Alkmaarsche Gourant De Churstons. Yrjjdag 19 Mei. Stadsnieuws. F e u i 11 e t o n. No. 118. 1922. Honderd Drle en Twintigste Jaargang, OUDERCOMMISSIE BURGERSCHOOL. Woensdagavomdi wend in de bovenzaal van bet gebouw de Unie een vergadering gehou- den van de Oudercommissie voor de Burger school. Van de oudera der sdhoodgaande kim- deren waxen er maar weiniigen opgelkomen. De beer F. J. Aukes, die als hoofd der Burgerschool de vergadering ileidde, decide mede, dat de voorzitter der Oudercommissie, de heer Voort, en de onderwijzer de heer Bij- leveld wegens ziekte afwezig waren. Hij wenachte beiden een spoedig en algeheel her- stc ltoc. Spr. heette daarop welkom den wethouder van ooderwijs, dden hij op een' vergadering als dfeze niet bad verwacht, maar wrens blijik van belangstelling spr. zeer op prijs; stelde. Hiema was de orde de verkiezing van twee leden der Oudercommissie wegens lb© danken van imevr. Switters en den hear Schenk. Voargedragen werden mevr. Masch- baupt en de beer Van Haren, die met bijna algemeene stemmen werden verkozen. Het derde punt der agenda was: Middling van den heer r. J. Aukes over de reoiganisa- tie van het gewoon lager en het uitgebraid lager onderwijs. Spr. ging na de wensdhen en verwachtin- gen, die vo6r de wetswijziging op onderwijs- gebied bestonden en berinnerae daambij. aan de uitspraken van Rousseau, prof. Jelgersma en dr. Gunning, die't niet wenschelijk von- den, dat de hoofden der kinderen beneden het tiende iaar werden volgepropt met ailler- lei kundiglheden. Vooris wees spr. op het reeds in 1910 door Volksonderwijs aambevol© ne in 7-ailfp de onderwijBwetgeving. Mets van al deze wensdhen en verlangems ikwam editor in het wetsvoorstel van 1920, dat hoofdzake- lijk de financieele gelijkstelling bracht. Als gevolg van deze wet is ih alle gemeenten re- organisatie van het onderwijs noodig. Na een bespreking van' de door B. en W. voorgestelde sdhool geldregeling waaxbij spr. liet uitkomen, dat geen kind op een be paalde school van dezelfde soort kan wor- den geplaatst, omdat de ouders een bepaald sdhoolgeld moeten betalen, zoodat standen- Bdholen uitgesloten zijn zette 'hij udteen, dat B. en W. wenschen scholen voor gewoon L.O. eindonderwijsU.L.O. en1 opldditag voor hooger onderwijs, alle met even hoog Bdhoolgeldl, afhanikelijk van het inkomen der ouders. Niet dus de eenheidssdhool. De voor- en nadeden van deze soort sdholen werden door den heer Aulkes uiteengezet, daarbij den nadruk leggende op het verechil in omtwikke- lintg tusschen die kinderen uit verschi|lleIld, milieu, zoodat als de eenheidssdiool in Alkmaar zou komeni naar spr.'s meening gezorgd moest warden voor goed voorberei- aend onderwijs, dat alle kinderen in staat zou kunnen stellen het eenfaddsonderwijs te voigen. De wet eischt sdholen voor gewoon L.O., omvattende zeven jaariclassen, Waarin onder wijs wordt gegeven in alle tans reeds on- derwezen vakken, waaraan nog kan warden toegevoegdi de handenarboid1, hoewel dit niiet verplidhtend is gesteld. |Het zevende leer jaar behoeft niet aan elke school te zijn, maar wel zijn de gemeenten verplicht gelegenheid ta geven het onderwijs van het zevende leer- jaar te voigen', desnoods aan can audere school. Spr. zou het ilicver wensdien aan elke volksschool. Voorts kan in ©like gemeente bestaan U. L. O., aansluitend bij het zevende l^rjaar. Dit zal voor de meisjcoschool aan de Oud© gracht tot gevolg hdbben, dat zi| gesplitst wordt in twee deelengewoon L.O. en U.L..O.. elk als afzonderlijke school beschouwd met atzonderlijk hoofd. (Spr. liet het vervolgonderwijs en het bui- ten gewoon lager