Alkmaarsche Courant
Om de zilveren schatten der zee.
Amsterdairische week,
HET TRAGISGH LOT
Honderd Drie an Twintigste Jaargang.
Zaterdag 25 Februari.
F e n i 11 e t o n.
It*. #6. Wll
(Nladrulk venbodlea.)
VIII.
VOORlBI JO'AiANDE SCHEPEN.
Als je zoo dagen lang op de groote vlakte
zwerfit zonder ids anders dan water ea luoht
te zien, stel je belang in dk rlekje aan den
horizon, diat volgens den stuunnan het rook-
pluimpje van eea voanbijvarends boot zou
kunnen zijn.
Meer dan eena heb ik verbaasd gestaan
over het buitengewoon ecfaerpe gericbtsv«r-
mogen van de trawlerbemanning.
Ala de matrozen een rookwolkje zagen, be-
speurde ik absoluut niets en tegen den tijd,
dat ik het rookwolkje ook meende te zien,
wisten ze preciea van wdk soort vaartuig het
afkomstig was.
Ze herkmden van verre de nationaflitrit van
elk scheepje en als het een Hollander was,
wisten ze waar het thuishoorde.
Eens, op een z-ommigen middlag, kwaxn er
een IJmuider trawler in't zicht, die zoo diehlt
Langs ons voer, diat we hem praaien kondenj.
Het was de IJM. 18, I ngei Tol, welks
schipper de visschers den bijnaaim van „De
eerste teleu retelling" hadden gegeven.
Onze schipper schreeuwde rich schor en van
de IJM. 18 werd teruggeschreeuwd, dat ze
een goede vangst haddien en er werd zoofa
aanltai miandten visch opgegeven, diat onze
schipper ongeloovig die schoudera ophaalde
en de matrozen beweerden, diat het wal op-
ecfaepperij zou zijn.
Een aogenblifc glijdeni zoo (twee zuster-
schepeu op die groote zee langs elkandier en als
je even later omkijkt, zie je ze ver van' elkaar
en is elk verband weer verbroken.
Slams doken aan den horizon die roofcplui-
meni van ©uitechc mijnvegera op en bij stil
weer zag je hier en daar den wazigen omtnek
van het zeil van een Deensche „snik", een
.kledn, door twee visschers bemand vaartuigje,
dat zich voor enkele dagen brutaal ver van
de kust waagt.
Ruim een week na ons vertrek uit IJmui-
den werden wij door een Engelschman ge-
praaid.
Het was een prachtige groote trawler,
keurig opgepoetst en onder de verf, met een
royale stuuhhut en commandobrug, de H.
(Hull) 575, die regelrecht op ons afstbom-
de.
Beide schepen minderden vaart en op de
brug van den Engelschman stond een met
armen en beenen zwaaiende kleine -kerel, die
zoo nu en dan door zijn tot scheepsroeper ver-
vormde handen onverstaanbare geluiden uit-
stiet.
Toen werd Kodde op de voorplecht van de
IJm. 201 gezet, miet alleen omdat hij den
grootsteni mond open kon zetten maar ook
omdat hij jaren lang in Engeland gevarem
had en dtis eenigszins vertrouwd geacht kon
wordeni met de 6chorre klankeni die ons het
laatste nieuws van de bewoonde wereld zou-
den verkondigen.
Maar het gesprek vlotte niet erg.
De schepen dreven telkens te ver uit elkaar
en van de grimassen van den Engelschman
wist zelfs Kodde de beteekenis niet te rerkls-
ren.
Dat kleine Engelsche visschersmannetje
stond met de armen boven het hoofd een op-
fa ijsch-manoeuvre uit te voeren of hij. een
denkbeeldige vlag in den top van den mast
haalde, zoodat de stuunnan al op zijn Voor-
hoofd tikte en vroeg of die snert-kerel soma
dacht, dat een Hollandsche visscher de drie-
kleur voor hem zou hijscfaen.
Toen kwam er een bekende klank „fighf
dat begrepen ze alien, dat was „vechten".
In stomime verbazing staarden ze elkaar
aan.
Wou die kerel vechtens?
De Engelschman zette zijn longen uit
Anterica, Anterica
fighten1 hij sloeg als een razende met zijn
vuisten in/ de lucht, dat ze elkaar op de I Jm.
201 stom verwonderd stonden aan te Idjken.
Je was bijna tien dagen op zee en in dien
tijd kon er van alles gebeurd zijn. Tronen
konden omgestort, nieuwe oorlogen' ontke-
tend zijn, zonder dat we er iets van wisten.
