Alkmaarsche Gaurant Om de zilveren schatten der zee. Zuster Brettan's liefde. Amsterdamsciie week. Zaterdag 28 Januari. Feuilleton. No. 24. 1922. Honderd Vier en Twintlgste Jaargang, HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ten nis, dat zij bij hun besluit van 24 dezer ver- Sunning hebben verleend aan het Bestuur er Vereeniging „De Ambachtsschool voor Alkmaar en omstrekcn" tot het uitbreiden van een smederij en bankwerkerij in het perceel BERGERWEG, Wijk E, No. 1. Alkmaar, 26 Januari. 1922. Burgemeester en Wethouders voornoemd, W C WENDELAAR, Voorzitter DONATH, Secretaris. (Nadruk verboden) IV. MET GETATOUEERDE MATROZEN U1J DE VIbCHVANGST. Het was op den derden dag na onze uit- vaart, dat de zee ons sciieepje met rust begon te iaccn. Steeds kleiner waren de aanrollende golven geworden en ton slotte had het watervlak zich gerimpeld. Het was of er van de woede-uitbarsting der I zee nog slechts een voorhoofd-frondsen was 1 overgeoleven en het zonnetje scheurde de wotkcn in harden en strooide vloeibare dia- i mantjes over heel die onafzienbare water- J v.aKte. Toen ben ik uit mijn kooi gekrabbeld en heb cp een rol touwwerk met den rug tegcn t de readingsboot een gemakkelijk plaatsje op het achteroek uitgezocnt, met het gevoei van een zieke, die na een langdurig verblijf bin- ncushuis voor het eerst m de buiteniucht mag komen. De zceziekte had mij leelijk te pakken go- had. Aan geestelijk noch lichamelijk voedsel ge- voelde ik eenige behoefte en mijn eenig ver- langen was: in het zonnetje te mogen zitten en met rust gelaten te worden. Maar de tiawler-matrozen begcnnen bljjk- baar trek in een tractatie te krijgen en de een na den ander kwam dan ook b-langstellend naar mijn toestand informeeren, tot ze ten slotte alle vier om mij heen stondcn en de stuurman zich bereid verkiaarde het voor. een oorlam benoodigde uit mijn koffer op te die- pen en aan dck te brengen. To:n werd het een gezellig kringetje en al gauw werd ik vergast op tallocze verhalcn over zeeziekte en overstelpt met nuttige wen- i ken en raadgevingen voor het geval de kwaal eens terug zou willcn komen. Slechts een gelukskind was er dat nooil de zeeziekte gekend had. Dat was Cor, een kalme'flegmatieke Eg- monder, een jonge kerel, die als kind van twaalf jaar al op een haringlogger had geva- ren, die sindsdien in het ruwe visschersleven was opgegroeid en, volkomen tevreden met zijn lot, aan het leven geen enkelen hoogeren eisch mcer stelde. Maar dat was dan ook een groote uit- zondering, want de rest der bemanning was beu van het geploeter, van het' maar altijd bij nacht en bij dag, winter en zomer, in storm en regen klaar staan om de visschen uit de zee in het scheepsruim te kunnen brengen. Daar had je Piet, een vierkant gebouwde Egmonder, met zijn zongebruinden verweer den kcp. het tvpe van een vadertje-goed- leven Piet die pas 35 jaar was en met zijn 34-jarige vrouw elf kinderen in de wereld geschopt had, waarvan nog drie jongens cn vijf fndsjes in leven waren. Voor zoo'n huishouden komt er heel wat kijken en als vader en het oudste meisje de eenigen zijn die iets inbrengen, is schraal- hans gewochlijk keukenmeester. Dan was Kodde, die vrijgezel was, beter af. Hij was fen lange, pootige kerel en hij heette eigenlijk anders, maar zij noemden hem allemaal Kodde Hij ken het smakelijkst lanes zijn snor lik- ken als er een oorlam naar'binncn geslagen was. hii kende de onfatsoenliikste liedjes die on d^ Noordzee gezongen kunnen worden en vloekte in het Engelsch even gemakkelijk als in het Hnl'andsch, maar hij was een handige goedhartige kerel, die het meeste werk in den