AlKmaarsche Gourant De Churstons. Vrjjdag 26 Mei. Een leugentje om haar. Fenilleton. f Kb. 123. 1922. Honderd Yier en Twlntlgste Jaargang. Sylvia Crest, de jonge vrouwelijke dokter, liep' haar eersten dag door Tollford, waar ze zich kort gdeden gevestigd had. Achter de gordijnen gluurde Tollford's bevolking haar ua, zooals ze daar ging, jong, energiek, zelt- bewust en sterk. Dat zagea tenminste alleen de menschen, die niet wisten van wanhopige buien, veroorzaakt door maanden werkdoos wachten, wat haar bijna al haar blije moed en zelfvertrouwen had gekosit. Maar nu kwatn ze van Jonas Picton, den rijken, machtigen groot-industrieel, die meer dan achtduizend employes in zijn dienst had en die in Tollford een koninkje was, die een nieuw gemeentehuis had laten bouwen en het station had laten verbouwen. Die...... o, het was niet op le nemen alles, wat Tollford aan hem te dauken had en waarmee hij zijn groo- te popuariteit had verkregen Dr. Sylvia Crest was z66 van haar dnd- dliploma in Mercers Hospital, haar diploma meuw, maar haar hart vol vcrtrou dankbaar. Dat wei. Maar waarom vraagt u dat?" „Omdat",. zei hij hoonend, „dit nu juist ■redes het vonnis is, waarop hij jaxenlang :eeft gewacht. Jonas Picton haat chiruxgen, haat operaties. Zijn vrouw stierf op de opera- tietafel, zijn moeder op een dergelijjce wijze. Daarom wil hij het mes vermijden. Daarom gelooft hij nu in u. Weet u wat u nu bent voor hem op 't oogenblik? Het strootje, waaraan hij zich vastklemt. Nu, geluk er mee. Jonas Picton heeft u als dokter in zijn huis geroepen nu bent u zeker van uw car- rifere, maar volg mijn raad en wees ook een beetje zakelijk. Haai er den knappen chirurg John Wintermere bij. Dien kent u immers nog h£d goed van vroeger? Picton is er al- tijd nog bang voor geweest hem er bit te ha- len. Het is maar al te bekend wat winter- mere's antwoord is, waar het ruggemergs- aandoeningen betreft." De deur werd hard achter hem dichtgesla- gen. Het scheen wel alsof dr. Brock's voorspel- ling werd bewaarheid cn heel Tollford wist dat de jonge vrouwelijke dokter „geprote- geerd" werd door Jor ~s Picton. Als door een wonder kwamen de patienten van alle kanten aanzetten. Nog nooit was haar wacht- kamer zoo vol gewoest als dien volgenden wen, In Tollford gekomen. Zij had eens goed uitgvkeken, van tevoren gezien dat de stad niet rijk was aan medische hulp. Er was at- thans geen enkele vrouwelijke dokter en toch waren er bijna vierduizend vrouwen onder de employe's. En zoo was ze dan op een donkeren Fe- bruarid'ag in Tollford gekomen, had kamexs genomen in een hoekhuis, een bordje aange- siagen met haar naam en de spreekuren en.... had gewacht. Had maanden gewaclit. Want Tollford was conservatief. Ze hidden niet van vrouwelijke dokters, vooral niet de vrou wen-employe's. Allerlei dwaze verhalen deden omtrent haar de ronde; zij zou niet zoo vriendelijk zijn als „echte" dokters; zii zouden dikwijls flauw vallen van emotie en wat hadt je nu aan een dokter, die midden in een operatie van haar stokje viel1 Jonas Picton, de rijke industrieel, had moe- deloos en somber, van dr. Sylvia Crest hoo- ren vertellen en hij had gezucht. Als de be- roemdste aller dokteren de groote Steyne, er niet in was geslaagd een andere wijze van genezing te vinden dan het mes en zelfs die gevreesde behandeling liari aangeboden zon der de genezingszekerheid te kunnen geven, Wat voor hoop zou dan „zoo'n niciske" kun nen brengen? Zijn secretaris had hem haar eens gewezen, toen hij door Tollford reed. En toch, eens op een dag, toen de wanhoop hem sterker dan ooit te paleken had. had hij toch maar ora haar gezonden. En't was bij de jonge doktores juist op't oogenblik, dat ze den bodem van de schatkist zag- Geen won der, dat voor haar de zon vroolijker scheen en Tollford's bevolking haar opgewekter dan auders zag voorbijgaan. Toen ze terugkwam van't bczoek bij Jonai Picton, zat de eenige college, die haar bij haar vestiging in Tollford had welkoin gehee- ten, dr. Alan Brock, op haar te wachten. „Hoe maakt u het", begroette hij haar nieuwsgierig. ,.Hebt u het meisje gezien?" ,1k zag het kind", antwoordde Syvia. j,En Hij keek haar scherp aan, afwachtend. 'i Was als een uitdaging en als een bespotting tegelijkertijd cn't kosttc haar moeite hem te antwoordcn, tot ze zich bedacht, dat ook hij den bons had gekregen bit Jonas Picton. „Ik heb het kind gezien", antwoordde ze, „en ik geloof, dat het plaatselijk is, zuiver plaatsclijk; ik ben er bijna zeker van." „Dus u denkt dat het ruggemergslijden door een behandeling zal kunnen verdwijnen? Nou dan bent u krmpper dan d'e knapsten!" En hij ladite spottend. „Dat bedoel ik met", antwoordde ze ras- tig. „Maar na het meisje geheel te hebben onderzocht, kan ik toch werkelijk tot geen an dere conclusie komen, dan dat dat gezweli op den rug door massage en een paar andere be ll andclingen best zou kunnen verdwijnen. Het zou heerlijk zijn; wat is het een aardig ding!" Dr. Brock zweeg. „Ik vermood, dat Jonas Picton u bijna om uw hals is gevallen en u gezegend heeft?" vroeg hij grimmig. Ze keek hem vmvonderd aan. „Hij w&s dag. Toen ze den volgenden dag naar Jonas Picton's huis ging, kwam hij net met zijn au to thuis en begroette haar met bijna aandoen- lijke voortvarendheid. ,,Kom in mijn kamer, dokter", zei hij, de deur voor haar open houdend. „Ik wil graag met u nog eens over miin kleine Fay praten. Ik heb u nog niet verteld, dat ik indertijd den beroemden chirurg, dr. Steyne, heb geconsul- teerd. U weet vermoedelijk, dat hij de zaak van cen ander standpunt bekijkt dan u? Hij noemt de ziekte met een onmogelijk langen. en onuitsprekelijken naam en zegt, dat een operatie't eenige is, maar dat die zelden suc- cesvol zijn. En dan heb ik nog van een an- deren knappen snijdersbaas gehoord, een ze- keren John Wintermere. Kent u dien?" „Ik heb van hem gehoord", zei Sylvia rus- tig. „Nu, iedereen bepraat me om hem nog eens bij Fay te roepenik hoor, dat't een geweldig knappe kerel is; ik heb hem eens op reis ont- moet; ik vind hem alleen wat heel jong voor een specialist." „Dat mag geen overweging, noch een be- z.waar zijn, mr. Picton", zei ze kalm. „Ik weet dat John Wintermere de knapste chirurg is, dien we in ons land hebben." Picton's gezicht betrok. „Ik heb het niet op knappe chirurgen", zei lij kort. ,,lk verlang genezing zonder ,^nij- werk". U denkt het zonder cut te kunnen daarspelen?" Een kwart seconde weifdde Sylvia. Toen ceek ze hem aan. „Ja, ik ben zekik heb alle vertrouv^en, verbeterde ze, dat uw kind zal genezen." John Wintennere kwam. Ze had zdeft ige- staald voor deze ontmoeting met den man, dien ze liefhad1, en was dienitengevolge strakker en' koeler dan ze beddelde le zijn. Langzaam liep hij! door de lange kamer heen op haar toe en, 't was alsof de zes jaren geen verandering in hum verhouding