Alkmaarsche Gouiant
De prool van de drie diaken.
Woensdag 1 November.
Feuilleton.
Stormachtige hoogten.
XBe piano.
No. 258. 1922.
Honderd Drie en Twlntigste Jaargang.
HI'NDERWET.
BURGEMLE&TEK en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen, ter algemeene ken-
nis dat ziji 4>iji hun besluit van 28 October
1922 vergunning h ebb en verleend aan
C. HONIQ, tot bet oprichten van eem broods
en banketbakkeriji in bet perceel SI NT JA-
GQBiSTRAAT Wijik C, No. 20.
A'lknaar, 28 Oct. 1922.
Burgemeester em Wethouiders voornoexnd,
W. C. WIENDBLAAR, Voorzitter.
L. v. d. V1EOT, lo.-secretaris.
BUlRGEM'EESTE'R em WETHOUDERS
P L AAT9EIJ KE BElLASTI NIO
van ALKMAAR brengem ter algemeene ken-
nis, dat het 3e Suppletoire Kohier van den
iHoofdelijkem Omslag diemst 1921/22 dteni 19
October 1922 door deni Gemeemteraad vast-
gesteld em den 25 October '22 gcedgekeurd
door de Gedeputeerde Staten, op bed-en aan
den Gemeemte-Ontvanger ter invordering is
overgegevem em gedurende vijf maandem op
de secretarie der Gemeemte voor eem ieder ter
lezing is nedergelegd.
Bezwarem tegem uem aanslag kunnen; op
omgezegeld papier bij dem Gemeemteraad
wordem ingediend bimmem drie maamden na
den dag der, uitreiking van de aanslagbiljet-
ten.
Al ton a ar, 31' October 1922.
Burgemeester em Wethouders voomoemd,
W. C. WEINDEL'AAR, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
GEVONIDEN VOORWERPEN.
Te bevragen aan het Bureau van Politie
aUeen op werkdagen van 91 uur. Zich te
vervoegen bij den Wacht-Ccmmandant.
Een j as, eem oorbelietje, twee kindermut-
sen, een bond (tax), een brocbe, eem snoei-
mes, eem fiiterstang, em paardendek met
twee kcetouwen, eem band vam een mantel,
een duimstok, vier rozenkransen met en zon
der etui, een mesje, een double armband, een
hooivork, een gouden kettinkje, twee dames-
horloges met en zonder armband, em ijs-
muts, twee pakken zakkm, em kindertascbje,
inb. emig geld, een klomp, een beerendas,
em jacbiihond, een kerkboek, een gouden
broche, em R.K. kerkboekje, een zilverem
brocbe, em zilveren aimbandje, em autobin-
menbaud, em moersleutel, em koedek, een
stalen cekituur, em rijwtolketting, em da-
mesparapluie, em gouden chaviarie, met
twee portretten, twee bankbiljetten, een foto,
een zadeldekje, een paar nieuwe kousen, een
cypersche kat, eeil zilveren rozenkraus, em
blauw schort, emige portemonnaies met en
zonder inhoud en eenige sleutels.
Alkmaar, den lstrn November 1922.
De Commissaris van Politie,
W. Tb. VAN GRIETHUYSEM
SCHOUW.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente ALKMAAR brmgen bij deze
ter kennis van belanghebbenden, dat op
WOENSDAG 8 NOVEMBER dezes jaars,
door dm Directeur over den Hout en de
Plantzomen zal worden gehouden de
JAARLIJK'SCHE SCHOUW
over
De oude Zandersloob, beginmende bij bet
bruggetje in dm Kennemersingel, benevens
de Hoevervaart.
De sloot langs de Egelmburgerlaan en
Ropjeskuil tot dm weg naar de begraaf-
plaats.
De rimgsloot om de Cadettenschool.
De Bleekersloot, loopende van den Nieuw-
landersingel af en de nieuwe Zandersloot,
beide tot aan de bandscheidiing van Heiloo.
De sloot, loopende van het Baanpad af
achter de baanhuizcn, tot bet pad van Over-
die.
De sJoot van de le Kanaaistraat af ten
Zuiden van de huizen van bet Zeglis tot het
Kanaal.
(De slooiii loopende ten zuiden van bet wei-
land behoorenide bij: „Oostwijk" em verder tot
bet kanaal.
De slooten loopende langs de Zuidzijde
van den "Schermerweg.