kortst mogelijken tijd. kon verzetten. En dan was er Klaas. de geheelonthouder die eiken dag een extra sigaar knees, onolat iiij liever twee sigaren dan een bonel wou ueooen nun groote, ruwe nanden en armea zaten vol Kieurige teenenmgen. Daw nauueu z*. zicn geutiuueeru, aiaar verd^r dan ..eu paai ecnvouuige letters je eigen naam en die van je vrouw ol van je meisje hadden ze 't met kunnen brengen. Dat andene, waar de rugvlakken van hun handen en heel hun annen mee b-dekt wa ren, al die gekieurde prik-teekenmgen, waren het werk van beroeps-tatoueoiders, zooais je er in vele groote havenplaatsem aantreft. Dat ging in Grimsby eiectriscn en voor een shining kon je al een eenvoudig versie- rinkje op je hand krijgen, een rood duifje met een blauw briefje in den bek, of een scheepje met twee zeiltjes, waar je als senippersjeagen al trotsch mee kon rond- loopeu. Het meeste was er dan ook in hun jeugd al opgeprikt en later hadden ze er gauw ge- noeg van gekregen en het er weer af wilien wersen, maar dat was alles tevergeds ge weest. Het groeide mee als de armen en de handen grooter werden, maar het bleef als kenteekenen, die het lichaam nooit meer zou- den verlaten. Ik moest de diverse voOrstellingen bewon dercn en zag een twintig centimeter groote matroos, die met zijn muts ten afscheid zwaaide, zeer luchtig gekleede „dames", ten grafsteen met een krans er om en het cader- schrift „zeemansgraf", drie- en vicrmasters 1 met voile zeilen, een reddingsboei met cen anker er door en tusschen al die gekieurde prik-teekeningen namen or letters van vrou- wen en meisjes in hartjes met pijltjes of, zoo- ais bij Piet, op zijn rGnde melk-blanke borst, voluit in sierlijke rcndschriftlettcrs zijn vol- len naam en die zijner vrouw getatoueerd. Als jengen van twaalf jaar had hij voor enkele stuivers een „dame" op zijn arm laten uitprikken, maar toen die er op stond durfde hij niet thuis komen en de tatoueerder had de heele voorstelling weer weg moeten ma- ken door er een groote veelkleurige roos over- heen te werken. In Grimsby, vertelde Kodde, zat er een Dean, die niks anders deed dan tatoueeren. En een scheepsmakker van hem had een vier- master met voile zeilen op zijn borst en dan liep er een getatoueerde ankerketting heele- maal over zijn schouder langs zijn rug naar beneden. En de Deen had gekieurde vlindertjes op zijn oogleden als hij de oogen dicht deed en daar spraken ze met bewondering over, want dat was iets bijzenders. Ze kwamen tot de ontdekking, dat de schipper niks op zijn handen had. Die schipper was in alles iets bijzenders. Iedcre schipper had zijn bijnaam en ze ken- den ze niet anders dan als de Scheie, de Kale of Rijke Pieter. Maar deze schipper had geen bijnaam. „Hei je je eigen nou nooit getatoueerd vroeg Kodde ongeloovig. De schipper gumiacrne en stroopte zijn mouw op Een dood-gewoon hartje, een pijltje en vier letters, dat was alles en eigen jeugdwerk, maar het zat gelukkig op den bo- venarm. De kolen-tremmer, de zondebok uit het ma- trozentogies, kluitde bebageiijK aan een stuk spek tot groote ergerms van den dikken Eg monder, die bij aire visschen van de Noord- zee zwoer, dat het spek ranzig was en suak en stijf volhield, dat je van dat ranzige spek Scheie oogen en puistjes kreeg, zoodat de tremmer net ten siotte niet meer durlde eteu en Piet, wat er over bleef, in een grooten hap in zijn keel deed verdwijnen. Hij sloeg op zijn dijen van de pret en ver- vormde zijn breed geranden slappen scheeps- hoed tot een steek, die hij toen neel voorzich- tig recht op zijn dikken kop zette. Ziezoo, nou was hij een zee-officier. En kijk, een kwart