onderwijs button bescfaou- wing.) B. en W. willen dus geen eenheidsscholen, maar scholen voor gewoon L.O. met bepaald ddel, waarbif verboden is een school alleen toegankelijk voor kinderen die het hoogste schoolgeld betalen of ook een, waarop alleen leerlingen zonden zijn geplaatst voor wis □Sets of sledhts weinig schoolgeld zal' warden betaald (dus niiet speciaail scholen voor rij- - ken en airmen). Splitsing van leerlingen zal mogelijk zijn naar ontwakkelimg en b^temming. il5it laatste aditte spr. mogal aanvedhtbaar, omdat het niet mogelijk is kinderen in het zesde jaar reeds een bestemming te geven. Beter vomd spr. het, dat de kinderen alien eenst een paar jaar de school bezoeken en dat dan pas die ceuze wordt gedaan: eindionderwijs of verdere studie. Het was z.i wenschelijk geweesit, dat het voorstel van Volksonderwijs van 1910 aangenomen wasj dat de beslissdmg pas wildle op 14-jaaigen ieeftijd Voor de meeste leerlin gen zal het beter zijn, dat zij met bun veer- tiende jaar op een school voor voortgezette studie komm dan op dan 111^ -jarigen lcef- tijd gelijk nu mogelijk is en blijft bij het U. O, aansluitend aan het zesde lcerjaar. Na de reorganisatie zal de Burgerschool in haar bostaanden vorm niet gelhandhaafd kun nen worden, daar het hoofd dan zelf een klasse zeA 'krijgen en er zoo min mogelijk par rallelklassen zullen moeten zijn, (ook al orn iiet admindstratieve werk te vermimderen. waarvan spr. duidelijk maakte, dat het heel wat meer te betieekenen heefit, dan vele klas- seonderwijzera wel denken). Zi} zal gesplitst worden in: 7e Gemeenteschool (dit zal dan zijn de Burgerschool in haar gewijzigden vorm) en -le Gemeentesdiool, waar het ovar- connpleet onder dak zal worden geibracht. De vervolgklassen der Meisjesschool zul len komen in een 8e Gemeenteschool De heer Aukes noemde hiema de voordiee- len van een gemengde school. De zwaarst wegende ervan adhten wij deze: bij, verdere studie komen de jongens en meisjes toch op ^en onderwijs-inxich'tin'g, waarom zou diit dan niet kunnen bij het L.O. Na de reorganisatie zal de thans koste- ooze mdsjessdiool (O. Gem. School aan de Sffieuwesloot) een gemengde aplaidiingssdiool worden, evenzoo de joogesschool aldlaar. De agere klassen van de school van den heer ioiziger zullen verhuizen naar de Burger school. De bezwaren hiervan zette spr. uit- een. Het gebouw leent er zieh bijna met voor om er 'twee scholen in te vestigen met elk een afzondcrlijk hoofd. De mrichtin'g en figging van de lokalen en de speelplaatsen zijn groo- le bezwaren. Het U.L.O., thans gegeven aan jongens en meisjes, werd hierop behandeld, waarbij spr. aantoonde, dat bij het afzondcrlijk aan jon gens en meisjes geven van dit onderwijs de scholen veel kleiner zulilen Zijn, waaruit volgt dat het onderwijs duurder zal worden. Spr. beschouwde hierop nog nader art. 8 der voorgestelde verordening (reeds in haar geheel in deze courant opgenomm) en het ar- :ikel, dat vootschrijft net dagelijks aantee- I cenen door den onderwijzer van de behandel- de leerstof, de vlijt enz. der leerlingen en verder alles wat de klasse betreft. Het eerste artikel legt volgens spr. een' blaam op de on- derwijzers, terwijl het tweede zal aanzettm tot sabotage omdat het eenvoudig niet is uit te voeren. Spr. vertelde wat tegenwoordig reeds de meeste onderwijzers op het gebied van bedoelde aanteeikeningen verrichten. Met een wednig uitbreiding, zooals hij nadcr aan- gaf, was le bereiken al wat B. en W. willen. Ten slotte zei' spr. nog, dat de opleidings- scholen een zesjarigen cursus zullen hebben, met toelatiug op 5 -jarigen leeftijd. Hij bo treurde