Alle eigenaars of gebruikers van percee-
den aan en langs de slooten liggende, worden
.aangemaand om van de gezegde slooten, en
Naar het Engelsch van Emily Bronte,
door W. A. C. van Strien.
99)
De dageraad bracht mij tot mijn zinnen
terug. Ik stond op en giing in den tuin, zoo-
dra ik maar zien kon, om mij ervan te o>ver-
tuigen of er voetstappen onder zijn vmster
zichtbaar waren. Er waren er geen.
„Hij is tbuis gebleven", dacbt ik m bij
zal vandaag weer geheel in orde zijn."
Ik maakte bet ontbijt voor het gezim klaar,
mijn gewone bezigheidmaar zei tot Hare-
ton en Catharma dat zij bet hunne moesten
gebruiken voor de meester beneden kwam,
want hij bleeg lang liggm. Zij gaven er de
voorkeur aan bet buitenshuis te gebruiken.
.onder de boomen, en ik zette een kleine taffil
neer om het bun makkeiijk te maken.
Tom ik weer binnenkwam, vond ik Mr.
Hteathcliff beneden. Hij en Joseph spraken
over een of andere zaak van de boerderij; hij
gaf duidelijke m nauwkeurige aanwijzingen
betreffende de zaak in kwestie, maar hij sprak
snel en keerde zijn hoofd voortdurend op zij
en had dezelfde opgewonden uitdrukking,
zelfs nog verergerd. Tom Joseph het vertrek
verliet ging bij zitten op de plaate die bij in
den regel koos en ik zette een kop koffie voor
hem. Hij trok het didhter bij en liet torn zijn
arm op de tafel rusten en keek, naar ik on-
derstelde, naar dm muur tegenover hem tcr-
wijl hij een apart gedeelte daarvan met glin-
stermde, rustelooze oogm gadesloeg m met
zulke gretige belangstelling dat hij geduren
de een halve minuut opbield1 met adernen.
„Kom nu," riep ik uit, 'terwijl ik wat brood
tegen zijn band duwde, „eet en drink dat ter
wijl het warm i*. Het beaft bijoa een uur ga-
vuakt"
wel ieder voor zooverre rijn eigendem zich' I
daarlangs uitstrekt, de kamea af te maaien, T
kroos en aigemaaide op te baton, aismede die
slooten uit te diepen en het zand benevens den
modder te hunnem koste ter weerszijdm daar-
uit op te halen, alles op zoodanige diepte en
onder die boete en strafbepa'ingen, als bij
de bestaande verordeningcn zijn vastgesteld.
Alkmaar, den lsten November 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. C. WENDELAAR, Voorzituer.
DONATH, Secretaris.
door
JET VAN STRIEN.
Indien hij: de luttele som van twee kwar-
tjea per dag weer had betaald, zou er niets
zijn gebeurd en ware dit droeve veihaal nim-
mer geschreven.
Het noodlot echter wikto dat de gepen-
sionneerde boofdonderwijzex Doffelaar eerst
toen bet onherroepelijk te laat was wist dat
hij voor gezegde luttele som in bet drukbe-
zochte zomexpenaion, verre van de steedsche
wereld, aparte bediming aan een apart ta-
feltje had kunnen krijgen. Hij had den alge-
meenen prijs geconditionneerd en kwiam aan
de algemeene tafel.
Deze was, in landelijiken eenvoud, rond, en
dicbt rijden de zitplaatsm-er-lianga zich aan-
een. Maar aan den meest-noordelijken pool
was de cirkel gebroken. Daar, gaaptm enke-
le ruime, ledige pliaatsen. In dit uiterste
noorden, nu, waren de drie Drakm gepos-
Leerd. Angstvallig bleef de c'rkel in dit noor
den gebroken. De gastrn kwamen en gingen
in het buitenbotelletje, kwamen rondom de
tafel te zitten als de wedergeboren volgelin-
gen van wijilen Koning Arthur, maar steeds
oleef de cirkel naar bet noorden toe gcopend
en niet een dergenen, die kwamen, voeide in
zich de roeping om de gaping te vullen1 em
de levende keten. aaneen te klinken.
De Drie Draken zaten neer., spuwden beur-
telings vmijnige vuurtjes, of poogden te
klitten.
