m m M Urinezuur en do nieren. Briefen nit Brussel. Ovsrtollig urineauur is de wericelijke oer zaak vaa rbeum&tiek. ischias en spit, es het kan zoowel de oorzaak als het gevolg zija van nierzwaJcte. Zware, moeilijk verteerbar* spij zen, alcohol, overwerking en nadeelige ge- woonten leiden tot de vorming vail een dus- danige hoeveelheid van ddt vergift, dat de nie ren overweldigd worden door de overspan- ning om het uit het bloed te filtreeren. Voorzorgen en matigheid verminderen de hoeveelheid urinezuur, vergemakkelijken de taak der nieren en voorkomen, dat niet-gefil- treerd urinezuur zich in de aderen, spieren, zenuwen en gewrichten afzet en kristalliseert. Deze voorbehoedende maatregelen kunnen worden aangevu'd door tijdige versterking van de nieren door Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Dit speciale niergeneesmiddel ver- schaft 6ucees zelfs in gevorderdie gevallen van nieraandoening en verschijnselen als rheumatiek, steen, spit, ischias, niergruis, nierwaterzucht, nier- en blaasontgteking, en ttrinezuur-vergiftiging. Foster's Rugpijn Nieren Pillen werken niet ©p dc ingewanden, doch louter op de nieren en blaas. AntisepHsqfi, voorbehoeden-d en ge- aezend, wordt dit niergeneesmiddel alom aanbevolen als gcvolg van de uitmuntende re- oultaten, die men ermede behaalde. Te Alkmaar verkrijgbaar bij Nierop Slofhouber k f 1.75 per doos. De tweede stand is ook belangwekkend: Zwart: 7/10, 12, 14, 17/20, 24, 26, 29. Wit: 27, 30, 32, 33, 35, 36, 39, 40, 41, 43, 47, 49, 50. 1. 29:38 2. 38 29 3. 26 28 4. 17:26 5. 26:37 6. 29 40 7. 24 35 8 37 39 1. 2. 3. 4 5. 6. 7 8. 9. 41—37 39—33 37—31 27—21 36—31 40—34 35 44 47—42 44 11! Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No. 686 van L. BARTELING. Zwart: 4. 6, 7, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 18 19, 22, 25, 35. Wit: 24, 26, 28, 32, 33, 34, 36, 38, 39, 40, 47, 50 Dit probleem van denzelfden auteur als de beide hierboven vermelde standen, zal onzen oplossers wel genoegen doen. Oplossingen v6or of op 16 Januari, Bu rcau van dit Blad. Uit onze Staatsmachine. Het Muntbedrijf. lEr zijn van die zaken van diagelijlksch ge- bruik, die men onmisbaar 'acht en geluikkig ook steeds voorhanden zijn, maar waarvain de groote massa zidi geen rekenschap geeft, hoe ze owtetaan en wat er aan vast is om ze te doen omtstaan. Wij gelooven niet ver van de waarheid ite zij®. als wij ook het geld daartoe rekenen. Alle diagen ontvangt men ge'Iidi en geeft het uiil!nu en dan kliaagt men, dat er weinig stukken van een bepaalde soort in omiloop zijnmiisachien spreekt men de hoop uit, diat er „weer wat loskomen"maar dlaarrnee is dan oak wat de muntstukken als zoodanig betreft de zaak afgediaan. Zelfs 1 ziji, die het Muntgebouw te Utrecht zien, heb- ben> weinig begrip van hetgeen daar gebeurt en diaar zij er weinig beweging waarnemen, vefwonderl1 het hun misschien, dat er nooit eens wat nijlksdaaldiers of guldens of andere muntstukken gevondien worden:, die bij het overladen voor de overbrenging naar Am sterdam toevail'ig verloren zijn. Voor de verandering wililen wij eens niet eeni wetsontwerp behiaindelen van de soort waarvan wijl den inhoudi gewoonlijk bespre- fcen, maar de „Regeling van de inkomsten en, uiijgaven van het Staatsmuntbedrijlf voor 1922 eens bezien. Aan het hoofd van de miunt staat de munt- meester. Aan de afdeel'ing „aligemeene za ken" zijn verboniden: een dief van die admi- nistratie, een boekhouder, een adj.-boekhou- der, een adj .