Aikmaarsche Gourant
De Ghurstons.
Een schandaaltje aan boord.
Woensdag SI Mei.
F e u i 11 e t o n.
Economische zwerftochten.
Weesbols or Gezlnsverplegiiig.
Xff. 127. 1922.
Honderd Oris en Twintigste Jaargang.
Naar *t Engels/ch van Owen Oliver,
door T. de R.
De dokter (als de boot uit Southampton
vertrekt),,Wel, mrs. Golighthy, dat is een
genoegeni, Neem, niet z66 heel onverwacht,
want lk had uw naam al gezien op de passa-
gieralijst een paar dagen geleden. Wat wilt
u? Dat ik u het een en anaer vertel over de
menschen aan boord? Ik ken er nog niet veel
van. Voor wie interesseert u zicb het meest?
Die lange man met zijn Panama-hoed? Dat
is Westley, de schrijver met wel veel toekomst
voor zich. En dat aardige vrouwtje met het
rood haar? Dat is mrs. Fernleigh, een vrouw
met een verleden. Ik denk, dat ze niet ouder
dan acht en twintig jaar is. En dat meisje in
dien grijzen mantel i Dat is een miss Vane;
zonder verleden; zonder toekomst; die eigen-
Idjk wacht op mr. Westley. Ze wou wel graag,
d'at hlji met haar trouwde, of beter gezegd,
haar moeder wil het. Kijk maar eens naar de
oude dame."
Airs. New (den tweeden dag van de reis)
'Goeden morgen. O ja, dank u. Ik ben veel
beter vandaag. Wie is toch die mrs. Fern
leigh, over wie iedereen praat? Er is heel
weinig aan haar te merken, als je haar zoo
ziet. Ze zeggen, dat ze vues heeit op mr.
Westley. Maar eigenlij'k past geen enkele
man bij een vrouw als zij. Ik zal wel zorgen,
dat Charlie niets met haar te doeni krijgt.
Mr. Chatterion (vertrekkend uit Madeira):
..Hebt u gezien dat mrs. Fernleigh door mr.
Westley mee aan wal is genomen? Ze heeft
er ook niet veel tijd overheem laten gaan, he?
't Is merkwaardig, wat een nil een man soms
is. Ze zeggen, da t bij de schrijver van de toe
komst zal zijn. Misschien is het dat wat
vrouwen zoo in ihern aantrekt. Ik zie niet, wat
de menschen aan hem vinden. Mij zegt hij
niets. Daar heb je nu dat aardige, Meine
meisje, miss Vane. Die heeft het op hem
voorzien! En ze heeft niet de minste kans ver-
gelekeni bij dat mensch Fernleigh. Ik begrijp
ook heelemaal eigenlijk niet wat er is; maar
iedereen zegt, dat er heel wat op haar aan te
merken is. zie zeggen, dat haar man dood is.
]a, ze ziet er rustig en eenvoudig genoeg uit,
dat ben ik met u eens.
Miss Ould (den zesden dag aan boord)
Wat zegt u? Mrs. Fernleigh een vriendin
van mij!? De hefmet beware me! Och eigen
lijk weet ik niets van haar af en vind ik haar
op zichzelf heel aardig. Maar de reacn,
waarom ik dezen morgen zoo lang met mrs.
Fernleigh stond te prate n, was om haar een
beetje af te houden van Westley en die aardi
ge miss Vane een klein kansie te geven. Hoe-
wel hij haar ten slotte nog beter zou kunnen
trouweun dan die andere. O, ik ken hem aj
v,an zoo klein af en ik houd van hem. En tooh
heeft die mrs. Fernleigh wel lets aaTdigs ook.
Wat hij ook deed, ik denk, dat het niet haar
schnld is geweest. Neen, wat het eigenlijk, ge
weest is, daar ben ik nooit achtec kunnen ko-
men, maar het zou toch heel ongeschikt zijn.
aks ihij haar trouwde. O kijk daar gaat
minder hard leven wenscfrt dan u Beht gehad.
Arme, oude moeder! Bent u ooit vexlietd ge
weest, moeder? Ik weet heelemaal niet of
kapitein Spurway rijk of aim is, maar als hij:
mij vraagt, zeg ik zeker: ja! Heusch, hoor,
't kan me niets schelen, wat u zegt."
Majoor Oemeraal Bom-pas (op den tienn
don avond van de reis)„Hoor eens, West-
ley; ik moet eens even een woordje met je
spreken. Ik ik ben nog met je vader op
school igeweest en enne.... je bent druk be-
een mal figuur te slaan met die vrouw.
een walvisch of was't een schildpad. Ik wou,
dat ik't eens aan een van de officieren kon
Vane (op den achtsten avond van de
reis, terwijl ze bezig is haar haar los te ma-
ken): „Waarom bent u toch zoo boos, moe
der? Floe kan ik dat nou wetcn? Nou goed
dan, ik weet het wel. Maar ik hen ook mis-
selijk van altijd dat gezeur over mr. Westley.
