AlKmaarsctie Gourant
Damrabrieb.
S5W
ECw
.V.V.
Amsterdamsche week.
Zaterdag 24 Juni.
F e u i 11 e t o il
Stormaehtige hoogten.
cxxx.
Uit onze Staatsmachine.
N«. 14T. 1922.
Honderd Oris en Twintigste Jaargang.
HANDELSAVONDSCHOOL
MET 5-JARIGEN CURSUS 1922/1923.
OUDERS en VERZORGERS, die hunne of
de aan hunne zorg toevertrouwde KIN DE-
REN hei ONDERWIJS aan de HANDELS-
AVON.DSOHOOL wenschen te doen volgen,
behooren zich daartoe aan te melden bij den
Directeur der School, den heer J. H. VOORT,
in de HAXDELSSCHOOL. hoek DOELEN-
STRAAT—NIEUWESLOOT, en wel hp
MAANDAG, DINSDAG en DONDERDAG,
26, 27 en 29 JUNI a.s.„ des avonds van 6 Y>
tot SVz uur. 1 j MtSII
LEERLINGENl DIE REEDS VROEGER
DE SCHOOL BEZOCHTEN, ZULLEN OP-
NIEUW MOETEN WORDEN AANGEGE-
VEN.
Als leerlingea worden tot de le klasse toe-
gelaten
a. zij, die een verklaring kunnen overleggen
van het hoofd eener lagere school, waar-
uit blijkt, dat zij in het jaar waarin zij
toelating tot de Handelsavondschool vra
gen, met vrucht het 6e leer jaar zijner
school hebben doorloopen en dat hij ze
geschikt acht, het onderwijs aan de Han
delsavondschool te volgen;
b. zij, die het toelatings-examen, omvattende
voldoende bekwaamheid in lezen, schrij-
ven en de beginselen in het rekenen, met
goed geyolg hebben afgelegd.
Tot een hoogere dan de le klasse kunnen
ook zonder examen worden toegelaiten, leer-
lingen die bewijzen hebben gegeven voldoen
de ontwikkeling te bezitten, oin het onderwij9
in de klasse, waarin zij wenschen te worden
opgenomen, te kunnen volgen. Bij het out
broken daarvan kan toelating na afgelegd
examen met gunstigen uitslag, plaats hebben.
Alktnaar, 20 Juni 1922.
Burgemeester en Wethouders
van Alkmaar,
W. C. WENDELAAR, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
De Jordaan.
Een van de meest-typische Amsterdamsche
Volksbuurten is nog altijd de Jordaan.
!Nog alfiid, maar missehien niet lang
ineer! Zooara er wat meer ruimte konit op de
woningmarkt, het Gemeentebestuur aandurft
de uirvoerinig van het» onteigeningsplan
„Jordaan", zal ze grootcndeels,- zoo niet
geheel en' in elk geval het kleurigste,
meest karakteristieke aeel er van, verdwijnen.
Om hygienische reden'en, uit sociaal oogpunt,
is dat natuurliik toe te juichen, er komen
waarlijk-menscnonteerende woningtoestan-
den) in den1 Jordaan voor, waaraan zoo spoe-
dig mogelijk een einde moet worden ge~
niaakt. Maar tochtoch, zal er ook iets
verloren gaan met de afbraak van dit kwar-
tier; want juist zo6 als het is, in zijn ver-
Vv'ordenheid ook, mag het van romantische
schoonhedd heeten. noeveel schilders hebben
den Jordaan en zijne bevolking dan ook ge-
maald; van den tijri af, laat ons zeggen, toen
Rembrandt in armoede woonde aan dc Ro-
zengracht, met zijn goedenigeest: Hendrickje
Stonels, en den Westertocren, den' langen
Jan, zooals het volk hem' noeant, telkens weer
afbeelde, getroffen door de statelijke schoon-
heid van dien reus onder de Amsterdamsche
torens. Denk eens aan eeni Breitner, 'en de
wijze waarop die zoo'n Jordaan-grachtje
kon geveneen rijtje oude tonige huisljes van
een1 grachtjc. De straat is bedckt met vuile
sneeuw. Het is dooi-weer, dampig en druiliig.