hadden ge- bracht. IHSj was nog de professor en zij de stud;ente, hoewel zij voelae, d'alt ziji vlugger oud'er was geworden dan hij. „Ik ben blij je weer te zien, Sylvia," zei hij op zijn eigenaardig-zacbten toon. ,,'Dat is eigenaardig, dat ik in consult wordt ge roepen voor een van jouw gevallen. Vertel me ervan, wil je?" Zijn kalme toon, zijn vriendelijke stem, zijn Sylvia", zeggen dlait alles kalmeer- den haar onruiddeTliik, zoodiat ze ruStig het ziektegeval kon beschriivm. „Wat heb je aan Picton gezegd? Dat jou behandeling, zonder operatie, hier gene zing zou kunnen brengen?" Ze knikte. „Dus als mijn uitsnraak tegengesteld aan die van jou is, d'an...r' Ze haalde haar schouders op. „Als dat zoo is," zei ze, „zal ik alleen maar spijt hebben, dat ik den raad, dien je miii zes jaar geleden gaf, niet opvolgde" Nadenkend keek hij haar aan. „Het zou voor jou ellendig zijn", zei hij stil jik won, dat ik maar niet hierin was gehaald" „Maar dat is belachelijk," barstte zij uit. „Die peraoonlijke gevodens hebben toch niets te maken met dit geval nu." „Je hebt gelijk," zd tuj' strak. „Waar is het ;>at;entje?" Picton zat bdji't bed van zijn1 kind en trok zich tijldiene't ondferzoek in de kamer terug, Toen plotseling wendde hij zich tot Win- itermere, en vroeg hard': „nn) dokter, is een operatie toch noodig?" Sylvia's hart klopte snel 't was alsot ze flauw zou vallen. Wat zou voor haar het vonnis zij©? Ze wist wat zou moeten volgen op het vonnis. Haar oogen ontmoetteni die van Wintermere 1 zij schenen te smeeken om genade. En1 toch haatte zij zichzelf hier om. Want ze wist, dat er diep in haar hart slechts 6fau verlangen was, ten wensch: de ;ezondheid en het leven van dat jonge ding, at met een vreemden glimlach van den een naar den ander keek. „Nu?" vroeg Picton. „Wat is uw ant woord1, professor?" Wintermere scheen moeite te hebben tot spreken te komen. Een operatie is niet alleen noodig, maar Itomtra van Paul Trent. Uit het Engelsch door A. G. - Nadruk verboden. 29} Setty was er zich van bewust, dat vele oogen zich nieuwsgierig op haar vestigden, maar zij1 wist niet dat die alien bewondering iiittdrukten. Juist wilde zij zich naar de hall begeven om daar te wachten, toen een hecr haar aansprak. iHet was iMlarlk Lendridge en hij glimlaclite vriendelijk. „Als u het niet onaangenaam vindt aan mij!n tafel te zitten, ik ben alleen," zei hij met aandrang.. „Dat vind ik heerlijk" antwoordde zij le- vendig. Zijn avondtoilet zat hem goed- en zij ver- wonderde er zich over, dat zij. nooit had op- gemerkt hoe knap hij was. En hij dacht, dat hij nog nooit zoo'n stralende verschijining had1 gezien. iEn aldus zaten ziji tegenover elkaar. „Van avond zijn we niets anders dan een hcer en een dame," zei zij; aarzelend, „Er is geen Femamptou", zei hij bedaard. „En niet zoo iets als een aeroplane." „Of de motor daarvan." Beiden zwegen nu een oogenblik en1 keken elkaar aan. „Er is iets amusartts in dit soon van le ven," zei hij1 de restauratie rondkijlkende. „Voor een paar dagen." „En in geschikt gezelschap." „U vindt dus dat ik geschiikt ben ihier- voor." In manieren en voorkomen er voor gebo- ten „lk weet nidi goed of ik dit als een ootnt- aaf het gelukken, dokter", zei hij warm. „U zult het nooit berouwen, naar Tollford te zijn gekomen." In den eersten tijd scheen de zeventienjari ge Fay op te leven onder de nieuwe behandc- ing; het eucces was misschien meer