut van
den schipper, die hij vrijwiilig te mijner be-
schikking gesteld had.
De schipper, de in IJmuiden welbekende
Pieter !K., was een man van omslreeks 50
jaar met een rustig, prettig uiterlijk
Hij zat met zijn zoon aan tafel toen ik met
den heer B. binnenkwam en het is te begrij-
pen, dat wij elkaar bij de daarop volgende
Kennismaking met groote belangstelling be-
Keken hebben.
Hij was bij de mededeeling, dat hij een pas-
sagier mce zou krijgen, niet erg verrukt ge-
weest, want het was niet de eerste maai, dat
nij daarvan in zijn zeemansleven rreurige er-
varing opgedaan had.
Omdat een schipper, die van procenten van
de vangst leeft, het grootste belang heeft bij
een on-onderbroken vaart, had hij uitdrukke-
lijk de voorwaarde gesteld, dat als de passa-
gier ziek werd, hij niet naar IJmuiden terug
oehoefde te varen.
Ik had die voorwaarde aangenomeu en wij
oleken elkaar wel aan te staan.
Terwijl wij nog stonden te praten. kwam
de meester binnen, een zwaar gebouwde,
vroolijke klant, die mij joviaal zijn zwarten
rnuist toestak en de kok, het type van een ge-
noedelijken cafe-houder, die inderdaad eige-
naar van een cafetje in Noordwijk bleek,
waarvan hij de exploitatie omdat't zaakje
ioch bijna op de flesch was maar aan zijn
/rouw had overgelaten.
avundi kwam; daar weer de elilende van de
herinnering bij' baar boven. Mlrs. Kincaid en
zdj waren alleen. De diolkter was naar het
ziekenihuis gegaan en in de sehemering za-
■en' ze in dfe gezellige huiskamer af en toe
ecru woord te sp'raken. Het pijnWjlke werd: te-
weeg gebraeht dbor de tegeinstelling van
deze aankomst nu, met die, waaraan ziji ge-
woon was! Geen uitpakken van fotografieen
hier, peinsde zij tusschen haar niiets doen;
Teen hospital, diie gretig verteldie van het
doen en la ten' van het vorige gezelsohap
geen wandblinlg na de thee met Tony, om
eens te zien waar de schouwburg was. Hoe
'eemdZe zei „H)oe vreemd'', maar eigen-
v bedoelde ze: ,,Hoe pijnlij'kP'
Bn toen dOontlrilde het ihaar op eenmaal
et een schok, dat het oude leven, dat voor
baar al hang doodl em begraven was, nog
altlijd voortigioig ook zonder haar. De foto-
gralien werdem nog uiitgepalct en op schoor-
-iieenmanitiels gezet. Hospita's habbeldien nog
homderduiit over hetgeen er de vorige week
was gesch'iddi; Tony imaakte nog groote wan-
dellingen buiiitem de stad, net als hij hiad! ge-
I, daam, toen zdjl bij hem was. En hij zou nu
met Miss Wesitdandl getrouwd: zijin, terwijl zij
hier was. Hoe verachrilkkelijik, hoe afschlu'we-
'ijlk en hoe onwezenlijlk scheem haar dit alles!
Ze blieef wat gebogen staan over den' bloe-
menstandiaaird, of ze de planten bekeek.
,,Is u moe. Mss Brettiao," vroeg Mrs. Kin
caid, ,dniissdhien zoudt u vanavwnd graag
wait) vroeger naar uw kamer gaan."
..'Neen, danik u", zei. ze. „Ik geloof, dat ik
mij een beetje vreemd voeldat is alles."
Diaartegenover op <}en hoek van een plian-
ken omheinimg van een in-aanbouw-zijnd
huis en1 tusschen de gewone arvertenties viel
daar onmiddiell'ijk een aanplakbiljet van1 de
Opera Comiqu^ in het oog. Dat deed haar
nan alls een verwelkomiiing, terwijl het verle-
den weer geheel voor hiaar opleefde.
„U auilt aidi wel gauw op uw gemak gaan
Een vlertamte jonge vlsselw® met een vet*
weerd gezicht en een paar trouwhartige
oogen, drukte mij stevig ae hand.