Het wgren drie oude juffrouwen van on-
sympaihieke afmetingem, waarin haar inner-
lijk zich weerspiegelde. H oog-H a ar 1 emm ei'S-
dijksdt was haar lijfiiaal. Vanwaar ziji kwa
men en waarheen haar levmsweg vanuit dit
rustoord haar zou voerem, was den gasten
van het hotel, diep in't Geldersche gelegen
totaa! onbekemd.. Maar niemand dorstte ten
deze naar meer kertnis, „want wie zoo'n
draak aansprak" had onder hilarittit eens
een aardig meisle geproest, „kwam er nooii
weer van af!" 't Meiske was vertrokken,
maar de betiteling „draken" bleef, zoo'ang
het trio niet opkraste
Van dit alles wist de gepensionneerde
hoofdonderwijzer Doffelaar niets. Hij was
een bescheiden-gebouwd, voorzichtig man, die
sinds jaar en dag vreedzaam met ziin oude
zuster leefde en dit jaar in een weelde-bevlie-
ging de zuster had een invitatie om er-
gens te logeeren zich door haar naar bui-
ten liet storm, uitbesteden. De begrooting
stond hem tien „nette" dagm, reis inbegrepm
toe.
Juffrouw Lotje, dodder des huizes, en
dienende geest van het pension, wees hem
reeds een minuut na aankomst toen de kof-
fietafel-bel was gegaan, een plants aan de
noordpool van de ronde tafel aan. De beer
Doffelaar boog bescbeidem en correct naar
links en rechts. De Zuidpool- ai evmaar-
gastm lieten het hoofd zinken en snufden
wat. Er werd een: ijverig gebruik gemaakt
van zakdoeken. De beer Doffelaar, in de ar-
geloosheid zijns hartm, gLimlachte. Toen
proestte een zeer jongmensch van achter
zijn servet. De gansche schare lachte, ver-
lucht, .vergoelijikend mee.
De heer Doffelaar zat tussc^en de Drie
Draken gekn.dd.
Menschen plegem wreeder te zijn dan
dierem.
W anneer er in Konijnenland een strik
staat, waarschuwt het eene konijn het andere.
En als op een eenzamen verlaten heuvel be-
zoekers komen, dan vliegen de kraaim die
hem als hun domein beschouwden op,
twee bij twee, en brengem de euvele tijding
aan hun breeders.
Doeh de pensiongasten van dit kleine
hotel in 't Geldersche wezen geen, van alien
den gepensiomneerdem hoofdonderwijzer Dof
felaar er op, dat hij. hachelijk er aan toe was,
ja) redde'loos verloren.... Het tegendeel
was wel waar. Ze wachtten, lachmd en loe-
rend, of hij, in de val zou loopem.
De arme zat er al in
„Als hij' niet iederem morgem zoo'n helsch
Hij schonk mij, geen aandacht en toch glirn-
ladhte hij. Ik had hem liever zien knarsetan-
den dan hem zoo zien glimlachen.
„Mr. Heathcliff! meester!" riep ik. „Staar
niet om bemelswil, alsof u een onaardscli vi-
zioen zag."
„Schreeuw om liemelswil niet zoo luid,"
antwoordde hij. „Keer je om en zeg mij of we
alleen zijn."
„Natuurlijk," was mijn antwoord, „natuur-
lijik zijn we."
Toch geboorzaamde ik hem onwillekeurig
alsof ik er niet geheel zeker van was.
Met een beweging van zijn hand maakte
hij een open ruimte voor zidh tusschen den
ontbijitboel m leunde voorover om meer op
zijn gemak te kijken.
Nu bemerkte ik dat hij niet naar den muur
keek want als ik hem goed aanzag schem, het
net of hij keek naar iets dat binnen twee el
afstand was. En wat het ook was, het deelde
blijikbaar zoo wel vreugde als pijn in zeld-
zame uiterstm mee; ten miuste de beangste
en toch opgetogem uitdrukking van zijn gelaat
deed dat vermoeden.
Het voorwerp van zijn verbcelding zat ook
hier niet vastzijn oogen volgden het met on-
vermoeiden ijver, m werden zelfs niet als hij
tot mij, sprak ook maar em oogenblik afge-
wend.
Ilk1 herinnerde hem vergeefs aan zijn lang-
durige onthouding van voedsel; als hij zien
bewoog om iets aan te rakem om aan mijn
verzoek te voldoen, als 'hij! zijn 'hand; uitstrekte
om een stok brood te dmjigen, klerndm zijn
vingers zich, sairnen voor ze het bereikten en
bleven op de tafel, terwij.ll ze hun doel ver-
gaten.