nog te wijeten aan de prettige, opgewekte persoon- lijicheid van de jonge vrouwelijke dokter, die zoo gezellig met haar kon lachea en praten en haar gedachten afleidden van't voortdtuend zkk-zijn en bedokterd worden. Tot Sylvia na eenige maanden op een mor- gen haar jonge zieke met een wit gezichtie, strak van pirn, vond liggen en begreep, dat het onvennijdeliike gekomen was. Een groot gezv/el was vials naa;,: de kleinere zwelling gekomen en ook andere symptomen wezen op een algeheele verergering van den toestand. Toen ze Jonas Picton or, noette h gan^, volgde ze hem stil in zijn kamer. ,.Wie is de beste chirurg in cms land?" vroeg hij. ?,John Wintermere van Mercers Hospital* zei ze. (Hij knikte en verliet de kamer. Na een poosje kwam hij; terug. „Gaat u een beetje aien met Fay," vroeg hii vriendelijk. „Ik b dir. Wintermere grtelefoneerdi, die van- avond1 hier zal zijln." Met loodienbeenen liep Sylvia de trap op. Ze had het vonnis over haar doktersloopbaan gehoord. 1 "i !<*|'|fU de Ze was alleen; in d'e benedenfcainer, toen r zcu ze plknent moet opvatten. Vindt u niet diat de dames hier den indruk geven alsof zij voor niets anders gedachteni hebben dan voor pre' en vermaak Alleen vertoon menigcen van hen heeft moeilijk werk Verricht. Schijin bedriegit dik wijls. Wie zou denken, dat u beitel en hamer met zooveel bekwaambeidi weet te faantce- reni?" Daarover mag niet gesproken worden", ladhend. „Maar mijn handen beval- len mjj niet." „Uw handen zijn heel goed", zei hij be- slist. iBetiy wierp hem van ondter haar oogleden een snelleni blik toe. „Ik dachit er over naar een theater te gaan," ging hij; voort. „Laat ik u daarin niet weerhouden." ,,Ik zou u gaame meenemen." „Ik ben de vijand. Van iniddag bij de Luchtvaart Vereeniging „Ik meende, dat er zoo iets niet bestond Gaat u met mij mee? In dat geval huur ik een loge." „Welk een; fmitensporigheid P „Volkomen gerechtvaardigd. 'k Heb in1 jia- ren nieits uitgegeven. Gaat u mee?" „Ja, met genoegen." En toen zwegen beiden' weer. IHet kosttc Mark moeite zijto oogen van haar gezicht af te houden. Was zij er maar tevreden miee geweest met zoo te zijn als an dere vrouwen! Aangenomea, dat zij elkaar nu voor het eerslfc ontmoetcn zou hij d'an kans gehad hebben haar te winnen? Zijn bleed vloeide sneller bij: die gedachte. Deze pracbtige vrouw te wntsnen, haar in zijn armen te houden, haar lippeni te kusseni en haar hart tegen het ziine te voelen kloppen Had1 hij ondanfes alles kans haar fe win nen,? Hij- was em man en zij; een vrouw, die gewonmem moeat warden. Mi-ar het win- dnngend noodzakelijk", zei hij vast, „em ik zal dlaartoe moeten overgaan." 'eunde en ging zwijgend de fca- onmkyellljk dlaartoe moeten overgaan." kr< mer uit, Sylvia zag dim dokter alleen nog even v66r de operatie. Ze had haar hulp willen aanbiedm, indieni Wintermere verlangen Tiervoor had getoond, m'aar hij had naar hei: scheen opzettelijik haar hulp zelfs geheel on- noodig gemiaakt door te telefoneereni om een -assisted voor de operaitie. Zood'at ze dus alleen zat in de kamer haven, waar Fay haar gevraagd had 2X>o lang mogdijk te blijven en trachtte zichzelve onophoudelijk te troos- iten met de gedlachte, dat iedere dlokter we eens een verkeerde diagnose stelde, en da dit toch volsfcrekt geen redm was om een heel'e loopbaan voorgoed1 te doen mislukken Maar net was ook niet zoozeer wat de we- reld ervan zeggen zou, als wel