DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Zuster Brettan's liefde. Ko. 23 fUnderd Tier ob twintigste Jsrarjaug 1922 F e u il 1 e t o n. A bounenifutsprijs bij fooniithctaling per 3 maanrten f 2.-, fr. per posl f 2.50. iiewfjsn. 5 ci. Artvertentiepr. 25 et. p. rogel, grootero letters naar plaatsniiji.i® Brieveu franco N.V. Book- en Ilavnlelfidr. v.h. lianm. Cooter Zoon, Voordam C 9, Tel. Adminlatr. No. 3. Redaclie No. 33. PONDERD VG DireetourG. II. KIUK. llooMrwlueteurTJ. N. ADEMA. 26 JANUARI DRANKWET. Wij brengen ter openbare kennis, dat 23 dezer bij ons College is ingekomen een ver- zoek van C. VAN SCHAGEN. wonende al- hier, om verlof tot den verkoop van alcchol- houdende dranken, anderen dan sterken drank, in de voor-, achter- en middenzaal van het perceel HOUTTIL Wijk B, No. 5. Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen bij ons tegen het verleenen van het gevraagde verlof schriftelijk bezwareu wor den ingebracht. Alkmaar, 25 Januari 1922. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar W. C. WENDELAAR, Voorzitter. DONATH, Secretaris. HINiDE RWE T. ©URGEMlEESTER en WETHOUDERS ran ALKMAAR brengen' ter algemecne ken nis, dat heden op de gemeente-secretarie ter image is gelegd net a.an hen ingedien.de ver- zoek met bijlagen van de N. V. Aikmaarsche Manufacturenhandel VROOM DREES- MANN, alhier, om vergunning tot het op- rich-ien van 2 electro-motoren, elk van 2 P. K. besiemd1 tot het in working brengen van 28 lingerie en/of naaimachincs op dc derde verdieping van het perceel aan, le ACHTER- STRIAAT, Wijk B. No. 41. Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden ingediend ten raadhuize dezer ge- meente, mondeling op WOENS-DAG 8 FEiB>RUARH e.k., 's voormiddags te elf uur en schriftelijk vo6r of op dien tijd. Geduren de drie dagen v66r gemelden dag kunnen de verzoeker en hij. die bezwaren heeft inge diend1 op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schrifturen kennis nemen. Alkmaar, 25 Januari 1922. Burgemeester en Wethouders voorncemd; W. C. WENDELAAR, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Stadsnieuws. TWIJFEL EN ZEKERHEID. Over dit onderwerp sprak Dinsdagavond in ,.Waakt en Bidt" ds. J. Buenk, herv. pred. te Amsterdam, als derde spreker op de win- terlezingen. Na het zingem van Ps. 68 vers 8 ging ds. Buenk voor in gebed, waarna hij zijne rede aanving met te wijzen op Bunyan's „Christen- reize naar de eeuwigheid", waarin Christen en Hopende op hun tocht verdwalen en to recht kwamen op het kasteel Twijfeling, be- woond door den reus Wan-hoop en diens vrouw Ongeloof, die hen in een kerker op- sluiten en ten slotte aanraden om zich' van het leven te berooven. Zij weten: echter te vluchten en. plaatsen een waarschuwingstee- ken voor wie, als zij, verdwaald mochten: ra- ken op den. weg naar het kasteel. Als wij het oor te luis-teren leggen; zullen wij ervaren, dat het kasteel Twijfeling niet alleen bestaat in het brein van den schrijver Bunyan, zei spr. Er is in werkelijkheid een Twijfeling en tal van menschen voelen- zich zeer goed thuis in het kasteel Twijfeling, in tegenstelling met Christen en Hopende. Le- fio is het aantal dergenen, die het een uit- omst vinden, dat er een kasteel Twijfeling bestaat. Zij willen liefst in den twijfel blijven en als ze voor de keuze werden gesteld van de zekerheid of den twijfel, zouden zij het laatste kiezen, zeggende, dat de zekerheid al- leeni is voor God. Zekerheid past niet in hun gedachtengang en hun leven. Men kan die menschen niet ernstig nemen, evenmin als men muizen en motten ernstig kan nemen. Zij' willen twijfelen, het is een bastaard- Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van LEONARD MERRICK, ioor E. H. (Nadruk verboden). 