Dat was de stuurman en even later dock
er een brood-magere, van top tot teen met
machine-olie en kelengruis bedekte jongeling
op, die als tweede machinist werd voorge-
steld en de kennismaking onmiddellijk beze
gelde met ettelijke mokken kofiie, die hij,
dorstig, uit een grooten, naast de kachel
neergezetten ketel te voorschijn haalde.
Ik had de heele etat-major de hand ge-
drukt en er werd besloten, dat ik de keonis-
making met de vier matrozen. alsmede met
den tremmer en den stoker, aie alien in het
vooronder huisden, zou uitstellen tot we de
haven uit waren.
Doordat ook de stoomfluit kapot bleek
kreeg ik verlof nog enkele uren te passagie-
ren en toen ik om zes uur namiddags terug
kwam, waren er werkelijk teekenen die er op
wezen, dat het dien avond nog tot een uitva-
ren zou komen.
Wel stond de schipper nog gemoedelijk een
praatje op den wal te maken, maar er had
den zich reeds eenige belangstellenden verza-
meld om het schip te zien vertrekken, de
stoomfluit gilde een waarschuwing naar de
verre woning van een matroos, die blijkbaar
geen afseheid kon nemen en vrouwen en kin-
deren der bemanning verzamelden zich aan
den kop van de haven, dien de IJM. 201 bij
haar vertrek rakelings zou moeten passee
ren.
Toen gaf de schipper het sein van vertrek
Ik klom over {le verschansing en de schip
per bezorgde mij een plaatsje op den omme-
gang van de stuurhut.
De IJM. 201 maakte zich los van den wal,
srhoQf behoedzaam tusschen twee zustersche
lit en richtte den eteven naar den uit-
gang.
Onder vaarwelgeroep en gezwaai met pet-
ten, zakdoeken en hoeden, namen wij afseheid
van de aan den havenmuur achterblijvenden
en even later riepen de bij den uitgang sa-
mengekomen huisgenooten der visschers ons
luid keels een tot weerziens toe.
Bij de pier hoorde ik mijn vrouw en drie-
jarig zoonfje ons een goede rei3 toeroepen
en minuten lang hebben wij elkaar met onze
zakdoeken een hartelijk afseheid toegezwaaid
Toen zette de IJM. 201 er vaart in. Wij
gleden snel langs de rechte wallekanten en
vodr ik er op bedacht was, waren wij de pie-
ren uit' en lag IJmuiden als een steeds kleiner
wordend stadje tegen de breede, vaderland-
sche duinkust.
De roode pannedakjes der huizen, de klei
ne witte rij badkoetsjes, werden kleuBvlekjcs,
de vuurtorens krompen tot kegeltjes ineen en
toen ik mij omkeerde en voor mij uitzag,
strekte zich daar plotseling de breede water-
vlakte uit. de groote deinende zee, waarin ik
eerst na ruim twaalf dagen weer een stukje
land, een streepje van de Engelsche oostkust
zou ontdekken.
TJFERD.
De moord in den sneltrein.
Sinds Nieuwjaar of eigenlijk sinds Oude-
jaarsavond dat is dus sinds twee weken
zijn wij, Amsterdamsche reporters, nu op
het oorlogspad geweest. Ik bedoel dat wij al-
ton, sedert het bekend worden van den gru-
welijken trein-moord op den laatsten dag des
vorigen jaars, in touw zijn geweest om het
publiek, het Nederlandsche volk, de meest-
uitgebreide inlichtingen te verschaffen. om-
trent de omstandigheden waaronder de
moord heeft plaats gevonden; den vermoor-
de en den (vermoedelijken) dader. En tot op
zekere hoogte mogen wij, wij Amsterdam
sche verslaggevers, daarop ik bedoel op
ons werlc trotsch zijn. Er is geen stad, er
zijn geen collega's in den lande, die ons dat
snuffelwerk, verbeteren zou (den). De ver-
slaggeverij, de reportage, heeft nooit, in geen
enkele plaats, die hoogte, die volmaaktheid,
bereikt als te Amsterdam. En in den htgubere
zaak, in dit nare geval dat sensationeeler
is dan de hevigste roman zijn wij der tra-
ditie getrouw gebleven. Onvermoeia hebben
wij gewerkt, geslaafd, dag en nacht, om ach
ter de geheimen (de geheimen ook van justi-
tie en politie) te komen. En aan menig be-
richt dat gij, geachte lezer en geachte leze-
res, 's morgens of's avonds in uw krant las,
kileefde neen, gelukkig geen bloed, maar
toch zweet het eerlijke zweet van den ar-
beidzamen, het vuur uit zijne sloffen loop en-
den journalist.