-commies, een klerik, een: bode- Iklterfc, een portier, een scheikundige der fa- bricage en een assistent-siempelsnijder (de functie van stempelsnijder is vervaillten). Ver- der viinriten, wijl vermeld bij: de Miuintfabrica- ge: een chef, een le medwmicus en 7 opzich- ters; voor de iafd. Stempel- en Medai llefabri- cage is er een' mechanicus; bij de controle zijln werkzaam: een le scheikundige, een: in- specteur, twee controileuns en een amanuen sis; en ten slotte nog: 3 graveurs, 9 voor- ilieden, 17 vafcliedcn, 391 werklieden, 2 bedien- den en 1 laboratorium-bedicnde. Deze al'len geiniefen aani traktementen en Idonen 227.370,15. Wij zullen de verdere uitgavcn maar niet nagaan. Dat er veel noodig is voor brand- stoffen, gas en electririieiif spreekt haast van zelf. Voor het jaar 1922 wordt gerekend op een zuivere winst van het bedrijf van 249.400,85. Natuurfijk wordlen er niet alle jaren even- veel muntstukken gestagen. Voor 1922 wordit gerekend op 113.800.000 stud's. In 1921 wat dit aantal 25 millioen hooger. Die 113.800.000 stuks zijn vendteeld als volgt: vow 800.000 fcw-fjes; 7 jnOIJesa dubbeT tjes; 1 mdllioen stiuvers; 10 miliioeni cen- titni; 2 millioen halve centen wor Meder land. Voorloopig zijo beiielld voor IndiJ 4 millioen xijksriiaalders15 millioen guldens; S millioen halve guldens; 12 millioen Ikwar- tjes; 30 millioen dubbeltjes; 4 miliioeni 2Vi cent-stukken, 10 millioen centen en 2 milli oen halve centen'. Dat schijnen nu wel groo te getailten en ziji vertegenwoord'iigen don ook heel wait' werk, maar neemt' men in aanmer- king dlat wis land ongeveer 7 millioen' in- woners heeft, dan Mij|kt het, dat b.v. van die 7 millioen dubbeltjes er ieder maar een kan krijigen en dat het niet te verwonderen is, dat de Gommissie van- Rapporteurs uit de Tweede Kamer vraagt, of er niet wat meer stuiiverstukken konden worden gemaakt, want van de nieuwe fcan maar 1 op de 7 Ntedierlanders er een krijigen. Aan de Rijksmumt1 worden ook de medail- les en de miediaillestempels vervaardiigd' en de sfempelis voor dte gouden en zilveren wer- 'ken, voor dien ijk van maten en gewichien, voor het zegel en voor de Posterijen en' Tele- grafie en andere instelLingen. Bovendien kunnen particulieren aan de munt zefcere bdji de wet aangewezen munt st'ukken l aten si aan, rtatuurTijk tegen beta- ling van het metaal en van een vastgesteld muntlOon. Nu wiji toch over de munt spreken is het niet ongepast een stukje geschied'enis vain ons mun .'stelsei op te halen. De oude 17 gewesten, die in 1815 tot Wn Koninkrijk vereenigd werden, hadd'en bijina alle hun eigen muntspecien van zieer ver- schillend gewicht en gehialte. Willem I gaf in 1986 een wet uit, waarbij eenheid in het mum'wezen werd bevoHen. Er zouden zijn: gouden munten van 10 (na 1825 ook van 5), vandaar gouden Willems" zilveren munten van 3, 1, 0.50, 0.25. 0.10 en 0.05 (de d'rie laatsbedoelide hadden een veel lager gehialte) en koperen van 1 en V2 cent. Affleen de stukken' van 3 en 1 raoch- ten voor partia^ierenj (worden aangemunt. De oude munten werden allengs ingetrok- ken. Tot die oude munten behoorder, gou den rildera, halve rijtiers, diukaten, dukatons, Zeeuw'sche rijksdaalders, acht en twintigen, zesde halven, duiten en nog vele andere. In 1839' werd dte gulden iets in gewicht vermiindterd en werden de stukken van 3 vervangen dteor rijiksdaalders. Het spreekt van: zelf, dat er toen voor de munt heel' wat werk fcwam doordat a'lle guldtens en driegul- denstuikken mors ten worden versmolten en omgezet in guldens van' lager igewicht en rijksdaallders. Dat gaf ook heel wat kosten en daarom werden in 1841 de muntfbiljetten ingevoerd, eigenllijk een rentelooze leening, want de Staat gaf geen geld, maar een stehulidbcfceniltenis ter waarde van bet munt- biljet. Er waren biljctten van 5-, 10-, 20- en 