AlKmaarsche Gourant
De Churstons.
Vrjjdag 26 Mei.
Een leugentje om haar.
Fenilleton.
f
Kb. 123.
1922.
Honderd Yier en Twlntlgste Jaargang.
Sylvia Crest, de jonge vrouwelijke dokter,
liep' haar eersten dag door Tollford, waar ze
zich kort gdeden gevestigd had. Achter de
gordijnen gluurde Tollford's bevolking haar
ua, zooals ze daar ging, jong, energiek, zelt-
bewust en sterk. Dat zagea tenminste alleen
de menschen, die niet wisten van wanhopige
buien, veroorzaakt door maanden werkdoos
wachten, wat haar bijna al haar blije moed en
zelfvertrouwen had gekosit.
Maar nu kwatn ze van Jonas Picton, den
rijken, machtigen groot-industrieel, die meer
dan achtduizend employes in zijn dienst had
en die in Tollford een koninkje was, die een
nieuw gemeentehuis had laten bouwen en het
station had laten verbouwen. Die...... o, het
was niet op le nemen alles, wat Tollford aan
hem te dauken had en waarmee hij zijn groo-
te popuariteit had verkregen
Dr. Sylvia Crest was z66 van haar dnd-
dliploma in Mercers Hospital, haar diploma
meuw, maar haar hart vol vcrtrou
dankbaar. Dat wei. Maar waarom vraagt
u dat?"
„Omdat",. zei hij hoonend, „dit nu juist
■redes het vonnis is, waarop hij jaxenlang
:eeft gewacht. Jonas Picton haat chiruxgen,
haat operaties. Zijn vrouw stierf op de opera-
tietafel, zijn moeder op een dergelijjce wijze.
Daarom wil hij het mes vermijden. Daarom
gelooft hij nu in u. Weet u wat u nu bent
voor hem op 't oogenblik? Het strootje,
waaraan hij zich vastklemt. Nu, geluk er
mee. Jonas Picton heeft u als dokter in zijn
huis geroepen nu bent u zeker van uw car-
rifere, maar volg mijn raad en wees ook een
beetje zakelijk. Haai er den knappen chirurg
John Wintermere bij. Dien kent u immers
nog h£d goed van vroeger? Picton is er al-
tijd nog bang voor geweest hem er bit te ha-
len. Het is maar al te bekend wat winter-
mere's antwoord is, waar het ruggemergs-
aandoeningen betreft."
De deur werd hard achter hem dichtgesla-
gen.
Het scheen wel alsof dr. Brock's voorspel-
ling werd bewaarheid cn heel Tollford wist
dat de jonge vrouwelijke dokter „geprote-
geerd" werd door Jor ~s Picton. Als door
een wonder kwamen de patienten van alle
kanten aanzetten. Nog nooit was haar wacht-
kamer zoo vol gewoest als dien volgenden
wen, In Tollford gekomen. Zij had eens goed
uitgvkeken, van tevoren gezien dat de stad
niet rijk was aan medische hulp. Er was at-
thans geen enkele vrouwelijke dokter en toch
waren er bijna vierduizend vrouwen onder
de employe's.
En zoo was ze dan op een donkeren Fe-
bruarid'ag in Tollford gekomen, had kamexs
genomen in een hoekhuis, een bordje aange-
siagen met haar naam en de spreekuren en....
had gewacht. Had maanden gewaclit. Want
Tollford was conservatief. Ze hidden niet
van vrouwelijke dokters, vooral niet de vrou
wen-employe's. Allerlei dwaze verhalen
deden omtrent haar de ronde; zij zou niet
zoo vriendelijk zijn als „echte" dokters; zii
zouden dikwijls flauw vallen van emotie en
wat hadt je nu aan een dokter, die midden in
een operatie van haar stokje viel1
Jonas Picton, de rijke industrieel, had moe-
deloos en somber, van dr. Sylvia Crest hoo-
ren vertellen en hij had gezucht. Als de be-
roemdste aller dokteren de groote Steyne, er
niet in was geslaagd een andere wijze van
genezing te vinden dan het mes en zelfs die
gevreesde behandeling liari aangeboden zon
der de genezingszekerheid te kunnen geven,
Wat voor hoop zou dan „zoo'n niciske" kun
nen brengen? Zijn secretaris had hem haar
eens gewezen, toen hij door Tollford reed.
