Alkmaarsche Gaurant
Om de zilveren schatten der zee.
Zuster Brettan's liefde.
Amsterdamsciie week.
Zaterdag 28 Januari.
Feuilleton.
No. 24.
1922.
Honderd Vier en Twintlgste Jaargang,
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ten
nis, dat zij bij hun besluit van 24 dezer ver-
Sunning hebben verleend aan het Bestuur
er Vereeniging „De Ambachtsschool voor
Alkmaar en omstrekcn" tot het uitbreiden van
een smederij en bankwerkerij in het perceel
BERGERWEG, Wijk E, No. 1.
Alkmaar, 26 Januari. 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W C WENDELAAR, Voorzitter
DONATH, Secretaris.
(Nadruk verboden)
IV.
MET GETATOUEERDE MATROZEN
U1J DE VIbCHVANGST.
Het was op den derden dag na onze uit-
vaart, dat de zee ons sciieepje met rust begon
te iaccn.
Steeds kleiner waren de aanrollende golven
geworden en ton slotte had het watervlak
zich gerimpeld.
Het was of er van de woede-uitbarsting der I
zee nog slechts een voorhoofd-frondsen was 1
overgeoleven en het zonnetje scheurde de
wotkcn in harden en strooide vloeibare dia- i
mantjes over heel die onafzienbare water- J
v.aKte.
Toen ben ik uit mijn kooi gekrabbeld en
heb cp een rol touwwerk met den rug tegcn t
de readingsboot een gemakkelijk plaatsje op
het achteroek uitgezocnt, met het gevoei van
een zieke, die na een langdurig verblijf bin-
ncushuis voor het eerst m de buiteniucht mag
komen.
De zceziekte had mij leelijk te pakken go-
had.
Aan geestelijk noch lichamelijk voedsel ge-
voelde ik eenige behoefte en mijn eenig ver-
langen was: in het zonnetje te mogen zitten
en met rust gelaten te worden.
Maar de tiawler-matrozen begcnnen bljjk-
baar trek in een tractatie te krijgen en de een
na den ander kwam dan ook b-langstellend
naar mijn toestand informeeren, tot ze ten
slotte alle vier om mij heen stondcn en de
stuurman zich bereid verkiaarde het voor. een
oorlam benoodigde uit mijn koffer op te die-
pen en aan dck te brengen.
To:n werd het een gezellig kringetje en al
gauw werd ik vergast op tallocze verhalcn
over zeeziekte en overstelpt met nuttige wen- i
ken en raadgevingen voor het geval de kwaal
eens terug zou willcn komen.
Slechts een gelukskind was er dat nooil de
zeeziekte gekend had.
Dat was Cor, een kalme'flegmatieke Eg-
monder, een jonge kerel, die als kind van
twaalf jaar al op een haringlogger had geva-
ren, die sindsdien in het ruwe visschersleven
was opgegroeid en, volkomen tevreden met
zijn lot, aan het leven geen enkelen hoogeren
eisch mcer stelde.
Maar dat was dan ook een groote uit-
zondering, want de rest der bemanning was
beu van het geploeter, van het' maar altijd bij
nacht en bij dag, winter en zomer, in storm
en regen klaar staan om de visschen uit de
zee in het scheepsruim te kunnen brengen.
Daar had je Piet, een vierkant gebouwde
Egmonder, met zijn zongebruinden verweer
den kcp. het tvpe van een vadertje-goed-
leven Piet die pas 35 jaar was en met zijn
34-jarige vrouw elf kinderen in de wereld
geschopt had, waarvan nog drie jongens cn
vijf fndsjes in leven waren.
Voor zoo'n huishouden komt er heel wat
kijken en als vader en het oudste meisje de
eenigen zijn die iets inbrengen, is schraal-
hans gewochlijk keukenmeester.
Dan was Kodde, die vrijgezel was, beter
af. Hij was fen lange, pootige kerel en hij
heette eigenlijk anders, maar zij noemden
hem allemaal Kodde
Hij ken het smakelijkst lanes zijn snor lik-
ken als er een oorlam naar'binncn geslagen
was. hii kende de onfatsoenliikste liedjes die
on d^ Noordzee gezongen kunnen worden en
vloekte in het Engelsch even gemakkelijk als
in het Hnl'andsch, maar hij was een handige
goedhartige kerel, die het meeste werk in den
kortst mogelijken tijd. kon verzetten.