Ik zat als em model van geduldi te tradh-
ten om zijn, afgetrokken aandaoht van die al
les behecrschende bespiegeling af te trek-
kmtot hij! prikkel'baar werd' en opstond, ter
wijl hij, mij; vroeg waaromi ik hem n:er wiide
toesLaaa zijn maaltijd te gebruiken op zijn «-
lawaai maakte bij1 't epataan met z*n
schoenen smeet, dat het wel donder lijkt, zou
ik'm nog gewaarschuwd hebben," had later
emmaal de goeii'ge dikke kaashandclaar uit
de hoofdstad gezegd, die met vrouw en doch-
ter van de 'Sommcrfrissche genoot, „maar
nou vind ik dat het'm toekomt." De kaas-
handdaar was namelijk's heeren Doffelaars
buurman; en toed onder de reeds den eer-
sten avond gedemonstreerde gewoon'te
van den ex-hooifdonderwijzeT om kwartieren
lang blooisvoets door zijn sliaapkamer te ij,s-
beeren en met grommelig stemgeluid, de
^Overwintering op Nova Zambia" te decla-
meeren een enketo maal afgewisseld door
„Eliza's vlucht".
DofLlaar was dat van hula uit, zoo ge-
wend: de zuster sliep er steeds doorheen. 1
Zielsgelukkig wierpen de Drie Draken
zich op hem. Den gnnachen zomer hadden
ze gepoogd zich „aan te duiten", gelijk ze
zulks noemden, op haar nicest verleideliiken
toon verzekcrd dat ,,'et sonnetje soo lekker
was," of dat er missdiien wel „swaor weir"
kwam tevergeefs. Avond aan avond had
de Draak Suus, de jongste, met 'r nog 'even
blonde toetjeshaar, rondom den grooten
schommel in den, tuin gedwiaald en zachtjes
zich laten op en neer wiegen, met te jeugdig
gekir, op den slingerwip, en niemand had er
ook maar 'n goelijk lacbje voor over gehad.
Aan tafel tuurde ieder voortdurmd in andere
richting dan de hare, tot „dat rare minsch,
mit d'r polleka-hoofd" aan toe, waai'mce zij
niet eens zouden willen omgaan! En kijk, nu
kwam er op eens, n.a wekeni van zuur wachten
en sitil konkelgepraat een nette, fatsoenlijke
man-met-een-boord uit den hemel gevallen
em zette zich naast haar, glimlachma envbui-
gend. Het was om- van te ontroeren.
De oudste Draak, Schoonlije graaamd,
nam aanstonds de leiding van den welbe-
raamden aanval. Ze zei, met een beminnelijk
lachje: ,.Frisschies vandaag, vindt u niet,
meneir?
„Seg maar gerust koud," vulde gretig de
Draak Suus aan, en de midddste Josefien,
lachte bevestigend,,'Nou en of!"
Wat bleef den heer Doff daar anders over
dan met grade te bevestigenl dat de dag een
koele was geweest? Hij, deed zulks.
„Maarrehernam Schoontje, ,,-in den
iiiiddag wordt het altijd beter, vooral ,as je de
1 mooie plekkies ken, zooals wij."
Dus as meneir profiteire wilgichelde,
met een blik die schelmsch heeten moest.
Suus, „dan willen we u graag van diensi
zijn, met weg wijzen en soo
Een zonderlinge benauwmis klemde zich
om de keel van den gepensionneerden4hoofd-
ondcrwijzer Doffelaar, maar n6g was bet
uur van begdp niet gestagen.
„Zeer vriendelijk, prevelde hij, „hed
gaarneals het u voegt
Het zeer jonge jongmensch en een bak-
vischje holden op dat moment in den groot-
stto spoed, en volmaakt sans-gene, van tafel.
„Dan mosten me vanmiddag meneir maar
'us de Zes Bu'lten laten zien zei, luider
stemme en. niet zonder triomf in haar oogen,
de oudste der Draken en zag de tafel rond.
Niemand waagd'e er zich aan op te zien.
,,Als't u maar niet derangeert," fluisterde
scnor Dofdaar, wien koud zweet op het
voorhoofd kwam te parelen.
,,0, nei!" joligde Suus, „en as u na't
eten wil scbommelen
„En ik hip voor morrege 'n ideetje," kwam
Josefien- er tusschen.
Zes- Bui ten, een schommel en een] idee!
De gepensionneerde hoofdonderwijzer Dof
felaar wenschte dat de dag reeds achter den
rug ware, en hij1 Eliza over de ijsschotsen
kon doen; vluchten, zelf klotsend over't kou-
de zeil. Hij dankte met plechtigheid voor de
schomirtelgeneugten.