En toch, eens op een dag, toen de wanhoop
hem sterker dan ooit te paleken had. had hij
toch maar ora haar gezonden. En't was bij
de jonge doktores juist op't oogenblik, dat ze
den bodem van de schatkist zag- Geen won
der, dat voor haar de zon vroolijker scheen
en Tollford's bevolking haar opgewekter
dan auders zag voorbijgaan.
Toen ze terugkwam van't bczoek bij Jonai
Picton, zat de eenige college, die haar bij
haar vestiging in Tollford had welkoin gehee-
ten, dr. Alan Brock, op haar te wachten.
„Hoe maakt u het", begroette hij haar
nieuwsgierig. ,.Hebt u het meisje gezien?"
,1k zag het kind", antwoordde Syvia.
j,En
Hij keek haar scherp aan, afwachtend. 'i
Was als een uitdaging en als een bespotting
tegelijkertijd cn't kosttc haar moeite hem te
antwoordcn, tot ze zich bedacht, dat ook hij
den bons had gekregen bit Jonas Picton.
„Ik heb het kind gezien", antwoordde ze,
„en ik geloof, dat het plaatselijk is, zuiver
plaatsclijk; ik ben er bijna zeker van."
„Dus u denkt dat het ruggemergslijden
door een behandeling zal kunnen verdwijnen?
Nou dan bent u krmpper dan d'e knapsten!"
En hij ladite spottend.
„Dat bedoel ik met", antwoordde ze ras-
tig. „Maar na het meisje geheel te hebben
onderzocht, kan ik toch werkelijk tot geen an
dere conclusie komen, dan dat dat gezweli op
den rug door massage en een paar andere be
ll andclingen best zou kunnen verdwijnen.
Het zou heerlijk zijn; wat is het een aardig
ding!"
Dr. Brock zweeg. „Ik vermood, dat Jonas
Picton u bijna om uw hals is gevallen en u
gezegend heeft?" vroeg hij grimmig.
Ze keek hem vmvonderd aan. „Hij w&s
dag.
Toen ze den volgenden dag naar Jonas
Picton's huis ging, kwam hij net met zijn au
to thuis en begroette haar met bijna aandoen-
lijke voortvarendheid.
,,Kom in mijn kamer, dokter", zei hij, de
deur voor haar open houdend. „Ik wil graag
met u nog eens over miin kleine Fay praten.
Ik heb u nog niet verteld, dat ik indertijd den
beroemden chirurg, dr. Steyne, heb geconsul-
teerd. U weet vermoedelijk, dat hij de zaak
van cen ander standpunt bekijkt dan u? Hij
noemt de ziekte met een onmogelijk langen.
en onuitsprekelijken naam en zegt, dat een
operatie't eenige is, maar dat die zelden suc-
cesvol zijn. En dan heb ik nog van een an-
deren knappen snijdersbaas gehoord, een ze-
keren John Wintermere. Kent u dien?"
„Ik heb van hem gehoord", zei Sylvia rus-
tig.
„Nu, iedereen bepraat me om hem nog eens
bij Fay te roepenik hoor, dat't een geweldig
knappe kerel is; ik heb hem eens op reis ont-
moet; ik vind hem alleen wat heel jong voor
een specialist."
„Dat mag geen overweging, noch een be-
z.waar zijn, mr. Picton", zei ze kalm. „Ik
weet dat John Wintermere de knapste chirurg
is, dien we in ons land hebben."
Picton's gezicht betrok.
„Ik heb het niet op knappe chirurgen", zei
lij kort. ,,lk verlang genezing zonder ,^nij-
werk". U denkt het zonder cut te kunnen
daarspelen?"
Een kwart seconde weifdde Sylvia. Toen
ceek ze hem aan. „Ja, ik ben zekik heb
alle vertrouv^en, verbeterde ze, dat uw kind
zal genezen."
John Wintennere kwam. Ze had zdeft ige-
staald voor deze ontmoeting met den man,
dien ze liefhad1, en was dienitengevolge
strakker en' koeler dan ze beddelde le zijn.
Langzaam liep hij! door de lange kamer heen
op haar toe en, 't was alsof de zes jaren geen
verandering in hum verhouding hadden ge-
bracht. IHSj was nog de professor en zij de
stud;ente, hoewel zij voelae, d'alt ziji vlugger
oud'er was geworden dan hij.
