DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Zuster Brettan's liefde.
Ko. 23
fUnderd Tier ob twintigste Jsrarjaug
1922
F e u il 1 e t o n.
A bounenifutsprijs bij fooniithctaling per 3 maanrten f 2.-, fr. per posl f 2.50. iiewfjsn. 5 ci. Artvertentiepr. 25 et. p. rogel, grootero letters naar plaatsniiji.i®
Brieveu franco N.V. Book- en Ilavnlelfidr. v.h. lianm. Cooter Zoon, Voordam C 9, Tel. Adminlatr. No. 3. Redaclie No. 33.
PONDERD VG DireetourG. II. KIUK. llooMrwlueteurTJ. N. ADEMA. 26 JANUARI
DRANKWET.
Wij brengen ter openbare kennis, dat 23
dezer bij ons College is ingekomen een ver-
zoek van C. VAN SCHAGEN. wonende al-
hier, om verlof tot den verkoop van alcchol-
houdende dranken, anderen dan sterken
drank, in de voor-, achter- en middenzaal van
het perceel HOUTTIL Wijk B, No. 5.
Binnen twee weken na deze bekendmaking
kunnen bij ons tegen het verleenen van het
gevraagde verlof schriftelijk bezwareu wor
den ingebracht.
Alkmaar, 25 Januari 1922.
Burgemeester en Wethouders van
Alkmaar
W. C. WENDELAAR, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
HINiDE RWE T.
©URGEMlEESTER en WETHOUDERS
ran ALKMAAR brengen' ter algemecne ken
nis, dat heden op de gemeente-secretarie ter
image is gelegd net a.an hen ingedien.de ver-
zoek met bijlagen van de N. V. Aikmaarsche
Manufacturenhandel VROOM DREES-
MANN, alhier, om vergunning tot het op-
rich-ien van 2 electro-motoren, elk van 2 P.
K. besiemd1 tot het in working brengen van
28 lingerie en/of naaimachincs op dc derde
verdieping van het perceel aan, le ACHTER-
STRIAAT, Wijk B. No. 41.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen
worden ingediend ten raadhuize dezer ge-
meente, mondeling op WOENS-DAG 8
FEiB>RUARH e.k., 's voormiddags te elf uur
en schriftelijk vo6r of op dien tijd. Geduren
de drie dagen v66r gemelden dag kunnen de
verzoeker en hij. die bezwaren heeft inge
diend1 op de secretarie dezer gemeente van de
terzake ingekomen schrifturen kennis nemen.
Alkmaar, 25 Januari 1922.
Burgemeester en Wethouders voorncemd;
W. C. WENDELAAR, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Stadsnieuws.
TWIJFEL EN ZEKERHEID.
Over dit onderwerp sprak Dinsdagavond
in ,.Waakt en Bidt" ds. J. Buenk, herv. pred.
te Amsterdam, als derde spreker op de win-
terlezingen.
Na het zingem van Ps. 68 vers 8 ging ds.
Buenk voor in gebed, waarna hij zijne rede
aanving met te wijzen op Bunyan's „Christen-
reize naar de eeuwigheid", waarin Christen
en Hopende op hun tocht verdwalen en to
recht kwamen op het kasteel Twijfeling, be-
woond door den reus Wan-hoop en diens
vrouw Ongeloof, die hen in een kerker op-
sluiten en ten slotte aanraden om zich' van
het leven te berooven. Zij weten: echter te
vluchten en. plaatsen een waarschuwingstee-
ken voor wie, als zij, verdwaald mochten: ra-
ken op den. weg naar het kasteel.
Als wij het oor te luis-teren leggen; zullen
wij ervaren, dat het kasteel Twijfeling niet
alleen bestaat in het brein van den schrijver
Bunyan, zei spr. Er is in werkelijkheid een
Twijfeling en tal van menschen voelen- zich
zeer goed thuis in het kasteel Twijfeling, in
tegenstelling met Christen en Hopende. Le-
fio is het aantal dergenen, die het een uit-
omst vinden, dat er een kasteel Twijfeling
bestaat. Zij willen liefst in den twijfel blijven
en als ze voor de keuze werden gesteld van
de zekerheid of den twijfel, zouden zij het
laatste kiezen, zeggende, dat de zekerheid al-
leeni is voor God. Zekerheid past niet in hun
gedachtengang en hun leven. Men kan die
menschen niet ernstig nemen, evenmin als
men muizen en motten ernstig kan nemen.