slag aan den hoed, de steek dwars en een grimmige snorre-kop er onder. Nou was hij een zeeroover. Hij had op een Zuid Amerikaander geva- ren, maar als hij daarover aan het opsnijden ging, werd hij van alle kanten overschreeuwd, zoodat ik eerst veel later, in de rustige stuur- hut, gelegctiheid vond iets meer vkd zijn avonturoa te vernemen. De stuurman, die de wacht had, gaf het sein tot net-cplialen en in een oogenblik was het heele kringetje van het achterdek verdwe- nen. De schipper heesch zich in zijn zeven mijls waterlaarzen, de stuurman kroop in de olie- jas die over zijn hoofd aan- en uitgetrokken Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van LEONARD MERRICK, door E. H. (Nadruk verboden). 35) „Ik heb haar verloren," amlwoordde hij. „Ik volg u zeer goed. U meent dat ik een prinses had' kunnen irouwen en dat zou u ook eenige ellende hebben bezorgd. U zoudt mij aan Miss Brettan wilien geven en dat met groote ellende; maar u zoudt mij haar gunnen, omdat u denkt, dat ik haar noodig heb." „Zoo is It1. Maar zob'n „groote ellende" zou het niet wezen; ik weet, dat iedere man j het best over zijn eigen leven kan beschik- i ken. Natuurlijk het hoorde in't geheel geen ellende te zijn. Ik geloof ook niet d'ail er van ellende sprake kan zijn maar en-kel van een k'eine euretelling. De gcliefde van haar zoon is altijd van het eerste oogenblik af een mededingster voor zijn moeder, Phil. En ik denk, dat het altijd de schuld van die moeder is. Miaar bens, als je met 'Mary getrouwd zult Zijn en je eigen zoon vat liefde op voor een vreemd meisje, dan zal je vrouw je ver- tellen, hoe zij: dat voelit. Ze zal het je zeggen, beter dan ik dat nu kan en dan zal je we- ten, wat je moeder voelde en dat zaj je niet i zoo oinnatuurlijk lijken." „<y\ zei hij, „stil! Zeg dat toch niet! Ik j zai nooit met Mary trouwen." ,.Ja, zeker" boiuigde zij. „Als jc dat be- weert, zou je niet langer zelf het beste over •jc leven hebben beschikt, en dat door een toegeven1 aan spijtigheid. Maar daar zal ik wwl voor zorgen, dat dit j« lew* ni«t bedertt. moest worden en de ntati twin bonden Ihsb breed leeren voorschoten voor en trokken de zeeiaarzen over de lange met veelkleurige wol bestopte visscherskousen. Weer stopte de machine, zooala in den nacht van mijn zeeziekte, toco er voor het eerst gevischt werd. De stoom spoot uit de groote wins op het voor-dek en de schipper riep van de stuur- brug zijn luide bevelen. De tandraderen van de wins zetten zich in beweging, de ijzeren rollen draaiden en de strak gespannen stalen kabels, die langs bak- boordzijde van het schip naar het water lie- pen, werden op de klossen gewonden. Zoo werden 125 vaam kabels langs voor- en achter-„anker" de groote ijzeren bogen ter zijde van het schip uit het water ge- trokken, totdat aan beide lijnen de zware hou- ten borden zichtbaar, werden, welker taak het is het achter de trawler aan sleepende vang- net door de drukking van het water zoo wijd mogelijk uit elkaar te houden. Met donderend geweld werden die borden tegen de verschansing opgeheschen en daar met zware ijzeren haken vastgezet. Aan beide borden zaten de uiteinden van de touwiijnen van het sleepnet, die losge- maakt werden, waarna de wins voorztcuug ook deze lange lijnen biianenboord haalae. Vanaf de stuurorug liet de schipper met een senreeuw de wins stoppen toen de klos- senpees binnenboord geheschen was en het touwwerk van het net naast de verschansing in het water zichtbaar werd. bn met z n zo>seu, de stuurman en de schipper mee, grcpen ze met de handen als wuwen gekromd in het vlechtwerk ben ahooi-schreeuw en twaalf krachtige