„Ik ben blij je weer te zien, Sylvia," zei
hij op zijn eigenaardig-zacbten toon. ,,'Dat
is eigenaardig, dat ik in consult wordt ge
roepen voor een van jouw gevallen. Vertel
me ervan, wil je?"
Zijn kalme toon, zijn vriendelijke stem,
zijn Sylvia", zeggen dlait alles kalmeer-
den haar onruiddeTliik, zoodiat ze ruStig het
ziektegeval kon beschriivm.
„Wat heb je aan Picton gezegd? Dat jou
behandeling, zonder operatie, hier gene
zing zou kunnen brengen?"
Ze knikte.
„Dus als mijn uitsnraak tegengesteld aan
die van jou is, d'an...r'
Ze haalde haar schouders op.
„Als dat zoo is," zei ze, „zal ik alleen
maar spijt hebben, dat ik den raad, dien je
miii zes jaar geleden gaf, niet opvolgde"
Nadenkend keek hij haar aan.
„Het zou voor jou ellendig zijn", zei hij
stil jik won, dat ik maar niet hierin was
gehaald"
„Maar dat is belachelijk," barstte zij uit.
„Die peraoonlijke gevodens hebben toch
niets te maken met dit geval nu."
„Je hebt gelijk," zd tuj' strak. „Waar is het
;>at;entje?"
Picton zat bdji't bed van zijn1 kind en trok
zich tijldiene't ondferzoek in de kamer terug,
Toen plotseling wendde hij zich tot Win-
itermere, en vroeg hard':
„nn) dokter, is een operatie toch noodig?"
Sylvia's hart klopte snel 't was alsot ze
flauw zou vallen. Wat zou voor haar het
vonnis zij©? Ze wist wat zou moeten volgen
op het vonnis. Haar oogen ontmoetteni die
van Wintermere 1 zij schenen te smeeken
om genade. En1 toch haatte zij zichzelf hier
om. Want ze wist, dat er diep in haar hart
slechts 6fau verlangen was, ten wensch: de
;ezondheid en het leven van dat jonge ding,
at met een vreemden glimlach van den een
naar den ander keek.
„Nu?" vroeg Picton. „Wat is uw ant
woord1, professor?"
Wintermere scheen moeite te hebben tot
spreken te komen.
Een operatie is niet alleen noodig, maar
Itomtra van Paul Trent.
Uit het Engelsch door A. G. - Nadruk
verboden.
29}
Setty was er zich van bewust, dat vele
oogen zich nieuwsgierig op haar vestigden,
maar zij1 wist niet dat die alien bewondering
iiittdrukten. Juist wilde zij zich naar de hall
begeven om daar te wachten, toen een hecr
haar aansprak. iHet was iMlarlk Lendridge en
hij glimlaclite vriendelijk.
„Als u het niet onaangenaam vindt aan
mij!n tafel te zitten, ik ben alleen," zei hij met
aandrang..
„Dat vind ik heerlijk" antwoordde zij le-
vendig.
Zijn avondtoilet zat hem goed- en zij ver-
wonderde er zich over, dat zij. nooit had op-
gemerkt hoe knap hij was. En hij dacht, dat
hij nog nooit zoo'n stralende verschijining
had1 gezien.
iEn aldus zaten ziji tegenover elkaar.
„Van avond zijn we niets anders dan een
hcer en een dame," zei zij; aarzelend,
„Er is geen Femamptou", zei hij bedaard.
„En niet zoo iets als een aeroplane."
„Of de motor daarvan."
Beiden zwegen nu een oogenblik en1 keken
elkaar aan.
„Er is iets amusartts in dit soon van le
ven," zei hij1 de restauratie rondkijlkende.
„Voor een paar dagen."
„En in geschikt gezelschap."
„U vindt dus dat ik geschiikt ben ihier-
voor."
In manieren en voorkomen er voor gebo-
ten
„lk weet nidi goed of ik dit als een ootnt-
aaf het gelukken, dokter", zei hij warm.
„U zult het nooit berouwen, naar Tollford te
zijn gekomen."