Ik had vier dansen met kapitein Spurway en
het souper en ben daarna, tot de lichten uit-
gingen, naast hem op het dck blijven zitten.
En als ik dat prettig vind, doe ik het t6ch
weer Wat kan die Westley mij nu schelen.
Het kan best zijn, dat hij een man van toe
komst is, maar in elk geval toch met voor
mijn toekomst. Ik ben integendcel dankbaar
aan die mrs. Fernleigh, dat ze u nu eindelijk
.afbrengt van dat wanhopige plan om mil met
Westley te laten trouwen. Ik begrijp wel, dat
u het allemaal voor mijn bestwil bedoelt; ik
weet wel, dat we elkndig arm zijn en dat we
altijd; arm geweest zijn en dat n voor mij een
I at zeg je? Ben je oud genoeg om jezelf te
passeni? Och? Laat ik je dan zeggen, dat ik
wel eens rneer cent man heb gezien van over
de dertig, die een mal figuur sloeg. En nog
wel eens ouderen ook, als ze te maken kregen
met een vrouw als mrs. Fernleigh. Hou toch
je mond meneer! Wel allemachtig, wie heeft
er nu gelijk jij of ik? Wees er maar van
overtuigd, dat ze al, toen ze aan boord kwam,
van plan was je te vangen. En als je nui je
fatsoen niet kunt houden, is't heelemaal niet
eens noodig, dat ik je tegen praat.Als je eens
hadt gehoord, wat mem over haar vertelde in
Simla. Je zeker, meneer, ik, zal me in't ver-
volg wel met mijn eigem zakem bemoeien. Jon-
ge ezel, ezel, die je bent!"
„Er is niets met den jongen te beglnnen,
Mary; als een vader heb ik met hem gespro
ken, maar hij! stoof dadelijk op. Wat of ik ge
zegd heb? O, ik geloof ja, ik weet't eigen
lijk niet niets, geloof ik."
Kolo/wl Rule (op den elfden dag)„Ja ze
ker, ik kem de verhalen, die omtrent mrs.
Fernleigh de ronde doen heel goed. Ze is ge-
trouwd geweest met iemand in Indischen ci-
vielen dienst, die mislukt is. Nu is hiji dood.
Het was heelemaal geen kwaje kerel. Ik ge
loof, dat er op de anderen even goed veel viel
aan te merken; maar hijl werd ontdekt. Ik
weet ook, dat de menschen haar daarmee
verbinden, maar dat is eigenlij'k zonder eeni-
gem grond Zou er in IncSe een jonge, knap-
pe vrouw zijin over wie "niet wera gepraat?
Naar mijn vaste overtuiging is er meer tegen
haar gezondigd, dan dat ze zelf zondigde.
Hoe het ook zij, het leven is sindsdien zwaar
en hard genoeg voor haar geweest en ik
weet verschillende dingen van haar, die haar
eer aandoen. Ik zal haar zeker niet negeeren.
En als Westley met haar trouwt, wat ik hoop,
dat hiji niet zal doen, zal ik hen zeker be-
zoekeni!"
Mr. Vyse (in het r.ook-salon op den twaali-
den dag van de reis)„Als je nu bepaald
wilt wedden, dan wed ik om een tienije, dat
binnen een week mrs. Fernleigh zich met
Westley verlooft. Vanaf dat we uitzeilden,
heb ik ze in 't oog gehouden. Ze is handiff
hoor en hij een knappe vent, maar zelfs de
knapste kerel kan't niet uithouden) tegen een
vrouw als zij. Westley ook niet. En ze zal
hem wel krijgen, zoo zeker als tweemaal twee
vier is!"
De ftdntlnistraieur (den! dokter tegenko-
mend, die mrs. Golightly,e kussett, boek,
waaier etc. etc. naar haar hut heeft gebracht,
op den deitlenden avond van de reis) „Zoo,
dok, hoe gaat bet? Wat is er? Trek in een
sigaret? Nou man, de oogst van verlovingen
zal groot zijn op deze reis, let op mijn
woorden. Ja, ja, en dan die Spurway-Vane
geschiedenis! Een handig, aardig ding dat
meiske! Begonnen om zijn geld en nu Fen
slotte nog verliefd op hem geworden ook!
Dat is twee vliegen in een klap!