We riepen alien naar -Kodde, dat hij1 moest
schreeuwen wat of dat nou was van Amerika
en dat vechten.
m... weea... wfnrts matt* wttfe
Anterica
Fight, fight.... de Engdschman beukte als
een razende met zijn vuisten.
Eheh&Carpen ti£&r
Toen viel ons ptotseling een stesn van het
hart.
Da groote strifd tusschen Carpentier en
Dempsey was een pair dagen geleden In
Amerika uitgevochten en de in de lucht bok-
sende schipper wilde d-eni af loop weten.
EhefaeeGwedont know
Wat wisten- wij, bijna tien dagen buiten de
bewoonde wereld, van een bokswedstrijd af 1
.Nijdig haalde onze schipper zijn schou
dera op. Was dat nou eea praairapport voor
een visschersman?
En de Engelschman stoomde onmiddellijk
met voile kracht verder en verdween in de
ricbting waar een rookpluimpje aan den
horizon zichtbaar was in de hoop, dat men
daar van het voornaamste wereldgebeuren
beter op de hoogte zou blijken.
De vangst kon de laatste dagen voor de
I Jm. 201 beter zijn en de schipper besloot
d'ieper de steenen in te gaan.
In het kajuitje voelde je telkens dea achok
als het net vast liep.
Dan haastte de schiper zich naar de stuur-
hut waar het stopsein al gegeven was, want
met elke ruk aan het net sCheurde je het ver
der open en je wist niet waar het achter zat,
het kon een wrak zqn of groote steenen; die
zich niet mee lietm sleepen.
Wat hebben we daar in de steenen een net-
ten gescheuid, telkens weer, zoodat de ma
trozen., afgetond, al maar door met hun klos-
jes en pikdraad krom stonden te boeten, nu
eens aan het bakboords-, dan weer aan het
stuurboordsnet.
Maar als't net het even hield, had Je een
prachtvangst, (groote, mooie visch en ik zie
in gedachten weer den schipper met voldoe-
ning een naar boven gebrachte heilbot van
ruim vijftig kilo betasten.
iH-ier zat je goede visch en wo zetten een
vaantje uit, een vlaggetje aan een langen
stok, aan een kurken boei bevestigd, die met
een Schotsche blaas ten anker gelegd werd.
Zoo'n vaantje stond steeds op dezelfde
plaats en als wij wat in de buurt bleven krui-
sern wist je dat je in het visChgebied bleef.
Overdag zagen we na eenige uren varen
telkens het vaantje terug en's avonds voeren
wiji er vlak langs en hingen een carbid-lan-
taarn in top, zoodat wij het mijlen ver over
de zee altijd konden terug vinden.
Toch had't uitzetten een bezwaar, want
een passeerende trawler, die een vaantje zag
wist dat hij in goed visoiwater was en bleef
in de buurt.
Vijl zes scbepeni van versdiillende niatio-
naliteit teekenden zich den volgenden morgen
in groote of kleine siilhouetjes tegen den hori
zon af.
Hier zat de visch en het was alleen maar
jammer, dat het opkomende slechte weer de
goeie vangst zou bederven.
De wind stak op, steeds hooger, steeds wil
der werden de golven.
De slinlgerlatten moesten weer in de tafel,
het scheepje draaide enl danste door de zee
als een naar alle kanten beweegbaar schuitje
van een mallesmoleni
Wie niet aan dek moest zjjtn. bleef beneden
en wie naar boven moest, verdween in zijn
laarzen en oliej aa en bond den Zuid-Wester
met een stevig touw rond de kin vast.
iReusachtige, bruisende, schuimende golven
sloegen over het scheepje en door het dikke
glas van- de lichtgaten zag je het zeewater
weer langszij het dek naar de opendngen
van de verschansing stroomen.
Toen ik er aan dacht om mijn verzamding
rariteiten binnen te halen, was't al te laat.
De zee had het dek schoongeveegd en oen-
voudig teruggenomen, wat we haar ontstolen
hadden.
Twee d'agen en twee nachtan zaten we in
een heksenketel en de zeeziekte hoewel niet
zoo sitertk meer als in de eerste dagen. be-
gon mij weer te pakken te krijgen. Ten koste
van tallooze buiten en blauwe plekken ben
ik naar dek geklommen; faeb me met armen
en beenen 6chrap gezet in de opening van de
kombuis en- mijn camera op de zee gericht,
maar telkens aQoegen de golven mij weer het
trapgat in.