In den eersten tijd scheen de zeventienjari
ge Fay op te leven onder de nieuwe behandc-
ing; het eucces was misschien meer nog te
wijeten aan de prettige, opgewekte persoon-
lijicheid van de jonge vrouwelijke dokter, die
zoo gezellig met haar kon lachea en praten en
haar gedachten afleidden van't voortdtuend
zkk-zijn en bedokterd worden.
Tot Sylvia na eenige maanden op een mor-
gen haar jonge zieke met een wit gezichtie,
strak van pirn, vond liggen en begreep, dat
het onvennijdeliike gekomen was. Een groot
gezv/el was vials naa;,: de kleinere zwelling
gekomen en ook andere symptomen wezen op
een algeheele verergering van den toestand.
Toen ze Jonas Picton or, noette h
gan^, volgde ze hem stil in zijn kamer.
,.Wie is de beste chirurg in cms land?"
vroeg hij.
?,John Wintermere van Mercers Hospital*
zei ze.
(Hij knikte en verliet de kamer. Na een
poosje kwam hij; terug. „Gaat u een beetje
aien met Fay," vroeg hii vriendelijk. „Ik
b dir. Wintermere grtelefoneerdi, die van-
avond1 hier zal zijln."
Met loodienbeenen liep Sylvia de trap op.
Ze had het vonnis over haar doktersloopbaan
gehoord. 1 "i !<*|'|fU
de
Ze was alleen; in d'e benedenfcainer, toen
r
zcu ze
plknent moet opvatten. Vindt u niet diat de
dames hier den indruk geven alsof zij voor
niets anders gedachteni hebben dan voor pre'
en vermaak
Alleen vertoon menigcen van hen heeft
moeilijk werk Verricht. Schijin bedriegit dik
wijls. Wie zou denken, dat u beitel en hamer
met zooveel bekwaambeidi weet te faantce-
reni?"
Daarover mag niet gesproken worden",
ladhend. „Maar mijn handen beval-
len mjj niet."
„Uw handen zijn heel goed", zei hij be-
slist.
iBetiy wierp hem van ondter haar oogleden
een snelleni blik toe.
„Ik dachit er over naar een theater te
gaan," ging hij; voort.
„Laat ik u daarin niet weerhouden."
,,Ik zou u gaame meenemen."
„Ik ben de vijand. Van iniddag bij de
Luchtvaart Vereeniging
„Ik meende, dat er zoo iets niet bestond
Gaat u met mij mee? In dat geval huur ik
een loge."
„Welk een; fmitensporigheid P
„Volkomen gerechtvaardigd. 'k Heb in1 jia-
ren nieits uitgegeven. Gaat u mee?"
„Ja, met genoegen."
En toen zwegen beiden' weer.
IHet kosttc Mark moeite zijto oogen van
haar gezicht af te houden. Was zij er maar
tevreden miee geweest met zoo te zijn als an
dere vrouwen! Aangenomea, dat zij elkaar
nu voor het eerslfc ontmoetcn zou hij d'an
kans gehad hebben haar te winnen? Zijn
bleed vloeide sneller bij: die gedachte. Deze
pracbtige vrouw te wntsnen, haar in zijn
armen te houden, haar lippeni te kusseni en
haar hart tegen het ziine te voelen kloppen
Had1 hij ondanfes alles kans haar fe win
nen,? Hij- was em man en zij; een vrouw,
die gewonmem moeat warden. Mi-ar het win-
dnngend noodzakelijk", zei hij vast, „em ik zal
dlaartoe moeten overgaan."
'eunde en ging zwijgend de fca-
onmkyellljk dlaartoe moeten overgaan."
kr<
mer uit,
Sylvia zag dim dokter alleen nog even
v66r de operatie. Ze had haar hulp willen
aanbiedm, indieni Wintermere verlangen
Tiervoor had getoond, m'aar hij had naar hei:
scheen opzettelijik haar hulp zelfs geheel on-
noodig gemiaakt door te telefoneereni om een
-assisted voor de operaitie. Zood'at ze dus
alleen zat in de kamer haven, waar Fay haar
gevraagd had 2X>o lang mogdijk te blijven
en trachtte zichzelve onophoudelijk te troos-
iten met de gedlachte, dat iedere dlokter we
eens een verkeerde diagnose stelde, en da
dit toch volsfcrekt geen redm was om een
heel'e loopbaan voorgoed1 te doen mislukken
Maar net was ook niet zoozeer wat de we-
reld ervan zeggen zou, als wel het verloren
vertrouwen in zich zelf, Sylvia Crest had geen
vertrouwm meer in Sylvua Crest.