Zij' willen twijfelen, het is een bastaard-
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van
LEONARD MERRICK,
ioor E. H. (Nadruk verboden).
33)
Tegenover haar, die door geen schok ver-
plet was, waardoor de werkelijkheid minder
werkelijk scheen, was gedurende deze slotse-
conden de vernedering van het geheele uur
tot haar grootste dichtheid gebracbt. Uit de
gestrengheid, waarmee die man aan haar
zijde bleef, overdacbt zij, wat ze had gedaan;
hoe ze zichzelve vemederd en zijn eerbied
verbeurd! had', steeds koortsig verlangende,
om verlost le zijn van zijn verwijtende tegen-
woordigheid1.
Doodsbleek en- zwijgende, was hij er zich
nauwelijks van bewust, dat zij nog bij- hem
was. Zij smachtte naar het oogenblik, dat
hij wegging. Op het grintpad achter hen
fluisterde een van de grootere meisjes een
ander wat toe, waarop ze beiden. gichclden.
Ze maakte een lichte beweging en. hij ant
woordde met iets, dat zij- onmogelijk kon ver-
staan. Ze bood niet haar hand; ze had niet
onmiddellijk meelijden met hem. Had een
vreemde hem' dit van haar verteld, dan zou
ze dit .gevoelen ook gekoestexd hebben-, maar
nu zij het hem zelve had mcegedeeld, be-
greep ze enkel maar, dat ze vcnacht werd.
Ze scheidden met een werktuigelijk „adieu";
kalm en langzaam. De beide meisjes, die
hen gadesloegen, met vroegrijpe belangstel-
ling verdiep'ten er zich in, hoe hun' betrek-
king wel zou wezem.
iDe veg lag v66r hem, lang en kaal; en
uai.«ig «j»ge»ekt cchread hij vcrder. Hij' haor-
twijfel, omdat zij zoo ernstig kunnen spreken
over de moeilijkheid en strya van het geloof.
Maar er is cok nog een andere twijiel van
veei edeler soort, een. twijiel die zoeki em on-
derzoekt en dorst naar waarheid.
Het is waar, dat er veel menschen zijn,
die ontwaken uit den kunstmatigen slaap,
waann zij gerust zijn door een evolutieieer.
ht materiausme begint te kwijnen, de ,^ia-
tuurkerk"' voldoet met meer, en men is er
met zeker van of alies met den dood wel op-
houdt. Men spreekt meer en meer van levens-
vragen en van onze dagen kan gezegd wor
den, dat het religieuso icven is toegenomen.
Tal van verschynselen wijzen op onrust, op
een vragen van de ziel.
Voor waarzeggers en planeetlezeressen is
het een goede uja. Zij krijgen vele bezoeiters,
die zekertieid pogen te krijgen omtreut tal
van dmgen, aie men noenn met het modeme
woord „proolemen".
Men mag medelijden hebben met die twijfe- j
laars zonaer ecflter met her. mee te Ujaen.
Zij doen also-f de waarneid uiet ook voor flea j
is geopenbaard.
Veel onnoodig leed wordt er door hen ge-
leden. Als zij heidemen- waren, zou men meer
medelijden met hen mogen heuben.
Spr. herinnerde aan den dichter Maeter-
lincK, die ons verhaalt van een schare blin-
den, die in een dicht woud haren leider ver-
liest en dit uatuurlijk beschouwt als een'
groot ongeluk.
Aan die blinden doen. de twijfeiaars den
spreker denkem, zij vertoonen in hun leven
veel overeenkomst met hen. Maar ook ver-
schil is ex, want, waar die blinden het onge
luk haddn geen leider meer te heoben, is
voor die twijtelaars wel een Leider, diem zij
echter den rug hebben toegekeerd. Dat is
ongeloof en dat eischt bestraifing en ver-
maan.
Niet alleen een kwaad is de twijfel, maar
ook een. zonde. Tvfijfel en onzekerheid heooen
natuurlijk een oorzaak, evengoed als de wind
oorzaak is van het verward langs dem muur
hangen van het klimop. Hoe zou er zekerheid
zijn, als de Cod der waarheid is verlaten?
De twijfeiaars zullen ondervinden dat zij bij
eigen licht zich geen weg kunnen banen.