En wij hebben ons niet slechts kunnen' be-
paten tmti rf* Twrtf miaKhien <enfrt,
tot het elkeni dag weer aan informeeren bij; de
politie, of er lets nieuws was. Dat was niet
voldoende; in de eerste plaats niet omdat het
onderzoek hoofdzakelijk vanuit den Haag
werd geleid. Amsterdam was slechts een! po-
litieboireau van den tweeden rang in deze
zaak, al was de vermoorde (en wellicht de
dader) een Amsterdammer. Maar afgeschei-
deni hiervan plegen wij ons hiennede niet te-
vreden te stellen. De onderlinge concurren
ce, vooral van Handelsblad em Telegraaf op
repcrtage-gebied, heeft den speurzin, den
speurlust, nog aangewakkerd. Wij zijn daar-
om gewoon naast de officieele inlichtingen die
de politie ons geeft, ook onze eigen informa-
ties te stellen, ook onz,e eigen, particuliere re
cherche te voeren. En wij zijn ook niet ge
werid ons tot Amsterdam-zfelf te beperken. In
zoo'n geval zwennen wij uit over't geheele
land, destioods naar de verste uithoeken, de
kleinste dorpen, en wij zijn niet tevreden v66r
wij de heipiagge hebben gezien, en zoo noo
dig afgebeeld (er is ook gei'llustreerde pers)
waarop eem bloeddruppel van den vermoorde
viel.
Meen niet dat ik gekscheer. Ik meem het in
heiligen ernst. Wij sparem geen enikele moei-
te, tijd noch geld, in dienst van U, publiek.
En wij, kunneni tevredem zijn over onze pres-
taties gedurende de twee laatste weken. Elk
moment is door ons vastgelegd. Elke vergis-
sing, elk dwaalspoor, is door ons meegedeeld.
Wij hebben u de gruwelijke bijzonderheden
gegeven van de wijze waarop de vermoorde
in zijn coupe is gevonden^ van zijne particu
liere omstandigheden ook van dezulkie die
nu niet heel eervol voor hem warenzij het j
dan ook op een min of meer verborgen wijze.
Wij hebben hetzelfde gedaan zonder ge- j
nade! ten aanzien van den verdacbte en
diens leven, banevens het leven van zijne
vriend en en kennissen. Wij hebben de 72-ja-
rige moeder van den beklaagde, pardon: den
verdacbte, geinterviewd; wij hebben inter
views gehouden met twee overjarige gama-
len, pardon: met den vischwinkelier die op
Oudejaarsavond aan den moordenaar
pardon, alweer: aan den' verdachte een
broodje met garnalen heeft verkocht, of
eigenlijk niet verkocht, want de in de moord-
coupe gevonden garnalen waren immers over-
iarig maar wat doet dat er toe?Wij
hebben bijzonderheden trachten te ontlokken
aan de juffrouw van het huis waar de ver
moorde gewoon was zijn middagmaal te ge-
bruiken, bijzonderheden niet omtrent den
moord natuurlijk, maar omtrenit den vermoor
de, diens eigenaardigheden eniz.; wii hebben
den treincond'ucteur (de trein-conducteurs)
geinterviewd die op den bewustem avond op
den snedtrein naar Rotterdam dienst heeft
(hebben) gedaan, en waarvan er een zoo'n
levendig verhaal heeft gedaan omtrent de
wijze waarop de moordenaar hem achter-
volgd heeft, met een auto, toen hij naar huis
ging; of eigenlijk niet achtervolgd heeft,
want deze achtervolging bleek een' heel an
dere oorzaak te hebben en van een geheel
ander te zijn uitgegaam. Wij hebben voile
zwaarte gelegd op het feit dat de verpleeg-
ster hem herkend heeft (ik bedoel: meende te
kunnen herkeninen). Wij hebben zijn naam
mee helpen fluisteren door het afdrukken
van zijne initialen. Wij' hebben', publiek, er-
ken dit, voor U meer gedaan dan eenig an
der verslaggeverscorps zou kunnen doen;
meer dan gij redelijkerwijze voor uwe abon-
t nementsgelden zoudt kunnen eischen. Wij
I hebben ons onderscheiden als de meesb-ge-
wikste verslaggevers van geheel Nederland.