Maar met Westley heb ik m'edelijden. Hij
is heusch een goeie kerel, met een toekomst
v66r zich. En nu is dat natuurlijk voorbij,
maatschappeliik gesproken dan altijd. Waar-
achtig, dok, ik geloof niet, dat er van die mrs.
-ermeigh eigenlijk iets slechts is te zeggen.
Wij zien heusch genoeg vrouwen om dat nu
eindelijk wel te kunnen zien. Een vrouw met
!)ultengew»on veel charme en beter en fijner
dan de meesten lijkt ze me. Maar als hij haar
trouwt, is hij een' idioot!"
Mrs. Qollghtly (in een dekstoel, die heel
dicht bij een anderen dekstoel staat op den
veertienden avond van de rei=),,St! Heusch
dokter, u inoet voorzichtig zijn. Als iemand
ons eens zagIk zei niet, dat ik't niet heer-
lijk zou vinJen, maar dan niet meer dan &n,
danIk zei irnmers: maar 6en? O daar
komt iemand. Toe, zeg nu eens wat praat
over iets willekeurigs. (met verheffing van
stem) Ja, is de maan niet prachtig van-
avond? Wat een eigenaardigen vorm heeft
die wolk, he? (fluisterend) t Is Westley en
„die \touw"! Ik was al hang, dat ze van
plan waren hier te gaan zitten. Is het niet
Roman van Paul Trent.
Uit het Eaxgelsch door A. G. - Nadruk
verbodien.
33)
„Voortgegaan met onzen motor fabricee-
ren" antwoorddde zij, kalm.
„Miaar als die nieuwe Lendridge is, wat
men beweert, dan zullen we moeite hebben
den onzen aan den' man te brengen", bracht
hij in het midden.
„We moeten ons nu intusschen weren en
trachiten zooveel mogelijk bestellingen te
krijgen, zelfs al moeten we met een lageren
prijs tevrcden zijn."
„M,aar dat is een slcchte politiek."
„De eenige manier, die ik er op weet."
Het overige van, de week bracht ze veel tij< i
door in het lokaal voor proefnemingen. en
hield ze voortdurend besprekiagen met den
chefmonteur. Sylvester was op zijn manier
iemand van beteekenis. Hij had weinig of
geen' opvoeding gehad, maar bezat grooten
aanleg voor werktitigkunde. Toen Betty voor
het eerst op het tooneel was verschenen had
hij haar met den grootsten .argwaan be-
schouwd. Als verstokte oude vrijer hield hij
de vrouwelijke sekse voor een noodzakelijk
kwaad. Hij had op haar ikennis en bekwaam
heid met goedimoedige vroolijkheid neergezicn
maar toch was zij ailes wel beschouwd, zijn
meestercs en betaalde hem1 zijn loon. Haar
technische en wetenschappclijke kennis nood-
zaakten hem edhter van geziditspunt te ver-
anderen. Hij bego® voor haar als werktuig-
kundige respect te krijgen en het duurde niet
lang of 'hij mocht haar ook om haar persoon
gaarne lijden.
'Sinds haar terugkomst uit de stad had
Betty tevergeefs haar hersenen Ingespannen
om; een belangrijke verbetering te bedenken
in den Churston-motor. Waarom zou een
vrouw niet evenmin iets kunnen uitvtnden
als eeni man 'als Mlark Lendridge/i)
meer d!an .Shocking", »56 als ze hem aan
lijntje houdt? Ze zal nog maken, dat hij met
haar trouwt. Ik dacht neusch, dat zij niet
verliefd kon wordeni. O, daar heb je mrs.
Taylor! Als ze maar niets heeft gezien, maar
tegen een witte japon zie je een zwarte vrouw
zoo!"
i De kapitein (na de laatste, d'e derde, gods-
dienstoefening op den laatsten Zondag van
de reis)„Neen, meneer, ik luister nooit naar
verh.alen ovei schandaaltjeB aan boord. Mrs.
Fernleigh is een passagier en' heeft daarom
recht op ridderlijkheid van alle officieren.
Niets dan rookkamer-kletspraatjes, natuur
lijk rondgestrooiid1 door mannen, die daar zit
ten kaart te spelen inplaats van mijn dienst-
orders op te, volgen. Zoover tic kan oordee-
len, is mrs. Fernleigh een aantrekkelijke
vrouw en een volmaakte dame. Ze zingt heel
goed en het is een genomen haar te mogen
begeleiden op de fluit. En in mijn kinder-
lesuurtjes toont ze veel belangstelling. Bo-
vendien is het mijn vaste stelregel, nooit aan
kletspraatjes geloof te hechten.