Waar de twijiel begen, zal hij zijn einde
vinden, wat door losscheuring van Cod ont-
stond, zal alleen- in orde komcn na herefeni-
ging met God.
Christus staat met de waarheid gereed en
er is slechts keuze tusschen een Hem volgen
op het smalle pad of een gaan op het pad
van den Twijfel.
Wat ontdeKken we onder velen van hen,
die gehouden willen' worden voor belijders
van den naam des Heeren i Dat zij niet ge-
heel gerust zijn, cok met op het siuk van
zeker-zijn. Dit dienen zij dan te bekennen,
want een erkenning daarvan i9 beter dan
voortleven in valstfle schijn-zekerheid.
Hoe kan men van zijn zaligheid zeker zijn
hier op aarde? aldus vragen die menschen.
Spr. wees op verschillende bijbelheiligen,
die toch wel die zekerheid hadden. Deze ze
kerheid willen veien echter liever met, zij
vertoeven liever in de onzekerheid en onrust,
die door Rome wordt gewenscht om des te
meer missen te kunnen leZen.
Spreker kwam hierna tot de vraag of de
mensch de zekerheid zijner zaligheid kan ver-
werven. V66r hij tot beantwoording hiervaa
overging, verzocht hij echter te zingen van
Gezang 58 het eerste en zevende vers.
Het is een vraag van groot gewicht, zei
spr. hij het hervatten zijner rede. Er moet
onderscheid gemaakt worden tusschen geloof
en geloofszekerheid.
de maar steeds haar woorden: ,,Er was een
andere man" maar liij wist niet, dat hij
ze hoorde; hij volgde met willekeurig eenigen
gedachiengang. Het was slechis bij tusschen-
poozen, dat hij zich bewust werd', hoe hij
dacht. Die gewaarwording of er iets in hem
verdoofd was, duurde nog steeds voort en tat
nog foe was dit dus meer iets gevoelloos, dan
iets pijalijks.
„Er was een andere man". Dat zinnetje
hoorde hij maar steed's herhaald; en, naar-
mate hij voorischreed, voelde hij zich getrof-
fen door dat aanhoudend weerklinken; in
den geest begom hij het te herhalen, met moei-
te zich dwingend', dat beteekenis er van te
vatten. Hij leed1 toen zelfs .niet heftig. Er was
ni'ds heffigs in zijn gevoelens. Hij vond' het
moeilijk, de beteekenis te vatten, ofschoon hij
er niet aan twijfelde. Ze was, wat ze gezegd
had, dat ze was; dat wist hij. Maar hij kon
haar zo6 niet zien, hij' 'kan zich niet voorstel-
len, dat zijt de vrouw was, die zij had be-
weerd te zijn. Hij zag haar altijd, zooals ze
voor hem geweest was, kalm en vol zelfbe-
heersching. Die verhouding was slechts een
masker geweest, dat zich toch hechten bleef
aan de gelij'kenis van haar, zooals hij die
kende, en daardoor de ware indentiteit voor
hem- verduisterde.
Hij trachtte zich een beeld te vormen van
haar, zooals ze geweest1 was in het leven; dat
achter haar lag en hij' vond' het ver.achtelijk
van zichzelven, dat hij dit niet kon; Hij
prentte rich in, dat hij een vermomming had
liefgehad en wilde die uit zijn herinnering
verdrijven. E'tet feit, dat het al dien tijd een
vermomming was geweest en niet zij, was
zoo moeilijk te aanvaarden. Hij trachtte haar
te beschouwen eerloos, maar de voorstel-
•iimg wilde niet leven; ze scheen onnatuur-
lijk. 'Di't was echter het begin van zijn mar-
telimr; die gewaarwording, dat bij haar maar
Ma waai«'W griarsad, da* lust haa» eigm
Het kleinste, het zwakste, het toevlucht-
zoekend geloof is al geloof. Als een duif be-
scherming zoekt in een rotskloof, geschiedt
dit immers uit het geloof dat daar zekerheid
is te vinden. Geloof is de wortel, geloofsze
kerheid is de bloem. De wortel kan er zijn
zonder dat de bloem aanwezig is. Het omge-
keerde kan niet het geval zijn.
Geloof wordt uitgebeeld door de kranke
vrouw, die den zoom van Jezus' kleed aan-
raakt, en geloofsverzekerdheid door Stefanus,
die den hemel geopend ziet.
Geloof is bij den moordenaar aan het kruis
als hij. vraagt aan Jezus: „Gedenk mijner
als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn".