Wij hebben getoond dat wij kunnen; wat wij
d'urven.
Maar nu is gebleiken dat de verdachte een
onschuldige is; dat Jtiij volkomen zijn alibi
kan bewijzen; dat wij dus geheel ten onrech-
te allerlei al of niet juiste bijzonderheden
uit zijn private leven aan de groote klok heb
ben gehangem, bijzonderheden die, als ze
waar zijn (wat geenszins vast staat) hem
zeker niet tot eer zouden strekken. Maar
wie kan het lijden dat zijn intieme leven het 1
binnenste buiten wrordt gekeerd? Wij stellen
ons voor, hoe de verdachte het. arrestanten-
hok verlat'end en weder in de' vrije maat
sehappij teruggekeerd, kennis neemt van het
geen wij, wij alien (ook ik: ik beschuldig
niemand en verklaar mij solidair met mijne
collega's) over hem geschreven hebben. En
even stijgt ons toch een schaamteblos naar
de kaken, nog rood gekleurd van de op win-
dende jacht naar nieuws, naar sensationeel
nieuws. En wij vragen ons af: zijn wij niet
te ver gegaan? Ons, en U, publiek, voor wie
wij het deden; van hetwelk wij meenden dat
llttrt (lit nfrowt, Kjwn6ertWfi«B, yaii era
verwachtte. Juist het feit dat de verdachte
ten1 slotte cnschuldig Meek te zijn heeft plot
seling, als't ware, eer. schel licht doen 0{y
gaan over ons, ons zelf, de wijze waarop wij
onze task opvatten en tot dusver hebben op-
gevat. Zijn wij niet afgedaald, afgedwaald.
naar e«ne wijze van berichtgeving die niet
goed is, niet juist is; waaraan zoo spoedig
mogelijk een einde moet worden gemaakt.
Het zou ons goed zijn, het zou ons van
groot nut zijn, te weten hoe gij daarover
denkt.
(Het is een moeilijk vraagstuk dat hierme-
de, met deze vraag, met deze geheele moord-
zaak, in de joumalistenwereld, en speciaal
in die van die hoofdstad, aan de orde wordt
gesteld. Een moeilijk vraagstuk omdat hier-
mede ook samenhangt de geheele verhouding
van de pers, tot de politie en de justitie. Dat
het eenvoudig zou zijn op te lossen hiermede,
dat politie en, justitie in den vervolge aan de
pers inlichtingen weigert, zoolang bepaalde
feiten niet vaststaan, geloof ik niet. Integem-
deel, juist door onnoodige, overbodige ge-
heimzinnigheid drijft men de pers den weg
op, dien ze thans verlaten moet. Een slot op
den mond van politie eh justitie zou niet in
het persbelang, niet in het politioneel en1 jus-
titieel belang, en in laatste en hoogste in-
stantie, niet in het publiek belang zijn. Mij
dunkt veeleer dat de pers zlchzelf den brel-
del moet aanleggen, en dat het publiek haar
daarbij helpen moet door eene auidelijke uit-
spraak.
WAGENAAR Jr.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 685.
Stand
Zwart: 2, 4, 11, 15, 20, 22 en twee dam-
men op 46 en 50.
Wit: 21, 23, 24, 29, 30, 31, 32, 38, 39, 44,
48, 49.
Oplossing
1. 30—25 1.
2. 25 14 2.
3. 48 6 en wint.
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: W. Blokdijk, P. E>ekker, D. Gerling,
J. Meijer te Alkmaar, A. Schrooder te Heiloo
en J. Smit te Heerhugowaard.