„Dan gane we maar vroeg aan den wan-
del!", ze i Schoontlje, tevreden en energiek.
De Zes Bulten, zeer mooi-begroeide heu-
veltjes zagen zelden in hun gansche bestaan
een vastheradener executidjp'eloton naderen
dan de drie Draken met hun prooi. De heer
Doffelaar was verstrooid en droefgeestig.
Dat is eens, maar nooit weer, zwoer hij zich-
zelve. En dien avond smeet hij zijh schoenen
met meer kabaal! dan ooit door de kdmer,
zoodat de kaashandclaar uit zijn hal'f-slaap
wild opschrik en zijn nac' tkastje met een
dreunenden smak ter aarde wierp, uit weer-
wraak. v
Maar den volgenden morgen wachtte het
trio den heer Doffelaar aan de zonnige ontr
bijitdisch.
„Azze we vanmorgen 'us naar 't Putje
gingen?", vertolkte. aanstonds monster Jose
fien haar „idee" van den vorigen; dag.
gen tijd en zei dat.iik bij de volgende gele-
genheid niet hoefde te waditen.; ik kon de
aingen neerzetten' en weggaan.
Na het uiten van deze woorden verliet hij
het liuis, slanterde langzaam het tuinpad af
en verdween door het nek.
De uren kropen angstig vo'orbijweer kwam
er een avond. Ik trok mij. niet voor's avonds
laat terug om te rusten, en toen ik het deed
kon ik niet slapen. Hij keerde na middernacht
terug en in piaats van naar 'bed te gaan
sloot l)ij zidh in het vertrek beneden op. Ik
luisterde en wentelde mij been en weer -a.
ktoedde mij1 ten slotte aan en ging na,-.
neden. Het was te vreeselijk om daar te liggen
en mijn brein met een honderd ijdele vermoe-
dens te kwellen.
Ik onderstelde den stap van Mr. Heathcliff,
die rusteloos den grond mat, en hij vevorak
herhaaldelijk de stilte door een diepen zucht
die op gekerm leek. Hij; mompelde ook onsa-
menhangende woorden; de eenige die ik kon
opvangen was de naam van Catharina ver-
bonden met een of andere wilde uitdrukking
van liefde of lijdten, en uitgesproken zooals
iemand sprekea zou met een persoon die aan-
wezig is zacht en ernsitig en geperst uit
de diepten van zijn ziel.
Ik had geen moed om regelrecht (het ver
trek binnen te gaanmaar Ik vor'angde hem
af te leidien van zijn di oomerij; en daarom viel
ik op het keukenvuur aan pookte er in en be-
gon de sintels bijeen te rapen. Het bracht
hem eerder dan ik verwachtte te vooi-schijn
Hij opende onmiddellijk de deur en zei
„Ntelly kom bier is het morgen? Kootn
binnen met je licht."
„Het slant vier uur," antwoordde ik; „u
hebt een kaars noodig om mee naar boyen te
nernenen had1 er een kunnen aansteken aan
dit vuur,"
„Neen, ik verlang niet naar boven te gaan,
zei hij. „Kom binnen en steek voor mij! een
vuur san as doe alles wat ar is het vertrek
i ©e heer Doffelaar versehoef boven zijn t
boordje van tint. „Ik moet wel m'n vexont-
schuldiging, maken," bracht hij heesch en
zeer gedwongen uit, „m'aar eh'n paar
brieven: moet ik scbrijven1 en zoo enfm
ueh begrijpt
„0 we wachten op u, hoor!" troostte
Josefien en knipoogde oolijk. „Wiji hebben
den tijd! Sjeneer u maar niet en haast u
langzaam."
,,Ja, maar dat mag ik niet vergen
De heer Doffelaar zag als in doodsnood
rond. Maar de ronde algemeene ontbijttafel
was leeg. Hij boog het hoofd.
In de toege sUnji en rookkamer doorflitste
hem een galachte die zijn har.t weer met het
gewone vuur deed kloppen. Hij kon vluch
ten! 't Hotelletja lag wat hoog op een heuvel
en zoowel aan de oost als aan de westzijde
leidde een boomstammentrap tusscnen
struikgewias, naar omlaag. Snel en joyeus
pende Doffelaar een ansichtkaart naar zus-
ttof. Toen sloop hij naar buiton. Langs de
geschoren haag gedrukt, begaf hij, zich naar
de westelijke trap en reeds zweefde zijn rech-
tervoet boven de bovenste tree toen een groen-
blauwe vlek zijn oog tiof. De pariasol van
Schoontje, die Schoontje-zelf nog aan zijn
blik onttrok en iSchoontje's aanschijin voor
zomersproeten moest bewaren.