Do figuren van een1 paar Jordaansche mei-
den, aangezet met felle kleuren, steken scherp
af teger het donkere, grijze fond; een slee-
perskuol, groote bruine vlek, sjort een
vrachtwagcn moeizaam door de sneeuw-brei.
Eh vo6r den wal, in het spiegelend gracbt-
water, waarin wat smeltende, gore ijssehot-
sen drijven, ligt een1 tj a Ik, met even hier en
daar wat hara-groen en rood; op 't lichaam
van het schip of op bet waschgoedi dat aan
't Tijntje faangt
En de jongere schilders zijn eveneens nog
altijd vol bewondering .voor het rijke Ideurem-
gamma en den typischen bouw van deze
bu-urt. Gisteren nog stond ik op den tram
met een) dezer: Bobeldijk. Hij: was aan het
twerk geweesit, ergens in de stad. In den Jor
daan, zoo raadde ik lachend. Hij sloeg zijn
schilderdoos open, en daarin stond inder-
daad, achter de tubes en. de penseelen, juist
gevat in het deksel, een' stukje van de Palm-
gracht; een paar naast dorpsehe 17e eeuw-
sche huisjes, onaanzienlijk en slecht, met
elk een dier houten stoepjes of trappen, zoo
als het Amsterdamsche volk indertij<L in na-
volging van de hardsteenien steepen, der Hee-
tren1- en Keizersgrachten, verkoos te hebben';
en tusschen de twee stoepjes in zag men een'
fruit-keldertje, met goud-lidhtende sinaasap-
pelen. Ziedaar alles! Hoe simpel een: on-
derwerp, niet waar? En toch: a thing of
beauty a joy for evert
Ook schrijvers hebbeni zich niet onbetuiigd
gelaten; van Justus van Maurik af tot Que-
rido toe. Querido vooral, in zijne wel zeer
romantische verbeelding van den Jordaan,
maar die ons in zijne twee boeken „De Jor
daan" I en II, (vooral in I) toch wel een
eoht Jordaan-epos heeft geschonken. Hoe
goed teekent hij ze, de jongens en' meiden,
zooa'ls ze melancholiek loopen te zingen; in
sleepend uithalen, soms overslaand in kalig
igegil; de meiden in hare gekleurde fluweelen
blouses; bloedkoralen sinoeren met gouden
(sloten om den hals en groot oorbcllenmet
hieur ponny-vlokfcen en haarkammen1 vol
kunstbriljanten; met heur puntige lichto
schoentjes eni bastrikte pantoffels, hoogge-
hakt, en de fijne madammerigheid van hun
afgegladde lange boezelaars met lendeban-
den, waarin hun postuur zoo trotscherig op-
gesloten leek, 't Zijn de aalmeideni, de viscn-
vrouwen, de koffiepiksters, de waschpitten
(vroeger) in het algemeen: de fabrieksmei-
den. Hiji beschrijft ze in hunne feestvierin-
gen, als mooie Karel de harmonica bespeelt
als een prins, met coleratuur-krullen; en ver-
sierinkjes, of als ze rond zwevem, in dan&-
maat voor de echetterende orgels met hunne
mechanische poppen, die de maat slaan of
ronddraaien; de orgels met hunne barbaar-
sche oogenweelde van verf en goud. Warnies,
de igroote draaiorgel-handelaar te Amster
dam, die al dat muziektuig dag aan dag over
de stad uitzendt (verhuurt) is dan ook in den
Jordaan gevestigd. Querido laat ze voor ons
rijdeni, in versjovelde of spik-spldntemieuwe
plunje; in open landauers: meiden' met vuur-
roode haarlinten, wijveni in hagelwitte, losse
jakken, kinderen met oranjesjerpen en opge-
maakt kruihaar, kerels met omgroende pet-
ten; de flesch als een kind in den' arm ge-
kneld. Noteer vooral de oranje-sljerpen!