het, dat geen 7-jairige opleiding wordt voorgeSteld. Dit zou voor de meeste kinderen beter zijn, terwijl bovendien vele ouders bezwaren hebben hunne kinderen naar de H.B.S. te zenden, alls zij nog maar 11K jaar zijn. Na een korte pauze werd' gelegenhedd ge geven tot het stellen van vragen, waarvan verschillende heeren gebruik maakten. De heer J. J. T. Kooy meende, dat die ibe- stand, wat de indeeling der scholen betreft, vrijwel blij'ft, zooals hij thans is en zette deze meening uiteen. De heer J. Beun noemde hd. een ramp, diat de klassen voorftaan 40 leerlingen zullen heb ben. De heer Zwart wilde aan B. en W. verzoe- ken scholen in te richten voor vooibereadend onderwijs tot het tiendic jaar, om daardoor de beslissing over de bestemining der Idndo ren te versdiuiven. De beer Fr. Visser vroeg hoe het zal gaan, als er voor een bepaalde school meer kinderen worden aangegeveni dan waarvoor plaats is. Tegenwoordig toch worden er ook al voor sommige scholen meer leerlingen aangegcven Roman van Paul Trent. Uit het Engelsch door A. G. - Nadiruk verbodien. 24) ^Eh Betty?" „Ook wel Maar het leven zal rustiger worden1 en! minder zenuwpriikkelend." „Je zult haar toch bepaald rnissan. Heb je vammorgen iets gemist?" „Ik bam mijl diaarvan niet bewust. Waar wil je naar toe?" vroeg hij lakoniiek. )rBiemtyVerged de zaak. Zul1 je de vrouw niet missem? Denk voordat je ant' Wioord." (Mark keek haar strak aan en een bios overtoog l'angzaam zijn wangen. ,d>enk goedi na", zei zij, terwijl zij hem nog steedls gadiesloeg. „Jta, ik zal haar missen", zei hij einddijk en Janet glimlachte even. Er ontstondl nu een stilte van een paar mi' nuten, waarin iedier in zijn eigen gedachten was verdaept. Mark wias verbaasdl over zich- zelf. Betty had deni geheelen margea onder het werken door zijin geest gespookt. Be- itreurde hij hiaar? Liet scheen' ongelooflijk dlai: hd zoo kon z^n. „Je hebt niet het miinste begrip van Betty zooals zij werkel'iik is," ging Janet bedaarc voort. ,,Zij is teerhartig, grootmoediig, tnouw; hartelijik „Bespaar me als't je blieft een opsom- ming van haar deugden. Ik heb uit de eer ste hand ondervinidling van haar liefheid en, haar,goed humeur", zei Miark met een glimliach. ,,'k iHeb niet gezegd, dat zif een igoed1 hu meur had. Wat mij: betreft, ik heb niet op met een man of een vrouw die er geen hu meur op nahoudt. Mark je heht gezegc dat ik je Mark mochf noemm ik will je dan voor andane. Wie al dan bealiaam op welke school de te veel aangegevm kinderen moeten gaan De heer Van Haren vroeg of kinderen uit lid zesde leer jaar wel voldoende voorbereid zijn voor de HjB.S. enz. De heer Duif steldc zich voor, dat er ouders zijn, die zich zoo weinig met hun kind! jezig houdem, dat dit niiet op hd gewenschte peil is. Als het nu op een school komlt, be- zocht door wel op pal zijinde kinderen, moet dian zoo'n kind apart onderwijs hebben? De heer Aukes beantwoordde de sprekers in volgorde. Aangaande hetgeen' de heer Kooij zei, vond de inleider het beter geen aitiek uit te oefenen op de voonsiellen van B. en W. iiji had ze alleen willen bespreken voor zoo- ver ze betrekking hebben op de Burgerschool. Alleen wilde spr. nog even zeggen, dat z. i. de wd de mogelijkheid laat van scholen met zes leerjaren. Spr. gdoofde echter dat een ver- >lknt zevende leerjaar in het belang van het dnd zal zijn (De heer Kooy was het met die zes lecr- ,aren niet eens, zoodat de heeren overeen i rwamen in een schoolbladi de vraag te stellen of scholen met zes leerjaren worden toegela- ten.) Wat die opmeikinjg van den heer Beun betreft, de heer Aukes was het er mee eens, dat