Wat? Denkt u dat Westley met hahr zou
trouwen? Hemel, bemel nog toe! Ik zou
voor niets ter wereldi willen, dat dat aan
boord van mijn schip zou gebeurea. Ik heb
zijn vader gekendi! Natuunijk weet ik wel,
dat er niets op haar is aan te merken, maar
toch
De Vrouw (met haar hand hem van zich
afhoudend. Op den laatsten avond van de
reis. Alle lichten uit. Maantichi en sterien en
opspattend, wit schuim): „Zeg het niet! zeg
het niet! Ja, ja! Ik weet wat u wilt gaan zeg
gen. Maar het is onmogelijk, het kan niet!
Neen, omdat ik je liefheb. Ik denk, dat ie dat
nu wel weet. Dat was het wat hij deed. Ja
zeker je hebt't alles goed gehoord. Maar
wat ze van miji vertelden, dat heb je niet
herhaald. Natuurlijk weet ik Wel, dat 'je het
ook niet gel oof t en weet, dat het een' leugen
is! Iemand, die mij kent, die mijn vriend is,
kan niet anders dan-weten, dat het een leu
gen moet zijn! J a, ja, lieve jongen, ik weet
het wel. Je hebt dat immers al bewezen door
mij te vragenj je vrouw te worden en ik ga
let je toonen door je dat te weigeren! Frank,
leusoh, als je me werkelijk liefhebt, heb dan
medelijden en vraag het me niet nog eens. Al
zou je het me duizend maal vragen, ik zou
toch blijvent weigeren en je weet met, hoeveel
pijn dat doet, hoe dat kwetst! En ik weet, dat
het jou ook wondt, Frank; maar als je me
trouwde, zou het je nog erger pijn doen! O,
nu denk je, dat je niet geven zult om de
praatjes; maar mannen zijn laf, Frank, zelfs
de besten: je zoudt het mij later verwijten,
Heusch, Frank, het is niet omdat ik het beter
wil weten dan jij. Het is wat iedereen, die
jou liefbeeft. je zou raden. Vraag het dan
aan je moeder, als je in Kaapstad komt.
Neen, ik kan onmogelijk beloven, dat ik me
bij haar beslissing zal neerlegjgen. Ze kon
zich wel eens door jou verlangen laten bein-
vloeden. Nu goed dan. Als kolonel Rule en
je moeder beiden mij raden' wel met je te
trouwen, zal ik het doen! Maar, o lieveling.
dat zullen ze nooit, dat zullen ze nooit!
Vaarwel!"
De Man (een maand later): ,,Zie ik eruit
of ik zit te peiozen? Heusch? Ja, wanneer
een man al een week getrouwd is, begint hij
de geweldige verantwoordelijkheid van zijn
daad te beseffen. Liefste! Ja, ik zat te pein-
zen! Over de denkheeldige deugdeu, die jij
mij toeschrijft! Mischien heb ik ze onbewust.
Of ik ooit heb gelogen? Neen ik geloof
niet meer sinds ik een man ben geworden.
Weet je, een maand geleden had ik biina een
leugen verteld. Ik zou er een verteld hebben,
Lucy, vrouwtje, als mijn moeder en de kolo
nel beiden iets anders hadden beslist. Ik zou
je zeker hebben gezegd, dat zij mij hadden
?.angeraden met je te trouwen als zij zelf het
je niet hadden gezegd. Omdat jij1 de liefste
vrouw bent van de heele wereld!"
diet, terwijl juisf ook het erediet rfatgene
wat de banken als noodzakelijken schakel in
het ruilverkeer heeft opgeroepen. Crediet is
een begrip, dat zoo algemeen gebruikt en be-
kend is, dat men' wel mocht meenen, dat
iedereen het wezen van het crediet zou ken-
nen. Toch is dat niet het geval, en wij zul
len dan ook eenige oogenblikken wijden aan
de opsporing van dit wezen. Crediet is afkom-
stig van het Latijmsche werkwoord „credere",
wat geloof beteekent. Wanneer nu iemand aan
een ander eeni zak koffie levert, en1 die ander
zegt, dat hij den zak niet kan betalen op dit
oogenbli'k, dan staan den leverancier twee
•vyegen open, n.L: hij kan den zak terugne-
men en hem aan een ander verkoopen, of
wel hij laat zijn afnemer den zak houden,
omdat hiji het vextrouwen1 heeft, dus gelooft,
dat de ander te gelegener tijd, die tegenwoor-
dig altijd, of bijna altijd van te voren wordt
vastgesteld, zal betalen. 'Hadden nu alle
grossiers in koffie. thee, tabak en alle mo-
gelijke andere artikelen, steeds voldoende
contanten om bun afnemers 1 h 3 maanden
crediet te verleenen, dan zouden de banken
overbodig zijn, althans wat dien tak van
het ruilverkeer betreft. Maar de grossiers
ziin niet zoo gelukkig, met het gevolg, dat
zij 6f steeds h contant moeten verkoopen.