Godaank1 die kon hern niet gezien heb
ben!
En Godank had hij intijds 't gevaar be-
speurd.
De gepensionneerde hoofdonderwijzer Dof
felaar drukte zich opnieuw langs de haag,
die den tuin omzoomde en' begaf zich naar de
oostelijke trap. Geen enkele kleurvlek. De
vrijheid! Geruischloos daalde hij, hield den
adem. Daar was reeds't pad
„Jo-se-iien! Hier-soo! Hier-soo! Hier is
meneir!" En joyeus versperde Suus, van-
achter een boschje toescmetend, den' onge-
lukkigen Doftelaar den weg. Te midden der
drie Draken' werd hij naar 'I Putje opge-
braeht. Met klanklooze stem riep hij er zijn
naam in naa,r omlaag en luisterde naar den
doffen weer-galm.
„Morrege de Koningstafel uit 'et uitkijk-
torentje", beloofde Schoontje.
Dien avond bracht de heer Doffelaar er de
„Overwintering" niet zonder stotteren af. Hij
voeide zich gevangen en droef.
De dne Draken' nadden zich op den onge-
lukkige vastgezet en lieten hem niet meer
los. /.e sleepten nein van de Konmgstafel naar
den Dikken Boom en de Belvedere. Ze sjokten
door de hd met hem naar een boerderij' waar
je „sulleke lekkere room'' had. Ze zetten zich
met hem in't walmende vette stoomtramme-
tje om de ruine te zien van het kasteeltje van
een ot anaeren vergeten graaf.
's Morrens wacntten ze hem gedrieen, om
hem den ganschen dag niet mm los te laten
en 's avonds geleidden ze hem, alweer ge-
adrieen, tot aan zijn s'aapkamer.
Hi) had onder deze omstandigheden zijn
declamatie moeten staken uit nervoziteit,
zoodat de kaashandelaar er bij won. Droef
•zakte hij 's avonds op een stoel neer en
peinsde over een nachtelijke v'ucht, die hem
de eenige uitredding leek. Honderden maten
had hij. haar reeds in zijn verbeeldimg vol-
bracht, maar helaas voor de werkelijk-
heid deinsde hij, bangig, terug.
Hij, ging er slecht uitzien. Slappe vouwen
vormden zich om zijn mond, zijn eetlust mia-
derde, de slaap ontvlood zijn oogen.
Toen werd het tot hem genadig: negen
dagen waren om.
De gepensionneerde hoofdonderwijzer
Doffelaar had nimmer kunnen bevroedien
eenmaal zoo naar zijn oude zuster te zulton
verlangen.
Het waren de lijdenskelik moest tot op
den bodem geledigd wordende gezamen-
lijke Draken, die hem „op" 't stoomtrammetje
brachten. Wezenloos drukte hij drie weeke
rechterhanden... Toen snerpte de oude ast-
'matische locomotief die den naam „Utopia" in
koperen letters op haar romp droeg de ver-
lossende gil.
Later, veel later, toen' de wilde tijd de
wonden had geheeld kwam de gepensionneer
de hoofdonderwijzer Doffelaar bij toeval te
weten dat hem alle toed bespaard gebleven
zoude zijn, had hij de luttele som van twee
kwartjes daags meer betaald voor aparte be-
diening, aan een apart tafeltje.
Hereditaire invloed op kaakvorm, tandstel-
ling en strucfuur der menschelijke tanden.
(Vervolg).
Indien nu bij kinderen van gezonde ouders
te doen is."
„lk moet eerst de kolen roodblazen, voor ik
er eenige kan brengen," antwoordde ik, ter-
Wijil ik een stoel en deh blaasbalg kreeg.
Hij .zwierf intusschen been en weer, in een
toestand, die kraiikznmighefti nabijkwamzijn
zware. zuchuen volgden elkaai' zoo dicht op
dat ze daartusschen geen ruimte lieten voor
gewone ademhaling.
„Bij het aanoreken van den dag zal ik om
Green zenden," zei hij-; „ik verlang eenige
wettelijke inlichtingcn van hem te ontvangen
terwiji ik kalm kan handeien. Ik heb mijn tes-
'tament nog niet geschreven, en ik kan geen
besluit nernen hoe ik mijn hezit zal nalaten.