in een, Idas van 40 leerlingen elk kind niet krijgt wait het noodig heeit, al behoeft men daarom nu nog niet juist klassen van ]>l jn. 12 kinderen ta eischcn, zooals wel ge daan wordt. Den heer Van Haren antwoondde de heer Aukes, dat leerlingen uit het 6e school jaar, van wie getuigd kan worden, dat zij het on derwijs op H.B.S. enz. kunnen voigen,, daar geplaatst worden zander examen. Zij, van wie die verklaring niet gegeven kan worden en die toch op die onderwijb-5rrichting willen, moeten' examen daarvoor doen. Er zijn echter ook ouders, die, zelfe al kan van faun kind een verklaring'als bedioeld' worden gegeven, toch geen plaatsing op die sdholen wenschen, om dat zij1 het kind uiit het zesde leerjaar te joog achten. Met het oog op dezen en natuurlijk ook voor hen, die nog niet rijp zijn voor over- >laatsing) is daarom een verplidhte zeven- arige opleiding gerwenscht. En dian ontbreekt thans nog een overgangsbepaling voor het onderwijs in het zesde leerjaar wat betreft let plaartsen op de H.B.S. Hdt antwoord aan den heer Duif luidide: Als er slechts eesni paar van beddelde kinderen zijn, zullen die nog wel spoedig inhalen. tniaair zijn er meerdteren, dan moeten die bijL gewerkt worden, omd'ait anders het onderwijls aan de heele klas nadeel zou ondervinden. Bij de rondvraag beantwoordde de wet- houder van, onderwijs den heer Visser (de heer Aukes had zich hiertoe niet in staat geacht), madai hij dank had geibracht voor het verleenen van gelegenheid om de verga dering bij te woncn. Slechts weinig ouders zouden hun zin niet kunnen krijgen bij de aangifte van hunne kinderen voor de school hunner keuze, omdat de eerste klassen plaats bieden voor meer kinderen, dan gemiddeld1 op de sdholen worden toegelaten. Bij te groote aanigifte voor een bepaalde school bcslist niet het hoofd1 op welke school die te veel aaa- gegevenen worden geplaatst, maar B en W. en wel naar de vermoedelijke bestemming 35er kindteren. Later kunnen de betrokken ouders de kinderen dan altijd nog naar een anderc school zenden. Spr.'s oordeel was. dat er te weinig oplei- dingssdholen zullen' zijn. Mocht die meening door de verzoeken am plaatsing bevestigd worden, dan zullen een of meer der sdholen voor eiindonderwija worden gemaakt tot op- leiddngssdholen'. B. en W. bedoelen de scholen z66 te maken, dat zij beantwoorden aan de verlangens der burgerij. De heer Ruitar vroeg nog of een 'kind, dat den zes-jarigen cursus been gevolgd en niet zal doorstudeeien, toch nog tot zijn 14e jaar op school moet bhjven. De heer AukesZoo'n 'kind moot dan naar het zevende leerjaar, desnoods aan een andb- re school. De wethouder van- onderwijls bevestigde dit en zeide, dat daarvoor bier ter stede vijf ze vende klassen zijn. De beer Duif wilde een drieledig verzoek aan den Raaid rich-ten': 1aan de opleidingssdholen niet zes maar zeven leerjaren in te stellen; 2. het opnemen van overgangsbepalingen voor de itegenwoordiige leerlingen der Bur gerschool; iets verrassendh meedeekn. Je bent verliefd op Betty en weet dlat niet", zei ze met over- tuigiing. iHii lachte hiartelijk, miaat het geliuid1 stierf weg, toen zaji hem ernstig aamkeek. „Je bent verliefldi op Belly," herhaalde zij. ,jDan moge de hemel mij helpen 1" „Jte zult hulp noodig hebbenen bi; gebrok aan een hemel, ben ik bij de hand. Hoe dtenk je in) deze zaak te hanidelien?" De uitidirukking van zijni gezicht werd1 even emstig als de hare. „Ik wil miiss Ghurstom een1 les geven. die haar tot aan deni diag van haar dood za" heugen. Ziji is de verpersoattlijfcte ijdelheidi en die wil1 ik veraederen", zei hij langzaam, „Dat kan wel