wat niet goed' door te voeren is, 6f zelf cre
diet moeten nemen. Dit kunnen zij vcrkrijgen
bij de banken. De banken zijn ook geen! phi-
lantropische instellingcn' en als zij. niet reeds
meer zaken hebben gedaan met een gros-
sier zullen zij hem met eerder gelooven, dan
dat hij de bank eenige zekerheid heeft ver-
sdnaft dat deze weer .aan haar geld komt. Zij
verstrekt fern dus geen ongedekt crediet,
maar wil onderpand. Dit onderpand kan be-
staan in het in bewaring geven van effec-
ten, het credeeren (is overdragen) van vor-
deringen en vooral het verdisoonteeren
(is verkoopen tegen contante waarde) van
wissels en promessen, in 'it algemeen dus van
handelspapier.
Vooral deze laaiste creddetverleening wordt
zeer veel toegepast, daar zij op een zeer
juiste en' eenvoudige gedacbte berust, n.l.
deze: iDoor het verdisconteeren van' wissels
wordt het bedrijfskapitaal van den grossier,
zoowel als van den aetailhandelaar vergroot,
terwijl tevens een onnood'ige betaling wordt
voorkomen'. Immers de grossier, of meer in't
algemeen' de schuldeischer verzoekt den
schuldenaar over zekeren tijd, op den wissel
vermeld, aan een derde (meestal schuldeischer
van den grossier c.s.) eon op den wissel aan-
gegeven bedrag te betalen. Dit geschrift
gaat naar den betrokkene (d. i. de schulde
naar), die het accepteert, d. w. z. aanneemt
te voldoen' aan het verzoek van den trekker.
Heeft deze direct geld noodig, dan gaat hij
met den geaceepteerden wissel naar een' bank
of een zijner vrienden, die juist geld heb
ben, en' de wissel willen' koopen, aan wie hij
dan deni wissel „endosseert", d. w. z. hij ver-
meldt op de rugzijde,dat hij den wissel heeft
overgedragen aan den met name genoemden
endossanit. Zoo kani dat heel lang doorgaan,
zoo lang, dat de rug van deni wissel niet lang
genoeg is en er een „allonge" (is verlcng-
stuk) a an gemaakt moet worden. Komt de
wissel dan ten slotte bij een bank terecht, dan
is deze zeer verheugd, als zij veel endosse-
menten ziet; waarom, dat zullen wij de vol-
gende m'aal nader besdhouwen.
Het bankwezen.
I.
•Het is geen willekeur, dat de vraagstuk-
!cen van het bankwezen onze a and acht trek-
ken, naidat wij' de Industrie in haar tegen-
woordige ontwikkelingsstaddum hebben. be
schouwd. Er bestaat daarvoor een zeer goede
reden, en wel deze, dat de industrie nooit
haar tegenwoordige vlucht bereikt zou heb
ben, indien zaj niet ware geholpen door't ere-
deed' verschillende denkbeelden van betrek-
icelijk geringe beteekenis aan de hand, die
Sylvester alle kortai verwierp als nutteloos.
En nu, terwijl zij doelloos voortliep en
haar brein afimatte, scheen zij een ingeving
te krijgen, die haar een kreet van vreugde
onflokte. In1 een oogwenk had' zij' notitieboek-
je en potlood' voor den dag gehaald en
maakte snel berekeningen. J.a, zij geloofde,
dat zij eindelijk op het rechte spoor was en
spoedig was zij overtuigd, dat zij op een
idee was gekomen, dat een zeer belangrijke
verbetering zou kunnen beteekenen voor haar
motor. Zij verlangde naar Maandag om er
dan met 'Sylvester over te kunnen spreken.
Haar gedach'tengang werd afgebroken
door een stem. Mrs. Lendridge riep haar en
Betty kwam plotseling tot het besef, dat zij,
dicht bij Mark's woning was.
„Welkom miss Churston.. Ik ben heel al-
leen. Wil u niet binnenkomen en een
thee met mij drinken?" vnoeg mrs. L
glimllachend.
Betty aarzelde, doch slechts cen oogenbhk.
Zij hield werkelijk van deze lieve vrouw.
Geen» der beide dames scheen lust iot praten
te hebben, doch eindelijk verbrak de oudste
vrouw het stilzwijgen.
Kunnen we geen vrienden worden, miss
Churston? Verhindert dat den wedijver in za
ken tusscheni u en mijn zoon?" vroeg zij ein
delijk.
k Zou graag vriendschap met u sluiten;
ik heb niet veel vrienden," antwoordde Betty
hartelijk.