33) Tegenover haar, die door geen schok ver- plet was, waardoor de werkelijkheid minder werkelijk scheen, was gedurende deze slotse- conden de vernedering van het geheele uur tot haar grootste dichtheid gebracbt. Uit de gestrengheid, waarmee die man aan haar zijde bleef, overdacbt zij, wat ze had gedaan; hoe ze zichzelve vemederd en zijn eerbied verbeurd! had', steeds koortsig verlangende, om verlost le zijn van zijn verwijtende tegen- woordigheid1. Doodsbleek en- zwijgende, was hij er zich nauwelijks van bewust, dat zij nog bij- hem was. Zij smachtte naar het oogenblik, dat hij wegging. Op het grintpad achter hen fluisterde een van de grootere meisjes een ander wat toe, waarop ze beiden. gichclden. Ze maakte een lichte beweging en. hij ant woordde met iets, dat zij- onmogelijk kon ver- staan. Ze bood niet haar hand; ze had niet onmiddellijk meelijden met hem. Had een vreemde hem' dit van haar verteld, dan zou ze dit .gevoelen ook gekoestexd hebben-, maar nu zij het hem zelve had mcegedeeld, be- greep ze enkel maar, dat ze vcnacht werd. Ze scheidden met een werktuigelijk „adieu"; kalm en langzaam. De beide meisjes, die hen gadesloegen, met vroegrijpe belangstel- ling verdiep'ten er zich in, hoe hun' betrek- king wel zou wezem. iDe veg lag v66r hem, lang en kaal; en uai.«ig «j»ge»ekt cchread hij vcrder. Hij' haor- twijfel, omdat zij zoo ernstig kunnen spreken over de moeilijkheid en strya van het geloof. Maar er is cok nog een andere twijiel van veei edeler soort, een. twijiel die zoeki em on- derzoekt en dorst naar waarheid. Het is waar, dat er veel menschen zijn, die ontwaken uit den kunstmatigen slaap, waann zij gerust zijn door een evolutieieer. ht materiausme begint te kwijnen, de ,^ia- tuurkerk"' voldoet met meer, en men is er met zeker van of alies met den dood wel op- houdt. Men spreekt meer en meer van levens- vragen en van onze dagen kan gezegd wor den, dat het religieuso icven is toegenomen. Tal van verschynselen wijzen op onrust, op een vragen van de ziel. Voor waarzeggers en planeetlezeressen is het een goede uja. Zij krijgen vele bezoeiters, die zekertieid pogen te krijgen omtreut tal van dmgen, aie men noenn met het modeme woord „proolemen". Men mag medelijden hebben met die twijfe- j laars zonaer ecflter met her. mee te Ujaen. Zij doen also-f de waarneid uiet ook voor flea j is geopenbaard. Veel onnoodig leed wordt er door hen ge- leden. Als zij heidemen- waren, zou men meer medelijden met hen mogen heuben. Spr. herinnerde aan den dichter Maeter- lincK, die ons verhaalt van een schare blin- den, die in een dicht woud haren leider ver- liest en dit uatuurlijk beschouwt als een' groot ongeluk. Aan die blinden doen. de twijfeiaars den spreker denkem, zij vertoonen in hun leven veel overeenkomst met hen. Maar ook ver- schil is ex, want, waar die blinden het onge luk haddn geen leider meer te heoben, is voor die twijtelaars wel een Leider, diem zij echter den rug hebben toegekeerd. Dat is ongeloof en dat eischt bestraifing en ver- maan. Niet alleen een kwaad is de twijfel, maar ook een. zonde. Tvfijfel en onzekerheid heooen natuurlijk een oorzaak, evengoed als de wind oorzaak is van het verward langs dem muur hangen van het klimop. Hoe zou er zekerheid zijn, als de Cod der waarheid is verlaten? De twijfeiaars zullen ondervinden dat zij bij eigen licht zich geen weg kunnen banen. Waar de twijiel begen, zal hij zijn einde vinden, wat door losscheuring van Cod ont- stond, zal