Geloofszekerheid ziet men bij hen die roe-
men: „Wij> weten, dat, zoo onze aardsche ta-
bernakel verbroken wordt, wij een gebouw
bij Cod hebben' eeuwig in de hemelen.
Aan een geloof, dat nooit iets van twijfel
gekend heeft, mag zelve wel getwijfe'd wor
den. Het zal de moeite voor Satan n:tt waard
zijn er aar te torr.en, want hij strijdt alleen
tegen Gods werk en niet tegen zija eigen
werk.
•De onfkenning van de zekerheid zegt, d'at
er wel machten en overheden ziin, die de
schapen kunnen rukken. uit de handem van
den Drieeenigen God. Wie de roogelijkheid
van geloofsverzekerdheid ontkennen, zeggen,
dat Gods trouw afhangt van de trouw Zijner
■kinderen en zij loochenen, d'at de Hcilige Geest
onderpand is.
De fout schuilt bij velen in den weg dien
zij zoeken, vooreerst hierin, dat zij zoeken
het tastbare en het zichtbare; vooral aan den
zeekant treft men dat aan.
Het is een verkeerde weg, eerst te willen
zien en te tasten alvorens te gelooven. Als
men dan eens vroeg: Zou ik goed gezien, ge-
tast hebben? Men moet niet vergeten dat het
een kwestie van geloofszekerheid is en dat
men daartoe alleen komt door het geloof. Hoe
gelukkig zijn zij, die niet behoeven te zien of
te tasten alvoren te gelooven.
Er kan onzekerheid zijn als gevolg van' een
ban en het is een kwestie tusschen den mensch
en God om die op te heffen. Het ligt niet aan
God, als men,, hoewel geloovende, niet vor-
dert tot de zekerheid des geloofs.
Niet op den weg der bevindingen moet men
de zekerheid zoeken, het zou geen zekerheid
zijn, dien men aldus vindt. Het anker moet
worden uitgeworpen; evenals bij eeni schip
dat immers den ankergrond ook niet in zich
meedraagt.
Alleen bij Jezus Christus is de zekerheid
te vinden. Spr. noemde verschillende namen
van personen, die van hunne verzekerdheid
des geloofs hadden getuigd.
De nederlagen in het geloof zijn gevolg
van het gemis van zekerheid.
Verzekerdheid des geloofs zal den geloovi-
gen nooit doen verslappen, gelijk het voor-
beeld van Paulus in den strijd te Efeze doet
zien.
Geloof moet er zijn en dan kan de zeker
heid komen, gelijk bij. de karavaan, waarvan
de vermoeiden nieuwe kraciit vonden bij den
roep der voorsten: „Jeruzakm" icen zij de
stad naderden.
Wie zegt: „ik ben niet vcrzekerd en kom
er dus niet", doet verkeerd. Men moet beden-
ken; dat de vastheid van het huis wordt be-
paald door het gefundeerd-zijn in de rots. De
grootste en de kleinste, die in Christus zijn,
zijn verzekerd. God zal Zijne kinderen thuis
brengen.
Spr. eindigde met een citaat uit Bunyan's
„Christenreize", waarin klein-gelcof en
groot-gelooi na het doorwaden van de doods-
rivier bij het binnengaan van de poort der
Godsstad zeggen: „Wij zijn beide klein ge
weest, want de helft is ons niet aangezegd."
Nadat de spreker was voorgegaan in
dankzegging, werd op zijn verzoek gezongen
Ps. 42 7, waarna de bijeenkomst werd opge-
heven.
VORDER'ING TEGEN HET CENTRA AL
VERREKENKANrOO'R VOOR BRAND-
STOFFEN.