„Dat is dus -afgesproken. Tk heb altijd veel
van jonge meisjes gehouden. Het noodlot
heeft me een' leelijke poets gebakken door me
niet evengoed een dochiter als een zoom' te ge
ven. Mlark vertelde me, dat hij u in. Londen
had ontmoet. Hij scheen zich best geamu-
seerd te hebben."
„Misschien is het beter niet over uw zoon
te spreken," zei Betty zenuwachtig.
Even na de komst van Betty verschenen
Janet en Mark. In het eerst was er iets ver-
legens in. hun. houding tegenover elkaar,
maar dat verdween spoedig. 'Betty scheen
Provinciaal Nieuws
UIT SCHOORL.
(Vervolg raadszitting).
De heer den Das vond de gezinsverpleging
beter geschikt voor meisjes dan voor jongens
Van hieruit gaan ook jongens naar de ondcr-
wiisinrichtingen te Alkmaar, omdat ze hier
gehuisvest zijn. Wanneer dit niet het geval is,
dan is het toch het beste ze te huisvesten in
de plaats van de onderwijsinrichtingen, an
ders gaat er veel tijd verloren. Waren het
meisjes gpweest, dan zou spr. het onder-
brengen in gezinnen alhiei meer gewenscht
hebben gevonden. Nu het jongens zijn, kun
nen ze veel beter in Alkmaar zijn. Spr. vond
het dan ook flink dat het Armbestuur den ou-
den weg heeft verlaten en kon met begrijpen
dat er nog menschen waren die zich tegen de
getroffen regeling verzetten.
De heer Bijl was het met den heer den Das
eens en niet v66r de motie. Sinds het overlij-
den van de wed. Posthumus was al een ge-
ruimen tij'd verioopen en de kindereo in het
weeshuis ondergebracht. Spr. ziet hierin een
bewijs, dat de Armmeesters hun best hebben
gedaan om ze in de gemeente in gezinnen on-
der te brengen. Spr. vond het goed dat de
kinderen naar Alkmaar zijn gebracht. Het is
daar zeker een goede plaats. De Aikmaarsche
kinderen gaan er ook heen. Voor het onder-
wijs is het ook gemakkelijker.
De voorzitter wees er op, dat het gaat over
4 kinderen, waarvan er 6en in de gemeente is
besteed.
De heer den iDas beboogde, diat dit was go-
schiedt omdat deze jongen de voorkeur geeft
aan het boschbouw- of landbouwvak. De an
dere jongens genieten ander onderwijs en
spr. zag hierin dan ook juist een bewijs van
het goede doorzicht van net Armbestuur.
De heer Duin was van meening, dat de
heer den Das blijk gaf geen verschil te ken-
nen tusschen het leven in een. kosthuis en het
kazerneleven in een gesticht. Elk kind heeft
een aparte behandeling noodig. Voor geen
kind deugt het kazerneleven. Spr. zegt niet,
dat het Burgerliik Armbestuur zijn best niet
heeft gedaan. Ieaer kan echter een fout maken
en spr. gelooft, dat hier een fout is gemaakt
en wel na het uitbesteden van de kinderen in
het Weeshuis, toen zich een 3-tal gezinnen
opgaven voor de huisvesting van de kinderen
en door den burgemeester geprobeerd is, dit
op een minnelijke manier te bereiken. Dit
blijkt uit de correspondentie. Het Burgerlijk
Annbestuur bericht, dat het't eens genomen
besluit handhaaft, m. a. w.: „wij willen niets
met jelui te maken hebben, wij zijn de baas".
Vandaar spr.'s vraag of ze daartoe het recht
hebben. Door hun onwil is de vergadering
aangevraagd. Het eenige wat spr. afkeurt is
dan ook de getoonde onwil. Zij hebben tot
een schikkelijke behandeling niet willen' mede-
werken. Tot nog toe was het in Schoorl de
gewoonte de zaken langs den gemoedelijken
weg te regelen. Zij hebben dit geweigerd en
daarop kom ik neer, zeide spr. Van de rest
heb ik nooit kwaad gezegd.
Dc heer Wognum had met aandacht de
discussie gevolgd. Ook hij verkiest gezinsver
pleging verre boven gestiehtsverpleging. Tot
Jhr. Ort, van het gesticht te Amersfoort, een
bekend man op het gebied van de kinderver-
pleging, die gekomen was over het aannemen
van de kinderen, zeide spr.,,ik geloof niet
dat wij voor gestiehtsverpleging gevoelen".