100 gulden. Zij zouden ecbter maar tijde- lijik dienst doen als dckfcing voor dte ommun- timgskosten en moesten voor 1848 worden ingewisseiy, maar diat duurde tot 1873, zoo- dat die Staat er een aardige winst mee maak- te. Toen er omstreeks 1847 veel goud werd aangevoerd uit Caliternie en Australie, djaalde het goudi in prijs en vreesde men ver- lies op de gouidieni munitten'; die werden diaar- om inigetrokken. De zilveren en koperen mun ten bleven en de aanmunting van zilveren munt voor particulieren' werd toegestaan. Maar nu was dieTrijfcsdaalder ook het groot- ste betaalmiddel geworden, wat lastig was. Daarom werden dm 1852 weer muntbiljetten ingevoerdi van 10-, 50- en 100 gulden. Dat was een gemak voor het publiek en een voor- deel' voor den Staat, omdat het neerkwam op een' renittellooze leening. Er werdl echter bepaald, dat voor ten hoogste 10 millioen' gulden aan muntbiljetten miocht wordtetn uit- gegeven, welk bedrag in 1884 tot 15 milli oen werd verhoogd1. Die muntbiljetten waren wel te ondcrscheid'en van de bankbiljettten. Daar deze l'aatste er o.a. waren van 25 was er naar die muntbiljetten van 50 en 100 gild, weinig vraag, zoodat ten slotte eon „muntje" steeds een bil jet vain 10 beteekendte. In 1904 kreeg echter de Nederlandsche Bank het recht om ook biljettien vain' minder dan 25 uit ite geventoen werden de muntbiljettten van 10 ingetrckken en kwiamen de tegen- woordige bamlkbiljettten van 10 in omloop, dlie nu nog wel „muntjes" worden, genoemd door oudien van dagen'. Intusschen was omstreeks 1870 een groote dialing van den zilverprijs ingetreden. Zoo- als wij, boven beiden was sedert 1847 de vrijie aanmunting van zilveren. munt toege staan. Toen nu het ziilVer zelf in prijs daal- dte, bestond er kans, dat ieder dit wat zi'lver hadi het tot guldens of rijksdaalders liet si aan en er een zoet winstje mee maakte. Die vrije aanmunting voor particulieren werdi daarom verboden cn in 1875 werden weer de gouden ./tientjes" ingevoerd!, die se- dtert ook voor partiouliere rtekeninlg rnogen wordien gemunt In de Miuntwet van 1901 werd verder bepaald. dat rijksdaalders, gul dens en halVe 'guldens alilteen voor rekening van hot Rijtfc mochten worden aangemunt ter vervanging van zilveren, munten, die van Rijikswege aan dten omloop worden of zijn onttrokken. en dat voor de aanmunting van zilveren, pasmiunt alleen rijksmunfen werdien gebezigd. De bedloeling was duidelijk: het omzetten van oude afgesleten zilveren mun ten in andere van. gelifke waarde, zou ver- lies em muntlioon kosten, maar maakte mem er kwartjes, dubbeltjes en stuivertjes van, dan was het verlies minder of viel weg, om dat die pasmunt van een lager gehafte is. In 1877 waren reeds de koperen munten vervangen dteor bronzen van 2V2-, 1- en y, cent1, en in 1907 kwam de nikkelen stuiver in gebiruik in plaais van het onpraktische zil veren stuivertje. Later* is de ronde nikkelen' stuiver, die teveeli overeenkomst m'et een kwartje had vervangen, door den ftegenwoor- diigen vierkianten met ronde hoeken. Wijl behoeven hier niet de ingebruikne- m,ing alls wettig betaalmiddel van zilverbons in herinnering te brangen. Ieder kent de ta- melijk vn"ze papiertjes, die, als ze dlit gebrek n':et haddrn, in. een behoefte konden voor- zien. omdiat zij weinig ruimte eischen voor berg'ing. Zooals brkeinid is, zijn zij in dten kortero iijii von hun bestaan al een paar maal gewiiizied en' zbn de bons van 5 gulden al afgeschaft Het is noodlgeld,, zooals in de eersfe da-gen van de crisis, toen alle geld vas'gehoudien werd ook enkele -gemeenten 'ielei vervaardlgem. die zoodoende weer te- rugkeerden tot het stelsel van heel oude fij- hue 1fgw BP*!?! fttddbn, deed nu druk pere dienst als munt. Na hetgeen wij over de muntbiljetten' zeiden, is het duidelijk, dat de zilverbons ook weinig acdnr» zijn dam obli- gatiea vaa «en rentelooze leening. 