alleen- in orde komcn na herefeni- ging met God. Christus staat met de waarheid gereed en er is slechts keuze tusschen een Hem volgen op het smalle pad of een gaan op het pad van den Twijfel. Wat ontdeKken we onder velen van hen, die gehouden willen' worden voor belijders van den naam des Heeren i Dat zij niet ge- heel gerust zijn, cok met op het siuk van zeker-zijn. Dit dienen zij dan te bekennen, want een erkenning daarvan i9 beter dan voortleven in valstfle schijn-zekerheid. Hoe kan men van zijn zaligheid zeker zijn hier op aarde? aldus vragen die menschen. Spr. wees op verschillende bijbelheiligen, die toch wel die zekerheid hadden. Deze ze kerheid willen veien echter liever met, zij vertoeven liever in de onzekerheid en onrust, die door Rome wordt gewenscht om des te meer missen te kunnen leZen. Spreker kwam hierna tot de vraag of de mensch de zekerheid zijner zaligheid kan ver- werven. V66r hij tot beantwoording hiervaa overging, verzocht hij echter te zingen van Gezang 58 het eerste en zevende vers. Het is een vraag van groot gewicht, zei spr. hij het hervatten zijner rede. Er moet onderscheid gemaakt worden tusschen geloof en geloofszekerheid. de maar steeds haar woorden: ,,Er was een andere man" maar liij wist niet, dat hij ze hoorde; hij volgde met willekeurig eenigen gedachiengang. Het was slechis bij tusschen- poozen, dat hij zich bewust werd', hoe hij dacht. Die gewaarwording of er iets in hem verdoofd was, duurde nog steeds voort en tat nog foe was dit dus meer iets gevoelloos, dan iets pijalijks. „Er was een andere man". Dat zinnetje hoorde hij maar steed's herhaald; en, naar- mate hij voorischreed, voelde hij zich getrof- fen door dat aanhoudend weerklinken; in den geest begom hij het te herhalen, met moei- te zich dwingend', dat beteekenis er van te vatten. Hij leed1 toen zelfs .niet heftig. Er was ni'ds heffigs in zijn gevoelens. Hij vond' het moeilijk, de beteekenis te vatten, ofschoon hij er niet aan twijfelde. Ze was, wat ze gezegd had, dat ze was; dat wist hij. Maar hij kon haar zo6 niet zien, hij' 'kan zich niet voorstel- len, dat zijt de vrouw was, die zij had be- weerd te zijn. Hij zag haar altijd, zooals ze voor hem geweest was, kalm en vol zelfbe- heersching. Die verhouding was slechts een masker geweest, dat zich toch hechten bleef aan de gelij'kenis van haar, zooals hij die kende, en daardoor de ware indentiteit voor hem- verduisterde. Hij trachtte zich een beeld te vormen van haar, zooals ze geweest1 was in het leven; dat achter haar lag en hij' vond' het ver.achtelijk van zichzelven, dat hij dit niet kon; Hij prentte rich in, dat hij een vermomming had liefgehad en wilde die uit zijn herinnering verdrijven. E'tet feit, dat het al dien tijd een vermomming was geweest en niet zij, was zoo moeilijk te aanvaarden. Hij trachtte haar te beschouwen eerloos, maar de voorstel- •iimg wilde niet leven; ze scheen onnatuur- lijk. 'Di't was echter het begin van zijn mar- telimr; die gewaarwording, dat bij haar maar Ma waai«'W griarsad, da* lust haa» eigm Het kleinste, het zwakste, het toevlucht- zoekend geloof is al geloof. Als een duif be- scherming zoekt in een rotskloof, geschiedt dit immers uit het geloof dat daar zekerheid is te vinden. Geloof is de wortel, geloofsze kerheid is de bloem. De wortel kan er zijn zonder dat de bloem aanwezig is. Het omge- keerde kan niet het geval zijn. Geloof wordt uitgebeeld door de kranke vrouw, die den zoom van Jezus' kleed aan- raakt, en geloofsverzekerdheid door Stefanus, die den hemel geopend ziet. Geloof is bij den moordenaar aan het kruis als