Alkmaarsche Gourant Een zonderlinge vriendschap. Honderd Drie en Twintigste Jaargang. Donderdag 2 November. F e u i 11 e t o n. Stormachtige hoogten. N«>. 259. 1922. Naar't EngClsch. van Q'Henry, dioor T. de R. Toen ilk nog dikwijls met allerlei aardewerk em p-orsdem den bocr opging, kwam ik: some in. een Meto stadje in Colorado, Saltilito. En dan bez-odit ik geregeld een zeker en binnus E'»elL die daar een winkei hield van allerlei. Bekl. was eeni geweldige kerel van zes voet Rung, dien ik graag mocht. Vile naar hem keek, zou hem minstens verdenken van aille snail-coaches en goud-mijnen met beide hau- dVen leeg .te plunderenen toch verkocht ihij je een pak postpapierof een kiosje garen met meer geduld dan menig, verkoopster in de groote siteden. Het doel van mijn bezoefc was tweeledig. EM eene was of hem een t>aar artikelen te verkoopen, een zaak, waarto ik dacht, dat thij wel wat zou kunnen winnen. Toen ik hem het zaakje verteildie, had hij er wel ooren naar, niaar hij wilde er nog eens kalhi over denken en noodigde mijl uit dien avond bij hem te blijven en te blijven ovcrnacliten. Het was na zonsond'ergang en de grootere winkela in SaLtillo warem gesloteni. Ook de bediendem in bekl.'s winkei borgen hun boeken weg, sloten hun lescenaars, dedem hun jassen aan, zetteru hun hoeden op en gingen naar tsuis. Belli grendelde de dubbele, houten voor- deuren en gedurende een oogenblik stonden we still, dd scherpe, frissche toerglucbt die van de voeten der bergen ons tegmwoei, inad-e- rnend. Eto zware, groote man kwam door die gtraat recht op ons af en -btoef staan v66r den winkei. Zijn Lange zwarte snor, zijn zwarte wenkbrauv/en en krul'end, zwart haar vonn- den womdenlijk contrast met zijn 1-ichte, fris sche gelaatskleur, die meer bij een blond dan een donker type behoorde. Hij was ongeveer veertig jaar en droeg een wit vest, witten hoed, een horliogeketti-ng van gouden dlollar- stukken. Hij keek axgwanend naai mij en daarna naar Bell met een -kouden btli'lc en met iets vijandligs in zijn oogen, naar het mij toe- scheen. Van het besprek tussdien de twee, dat ik elechts half hoorde, had ik ook niet ved be- grepen, maar's mans uiterlijk was merk- waardig genoeg om mijn aandacht op te wek- ken en toen we naar Bell's huis liepen, merk te ik op, dat die blant van hem daar juist wel een eigenaardig soort mensch was. „Dat is hij, gaf Bed hartelijk toe. „Hij doet me soms denken aan een ratelslang, die dloor den beet van een tarantella is vergftigd. Hij woont in Sacramento en fcomt zoo nu en dan hier voor zaken. Hij htet George Rings en is gedurende meer dan twi-ntig jaar de beste vriend geweest, dien ik had mijn eeui- ge vri>end eigemlijik. 1k. was te verbaasd voor eenige verdere op- merking. Terwijil ik wachtte op hem in zijn kamer, hoorde ik een niet te misduiden geluid! de snerpende stem van een vrouw, die sterker werd, naar mate haar boosheid toenam. En tusschendoor hoorde ik Be ''s stem, die den storm scheen te trachten te bediaren. En plo<t- seling hoorde ik haar zeggen op forsche-n toon, beter verstaanbaar dan haar hooge schreeuw-stem: „Dit is de 'aatste keer, hoor je, de 'laatste keer. O, je moat toch begrijpen." De buishouding scheen alileen uit Bell en zijn vrouw en een paar dienstmeisjes te be staan. Aan het avondeten werd ik voorgesteld aan mtrs. Bell. Op't eerste gezicht leek ze een knappe vrouw te zijn, maar ik zag al heel gauw, dat haar bekoring bedorven was. Een knorrig- heid, een onbeheerschte onevenwichtigheid hadden haar schoonheid vcrstoord. Na't maal gin gen Bell en ik met onze stoe- len naar buiten en op het graveld to't maan- Ijdht zaten wij te rooken. De voile m'aan is alls een toovenares. In haar licht kan het zijn, dat eexlij'ke menschen gouden schatten voor u op- graven en' leugenaars schitterender kleuren kunnen geven aan de schilderingen van ihim geest. Ik zag op Bell's gezicht een breeden Naar het Engelsch .van Emily Bronte, door W. A. G. van Strien. 