Toeni ze de kamer uiicging, kwam ze Win
termere op de gang tegen. Zij standen beiden
stil, zonder iets te zeggen. Het was Sylvia,
die't eerst de stilte verbrak,
„Ik hoop, dat je succes zult hebbeni," zei
ze zacbt.
,;ik hoop het," zei hij dof. „Giod weet da
dit van een droom van zes jaren het meest
ellendige eiod i3 dat ik me kan voorstellen
Als het maar een1 ander was geweest dan
Sylvia, jpist jij"... En kreunend
hiji zich af
Ze schuidde haar hoofd!.
„Als ik ongelijk heb, teb ik ook heel erg
ongelijk," zei ze. ,,En als jij gelijk hefct, zai
ik er Godi mijn heele leven dankbaar voor
zijn."
Hij boog zdjcoi hoofd en ging zwijgend ver-
der.
Ziji vond Picton beneden in de huiskamer
kalmer en vriendelijker dan ze verwachf
had. Eta gedurende het wlgende half uur
praatten ze samm over din-gen, die hen1 geen
van beiden interesseerefcn. Onverwachts
brachij Picton toen plotseling het gesprek op
Sylvia zelf.
„Dokter," zei hij, Jk weet dat u uw best
heot gedaan voor mijn kleine meid en u hebt
alles gedaan om deze maanden zoo gdukkig
mogelijk voor haar te maken, en mij ook.
Wat ik eigenlijk zeggen wou is, dat ik u al-
l erminst iets verwijt."
„Ik zal uw verwijt ook niet noodig heb-
;)en," antwoordde ze heesch. „Als ik't ver-
ceerd heb ingezien, leg ik mijn praktijk neert'.
,,Uw praktijk neerleggen?" herhaalde hij,
,,Dan zou het dus voor ons beiden en trage-
die worden?"
Ze boog haar hoofd
De deur ging plotseling open en beiden
sprongem op toen ze John Wintermere za-
jen bmnenkomcn in zijn lange, witte jas, die
lilijkbaar net van zljta zware taak af kwam.
Zdjn gezicht was strak cn Week en in stilte
keek hij van de een naar den ander, v6Ar hij
,ets kon uitbrengen.
„En... en... vroeg Picton op vreemden,
loogen toon.
John Wintermere knikte.
Zwaar adiemend zei hij langzaam: „Uw
dochter zal beter worden; ik geloof, dlat ze
een flinke. gezonde vrouw zal zijn over eeni
ge jaren."
,.Goddanik" stamelde Picton1 en verborg
zijn gezicht in' zijn handen; zijn schouders
trilden van emotie.
„Ik wilde nog iets zeggen."
Picton liichtte zijn betraand gezicht op....
iij keek naar den man in de witte jas, die
strak naar Sylvia keek.
„Bc wou dit nog zeggen," zei hij lang
zaam, „djat ik, toen ik midden in de operatie
was. ontdekte dat het niet noodig zou zijn
geweest."
-Niet noodig?" riep Sylvia.
IHSj! knikte weer.
„lk ben ervan overtuigdl, dat als dr. Crest
haar behandeling had ddorgezet, uw doch
ter geheel zou zijn genezen; zonder dat u
tot het mes uw toevlucht hadt behoeven te
nemen."
Toen, zonder een woord te spreken; ging
hij de kamer uit.
Toen Wintermere en Sylvia eenigea tijd
later den gelukkigen vad-er verlieten, liepen
zij zwijgend! samen door dc stra-ten van 'i
stadje. Eta toen de itijjd1 van afscheidnemen was
gekomen, wendde Sylvia zich tot dan man
oaast haar.
„John," zei ze, „ik leg de praktijk neer."
yiDat is een; goed idee," zei1 hij vroolijk.
Hoewel je goed gezien hadt in dit geval,
toch een1 goed1 idee. Ik werk voortaan voor
jou! Jta, Sylvia
Ze lachte zacht.
„Lieve leugenaar, die je bent," zei ze cn
kusSe hem.
tot elkander staan
Het spreekwoord „de een zijn dood is de
ander zijn brood", opgekomen in deze maat-
schappij, past bij deze samenleving.