B. en W. schrijven in bijlage No. 6:
De grootverbruikers >'an brands'.offen heb
ben gedurende dc oorlogsjaren in den varm
van een toeslag op den kolenprijs mede bij-
gedragen in het crediet, waarvan de verschaf-
ling door Duitschland als voorwaarde voor
verdere kolonileveranties was verbonden. Voor
het financieren van dit crediet werd cen
Naalooze Vennootschap opgericht, het Cen-
traal Verrekenkamoor voor Brands of fen te
's Gravenhage, terwijl de vooriioemde groot-
vert>runkers een aan^praak behielaen op de
opbrengst von het Duiisc&e Sdiatkistpapief,
een opbrengs-, waarY'an men zich toen ter
.tijd' allerminst verzekerd' meende te mogen
achto. Niettemim is het mogclijk gebieken in
de maanden October en November 1920 een
eersie gedeelte van dit Restitutiefonds liquide
fe maken ten. behoeve van de grootverbrui
kers. Omtrent de rechten dezer laatstcn op
het overige ontstond een verschil van gevoe-
lcn tusschen de Regeering en' dc N. Vennoot
schap, waarover de Raafl van Behcer der Ven
nootschap in een 'Neia aan de rechlhebben-
den, welke-wij voor U ter inzage leggen on-
langs n.adere mededcelingen deed. Deze ko
men in het kort hierop neer, dat thans ook
de rest van het fonds zal worden uibeaald,
behalve een bedrag van 3.371.351.75. De
rechthebbenden hebben zich tot een Comite
gcvormd ten einde langs processueelen weg
te verkrijgen, waarop zij alsnog mcenen recht
te kunnen doen gelden. Deze vordering^zal
dus worden ingesield in naam tegen het Ccn-
traal Verrekenkantoor, in wezen tegen de
Regeering; aangezien niet de Vennootschap,
door de Rlegeering zich tegen de uifbetaling
van het resieerende bedrag verzet. De ge
meente is in deze aangclegcnheid beirokken;
voor wat de gasfabriek betreft voor plm.
5600; voor wat het Slachthuis betreft voor
plm. 500, in totaal dus plm. 6100
Voor de bestrijding der aanvankelijke kosten
wordt gevraagd 1 pCt. van dit bedrag reeds
dadelijk beschik'baar te stcllen. Te zijner tijd
geschiedt daarover een nadere afrekening.
Omtrent den opzet van het proces wordt
door het Comit6 nog nader met de Regeering
overleg gepleegd; Twee gevallen zijn hier n.l.
denkbaar.In het eerste gevai procedeeren
alle rechthebbenden gezamenlijk en is het
dus inoodig, dat Uwe Vergadering besluit
fot het instellen van een vordenng. In het
tweede geval wordt de vordering slechts door
een der rechthebbenden ingesteld, de zaak
derhalve behandeld in den vorm van een
„tcst-case", een proefproces, terwijl de Re
geering met het Comite, dat de rechthebben
den vertegenwoordigt overeenkomt, dat zij
zich wederzijds naar den uitslag daarvan
zullen gedtagen. In di* laatste geval dient
Uwe Vergadering het beslui. te nemen tot die
overeenkomst toe tc treden.
STEUN PARTICULIERE BOUWNIJVER-
HEID.
In bijlage no. 7 zeggen B. en W.
Op grond van het Koninklijk besluit van 8
November 1920 nr. 29 (St. courant nr. 218)
is het mogelijk voor den bouw van woningen
gelden in den vorm van premie en hypotheek-
leening uit 's Rijks kas te verstrekken. In
aansluiting hiermede werd in de bekendma-
wezen' was, dat onmogelijk scheen. En die
andere man had het allcs gekend; iedere
stemming van haar gezien; haar bijgewoood,
in elke phase.
„Maryprevelde hij, en was toen op
eenmaal verdiept in het droevig bewustzijn,
dat hij Mary feitelijk niet gekend had.
Hij merkte, dat hij in gedaohten voor
oogen bad een klein en, donkeren, vriendelijk-
uitzienden man en stond er over verste'd,
waar hij dit beeld zoo op eenmaal vandaan
had. Hij had wel eens willen weten, hoe die
er in waarheid had ui-tgezien.Het was tegauw
om nu al t'e vragen, wie hij was; hij vroeg
zich enkel, met verwondering, af, hoe hij er
uit zag, zich onbewust verdiepende in de per-
soonlijkheid, die zij' om en bij zich kon gehad
hebben. Zoodra hij zich echter van den in-
druk bewust werd, verdween die schijnvoor-
j stelling en maakie plaats voor de herinne
ring aan mannen, die hij dikwijls ontmoette.
De manieren, van doen en hot heele optreden
van diegeneh, n'amen nu zijn gedachten in
beslag; het was niet geheel uit vrijen wil,
dat hij ze als zoodanig de revue liet passee-
ren: die persoonlijkheden hadden zich als
't ware aan hem opgedrongen. Hij verond'er-
stelde niet; dat een "van hen haar geliefde was
geweest^ hij wist, dat het een hersenschim
was, om ze een van alien als zoodanig te
beschouwen; maar in den geest had hij ronti-
gekeken naar cen man en deze bekenden had
den toen op eenmaal levendig voor hem ge-
staan.
