Alkmaarsche Gouiant De prool van de drie diaken. Woensdag 1 November. Feuilleton. Stormachtige hoogten. XBe piano. No. 258. 1922. Honderd Drie en Twlntigste Jaargang. HI'NDERWET. BURGEMLE&TEK en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen, ter algemeene ken- nis dat ziji 4>iji hun besluit van 28 October 1922 vergunning h ebb en verleend aan C. HONIQ, tot bet oprichten van eem broods en banketbakkeriji in bet perceel SI NT JA- GQBiSTRAAT Wijik C, No. 20. A'lknaar, 28 Oct. 1922. Burgemeester em Wethouiders voornoexnd, W. C. WIENDBLAAR, Voorzitter. L. v. d. V1EOT, lo.-secretaris. BUlRGEM'EESTE'R em WETHOUDERS P L AAT9EIJ KE BElLASTI NIO van ALKMAAR brengem ter algemeene ken- nis, dat het 3e Suppletoire Kohier van den iHoofdelijkem Omslag diemst 1921/22 dteni 19 October 1922 door deni Gemeemteraad vast- gesteld em den 25 October '22 gcedgekeurd door de Gedeputeerde Staten, op bed-en aan den Gemeemte-Ontvanger ter invordering is overgegevem em gedurende vijf maandem op de secretarie der Gemeemte voor eem ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwarem tegem uem aanslag kunnen; op omgezegeld papier bij dem Gemeemteraad wordem ingediend bimmem drie maamden na den dag der, uitreiking van de aanslagbiljet- ten. Al ton a ar, 31' October 1922. Burgemeester em Wethouders voomoemd, W. C. WEINDEL'AAR, Voorzitter. DONATH, Secretaris. GEVONIDEN VOORWERPEN. Te bevragen aan het Bureau van Politie aUeen op werkdagen van 91 uur. Zich te vervoegen bij den Wacht-Ccmmandant. Een j as, eem oorbelietje, twee kindermut- sen, een bond (tax), een brocbe, eem snoei- mes, eem fiiterstang, em paardendek met twee kcetouwen, eem band vam een mantel, een duimstok, vier rozenkransen met en zon der etui, een mesje, een double armband, een hooivork, een gouden kettinkje, twee dames- horloges met en zonder armband, em ijs- muts, twee pakken zakkm, em kindertascbje, inb. emig geld, een klomp, een beerendas, em jacbiihond, een kerkboek, een gouden broche, em R.K. kerkboekje, een zilverem brocbe, em zilveren aimbandje, em autobin- menbaud, em moersleutel, em koedek, een stalen cekituur, em rijwtolketting, em da- mesparapluie, em gouden chaviarie, met twee portretten, twee bankbiljetten, een foto, een zadeldekje, een paar nieuwe kousen, een cypersche kat, eeil zilveren rozenkraus, em blauw schort, emige portemonnaies met en zonder inhoud en eenige sleutels. Alkmaar, den lstrn November 1922. De Commissaris van Politie, W. Tb. VAN GRIETHUYSEM SCHOUW. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ALKMAAR brmgen bij deze ter kennis van belanghebbenden, dat op WOENSDAG 8 NOVEMBER dezes jaars, door dm Directeur over den Hout en de Plantzomen zal worden gehouden de JAARLIJK'SCHE SCHOUW over De oude Zandersloob, beginmende bij bet bruggetje in dm Kennemersingel, benevens de Hoevervaart. De sloot langs de Egelmburgerlaan en Ropjeskuil tot dm weg naar de begraaf- plaats. De rimgsloot om de Cadettenschool. De Bleekersloot, loopende van den Nieuw- landersingel af en de nieuwe Zandersloot, beide tot aan de bandscheidiing van Heiloo. De sloot, loopende van het Baanpad af achter de baanhuizcn, tot bet pad van Over- die. De sJoot van de le Kanaaistraat af ten Zuiden van de huizen van bet Zeglis tot het Kanaal. (De slooiii loopende ten zuiden van bet wei- land behoorenide bij: „Oostwijk" em verder tot bet kanaal. De slooten loopende langs de Zuidzijde van den "Schermerweg. Alle eigenaars of gebruikers van percee- den aan en langs de slooten liggende, worden .aangemaand om van de gezegde slooten, en Naar het Engelsch van Emily Bronte, door W. A. C. van Strien. 