En dan was er Klaas. de geheelonthouder
die eiken dag een extra sigaar knees, onolat
iiij liever twee sigaren dan een bonel wou
ueooen
nun groote, ruwe nanden en armea zaten
vol Kieurige teenenmgen. Daw nauueu z*.
zicn geutiuueeru, aiaar verd^r dan ..eu paai
ecnvouuige letters je eigen naam en die
van je vrouw ol van je meisje hadden ze
't met kunnen brengen.
Dat andene, waar de rugvlakken van hun
handen en heel hun annen mee b-dekt wa
ren, al die gekieurde prik-teekenmgen, waren
het werk van beroeps-tatoueoiders, zooais je
er in vele groote havenplaatsem aantreft.
Dat ging in Grimsby eiectriscn en voor
een shining kon je al een eenvoudig versie-
rinkje op je hand krijgen, een rood duifje
met een blauw briefje in den bek, of een
scheepje met twee zeiltjes, waar je als
senippersjeagen al trotsch mee kon rond-
loopeu.
Het meeste was er dan ook in hun jeugd
al opgeprikt en later hadden ze er gauw ge-
noeg van gekregen en het er weer af wilien
wersen, maar dat was alles tevergeds ge
weest. Het groeide mee als de armen en de
handen grooter werden, maar het bleef als
kenteekenen, die het lichaam nooit meer zou-
den verlaten.
Ik moest de diverse voOrstellingen bewon
dercn en zag een twintig centimeter groote
matroos, die met zijn muts ten afscheid
zwaaide, zeer luchtig gekleede „dames", ten
grafsteen met een krans er om en het cader-
schrift „zeemansgraf", drie- en vicrmasters 1
met voile zeilen, een reddingsboei met cen
anker er door en tusschen al die gekieurde
prik-teekeningen namen or letters van vrou-
wen en meisjes in hartjes met pijltjes of, zoo-
ais bij Piet, op zijn rGnde melk-blanke borst,
voluit in sierlijke rcndschriftlettcrs zijn vol-
len naam en die zijner vrouw getatoueerd.
Als jengen van twaalf jaar had hij voor
enkele stuivers een „dame" op zijn arm laten
uitprikken, maar toen die er op stond durfde
hij niet thuis komen en de tatoueerder had
de heele voorstelling weer weg moeten ma-
ken door er een groote veelkleurige roos over-
heen te werken.
In Grimsby, vertelde Kodde, zat er een
Dean, die niks anders deed dan tatoueeren.
En een scheepsmakker van hem had een vier-
master met voile zeilen op zijn borst en dan
liep er een getatoueerde ankerketting heele-
maal over zijn schouder langs zijn rug naar
beneden.
En de Deen had gekieurde vlindertjes op
zijn oogleden als hij de oogen dicht deed en
daar spraken ze met bewondering over, want
dat was iets bijzenders.
Ze kwamen tot de ontdekking, dat de
schipper niks op zijn handen had.
Die schipper was in alles iets bijzenders.
Iedcre schipper had zijn bijnaam en ze ken-
den ze niet anders dan als de Scheie, de Kale
of Rijke Pieter.
Maar deze schipper had geen bijnaam.
„Hei je je eigen nou nooit getatoueerd
vroeg Kodde ongeloovig.
De schipper gumiacrne en stroopte zijn
mouw op Een dood-gewoon hartje, een
pijltje en vier letters, dat was alles en eigen
jeugdwerk, maar het zat gelukkig op den bo-
venarm.
De kolen-tremmer, de zondebok uit het ma-
trozentogies, kluitde bebageiijK aan een stuk
spek tot groote ergerms van den dikken Eg
monder, die bij aire visschen van de Noord-
zee zwoer, dat het spek ranzig was en suak
en stijf volhield, dat je van dat ranzige spek
Scheie oogen en puistjes kreeg, zoodat de
tremmer net ten siotte niet meer durlde eteu
en Piet, wat er over bleef, in een grooten hap
in zijn keel deed verdwijnen.
Hij sloeg op zijn dijen van de pret en ver-
vormde zijn breed geranden slappen scheeps-
hoed tot een steek, die hij toen neel voorzich-
tig recht op zijn dikken kop zette.
Ziezoo, nou was hij een zee-officier.
En kijk, een kwart slag aan den hoed, de
steek dwars en een grimmige snorre-kop er
onder.
Nou was hij een zeeroover.