Want de Jordaan, en in het bijzonder dan de
Willemstraat, was van de oudste tijden af de
Oranjebuurt. En jaar in jaar uit deed de ko-
ninklijke familie, bij haar bezoek aan Amster
dam, op den gxooten rijtoer door de stad,
dan ook de Wimemstraat aan. Van de „sociia-
len" moest men in den Jordaan iarenlang
niets hebben. Nog leeft in de buurt voort de
'herinnering aan den befaamden Bokkebek
uit de Wiriemstraat, 't oude Fransche pad,
en hoe die de tartende roode Vlag bij' 't pa-
lingoproer aan de Lindengracht, heeft neer-
gehaald. En ook toont Querido ons de Jor-
daners bij hun veobtan; als ze knoktoen en
kopstoot-geven; den strijd waaraan ook de
vrouwen deelnemen, de haanspelden' in de
■hand, om „lijntjes" te krabbeni op het gezicht
van nunne tcgenstanders. Heel het groote,
krioelende menschengezin beschrijft hij ons,
met de Jordaansche deugden en gebreken,
hun lief cn 'hun leed; hun sappeien van den
vroegert morgen', hun jenever-clubs en hen-
gel a ars-colleges, hun tooneels en bals, voor-
drachts-kroegen en zangcafe's, hun biosco-
pen, „bibber-fotegrafies" en gramophoon-
muziek. En ook de koker-nauwe en groezelige
Jordaan-buurten zelve, zoo tegen den avond,
als de late zon weerglanzingen veegt van
goud en dampdg-rood over nokjes van oude
trapgevels. verzonken muurtjes; en' als
vuur uitscniet op geranium-potjes tusschen
preutserige kozijnhckjes van armelijke boven-
woningen. En vaak is het ik herhaal dit,
romantische verbeelding; 't is den Jordaan
gezien d travers dtun templamcntro-
mantique. T Zijn wel eene te felle kleuren
't is er vaak te dik opgelegd; maar et is
wel de Jordaansche atinosfeer welke hij geeft.
Ik mag graag zoo door den Jordaan zwer-
ven; beginnend biiv. bij de Westermarkt,
waar in den sierlijken bocht van de Prihsenr
gracht de bonigeklcurde optocht van aardap-
pcl-schepen ligt. A'f en' toe sta ik eens stil bij
een mossel-stalletje, of voor het raam van
een der talriike uitdragerijen, huizen van
koop-met recht van wederinkoep, particuliere
pandjeshuizen, tweede-handszaloen, enz. 't Is
verbazend zooveel van die inrichtingen de
Naar het Engelscli van Emily BromtA
door W. A. C. van Strica.
8)
„U bent angekikkig in uw gissingen, mijta-
heerF' merkte rnijn gastheer op; „geen van
ons beiden heeft het vioorrecht uw goede fee
te bezitten; haar man is dood. Ik zei, diat ze
niijn schoondpchter was; daarom moet ze
met m'ijn zoon getrouwd geweest zijn."
„En deze jenge man is..."
,,In elk geval niet rnijn zoooP
Heathcliff glimlachte opnieuw, alsol het
een bijna te vennetele grap was het vader-
schap van dien lompend aan hem toe to ken-
nen.
„Mijn naarn is Haretom Earnshaw'grom-
de de ander „en ik raad u aan hem te omib-
zienl"
„Ife helb geen minachting laten bldjken",
antwoordde ik, terwijl' ik bij: miji zelf lachte
omi de waard'igheid, waarmee hij: zich be-
kend inaakte.
Etij staarde miji kanger aan' dan ik noodig
vondi terug te staren; want ik was bevreesdi
dat ik in de verzoeking zou komen1 hem of
een -inaai om zijn ooren te geven, of uiting
te gcyen aai' ntijn vroolij'kheid. Ik begon ntij
omniskenbaar slecht op mijn gemak te voelen
in dezen pleizierigen famiheknng. De akelige
geestelijke atinosfeer overheerschte en neu-
traliseerde geheel het warme comfort om mij
been; en ik besloot voorzichtig te zijn v66r
ik mii opnieuw onder dit dak waagde.
Baar ons eten -afgeloopen was en. niemand
een woord van gezelligheid uitte, naderde ik
een venster 0m1 te onderzoeken1 hoe het weer
nu was. Wat ik zag was droevig genoeg:
een donkere nacht, die te vroeg inviell, terwijl
lucht en heuvels zich vennengden in een naar-
Jordaan kent. Het zijn duidelijke aanwijzin'-
gen dat de bevolkin.rr het niet breed heeft, en
van de hand in den tand leeft. Men moet
trouwens ook eens zien hoe levendig's Maan-
dags op de Noordermaxkt de handel in ge-
dragen kleeren' en ondergced is. Ook artike-
len van weelde - och, van heel simpele weel-
de, ziet men achter de winkelruiten. De Jor
daansche vrouwen tooien zich, zooals ge-
zegd, igraag op; met ringen vooral geen
Jordaansche of ze heeft haar vingens vol
ringen; met snoeren kralen ook. Naast het
bloedkoraal vindt men' ook het granaat in
hunne „juweelenkistje";'groote dikke, vette,
zware granatea kralen (of is het agaath?)