15 Januari 162217 Februari 1673. Un homme quiuu homme que un homme enfin Laten we, om een woord van Sainte-Beue te gebruiken, ons een oogenblik ontspannen met Moliere. De cultuurwereld van Europa, misschien ook wel van de Vereenigde Staten, is bezig hem huldigend te herdenken. In Frankrijk wordt het iets als een nationale blijdschap, want daar om nog eens den zelfden gezaghebbende aan te halen wordt men alles moe. behalve een ding: goeds te vertellen van Moliere. Een beminnelijk en- thousiast heeft eens gezegd: „over Moliere te spreken, Moliere te doen liefhebben, dat is eigenlijk een publieke weldaad." Welnu, ik veroo'rloof mijzelf den lezer aldus te bewelda- digen. Geeft het kennen en waardeeren van Moliere ontspanning, dan moeten we hem nog eens buitengewoon dankbaar zijn, dat hij driehonderd jaar geleden geboren werd, zoo dat wij in 1922, het met zuchten en steunen begonnen jaar, waarin we het woord „ma- laise" spellen, spreken, zingen in slependen mineur-toon, een oogenblik ontspanning vin- den bij zijn frisschen, verkwikkenden, verster- kenden geest. Driehonderd jaar geleden geboren, maar wanneer? Op 15 Januari 1622 is hij gedoopf in de kerk Saint-Eustache te Parijs; dat staat vast; de aanteekening in het doopregister de- zer kerk. die onmiddellijk aan de Centrale Hallen ligt, bestaat. Zijn geboorte-acte be- - staat niet. Vermoed wordt, dat hij, het eerste kind uit het huwelijk van Jean Poquelin, be- hanger en stoffeerder, later koninklijk behan- ger en stoffeerder en kamerdienaar van Lode- wijk XIV, en Marie Cresse, een of twee da gen vroeger ter wereld kwam. Veel kan het niet gescheeld hebben, al hadden sommigen er belang bij, dat dit wel zoo was: de kleine Jean, die later na den dood van een broertje Jean Baptiste zou heeten, was n.l. wat vroeg geboren, hetgeen een satiricus de onbetwist- bare verklaring ontlokte, dat Moliere in zijn leven meerdere bewijzen van voortvarendheid had gegeven, doch dat zijn geboorte toch zonder tegenspraak daarvan het aflereerste was geweest. Waar hij precies zijn ouders veiblijdde met zijn komst ter wereld, is een open vraag. Ze- ker, tyj is Parijzenaar, volbloed. We zouden tegenwoordig, nu de echte Parijzenaar met f}* ufi Parifsche v^ikmbttbrt '-.n burgerklasse door harde jaren been. Zijn va- der, dit lnoct ter eere van den ouder Jean Poquelin gezegd worden, zorgde voor eene uitnemende eerste schoolopleiding. Deze, in haar verschillende vonnen, legt bij Molifcre den grondslag voor soliede kennis. Eerst de eenvoudige school met haar sober program: ,,catech:s{nus, goede zeden. lezen in het Fransch, rekenen en zingen." Dan de degelij- ke klassieke studie op Gassendi's college van Clermont, waar hard gewerkt wordt en ernstig Menander, Plautus en Terentius wor den bestudeerd. Onder de tweeduizend leer- lingen zijn knappe koppen, beteekenisvolle typen, die later van zich zullen doen hooren. Enkelen er van, zooals Bernier, Chapelle, Hesnault en ons aller vriend Cyrano de Ber- -yr erac, worden zijn intiemen. De wijsgeenge .amothe de Va.yer en de natuurkundige Ro- hault sluiten zich nauw bij hem aan. Zoo worden klassieke studie en exacte wetenschap- pen de basis van Moliere's uitgebreide ken nis, die later wel blijken zal achter de dwaas- heden van pedante ongeleerden in de Bour geois gentilnomme, in de Malade Imaginaire, Monsieur de Pourceaugnac en andere zijnei blijspelen. Op die schoolstudie, die Moliere ruim