het verloren vertrouwen in zich zelf, Sylvia Crest had geen vertrouwm meer in Sylvua Crest. Toeni ze de kamer uiicging, kwam ze Win termere op de gang tegen. Zij standen beiden stil, zonder iets te zeggen. Het was Sylvia, die't eerst de stilte verbrak, „Ik hoop, dat je succes zult hebbeni," zei ze zacbt. ,;ik hoop het," zei hij dof. „Giod weet da dit van een droom van zes jaren het meest ellendige eiod i3 dat ik me kan voorstellen Als het maar een1 ander was geweest dan Sylvia, jpist jij"... En kreunend hiji zich af Ze schuidde haar hoofd!. „Als ik ongelijk heb, teb ik ook heel erg ongelijk," zei ze. ,,En als jij gelijk hefct, zai ik er Godi mijn heele leven dankbaar voor zijn." Hij boog zdjcoi hoofd en ging zwijgend ver- der. Ziji vond Picton beneden in de huiskamer kalmer en vriendelijker dan ze verwachf had. Eta gedurende het wlgende half uur praatten ze samm over din-gen, die hen1 geen van beiden interesseerefcn. Onverwachts brachij Picton toen plotseling het gesprek op Sylvia zelf. „Dokter," zei hij, Jk weet dat u uw best heot gedaan voor mijn kleine meid en u hebt alles gedaan om deze maanden zoo gdukkig mogelijk voor haar te maken, en mij ook. Wat ik eigenlijk zeggen wou is, dat ik u al- l erminst iets verwijt." „Ik zal uw verwijt ook niet noodig heb- ;)en," antwoordde ze heesch. „Als ik't ver- ceerd heb ingezien, leg ik mijn praktijk neert'. ,,Uw praktijk neerleggen?" herhaalde hij, ,,Dan zou het dus voor ons beiden en trage- die worden?" Ze boog haar hoofd De deur ging plotseling open en beiden sprongem op toen ze John Wintermere za- jen bmnenkomcn in zijn lange, witte jas, die lilijkbaar net van zljta zware taak af kwam. Zdjn gezicht was strak cn Week en in stilte keek hij van de een naar den ander, v6Ar hij ,ets kon uitbrengen. „En... en... vroeg Picton op vreemden, loogen toon. John Wintermere knikte. Zwaar adiemend zei hij langzaam: „Uw dochter zal beter worden; ik geloof, dlat ze een flinke. gezonde vrouw zal zijn over eeni ge jaren." ,.Goddanik" stamelde Picton1 en verborg zijn gezicht in' zijn handen; zijn schouders trilden van emotie. „Ik wilde nog iets zeggen." Picton liichtte zijn betraand gezicht op.... iij keek naar den man in de witte jas, die strak naar Sylvia keek. „Bc wou dit nog zeggen," zei hij lang zaam, „djat ik, toen ik midden in de operatie was. ontdekte dat het niet noodig zou zijn geweest." -Niet noodig?" riep Sylvia. IHSj! knikte weer. „lk ben ervan overtuigdl, dat als dr. Crest haar behandeling had ddorgezet, uw doch ter geheel zou zijn genezen; zonder dat u tot het mes uw toevlucht hadt behoeven te nemen." Toen, zonder een woord te spreken; ging hij de kamer uit. Toen Wintermere en Sylvia eenigea tijd later den gelukkigen vad-er verlieten, liepen zij zwijgend! samen door dc stra-ten van 'i stadje. Eta toen de itijjd1 van afscheidnemen was gekomen, wendde Sylvia zich tot dan man oaast haar. „John," zei ze, „ik leg de praktijk neer." yiDat is een; goed idee," zei1 hij vroolijk. Hoewel je goed gezien hadt in dit geval, toch een1 goed1 idee. Ik werk voortaan voor jou! Jta, Sylvia Ze lachte zacht. „Lieve leugenaar, die je bent," zei ze cn kusSe hem. tot elkander staan Het spreekwoord „de een zijn dood is de ander zijn brood", opgekomen in deze maat- schappij, past bij deze samenleving. In het gewone leven van elken dag bestaait er geen naastenliefde en is het eenig doel van alien „winsi." Dit wordt vaak