Ik won dat ik het van den aardbodem kon
vernietigen."
„Ik zou niet zoo praten, Mr. Heathcliff',
viel ik in. „Laat uw testament maar een
oogenblik rusten' - u zftilt gespaard
blijven om boete te doen voor uw veto onge-
rechtigheden Ik had geen oogenblik gedacht
dat uw zenuwen geschokt zouden worden
maar dat is op het oogenblik verwondferlij'k
sterk het geval, en bijna geheel door uw
eigen schuld. De wijze waarop u deze drie
laatste dagen hebt doorgebradit zou een ti
tan neervellen. Neem wat voedsel en wat
rust. U hoeft alleen in een. Spiegel naar u zelf
te kijken om te zien hoe u beid'en noodig hebt.
Uw wangen zijn hoi en uw oogen met bloed
doorloopen als van een mensch die sterft van
honger, en blind1 wordt bij gebrek aan slaap"
„Het is mijn schuld niet dat ik niet kan
eten of rusten," antwoordde hij. Ik verzeker
je dat het niet opzettelijk zoo gebeurt. Maar
je zou even goed een man die in het water
worstelt kunnen verzoeken om binnen een
armslengte van de kust te gaan rusten. Ik
moet die eerst bereiken en dan zal ik rusten..
Wel, laten we Mr. Green maar 'laten loopen,
en wat het berouw over mijn ingerechtigheden
betreft, ik heb geen onredht gadaan en ik! heb
margens berouw over. Ik boa to gelulddgf «a
i wiilke defomi'aties van' het gefort tot stand
kunnen komen is het begrajpelijk dat dit bij t
kinderen van zieke of zwakike ouders in hoo-
gere mate piaats vinden kan, en! dit is ook
het geval. Maar niet alleen de kaakvoran ooik
de tanden worden nadeelig beinvloed.
Even zeker kan men aannemen dat het
sterke beenderstelsel en het krachtige gebit
der ouders onder gunstige omstandigheden
op de kinderen over gaat, zoo als wij' dit ook
zien bij: de vreemde volken: J'avanen, Malei-
ers, Papoea's enz. waar wij een duidelijke ge-
Lijkenis van het eene op het andere gebit kun>-
nen waarnemen.
iDe vorm en de stelling der melktanden is
gewooniijik normaal. Met de jaren ziet men
dat de tusschenruimteni tusschen de tanden
grooter worden; de kaak wordt, indien hij
zich normaal ontwikkelt, zoo breed dat de
blijivendie tanden voldoende piaats daarin
vinden.
Afwiijkingen van de normale tandstelling
zoo als dr. Ste'hr deze hedoelt vindt men alleen
biji de tweede dentitie en steeds in verband
met een voor de blijvende tanden te simalle
kaaklaag, en deze is als een ontwikkelings-
stoomis aan te zien.
Dit zdjln verschajnselen, die wiji (likwijls bij
de jongere kinderen van gezonde ouders op-
merkem kunnen, en die we missdiien als een
lichte graad van ontwikkdingsstoring van
het geheele menschelijke skelet opvatten
kunnen. Opvallend is het echter dat zich dit
zoo duidelijk aan het tussdien'kaakbeen ver-
toont.
Juist ditzelfde verschijnsel kan men bij de
nakomelingen der vreemde volksstammen
waarnemen zoodra deze hun voedingswdjze
veranderen en Europeaanschen kost gebrui
ken. De kaaklaag wordt smaller en de tanden
beginnen te rotten, al is het niet in die mate
als biji ons.
Volgens de onderzoakingen van Dr. Stehr
zou dus eenie voeding met vleesdhkost het
rotiwordeni der tanden bevorderen en een te-
kort aan beenvormend voedsel de normale
ootwikkeling van de kaak benadeelen.
Toen Dr. Stehr zich voor ongeveer 27 jaar
in Roermond vestigde waren er in 't geheel
zoowat 125, tandartsen in Nederiland:. Op dat
oogenblik was de algemeene toestand van de
tanden slecht zoo als uit zijn versing over de
kostdooze be' andeling van onvermogende
lijders aan mond- en tandziekten geda-an in
het Louisiahuis te Roermond van April 1:895
tot April 1895 te zien is. Than,si zijn er mis-
schien wel vijfmaal meer tandartsen, het
tand'heelkundig onderWijs is intussicheni veel
verbeterd, maar de toestand der tanden beet,
zkh, niet veel verbeterd.