Op een vraag van een onzer oplossers naar
aanleiding van probleem No. 684, zij geant-
woord, dat in den cijferstand zwart 12 m o e t
z ij n zwart 13.
Op heden is in Frankrijk in vollen gang
de match MolimardFabre om het kampioen-
schap van Frankriik. Wij hopen in de vol
gende rubriek op deze match terug te komen.
Op 't oogenblik, dat wij dit schrijven, heeft
Molimard 1 gewonnen en 1 remise.
UIT HET BOEK VAN BALeDENT.
46 43 (4 sch.)
50 33 (6 sch.)
voekm", meende Mrrs. Kincaidd na een pau-
ze. „Ilk kam niiji best voorstcllen, dat u het in
het eerst inpg niet preMdg viindir'"
„0, diat niet', viel Mary vliug iin; „maar
wat vreenrdi, ziet u. £k meeni, dat ik niet weet,
wat ik doen mioet en diat ik mdsschien al heel
weiniig opiiettendi' lijk, uit omweitendheid.
Wat is eigemllijlk het werk van een dlame van
gezelschap, Mrs. Kincaid?"
„Wel, kiijfc, ik heb nooit zoo iemand gehad"
anitwoordde de oude dame met een glimiach
dus weet ik er al even weimig van als u. Ik
denk, dial u en ik 't best zuillen kunnen vin-
deni, als u maar vergeet, diat u als gezel-
schapsdame is gekomen, als u praat wanneer
u lust heetfiil en zwijigt, ate u zidi niet tot pna-
ten geroepen voelt. U ziet, 't is echt voor ge
zelschap, dat ik iemand noodig heb; niet
iemiandi om voor mdji to bellen en het eten
Baar ile maken; het is geen groot huis en
ik ben geen personal van gewicht; ik heb
iemand noodiig, die mij wat afleiding bezoaigt
en die vriendeiijk voor mij, is.
Dit antwoord' gaf een duidelijke omsthrij-
ving van wat er van haar veriangd werd,
en Mlaary vond, dat dit inderdaad weinig
was voor het safaris, dat ze er toch nog voor
ontving en dtikiwijils vroeg ze zich dan ook
af, of ze het wel verdiend. Behalve, dat ze
er voortdiurend op bedacht moest wezen, dat
zeni nooit uit haar humeur mocht zijn en diat
ze diikwijls verplicht was hardop tie lezen
als ze soms liever in gepeins verdiept had
gezeten, was ze toch to waarheid haar eiigen'
baas. Nlaarmate ze er zelve wat meer gewend
werd, leerdte ze spontaa® uiting geven aan
een' gedachte, zooals die baar inviel en zan
der eerst te overloggen, hoe die opgevat zou
worden; iets, wat over het geheel niet dik-
wijils voorkonit to dergelijke betrebkingen.
Miaar weinig gemot is barter van duur
dan dat van weer genoeg te mogen eten. De
herinnering aan den Longer todi wekt geen
hanger em otomen een week was het geveeltea,
dat alles haar zoo nieuw leek, geheel uitge-
sleten. Ze raabte al vertrouwd' met den sleur.
Ze wianddden samen; soms naar het sfraud,
maar meest in de stad, diaar de nabijiheid
van de zee vermoeiend was door Mrs. Kin
caid. Ofschoon Westport aan de kust ligt,
wordt het toch niet als badplaais aange-
merbt door degenen, die ate noodtzakelijke
aanvilling van- de zee beschouwen: een pier
met een pantoffeiparade en een muziekkorps
en in d'en zooner was de bevolfcing dius niet
veel toegenomen'.