En wat men' hier bov®dien veel ziet dat zijn
zilveren: knipjes; een knipje met een kralen
beursje is nog de geliefkoosde portemonnaie
van ae Jordaansche; en naast vele snoeren
kralen ziet men dan ook heele risten knipjes
in de uitstalkasten.
Natuurliik zijn er nog heel veel meer ae-
ringen in den Jordaan; meest kleine winkel-
tjes. De eenige die blocien, behalve dan de
uitdragerijen en pandjeshuizen, zijn de bak-
kerijen. Dat wijst hun welgedaanheid en wel-
verzorgdheid uit. Het Jordaansche volk eet
veel brood en goed brood; het beste soort
brood1; versch, croquant en sinakelijk. En in
den oorlogstijd was er dan ook geen. enkele
buurt in de stad waar zoo gemopperd, eh' ge-
kankerd, en vaak gierevotteerd ward over de
hoedanigheid van het slechte, zware, kled-
achtige oorlogsbrood, als in den Jordaan.
Ik stipte liierboven al aan wat de meest
geliefde volkssport, het populaire volksver-
maak van den Jordaan is, n.l. het visschen.
Ik heb nog nooit eene 'groote-stadsbevolking
gezien die z66 hartstochtelijk veel hield van
visschen1 (hengelenl) als de Amsterdamsche,
en dan speciaal de Jordaansche. Dat moet
haar in net bloed zitten, want het is werke-
lijk een passie. Ieder die zich respecteert
heeft er een fijn visdhspuleen keurig ton-
netje, oliepak met zuidwester, een paar
water! aarzen en last not least een reuze-hen-
gel met tuig dat in orde is. En's Zaterdags-
avonds zijn er weinig Jordaansche families
waarvan niet een of meer ledeni, met trein of
boot naar buiten gaan, in alle richtingen
van het kompas, naar Muiden zoowel als
naar Spaarndam; naar den Haarlemmer-
rneer zoowel als over't I J, om den visch te
verschalken. 't Is een gezonde sport, paar
jammer genoeg wordt er nog al wat bij1 go-
dronken, om niet te zeggen gezopen.
En de andere buurtl ldhebberij is de dui-
venimelkerij. Wie door den Jordaan Loopt en'
>ed achtslaat op de dak'en ziet af en toe
iven de dakvorst uit een meestal grijs ge-
schilderd getimmerte oprijzen; een' soort van
houten plateau, of eigenlrjk plat. Want z66
is de benaming: duivenplat. Die duivenplat-
ten dienen om duiVen (van andereni) of rond-
zwervende duiven te vangen. Ze zijn? bij Po-
litieverordeniing verboden, maar de uitvoprenr
de macht, in casu die politie, heeft begrepen
dat het een' onbegonnen werk zou zijn tegen
deze ingeroesite Uefhebberij optetroden. Ze
laat haar daarom oogluikend toe. Zoo komt
het dat op honderden Jordaansche daken
geregeld duivienvangers zitten, in een ver-
scholen hokje, een hooge schuilplaats van-
waar zij den hemel kunnen gaaeslaan. Ze
zitten' daar geduldig te wachten als de offi-
rier van een onderzeeer, totdat er een prooi
nadert. Dan jaagt de duivejanelker zijn eigen
duiven de lucht in; in wijde kringen vliegen
die als Lokkend' rond. Zooora de vreemde gast
is aangetrokken en opgenomen in den troep,
laat de vanger de vlucht weer dalen, door
het strooien van voedsel op het plat. De gast
die gewoonlijk hongerig is. pikt mee, en is al
spoedig geknipt. 's Maanciags wordt hij vcr-
kocht op het Amstelveld. Ook van een zoo
genaamden „brasser" maakt de duiveiwan-
ger gebruik. Dat is een duif met een ,,broek"
aan, een band met een ring om het lijt, waar
aan de duivenmelker van uit zijn schuilplaats
trekt. Door die trekbeweging maakt de bras-
ser (die dus vast zit) een klapperende bewe-
ging met de vleugels, en dit verlokt waar-
schijnlijk dwalenoe minnaars onder de dui
ven om te dalen. En dan zijh ze ook gauw
hun' vrijheid kwijt.