hij. vraagt aan Jezus: „Gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn". Geloofszekerheid ziet men bij hen die roe- men: „Wij> weten, dat, zoo onze aardsche ta- bernakel verbroken wordt, wij een gebouw bij Cod hebben' eeuwig in de hemelen. Aan een geloof, dat nooit iets van twijfel gekend heeft, mag zelve wel getwijfe'd wor den. Het zal de moeite voor Satan n:tt waard zijn er aar te torr.en, want hij strijdt alleen tegen Gods werk en niet tegen zija eigen werk. •De onfkenning van de zekerheid zegt, d'at er wel machten en overheden ziin, die de schapen kunnen rukken. uit de handem van den Drieeenigen God. Wie de roogelijkheid van geloofsverzekerdheid ontkennen, zeggen, dat Gods trouw afhangt van de trouw Zijner ■kinderen en zij loochenen, d'at de Hcilige Geest onderpand is. De fout schuilt bij velen in den weg dien zij zoeken, vooreerst hierin, dat zij zoeken het tastbare en het zichtbare; vooral aan den zeekant treft men dat aan. Het is een verkeerde weg, eerst te willen zien en te tasten alvorens te gelooven. Als men dan eens vroeg: Zou ik goed gezien, ge- tast hebben? Men moet niet vergeten dat het een kwestie van geloofszekerheid is en dat men daartoe alleen komt door het geloof. Hoe gelukkig zijn zij, die niet behoeven te zien of te tasten alvoren te gelooven. Er kan onzekerheid zijn als gevolg van' een ban en het is een kwestie tusschen den mensch en God om die op te heffen. Het ligt niet aan God, als men,, hoewel geloovende, niet vor- dert tot de zekerheid des geloofs. Niet op den weg der bevindingen moet men de zekerheid zoeken, het zou geen zekerheid zijn, dien men aldus vindt. Het anker moet worden uitgeworpen; evenals bij eeni schip dat immers den ankergrond ook niet in zich meedraagt. Alleen bij Jezus Christus is de zekerheid te vinden. Spr. noemde verschillende namen van personen, die van hunne verzekerdheid des geloofs hadden getuigd. De nederlagen in het geloof zijn gevolg van het gemis van zekerheid. Verzekerdheid des geloofs zal den geloovi- gen nooit doen verslappen, gelijk het voor- beeld van Paulus in den strijd te Efeze doet zien. Geloof moet er zijn en dan kan de zeker heid komen, gelijk bij. de karavaan, waarvan de vermoeiden nieuwe kraciit vonden bij den roep der voorsten: „Jeruzakm" icen zij de stad naderden. Wie zegt: „ik ben niet vcrzekerd en kom er dus niet", doet verkeerd. Men moet beden- ken; dat de vastheid van het huis wordt be- paald door het gefundeerd-zijn in de rots. De grootste en de kleinste, die in Christus zijn, zijn verzekerd. God zal Zijne kinderen thuis brengen. Spr. eindigde met een citaat uit Bunyan's „Christenreize", waarin klein-gelcof en groot-gelooi na het doorwaden van de doods- rivier bij het binnengaan van de poort der Godsstad zeggen: „Wij zijn beide klein ge weest, want de helft is ons niet aangezegd." Nadat de spreker was voorgegaan in dankzegging, werd op zijn verzoek gezongen Ps. 42 7, waarna de bijeenkomst werd opge- heven. VORDER'ING TEGEN HET CENTRA AL VERREKENKANrOO'R VOOR BRAND- STOFFEN. B. en W. schrijven in bijlage No. 6: De grootverbruikers >'an brands'.offen heb ben gedurende dc oorlogsjaren in den varm van een toeslag op den kolenprijs mede bij- gedragen in het crediet, waarvan de verschaf- ling door Duitschland als voorwaarde voor verdere kolonileveranties was verbonden. Voor het financieren van dit crediet werd cen Naalooze Vennootschap opgericht, het Cen- traal Verrekenkamoor voor Brands of fen te 's Gravenhage, terwijl de vooriioemde groot- vert>runkers een aan^praak behielaen op de opbrengst von het Duiisc&e Sdiatkistpapief, een