ge- legenheid gaf menschenkennis bij onderwij- zers en leerlingen op te doen, entte zich de praktijk van het leven. Niet het „schoonschrij- ven, boekhouden en de kennis der muntwaar- den", die zijn vader hem nog, voordat hij in de zaak zou komen om er kostbare stoffen en mooie meubelen te verkoopen, door den ouden heer Pinel liet geven den ouden heer Pi- nel, die later de deftige pere-noble-rollen in Moliere's Illustre Theatre zou spelen zul len hem geestelijk buitengewoon verrijken; misschien ook niet zijn studie in de rechten te Orleans, waar hij niet lang bleef. Trouwens een dergelijke studie daar ter plaatse werd in die tijden niet hoog geschat, getuige het rijmpje met de bewering: moyennant finance Un ane a Orleans obtenait sa licence. (Wordt v«rvolgd) Wij bezitten te Brussel, a l'instar vaa Pa rijs, een kleine Fransche Academie, naast de groote officieele instelling van dien naam. Om Parijs in alles na te doen, komt die kleine Academie er toe ook een jaarlijkschen prijs voor de Fransche letterkunde uit te schrijven, met vrije keus van onderwerp, doch daar zij officieel is getint, blijkt die vrije keus eerder beperkt. En voor uitspattingen als die, waar- een Diogenes-lantaarn gezocht moet worden, van de Academie Goncourt te Parijs dezer da- hem „een Parisien parisienant" noemen. Zijn gen ons't bewijs leverde, bestaat denkelijk ouders en grootouders waren Parijzenaars geen gevaar. Jonge Congoleezen, van kinds- als hij. En hij, die opgevoed werd in de druk- ke, handeldrijvende volkswijk tusschen Pont Neuf en rue Saint-Honore, in de Saint-Eusta- che-parochie, werd een echt kind van Parijs, waarop alle invloeden der groote stad kon den inwerken. Het spelen op straat met 0. a zijn vrienden, de kinderen van het groote deurwaardersgezin Bejart; de goed beklante en door voorname dames en heeren bezochte been naar Belgie gebracht, genoten hier eene verzorgde opvoeding en keerden naar het moederland terug, flink de pen hanteerend Onmogelijk is het niet, dat wij een dezer zwarte broeders zien mededingen naar den prijs van letterkunde met eene studie over het beheer der Belgen in Afrika, verder uitge werkt onder vorm van roman. Is het niet juist wat is gebeurd met de Aca- winkel van vader Poquelin, de school, de demie Goncourt te Parijs, die 't werk „Ba- grooten tooneelschrijver in hem zagen was de man van het robuste gezond verstand, van het „niets te veel", die weer tegenwicht bood en evenwicht aanbracht in eene omgeving van overdrijving, onnatuur en leugenachtigheid. d-te®, toen ook de stede® hum eigen geld en 1 Om daartoe te geraken meet dat jonge- kerk en, vooral niet te vergeten, het tooneel, waarheen grootvader Cresse hem dikwijls zelfs te veel naar den zin van zijn vader meenam, alles kan element van opvoeding geweest zijn voor den scherp opmerkenden en zijne ervaringen wel overdenkenden jon- gen, van wien de menschkundige geleerde Je- zui'et Gassendi, toen hij het college verliet, op zijn getuigschrift aanteekende: dat Jean Bap tiste Poquelin was „fort bon humaniste et encore plus grand philosophe"; heel goed in de talen maar nog sterker in de wijsgeerige studie. Wie Moliere's werk kent, gevoelt de juist- heid van Gassendi's uitspraak. Zijn jeugd- ervaring zal dus niet voor hem verloren ge- gaan zijn. Parijs leeft in hem. Dus Moliere volbloed Parijzenaar. Maar waar precies geboren? Het is heel moeilijk de historische waarheid vast te stellen. Er zijn in Parijs twee huizen, die een opschrift dra gen: „rlier werd Moliere geboren." In den muur van het eene is een zwart marmeren steen, witachtig grauw geworden door ouder- dom; in den gevel van het andere een wit