's Middags aan ifcaM zat je onwiliekeurig
die visschers te befwonderen, zooala ze diaar
allemaal hun etensbakje in de hand1 namen
en het smakelijik leeg aten, zonder dat er ook
maar een hapje over den rand been vloog.
Ging het sihip naar stuurboord over, dan
helde het etensbakje naar bakboord en omge-
keerd en zoo balanceerende en etende wisten
ze hun schaaltjes in hun vereelte knuisten
wonderlijk horizontaal te houdlen.
ju™ dw miuaaj^t an op
beschuitpap. Op goed geluk heb ik er zoo nu
en dan wax van in mijn mond gekregen, maar
let meeste bleek na atfloop van den maaltijd
toch wel op de schouders en knlefin van mijn den volgenden dag werd't weer beter
VAN NICOLAAS II EN ZIJN GEZIN.
(Dertien jaren aan het Russische hof) naar
het Franseh van Pierre Gillian! door Mar
guerite de RouviMe. (Geautoriseerde verta-
liing.) Nadruk verboden.
9)
Wliji hebben gezien, hoe Raspoetin, partij
treklkend1 van de wanhoop, die de ziel der
'keizerim vervulde, zijn leven in verband- had-
weten te brengen met dat van den. ilsarevitch
en steeds meer inacht verkreeg over de kei-
zerin. IDdit kwam hierdoor, dat telkenmale, als
ecfaijlnbaar door zijln tusschenkomst een ver-
betering in dlen' toestand van het kind intraid,
zijin gezag werd bevestigd en men steeds meer
geloof kreeg in die kracht zajher bemidldelin-g.
I-ntussdien. steeg deze onverwachte machis-
verheffiog Raspoetin naar het hoofd; hij
meende dat faijl nu voldoende vasten voet had
verloor de voorzichtigheid uit het oog, die
hij in den aanvang van zijn vcrblij-f te Pe
tersburg had betracht, en- vie!1 in zijin leven
va-n uitspiattingen .terug. Maar hij dleed het
zoo hand-ig, dat hij de menschen op een
dwaalspoor bracht. Slechts laingzamerhanid!
dromg het gerucht van zijn sthanddaden
door en- vend geloof. Enkele schuchtere
stemmen vertiieveni rich in het begin tegen
den „staretz", het diiurde niet lang of ziji na
men- in aantal toe en sprakon luiddr. Mejuf-
frouw Tiou-tcheva, de gouvernamte dier groot-
vorstinne was de eerste, die aan het hiof den
bedrieger trachte te ootmaskeren. Haar po-
gingen leden.1 schipbrouk op het bUnde geloof
d'er keizerin. Onder de feiten, die zij- aanvoer-
de tegrn Raspoetin waren versduidlene, die
in k«tr vsraakWMadiiatf aisi ueldMBds
had nagegaan en welke onjuisithfiildi de keize
rin onmiddelMjk ontdekte. Toen zij haar on.
macht inzag en! oin de verantwoordel ijkheid
die op haar rustte, eenigermate te verlichten,
verzocht rij, dat tenmins'te Raspoetin niet meer
op die verdieping der kinderen zou komen. De
keizer kwam tusschenbeide en hare majes-
teit gaf toe, niet omdat haar geloof was ge-
schokt, maar om vredle te hebben en uit toe-
geeflijkheid tegenover iemiandl, die, volgens
h'aar, door haar bekrompen ijver en haar
groote toewdjdimg was verhlind'.
Ofischioon ik destijds nog slechts gewoon
onderwijzer d'er groot-vorstinnen was dit
alles viel voor in- den loop van- den1 winter
van 1910—1911 bracht mejuffr. Tiout-
cheva (1) rnij! zelve op de hoogte van de
beurten-issan van dezen strijd. Maar ik
ken, d'at ik op dat tijdstip nog weinig geneigtd
was al' de ongeloofelijke geruchten aan te ne-
mert, die over Raspoetin in omloop warm.
In de m-aand- Miaart 1911 nam de tegen-
standl eeni dreigend karakter aan, en
vstaretz" oordeelde het voorrichtiger de bui
te -laten- overdrijVen1 en eenigen tijd te rer-
dwijo -Hij ondernam een pelgrimstoch
naar Jeruzailemi.