goed! voor haar zijn." „Luister eens, Janet, ik wil jou mijn ver- itirouwen schenkeni Wij zijn kameraden." „Ja, en ik ben ook- Betty's kameraadf', zei zij; lakoniiek. .,Als je haar kameraad bent, kun je mi dan wel beloven, diat je tegenover haar mie zult zinspelen op heigeem ik je wil toever- trouwen?" „Dat dienk ilk wel, ials het. geen tnouwe- loosheid' van mijn leant vereischit." „Goed'. Oml kont te gaan, ik denk er over miji met 'Grosby te 'assodeeren en zal dian ai het mogelijke aoen om „Churstons" te gron tie te richteni," zei hiji kaim. Zij wierp haar siigaret weg en keck hem pekrzendi a ami. „Je bent d<^ laatste man1 in dte wereld van wiieni ik zou- gediacbt hebben, dat hij wraak- gienig wias. Ik voel mijl in jou tedeurgesteld1" inerkte zij botweg op. „Er is geen sprake van- wraakgicrijjhdd Ik ben trotschi op ,,Chunsitons". Wil je we- ten waaromi ik het doe?" „Ik ben veriangendi dlat te vememen." „Ter wffie vanBetty zelf. Ik stem toe, dai zij die dieugdeni bezit die je hebt opgenoemc Maar zij heeft ook gebreken gebreken waarvoor fcrachtiige nniddlelen nioodlig zijn om die to genazen. En ik wil za genazen." S. war dte school klassen ta formeerci van hoogstens 3236 leerlingen. De heer Zwart wenscfate daaraan nog to© gevolgd te zien zijn verzoek om voorbered- dend onderwijs tot het tiende jaar. Daar niemand zich verzette tegen deze voorstellen, nam dte Oudercommissie op zich om een adres met deze vuer verzoeken te ver- zenden. Hiema sloot die heer H. A. de Man, vice- voorzitter, de vergadering. ,,DE VERHOUD1NG TUSSCHEN GOD EN MENSCH IN HET JODENDOM". Op initiatief van de vereemgmgen „God8- dienst en Wijsbegeerte" en „de Middaghoog- te" werd gisteravond door den heer Justus Tol, opperrabbijn te Utrecht, over bovenge- noemd onderwerp in het gebouw ,,de Ume" alhier een voordracht gehouden, bijgewoond door een talrijk en belangstellend publiek. N'adat de aanwezigen door den heer Ds. Westra namens gemelde vereenigingen waren welkom geheeten, verkreeg de inleider van den avond het woord. Vreemde begrippen, zoo sprak hij, bestaan er in de maatschappij over ons Joden en over wat wij gelooven en leer en. Zeer aangenaam was het mij dan ook in de gelegenheid te wor den gesteld in een knag als deze te mogen optreden, teneinde zuiver en objectief te kun nen vertellen over wat in Joodsche hart en eeft met betrekking tot de vraag: Hoe is, hoe groeide de verhoudiug tusschen God en Mensch in het Jodendom? Mogelijk zal ik er lierdoor toe kunnen bijdragen, bij sommigen eenig misverstand uit den weg te ruimen, bij anderen de overtuiging te vestigen of te ver- sterken, dat het Joodsche volk zijn groote taak onder de overige volkeren der aarde te vervullen heeft. Vooraf wil ik er den nadruk op leggen, zoo ging spreker voort, dat ik mij plaats op oud-testamentischen bodem. Daar vinden' wij Joden, in de geschiedenis van ons volk en zijn leermeesters het geestelijk voedsei, dat wij behoeven. Wat weten wij van God? Wat wij van God weten, is niet uit oas ver- stand voortgesproten. Het zijn niet onze priesters, onze wijsgeeren, die ons door hun ne overpeinzingen het wezen Gods hebben leeren benaderen, al zij dat dan van heel ver- re. Ons weten, ons Goddelijk weten, berust op ervcuring. En deze positieve grondslag, want onweersprekelijk is de leiding Gods in de geschiedenis van het Israelietiscbe volk, geeft ons dat groote gevoel van zekerheid, waarin wij roemen, en waaruit wij onze kracht putten, ook in de grootste ellende. Mozes vroeg aan God: „Heer, leer mij kennen Uwe Majesteit, leer mij kennen Uwe wegen", nadat het volk van Israel, het gou- den kalf