Men had zoowat een twin-fig minuten
noodig, om van ,,Laburmus Lodge" het
strand te bereiken; de weg daarheen leidde
langs paden, die particulier eigendom wa
ren en waarvan de laatste een heuvei was,
die dd oude dame bijlzonder vermoeide. Had
men den top van dien heuvei bereikt, dian
was men meteen aan het eindpunt van de
woningen van de meer-gegoeden en' lag er
hier endaar nog maar een hutje verspreid
met een verwaarloosdi grasperkje er voor en
waar een paar banken op stonden en die af-
heldlen haar het strand, waar de golven te
gen de beisteenen klotsten. Ondanks die
kaalheid, of misschien juist daardoor
vond Mary dat een heerlijk plekje. De rust
took haar aan; die zee heeft zoo'n aanpas-
simgsvermogen voor iedere gemoedsstem-
mioig, diat men in h aar nabijheid' vreugde en
leed nog eens zoo sterk voelt.
Ehkwijlis verliangde ze er naar, dat ze daar
toch eens alleen mocht gaan. om zich in de
murmelende kalmto over te geven aan inge-
sloord' gepeins.
Van dten dobter zagen ze maar weinig. Nlu
en dan kwam hij' eens eem uurtje over en in
het eerst trek Miary zich bescheiden terug, om
niet hinder lijk te zijn bdj een vertrouwelijk
onderhoud van moeder en' zoon. Maar Mirs.
Kincaid zei, diat dit volstrekt niet noodig
was en dus bl'eef ze er in het vervolg bij.
Ze had geen bans gezien, om eens alleen
Uit het vroeger zoo bekende boek van Ba-
ledent nemen wij de volgende standen over.
Zij zijn interessant en verdienen de belang
stelling onzer lezers ten voile.
■BjP®L
Zwart:. 2, 3, 4, 7, 9, 11, 12, 24 en dam op
16.
Wit: 18, 19, 23, 26, 27, 30/34, 40, 44.
Wit wint hier door:
1
27—22
1.
16 :29
2.
19—13
2.
24 35
3.
44—39
3.
35 :33
4.
26—21
4.
29 45
5.
21—17
5.
12 21
6.
31—27
6.
,21 32
7.
22—17
7.
11 22
8.
18 :29
8.
9 18
9
23 1
9.
45 :23
10
1 29
Een mooie variatie op een bekend thema.
uit te gaan\ eer ze al drie maar den in haar
betrektaing was; en- op den middag, dat Airs.
Kincaid' haar vroeg, of ze er ook op tegen
had. cm een roman te gaan haten in de bi-
bldotheek, daar ze het meisje op het oogen
blik niet imissem kon, blank dit Mary als,mu-
ziek in de ooreni.
Het verlangen om de „Era" eens te zien en
zich te vergewissen van het verblijf van Ga-
rew, was den laatsten tijd zoo sterk in haar
gewordem, dat het haar nu haast voortdreef
met ikoortsachiti'ge haast.
Ze si!ak het tusschen liggend kerkhof over,
liep vol1 ongeduld de Hioogstraat door en
aan het srations-boekenstalletje kocht ze
toeni eeni laatste nummer. Met moeite weer-
hidld ze zioh, om het op het perron al in te
kijken, maar, daar ze liever het onderzoek in
stilte dbed. wist ze zich nog te bedwingen
liOt ze het ilaantje was ingesliagen naast het
station. Ze dach wel niet, dat het gezelschap
zoo lang op touirnee zou zijn, maar in ieder
igevali zou die courant haar wel vertellen van
zijn doen' en laten. (Hlet eerst keek ze de ko-
lom na ond!er het' hoofd: .,Op reis". Maar,
zooals ze wel vermoed had, kwam dte naam
van „The Foibles" daarondier niet voor. Zou
het gezelschap heelemaal uiteen zijn, of hid
den ze enkel vacantie?
Daar viel haar oog op een' advertentie:
Mr. SlE'ATON CAREW,
heeft de leiding van de tournee van Miss
Olive Westland op 4 Aug.
Zie pagina „Gezelschappen."
Ze waren dus getrouwd! Uit het stellen
van die advertentie bleek dat wel. Hij was
baas over haar kapifaa] en rustte in haar ar-
men. ,,0", prevelde ze „wat heeft hij over
mij geloopen, die man! Om der wille van
twee a drieduizendi pond; ja, enkel om der
wille van haar geld! Ze zochir naar de be
doelde advertentie, maar de paragnafen lie-
pen voor haar geziobt ineen en het duurde
lang, eer zij ze in het oog kreeg.
(Wordt vervolgd)