Hij antwoordde: „ik gevoel ook niet voor ge
stiehtsverpleging, dat werkt demoraliseerend,
maar ik heb alleen gestichten voor de verple-
ging, als de kinderen ziek zijn, doch overi-
gens plaatsen wij de kinderen. in gezinnen,
waar ze onder mijn toezicht en dat van ver-
pleegsters staan."
In den Helder sprak de heer Micheise ja-
renlang tegen de verpleging in de gestichten
en in den Helder stapt men daar langzamier-
handi van af. Dat de heeren Polite en Bijl
zoo voor gestichten zijn, had hij op grond
van de richting die zij voorstaan verwacht.
Het Aikmaarsche Weeshuis zal wel heel goed
zijn, doch in de Aikmaarsche Courant is
daarover reeds verschil'lend geschreven. Als
er zooveel over geschreven wordt is er ook
reden om te twijfelen of het er zoo best is.
Spr. zal er maar niet veel meer van zeggen.
De heeren Polle, Bijl en den Das zijn niet op
den weg van de verordenimg. Deze verplicht
tot verpleging in gezinnen'. Wanneer dat niet
mogelijk is, dan moet andere raad worden ge-
schaft. Daarover behoeft nu niet eens te wor
den gesproken. Er bestaat geen' anderen weg
dan de kinderen in gezinnen onder te bren
gen. Spr. wilde de zaak good onder de oogen
zien en regelen. Ook B. en W. hebben in deze
een beetje schuld. Toen wij de kinderen aan
het Burgerlijk Armbestuur overgaven, heb
ben wij er niet bijgezet: „de verordening
luidt dat ze in gezinnen moeten worden on
dergebracht". Het is mogelijk dat ook het
Burgerlijk Armbestuur de verordening niet
heeft nageziem. Spr. vond het niet mooi om de
motie in stemming te brengen. Deze leek hem
ook overbodig. Wanneer eeninaal door een
verordening in een zaak voorzien is, dan be
hoeft de Rsaad daarover niet opnieuw te stem-
men. Dit zou alleen noodig zij.u als de veror
dening geschrapt moest worden. Spr. stelde
voor om in goede moede terug te gaan op het
verkeerde pad en te blijven op het pad van de
verordening, dus de kinderen onderbrengen
in kleine gezinnen. Spr. gelooft niet dat het
Burgerlijk Annbestuur er op tegen' zal heb
ben.
plotseling in eem zeer opgeruimde stemming
te zijn en. praatfae druk en vroolijk. Zij sprak
het meest tegen mrs. Lendridge, die zeer ge-
animeerd antwoordde. Janet amuseerde zich
met in stilte naar hen te luisteren en ze ga-
de te slaan. Mark scheen niet geheel op zijn
gemak en zijn oogen waren bijna voortdu
rend op Betty gencht.
Wat een vrouw om te winnent En hij zou
haar wimnen.
HOOFiDSTUK XXVI.
Mark bood niet aan met de beide meisjes
terug tie wandelen en. toen zij, waren vertrok-
ken, beknorde zijn moeder hem over zijn on-
beleeldiheid.
„Ik dacht, d'at ik beleefdi was," .antwoord
de hij' lakoniek. ;,Miss Churston verkiest ze
ker mijn afwezigheidi boven mijn gezel-
schap".
„Beni je daar wel zoo zeker van, mijn jon
gen? Vrouwen. zijn moeilijlk te begrijpen.
Oordteei nooit naar hun manier van doen of
■naar hetgean zij: zeggen."
„Hoe moet men. ze dan beoordeelen naar
hun daden?"
„NM altijd. Oordeel naar je instinct."
„Dat is een. vrouwenmethodte," zei hij on-
geduidig.
Na het avondeten' zij dineerdien Zondag
altijd' vroeg begaf Mai'k zich op weg naar
Fexhampion en klopte daar tegen de deur
van een net fauisje. Sylvester kwam spoedig
voor den dlag en de norsche ujidrukking op
zijn gezicht verdween toen- hij zijn bezoeker
herkendte.
„Kom binnen, sir," zei hij. hartelijk.
IDe zitkamer was eenvoudig maar gezellig
ingericht en keurig netjes. Spoedig hadden
zij hun' pijpen' aangestoken en zaten tegen-
over elkaar.
„We bezielde u toch' om ons te verlaten,
sir?" vroeg Sylvester onomwonden.
„Hiet staat mij; naar mijn oordeel niet vrij
dat te zeggen, antwoorddte Mark na een
pauze.
„Er wordt beweerd, dat u met de jonge
meesteres heeft gekibbeld. 1c vindl het niets
moeilijk met haar om te gaan."
„Ik meende, dat je een afkeer van vrouwen
had" riep Mlark dachend uit.