marmeren, zwart-groezelig door de jaren Het opschrift is van beteenenisgeboortehuis van Moliere, maarbeide opschriften zijn onjuist. Evenmin als zijn geboorte-acte is zijn geboortehuis te vinden. Wel weten we, dat hij als schoolgaande jongen gewoond heeft in een huis, dat den hoek vormde van de strateu Saint-Honore en Vieilles-Etuves. Zijn moe- der, de verstandige, huishoudelijke Marie Cresse, was gestorven; een tweede moeder, minder verstandig en huishoudelijk, vroolijk als haar naam: Catherine Fleurette, even- eens. De oude Poquelin, wien het eerst heel goed ging en die zijn kapitaaltje van 4400 francs onder Marie Cresse's zorgzame hand zag groeien tot 13000 francs plus een netten, zelis eenigszins rijken inboedel, was minder fortuinlijk in zijn tweede huwelijk; de kinde ren schijnen ook begrepen te hebben, dat niet alle verandering op dit ondermaansche ver- betering is, wat ons de stiefmoedersrollen in Molire s stukken eenigszins verklaart. En toen het nieuwe huis betrokken werd, ge- beurde dit zeker niet uit weelde. 't Was een oude woning, waarvan de gevel een oranje- boom vertoonde, met een troepje apen, die langs den stam en in de takken hun grimas sen maakten. Het „Apenhuis" heette het en deze naam is niet vergeten door de talrijke vijanden, die later den moralist-tooneelschrij- ver niet vergaven, dat hij uit de van onecht- heid overladen maatschappij zijner dagen de treffende typen bij het oor pakte, hen op zijn tooneel tot ieder's aanschouwen hun onecht- heid liet uitstallen en daardoor zijn tijdge- nooten den Spiegel voorhield, waarin zij hun afwijking van natuur en waarheid touala" van den gekleurden schrijver Maran bekroonde. Wie is inderdaad deze heer Maran? Nie- mand anders dan de Fransche Multatuli van den Ichad. Ambtenaar, als Douwes Dekker, heeft hij daar de beschaving aan't werk ge- zien en zijn pen gescherpt hebbend, hekelt hij de onrechtvaardigheden en barbaarschheden van de koloniale politiek. Multatuli heeft niet ongenadiger en striemender de hooge oome's en koloniemelkers afgezweept dan zijn ge- kleurde spitsvennoot het heeft gedaan en nochtans zijn er tien bekende Fransche schrij- vers geweest, waaronder namen als Luciei Descoves, Rosny, Gustave Geoffroy, om hem den titel van „primus inter pares" toe te ken nen en trvens den weg der fortuin voor hem glad te strijken. Want wat men er ook over zcSSe» het werk „Batouala" bevat twee dee- lenhet eerste eene omwerking van Multauli's weeklacht, in een Fransch kleedje gestoken, en het tweede het avontuur van den hoofdman Batouala, die een Parijzer avontuur beleefd en bedrogen wordt door een zijner negen vrouwen en op 't oogenblik, dat hij wraak gaat nemen, door een panter wordt verslon- den. Bij de lezing van het boek krijgt men niet den indruk, dat dit werk zich opdringt door zijn superioriteit. De stijl is alledaagsch: hier en daar flikkert wel eene beeldspraak op, die aangenaam aandoet, doch over het algemeen is het doodgewoon proza. Ook denk ik, dat cen gekleurde broeder uit Congo, die er „ad usum Belgarum" eene Congoleesche variante zou uitpompen, het gansch anders moet aan- leggen, om den prijs te winnen in onze Aca demie. Wij zijn dezer dagen aangenaam veTrast geworden door de aankomst te Brussel van de oude tooneelspeelster Sarah Bernhardt. Sa rah Bernhardt, hoor ik uitroepen, leeft die dan nog? Behoort die sinds lang niet tot de geschiedenis? Ja, de groote tragedienne is waarlijk onsterfelijk en de jaren hebben op haar geen vat. Men herinnert zich. dat men, dertig jaren geleden, haar sosie deed zingen in de revues: A septante ans, k Sofia, Je jouai la Dame aux Camtelias; A nonaute ans, au Kamtchatfca, Je