armen irotuui tegelijkertijd teiKens weer toi aeei van dat zware touwwerk binnenboord tot het achterstuk van het net, de eigarujKe zaK, wit van de viscn door het water scne merde en tientailen door de mazen ontsnapte Kieine poontjes, met nun ziivcrige buiKjea naar boven, dood aan de oppcrviakte kwa men drijven. Toen haakte de stuurman een zwaar touw rond het boven-zakeinde. Langs den voor- I mast kwam een staaldraad over een katrol bengelen, het van een haak voorziene einde werd om het verbindingstouw geslagen en op het bevel: „jumper op", werd, de groote met visch gevulde zak boVen de verschansing geheschen tot hij als een reusachtige van zeewater druipende bal boven de „iast" hing. Die „last" bleek een met planken afgezet deel van het voor-dek, waarin op onze uitreis j de briquetten hadden gelegen. Koppen en staarten boorden zich van alle zijden uit de net-mazen, maar de stuurman was onder den zak gekropen, trok den strik die dezen van onderen dichtbindt open en plotseling was de afgezette dekruimte gevuld met etn dikke laag langs elkaar schietende, lucht-happende, start-slaande visschen. Daar spartelde de aan het water ontrukte buit, een deel der zilveren schatten, die de Noordzee in haar diepten als haar cnbetwist- baar bezit verborgen tracht te houden. De schipper schreeuwde Tiieuwe comman do's. Er mocht geen tijd verloren gaan. Al- lereerst moest het net voornieuwe vangst naar buiten. De zak werd dicht gebonden, de „jumpcr" heesch het gevaarte over boord en met de zware vracht van de klosscn-pees, zware schijven als kieine moknsteenen, die het net doen zinken en bij het voortsleepen over den zeebodem schuren, verdween alles weer in het water. De borden volgden, de wins liet de stalen kabels afloopen en toen alles buiten boord was, werd op de plaats waar de kabel van het voor- en die van het achterschip elkaar het dichtst naderen, een klem geslagen, om te verhinderen, dat een van de kabels irj de schroefbladfti terecht komt. Het vangnet was naar den zeebodem ge- zakt Dc telegraaf in de stuurhut gaf het bel- sein voile kracht" en plotseling begon de schroef door het water te malen. De IJ M 201 werd opnieuw voortgestuwd en achter haar aan sleepte zij het groote open net, het reusachtige touw-monster, dat alles opving en vasthield wat zich in de eerst- volgende drie-en-een-half uur voor -4iaar wiid-geopende kaken zou durven wagen. Twfe-en-een-half uur Noorden ten Oosten, e^n uur tfug Zuiden ten Westen. zoo deden we twee machtige grepen naar de zilveren straiten onder den zeespiegel T.TEERD. Phil. Phil, je bent zoowaar de laatste man ter wereld, van wien ik verwacht zou heb- ter wereld, van wien ik verwacht zou heb ben, da/t hij zich iets zou hebben laten ont- glipptn. Een vrouw zegt altijd „;neen" om mee t'e beginnen,. Meisjes, die zoo makkelijk te krijgen zijn, worden niet de beste vrou- .wen, zij, die het moeilijkst te winnen zijn, kunnen in- don regel het meest waardig ge- acht worden tot huisvrouw >te worden ge- maakt. Nleem haar antvoord' niet aan, Phil. Ik zal haar wel overreden, om hier te blij- ven. En in het eerst hoef je dan niet dikwijls ie '-omenniet meer dan nu, en wanneer je komt. zal ik je wel helpen en je zeggen, i je doen meet. Ze zal van je gaan hou- jn, je zult dfe vrouw hebben, die je verlangt. iik beloof je haar!" Moeder," zei hij, terwijl hij nu bleek zag tot in de lippen. „Om Gedsv.il, zeg dat toch niet! Praat toch niet' van wat niet zoo we zen kan. Er valt hier geen misverstand uit den weg te ruimen. U kunt mij niet helpen bij een ho makerij. Ik vcrzeker u, dat u mij net zoo rniin Miss Brettan tot vrouw