,D>at heb ik ook, miaar niet van haar. Zij
is zooals zij wezen moet. Een helder verstand
en haar hoofd' zit op de rechte plaats. Zij is
bovendien zoo wijs zich niet .te veel met mijn.
zaken te bemoeien. Maar ik vergeet toch nooit
dat zij de meester is."
Meesteres," oorrigeerdc Marie even.
„Dat is voor mij hetzdfde. Ik hoor won-
derlijke diiogen van uw nieuwen motor, sir.
'k Wou, dat ik dien mocht helpea maken,"
zei Sylvester spijtig.
Mark zag dat zijn gelegenheidl was ge
komen en aarzelde niet d'aarvan gebruik te
maken.
„Ik zie geen reden, waarom je niet zou
helpen mijn motor te maken," antwoordde hij
kalm.
'Sylvester's oogen' begonnen te schitteren,
terwijl hij overeind sprong.
,yDat meent u toch niet, sir."
,,Laat me eens zien, jij krijgt vijf pondi in
de week bij „Churston. Crosby is genegen
je zeven te geven.. Ga je daarop in?"
Mark sloeg hem vol spanning gade ter
wijl hij' zijn aanbod deed.
,,'t Is niet het geld, dat mij aanlokt, sir.
Ik neb alles wat i'k noodig heb. Maar ik houd
er van te werken met zoo iemand' als u. Ik
rniag gaarne uw denkbeelden uitvoeren1,
proeven nemen en de dingen zien worden. U
brengt mij' in. verzoeking, sir."
Miaar je hebt mijn aanbod' nog niet aan-
genomen," antwoordde Mark glimlachend.
„Nleen, sir. Ik moet er over nadenken. Weet
u, ik ben. in de -leer geweest bij, „Churstons"
en heb heel mijn leven bij de firma gesleten.
De oude 'heer was .altijd' heel goed voor mij
en dat is zijn dochter ook. Het denkbeeld
stuiti mij tegen de borst haar te verlaten. Ik
vermoed, dat het er tegenwoordiig niet al te
best bij haar voorstaat en' dat het nog erger
zal worden. 'k Heb ook niet veel idee van
dat heerschap Travers. Volgens mijn meening
verstaat hij zijn werk niet."
iF.m nu beging Mark dm zijn ijver een fout.
„Ik zal er nog voordecl bij hebben1 als ik je
tien pondi in de week geef," zei hij dJringend.
'Sylvester keek hem wantrouwend aan.
„Ais u mij dat aanbied, dan is u dwazer
dan ik daCht. Ik ben dat geld niet waard en
dat weet u ook wel. Er zijn een massa goede
monteurs te krijgen voor drie a vier pond! per
week."
„Maar het zijn geen Sylvesters."
„Ec woet, dat ik voor mijn vak deug,
maar..."
„Je hebt de firma pondem doe®, uitsparen.
toen i'k flog bij „Chustons" was. Je bent niet
alleen een. goed momteur, maar je bezit ook
voorstellingsvermogen. 'it Was noo't noodig,
je de dingen tot in bijzonderhedten uit te leg-
gen. Je vatte een idee dadelijk en spaarde me
uren van mijn tijd. Ik kan je eerlijk zeggen,
dat je mij wel tien pond in de week waard
bent. Het is van. belang, dat ik mijn motor
zoo spoedig mogelijk op de proefbank krijg.
Kom, Sylvester, toon je gezond verstand en
hamdel niet tegen je eigen belang in."
'Sylvester, die nog altijd stond1, vuide be-
daard zijn pijp, terwijl zijn oogen nadenkend
op Mark's gezicht waren gevestigd'.
„Er is iets aan die zaak, wat mij niet
aanstaat en d'at ik niet begrijp." Heeft u mij
werkelijk noodig of is het uw doel „Churs-
tons" een leelijkem poets te bakken?"
Mark aarzelde met het antwoord. Als hij
de waarheid zou zeggen. dan moest hij met
een eenvoudig „ja" op beide vragen ant-
woorden. Voelend, dat hij eigenlijk laag han-
delde, zei hij ontwijkendl
„Ik heb jou .kennis en jou hersenen noo
dig. Wil je mij die geven
'En Sylvester aarzelde niet langer.
„Necn', sir. Ik geloof dat u ..Churstons"
een; leelijke kool wilt stoven en ik denk niet
meer zoo goed over u als ik heb gedaan. Al
les wel beschouwd heeft u j'aren bij1 Churs
tons gewerkt en de oude „baas" maakte u
tot zijn vriend evenals hij mij dat deed.
Waarom zou u de finra willen benadeelen?
Miss Churstons heeft u toch nooit eenig
kwaad gedaan. is 't wel?"
(Wordt vervolgd).
Wftlk-e diifi 7.i in