100) „Zij zullen dat niet doen," antwoordde hij „als ze dat deden zou je mij to het geheim moeten verwijderen en als je dat verzuimt zal je het wis en zeker ondervinden dat de doo- den niet vernietigd zijn Zoodra hij' de andere ledert van het gezin hoorde bewegen, trok hij zidh naar zijn schuil- plaats terug en ik ademde vrijer. Maar to den namiddag terwijil Joseph en Hareton aan hun werk waren, kwam hij weer in de keuken en verzocht mij met een woesten blik to't huis te komen zitten hiji verlangde iemand hij zich. Ik weigerde en zei hem eerlijk dat zijn vreemde praat en manier van doen mij ver- schrilcten en ik noch zenuwen had noch den will om hem alleen gezelschap te houden. „Ik geloof dat je mij voor een boozen geest houdt!" zei hij, met zijn akeligen lach„iets te afsdhuwelijks om onder een behoorjijk dak te leven." Zich daartna tot Catharina wenjjende, die daar was en die zich bij zijn naderjng achter mij verschool, voegde hij er, half spottend, aan toe „Wil jij komen, kufken? Ik zal je geen kwaad doen. Nleen! bij jou heb ik me erger dan de duivel gemaakt. Wel is er een, die diet voor mijn gezelsdhap terug zou schrik- ken? Bij God! Ze is onmeedoOgend. O! Het is te veel voor vleesch en bloed om1 te dra gon zelfs voor het mijne.'' Hiji zocht niemands gezelsdhap meer. Tegen de schemering gtog hij in zijn kamer. Den ge- heelen uadht en diep in den morgen hoorden we hem bijl zichzelf kerrnen en1 mompelen. Ha reton was verlangend om binnen te gaan, wmsu1 ik vwwcMf o®a mr. Kennsth to ha* glmlach langzaam komen. „1k aenk uat je George en mij al em heel raar stei vrienaen zui'ii vinaen," zei hij. „\vato'ueid as, oat we entaars gezelschap noon bijzoauer op prijs stolden. iviaar wat iuj en he onoer een vneudi verstaan, is aiuto synomiem geweest en ai die jaren neuoen we oat Degnp a'ouw hagevolgdi. ik zal u eens verteiien wat onze opvatting van vnendscnap is." „Een mensch heeft eigenlijk maar een vneua noouig. inj,, ore je drank opurinkt en je sigareuen oprookt, om je neen nangt, je ujd rooiLj, je ten slag op oen scnouder geen en zegt, dat hij je toen zoo n aiiemaamg- aaroigen keret vmdt, is neusch geen vnend van je, ai zou je ais jongen saman neoben zit ten kmkuteren op aile stoepjes van New-Vork. z.ooiang ails je geen waaratnagen vriend nootug nebt, kan je er zoo een wel georui- ken. .viaar naar mijn idee is een vriend iemand!, met wien je kunt omgaan in voi- maakte wederkeerige eerlijkheid Hi weder- zijdscli belang, zooails Geoige ik dat al- cijd hebbeu gedaan. Veel, jaren geleden waren hij en ik op allei> lei verschillende manieren samen verbonden. Wij haddien ons kapitaal samen gevoegd en1 hadden wat vrachtwagens in New-Mexico la- ten loopenwe hdden wat gescharreld in de jnajnen en wat gespeeld. Toen kregen we een paar moeilij'khcden. Dat deed ons elkaar be- ter begnjipeu. George is de ijdelste man die nk ken; hiji houdt veel van praaijes en lange. opgeblazen verhalen. ik ben rustig en houd van zoon beetje lezen en denken. Hoe meer we persooniijk met elkaar in contact kwamen, des te minder mochten we elkaar djden1. Als hiji mijl ooit op miju suhouder had geslagen of vieiende woorden had gezegd, zooals ik men schen he)b gezien, die elkaar „viienden' noe- men, zouden we dadeiijk de hevigste ruzie liaoen gekregen. 'George is net zoo. nij haat- te majn manier van ooen net zoo erg als ik de zijne. Ala we een mijn aan't graven wa ren, Aoonden we elk to een andere tent om elkaar tooh vooral niet te hinderen. Mhar hoe meer we elkaar leerden ken- nen, hoe meer we elkaar apprecieerden. We begonnen te merken, dat we op elkaar aan konden, dat we elikaar nooit zouden verra- den op ons eerewoord. We spreken er nooit over. Dat zou het bedorven hebben. Maar wij bewezen het door daden, meermalen, tot- dat we't van elikaar wisten. ik heb mijn hoed gepakt, ben boven op een vraaitauio gesprm- gen en heb tweehonderd mijlen gereden, om nem te mdemitieeren, torn men nem in Id'ko bijna bij; vergissing voor een treinroover had aangezien en opgenangen. En eens, toen ik in bed lag met typheuse koortsen, in een tent to Texas, zonder een cent, noch kietren om me te verschoonen, zond ik een boodschap aan George, die met den volgenden trem kwami 'Het eerste wat hiji deed, toen hij bij my kwam, was, voor naar mij te kijken, een klein spiegeltje op te hangen tegen den wand van de tent en zijn snor te ikruilen en wat haarkleursel op zijn hooid te strijken. Toen begon hij rniji uit te sohelden, dat ik er bijna gek van werd. iHliji kon het mij, als groote man, niet vergeven, dat ilk niet had kunnen