Hij had op een Zuid Amerikaander geva-
ren, maar als hij daarover aan het opsnijden
ging, werd hij van alle kanten overschreeuwd,
zoodat ik eerst veel later, in de rustige stuur-
hut, gelegctiheid vond iets meer vkd zijn
avonturoa te vernemen.
De stuurman, die de wacht had, gaf het
sein tot net-cplialen en in een oogenblik was
het heele kringetje van het achterdek verdwe-
nen.
De schipper heesch zich in zijn zeven mijls
waterlaarzen, de stuurman kroop in de olie-
jas die over zijn hoofd aan- en uitgetrokken
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van
LEONARD MERRICK,
door E. H. (Nadruk verboden).
35)
„Ik heb haar verloren," amlwoordde hij.
„Ik volg u zeer goed. U meent dat ik een
prinses had' kunnen irouwen en dat zou u
ook eenige ellende hebben bezorgd. U zoudt
mij aan Miss Brettan wilien geven en dat
met groote ellende; maar u zoudt mij haar
gunnen, omdat u denkt, dat ik haar noodig
heb."
„Zoo is It1. Maar zob'n „groote ellende"
zou het niet wezen; ik weet, dat iedere man j
het best over zijn eigen leven kan beschik- i
ken. Natuurlijk het hoorde in't geheel geen
ellende te zijn. Ik geloof ook niet d'ail er van
ellende sprake kan zijn maar en-kel van een
k'eine euretelling. De gcliefde van haar
zoon is altijd van het eerste oogenblik af een
mededingster voor zijn moeder, Phil. En ik
denk, dat het altijd de schuld van die moeder
is. Miaar bens, als je met 'Mary getrouwd
zult Zijn en je eigen zoon vat liefde op voor
een vreemd meisje, dan zal je vrouw je ver-
tellen, hoe zij: dat voelit. Ze zal het je zeggen,
beter dan ik dat nu kan en dan zal je we-
ten, wat je moeder voelde en dat zaj je niet i
zoo oinnatuurlijk lijken."
„<y\ zei hij, „stil! Zeg dat toch niet! Ik j
zai nooit met Mary trouwen."
,.Ja, zeker" boiuigde zij. „Als jc dat be-
weert, zou je niet langer zelf het beste over
•jc leven hebben beschikt, en dat door een
toegeven1 aan spijtigheid. Maar daar zal ik
wwl voor zorgen, dat dit j« lew* ni«t bedertt.
moest worden en de ntati twin bonden Ihsb
breed leeren voorschoten voor en trokken de
zeeiaarzen over de lange met veelkleurige
wol bestopte visscherskousen.
Weer stopte de machine, zooala in den
nacht van mijn zeeziekte, toco er voor het
eerst gevischt werd.
De stoom spoot uit de groote wins op het
voor-dek en de schipper riep van de stuur-
brug zijn luide bevelen.
De tandraderen van de wins zetten zich in
beweging, de ijzeren rollen draaiden en de
strak gespannen stalen kabels, die langs bak-
boordzijde van het schip naar het water lie-
pen, werden op de klossen gewonden.
Zoo werden 125 vaam kabels langs voor-
en achter-„anker" de groote ijzeren bogen
ter zijde van het schip uit het water ge-
trokken, totdat aan beide lijnen de zware hou-
ten borden zichtbaar, werden, welker taak het
is het achter de trawler aan sleepende vang-
net door de drukking van het water zoo wijd
mogelijk uit elkaar te houden.
Met donderend geweld werden die borden
tegen de verschansing opgeheschen en daar
met zware ijzeren haken vastgezet.
Aan beide borden zaten de uiteinden van
de touwiijnen van het sleepnet, die losge-
maakt werden, waarna de wins voorztcuug
ook deze lange lijnen biianenboord haalae.
Vanaf de stuurorug liet de schipper met
een senreeuw de wins stoppen toen de klos-
senpees binnenboord geheschen was en het
touwwerk van het net naast de verschansing
in het water zichtbaar werd.
bn met z n zo>seu, de stuurman en de
schipper mee, grcpen ze met de handen als
wuwen gekromd in het vlechtwerk
ben ahooi-schreeuw en twaalf krachtige
armen irotuui tegelijkertijd teiKens weer toi
aeei van dat zware touwwerk binnenboord
tot het achterstuk van het net, de eigarujKe
zaK, wit van de viscn door het water scne
merde en tientailen door de mazen ontsnapte
Kieine poontjes, met nun ziivcrige buiKjea
naar boven, dood aan de oppcrviakte kwa
men drijven.