opbrengs-, waarY'an men zich toen ter .tijd' allerminst verzekerd' meende te mogen achto. Niettemim is het mogclijk gebieken in de maanden October en November 1920 een eersie gedeelte van dit Restitutiefonds liquide fe maken ten. behoeve van de grootverbrui kers. Omtrent de rechten dezer laatstcn op het overige ontstond een verschil van gevoe- lcn tusschen de Regeering en' dc N. Vennoot schap, waarover de Raafl van Behcer der Ven nootschap in een 'Neia aan de rechlhebben- den, welke-wij voor U ter inzage leggen on- langs n.adere mededcelingen deed. Deze ko men in het kort hierop neer, dat thans ook de rest van het fonds zal worden uibeaald, behalve een bedrag van 3.371.351.75. De rechthebbenden hebben zich tot een Comite gcvormd ten einde langs processueelen weg te verkrijgen, waarop zij alsnog mcenen recht te kunnen doen gelden. Deze vordering^zal dus worden ingesield in naam tegen het Ccn- traal Verrekenkantoor, in wezen tegen de Regeering; aangezien niet de Vennootschap, door de Rlegeering zich tegen de uifbetaling van het resieerende bedrag verzet. De ge meente is in deze aangclegcnheid beirokken; voor wat de gasfabriek betreft voor plm. 5600; voor wat het Slachthuis betreft voor plm. 500, in totaal dus plm. 6100 Voor de bestrijding der aanvankelijke kosten wordt gevraagd 1 pCt. van dit bedrag reeds dadelijk beschik'baar te stcllen. Te zijner tijd geschiedt daarover een nadere afrekening. Omtrent den opzet van het proces wordt door het Comit6 nog nader met de Regeering overleg gepleegd; Twee gevallen zijn hier n.l. denkbaar.In het eerste gevai procedeeren alle rechthebbenden gezamenlijk en is het dus inoodig, dat Uwe Vergadering besluit fot het instellen van een vordenng. In het tweede geval wordt de vordering slechts door een der rechthebbenden ingesteld, de zaak derhalve behandeld in den vorm van een „tcst-case", een proefproces, terwijl de Re geering met het Comite, dat de rechthebben den vertegenwoordigt overeenkomt, dat zij zich wederzijds naar den uitslag daarvan zullen gedtagen. In di* laatste geval dient Uwe Vergadering het beslui. te nemen tot die overeenkomst toe tc treden. STEUN PARTICULIERE BOUWNIJVER- HEID. In bijlage no. 7 zeggen B. en W. Op grond van het Koninklijk besluit van 8 November 1920 nr. 29 (St. courant nr. 218) is het mogelijk voor den bouw van woningen gelden in den vorm van premie en hypotheek- leening uit 's Rijks kas te verstrekken. In aansluiting hiermede werd in de bekendma- wezen' was, dat onmogelijk scheen. En die andere man had het allcs gekend; iedere stemming van haar gezien; haar bijgewoood, in elke phase. „Maryprevelde hij, en was toen op eenmaal verdiept in het droevig bewustzijn, dat hij Mary feitelijk niet gekend had. Hij merkte, dat hij in gedaohten voor oogen bad een klein en, donkeren, vriendelijk- uitzienden man en stond er over verste'd, waar hij dit beeld zoo op eenmaal vandaan had. Hij had wel eens willen weten, hoe die er in waarheid had ui-tgezien.Het was tegauw om nu al t'e vragen, wie hij was; hij vroeg zich enkel, met verwondering, af, hoe hij er uit zag, zich onbewust verdiepende in de per- soonlijkheid, die zij' om en bij zich kon gehad hebben. Zoodra hij zich echter van den in- druk bewust werd, verdween die schijnvoor- j stelling en maakie plaats voor de herinne ring aan mannen, die hij dikwijls ontmoette. De manieren, van doen en hot heele optreden van diegeneh, n'amen nu zijn gedachten in beslag; het was niet geheel uit vrijen wil, dat hij ze als zoodanig de revue liet passee- ren: die persoonlijkheden hadden zich als 't ware aan hem opgedrongen. Hij verond'er- stelde niet; dat een "van hen haar geliefde was geweest^ hij wist, dat het een hersenschim was, om ze een van alien als zoodanig te beschouwen; maar in den geest had hij ronti- gekeken naar cen man en deze bekenden had den toen op eenmaal levendig voor hem ge- staan. De verschrikking van haar onreinheid nam echter steeds stoffelijker vormen aan, zoodat het zweet hem uitbrak. 