kunt geven, als dat u mijn jeugd voor mij zoudt kunnen terugroepen." ,En ik venzeker je van wel," betuigde zij. „Want, hoe meer ik er over madenik, hoe meer ze mij iloch de geschikte voorkomt. Je kon je vergooid hebben aan het een of ander onbe- d'uidend schepseltje, dat om niets dan om haar kleeren gee'ft. En zij stelt belang in je vak. Je hebt cr altijd: met haar over kunnen pra tenze begrijpit die d in gen beter dan ik." „H!oor mij aan!" riep hij met onderdruk- (en hartstocht. „Luister naar mij en bedenk, wat u daar zoo even zelf gezegd heeft: dat ik, al® man, ovet mijn eigen leven zal weten te beschikken. U meet Mrs® Brettan niet vragen, om te Mijven en u moet ook niet den- ken-, da* het haar weggean i». dak mij onigo- lukkig maakt. Mijn hoop heb ik, opgegeven. Het zou nooit tot een huwelijk tusschen ons kunnen komen, al bleef ze nu ook jaren. Wat er gezegd kan worden, is gezegd er werd op geantwoord en het is uit." Hij beet het puintje van zijn sigaar, rookte even en be- heerschto toen weer geheel zijn toon: van spreken. Ieder, voor wien1 zijn gel a at verbor gen was, zou die woorden flinker hebben vinden klinken, dan toch het gevoelen was, dat ze ingaf. „E» nu nog iets: na vanavond moet u maar niet meer over haar spreken. Dat hoor ik niet graag. 't Is mij niet aangenaam. Wiit u mij een blijk geven van uw genegenheid, doe dit d'an da-armee! Terwijl zij er nog is, kan ik u ook niet komen opzoeken cn, als ze weg is laat het dan in onze gesprekken samen zijn, of ze er nooit geweest is." IHlet uitorlijk van den man toomde aan, welk een geduchte inspanming hem die voor- gewende kalmte had gekost. En die kalmte d'ani ook nog meer dan het gesprokene zelf, oventuigde zijin moeder van het oprecht-ge- meende van zijn beweren; wat haar echter venontrustte. omdat ze het in zoo hooge mate onverklaarbaar vond'. Ze stree'k de plooien van haar japon glad, van tijd tot tijd een blik vol bezorgdheid en meelijden hem weroenden ten slotte sprak ze op den toon: van iemand, die dan maar berust in ieis, dat hij totaal niet be- grijpt: „Ja, n.atuurlijk, ik zal doen, zooais je ver langt. Maar juillie hebt beiden dan al hoogst- eigenaardige begrippen van wat moet. Dat is zeker: ook schijn je alle 'twee evenzeer af- keerig van hulp." ..Waarom zegt u dat?" vroeg de dokter. „Wat' voor soort hulp heeft Miss Brettan dan geweigerd?" „Ze was er afkeerig van, om iemand naar mij te verwijzen, toen ik daar toevallig van- Cix. Int. Unioonsf.eW.ng van ffaar- drackten, iniirienr en kleedlng. Zaterdag 1.1. zijn er te Amsterdam twee Poote temtoonstellingen geopend: de I. T. H. K. A. oftewel: Internationale tentoonstel- ;j ling van Ha'ardrachten, Interieur en Klee- j ding, in het Paleis voor Volksvlijt, en de In- ternationale Theatertentoonstelling in het Stedelijk Museum. Over laatstgenoemde hoop ik de volgende week mijne lezers en lezeres- sen in te lichtenzij is zonder twijfel de be- langrijkste, maar juist daarom moet ik haar nog eens goed aanzien. En bovendien: zij zal nog de geheele maand Februari duren. Aan de eerste mag ik thans dezen brief wijden. De I. T. H. I. K. A. is niet geheel gewor den wat haar titel aangeeft, en wat in de be- doeling van hare aanstichters heeft gelegen. Dat erkennen de laatsten, onder wie de Heer Inte Onsman, de bekende aanvoerder der Ne- derlandscve Figaro's (patroons) en niet min der bekend als schrijver van populaire too- neelstukken (zooais: het Nachtlicht der Zee) zelven volmondig. Maar ze is toch wel een bezoek waard, alleen al om historische redenen1. Want de geschiedenis van de haar- dracht gaat natuurlijk ter.ug tot de overoude