Toen haakte de stuurman een zwaar touw
rond het boven-zakeinde. Langs den voor- I
mast kwam een staaldraad over een katrol
bengelen, het van een haak voorziene einde
werd om het verbindingstouw geslagen en
op het bevel: „jumper op", werd, de groote
met visch gevulde zak boVen de verschansing
geheschen tot hij als een reusachtige van
zeewater druipende bal boven de „iast"
hing.
Die „last" bleek een met planken afgezet
deel van het voor-dek, waarin op onze uitreis j
de briquetten hadden gelegen.
Koppen en staarten boorden zich van alle
zijden uit de net-mazen, maar de stuurman
was onder den zak gekropen, trok den strik
die dezen van onderen dichtbindt open en
plotseling was de afgezette dekruimte gevuld
met etn dikke laag langs elkaar schietende,
lucht-happende, start-slaande visschen.
Daar spartelde de aan het water ontrukte
buit, een deel der zilveren schatten, die de
Noordzee in haar diepten als haar cnbetwist-
baar bezit verborgen tracht te houden.
De schipper schreeuwde Tiieuwe comman
do's. Er mocht geen tijd verloren gaan. Al-
lereerst moest het net voornieuwe vangst
naar buiten.
De zak werd dicht gebonden, de „jumpcr"
heesch het gevaarte over boord en met de
zware vracht van de klosscn-pees, zware
schijven als kieine moknsteenen, die het net
doen zinken en bij het voortsleepen over den
zeebodem schuren, verdween alles weer in
het water.
De borden volgden, de wins liet de stalen
kabels afloopen en toen alles buiten boord
was, werd op de plaats waar de kabel van
het voor- en die van het achterschip elkaar
het dichtst naderen, een klem geslagen, om
te verhinderen, dat een van de kabels irj de
schroefbladfti terecht komt.
Het vangnet was naar den zeebodem ge-
zakt Dc telegraaf in de stuurhut gaf het bel-
sein voile kracht" en plotseling begon de
schroef door het water te malen.
De IJ M 201 werd opnieuw voortgestuwd
en achter haar aan sleepte zij het groote
open net, het reusachtige touw-monster, dat
alles opving en vasthield wat zich in de eerst-
volgende drie-en-een-half uur voor -4iaar
wiid-geopende kaken zou durven wagen.
Twfe-en-een-half uur Noorden ten Oosten,
e^n uur tfug Zuiden ten Westen. zoo deden
we twee machtige grepen naar de zilveren
straiten onder den zeespiegel
T.TEERD.
Phil. Phil, je bent zoowaar de laatste man
ter wereld, van wien ik verwacht zou heb-
ter wereld, van wien ik verwacht zou heb
ben, da/t hij zich iets zou hebben laten ont-
glipptn. Een vrouw zegt altijd „;neen" om
mee t'e beginnen,. Meisjes, die zoo makkelijk
te krijgen zijn, worden niet de beste vrou-
.wen, zij, die het moeilijkst te winnen zijn,
kunnen in- don regel het meest waardig ge-
acht worden tot huisvrouw >te worden ge-
maakt. Nleem haar antvoord' niet aan, Phil.
Ik zal haar wel overreden, om hier te blij-
ven. En in het eerst hoef je dan niet dikwijls
ie '-omenniet meer dan nu, en wanneer je
komt. zal ik je wel helpen en je zeggen,
i je doen meet. Ze zal van je gaan hou-
jn, je zult dfe vrouw hebben, die je verlangt.
iik beloof je haar!"
Moeder," zei hij, terwijl hij nu bleek zag
tot in de lippen. „Om Gedsv.il, zeg dat toch
niet! Praat toch niet' van wat niet zoo we
zen kan. Er valt hier geen misverstand uit
den weg te ruimen. U kunt mij niet helpen bij
een ho makerij. Ik vcrzeker u, dat u mij net
zoo rniin Miss Brettan tot vrouw kunt geven,
als dat u mijn jeugd voor mij zoudt kunnen
terugroepen."
,En ik venzeker je van wel," betuigde zij.
„Want, hoe meer ik er over madenik, hoe meer
ze mij iloch de geschikte voorkomt. Je kon je
vergooid hebben aan het een of ander onbe-
d'uidend schepseltje, dat om niets dan om
haar kleeren gee'ft. En zij stelt belang in je
vak. Je hebt cr altijd: met haar over kunnen
pra tenze begrijpit die d in gen beter dan
ik."