IBd| zijln terugikeer in Petersburg in den!
herfst van hetzelfde jaar was de opsch-ud-
ding nog -niet bediaard' en Raspoetin werd-
zelfs aangevallen door een van zijn vroegere
beschermers, den bisschop Heromigenes, die
door sdhrikaanjagende bedreigingen hem de
belo-fte afperste niet meer aan het hof te ver-
schijnen-, waar zijn tegenwoordigheid- de vor-
sten in opspra-ak bracht. Ternauwermood ont-
snapt aan- den greep van hem, die rich niet
MM trad rifri sdnrffttntaal weer netjw in
zijn la geborgen en- den passer over het arm-
pfe van het carbidlampje gehangen.
Dien avond gin gen. we vroeg te kooi en
tafelburen terecht gekomen te zijn.
Na den tweeden dag gaf de schipper het
vtsschen op. Alle trawlers waren verdwenen
slechts een Engdschman aan dien verren
lorizon hield ons gezelschap.
Het vaantje werd binnenboord gehaald en
de IJM 201 stoomde naar het Z.W. op zoek
naar rustiger vischwater.
Wind en storm bederven je vangst en je
scheepje is nooit veilig.
De Noordlzee is een van de slechtste zeeen,
zeide de stuurman.
Eens, toen hij; op een anderen trawler inde
stuurhut stond, sloegen de golven de ijzeren
verschansing van die brug en (twee luiken
totaal weg.
En het gekste was, dat de carbidlantaam,
die er naast hing, niets mankeerde. De IJM
201 was een sterk scheepje. Het was van En-
gelsch maaksel en het had vroeger een ande
ren naam gehad. V66r op de 6tuurhut was
een groote koperen plaat: Hiaill Russell Co.
jtd. Engineers, Shipbuilders 1907. Aber
deen, stond er op en ux de bel las ja nog: s.s.
Grace Wetherl^, Aberdeen 1907.
De meester, dien ik in de machinekamer
opzocht, een kleine, gevaarlijke ruimte, vol
been en weer schuivenda gladde stangen,
waar je tusschcndoor moest kruipen, was
trotsch op zijn scheepje.
De IJM 201 kon loopen, zei hij. Vroeger
kon die Ernestine't tegen ons houden, maar
die was gebleven en nou haalden we al-le an-
dere trawlers in.
's Avonds in de roef, waar de schipper met
schuifliniaal en passer op zijn groote zce-
caarten aan't meten en passen was, haalde
de meester ouwe herinneringen op.
Hiji had gevaren op de Avontuur met een
schipper, die 1.25 M. groot was, een a/ller-
miezerigst -kereltje.
En diat mannetje wist van- sdhipperen net
zooveel als die tafel en op een keer bij IJmui-
den komt er een stormpje opzettcn en daar
wordt de zee zoo wild, dat de schipper de
pieren niet indurft.
Toen hadden de stuunnan en -hij rich van
den schipper niks meer aangetrokken en op
goed geluk waren ze tusschen de pieren door
gesmeten, dat het schippertje zelf een
schreeuw van angst en vreugde had gegeven,
toen ze d'r binnen waren.
Terwiji onze schipper netjes in rijlnj jour-
naal dat eigenlijk voor haringschepea in-
geridit was en waarin vragen over al-le bij-
zonderheden van het saheepsleven gesteld
rijn de voornaamste wederwaardigheden
van den dag, de koers en den toestand van
wind en zee boekfce, vertelldie die meester van
het leven van andere visschers, van Scheve-
ningers en Katwijkere, die bijina alleanaal
vroom zijn en op Zondag niet vusschen.
Eens voer hij op -de Laurens Oroen, toen
er zoo'n bom-schecpje in't zicht kwam, zoo'n
klein visscheresohuLtje, diat om hulp seinde.
Het ding kon niet voor- en niet achteruit,
want zijn machine was kapot en niemand
De wind ging liggen, de zee bedaarde en
toen we's middags bij de kombuis bij den
kok een warm poontje zoo uit't vuistje gin-
gen opeten, kwam't zonnetje zoowaar tus
schen de wolkenflardea heen gluren.
Ik herinner mij, dat wij rs Zondags een
toningsmaal hadden.
Ik haalde mijn beste sigaren voor den dag
en na den eten maakte ik blikken ananas
open waaruit de heele vruchten nauwkeurig
in gelijke parten verdeeld werden.
-Nocn van mijn ananas, noch van mijn
Ranja had de schipper ooit het bestaan ge-
weten en ik moest de namen voor hem op-
schrijven.