99) De dageraad bracht mij tot mijn zinnen terug. Ik stond op en giing in den tuin, zoo- dra ik maar zien kon, om mij ervan te o>ver- tuigen of er voetstappen onder zijn vmster zichtbaar waren. Er waren er geen. „Hij is tbuis gebleven", dacbt ik m bij zal vandaag weer geheel in orde zijn." Ik maakte bet ontbijt voor het gezim klaar, mijn gewone bezigheidmaar zei tot Hare- ton en Catharma dat zij bet hunne moesten gebruiken voor de meester beneden kwam, want hij bleeg lang liggm. Zij gaven er de voorkeur aan bet buitenshuis te gebruiken. .onder de boomen, en ik zette een kleine taffil neer om het bun makkeiijk te maken. Tom ik weer binnenkwam, vond ik Mr. Hteathcliff beneden. Hij en Joseph spraken over een of andere zaak van de boerderij; hij gaf duidelijke m nauwkeurige aanwijzingen betreffende de zaak in kwestie, maar hij sprak snel en keerde zijn hoofd voortdurend op zij en had dezelfde opgewonden uitdrukking, zelfs nog verergerd. Tom Joseph het vertrek verliet ging bij zitten op de plaate die bij in den regel koos en ik zette een kop koffie voor hem. Hij trok het didhter bij en liet torn zijn arm op de tafel rusten en keek, naar ik on- derstelde, naar dm muur tegenover hem tcr- wijl hij een apart gedeelte daarvan met glin- stermde, rustelooze oogm gadesloeg m met zulke gretige belangstelling dat hij geduren de een halve minuut opbield1 met adernen. „Kom nu," riep ik uit, 'terwijl ik wat brood tegen zijn band duwde, „eet en drink dat ter wijl het warm i*. Het beaft bijoa een uur ga- vuakt" wel ieder voor zooverre rijn eigendem zich' I daarlangs uitstrekt, de kamea af te maaien, T kroos en aigemaaide op te baton, aismede die slooten uit te diepen en het zand benevens den modder te hunnem koste ter weerszijdm daar- uit op te halen, alles op zoodanige diepte en onder die boete en strafbepa'ingen, als bij de bestaande verordeningcn zijn vastgesteld. Alkmaar, den lsten November 1922. Burgemeester en Wethouders voornoemd, W. C. WENDELAAR, Voorzituer. DONATH, Secretaris. door JET VAN STRIEN. Indien hij: de luttele som van twee kwar- tjea per dag weer had betaald, zou er niets zijn gebeurd en ware dit droeve veihaal nim- mer geschreven. Het noodlot echter wikto dat de gepen- sionneerde boofdonderwijzex Doffelaar eerst toen bet onherroepelijk te laat was wist dat hij voor gezegde luttele som in bet drukbe- zochte zomexpenaion, verre van de steedsche wereld, aparte bediming aan een apart ta- feltje had kunnen krijgen. Hij had den alge- meenen prijs geconditionneerd en kwiam aan de algemeene tafel. Deze was, in landelijiken eenvoud, rond, en dicbt rijden de zitplaatsm-er-lianga zich aan- een. Maar aan den meest-noordelijken pool was de cirkel gebroken. Daar, gaaptm enke- le ruime, ledige pliaatsen. In dit uiterste noorden, nu, waren de drie Drakm gepos- Leerd. Angstvallig bleef de c'rkel in dit noor den gebroken. De gastrn kwamen en gingen in het buitenbotelletje, kwamen rondom de tafel te zitten als de wedergeboren volgelin- gen van wijilen Koning Arthur, maar steeds oleef de cirkel naar bet noorden toe gcopend en niet een dergenen, die kwamen, voeide in zich de roeping om de gaping te vullen1 em de levende keten. aaneen te klinken. De Drie Draken zaten neer., spuwden beur- telings vmijnige vuurtjes, of poogden te klitten. Het wgren drie oude juffrouwen van on- sympaihieke afmetingem, waarin haar inner- lijk zich weerspiegelde. H oog-H a ar 1 emm ei'S- dijksdt was haar lijfiiaal. Vanwaar ziji kwa men en waarheen haar levmsweg vanuit dit rustoord haar zou voerem, was den gasten van het hotel, diep in't Geldersche gelegen totaa! onbekemd.. Maar niemand dorstte ten deze naar meer kertnis, „want wie zoo'n draak aansprak" had onder hilarittit eens een aardig meisle geproest, „kwam er nooii weer van af!" 