WAGENAAR Jr.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van problcem No. 708, (auteur J. Bourquin
Stand
Zwart: 6/10, 12/19, 21, 23.
Wit: 24/28, 30, 32, 33, 34, 37, 38, 40, 42,
43, 48.
geestige warreling van wind cn verstitkende
sneeuwjacht
„Ik denk niet, dat het mij nu nog mogelijk
is, zonder gids tiiuis te komen", riep ik mijns
ond'ariks uit. „De wegen zullen al aiep onder
die sneeuw liggen; en al was dat niet zoo, ik
zon temauwernood em voet voor maj uit kun
nen onderacheidert."
,,Hlareton, dirijf diat dozijn schapen de
scnuur in. Ze zullen onder de sneeuw raken
als ze den geheeleo nacht in' de schaapskooi
blijven, en zet er een plank voor", zei Heath-
cliff.
„Wat moet ik doen?" vervolgde ik met stij-
gende verbitterimg.
Memand antwoorde op mijni vraag; en
toen ik omikeek, zag ik alleen Joseph, die een
emmer oieelpap voor de honden kwam bren-
geri, en tnrs. (Heathcliff, die over het vuur
leunde, terwijl ze zich vertmaakte met het ver-
branden van. een pak zwavelstokken, die van
den schoorstean waren gevallen, toen zij de
theebus op zijn plaats zette.
'De eerste nam toen1 hij zijto last had neer-
gezet, critisch het vertrek in oogenschouw en
knanste met krakeiide stem ,,Ik verbaas mij
hoe je daar zoo lui en werkloos kunt staan,
terwijl1 ieder bezig is. Maar je bent een nul
en het geeft todh niets, wat ik ook zeg, want
je slechte manieren verbeter je toch nooit
en je gaat je ondergang tegemoet, net als je
moedier v6ot je!"
Ik dacht een oogenblik dat dit staaltje van
wdsprekeridiheid' tot miji gericht was: en stap-
te, in1 woede ontstoken, op den bejaarden
schelm toe imet de bedoding hem die deur uit
te trappen.
iMlaar tnrs. Heathcliff hield mij door haar
antwoord terug,
Jij. ellend'ige oude huichelaarantwoordL
de zij Ben; je niet bang om levend te worden
weggevoerd, telkens als je den aaam van den
duivel noemit? Ik waarschuw je mij niet te
tarten, of ik zal je ontvoering als een 6peciale
Oplossing
1.
34-29
1.
23
2.
25—20
2.
14
3.
24—20
3.
15
4.
28—22
4.
17
5.
26:17
5.
12
6.
3S-33
6.
39
7.
32: 5
7.
21
8.
5 40
8.
45
9.
42—37
9.
41
10.
43—38
10.
32
11.
48: 8
11.
12.
82 of 83 wiflt.
45
34
24
39
21
:23
:41
:34
32
43
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: W.Blokdijk P. Dekker, D. Gerling te
Alkmaar en P. Kleute Jr., den Haag.
TWEE COMBINATIES.
Deze zijn van bijzondere constructie en ons
toegezonden door den heer Kleute:
gunst vragen. Kiik eens hier, Joseph", ver
volgde zii terwijl ze een lang donker bock
van de plank nam: Jk zal je laten zien hoe
ver ik in1 de zwarte kunst gevorderid ben: ik
zal gauw in staat zijn een volkomen oprui-
ming te houden. De roode koe stierf niet bij
toeval; en je raimathiek kan moeilijk onder
de bezoekingen van de voorzienigheid gere-
kend' worden I"
,A hoe giodideloos!" hijgde de oude, „de
Heer ver losse ons van den booze f"
„Nleen, echehn! je bent een verworpeling
pak je weg of ik zal je ernstig kwaaddoen 1
Ik zal jullie alien in was en klei modellee-
ren; en de eerste die de 'grenzen die ik stel
overschrijdt, zal ik zeg niet wat er met
hem gebeuren zal maar je zult wd zien!