tijden; tot den dag waarop de eerste vrouw 'I een plantenvezel nam om er haar haar mee op te binden. De geschiedenis van de haar- dracht is zelfs een soort van cultuur-gescbie- denis. Zij hangt samen met klimaat, gods- dienst, hygiene, stand, geslacht, leefnjd, poli tick zelfs, en is overigens eene uiting van heerschenden smaak en zeden. Vandaar dat eene tentconstelling van haardracht iets zeer belangrijks geven kan, vooral als de initia- tief-nemers, gelijk in dit geval, hun taak breed opvatten, en.de haardracht geven in verband met de kleeding en de omgeving. De malaise is oorzaak dat de tentoonstelling niet zoo uitgebreid is geworden als men had mo gen verwaohten; vele eerste-klasse firma's, wier medewerking noodzakelijk was, schrikten daarom terug. Maar, gelijk gezegd, wat men ziet is toch wel interessant. In een groot kader, midden in de Paleis- zaal, zijn, op regelmatige afstanden, poppen neergezet, die door hun haardracht en kleedij de belangrijkste tijdperken karakteriseeren. Men ziet er allereerst een edelman en eene edelvrouw van omstreeks 1700 dus style- Louis XIV. Hij draaigt eene z.g. allonge- pruik; zij is gekaot h la Fontange. Het is de iooneelkapper Herman Michels te Amster dam, die deze en alle andere figuren verzorgd heeft, en die ook in den catalogus een goed historisch overzicht heeft gegeven. Hij herin- nert er daarin aan; dat onder het regime van Lodewijk de Veertiende, bijgenaamd de Zon- nekoning, de verzorging van kleeding en haardracht hoogtij .vierde, en de weTeldmode geheel door zijn doorluchtig hof. middenpunt van elegance en raffinement, beheerscht werd Van dien tijd af heeft de Fransche mode de wereld geregeerd. De hofdames verschenen destijds in ae 9chitterendste japonnen, die als bezaaid waren met edelgesteenten en paarlen, en gegarneerd met de meest-kost- bare paarlen. Een voorbeeld daarvan biedt de edelvrouwe bovengenoemd. Haar costuum is waarlijk van verblindende pracht en fa- belachtigen riikdom. Haar coiffure is ge- noemd naar de Hertogin de Fontanges, de favorite van Louis XIV. Men verhaalt dat het coiffure van deze schoone tijdens een jachtrit losraakte, en dat zij het toen, zoo maar los weg", naar haar phantasie het in gaf, methaar kousenband, bij elkaar bond, en met groote strikken afwerkte. Zoo ontstond het f ontange-kapsel, en de Fon- tange-muts. De heeren die reeds teni tijde van Lodewijk de Dertiende het haar tot op den schouder droegen, verlerigden dit tijdens het bewind van den veertienden Louis met verlengstuk- ken, waardoor de naam „allonge" ontstond. En nog langer werden- de pruiken, totdat de officieren, voor wie, door den aard van -hun beroep de lange haardos een. groot onge- rief was; den stoot gaven tot eene omwente- ling op pruikengebied. Voortaan werd het haar tot een buidel samengebonden, waar door de buidel- en staartpruiken ontstonden. Ook in het uiterlijk der dames trad eene groote verandering in. Werd tijdens Lode wijk de Veertiende, donker en zwart haar zeer bewonderd, nu werd blond haar het schoonste genoemd, en hoe lichter het was hoe mooier. Vandaar dat de natuur de kun§t te hulp riep, en de poederkwast op het too- neel verscheen. Van den poeder was de Schmink weer eene consequentie. Slechts .ene d'aag van sprak. Maar dat is dan zeker ook iets ,,onkiesch", waar ik liever over zwijgen moet „De referentien Dus daar wil ze geen gcbruik van maken?" „Ik kreeg althans zoo den indntk, of ze het daaromirent :og vols .t niet met zich- zelve eens was. Ik zei: „Wat zal er in 's Hemelsinaam zender referential van- u wor den?" En zij antwoordde: Ja, dat' be- greep ze ook wel, maar... Maar