't Meiske was vertrokken, maar de betiteling „draken" bleef, zoo'ang het trio niet opkraste Van dit alles wist de gepensionneerde hoofdonderwijzer Doffelaar niets. Hij was een bescheiden-gebouwd, voorzichtig man, die sinds jaar en dag vreedzaam met ziin oude zuster leefde en dit jaar in een weelde-bevlie- ging de zuster had een invitatie om er- gens te logeeren zich door haar naar bui- ten liet storm, uitbesteden. De begrooting stond hem tien „nette" dagm, reis inbegrepm toe. Juffrouw Lotje, dodder des huizes, en dienende geest van het pension, wees hem reeds een minuut na aankomst toen de kof- fietafel-bel was gegaan, een plants aan de noordpool van de ronde tafel aan. De beer Doffelaar boog bescbeidem en correct naar links en rechts. De Zuidpool- ai evmaar- gastm lieten het hoofd zinken en snufden wat. Er werd een: ijverig gebruik gemaakt van zakdoeken. De beer Doffelaar, in de ar- geloosheid zijns hartm, gLimlachte. Toen proestte een zeer jongmensch van achter zijn servet. De gansche schare lachte, ver- lucht, .vergoelijikend mee. De heer Doffelaar zat tussc^en de Drie Draken gekn.dd. Menschen plegem wreeder te zijn dan dierem. W anneer er in Konijnenland een strik staat, waarschuwt het eene konijn het andere. En als op een eenzamen verlaten heuvel be- zoekers komen, dan vliegen de kraaim die hem als hun domein beschouwden op, twee bij twee, en brengem de euvele tijding aan hun breeders. Doeh de pensiongasten van dit kleine hotel in 't Geldersche wezen geen, van alien den gepensiomneerdem hoofdonderwijzer Dof felaar er op, dat hij. hachelijk er aan toe was, ja) redde'loos verloren.... Het tegendeel was wel waar. Ze wachtten, lachmd en loe- rend, of hij, in de val zou loopem. De arme zat er al in „Als hij' niet iederem morgem zoo'n helsch Hij schonk mij, geen aandacht en toch glirn- ladhte hij. Ik had hem liever zien knarsetan- den dan hem zoo zien glimlachen. „Mr. Heathcliff! meester!" riep ik. „Staar niet om bemelswil, alsof u een onaardscli vi- zioen zag." „Schreeuw om liemelswil niet zoo luid," antwoordde hij. „Keer je om en zeg mij of we alleen zijn." „Natuurlijk," was mijn antwoord, „natuur- lijik zijn we." Toch geboorzaamde ik hem onwillekeurig alsof ik er niet geheel zeker van was. Met een beweging van zijn hand maakte hij een open ruimte voor zidh tusschen den ontbijitboel m leunde voorover om meer op zijn gemak te kijken. Nu bemerkte ik dat hij niet naar den muur keek want als ik hem goed aanzag schem, het net of hij keek naar iets dat binnen twee el afstand was. En wat het ook was, het deelde blijikbaar zoo wel vreugde als pijn in zeld- zame uiterstm mee; ten miuste de beangste en toch opgetogem uitdrukking van zijn gelaat deed dat vermoeden. Het voorwerp van zijn verbcelding zat ook hier niet vastzijn oogen volgden het met on- vermoeiden ijver, m werden zelfs niet als hij tot mij, sprak ook maar em oogenblik afge- wend. Ilk1 herinnerde hem vergeefs aan zijn lang- durige onthouding van voedsel; als hij zien bewoog om iets aan te rakem om aan mijn verzoek te voldoen, als 'hij! zijn 'hand; uitstrekte om een stok brood te dmjigen, klerndm zijn vingers zich, sairnen voor ze het bereikten en bleven op de tafel, terwij.ll ze hun doel ver- gaten. Ik zat als em model van geduldi te tradh- ten om zijn, afgetrokken aandaoht van die al les behecrschende bespiegeling af te trek- kmtot