aanbiddende, zoo verre gedwaald was van de rechte wegen des geloofs. Kreeg hij een positief antwoord? Neen! Alleen een indruk, een vaag besef, dat men onder woor den zou kunnen brengen: „De mensch is te klein om het geweldig groote en majestueuze van de Godheid te vatten". Dit teekent de verhouding van God tot mensch. In het scheppingsverhaal staat te lezen, dat God den mensch schiep naar Zijn even- beeld. Hoe moeten we dit opvatten? Adam, de mensch, was geplaatst boven alle andere schepselen. In hem was een vonk- je van Gods geest gelegd en dat stempelde hem (en ons alien nog steeds!) tot den meest bevoorrechte van de geheele schepping. In Adam leefde de afschaduwing van het god delijke en ziedaar het verband van God tot mensch. Doch daarin ligt ook de groote op- dracht opgesloten, die elk waarlijk goed mensch te vervullen heeft: hij sta immer in goddelijke sfeer. Hoe moeilijk is dit te vervullen! De verbin ding toch in den mensch van het geestelijke en stoffelijke geeft aanleiding tot voortdu- rende botsingen, tot een eindelooze worst© ling. Een worsteling, die den werkelijk goed- willende, onder valien en opstaan, steeds na- der zal brengen tot den Al-vader, uit Wien alles is ontstaan. Tweeslachtig is de persoonlijkheid des mensch en. Met de engelen heeft hij gemeen, zoo zegt men wel, de heerlijke gave der taal tot uit- drukking van zijn gedachten, zijn geest en verstand, zijn opgerichten stand, met de di© ren zijn wijze van voortplanten, zijn vo© ding, zijn spijsvertering. Zijn opgave nu is, de harmonie te zijn tusschen het hoogere en „Je wilt het er op toeleggem Betty te rui- mieexen:?" „Mieer of minder. Ik heb bijna die schets klaar voor eesn nieuwen motor. Die zal veel beter zijn dan die van „Churstons". Ik ver- tnouw bovendiieni dlat ziji de zaken in de war zial shiren." „Is het eigienilijk niet tamelijk mih- te gen een vtnouw ite strijdleni?" vroeg ziji kallm. )rZij' heefit er om gwraagd, want zi, plaaifsit zich in zaken op hetzeifde standpun' als de man. Is het niet zoo?" „Jia", gaf Janet met wecrzin toe. „M)aar Betty zal vediten totdiat riji er bij neervalt, en als jijl niet winlt zal zij geen genade itoo- neni." „Wat mdji betreft, ik verwacht die niet en zal die zelf ook niet toonen." „Staat de zaak zoo? - Het zal1 be paald varmakelijk zijn om toe te Jdjiken. Miaar ik wou ddt het een man w-as diien je ging bestrijdten." „Geloof je, dat ik het voor haar bestwil doe?" vroeg hiji drtngend. ,,Ja zeker, maar niemand anders zal dat gelooven." .,yMijm rnoeder wel." „Waarom zou jdj je voor haar imteressee- iren en je al deze moeite en soesah getroosten voor hiaar bestwil 'Mark gaf geen antwoord'. Hij wist hier op niets te zegeni en) lachend liet zij hem aan- zijtai gedachten' over. Maar hij riep haar terug. „Janet, je zult het toch op je woord van eer aan niemand zeggen, waarom ik dit doe?" zei hij zenuwiachtig. ,,Op mijlni woord van eer", en zij lachte HOOFDSTUK XIX. Betty iginlg deni volgemden morgeni naar het kanitbor en toen' ziji had plaats genomen om zich met de correspondientie bezig te houden, kostte het haar moeite haar teamen in te houden. Waarom voelda aij ach zoo het I agere. Alles wat Uj in rich voelt woelen en werken heeft hij te aanvaarden. Niets menschelijks zij hem vreemd, doch hij streve daarbij steeds naar het goede. Niemand kan aansprakelijk gesteld worden voor de omstandigheden waaronder hij ter wereld kwam. Omstandigheden die toch zoo'n enormen invloed op zijn leven zullen uit- oefenen. Men vergete echter geen oogenblik, dat het eind-resultaat van ons leven in onze eigen handen ligt. Wij zijn het die