jou'rai 'or la Dame aux Camelias! Negentig jaar! Zooals wij haar thans heb ben gezien, loopt zij kans het eeuwfeest harer geboorte op de planken te vieren. Sarah is dus te Brussel en heeft de letterkundige we reld laten kennis maken met het jongste mees- terwerk van den jongen Franschen dichter Maurice Rostand, zoon van den grooten Ed- mond. Sarah, men weet het, is veel verschui- <fe plan ken, Ttrotrs rew< ft"r pfnooii rseeft de legendarische atmosfeer, een lichtkrana van gedenkenisser en het applaus, dat haar begroette, moest niet onderdoa® voor dit vaa vroegere generatiea. Wat nu van het stuk „Le Gloire" gezegd? Het is eigenlijk een dialoog in verzen, zoo goed gesmeed als vele anderen, waarin de jonge Rostand een soort autobiographic neer- pent. Zich zelven voorstellend, l.vend in de schaduw van den roem, door zijn vader ver- worven en huokerend om dezelfde hoogte te bereiken. stelt de auteur ons een vermaard Engelsch schilder voor wiens zoon Clarence zich inbeeldt zooveel talent als zijn vader te bezitten. Hij wil zich aan de bewondering der wereld opdringen, maar wordt steeds in de schaduw gesteld door den roem zijns vaders. Dit verwekt wrevel en twist en de zoon ver- laat het ouderlijk huis. De genius der Glorie wenkt hem, spreekt hem moed in, raadt hem aan te volharden, doch de zoon verdierlijkt zich in slemperijen en orgieen, kan niets meer voortbrengen, alhoewel de heerlijkste denkbeelden daar woelen in hoofd en brein, denkbeelden, die hij mededeelt aan zijn vader, gezeten aan zijn ziekbed. Tijdens zijn slaap borstelt de vader flink een dezer tafereelen en plaatst het op den ezel. Bij zijn ontwaken, bij t zien van dat tafereel, gelooft de zoon nog een stonde in de macht van zijn genie, doch ontdekt weldra het bedrog en verlaat dit le ven, volkomen ontgoocheld en- bedrogen, ter- wijl „De Gloire" nogmaals mooie verzen de- clameert als consolatie bij den overgang naar de eeuwigheid. Het stuk is met welwillende genegenheid aangehoord, de toeschouwers er in een devote hulde merkend van den zoon Rostand aan zijn vader en aan diens genie als dichter en too neelschrijver. Sarah Bernhardt oogstte haar gewonen triomf; de stem is wel niet meer de vermaarde „voix d'or", die de ouden van ja-. ren hebben gekend, maar zij klinkt nog als metaal en dan, is ze toch steeds de koningin gebleven van houding en gesten, waarin ze nog haar eveuknie moet vinden. Wie hier thans nog al veel over de tong gaat in sommige kringen is de Nederlandsche teekenaar Louis Ramaekers, die zekere ver- maardheid verwierf tijdens den wereldkrijg. De vrienden, die hij in de pers wist te verwer- ven, maken nu bekend, dat Ramaekers voor goed vaarwel heeft toegeroepen aan zijn moe derland, om zich bepaald te Brussel te vesti- gen in eene mooie woning der Y laan te Elsene. Hij heeft zich, heet het, iijaeni. den oorlog zoozeer geidentificeerd met Belgie, dat hij het niet meer verlaten wil. Overigens, zegt men, is het te Brussel dat Ramaekers op kunstgebied zijn eerste stappen waagde in het werkhuis van den schilder Blanc-Gorin en het beste wegdroeg van de aldaar genoten lessen. Zeer te betreuren is het, dat Ramaekers, op aanstichting van enkele Franschvoelende en Vlaamschhatende personages uit de pers zijne rol als tuchtheer en geeselaar der wantoestan- den is te buiten gegaan, met vlakaf in poli- tieke aangelegenheden partij te kiezen voor de eene helft van Belgie tegen de andere helft. Daar heeft het hem gemist aan psychologisch doorzicht, de eerste gave nochtans van een humorist. Dit zal hem in den lande, zoo van Vlaamsch-katholieke als van socialistische zijde niet ras worden vergeven. Ook, nu