hij! prikkel'baar werd' en opstond, ter wijl hij, mij; vroeg waaromi ik hem n:er wiide toesLaaa zijn maaltijd te gebruiken op zijn «- lawaai maakte bij1 't epataan met z*n schoenen smeet, dat het wel donder lijkt, zou ik'm nog gewaarschuwd hebben," had later emmaal de goeii'ge dikke kaashandclaar uit de hoofdstad gezegd, die met vrouw en doch- ter van de 'Sommcrfrissche genoot, „maar nou vind ik dat het'm toekomt." De kaas- handdaar was namelijk's heeren Doffelaars buurman; en toed onder de reeds den eer- sten avond gedemonstreerde gewoon'te van den ex-hooifdonderwijzeT om kwartieren lang blooisvoets door zijn sliaapkamer te ij,s- beeren en met grommelig stemgeluid, de ^Overwintering op Nova Zambia" te decla- meeren een enketo maal afgewisseld door „Eliza's vlucht". DofLlaar was dat van hula uit, zoo ge- wend: de zuster sliep er steeds doorheen. 1 Zielsgelukkig wierpen de Drie Draken zich op hem. Den gnnachen zomer hadden ze gepoogd zich „aan te duiten", gelijk ze zulks noemden, op haar nicest verleideliiken toon verzekcrd dat ,,'et sonnetje soo lekker was," of dat er missdiien wel „swaor weir" kwam tevergeefs. Avond aan avond had de Draak Suus, de jongste, met 'r nog 'even blonde toetjeshaar, rondom den grooten schommel in den, tuin gedwiaald en zachtjes zich laten op en neer wiegen, met te jeugdig gekir, op den slingerwip, en niemand had er ook maar 'n goelijk lacbje voor over gehad. Aan tafel tuurde ieder voortdurmd in andere richting dan de hare, tot „dat rare minsch, mit d'r polleka-hoofd" aan toe, waai'mce zij niet eens zouden willen omgaan! En kijk, nu kwam er op eens, n.a wekeni van zuur wachten en sitil konkelgepraat een nette, fatsoenlijke man-met-een-boord uit den hemel gevallen em zette zich naast haar, glimlachma envbui- gend. Het was om- van te ontroeren. De oudste Draak, Schoonlije graaamd, nam aanstonds de leiding van den welbe- raamden aanval. Ze zei, met een beminnelijk lachje: ,.Frisschies vandaag, vindt u niet, meneir? „Seg maar gerust koud," vulde gretig de Draak Suus aan, en de midddste Josefien, lachte bevestigend,,'Nou en of!" Wat bleef den heer Doff daar anders over dan met grade te bevestigenl dat de dag een koele was geweest? Hij, deed zulks. „Maarrehernam Schoontje, ,,-in den iiiiddag wordt het altijd beter, vooral ,as je de 1 mooie plekkies ken, zooals wij." Dus as meneir profiteire wilgichelde, met een blik die schelmsch heeten moest. Suus, „dan willen we u graag van diensi zijn, met weg wijzen en soo Een zonderlinge benauwmis klemde zich om de keel van den gepensionneerden4hoofd- ondcrwijzer Doffelaar, maar n6g was bet uur van begdp niet gestagen. „Zeer vriendelijk, prevelde hij, „hed gaarneals het u voegt Het zeer jonge jongmensch en een bak- vischje holden op dat moment in den groot- stto spoed, en volmaakt sans-gene, van tafel. „Dan mosten me vanmiddag meneir maar 'us de Zes Bu'lten laten zien zei, luider stemme en. niet zonder triomf in haar oogen, de oudste der Draken en zag de tafel rond. Niemand waagd'e er zich aan op te zien. ,,Als't u maar niet derangeert," fluisterde scnor Dofdaar, wien koud zweet op het voorhoofd kwam te parelen. ,,0, nei!" joligde Suus, „en as u na't eten wil scbommelen „En ik hip voor morrege 'n ideetje," kwam Josefien- er tusschen. Zes- Bui ten, een schommel en een] idee! De gepensionneerde hoofdonderwijzer Dof felaar wenschte dat de dag reeds achter den rug ware, en hij1 Eliza over de ijsschotsen kon doen; vluchten, zelf klotsend over't kou- de zeil. Hij dankte met plechtigheid voor de schomirtelgeneugten. „Dan gane we maar vroeg aan den