Ala er bij -hem of den stuurman eens een
zieke was, dan kochten ze een appeltje of een
peertje en meer. wisten ze niks en hij verkneu-
terd-e zich bij de gedachte wat voor gerichten
ze zoudeni trekken als hij zoo onverwachts
eens een- flesch Ranja op tafel zette.
Maar bij't denken aan huis werd hij weer
ongerust over rijn vrouw, die niks goed- was
toen we uit I Jmuiden gegaan waren en hij
loopta maar, dat er in Grimsby, bij den
agent van de C. V. M. een brief zou liggen.
Zoo gauw we aan't lichtschip kwamen zou
hi) eaa telegrammetje versturen.
TJEERD.
had' er verstand van en nou vroegen ze of
asjeblieft de meester toch even aan boord
wou komen om naar't machientje te kijken.
„Meneer", zei de meester, ,pk klim daar
aan boord' en ik rippereer daar in vier uur
tij-da diat machientje. Nou moet je blijven
eten, zeii de Bchipper en dat was zoo'n erg
vrome, die zat bijna twintig minuten lang
met zijn oogen dicht achter de pan met erw-
tensoep. En eerelt had ie ail de stukken spek
in een kringetje op zijn etensbakje gellegd,
en telkens bij een ander te beginnen maggen
ze daar dan elken dag een stuk uitzoeken. En
onderwijl die schipper daar al maar door zat
te bidden, loerden ze allemaal met half toe-
geknepen oogen naar diat spek. Ze wisten
preti-es wat ze nemen zouen en de schipper
had zijn pet nog niet opgezet of ze staken
allemaal tegelijk hun vorken in rijn bakje om
de stukken spek er uit te ri-tsen.
Enfin, ik maak dat machientje en de schip
per zeit, dat ik dfr wel van hoo-ren zal, maar
ik hoor heelemaal niks en eerst ved later kom
ik aan den wal toeval'lig een matroos van
dat booischeepje tegen, die me vertelt, d'at er
dertig gulden voor me naar 't kantoor ge-
stuurd zijn.
Ik naar kantoor, maar die reedcr weet
zoogenaamd van niks en had nooit wat voor
me gekregen' en toen 'k aanhield en om mijn
eerliik verdiende geld bleef vTageni werd die
kerel nijdig en zeialle bommen kennen bar-
sten, wat doe jij ook zoo'n machientje
rippereer en."
„Dat's gemeeni", zeide schipper.
te
De verhouding tusschen de Keizerin en
mieju-ffrouw Tioutcheva werd inooit weer wat
rij geweest was en rij lftgrfe h-w
batnMaug new in d* Iririe van 1
onitrien had hem aan- te vallen, ging Ras
poetin zich beklagen bij rijn beschermvrouw.
mevrouwi Wyzoubova, de onafscheidelijke
vriendin der keizerein. (De bisschop werdi naar
een klooster verhannen.
Even ijdel bleken de pogingen- van d'en
fclooetervoogd Thefflphanes, die het ztehzel
niet vergeven kon, dat hij in zekeren zin ha-c
ingestaan voor de hooge m-oraal van den
„staretz" eni door rijln persoonldjike aanbeve-
limg de vonsten op een dwaalspoor had ge-
bradit. iHSji stelde alles in het weik en ver
kreeg -als eenig resul-taat, dat haj even eens
werd verbannen naar het gouvexnement Tau-
iis.
-De oorzaak hiervan. was, dat Raspoetin
erin geslaagd was de twee bisschoppen voor
te stdlen alls i-ntriganten, die hem als een
werktuiig hadden willen geb-ruiken en die
nadjverig geworden op een gunst, die rij niet
langer tot ejgen voord-eeli 'konden aanwen
den., nu zijn val trachtten te bewerken.
^De eenvouriijge Siberisdie boer" was een
gevaarlijk teganstander geworden, bij wien
een totaal gebrefc aan nauwgezetheid samen-
ging met een idloortrapte sluwheidL Steeds vol-
kcwnien op de hoogte van- -alles, daar hij' zijn
handHangers had aan- het hof en in de omge-
vi-ng der ministeries, zorgdie hi}, zoodra hij
een nieuwen vijiand vermoedde, dien vddr ifce
rijn en- hemi op handSge wiiize te d'oen ver-
dwijren. Daarna kondi-gde nil in den vorm
van- voorspelllingen de aanvallen aan, waar-
van hij het sTachtoffer zou wordien, maar
wa-dhtte rich- wel, te mauwkeurige aanwijzin-
gen te geveinl omitrent rijn aanva-llers. Zoodat,
wanneer ten sbtte de slag werd toegebracht,
de aanvaller nog slechts een afgestooipt wa-
pen in1 de hand hield. Dikwijls gebeuide het
d'am, dat hij! -een goed- woond deed voor hen,
die hem' belasterd hadden. tarwijl hif met
huiehrfaehtfge BWdtariaheid vwWaawie, dat
CXIII.