Ga weg, ik let op jeP'
De kleine heks legd'e iets spottend booeaar-
digs in haar mooie oogen en Joseph ijlde weg,
bevend van) wees, terwijl hij bad en al weg-
ijlend zijn „goddeloos!" riep.
He dacht dat haar gedrag een soort naar-
geesti'ge grap moest voorstellenen nu wij!
alleen waren, trachtte ik haar deelgenoot te
maken van mijn ellende.
„Mrs. HeathdifP, zei ik ernstig, „neemt
u mij niet kwalijk, dat ik u lastig val. Ik
waag het, oind'at het vanzelf sppeekt dat
iemand met zoo'n lief gel'aat goedhartig is.
Geef mij eenige aanwijzingen, zoodat ik den
weg niaar huis kan vindenik heb niet meer
begrip van mijn komen daar dan' u hebt van
het gaan naar Londen
„Ga den weg dien u gekomen bent", ant-
woorddie zaj, terwijl ze zich in een stoel nes-
telde, met een kaars en het lange boek open
voor zich. „Het is een korte raad, maar de
oeste dien ix kan geven"
„Mlaar als iui dan1 hcort, diat ik dood1 in
een moera9 gevonden ben of in een kavl vol
sneeuw, zal dan uw g.nveten niet fiuist'rcn,
da1 het gedeeltelijk uw scbuld is."
„Hoe zoo? Ik kan u niet begeleiden. Z:j(
Zwart: 1,4,5,7,8,10,15,19,24,26,28.
Wit: 6, 17, 21, 22, 27, 33, 37, 42> 43, 49.
Wit sp^lt:
117—11Zwart moest slaan
1. 28:48
2. 11 13 2. 26 28
3. 37—32! 3. 48: 9
4. 32: 3!!
De tweede stand volgt hieronder:
Zwart: 1, 2, 6, 7, 9,12, 14, 15, 16, 19, 20
Wit: 18, 25, 27, 28, 31, 33, 34, 38, 39, 41,
43, 44.
Wit speelt:
1. 2721en zwart moet op dam slaan
1. 16:47
2. 28—23 2. 19:28
3. 33 22 en dam 47 slaat:
3. 47 49 (3 s.)
4. 22—17! 4. 49:13(2s.)
5. 17 10! 5. 15 4
.6. 25 3!
Ter oplossing voor deze week:
PROBLEEM No. 709.
van P. KLEUTE Jr., den Haag.
Door den auteur opgedragen aan
onzen bekenden damveteraan den heer
P. Dekker, alhier.
Zwart: 7 9, 13, 17, 19, 22, 26.
Wit: 24, 28, 32, 33, 34, 37, 49.
Oplossingen v66r of op 28 Juni, Bureau
van dit Blad.
De Rekenkamers voor Indii.
Oe ttKekenkamfTs" (meervoud), want er
zijn er twee aan't woord. De Indische Be-
grooting spreekt over uitgaven in Niederland
en uitgaven in Indile. De eerste worden door
de Ntederlandlsche Rekenkamer onderaocht,
de laatste door de Indische.
Eir is verschil in die verslagen en beide. 't
Waakt den indruk, dat de Nederlandsche
meer werk maakt van de beoordeeljng der
uitgave als zoodanig, d. i. haar grootte en
laar doelmatigheiden dat daarentegen de
ndische meer beschouwingen wijd't aan de
administratie als zoodanig, d.i. aan haar
nauwgezetheid, haar inachmeming van: wet-
teliike bepalingen.
Vksschien zal wat wij bedoelen duidelijker
uitkomen, als wij' een paar punten aanstip-
pen uit het verslag over 1920, bedoeld in
art. 791 der Indische Comptabiliteitswet. Het
spreekt vanzelf, dat de inkleeding van de
versl'agen niet ten gevolge heeft, dat de eene
tekenkamer nuttiger werk verridit dan de
andere.