In het gewone leven van elken dag bestaait
er geen naastenliefde en is het eenig doel van
alien „winsi."
Dit wordt vaak particulier initiatief ge-
noemd, doch dit is slechts een mooi wooxd
voor het leelijkste ding dat bestaait, n.l. dat
men elkaar het 'Edit in de oogen niet gunit.
Dit is intemationaal en nationaal waameem>-
baar.
Noch v66r, noch na den oorlog la er van
vrede sprake. Het vechten geschiedf nu alleen
maar op andere wijze.
Wat noodig is om te leven wordt door ar-
beid verkregen. Kapitaa! en arbeid zijn de
bedde factoren, die iets nieuws kunnen voort-
brengen. De kapitalist als zoodanig heeft
echter met den arbeid als zoodanig niets te
maken. Spr. zou wel eens willen vememen
met welk zedelijk recht iemand, die een stuk
grond heeft en dit verpacht een deel van het
voort;
man
ibrachte kan
die den moed
en. Spr. kent cie-
eeft, dit rustig door te
ProYinciaal Nieuws
UIT BERGEN.
Lezing J. Duys.
In de „Rusteade Jagert'sprak de hear J.
Duys, lid der Tweede Kamer, Woensdag-
avond in een door de afd. Bergen der S.D.A.
P. belegde vergadering over den politieken
toestand.
Wegens afwezigheid van- den vooratter,
den heer Den Das, werd de yergadericg ge-
opend door den heer A. Prins, die in zijta
openingswoord zijn teleursteilkng unsprajk
over de geringe opkomst, d!le hij meende te
moeten1 toeschrijven aan de warmte.
De heer Duys, het woord bekomende, ving
aan met te verklanan, dat hij met het oog
op de wainnte diibmaal genagd was, de thius-
blijvors gelijk te geven.
Spr. meende good te doen met het oog op
de gewenscnte korthedd slechts die prakoache
politieke zaikien te behaudclen, als militarisme,
de sodale verzekermgsvvetten en de crisis-
schulden.
iHet gaat bij ons niet am het kamcrzeteltje
weer in te huren Het deelnemen aan den po
litieken. strijdl, aldus spr., is voor ons, eoc.
dem., heel wat anders als voor de burgerlijkE
partijen, waarvan wij ons in de gromdtoegim
;-e]en onderscheiden.
De andere parbjien aauvaardien de grond-
slagen van de maaischappij, waarid wij le
ven. Wij oordeelen, dat deze maatsdiappij al
le redelijfcheid mist en zedelijk niet te recht-
vaardigen is, omdat wij meenen, dat wij men
schen moesten kunnen zijn.
Econoraisch gosprcken zijn wij maar din-
gen. De groote strtjd, die dte Soc. Dem. vocrt
is: te bereiken, dalt de mensch werkelijk weer
mensch krya zijta.
De grondslagen van deze samenleving zijn
van dieni aard, dat wij: geen menschen kunnen
zijn, omdat wij in tegenstalling van belangen
denken en conseouente conclusies te trekkcn.
Arbeid en kaprtaal verhouden zich op pre-
cies dterelfde wijze als kooper en verkooper.
Arbeider in1 maatschappelijk opzicnt i3
ieder, die niets anders bezit d!an zijn geesteilij-
ke of licfaamelijke atabeidskraidit en die moet
verkoopen om te kunnen bestaan.
De bezi tiers van het fcapitaal hebben de
arbeidskradit noodig om die te kunnen koo-
pen. Daard'oor staan de bezi iters van het ka-
pitaal en van arbddakraciit in de grootst mo-
gel ijke tegenetelling van belangen tegenover
elkander en is verzoening tusschen beide niet
mogelijk. Niet omdat de menschen zoo sledit
zijn. Wij strijden niet tegen den ikapitalist als
persoon, maar tegen het stelsel, waardoor de
menschen hun mcnschelijkheid in boeten.
Dit ligf in den aard der dingen. De maat-
scfaappij heeft den mensch niet noodig, doch
koopt slechts het magazijn van arbeidskradit
van den mensch
De arbeider is er met het verkoopen van
zijn arbeidskradit zelfs slechter aan toe dan
de verkooper van goederen, omdat hij: de ar-
beidskracht van gisteren niet meer kan ver
koopen. Zijn koopwaar wordt met den tijd ge-
meten en vervliegt dus mot den tij<f.