Wethoader de Miranda. Wordt
zijn zetel bedreigd? Interpellatie-
Stdhle over den verkoop van ge-
meentelijk meet naar Rusland.
Sinds eenigen tijd loopen er geruchten dat
de zatel, de wethouderlijke zetel, van den
heer de Miranda, -lang niet vaststaat, dat
men berig is de pooten ervan door te zagen,
dat er eene meerderheid is, althans eene
meerderheid berig is zich te vonnen, die hem
ten val wil brengen.
Het Handelsblad heeft het positieve bericht
ervan gebracht. De aanval zou worden on-
dernomen bij gdegenh-eid'van de interpella-
tie inzake d'en verkoop van 'gemeentelijk meel
aan Rusland, die door het raadslid Stahle
zou worden gehouden. Dat het blad hierrfian
toevoegde dat ten slotte de vereischte overeen-
stemming tusschen de -betrokken- raadsfracties
niet was verkregen, doet natuuxlijk aan de
hoofdzaak niets af. Die hoofdzaak is dat er
gdoerd wordt op het wethouderlijk leven van
dezen S. D. A. P.-er; dat er eeni aantal han
den bereid <zijn hern bij de eerstkomende gele-
genheid, den (alweder wetbouderlijken) nek
om te draaien.
Trouwens, het Handelsblad-bericht was
slechts eene bevestiging van betgeen alge-
meen bekend was. De aanvallen op rijn be-
leid zijn te talrijk en te systematisch om hem
een 1-ang leven als wethouder te voorspellen.
Als men hem een- slag kon toebrengen, als
men er toe lean bdjdragen dat een voorstel
van hem verworpen wordt, dat hiji op bepaai
de punten de nederiaag lijdt, dan laat men
het niet.
Nu is de tegenstand dien deze wethouder
voor de levensmiddelenvoorriening en d/e
volkshiuisvesting in onzen R-aad ondervindlt
natuurlijk voor een groot gedeelte het gevolg
van het feit dat hij deze afdeelingen (eni dan
vooral de eerste) beheert. Want de groote
strijdVraag is. en blij'ft of de Gemeen-te moet
voortgaan op den weg dien zij, noodgedwon-
gen, in oorlogstijd heeft ingeslagen; den weg
van uitbreiding der Gemeenttebemoeiing op
het gdbied der levensmiddelenvoorziendng.
Daardoor staat hij in het centrum waar de
slagen- vallen, waar de politieke hartstochten
het feist branden.
Maar er zijin ook andere, persoonlijke ro-
denen, waarom er tegen hem gewerkt wordt.
Men vertrouwt den heer de Miranda niet
volkomen. Hij wil wel eens al te slim, te
goochem- rijn; hij werkt met halve waarhe-
den; met cijfers die bij controle onjuist of niet
geheel juist blijken. Dat is hem in den Raad
al herhaaldelijk verweten, vooral van de zijde
dier Vrijzinnig-democraten en der Vrijheids-
bonders, en dat wordt ook geschreven. Kort-
geleden nog schreef de Maasbode naar aan-
leiding van het debat over het voorstel van
B. en -W. tot wijriging van den Cenitralen
Dienst voor de Levensmiddelenvoorriening:
„Wanneer er sprake is van „Het Liegf' dan
weten we alien onmiddellijk welk blad en
welke redactie daarmede bedoeld wordt.
Maar sedert geruimen tijd reeds is de aan-
duMtes flegf niet nrinder dufdeTljk. Het
loopt nu met het optreden van wethouder de
Miranda toch werkelijk de spuigaten uit.