„H!oor mij aan!" riep hij met onderdruk-
(en hartstocht. „Luister naar mij en bedenk,
wat u daar zoo even zelf gezegd heeft: dat
ik, al® man, ovet mijn eigen leven zal weten
te beschikken. U meet Mrs® Brettan niet
vragen, om te Mijven en u moet ook niet den-
ken-, da* het haar weggean i». dak mij onigo-
lukkig maakt. Mijn hoop heb ik, opgegeven.
Het zou nooit tot een huwelijk tusschen ons
kunnen komen, al bleef ze nu ook jaren. Wat
er gezegd kan worden, is gezegd er werd
op geantwoord en het is uit." Hij beet het
puintje van zijn sigaar, rookte even en be-
heerschto toen weer geheel zijn toon: van
spreken. Ieder, voor wien1 zijn gel a at verbor
gen was, zou die woorden flinker hebben
vinden klinken, dan toch het gevoelen was,
dat ze ingaf.
„E» nu nog iets: na vanavond moet u
maar niet meer over haar spreken. Dat hoor
ik niet graag. 't Is mij niet aangenaam. Wiit
u mij een blijk geven van uw genegenheid,
doe dit d'an da-armee! Terwijl zij er nog is,
kan ik u ook niet komen opzoeken cn, als
ze weg is laat het dan in onze gesprekken
samen zijn, of ze er nooit geweest is."
IHlet uitorlijk van den man toomde aan,
welk een geduchte inspanming hem die voor-
gewende kalmte had gekost. En die kalmte
d'ani ook nog meer dan het gesprokene zelf,
oventuigde zijin moeder van het oprecht-ge-
meende van zijn beweren; wat haar echter
venontrustte. omdat ze het in zoo hooge mate
onverklaarbaar vond'.
Ze stree'k de plooien van haar japon glad,
van tijd tot tijd een blik vol bezorgdheid en
meelijden hem weroenden ten slotte
sprak ze op den toon: van iemand, die dan
maar berust in ieis, dat hij totaal niet be-
grijpt:
„Ja, n.atuurlijk, ik zal doen, zooais je ver
langt. Maar juillie hebt beiden dan al hoogst-
eigenaardige begrippen van wat moet. Dat
is zeker: ook schijn je alle 'twee evenzeer af-
keerig van hulp."
..Waarom zegt u dat?" vroeg de dokter.
„Wat' voor soort hulp heeft Miss Brettan dan
geweigerd?"
„Ze was er afkeerig van, om iemand naar
mij te verwijzen, toen ik daar toevallig van-
Cix.
Int. Unioonsf.eW.ng van ffaar-
drackten, iniirienr en kleedlng.
Zaterdag 1.1. zijn er te Amsterdam twee
Poote temtoonstellingen geopend: de I. T. H.
K. A. oftewel: Internationale tentoonstel- ;j
ling van Ha'ardrachten, Interieur en Klee- j
ding, in het Paleis voor Volksvlijt, en de In-
ternationale Theatertentoonstelling in het
Stedelijk Museum. Over laatstgenoemde hoop
ik de volgende week mijne lezers en lezeres-
sen in te lichtenzij is zonder twijfel de be-
langrijkste, maar juist daarom moet ik haar
nog eens goed aanzien. En bovendien: zij zal
nog de geheele maand Februari duren. Aan
de eerste mag ik thans dezen brief wijden.
De I. T. H. I. K. A. is niet geheel gewor
den wat haar titel aangeeft, en wat in de be-
doeling van hare aanstichters heeft gelegen.
Dat erkennen de laatsten, onder wie de Heer
Inte Onsman, de bekende aanvoerder der Ne-
derlandscve Figaro's (patroons) en niet min
der bekend als schrijver van populaire too-
neelstukken (zooais: het Nachtlicht der Zee)
zelven volmondig. Maar ze is toch wel
een bezoek waard, alleen al om historische
redenen1. Want de geschiedenis van de haar-
dracht gaat natuurlijk ter.ug tot de overoude
tijden; tot den dag waarop de eerste vrouw 'I
een plantenvezel nam om er haar haar mee
op te binden. De geschiedenis van de haar-
dracht is zelfs een soort van cultuur-gescbie-
denis. Zij hangt samen met klimaat, gods-
dienst, hygiene, stand, geslacht, leefnjd, poli
tick zelfs, en is overigens eene uiting van
heerschenden smaak en zeden. Vandaar dat
eene tentconstelling van haardracht iets zeer
belangrijks geven kan, vooral als de initia-
tief-nemers, gelijk in dit geval, hun taak
breed opvatten, en.de haardracht geven in
verband met de kleeding en de omgeving. De
malaise is oorzaak dat de tentoonstelling niet
zoo uitgebreid is geworden als men had mo
gen verwaohten; vele eerste-klasse firma's,
wier medewerking noodzakelijk was, schrikten
daarom terug. Maar, gelijk gezegd, wat men
ziet is toch wel interessant.