De Nederlandsche Rekenkamer dan maakt
al diadelijk melding van een zonderling ge
val. De Nlederlandsche gezant te Bern bleek
in 1918 een bedrag van 1200 francs te heb
ben uitbetaald aan een candidaat-houtves-
ter voor den Indischen diensi Maar die jonge
man had wel in 1917 maar niet in 1918 op-
dracht om in't belang van zijn opleiding in
Zwitserland te vertoeven. In 1918 was die
candidaat dan ook niet geslaagd bij het eind-
examen, wat toegeschreven werd aan gebrek
aan goedlen wil en Ijver. Ook viel er op zijn
1 jedrag in 1917 wel een en ander aan te mer-
icen. Hoe het ziji, de Rekenkamer vroeg op-
leldering aan den minister; maar die ophel-
dering bleef uit; als eenig antwoord werd'
verwezen naar een Koninklijk Besludt, waarbij
de uitgave werd goed'gekeurd. Naar aanlei-
ding daarvan beklaagt de Rekenkamer zich
weer over den minister van Kol'onien, die in
dit geval en ook met betrekking tot „tegemoet-
romingen" aan1 de Rekenkamer alle nadere
inlichfang weigert.
Opnieuw was in den loop van het jaar
strijd gevoeid tusschen de Rekenkamer en den
minister over de vraag, of er reden is een
tegemoeflkoming te verteenen aan den aanne-
mer van een of andier werk, wanneer het werk
tot schade leidst, en of er rekening mag wor
den gehouden met de oinstandigheid, diat er
op andere werken winst is gemaakt. De Re
kenkamer is tegen- vergoeding: de aanne-
mingssom is bij contract vastgelegd en van
dat oogenblik afdraagt de aaxmemer het ri-
sico en die kan dat risico dragen, wanneer het
blijkt, dat op andere werken voldoende winst
is gemaakt.
Een merkwaardig geval! In 1918 werd
door den directeur van het technisch bureau
van het 'Department van Kolonign een reis
over Amerika naar Nederlandsch-Indig en
terug gedaan in't belang van aanschaffing
van goederen voor den Iindischen dienst. Die
ambtenaar ikreeg vrijen overtocht voor zich-
zelf (natuurlijk!) maar ook voor zijn gezin,
en 3000 voor uitrusting. Ter verklaring
rnerkte de minister op, dat de reis weleens
lang kon duren en dat de man in Amerika
wel kon worden opgehonden. Daarom kreeg
hiji op kosten van het Rijk zijn gezin mee;
voor de gezelligheid dus
De 'Rekenfcamier is blijkbaar niet spoedig
overtuigd en dat is 66n van haar goede eigen-
schappen. Ziji maakte er opmerkzaam op, dat
in 1919 toch geen stagnatie in't verkeer te
wachten was en dat toen toch weer een inge-
nieux van het technisch bureau op een reis
naar Indifi zijn vtouw op Rijkskosten jneo-
kreeg. Ter edit meent de Rekenkamer, dat in
edZen de zuinigheidi niet betracht is en dat
er voor dergelijke gezelligheids-uiigaven geen
reden is.
De Indische Rekenkamer beklaagt zleh in
de eerste plaats over te l'ate indiening van be-
rootingsrekeningen' van Indische gemeenten,
ie door de Rekenkamer moeten worden on-
derzocht. Op 10 November 1921 waren bv.
nog! verscheidene rekeningen over 1917 en
1991® niet tngediend. Vooral Cheribon maak
te zich zeer berucht. Op de aanvrage om be-
wijsstukken om de rekening van 1916 te kun
nen nagaan, kwam doodgevtoon geen ant
woord, evenmin op latere aanvragen. Het
hoofdbestuur werd in den arm genomen, maar
ook de namens den G.-G. geschreven missi
ves bleven anbeantwoord. Toen is er ambte
naar persoonlijk op Cheribon losgelaten. Wij
kunnen van- deze zaak niet alles meedeelen,
maar later bleek, dat de administratie door
vorige autoriteiten(?) zoodanig verwaar-
l'oosd was, dat de nieuwe burgemeester en
secretaris geen kans zagen om uit allerlei
potloodaanieckoningen de noodige .gegevens
te verzamelen. Ziji hadden daai-om maar ge-
zwegen, maar beloofden de zaken nu voortaan
nauwgezet te behandelen'. Maar de 'Rekenka
mer is daannoe niet tevreden. Een kasboek
zouden mij1 niet tot het -iid van den tuu la
ten gaan-.