wan- del!", ze i Schoontlje, tevreden en energiek. De Zes Bulten, zeer mooi-begroeide heu- veltjes zagen zelden in hun gansche bestaan een vastheradener executidjp'eloton naderen dan de drie Draken met hun prooi. De heer Doffelaar was verstrooid en droefgeestig. Dat is eens, maar nooit weer, zwoer hij zich- zelve. En dien avond smeet hij zijh schoenen met meer kabaal! dan ooit door de kdmer, zoodat de kaashandclaar uit zijn hal'f-slaap wild opschrik en zijn nac' tkastje met een dreunenden smak ter aarde wierp, uit weer- wraak. v Maar den volgenden morgen wachtte het trio den heer Doffelaar aan de zonnige ontr bijitdisch. „Azze we vanmorgen 'us naar 't Putje gingen?", vertolkte. aanstonds monster Jose fien haar „idee" van den vorigen; dag. gen tijd en zei dat.iik bij de volgende gele- genheid niet hoefde te waditen.; ik kon de aingen neerzetten' en weggaan. Na het uiten van deze woorden verliet hij het liuis, slanterde langzaam het tuinpad af en verdween door het nek. De uren kropen angstig vo'orbijweer kwam er een avond. Ik trok mij. niet voor's avonds laat terug om te rusten, en toen ik het deed kon ik niet slapen. Hij keerde na middernacht terug en in piaats van naar 'bed te gaan sloot l)ij zidh in het vertrek beneden op. Ik luisterde en wentelde mij been en weer -a. ktoedde mij1 ten slotte aan en ging na,-. neden. Het was te vreeselijk om daar te liggen en mijn brein met een honderd ijdele vermoe- dens te kwellen. Ik onderstelde den stap van Mr. Heathcliff, die rusteloos den grond mat, en hij vevorak herhaaldelijk de stilte door een diepen zucht die op gekerm leek. Hij; mompelde ook onsa- menhangende woorden; de eenige die ik kon opvangen was de naam van Catharina ver- bonden met een of andere wilde uitdrukking van liefde of lijdten, en uitgesproken zooals iemand sprekea zou met een persoon die aan- wezig is zacht en ernsitig en geperst uit de diepten van zijn ziel. Ik had geen moed om regelrecht (het ver trek binnen te gaanmaar Ik vor'angde hem af te leidien van zijn di oomerij; en daarom viel ik op het keukenvuur aan pookte er in en be- gon de sintels bijeen te rapen. Het bracht hem eerder dan ik verwachtte te vooi-schijn Hij opende onmiddellijk de deur en zei „Ntelly kom bier is het morgen? Kootn binnen met je licht." „Het slant vier uur," antwoordde ik; „u hebt een kaars noodig om mee naar boyen te nernenen had1 er een kunnen aansteken aan dit vuur," „Neen, ik verlang niet naar boven te gaan, zei hij. „Kom binnen en steek voor mij! een vuur san as doe alles wat ar is het vertrek i ©e heer Doffelaar versehoef boven zijn t boordje van tint. „Ik moet wel m'n vexont- schuldiging, maken," bracht hij heesch en zeer gedwongen uit, „m'aar eh'n paar brieven: moet ik scbrijven1 en zoo enfm ueh begrijpt „0 we wachten op u, hoor!" troostte Josefien en knipoogde oolijk. „Wiji hebben den tijd! Sjeneer u maar niet en haast u langzaam." ,,Ja, maar dat mag ik niet vergen De heer Doffelaar zag als in doodsnood rond. Maar de ronde algemeene ontbijttafel was leeg. Hij boog het hoofd. In de toege sUnji en rookkamer doorflitste hem een galachte die zijn har.t weer met het gewone vuur deed kloppen. Hij kon vluch ten! 