Anomalieen van de tandstelling kunnen in
vele gevallen met goed, gevolg gecorrigeerd
worden. Bij abnormale kaakvorm,en is dit
reeds moeilijker. Zoo ook kunnen in vele ge
vallen rotte tanden meer bruikbaar gemiaakf
worden, dagelijks worden echter nog ontzag-
lij,k veel zieke tanden] en kiezen verwijderd.
Zijn de tanden reeds kalkarm en gedefor-
meerd te voorschijn gekomeni dan is het te
laat om voor hunne krachtige ontwikkeling
te zorgen.
Het kwaad moet aan den wortet aange-
pakt worden. Slechts door een systematische
tandverpleging is het mogelijk het rotten der
tanden te besitrijdem, m,aar deze tandenver-
pleging moet reeds beginnen, wanneer de
tandkiemen .zich in de kaak ontwikkelen en-
met de verpleging der tandkiemen zou tevens
de ontwikkeling aan de kaak bevordlerd wor
den..
Heriditaire inwerkingen en de voedings-
wijize zijn dus.volgens Dr. Stehr van aller-
grootsten invloed op de tandstructuur en den
kaakvorm' cn (het verdient aanbev.ling dat
ook in deze richting naar ingrijlpende midde-
len gezocht wordt, om de deform a ties -in het
gebit en het rotten der tanden tegen te gaan.
VERTELLING DOOR WILLEM
SLIEDRECHT.
In de gezellige huiskamer zaten meneer en
mevrouw knusjes om de groote ronde tafel.
Hij las zijn krantje en zij borduurde wat. De
klok tikte haar tikjes en verhoogde daardoor
de gezelligheid.
Zwijgend grepen de vingers van meneer
naar het kopje dat op de tafel stond en lang
zaam' met kleine teugjes slurpte 'hij z'n thee.
Mevrouw peuterde met 'a naald in 'n kleedje
en vertr-ok haar gezicht. 't Wqu vanavond
weer niksMet dat fijne werk was 't
's avonds niks gedaanHe weer 'n
fout
Even bleef het nu stil en was het getik alles
wat hoorbaar was.
toch ben ik niet gelukkig genoeg. De zalig-
heid van mijn ziel doodt mijn lichaam, maar
bevredigt zich zelf niet."
„Gelukkig meester?" riep ik uit. „Vreemd
gelukAls u mij wou aanhooren zonder boos
te worden, zou ik u eenigen raad kunnen ge-
ven die u gelukkiger zou kunnen maken."
„Weike dan?" vroeg hij. „Geef dien."
„U weet wel, Mr. Heathcliff, zei ik „dat
vanaf den tijd dat u dertien jaar oud was u
een zelfzuchtig onchristelijk leven geleid hebt,
en waarschijnlijk gedurende al dien tijd nau-
welijks een bijbel in uw hand gehad hebt. U
moet den inhoud van ant boek vergeten zijn
en u hebt misschien geen tijd meer om het nu
op te zoeken. Zou het schade kunnen als er
iemand gestuurd werd1 een of ander geeste-
lijke, van welke kerk ook, het doet er niet
toe welke, om het uit te leggen en u te toonen
hoe heel ver u van zijn voorschrift bent afge-
dwaald, en hoe ingeschikt u zu'lt zijn voor
zijn hemel, als er niet voor u sterft, een ver-
andering piaats grijpt?"
„lk ben meer dankbwar dan 'boos, Nelly",
zei hij, „want je herinnert mij aan de wijze
waarop ik verlang begraven te worden en
wel zoo: ik wil in den avond naar het kerk-
hof gedragen woirden. Jij en Hareton mogen
als je wilt, mij vergezellen, en denk er bijzon-
der om er op te tetten dat- ae kostei' mijn be-
velen omtrent de *wee doodkisten gehoor-
zaamt! Geen geestelijke behoeft te komen en
ook hoeft er niets -over mij gezegd te worden
ik zeg je dat ik 'bijna mijn hemel bereikt
heb; en dien van anderen kan ik onmogelijk
waardeeren en onmogelijk verlangen!"
„En stel eens dat u in uw hardlnekkig vas-
ten volhardt en daardoor stierf en men wei-
gerde u in den omtrek van de kerk te begra
ven?" zei ik, geschokt door zijn goddelooze
ojivsrsdhillijtkjid. Hoe zcu u dat bevallen?"
(Wordt va»«olgd)