„'UIk zou u niet graag willen vragen, den
c|jiempd om. mijnentwd uj zulk een nacht te
erschrijden'', riep ik uit. „Ik verzoek u mij
mijn weg uit te duiden, niet om hem te wijzeu
en andcrs mr. Heathcliff over te halen, mij
een gids te geven."
„WeLken gids? Daar is hij zelf, Earns
haw, Zillah, Joseph' en ik. Wien zoudt u wil
len hebben?"
„Zijn er geen knechten op de boerderij?'
„Neen, meer zijn er niet."
^Daaruit volgt dat ik gedwongen hen te
blijven."
,yDat meet u met uiw gastheer uitmaken
Daar heb ik niets mee te maken."
„Ik hoop, diat het een les voor u zijn za
om geen verdere onbezonnen wandelingen
over de heuvdls te maken", riep Heathcliffs
strenge stem vanuit de keuken. „Wat uw blij
ven hier betreft, ik ben niet ingericht op be-
zoekers: u moet een bed met Haretom of Jo
seph deelett, alls u blijft."
„Ik kan op een stoel in deze kamer. sla-
pen", antwoordde ik.
„Neen, neenEen vreemdeling is een
vreemddingj of hij rijk is of armhet conve-
nieert imlij met aan iemand de wacht in huis
af te staan, terwijl ik zelf de wacht niet hou
den kan", zei de laffe ellendeliing.
Deze laatste beleeddging maakte aan mijn
geduld een einde. Ik uitte een kreet van wal
ging en ijlde langs hem been den hof in
waarbij ik in mijn haast tegen Earnshaw aan-
stootte. Het was zoo donker dat ik niet in
staat was naar buiten te komen'; en terwij
ik in het rond liep, hoorde ik een nieuw staal
tje van hun beleefde gedragingen onderling.
Eerst scheen de jonge man' op het punt mij
als vriend te behandelen.
„Ik zal met hem1 tneegaan tot het eind van
het park," zei hij.
„Je kunt met hem naar de weerlidht gaan P
riep zijn meester, of wat hij dan was. ,,En
wie moet dian de paarden verzorgen, hb?"
„Het leven van een mensch is van meer be
lang dan het niet-verzorgen van de paarden
voor 66n avond: cr moet iemand' meegaan",
mompelde mis. Heathcliff, vriendetijker dan
ik verwiachtte.
„Op jouw bevel zeker niet", antwoordde
Hareton. „Als je zoo veel waarde aan hem
hecht, deed je beter te zwijgen."
„Dan hoop ik, diat zijn geest jc zal komen
kwellen, en ik hoop, dat mr. Heathcliff nooit
een1 amderen huurder zal krijgen tot de Gran
ge een puinhoop isP antwoordde zij scherp.
„Hoor eens, hoor eens, zij verwenscht hem
mompelde Jbseph, op wien ik was aangeste-
vend. lEfij' was binnen' het gehoor bezig de
koeien bij, het licht van een lantaarn te mel-
ken. Ik greep die zonder plichtplegingen en
snelde onder den uitroep, dat ik hem morgen
zou laten terugkomen, naar de eerste deur de
beste.
Meester, ineester, hij steelt de lantaarn",
riep de oude, miji achtcrvolgend. „Hallo
Gnasher! Hallo bond! Hallo Wolf, houd
hem, houd hem-
Toen ik het deurtje opendeed, vlogen twee
barige monsters mij naar de keel, die mij op
den girondi wierpen en het licht uitdoofden
terwijl een eenstemmig gelacht van Heath
cliff en Hareton de maat van mijn vernede-
ring en woede volmat. Gelukkig schenen de
beesten ineer geneigd hun pooten uit te strek-
ken, te gapen en met hun staart te kwispelen
dan mij' levend te verslindenmaar ze duld-
den niet dat ik opstond en ik was genood-
zaakt te blijven liggen tot het hun boosaar-
dige meesters lustte mij te bevrijden; toen
beval ik, zonder hoed en bevend van toorn,
de sdiurken mij uit te laten, en mij geen mi-
nuut langer op te houden als hun leven hun
lief was, met verscheiden onsamenhangende
bedreigingen van vergelding. die in hun ein-
delooze dtepte en venijnigheid iets weg hadden
van koning Lear.
Wordf vervolgd.
1