ons zelf vormea tot goede of slechte menschen. Wij kunnen echter God niet de deur uitjagen. doe verborgen, hoe verscholen in de fijnste vezelen van het hart, ook in den diepst g© zonkene blijft de Goddelijke kern on-vemie- tigbaar voortbestaan. Neen, niet alien staan even hoog op den ladder. Noach, met God voortgaande, steimde op God en voelde zich den zwakke, die zonder dien steun niets vermocht. Abraham leefde voor God en zijn leven diende tot Gods verheerlijking. De mensch zij de dienaar van den Al- Meester, dan zal hij in Diens naam de w© reld bezitten en daar recht op hebben. Als schepsel te midden van al het geschapene, letzij onmetelijk groot, hetzij onzichtbaar klein, heeft hij ziin bestemming te vervullen. Gods oog ziet on alien en op alles. Ook dit brengt de „Vernouding" onder woorden: tieilig hebt ge te zijn, omdat Ik, uw God, heilig ben. God noemen wij beurtelings Al-Vader, Al- Koning, Al-Rechter. In ons hart voelen wij de liefde tot God, den Vader, het ontzag voor God, den Koning, onzeo beschermer in God, den Rechter. Toen de Israelieten na hun doortocht door de Roode Zee een loflied ter eere Gods aan- hieven, terwijl hun vijanden. de Egyptena- ren, door de golven verslonden werden, was dit loflied G«ie welgevallig. Maar toen het engelenkoor eveneens een lofzang wilde doen booren, verbood Hij dit: „Wilt gij zingen, waar mijn schepselen, mijn kinderen, verni© tigd worden?" Tegenstrijdigheid ligt hierin niet! Objec tief beschouwd was voor der engelen lofzang geen aanleiding, der Joden dankbaarheda evenwel begrijpelijk en prijzenswaardig. In God zijn de opperste barmhartigheid en de opperste rechtvaardigheid vereenigd. Men zij ecbaer niet goed uit ontzag, vrees of angst, maar uit liefde! Och, het Joodsche volk heef tijden gekend, waarin de intieme verstandhouding tot den Vader, die in de liemelen is, zoo levendig in hun hart werd beseft. Neem het verhaal van den braven Onias: Het was in een tijd van regen- schaarschte. Het land was dor, de oogst drdgde te mislukken, hongersnood stond voor de deur. Ieder in het land van Israel bad om regen, doch te vergeefs. Toen kwam Onias, de vrome, die boven alien uitstak in godsvrucht en oprechten levenswandel. Hij trok een cirkel om zich heen, wierp zich op de knieen en sprak: „Heere, verhoor mijn gebed. Ik zal uit dezen Wring niet uittreden, alvorens Gij het hebt laten regenen!" Toen begon het te druppelen. „Neen, Heer", zei Onias, „met zoo weinig is Uw volk niet geholpen. Geef meer!" Daar stroomde de regen als een stortvloed over veld en akker. „Houd op, Heer", riep Onias wederom, „dat is te veelIk smeek u, geef de juiste maat, opdat plant en dier gedije!" En de Heere verhoorde zijn gebed. Wij, Joden, spreken van onzen God ook wel aldus: De Hedlige, gezegend zij Hij! De HeiligeWant we weten geen woorden am Hem te omschrijven in al Zijn grootheid en Oppermacht. En toch: Gezegend zij Hij! Wij besef fen z66 innig het aanaeel't welk wij in Hem heb ben, dat wij weten: onze zegenwensch rdakt Hem. Alles op de wereld wordt geleid, b© stuurd door uod. Dat weet de Jood, en dat vergeet hij niet, zelfs al slaan op den brand- stapel de vlammen om hem heen. Dichter naar het einddoel moet de gan- sche menschheid. Wij vragen niemand, ons in onze geloofsovertuiging te voigen. Doch in ons woont het rechtmatig verlangem te wonen te midden van menschen, wien hun goddelijke afkomst bewust zijn, opdat ook zij mede kunnen werken tot bereiking van het einddoelDat het Goddelijke Licht straalt in ons midden. Daarvoor strijdt de ware Jood, en, zoo ein- digde de spreker, mocht ik in deze samen- eemzaam? Zij