De verschrikking van haar onreinheid nam
echter steeds stoffelijker vormen aan, zoodat
het zweet hem uitbrak. 'De beteekenis van wat
hij gehoord had; drong in al haar afschuwe-
lijkheid tot hem door. In het overweldigende
van die conceptie leek mannelijkheid hem
weerzinwekkcnd en hij huiverde. als hij haar
beeld daarmee verbend. De gedachte, dat zij
zafifc kwi wlka Iamms# «1*
king van den Minister van Arbeid opgeno-
men in de Staatscourant van 7 December
1920 nr. 238 de wijze van het verstrekken
dezer gelden geregeld.
Zooals bekend :s, verstrekt de gemeente
de premies, van het Rijk ontvangen, desge-
wenscht termijnsgewijze, aan de belangheb-
benden zonder dat de gemeente daarbij een
financieel risico draagt. Bij Uwe besluiten
van 22 September 1921 nr. 6, bijlagen 114
en 125 machtigde Uwe vergadering ons col
lege de ten behoeve van de daarin vermelde
particulieren aangevraagde en door den Mi
nister van Arbeid toegezegde prmis uit 's
Rijks kas te aanvaarden en deze wederom
aan de rechthebbenden uit te keerer.
Ook voor het verkrijgen van hypotheeklee-
ningen verleent de gemeente haar tusschen-
komst, doch hieraan is voor de gemeente zoo
danig risico verbonden, dat het ons nood-
zakelijk voorkomt aan het verleenen der gel-
dn onder hypothecair verb and bijzondere
voor waar.ien to verbiiiden. Heer^or dezer
voorwaaxden zijn trouwens door den Minis
ter voorgeschreven.
De hiervoren genoem.de bekendmaking
maakt een onderscheiding tusschen de gel
den, welke worden verleen-d na voltooiing der
winingen en die welke kunnen woden ver
strekt gedurende den bouw; de eerste zijn
de hypotheekleeningen, del aatste de voor-
schotten daarop. Omtrrnt de eerste schrijft
de Minister het volgende
„Voor den bouw van woningen, die in aan-
merking komen voor het beschikbaar stellen
van premies kunnen door het Rijk aan de
gemeente hypothecate credieten worden ver-
leend, voorshands tegen een rente van 6 pet.
onder voorwaarde, dat de gemeente zich
borgstelt voor de richtige betaling van rente-
en aflossi-ng der hypotheek. De hypotheken
kunnen worden verleend voor den tijd van
15 jaar. De aflossing zal ten mins-te bedra-
gen Vt pet. voor de eerste vijf jaar, 1 pet.
per jaar voor de volgende tien jaar. E>e hy
potheek wordt gevestigd na voltooiing der
woningen tot geen hooger bedrag dan 90 pet.
van het verschil tusschen de stiohtingskosten
en de verleende premie.
De deskundigen worden aangewezen
door het Rijk, de gemeente en den belang-
hebbende. In geval gebouwd is op eigen
grond kan dit bedrag verhoogd worden uiet
de door genoemde deskundigen geschatte
waarde van den grond. De gemeente kan ad-
ministratie- en andere kosten in rekenlng
brengen, nochtans tot geen hooger percen
tage dan l/e pet."
In de bekendmaking opgenomen in de
Staatscourant van 1/2 April 1921 nr. 63
heeft de Minister voorts de volgende beper-
kingen gesteld:
„Voor woningen waarvan de stiohtings
kosten meer bed-ragen dan 8700.zal hy-
po-theek niet worden verstrekt. Het maximum
der hypotheek zal niet meer bedragen dan
f 6000.per woning, eventueel vermeerderd
met de getaxeerde waarde van den grond".
Deze bedragen zijn in de circulaire van 28
December 1921 teruggcbracht tot respectie-
veliik 4(XK).en 2 700.
Voor woningen die door den eigen aar zelf
worden bewoond zal de hypotheek niet meer
kunnen bedragen dan 80 pet. van bedo-ald
verschil eventueel vermeerderd met 80 pet
van de geschatic waarde van- den grond.