Men zendt hem geen brieven meer dan alleen
„aangeteekend"; men- spreekt niet meer met
nem dan in het bijrijn van derden om getui-
gen te beritten-; men moet de door hern in of-
Rcieele voordrachten gegeven ciifers nareke-
nen en keer op keer, blijkt nu, <iat men zijn
woorden in den Raad eenvoudig niet meer
vertrouwenl kan". En het blad besloot aldus:
„Een Raad, die richzelf respecteert zal de
banden met dezen wethouder moeten verbre-
ken. Zoo gaat het niet langer. Aan de eischen
van wederrijdsche oprechtheid wat de feiten
betreft, zonder welke basis iedere discussie
onmogelijk is, wordt door dezen wethouder
niet voldaan. Die laatste zinsnede is van
belang, omdat eruit blijkt dat er ook bij de
katholieke raadsfractie (op de sociaal-demo-
-cratische na de sterkste fractie) de neiging
bestaat om aan wethouder de Miranda het
vertrouwen op te zeggen. Althans men mag
veronderstellen dat dit stuk in De Maasbode
en andere stukken die tegelijkertijd in andere
katholieke bladen verschenen, geinspireerd
rijn door genoemde fractie.
'De tijd voor den< aanslag, voor den defini-
tieveni aanval, schijnt echter nog niet gekomen
te zijn, en zoo moeten wij ons voorshands dus
tevreden stellen met het opmerken der voor-
teekenen. Zulk een voorteeken was het debat
Woensdagavond 1.1. naar aanleiding van de
motie-Stanle. Men zal rich herinneren dat
de gemeen-te Amsterdam indertijd eene ge-
meentelijke meel-voorziening had ingerichit,
ten einde dan broodprijs omlaag te drukken.
Later is, die meel-voorziening, in verband met
de groote verliezen die er op geleden werden
bij dalende markt, weer opgehevem. Het be-
drijif moest worden geliquideerd eni de scha-
de, zoo besloot de Raad, zou- worden gedra-
gen gedeeltelijk door de Gemeente, gedeelte-
lijk door de bakkers met wie gecontracteerd
was. De laatsten weigerden echter meer en-
deels, het nu veel te dure gemeentelijke meel
te ontvangen. En toen heeft wethouder de
Miranda den geheel en voorraad die over was
voor een laag oedrag verkocht aan het Inter-
nationaal Vakverbond, ted behoeve van Rus
land.
Door den heer Stahle werd nu aan den
wethouder verweten dat hij rich niet aan
's Raads besluit had gehouden, waarop de
ze antwoordde dat hiji dit niet had kuhnen
doen door de liqu-idatie, waartoe hij; verplicht
was. En daarop trad de Raad eenvoudig,
mir nichts dir nkhis, in de vroegere discus-
sies omtrent de opheffing van de meelvoor-
ziening terug, alsof er geen orde Was, en
geen Voorritter van den Raad om die orde te
Handhaven. De heer Loopuit verschuldigde
den heer Abrahams, oud-wethouder, dat die
(door rijn meedoert aan de opheffing van de
meelvoorzieming) de oorzaak was van de
broodprijsverhooging met twee centem, die
thans weer is aangekondigd. Neen, verweer-
de rich de heer Abrahams, dat is de schuld
van wethouder de Miranda, omdat die vroe
ger eene broodprijsverlagin'g geforeeerd
heeft. Daar plukken wij nu de wrange vruch
ten van. En- ten slotte werd de geheele gestie
van wethouder de Miranda er bij betrokken;
ook de quaestie van den verkoop van bevro-
ren Argentijnsch vleesch. De wethouder
ontkende toen zoo beslistt tmoge'ijk, dat de ge-
meenite contractueel verbonden zou zijn tot die
afname van eene 'bepaalde hoeveelheid van
dat vleesch, maar volgens rijhe tegen&tanders
is er wel degelijk gebleken dat zulk een con
tract bestaat.
Het grootste gedeelte van den avond raas-
de de Raad aldus door; en de voorritter,
Burgemeester de Vlugt, leek een stuurman
zonder kracht, niet in staat het hulpeloos
Koggeschip over de felbewogen politieke wa-
teren-, met allerlei draaikolken en. stroomver-
snellmgen te geleiden. Zijn fout is te groote
toegevendheid; te groote weiwillendlieid. Hij
heelt niet deni moed of den wil om den eer
st en den beste die afdwaalt tot de orde te roe-
pen, en, als deze in bet kwaad volhardt, het
woord te ontnemen. Daardoor wordt het
kwaad natuurlijk voortd'urend erger. Want
elk volgend spreker gaat in op hetgeen zijn
voorganger gezegd heeft, vooral als daar-
in een persoonlijke opmerking aan zijn adres
voorkomt wat in den Raad van Amster
dam schering en inslag vormt. Zoodoende is
het nog niet eens mogen gelukken Woensdag
door het debat naar aanleiding van de inter-
pelatie-Stahle of liever: over net beleid van
wethouder de 'Miranda heen te komen. Wij
rijn dus weer vervallen in het oude euvel
van de noodeloos gerekte raadsvergaderingen
ofschoon Burgemeester de Vlugt juist dezer
dagen een schrijven tot de raadsleden heeft
gericht, waarin hi) hunne medewerking ver-
die beproevingen nood-ig waren voor rijn zfe-
lcheil. Wat eveneens er toe bijdroeg am het
blinde veritmauiwen tot het einde toe gaande te
houdien, was, dat keizer en keizerein gewoon
waren hen-, aan wie zij eenige hijzondere op-
tettendheid! bewezem, steeds het tnikpunt te
zien wordeni van intrigues en samenspannin-
gen. Zijl wisten diat dit ganoeg was om hen
Moot te stellen aan de aanvallen der naijve-
rigen. Zij waren dus overtuigd, dat de spe-
ciale guinst, die rij aan- een nederigen „mou-
jik" bewezen, al'le haat en' afgunst moest ont-
ketenem en hem tot een slachtoffer maken der
:e aantijgingen.