't Hotelletja lag wat hoog op een heuvel en zoowel aan de oost als aan de westzijde leidde een boomstammentrap tusscnen struikgewias, naar omlaag. Snel en joyeus pende Doffelaar een ansichtkaart naar zus- ttof. Toen sloop hij naar buiton. Langs de geschoren haag gedrukt, begaf hij, zich naar de westelijke trap en reeds zweefde zijn rech- tervoet boven de bovenste tree toen een groen- blauwe vlek zijn oog tiof. De pariasol van Schoontje, die Schoontje-zelf nog aan zijn blik onttrok en iSchoontje's aanschijin voor zomersproeten moest bewaren. Godaank1 die kon hern niet gezien heb ben! En Godank had hij intijds 't gevaar be- speurd. De gepensionneerde hoofdonderwijzer Dof felaar drukte zich opnieuw langs de haag, die den tuin omzoomde en' begaf zich naar de oostelijke trap. Geen enkele kleurvlek. De vrijheid! Geruischloos daalde hij, hield den adem. Daar was reeds't pad „Jo-se-iien! Hier-soo! Hier-soo! Hier is meneir!" En joyeus versperde Suus, van- achter een boschje toescmetend, den' onge- lukkigen Doftelaar den weg. Te midden der drie Draken' werd hij naar 'I Putje opge- braeht. Met klanklooze stem riep hij er zijn naam in naa,r omlaag en luisterde naar den doffen weer-galm. „Morrege de Koningstafel uit 'et uitkijk- torentje", beloofde Schoontje. Dien avond bracht de heer Doffelaar er de „Overwintering" niet zonder stotteren af. Hij voeide zich gevangen en droef. De dne Draken' nadden zich op den onge- lukkige vastgezet en lieten hem niet meer los. /.e sleepten nein van de Konmgstafel naar den Dikken Boom en de Belvedere. Ze sjokten door de hd met hem naar een boerderij' waar je „sulleke lekkere room'' had. Ze zetten zich met hem in't walmende vette stoomtramme- tje om de ruine te zien van het kasteeltje van een ot anaeren vergeten graaf. 's Morrens wacntten ze hem gedrieen, om hem den ganschen dag niet mm los te laten en 's avonds geleidden ze hem, alweer ge- adrieen, tot aan zijn s'aapkamer. Hi) had onder deze omstandigheden zijn declamatie moeten staken uit nervoziteit, zoodat de kaashandelaar er bij won. Droef •zakte hij 's avonds op een stoel neer en peinsde over een nachtelijke v'ucht, die hem de eenige uitredding leek. Honderden maten had hij. haar reeds in zijn verbeeldimg vol- bracht, maar helaas voor de werkelijk- heid deinsde hij, bangig, terug. Hij, ging er slecht uitzien. Slappe vouwen vormden zich om zijn mond, zijn eetlust mia- derde, de slaap ontvlood zijn oogen. Toen werd het tot hem genadig: negen dagen waren om. De gepensionneerde hoofdonderwijzer Doffelaar had nimmer kunnen bevroedien eenmaal zoo naar zijn oude zuster te zulton verlangen. Het waren de lijdenskelik moest tot op den bodem geledigd wordende gezamen- lijke Draken, die hem „op" 't stoomtrammetje brachten. Wezenloos drukte hij drie weeke rechterhanden... Toen snerpte de oude ast- 'matische locomotief die den naam „Utopia" in koperen letters op haar romp droeg de ver- lossende gil. Later, veel later, toen' de wilde tijd de wonden had geheeld kwam de gepensionneer de hoofdonderwijzer Doffelaar bij toeval te weten dat hem alle toed bespaard gebleven zoude zijn, had hij de luttele som van twee kwartjes daags meer betaald voor aparte be- diening, aan een apart tafeltje. Hereditaire invloed op kaakvorm, tandstel- ling en strucfuur der menschelijke tanden. (Vervolg). Indien nu bij kinderen van gezonde ouders te doen is." „lk moet eerst de kolen roodblazen, voor ik er eenige kan brengen," antwoordde ik, ter- Wijil ik een stoel en deh blaasbalg kreeg. Hij .zwierf intusschen been en weer, in een toestand, die kraiikznmighefti nabijkwamzijn zware. zuchuen volgden elkaai' zoo dicht op dat ze daartusschen geen ruimte lieten voor gewone ademhaling. „Bij het aanoreken van den dag zal ik om Green zenden," zei hij-; „ik verlang eenige wettelijke inlichtingcn van hem te ontvangen terwiji ik kalm kan handeien. Ik heb mijn tes- 'tament nog niet geschreven, en ik kan geen besluit nernen hoe ik mijn hezit zal nalaten. Ik won dat ik het van den aardbodem