Hieruit blijkt, at de gemeente het voile
risico draagt voor de richtige nakoming van
de verplichtingen van den schuldenaar-hy-
man in zijn vrijen tijd dat zij ten prooi was
gevallen aan mannelijke verwaandheid, deed
zijn hart ineenkrimpen.
Het massieve van het ziekenhuis dook
voor hem op, vanaf de helling, die hij was
gaan beklimmen. Daar in d'e 1-aagte strekten
zich een rij- tuintjes uit, slaperig in Sabbath-
rust. Te midden- van de stilte klons het on-
geduldig gebiaf van een hond uit een winkel
en daaro-p het fluiten van iemand, die het
dier riep. Dat waren de eenlge geluiden.
Toen tradi hij binnen.
IDien avond d-eelde Miss Brettan Mrs.
Kincaid mee, dat ze wegging.
De oude dame hoorde die tijding aan, zon
der folijk te geven van- eenige verrassing.
„U weet zelf het best, wat u doen moet,"
zei ze peinzende „maar het spijt mij dat u
gaat; hoi spijt mij erg."
„J'a," zei Mary, „ik moet gaan. Hlet spijt
mij ook erg, u te verlatenmaar het kan met
anders. Ik..."
„Ik had nog al z66 gedacht, dat u altijd
bij mij blijven zou; we konden het samen zoo
best vinden."
,,U is meer dan- vriendelijk voor me ge
weest; van' den eersten dag af. Ik zal nooit
vergeten, hoe vriendelijk u is geweest. A!s
het maar eenigszins mogelijk was... Miaar
dat is niet zoo!... Ik..."
Aindermaal was dat voomaamwoordje het
struikelbl-ok op kiesch grondgebied.
„Ik kan n-iet bliiven," voegde ze erbii, met
verstikte stem. „Ik hoop, dat u gelukkiger
zult zijn. met een volgende gczelschapsda-
me."
,,Maar eeni volgende zal ik niet hebben,"
antwoordde zij, ik -houd niet van verande-
ringen. Nieuwe dingen vinl ik afschuwelijk.
Een' mieuwe gezelschap'-damc zou erger zijn
dan. nieuwe schoen-en. En u kunt gaan, wan-
neer't u zelf't bes-le uiikomt, nu u er toch
tae it. Blijfs u sis/,, em mi
tijd te laten nieuwe schikkingen te maken,
want die ben ik niet van plan. Dus als het
u het beste valt.
„Van de week dan?"
..Goed, van de week dus."
Ze zeiden niet meer en het onderwerp bleef
rus-len; tot den volgenden middag, toen mrs.
Kincaid het opeens weer aanroerde:
,,Wat gaat u doen, miss Brettan? Heeft
u iets anders op het oog?"
„Neen" luidde het haperend antwoord
„nog niet."
•Het weglaten van de beweegreden maakte
het voor beiden nu moeilijk spreken.
,0, ik twijfe] er niet aan of het zal wel
goed gaan", haastte zich Mary er bij te voe-
gen.
„Boe jammer toch; hoe in-nig jammer!"
„0, u moet zich over mij niet on-gerust ma
ken!" riep ze. ,;Dat is het n-iet waard. Ik
ben het niet waard U weet, zoo veel vrou-
wen moet en in haar eigen onderhoud voor-
zien1 en d'at krijgen ze ook gedaan. Dit is
er enkel nog eenfje meer."
„Jawel, maar velen- lukt het ook niet. Ver-
tel me eens even, moet u gaan? Weet u ze
ker, dat u zich die noodzakelijkheid niet te
overdreven voorstelt? Ik vraag u niet naar
uw redenen. Ik bemoei mij -nooit met de par-
ticuliere zaken van anderen. Maar is u er
wel zeker van; dat u niet iets in een valsch
licht beschouwt. waardoor u dus tot uiter-
steui overgaat?"
„0." antwoordde Mary, zich mi crpeens
tot groofe oprech'iheid gestemd voelende.
,,'Denkt u. d'at ik nic-t opzic tegen een veran-
derimg? E>en'kt u, dat het mij aantrekt? Ik
ben geen jomg meisje meer. Ik be.n niet ro-
m-antisch; maar ik kan hier niet blijven!"
De oude dame zuchtte.
„Waarom kan je niets vcelen voor zoc'n
goeden jongen als mijn zoon?" dacht zij.
,,Da.n zou er niets van die ellende zijn voor
ons een van alien."
Want* ufvalgd-