'De beteekenis van wat hij gehoord had; drong in al haar afschuwe- lijkheid tot hem door. In het overweldigende van die conceptie leek mannelijkheid hem weerzinwekkcnd en hij huiverde. als hij haar beeld daarmee verbend. De gedachte, dat zij zafifc kwi wlka Iamms# «1* king van den Minister van Arbeid opgeno- men in de Staatscourant van 7 December 1920 nr. 238 de wijze van het verstrekken dezer gelden geregeld. Zooals bekend :s, verstrekt de gemeente de premies, van het Rijk ontvangen, desge- wenscht termijnsgewijze, aan de belangheb- benden zonder dat de gemeente daarbij een financieel risico draagt. Bij Uwe besluiten van 22 September 1921 nr. 6, bijlagen 114 en 125 machtigde Uwe vergadering ons col lege de ten behoeve van de daarin vermelde particulieren aangevraagde en door den Mi nister van Arbeid toegezegde prmis uit 's Rijks kas te aanvaarden en deze wederom aan de rechthebbenden uit te keerer. Ook voor het verkrijgen van hypotheeklee- ningen verleent de gemeente haar tusschen- komst, doch hieraan is voor de gemeente zoo danig risico verbonden, dat het ons nood- zakelijk voorkomt aan het verleenen der gel- dn onder hypothecair verb and bijzondere voor waar.ien to verbiiiden. Heer^or dezer voorwaaxden zijn trouwens door den Minis ter voorgeschreven. De hiervoren genoem.de bekendmaking maakt een onderscheiding tusschen de gel den, welke worden verleen-d na voltooiing der winingen en die welke kunnen woden ver strekt gedurende den bouw; de eerste zijn de hypotheekleeningen, del aatste de voor- schotten daarop. Omtrrnt de eerste schrijft de Minister het volgende „Voor den bouw van woningen, die in aan- merking komen voor het beschikbaar stellen van premies kunnen door het Rijk aan de gemeente hypothecate credieten worden ver- leend, voorshands tegen een rente van 6 pet. onder voorwaarde, dat de gemeente zich borgstelt voor de richtige betaling van rente- en aflossi-ng der hypotheek. De hypotheken kunnen worden verleend voor den tijd van 15 jaar. De aflossing zal ten mins-te bedra- gen Vt pet. voor de eerste vijf jaar, 1 pet. per jaar voor de volgende tien jaar. E>e hy potheek wordt gevestigd na voltooiing der woningen tot geen hooger bedrag dan 90 pet. van het verschil tusschen de stiohtingskosten en de verleende premie. De deskundigen worden aangewezen door het Rijk, de gemeente en den belang- hebbende. In geval gebouwd is op eigen grond kan dit bedrag verhoogd worden uiet de door genoemde deskundigen geschatte waarde van den grond. De gemeente kan ad- ministratie- en andere kosten in rekenlng brengen, nochtans tot geen hooger percen tage dan l/e pet." In de bekendmaking opgenomen in de Staatscourant van 1/2 April 1921 nr. 63 heeft de Minister voorts de volgende beper- kingen gesteld: „Voor woningen waarvan de stiohtings kosten meer bed-ragen dan 8700.zal hy- po-theek niet worden verstrekt. Het maximum der hypotheek zal niet meer bedragen dan f 6000.per woning, eventueel vermeerderd met de getaxeerde waarde van den grond". Deze bedragen zijn in de circulaire van 28 December 1921 teruggcbracht tot respectie- veliik 4(XK).en 2 700. Voor woningen die door den eigen aar zelf worden bewoond zal de hypotheek niet meer kunnen bedragen