In een groot kader, midden in de Paleis-
zaal, zijn, op regelmatige afstanden, poppen
neergezet, die door hun haardracht en kleedij
de belangrijkste tijdperken karakteriseeren.
Men ziet er allereerst een edelman en eene
edelvrouw van omstreeks 1700 dus style-
Louis XIV. Hij draaigt eene z.g. allonge-
pruik; zij is gekaot h la Fontange. Het is
de iooneelkapper Herman Michels te Amster
dam, die deze en alle andere figuren verzorgd
heeft, en die ook in den catalogus een goed
historisch overzicht heeft gegeven. Hij herin-
nert er daarin aan; dat onder het regime van
Lodewijk de Veertiende, bijgenaamd de Zon-
nekoning, de verzorging van kleeding en
haardracht hoogtij .vierde, en de weTeldmode
geheel door zijn doorluchtig hof. middenpunt
van elegance en raffinement, beheerscht werd
Van dien tijd af heeft de Fransche mode de
wereld geregeerd. De hofdames verschenen
destijds in ae 9chitterendste japonnen, die
als bezaaid waren met edelgesteenten en
paarlen, en gegarneerd met de meest-kost-
bare paarlen. Een voorbeeld daarvan biedt
de edelvrouwe bovengenoemd. Haar costuum
is waarlijk van verblindende pracht en fa-
belachtigen riikdom. Haar coiffure is ge-
noemd naar de Hertogin de Fontanges, de
favorite van Louis XIV. Men verhaalt dat
het coiffure van deze schoone tijdens een
jachtrit losraakte, en dat zij het toen, zoo
maar los weg", naar haar phantasie het in
gaf, methaar kousenband, bij elkaar
bond, en met groote strikken afwerkte. Zoo
ontstond het f ontange-kapsel, en de Fon-
tange-muts.
De heeren die reeds teni tijde van Lodewijk
de Dertiende het haar tot op den schouder
droegen, verlerigden dit tijdens het bewind
van den veertienden Louis met verlengstuk-
ken, waardoor de naam „allonge" ontstond.
En nog langer werden- de pruiken, totdat de
officieren, voor wie, door den aard van -hun
beroep de lange haardos een. groot onge-
rief was; den stoot gaven tot eene omwente-
ling op pruikengebied. Voortaan werd het
haar tot een buidel samengebonden, waar
door de buidel- en staartpruiken ontstonden.
Ook in het uiterlijk der dames trad eene
groote verandering in. Werd tijdens Lode
wijk de Veertiende, donker en zwart haar
zeer bewonderd, nu werd blond haar het
schoonste genoemd, en hoe lichter het was
hoe mooier. Vandaar dat de natuur de kun§t
te hulp riep, en de poederkwast op het too-
neel verscheen. Van den poeder was de
Schmink weer eene consequentie. Slechts .ene
d'aag van sprak. Maar dat is dan zeker ook
iets ,,onkiesch", waar ik liever over zwijgen
moet
„De referentien Dus daar wil ze geen
gcbruik van maken?"
„Ik kreeg althans zoo den indntk, of ze
het daaromirent :og vols .t niet met zich-
zelve eens was. Ik zei: „Wat zal er in 's
Hemelsinaam zender referential van- u wor
den?" En zij antwoordde: Ja, dat' be-
greep ze ook wel, maar... Maar iets, dat ik
nu niet m-eer precies weet..."
„Maar dat is onzinnig," sprak hij gebie-
dend'. Zonder dat staat ze hulpeloos. Zc is
uw gezelschapsd'amc geweest en u heeft niets
op haar aan te merken gchad dat kunt u
geheel naar waarheid verkla-ren."