particulier initiatief ge- noemd, doch dit is slechts een mooi wooxd voor het leelijkste ding dat bestaait, n.l. dat men elkaar het 'Edit in de oogen niet gunit. Dit is intemationaal en nationaal waameem>- baar. Noch v66r, noch na den oorlog la er van vrede sprake. Het vechten geschiedf nu alleen maar op andere wijze. Wat noodig is om te leven wordt door ar- beid verkregen. Kapitaa! en arbeid zijn de bedde factoren, die iets nieuws kunnen voort- brengen. De kapitalist als zoodanig heeft echter met den arbeid als zoodanig niets te maken. Spr. zou wel eens willen vememen met welk zedelijk recht iemand, die een stuk grond heeft en dit verpacht een deel van het voort; man ibrachte kan die den moed en. Spr. kent cie- eeft, dit rustig door te ProYinciaal Nieuws UIT BERGEN. Lezing J. Duys. In de „Rusteade Jagert'sprak de hear J. Duys, lid der Tweede Kamer, Woensdag- avond in een door de afd. Bergen der S.D.A. P. belegde vergadering over den politieken toestand. Wegens afwezigheid van- den vooratter, den heer Den Das, werd de yergadericg ge- opend door den heer A. Prins, die in zijta openingswoord zijn teleursteilkng unsprajk over de geringe opkomst, d!le hij meende te moeten1 toeschrijven aan de warmte. De heer Duys, het woord bekomende, ving aan met te verklanan, dat hij met het oog op de wainnte diibmaal genagd was, de thius- blijvors gelijk te geven. Spr. meende good te doen met het oog op de gewenscnte korthedd slechts die prakoache politieke zaikien te behaudclen, als militarisme, de sodale verzekermgsvvetten en de crisis- schulden. iHet gaat bij ons niet am het kamcrzeteltje weer in te huren Het deelnemen aan den po litieken. strijdl, aldus spr., is voor ons, eoc. dem., heel wat anders als voor de burgerlijkE partijen, waarvan wij ons in de gromdtoegim ;-e]en onderscheiden. De andere parbjien aauvaardien de grond- slagen van de maaischappij, waarid wij le ven. Wij oordeelen, dat deze maatsdiappij al le redelijfcheid mist en zedelijk niet te recht- vaardigen is, omdat wij meenen, dat wij men schen moesten kunnen zijn. Econoraisch gosprcken zijn wij maar din- gen. De groote strtjd, die dte Soc. Dem. vocrt is: te bereiken, dalt de mensch werkelijk weer mensch krya zijta. De grondslagen van deze samenleving zijn van dieni aard, dat wij: geen menschen kunnen zijn, omdat wij in tegenstalling van belangen denken en conseouente conclusies te trekkcn. Arbeid en kaprtaal verhouden zich op pre- cies dterelfde wijze als kooper en verkooper. Arbeider in1 maatschappelijk opzicnt i3 ieder, die niets anders bezit d!an zijn geesteilij- ke of licfaamelijke atabeidskraidit en die moet verkoopen om te kunnen bestaan. De bezi tiers van het fcapitaal hebben de arbeidskradit noodig om die te kunnen koo- pen. Daard'oor staan de bezi iters van het ka- pitaal en van arbddakraciit in de grootst mo- gel ijke tegenetelling van belangen tegenover elkander en is verzoening tusschen beide niet mogelijk. Niet omdat de menschen zoo sledit zijn. Wij strijden niet tegen den ikapitalist als persoon, maar tegen het stelsel, waardoor de menschen hun mcnschelijkheid in boeten. Dit ligf in den aard der dingen. De maat- scfaappij heeft den mensch niet noodig, doch koopt slechts het magazijn van arbeidskradit van den mensch De arbeider is er met het verkoopen van zijn arbeidskradit zelfs slechter aan toe dan de verkooper van goederen, omdat hij: de ar- beidskracht van gisteren