Imtusschen gilng het schandaal langzamer-
hand verder dan de wereld der pre] aten
men sprak er in bedCkte termen over in di-
plomiati-eke en politieke kringen: in d-e Doe-
ma maakte men er toespelingen op. In de
lente van 1912 besloot graaf Kokostzof,
toenmalig president van den' ministerraad,
er den keizer over aan te spreken. De stap
was des ite 'kitescher, omdat tot op dit oogen-
blik de invloed- van Raspoetin rich niet ver
der ui-tstrekte dan tot de kerk en den fcring
der -keizerldjike familie, twee doineineni, waar
de keizer slechts ongaame inmenging rijner
ministers gedoogde.
tDe keizer was door deze stap dan ook niet
overtuigd, maar hij bqgreep dat men de pu
blieke opinie niet moest -trotseeren. Korten
tijd na net vertrek hunner tnajesteiten naar
de Krim. verMet Raspoetin Petersburg en
toog naar Siberie. Zijn maclit behoordte ech
ter nitet tot dezulke, die door den afstand te
niet worden -gedaan. Initegended werd het
gezag van den „staretz" door deze afwezig
heid bevestigd, aangezien hij' er door geidea.
liseerd wem.
Even als wanneer hij vroeger afwezig was,
had er een- diruklfe wisseling van- telegrammen
plaats. doer tuwdhmbomsii van msvrouw
Wyzoubova, tusschen Pokrovskoie en de ver-
schillende pliaatseni, waar de keizerlijke fami
lie ach-tereenvolgens gedurende het jaar 1912
verblij'f hield.
Afwezig was Raspoetin nog machitiger
dan door rijn tegenwoordigheid, omdiat rijn
miacht zich baseerde op geloof en omdat de
verbeeldlingskracht van hen die geloovesn wil
len, anbagrensd is; de geschiedends der
menschheid is daar om het bewijzen.
IMIaar hoeveel ellende en welk een ontzet-
Iiend- leed zouden -het gevolg zijn van- deze
raimpzalige dlwaflingi
HIOOFIDSTUK VI.
Het leven te Tsarskoie-Seto. Mijn leerltngen.
(Winter 1913—1914).
Aan Raspoetin schreef men wederom. de
beterschap toe, die rich na eenige dagen open-
baarde in den- toestand van Alexis Nflcolaie-
vitch, ten tijde van den hevigen aanval van
hemophilie, dien ik reeds eerder heb beschre-
vem.
-Mien zal zich herinneren, dat die aanval
plaats greep eenigen tijd na de verandering,
die ik meende te moeten irnzien in het opvoe-
dingssysteem van' den tsarevitch, en ik voel
de mij er ten deel'e verantwoordelijk voor.
Miip verslagenheid was groot. Toen ik het
bcsluiit nam, had' ik wel de gevaren onder
die oogen gezien, en ik had gemeend, krach-
lig genoeg Ite zijin om ze het hoofd te bie-
den rnaar de werkri'ijMieid was z66 verschrik-
'kelljk, dat ik mij afvroeg of wij moesten vol-
hard'en... En toch had ik de stellige overtui-
ging, dat d'it noodzakclijk was. Na verloop
van twee maanden -gedurende welke de be
terschap, als altijd;, zeer langzaam vorderde,
verkfaa-rden keizer en keizerin besloten te
rijn voo-rt te gaan- op den ingeslagen weg,
hoe groot de kans voor gevaar ook mocfat
rij«. (Wordt vervotgd.)
i A a ffl ii t m n »i tisxts f i