Hij stond op en schudde de asch, die van
zijn sigaar gevallen was, voorzich-tig van
zijn jas.
„Er heeft niets plaats gehad tusschen
Miiss Brettan en mij, dat haar het recht kan
bt nem-en- op een. getuigschrift van u voor de
twee jaar, dat ze hier bij u is geweest", ging
hij toen voort. „Htat zou mij aangenaam we-
zen .als zij wist, dat ik dit zoo had' gezegd."
„Ik z-ai het haar overturn gen", sprak zijn
moeder. „Wait ga je doen?"
,,'t Is at te laat. A pre pes, er is nog iets
anders. It Kan -lang duren, voor ze weer wat
vindt; ze meet niet den-ken., dat ik er de hand
in heb gehad, maar ik zou graag hebben,
dat ze w-a-t geld aannam, eer ze gaat, om
haar voor gebrek te bewaren... Wiar heb ik
mijn- hoed1 gelaten'?"
„Je zou dus graag zien, dat ik haar be-
woog, wat geld aan ite nemen, of bet van
mij kwam?"
Jiai; of het van u kwam, vijftig
pond om haar voor gebrek te vrijwarem..
Misschien heb ik 'm buiten gehan-gen?'
Zijn moeder trad' op hem toe en- 6loeg haar
armen om zijn hals.
zeer blanke huid verdroeg zich btj hrt wltte
coiffure, en dus werden aangezicht, hais en
schouders geilanket, waartcgenovcr dan
weer, ter verhooging de tegenstelltog
waiigen-en'-lippe/ii gr.'trfi warden cn
wenkbrauwsr. en o&gfiarsn dcr.kcr
schminkt. Zelfs ging men z66 ver om cp
gezicht ten einde de blankheid daarvan
vooral goed te doen uitkemen kieine stuk-
jes zwarte taf te plakken, de z. g. taches de
beaute, of ook wel mouches genoemd, omdat
ze veelal den vorm hadden van vliegen,
waarnaast ook bloemen, sterren, kruisjes
en-z. vcorkwamen. Al naar de plaats waar
de mouches waren aangebracht, hadden ze
eene beteekenis. Midden op den wang heette
zoo'n mouche „de galante"; op nen neus
„de onbeschaamde"; naast de lippen „de
coquette" enz.
Het poeder-coiffure der dames, dat in den
aanvang hee'l klein was geweest, nam lang-
zamerhand in cmvang en afmeting toe Ea
het was de coquette 15-jarige Marie-Antoi
nette die den grooten stoot gaf tot de gi-
gantische coiffures, door het voorbedd daar-
toe te geven bij haar intooht te Parijs in
1770. Deze coiffures bereikten soms eene
hoogte van 80 c.M., en daarop waren dan
nog gekieurde veeren geplant, ja waren
zelfs heele landschappen aangelegd met her
ders en schapen enz.
Een voorbeeld hiervan ziet men' achter in
de zaal bij de groepen. De dame, style Louis
XV, die tot de alleenstaande figuren- in het
groote kader behoort, heeft slechts een kieine
poedercoiffure op, en de bijbehoorende heer
draagt natuurlijk zijn poederpruik.
Het was de Franscne revolutie die alle
poeder wegblies. Maar de pruiken hand-
haafden zich nog een tijdje, althans bij de
dames; het waren de z.g. ,,Merveilleuses".
Zij vonden hun evenbeel-J bij de mannen die
het haar tot op den schouder lieten groeien,
ie z. g. „Incroyables". Op de tentoonstelling
ziet men een voorbeeld van zoo'n Iucroyable
(1793). Daarnaast komen dan ten- slotte een
heer en eene dame uit den Biedermayer-tijd,
omstreeks 1835, toen de vrouwen haar droe
gen met de karakteristieke krulletjes in den
vorm van kurkentrekkefs aan de ooren.
Zooais gezegd zijn achter in de zaal eeni
ge hi9torische groepen in passende omge
ving opgesteld. Een groep-style Louis XIV
stelt de eerste dansles voor. (Anno 1720).
De oude, grijsgepruikte, dansonderwijzer
geeft, al spelend op zijn viool, de rnerJuet-
pasjes aan. Op het gouden kanapeetje zit
eene dame met vervaarlijken haartooi; de
moed-er. En vader ziet opmeFkzaam toe. Aar-
dig is het optemerken, dat de kleedij en de
haardracht der kinderen dezelfde is als die
der volwassen-en.