niet meer kan ver koopen. Zijn koopwaar wordt met den tijd ge- meten en vervliegt dus mot den tij<f. Loonderving beteokent voor den arbeider onmiddellijk gebrek voor vrouw en huisgezin. Wanneer de winkelier met zijn goederen is uitverkocht is hij binnen, terwijl de arbeiaer als hij is uitverkocht, er juist buiten staat. Applaus. Het zijn onze ouden van1 dagen, die dit die- monstreeren. I.eert men het kapitalisme als stelsd ken- nen, dan ontwaart men, diat het geen zid, geen geweten heef1. |V66r 50 jaar werdani de Jdnderem van 5 en 6 jaar nog in de aardeweik- en tertielfa- briekan uitgebuit De zieken werden aan hun lot overgelaten en dat in een maatschajipaj, die was opgebouwd onder de leuze van1 die Fransche revolutieVrijheid, Gelijkheid en Broderachap, welke revolutie de ievoluitie was van het opkomend groot kapitaal, waarvan wij thans de ineenstorting beleven. Onze ouden van dageta, van wier atbdd wij profiteerea, werden aan hum lot overgeTai- teen of kregen als buitengewone gunst een ondersteuning van een of ander anrtbestuur. Spr. betoogde nog door het geven van voor- beelden, dat alle. geroep over liefidadigheiiid slechts waarde -heeft 5ta gevallen, waar de oar- zaken van een ramp onafwendbaar waren. In de wereld is niet veel overbodigs, maar dd kapitalist was absoluut ovcrbotiig. Spr. heeft het niet over den kapitalist dte werkt, maar over den kapitalist, die niet voortbrengt maar wel consumeert Door het in handen houkfan van de politie ke staatkundige m'acht en1 de kliassewetgeving wist de kapitalistische klasse de arbeidOnde klasse or onder te houden. De door de bezit- tende klasse geprediikte Vrijheid; Gelijkheidl en Broederechap was niets dan een ledige vaaa terwijl btai er juist op sackonst wat er in zii. Voor de kapltah'sten fcetsikende het niets anders dan het niet gehinderd willen worden nen zou niet gemakkelijk gaan; Slechts door een middcl en dat was haar wil voor den zijtae te doen buigen. Zij moest tot het in- zicht komen, dat :hij haar meester was em hij zou daif bewerkstalligen. Er zou hun beiden veel bitterheid en lijden wachten, maar de belooning zou dat waard zijn. Haar in zijn armcn te houden haar oogen vol liefde en vurig verlangen! Haar trotschen nek gebogen te zien, als zij zich overgaf. Die dag zou aanbreken en hij wilde niet in zijn voornemen wankelen. (HDOFDSTUK XXIII. Betty vergat voor eenige uren werkelijk dat er zulk een plaats als Ferhamptou be- stond. Zij lachten en praatten vroolijk sa men en schonken veel meer aandacht aan el kaar dan aan de voorvallen op het tooneel. Mark bleek een allerprettigst, onderhoudend Bovendien drukten zijn oogen opi eerbiedige bewondering uit. iHet speet beiden toen de voorstelling was afgeloopen. ,.Ik zal u. naar uw hotel terugrijden. Ik kan dan met de taxi verder gaan," zei hij: toen zij uit het theater kwamen. „'k Zou eigenhjk wel graaag wat gebrui- ken." „Zullen we dan ergens gaan soupeeren? deed! hij volijverig aan de hand en zij glim- ladhlte toestenuuend. Beiden zagen er tegen op aan hun genot- vol samenzijn een eind te maken „En mor- gen," opperde hij, toen het tijld was om te gaan. „Mcrgen is er al -— met zijn Luchtvaart Vereeniging." „En Churstons?" „Eto Cro&bj''s", zei zaj met plotsriingen ernst. voor die wet, he on'gelijMieid een „Deze avond' is een droom geweest. De werkelijkheid komt nu terug." ,Ja de werkelijkheid.. „Wij strijden een grimmigen strijd," ging zij mat voort. „Wij moeten' strijden. Het is ons noodlot." „Ja, wij moeten strijden. En ik neem mij: voor te winnen F' „En ik," zei hij kalm. Zij keken elkaar aan. Haar blik was even vast als de zijtae en drukte evenveel vastbe- radenheid uit. ,Ja, ik zal winnen. 