dan 80 pet. van bedo-ald verschil eventueel vermeerderd met 80 pet van de geschatic waarde van- den grond. Hieruit blijkt, at de gemeente het voile risico draagt voor de richtige nakoming van de verplichtingen van den schuldenaar-hy- man in zijn vrijen tijd dat zij ten prooi was gevallen aan mannelijke verwaandheid, deed zijn hart ineenkrimpen. Het massieve van het ziekenhuis dook voor hem op, vanaf de helling, die hij was gaan beklimmen. Daar in d'e 1-aagte strekten zich een rij- tuintjes uit, slaperig in Sabbath- rust. Te midden- van de stilte klons het on- geduldig gebiaf van een hond uit een winkel en daaro-p het fluiten van iemand, die het dier riep. Dat waren de eenlge geluiden. Toen tradi hij binnen. IDien avond d-eelde Miss Brettan Mrs. Kincaid mee, dat ze wegging. De oude dame hoorde die tijding aan, zon der folijk te geven van- eenige verrassing. „U weet zelf het best, wat u doen moet," zei ze peinzende „maar het spijt mij dat u gaat; hoi spijt mij erg." „J'a," zei Mary, „ik moet gaan. Hlet spijt mij ook erg, u te verlatenmaar het kan met anders. Ik..." „Ik had nog al z66 gedacht, dat u altijd bij mij blijven zou; we konden het samen zoo best vinden." ,,U is meer dan- vriendelijk voor me ge weest; van' den eersten dag af. Ik zal nooit vergeten, hoe vriendelijk u is geweest. A!s het maar eenigszins mogelijk was... Miaar dat is niet zoo!... Ik..." Aindermaal was dat voomaamwoordje het struikelbl-ok op kiesch grondgebied. „Ik kan n-iet bliiven," voegde ze erbii, met verstikte stem. „Ik hoop, dat u gelukkiger zult zijn. met een volgende gczelschapsda- me." ,,Maar eeni volgende zal ik niet hebben," antwoordde zij, ik -houd niet van verande- ringen. Nieuwe dingen vinl ik afschuwelijk. Een' mieuwe gezelschap'-damc zou erger zijn dan. nieuwe schoen-en. En u kunt gaan, wan- neer't u zelf't bes-le uiikomt, nu u er toch tae it. Blijfs u sis/,, em mi tijd te laten nieuwe schikkingen te maken, want die ben ik niet van plan. Dus als het u het beste valt. „Van de week dan?" ..Goed, van de week dus." Ze zeiden niet meer en het onderwerp bleef rus-len; tot den volgenden middag, toen mrs. Kincaid het opeens weer aanroerde: ,,Wat gaat u doen, miss Brettan? Heeft u iets anders op het oog?" „Neen" luidde het haperend antwoord „nog niet." •Het weglaten van de beweegreden maakte het voor beiden nu moeilijk spreken. ,0, ik twijfe] er niet aan of het zal wel goed gaan", haastte zich Mary er bij te voe- gen. „Boe jammer toch; hoe in-nig jammer!" „0, u moet zich over mij niet on-gerust ma ken!" riep ze. ,;Dat is het n-iet waard. Ik ben het niet waard U weet, zoo veel vrou- wen moet en in haar eigen onderhoud voor- zien1 en d'at krijgen ze ook gedaan. Dit is er enkel nog eenfje meer." „Jawel, maar velen- lukt het ook niet. Ver- tel me eens even, moet u gaan? Weet u ze ker, dat u zich die noodzakelijkheid niet te overdreven voorstelt? Ik vraag u niet naar uw redenen. Ik bemoei mij -nooit met de par- ticuliere zaken van anderen. Maar is u er wel zeker van; dat u niet iets in een valsch licht beschouwt. waardoor u dus tot uiter- steui overgaat?" „0." antwoordde Mary, zich mi crpeens tot groofe oprech'iheid gestemd voelende. ,,'Denkt u. d'at ik nic-t opzic tegen een veran- derimg? E>en'kt u, dat het mij aantrekt? Ik ben geen jomg meisje meer. Ik be.n niet ro- m-antisch; maar ik kan hier niet blijven!" De oude dame zuchtte. „Waarom kan je niets vcelen voor zoc'n goeden jongen als mijn zoon?" dacht zij. ,,Da.n zou er niets van die ellende zijn voor ons een van alien." Want* ufvalgd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5