Loonderving beteokent voor den arbeider
onmiddellijk gebrek voor vrouw en huisgezin.
Wanneer de winkelier met zijn goederen is
uitverkocht is hij binnen, terwijl de arbeiaer
als hij is uitverkocht, er juist buiten staat.
Applaus.
Het zijn onze ouden van1 dagen, die dit die-
monstreeren.
I.eert men het kapitalisme als stelsd ken-
nen, dan ontwaart men, diat het geen zid,
geen geweten heef1.
|V66r 50 jaar werdani de Jdnderem van 5
en 6 jaar nog in de aardeweik- en tertielfa-
briekan uitgebuit De zieken werden aan hun
lot overgelaten en dat in een maatschajipaj,
die was opgebouwd onder de leuze van1 die
Fransche revolutieVrijheid, Gelijkheid en
Broderachap, welke revolutie de ievoluitie was
van het opkomend groot kapitaal, waarvan
wij thans de ineenstorting beleven.
Onze ouden van dageta, van wier atbdd
wij profiteerea, werden aan hum lot overgeTai-
teen of kregen als buitengewone gunst een
ondersteuning van een of ander anrtbestuur.
Spr. betoogde nog door het geven van voor-
beelden, dat alle. geroep over liefidadigheiiid
slechts waarde -heeft 5ta gevallen, waar de oar-
zaken van een ramp onafwendbaar waren.
In de wereld is niet veel overbodigs, maar
dd kapitalist was absoluut ovcrbotiig. Spr.
heeft het niet over den kapitalist dte werkt,
maar over den kapitalist, die niet voortbrengt
maar wel consumeert
Door het in handen houkfan van de politie
ke staatkundige m'acht en1 de kliassewetgeving
wist de kapitalistische klasse de arbeidOnde
klasse or onder te houden. De door de bezit-
tende klasse geprediikte Vrijheid; Gelijkheidl
en Broederechap was niets dan een ledige
vaaa terwijl btai er juist op sackonst wat er
in zii.
Voor de kapltah'sten fcetsikende het niets
anders dan het niet gehinderd willen worden
nen zou niet gemakkelijk gaan; Slechts door
een middcl en dat was haar wil voor den
zijtae te doen buigen. Zij moest tot het in-
zicht komen, dat :hij haar meester was em
hij zou daif bewerkstalligen. Er zou hun
beiden veel bitterheid en lijden wachten,
maar de belooning zou dat waard zijn.
Haar in zijn armcn te houden haar
oogen vol liefde en vurig verlangen! Haar
trotschen nek gebogen te zien, als zij zich
overgaf. Die dag zou aanbreken en hij wilde
niet in zijn voornemen wankelen.
(HDOFDSTUK XXIII.
Betty vergat voor eenige uren werkelijk
dat er zulk een plaats als Ferhamptou be-
stond. Zij lachten en praatten vroolijk sa
men en schonken veel meer aandacht aan el
kaar dan aan de voorvallen op het tooneel.
Mark bleek een allerprettigst, onderhoudend
Bovendien drukten zijn oogen opi
eerbiedige bewondering uit.
iHet speet beiden toen de voorstelling was
afgeloopen.
,.Ik zal u. naar uw hotel terugrijden. Ik
kan dan met de taxi verder gaan," zei hij: toen
zij uit het theater kwamen.
„'k Zou eigenhjk wel graaag wat gebrui-
ken."
„Zullen we dan ergens gaan soupeeren?
deed! hij volijverig aan de hand en zij glim-
ladhlte toestenuuend.
Beiden zagen er tegen op aan hun genot-
vol samenzijn een eind te maken „En mor-
gen," opperde hij, toen het tijld was om te
gaan.
„Mcrgen is er al -— met zijn Luchtvaart
Vereeniging."
„En Churstons?"
„Eto Cro&bj''s", zei zaj met plotsriingen
ernst.
voor die wet,
he on'gelijMieid een
„Deze avond' is een droom geweest. De
werkelijkheid komt nu terug."
,Ja de werkelijkheid..
„Wij strijden een grimmigen strijd," ging
zij mat voort.