Een andere groep (style Louis XVI) geeft
een thee-uurtje ten h uize van Le Marquise
de Vaubans, in het jaar 1786, weer. Het is,
zooais men- ziet, de tijd niet slechts van pce-
derkapsels en tSches de beaute, maar ook
van hoepelrokken. Vandaar dat de heer die
op bezoek komt zijne dame met uitgestrekten
arm begeleid; ook bij het dansen moest om
die reden een eerbiedigen afst-and bewaard
bliiyen.
Dit zijn d-e antieke interveurs ter tentoon
stelling. Daarnaast zijn er ook mod erne, en
van de beste huizen Ik noem: Liberty, 't
Woonhuis, de Clinghe, 't Binnenhuis, de
Meubelfabriek v/h Haag en Zoon, e. a. Zij
tooneh- aan welke groote binnenhuis-kun.ste-
naars ons land en onze tijd kennen. Was-
figuren met overeerstemmende haardracht
en kleeding staan echter met in deze inte-
rieur3. Wat betreft moderne kapsels veywijs
ik vooral naar de zaal aan den .-rant van het
Frederiksplein. Daar ziet men ook hoe het
(uitgevallen) haar bewerkt wordt en ver-
werkt tot losse vlechten enz.; daar ziet men
ook allerlei knutselwerk op haargebied
(schilderijeii van haar)daar vindt men
graphische en statistische voorstellingen van
den Ned. Barbiers- en Kappersbond, bctref-
fende d-e uitkeering bij ziekte en overlijden, en
betreffende d j grcei van't ledental, de or.t-
vangster. en het bezit; daar kan men ten.
zeldzame collectie boek- en piaatverken be-
wonderen, iijdelijk afge'taan uit de mode- er.
kleederdrachtenbibliotheek van J. H. J. van
Deventer te Amsterdam; dan. ziet men de
modeplastiek van den Beriijnsahen beelc'ioti-
wer Prof. Rudolf Belling, die grtegr dieid
geeft kleedingstukken en losse stpffen op de
sierlijkste wiize te e^aleeren, en die voorbe-
9temd schijnt om de leelijke, verstarde was-
sen poppen- ui: onze uitstal-kasten te bannen
En'daar ziet men eindelijk cok een aantai b^
drijven in werking. Het is de N. V. „De
Vuurs'ag" (directie Verwey or Nack) die
hier het vuur van den arbeid h-.-eit o. .v.to-
„Kan je zooveel missen, Phil?"
„Ik ben al een tijd aan het sparen ge
weest," antwoordde hij.
HOOFD STUK XI.
Onbekend met de uitspraak van Kincaid,
bracht Marv den ve,nJ oor in .trroote be
zorgdheid. De onbestemde toekomst v66r
haar, als ze althans geen gebruik v -de ma
ken van do aan beveling van zijn tnoedei, was
haar een verschrikking. die ze maar niet uit
i de gcdachte banner kon er. zij was -niet in
st?ai'. een vasto nedrecrs'i.ri to bop e'en, waar
op zit een: nr h-ron kcr H-uwc"
7^ viel in een rrn-s n s'v-o w
plotseling uit ontwaakte met de on to: tide
"ewaarvordinsr dat e^ iris veb'i'r:' rs Nn
verl-oop van enkele seccndcn werd die indruk
bevesiiigd door een herhalinn van de r^rste
j anrltodmr M-ri het nciwid weerktonV daar
een bel -d'oor de stiPe van he4 h.uis en bit
h-aastig onderzoek bleek dit afkemstig r
de kamer van de oud dame.
Mrs. iKincaad verkiaarde. cat zij ricfi
zeer onwel voelde, iets wat no? b"ves-
ti-gd1 werd' door den klank van haar stem en
toen M-ary gauw licht had ormestoken zag
ze tot haar verbazing, dat d- cude ('"tn"
dan ook rilde van de kou.
„0 't wilde maar niet ophoudenkoud dat
ik toch ben! Ik weet niri. wa- he' s m-ar
het lijkt wel, of er voortdurend koud water
sroomt lanes rniin rug!"
Haar gezelsrhapsd^m" krek b-ar rers on-
derzoekend aan
Wacht, ik zal gatiw brven no" naar
dekens gaan 'hale.n'', an'wirordde zii
Ze keerd'e terug met d'h-s vn '-aa- riTer
bed en legde die nog o/er de sprei.
rWnrHt vervr'T/t t