kon vernietigen." „Ik zou niet zoo praten, Mr. Heathcliff', viel ik in. „Laat uw testament maar een oogenblik rusten' - u zftilt gespaard blijven om boete te doen voor uw veto onge- rechtigheden Ik had geen oogenblik gedacht dat uw zenuwen geschokt zouden worden maar dat is op het oogenblik verwondferlij'k sterk het geval, en bijna geheel door uw eigen schuld. De wijze waarop u deze drie laatste dagen hebt doorgebradit zou een ti tan neervellen. Neem wat voedsel en wat rust. U hoeft alleen in een. Spiegel naar u zelf te kijken om te zien hoe u beid'en noodig hebt. Uw wangen zijn hoi en uw oogen met bloed doorloopen als van een mensch die sterft van honger, en blind1 wordt bij gebrek aan slaap" „Het is mijn schuld niet dat ik niet kan eten of rusten," antwoordde hij. Ik verzeker je dat het niet opzettelijk zoo gebeurt. Maar je zou even goed een man die in het water worstelt kunnen verzoeken om binnen een armslengte van de kust te gaan rusten. Ik moet die eerst bereiken en dan zal ik rusten.. Wel, laten we Mr. Green maar 'laten loopen, en wat het berouw over mijn ingerechtigheden betreft, ik heb geen onredht gadaan en ik! heb margens berouw over. Ik boa to gelulddgf «a i wiilke defomi'aties van' het gefort tot stand kunnen komen is het begrajpelijk dat dit bij t kinderen van zieke of zwakike ouders in hoo- gere mate piaats vinden kan, en! dit is ook het geval. Maar niet alleen de kaakvoran ooik de tanden worden nadeelig beinvloed. Even zeker kan men aannemen dat het sterke beenderstelsel en het krachtige gebit der ouders onder gunstige omstandigheden op de kinderen over gaat, zoo als wij' dit ook zien bij: de vreemde volken: J'avanen, Malei- ers, Papoea's enz. waar wij een duidelijke ge- Lijkenis van het eene op het andere gebit kun>- nen waarnemen. iDe vorm en de stelling der melktanden is gewooniijik normaal. Met de jaren ziet men dat de tusschenruimteni tusschen de tanden grooter worden; de kaak wordt, indien hij zich normaal ontwikkelt, zoo breed dat de blijivendie tanden voldoende piaats daarin vinden. Afwiijkingen van de normale tandstelling zoo als dr. Ste'hr deze hedoelt vindt men alleen biji de tweede dentitie en steeds in verband met een voor de blijvende tanden te simalle kaaklaag, en deze is als een ontwikkelings- stoomis aan te zien. Dit zdjln verschajnselen, die wiji (likwijls bij de jongere kinderen van gezonde ouders op- merkem kunnen, en die we missdiien als een lichte graad van ontwikkdingsstoring van het geheele menschelijke skelet opvatten kunnen. Opvallend is het echter dat zich dit zoo duidelijk aan het tussdien'kaakbeen ver- toont. Juist ditzelfde verschijnsel kan men bij de nakomelingen der vreemde volksstammen waarnemen zoodra deze hun voedingswdjze veranderen en Europeaanschen kost gebrui ken. De kaaklaag wordt smaller en de tanden beginnen te rotten, al is het niet in die mate als biji ons. Volgens de onderzoakingen van Dr. Stehr zou dus eenie voeding met vleesdhkost het rotiwordeni der tanden bevorderen en een te- kort aan beenvormend voedsel de normale ootwikkeling van de kaak benadeelen. Toen Dr. Stehr zich voor ongeveer 27 jaar in Roermond vestigde waren er in 't geheel zoowat 125, tandartsen in Nederiland:. Op dat oogenblik was de algemeene toestand van de tanden slecht zoo als uit zijn versing over de kostdooze be' andeling van onvermogende lijders aan mond- en tandziekten geda-an in het Louisiahuis te Roermond van April 1:895 tot April 1895 te zien is. Than,si zijn er mis- schien wel vijfmaal meer tandartsen, het tand'heelkundig onderWijs is intussicheni veel verbeterd, maar