„Wij moeten' strijden. Het is ons noodlot."
„Ja, wij moeten strijden. En ik neem mij:
voor te winnen F'
„En ik," zei hij kalm.
Zij keken elkaar aan. Haar blik was even
vast als de zijtae en drukte evenveel vastbe-
radenheid uit.
,Ja, ik zal winnen. 'Ik heb uw hersencn
verloren, maar u is gebonden in uw hande-
lingen door Jtalian Crosby. Ik ben een vrije
vrouw en; daarom ben ik u de baas."
„Is u wel zeker, dat u vrij is?" vroeg hij
streng.
„Ja", antwoordde zij: uitdagend.
„Volkomen?" hcrtiaalWe hij.
,,Ik zal u bestrijden met elk wapen waar-
over ik kan bcschikken cn ik zal winnen. Ik
kan niet veriiezen."
„U heeft veel zelfvertrouwen en 11 is zeer
trotsch op uw kradit. Maar die fcracht
wensch ik te breken".
„Geen enkele man zal dat ooit doen."
„Nliet bepaald uiw kracht eerder uw
wil. Ik wensch meer een echte vrouw van u
te maken; 'k wensch u vrouwelijk zwak te
zien."
'Betty ladite, maar dat klonk niet vroolijk.
De zachtheid was uit haar gelaat verdwe-
- Haar lippen waren stijf opeengeklemd
toen ziji zich omdraaide.
„Goeden nacht en ik dank u."
„Ik ben u dank verschuldigd, want u
heeft u van een zijde doen kennen, waarvan
ik gedroomd heb."
„En u van een zijde waarvan ik niet ge
droomd heb. Vaarwel."
„En ik zeg: Gocden nacht."
JEn -ik* herhaalVaarwel."
in de uitibuiting. De
werd door de econc
phrase. En de broederechap uitte zich niet
lamger dan Zondagsmorgens in die kerk.
Toen deze maatschappij zijn hoogtepirnt
had bereffkt, ging men elkander te lijf, sloeg
men elkander de fcop in, nadat het vo-lk door
onderwijs en de courantem rijp was ge-
maa/kt voor den broedermoord.
„Goedem naohlt, lieveling."
IDai laatste woord werd gefluisterd, maar
haar vlugge ooren riedien bijna wat hij zei en
haar gezicht werd door een donkeren bloe
overtogen. Maar die verdween spoedig en
ziji werd1 zeer bleek. Ziji zei niets meer doch
wendde zich af en begaf zich naar de lift.
,,-Ik geloof, dat ik haar getroffen heb," be-
reaeneerde imj! veriieugd bij zichzelf toen 'hij
wegreed.
oodra Betty haar kamer had bereildt, be-
gon zij! zich in a'llerijl te ontkleeden, dodh
plotseling hield zij daarmee op en drukte
haar vingers tegen haar oogen alsof zij de
tranen wilde terugdringen.
Waarom schreide ziji? Was d:at van wege
de beleediging? hij had haar lieveling
genoemd. IHet was voor het eerst, dat zij een
liefkoozend woord van een man had ge
hoord. Aan niemand was ooit een kans ge-
geven haar te naderen. Ziji had hem geen kans
gegeven en toch had hij gcdurfd.
Lieveling! Het was het woord1 van een
minnaar en de man die het had geuit was
haar vifand. Wel is war aileen in zaken,
maar die zaken waren van het grootste ge-
wicht. Het wel zijn van „Churstons" was het
eenige doel en1 de eenige eerzudit van haar
leven.
Had hij mei! haar gespeeld? Strafte hij
haar voor het verleden? Zij had er op gezin-
speeld, dat hij een minnehandel had met
Julia Moyle. Had zij! dat indertijd ge-
loofd? Zoo ja, dan hadden dezelfde lippen,
die zij meende, dat Julia Moyle lieveling
hadden genoemd hetzelfde teedere woord tot
haar gericht. Wat een zottin was zij geweest
om1 aan dezelfde tafel met hem; te zitten 1
Waarediijnlijk had hij zich slechts geamu-
seerd en ladite nu om haar onnoozelheid. Zij
waren bijna in een hofmakerij vervallen, zij
was nooit op zoo'n faxoiliairen voet met eenig
man geweast.
(Woi«it vervolgd).
iJ.
t