iets, dat ik nu niet m-eer precies weet..." „Maar dat is onzinnig," sprak hij gebie- dend'. Zonder dat staat ze hulpeloos. Zc is uw gezelschapsd'amc geweest en u heeft niets op haar aan te merken gchad dat kunt u geheel naar waarheid verkla-ren." Hij stond op en schudde de asch, die van zijn sigaar gevallen was, voorzich-tig van zijn jas. „Er heeft niets plaats gehad tusschen Miiss Brettan en mij, dat haar het recht kan bt nem-en- op een. getuigschrift van u voor de twee jaar, dat ze hier bij u is geweest", ging hij toen voort. „Htat zou mij aangenaam we- zen .als zij wist, dat ik dit zoo had' gezegd." „Ik z-ai het haar overturn gen", sprak zijn moeder. „Wait ga je doen?" ,,'t Is at te laat. A pre pes, er is nog iets anders. It Kan -lang duren, voor ze weer wat vindt; ze meet niet den-ken., dat ik er de hand in heb gehad, maar ik zou graag hebben, dat ze w-a-t geld aannam, eer ze gaat, om haar voor gebrek te bewaren... Wiar heb ik mijn- hoed1 gelaten'?" „Je zou dus graag zien, dat ik haar be- woog, wat geld aan ite nemen, of bet van mij kwam?" Jiai; of het van u kwam, vijftig pond om haar voor gebrek te vrijwarem.. Misschien heb ik 'm buiten gehan-gen?' Zijn moeder trad' op hem toe en- 6loeg haar armen om zijn hals. zeer blanke huid verdroeg zich btj hrt wltte coiffure, en dus werden aangezicht, hais en schouders geilanket, waartcgenovcr dan weer, ter verhooging de tegenstelltog waiigen-en'-lippe/ii gr.'trfi warden cn wenkbrauwsr. en o&gfiarsn dcr.kcr schminkt. Zelfs ging men z66 ver om cp gezicht ten einde de blankheid daarvan vooral goed te doen uitkemen kieine stuk- jes zwarte taf te plakken, de z. g. taches de beaute, of ook wel mouches genoemd, omdat ze veelal den vorm hadden van vliegen, waarnaast ook bloemen, sterren, kruisjes en-z. vcorkwamen. Al naar de plaats waar de mouches waren aangebracht, hadden ze eene beteekenis. Midden op den wang heette zoo'n mouche „de galante"; op nen neus „de onbeschaamde"; naast de lippen „de coquette" enz. Het poeder-coiffure der dames, dat in den aanvang hee'l klein was geweest, nam lang- zamerhand in cmvang en afmeting toe Ea het was de coquette 15-jarige Marie-Antoi nette die den grooten stoot gaf tot de gi- gantische coiffures, door het voorbedd daar- toe te geven bij haar intooht te Parijs in 1770. Deze coiffures bereikten soms eene hoogte van 80 c.M., en daarop waren dan nog gekieurde veeren geplant, ja waren zelfs heele landschappen aangelegd met her ders en schapen enz. Een voorbeeld hiervan ziet men' achter in de zaal bij de groepen. De dame, style Louis XV, die tot de alleenstaande figuren- in het groote kader behoort, heeft slechts een kieine poedercoiffure op, en de bijbehoorende heer draagt natuurlijk zijn poederpruik. Het was de Franscne revolutie die alle poeder wegblies. Maar de pruiken hand- haafden zich nog een tijdje, althans bij de dames; het waren de z.g. ,,Merveilleuses". Zij vonden hun evenbeel-J bij de mannen die het haar tot op den schouder lieten groeien, ie z. g. „Incroyables". Op de tentoonstelling ziet men een voorbeeld van zoo'n Iucroyable (1793). Daarnaast komen dan ten- slotte een heer en eene dame uit den Biedermayer-tijd, omstreeks 1835, toen de vrouwen haar droe gen met de karakteristieke krulletjes in den vorm van kurkentrekkefs aan de ooren. Zooais gezegd zijn achter in de zaal eeni ge hi9torische groepen in passende omge ving opgesteld. Een groep-style Louis XIV stelt de eerste dansles voor. (Anno 1720). De oude, grijsgepruikte, dansonderwijzer geeft, al spelend op zijn viool, de rnerJuet- pasjes aan. Op het gouden kanapeetje zit eene dame met vervaarlijken