de toestand der tanden beet, zkh, niet veel verbeterd. Anomalieen van de tandstelling kunnen in vele gevallen met goed, gevolg gecorrigeerd worden. Bij abnormale kaakvorm,en is dit reeds moeilijker. Zoo ook kunnen in vele ge vallen rotte tanden meer bruikbaar gemiaakf worden, dagelijks worden echter nog ontzag- lij,k veel zieke tanden] en kiezen verwijderd. Zijn de tanden reeds kalkarm en gedefor- meerd te voorschijn gekomeni dan is het te laat om voor hunne krachtige ontwikkeling te zorgen. Het kwaad moet aan den wortet aange- pakt worden. Slechts door een systematische tandverpleging is het mogelijk het rotten der tanden te besitrijdem, m,aar deze tandenver- pleging moet reeds beginnen, wanneer de tandkiemen .zich in de kaak ontwikkelen en- met de verpleging der tandkiemen zou tevens de ontwikkeling aan de kaak bevordlerd wor den.. Heriditaire inwerkingen en de voedings- wijize zijn dus.volgens Dr. Stehr van aller- grootsten invloed op de tandstructuur en den kaakvorm' cn (het verdient aanbev.ling dat ook in deze richting naar ingrijlpende midde- len gezocht wordt, om de deform a ties -in het gebit en het rotten der tanden tegen te gaan. VERTELLING DOOR WILLEM SLIEDRECHT. In de gezellige huiskamer zaten meneer en mevrouw knusjes om de groote ronde tafel. Hij las zijn krantje en zij borduurde wat. De klok tikte haar tikjes en verhoogde daardoor de gezelligheid. Zwijgend grepen de vingers van meneer naar het kopje dat op de tafel stond en lang zaam' met kleine teugjes slurpte 'hij z'n thee. Mevrouw peuterde met 'a naald in 'n kleedje en vertr-ok haar gezicht. 't Wqu vanavond weer niksMet dat fijne werk was 't 's avonds niks gedaanHe weer 'n fout Even bleef het nu stil en was het getik alles wat hoorbaar was. toch ben ik niet gelukkig genoeg. De zalig- heid van mijn ziel doodt mijn lichaam, maar bevredigt zich zelf niet." „Gelukkig meester?" riep ik uit. „Vreemd gelukAls u mij wou aanhooren zonder boos te worden, zou ik u eenigen raad kunnen ge- ven die u gelukkiger zou kunnen maken." „Weike dan?" vroeg hij. „Geef dien." „U weet wel, Mr. Heathcliff, zei ik „dat vanaf den tijd dat u dertien jaar oud was u een zelfzuchtig onchristelijk leven geleid hebt, en waarschijnlijk gedurende al dien tijd nau- welijks een bijbel in uw hand gehad hebt. U moet den inhoud van ant boek vergeten zijn en u hebt misschien geen tijd meer om het nu op te zoeken. Zou het schade kunnen als er iemand gestuurd werd1 een of ander geeste- lijke, van welke kerk ook, het doet er niet toe welke, om het uit te leggen en u te toonen hoe heel ver u van zijn voorschrift bent afge- dwaald, en hoe ingeschikt u zu'lt zijn voor zijn hemel, als er niet voor u sterft, een ver- andering piaats grijpt?" „lk ben meer dankbwar dan 'boos, Nelly", zei hij, „want je herinnert mij aan de wijze waarop ik verlang begraven te worden en wel zoo: ik wil in den avond naar het kerk- hof gedragen woirden. Jij en Hareton mogen als je wilt, mij vergezellen, en denk er bijzon- der om er op te tetten dat- ae kostei' mijn be- velen omtrent de *wee doodkisten gehoor- zaamt! Geen geestelijke behoeft te komen en ook hoeft er niets -over mij gezegd te worden ik zeg je dat ik 'bijna mijn hemel bereikt heb; en dien van anderen kan ik onmogelijk waardeeren en onmogelijk verlangen!" „En stel eens dat u in uw hardlnekkig vas- ten volhardt en daardoor stierf en men wei- gerde u in den omtrek van de kerk te begra ven?" zei ik, geschokt door zijn goddelooze ojivsrsdhillijtkjid. Hoe zcu u dat bevallen?" (Wordt va»«olgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5