over- al de haat tegen Duitschland begint te luwen gaan de meeste karikaturen van Ramaekers ongemerkt door. Men kondigt aan, dat hij zich op het schilderen toelegt en eerlang een tenfoonstelling van zijn werken zal houden in den „Cercle artistique" te Brussel. Dit kan belangwekkend worden. J. de B. ProYiriciaal Nirnrrs scherp^lijnVennkondaiUwaa?nemen.r5?e vTnt I aan den vade^die haar gelegaiheid gaf uit het Apenhuis! Kon hij iets anders doen ,z'jn dan na-apen! Zoo'n comediant; wat vermat hij zich wel!" Maar die comediant, die te- vens de herschepper der Fransche comedie en de schepper van zijn eigen blijspel was wat door zijn tijdgenooten dikwijls werd ver •i T „Chantecler" haar wereldberoemdheid te ves- tigen en scnatten gouds te verdienen. Op haar ouden dag dan heeft zij wat nog rest van haar talent ten dienste gesteld van den zoon Rostand om zijn werk „La Gloire", dat zon- geten, die mir «n tooneelspeler dan den JfLhaar P^oonschap en zonder haar eigene vertolking, misschien moeilijk zou doorgebro- ken zijn, der wereld op te dringen. En zo6 kregen wij „La Gloire" te hooren en te zien. Sarah is de tragedienne niet meer, natuurlijk, die ons een kwart eeuw geleden „La Tosca" liet bewonderen, doch dit scbaad- d« niet aa® haar triomf bij de verschijning op UIT ZUIDSCHARWOUDE. (Vervolg.) De verordening voor de schoolcommissie werd op voorstel van den heer Green- zoodanig gewijzigd dat de commissie verplicht is niet elke maand, doch om de twee maanden te vergaderen. Aan de orde kwamen hierna de voorstellen van de gascommissie betieffende gasprijsver- laging. De heer Zeeman vroeg of het bepalen van een prijs van 8 cts. per kubieke meter voor verwarming geen moeilijk punt is. De voorzitter lichtte het verder toe en wees er op dat het over een, aparte meter gaat. De heer Bekker wees er. op dat er dan weer nieuwe meterhuur bijkomt. 'Het zal in- elk geval goed zijo, dian bepa- lingen vast -te ileggen in verband met den tijd dat geen gas voor verwarming gtebruikt wordt De voorzitter zal dit in de gascommissie bespreken. In dit verband vroeg de heer Kramer of het niet mogelijk was eeh proef te nemen in de scholen met het gebruik van gas voor ver warming. De voorzitter merkte schertsend op dat het wel1 schijnt tef dte iheer Kramer luisterviinkje gespeeld heeft. B. en W. hebben juist beslo- ten een proef te nemen en worden daartoe gratis in de gelegenheid gesteld. De prijsverlagingen werden goedgekeurd, De voorzitter deelde mee dat het een te- leurstel'.ing is te moeten meedeelen dat de prijlzen vtain: de® electrischen stroom niet ver- laagdt kiumneni worden. In dit verband kwamen verschillende. klach- ten naar voren, o.a. dat bij de industriever- bruikers r- 1 men opgaan om tot het gas terug te keeren, dat de spanning veelal ver beneden 220 volt is, dat bij deze voort- gang de stroom nog veel duurder zal wor den, daar in Bloemendaal met het geld ge- smeten wordt, dat het met de straatverlich- ting zeer treurig gesteld is, dat er veel sto- ringen zijn, maar wel degelijk wat aan te doen is enz. Het gewijzigde huishoudelijk reglement van de gascommissie werd goedgekeurd. Goedgevonden werd een geldleening aan te gaan groot 5000 voor aankoop electa*, meters electrische onfetelring enz. De heer Zeeman- vend1 den aflossinigster- mijn van 20 jaar te lang en zag dit liever op 15 jaar bepaald. Hiervan werd geen voorstel gemaakt. Voor het gasbedrijf werd een kasgeldlee- ning aangegaan van 5000.— Rondvraag. De heer Zeeman informeerde naar het re- sultaat van de voorstellen in de vorige ver- gadering gedaan wat het gasbedrijf betreft. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 6