had slechts een onaangema- rneni ladmieistoateur onitslagen en het was een eenvoudiige zaak om hem ite vervangen 't Wias wel gewenscht, dlat zij- dadelijk iemandi 'kreeg, dus zond zij telegrammen naar menschen in Louden, die zij' kende. Den volgenden dlag kwamen twee heeren haar be- zoeken, maar er ging een week mee heen, voordat zij iemiand vond, die in ialle op- zichten geschikt was. Frank Travera w-as ongeveer dlertig jiaar en- evenals Lendridge een vliegmier van eenige beteekenis g© weesit. iHij was groot en knap van uiterlijk had iets zelfbewusts over zicn en bezat vee gevoel- van eigenwiaaide. Betty engageende hem na eenige aarzeling, maar zij had een bedinijfsleider bitter noodig en- Travera was zeker de beste van alien, die zij had gezien, Maar toch was zij! niet verrukt van zijn optredien. iHSji onderwierp zich aan hiaar opi- nie en- erkendie in elk opzicht haar als net hoofd1 van- de zaak. En itoch, vreemd genoeg, prefereerdie zij Mark's kortsprakige onafhan kelijkheid. Een paar dagen nadat Travers wias gear- riveerd, wendi luj op ,,The Oourt" te dine© ren gevraagd en bij- die gelegenheid aan Ja net voongesteld. Tijdens den- maaltijld hid den Betty en- haar bedirijfsleider grootendeds het discours gaande. „Misschien gaat u litever met ons mee na-ar die bihliotheek om daar in ons gezel- scihiap uw sigaar rte rooken," zed 'Betty toen het diner was afgeloopen;. lEln nu begon Janet met hum gast te pra- ten en tot haar verbazing trachtte hij diad© lijlc een hafmakerdj op touw te zetiten. Betty had het veiittek verlaten om brieven te schrij ven. „Mag ik eens vragen, miss Forbes, of u misschien ook weet, wiat er van LemdHldige is geworden vroeg Travera plotseling. JNeeni" antwoordde zij1 Ikortaf. „Zou u ook genegen zijn mij- tie vertellen waarom hij' vertrokken is? Allerled verhalm done dtaaromtrent de rands en ik..." „Wdk soort verhalen?" vroeg zij haastig. ,,Een er van is, dat hij- miss Ghurstom het hot trachtte te maken'." „Dat is bepaald niet waar. Vertd me het een- en ander." „Dat hiji gevraagd heeft haar compagnon te worden en dat zij. diat heeft gewdgerd, waarop hij woedtenidi is heengegaan." „Het -eene verhaal is al mooier dan- het ander. Als u het graag wilt v/ercn, waarom vraagt u het dan niet aan Miss Ghurstom?" „Wel, weet- u, het gaat mij niet aan'', zei hij peinizend. ,;Dat dacht ik ook. Waarom prabeent u dus bij uit te hoareni?" vroeg zij1 droogjes. „Ik spreek eigenl'ijk ook veel liever over iete arnaera... over u bijlvoorbeeld. U kan' rniet weten' hoe heeri'ijk ik het viind u hier aan te treffenl. Ferhampton lis een saai nest en ik had miet ved idlee van het leven hier. .Miaar nu Waarom fs u dhni gdkomen?" vroeg zij scherp. „*t Is eenpradhtig baamtje. Voor den drom- tmel. miss Shureton is een handige vrouw. Ik tan- hiaar niet ved leeren omtrent aero plane-machines." ,yDamj zou ilk u radien, dat ook niet te pro- beeren." Travers wist niet wat hij van Janet's ma- nier van doen- moest denken. In den regel mochten de vrouwen hem gaarne en wilden niets liever diam zijn- hofmiakerijen halfweg tegemoet komen. 't Was zaker raadzaam voor hem op een; goeden voet met de vriendin van zijta' werlqgeefster te zijn. Dus pnobeeidie hij het nog eens zich -aangenaam te maken' op de eenige mamier die hij' kende. „H)et is zoofa genoegen een verstandige vrouw te omtmoeten, die er goed uitziet", zei hij1 en- keek haar met een- bilk vol brutale b© wondering aan. ,„U bedoelt daarmee zeker miiss Chur- ston vroeg ziji den. Ik bedbel u verklaiandte hij onomwoo- Wond* wnsol0d. W06T. Til#-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5