haartooi; de moed-er. En vader ziet opmeFkzaam toe. Aar- dig is het optemerken, dat de kleedij en de haardracht der kinderen dezelfde is als die der volwassen-en. Een andere groep (style Louis XVI) geeft een thee-uurtje ten h uize van Le Marquise de Vaubans, in het jaar 1786, weer. Het is, zooais men- ziet, de tijd niet slechts van pce- derkapsels en tSches de beaute, maar ook van hoepelrokken. Vandaar dat de heer die op bezoek komt zijne dame met uitgestrekten arm begeleid; ook bij het dansen moest om die reden een eerbiedigen afst-and bewaard bliiyen. Dit zijn d-e antieke interveurs ter tentoon stelling. Daarnaast zijn er ook mod erne, en van de beste huizen Ik noem: Liberty, 't Woonhuis, de Clinghe, 't Binnenhuis, de Meubelfabriek v/h Haag en Zoon, e. a. Zij tooneh- aan welke groote binnenhuis-kun.ste- naars ons land en onze tijd kennen. Was- figuren met overeerstemmende haardracht en kleeding staan echter met in deze inte- rieur3. Wat betreft moderne kapsels veywijs ik vooral naar de zaal aan den .-rant van het Frederiksplein. Daar ziet men ook hoe het (uitgevallen) haar bewerkt wordt en ver- werkt tot losse vlechten enz.; daar ziet men ook allerlei knutselwerk op haargebied (schilderijeii van haar)daar vindt men graphische en statistische voorstellingen van den Ned. Barbiers- en Kappersbond, bctref- fende d-e uitkeering bij ziekte en overlijden, en betreffende d j grcei van't ledental, de or.t- vangster. en het bezit; daar kan men ten. zeldzame collectie boek- en piaatverken be- wonderen, iijdelijk afge'taan uit de mode- er. kleederdrachtenbibliotheek van J. H. J. van Deventer te Amsterdam; dan. ziet men de modeplastiek van den Beriijnsahen beelc'ioti- wer Prof. Rudolf Belling, die grtegr dieid geeft kleedingstukken en losse stpffen op de sierlijkste wiize te e^aleeren, en die voorbe- 9temd schijnt om de leelijke, verstarde was- sen poppen- ui: onze uitstal-kasten te bannen En'daar ziet men eindelijk cok een aantai b^ drijven in werking. Het is de N. V. „De Vuurs'ag" (directie Verwey or Nack) die hier het vuur van den arbeid h-.-eit o. .v.to- „Kan je zooveel missen, Phil?" „Ik ben al een tijd aan het sparen ge weest," antwoordde hij. HOOFD STUK XI. Onbekend met de uitspraak van Kincaid, bracht Marv den ve,nJ oor in .trroote be zorgdheid. De onbestemde toekomst v66r haar, als ze althans geen gebruik v -de ma ken van do aan beveling van zijn tnoedei, was haar een verschrikking. die ze maar niet uit i de gcdachte banner kon er. zij was -niet in st?ai'. een vasto nedrecrs'i.ri to bop e'en, waar op zit een: nr h-ron kcr H-uwc" 7^ viel in een rrn-s n s'v-o w plotseling uit ontwaakte met de on to: tide "ewaarvordinsr dat e^ iris veb'i'r:' rs Nn verl-oop van enkele seccndcn werd die indruk bevesiiigd door een herhalinn van de r^rste j anrltodmr M-ri het nciwid weerktonV daar een bel -d'oor de stiPe van he4 h.uis en bit h-aastig onderzoek bleek dit afkemstig r de kamer van de oud dame. Mrs. iKincaad verkiaarde. cat zij ricfi zeer onwel voelde, iets wat no? b"ves- ti-gd1 werd' door den klank van haar stem en toen M-ary gauw licht had ormestoken zag ze tot haar verbazing, dat d- cude ('"tn" dan ook rilde van de kou. „0 't wilde maar niet ophoudenkoud dat ik toch ben! Ik weet niri. wa- he' s m-ar het lijkt wel, of er voortdurend koud water sroomt lanes rniin rug!" Haar gezelsrhapsd^m" krek b-ar rers on- derzoekend aan Wacht, ik zal gatiw brven no" naar dekens gaan 'hale.n'', an'wirordde zii Ze keerd'e terug met d'h-s vn '-aa- riTer bed en legde die nog o/er de sprei. rWnrHt vervr'T/t t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5