'Ik heb uw hersencn verloren, maar u is gebonden in uw hande- lingen door Jtalian Crosby. Ik ben een vrije vrouw en; daarom ben ik u de baas." „Is u wel zeker, dat u vrij is?" vroeg hij streng. „Ja", antwoordde zij: uitdagend. „Volkomen?" hcrtiaalWe hij. ,,Ik zal u bestrijden met elk wapen waar- over ik kan bcschikken cn ik zal winnen. Ik kan niet veriiezen." „U heeft veel zelfvertrouwen en 11 is zeer trotsch op uw kradit. Maar die fcracht wensch ik te breken". „Geen enkele man zal dat ooit doen." „Nliet bepaald uiw kracht eerder uw wil. Ik wensch meer een echte vrouw van u te maken; 'k wensch u vrouwelijk zwak te zien." 'Betty ladite, maar dat klonk niet vroolijk. De zachtheid was uit haar gelaat verdwe- - Haar lippen waren stijf opeengeklemd toen ziji zich omdraaide. „Goeden nacht en ik dank u." „Ik ben u dank verschuldigd, want u heeft u van een zijde doen kennen, waarvan ik gedroomd heb." „En u van een zijde waarvan ik niet ge droomd heb. Vaarwel." „En ik zeg: Gocden nacht." JEn -ik* herhaalVaarwel." in de uitibuiting. De werd door de econc phrase. En de broederechap uitte zich niet lamger dan Zondagsmorgens in die kerk. Toen deze maatschappij zijn hoogtepirnt had bereffkt, ging men elkander te lijf, sloeg men elkander de fcop in, nadat het vo-lk door onderwijs en de courantem rijp was ge- maa/kt voor den broedermoord. „Goedem naohlt, lieveling." IDai laatste woord werd gefluisterd, maar haar vlugge ooren riedien bijna wat hij zei en haar gezicht werd door een donkeren bloe overtogen. Maar die verdween spoedig en ziji werd1 zeer bleek. Ziji zei niets meer doch wendde zich af en begaf zich naar de lift. ,,-Ik geloof, dat ik haar getroffen heb," be- reaeneerde imj! veriieugd bij zichzelf toen 'hij wegreed. oodra Betty haar kamer had bereildt, be- gon zij! zich in a'llerijl te ontkleeden, dodh plotseling hield zij daarmee op en drukte haar vingers tegen haar oogen alsof zij de tranen wilde terugdringen. Waarom schreide ziji? Was d:at van wege de beleediging? hij had haar lieveling genoemd. IHet was voor het eerst, dat zij een liefkoozend woord van een man had ge hoord. Aan niemand was ooit een kans ge- geven haar te naderen. Ziji had hem geen kans gegeven en toch had hij gcdurfd. Lieveling! Het was het woord1 van een minnaar en de man die het had geuit was haar vifand. Wel is war aileen in zaken, maar die zaken waren van het grootste ge- wicht. Het wel zijn van „Churstons" was het eenige doel en1 de eenige eerzudit van haar leven. Had hij mei! haar gespeeld? Strafte hij haar voor het verleden? Zij had er op gezin- speeld, dat hij een minnehandel had met Julia Moyle. Had zij! dat indertijd ge- loofd? Zoo ja, dan hadden dezelfde lippen, die zij meende, dat Julia Moyle lieveling hadden genoemd hetzelfde teedere woord tot haar gericht. Wat een zottin was zij geweest om1 aan dezelfde tafel met hem; te zitten 1 Waarediijnlijk had hij zich slechts geamu- seerd en ladite nu om haar onnoozelheid. Zij waren bijna in een hofmakerij vervallen, zij was nooit op zoo'n faxoiliairen voet met eenig man geweast. (Woi«it vervolgd). iJ. t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5