voorkomen, typhus te krijgen. „Je hebt heuemaai geen manieren, je weet niet hoe je je bij' 'a ziexe hebt te georagen," zei ik. „Eu ik wou nou maar, dat je weg- giug en mij mijin natuurlijken dood liet ster- ven. Het spyt muj, dt ilk je beridit zond „Ik zal ook gaan," zet George, „want het kan inderdaad memaud' schelen of je leeft of doodlgaat.' Maar nu ik er toch eenmaai ben, kan ik even goed blijven, totdat deze aaval van netelroos oi indigestie over is." Toen ik twee wekem daarn^ weer wat begon op te knappen, verzekerde de dokter mij, dat de dwaaslieden van mijn vriend mij zoo gauw beter hadden gemaakt., Dat is onze wijze van vriendschap. Het had Piets met gevoel of zoo iets te maken Het was nemen en geven en ieder van ons beiien wist, dat we op elkaar kouden rekenen en klaar zouden staan, indien de een den ander nep. s De maan steeg hooger to de lucht en er kwamen steeds meer confidenties van Sinnus Bell, den vriend van een vriend „Ook heb ik eens de gelegenheid gehad, George een dienst te doenzei hij. „Hij had 't een tijdje lang voordeeiig gehad; hij had zich mooie kleeren gekocht en zag er deftig uit. Hij schreef me, spoedig te komen en mijn len en die zou btonengaan om naar hem te zien. Toen hij kwam en ik toelating verzoaht en de deur trachtte te openen, vend ik die op slot; en Heathcliff zei, dat we naar de 'hel konden looper Hij was beter en wou alleen geiaten wordentoen ging de dokter weg. Den volgenden avond was heel natja het goot tot het aanbreken van dein dag toe; en toen ik mijn morgenwandeling rondom het huis maakte, merkte ik dat het venster van den meester open was an op en neer ging, en de regen zoo maar bbuienstroomde. „Hij kan niet in bed zijn", dacht ik: „die regenbuien. zouden hem door en door nat ma ken Eiij meet of op of uit zijnMaar ik zal mij niet langer druk maken, ik zal moedig naar boven gaan en kijken Nadat ik er in geslaagd was om met een anderen sleutel toegang te krijgen, liep ik snel op de paneelen toe, want de kamer was leeg ik duwde ze liaastig" op zij en keek naar binnen. Mr. Heathcliff was daar hij lag op zijn rug. Zijn obgen ontmoetten de mijne zoo scherp en woest, dat ik schroken toen scheen 'hij te glimlachen. Ik .kon maar niet gelooven, dat hij d'ood was maar zijn gelaat en keel stroomden over van den regen. de beddelakens dropen en hij was volmaakt stil. Het latwerk, dat heen en weer sloeg, had een hand, die op het ko- zijn rustte, geschaafd, geen bloed druppel<fe uit het gebronsde vel, eni toen ik mijn vingers er op legde, kon ik niet meer twijfelien hij was dood en stijf! Ik maakte het. venster vast; ik kamde het lange zwarte haar van zijn voorhoofd; ik trachtte zijn oogen te sluiten zoo mogelijk dien vteeselijken, levend' schijnenden blik van vreugde te doen verdwijnen, voor iemand an- ders hem zag. Ze wi'lden niet sluiten ze schenen met mijn pogingen te spotten, en zijn gescheiden lippen en scherpe witte tan- d'en spotten.ook! Daar mij> een nieuwe aan- val van lafheid owrviel, riep ik om Joseph. Joseph sehuifeld'a near boven en alaakto em beste pak mee to brengen. Hij had mij afeso- t tout noodig en wel onmiddeliijk. Toen ik zijn brief kreeg, bad ik juist mijn beste pak aan en vertrok dus maar dadeiijk. „Bell", zegt hij tegen me, „er is een vrouw- mensch, een weduwe, die mij, zoo ellendig achterna loopt, dat ik geen raad weet. Het is niet, dat ze niet fatsoenlijik of netjes is. Ze is een knappe vrouw. Alleen, ik ben nu eenmaai geen man voor het huweliik. Ze will dat ik haar mee neem naar allerlei pretjes en ik weet waarachtig niet, hoe ik er me tusschen uit moet draaien. En ik wdu hier liever ook niet vandaan. Nu heb ik maar eena een boodschap gezonden aan jou." „Maar wat moet ik met dat vrouwmensch doen?" vroeg ik- ■„Ja dat moet jij weten", zei George. „Stel je eens voor, wat je zou hebben gedaan als je een wilde kat had gezien, die mij had wil- len ope ten. Wat zou jc dan gedaan hebben?" „Er op losgeslagen hebben", zei ik. „Dan maar er op los op mrs. de Olinton", zei George „Flirt met haar, maak haar het hof, ga met haar uit, tracteer haar, geef haar snuisterijen. Als je haar maar van mijn spoor afbrengt." Ik kocht een nieuw pak en stevende af op mijn doel, in dit geval mrs. de Clinton. Ze was een knappe vrouw, vroolijk en geestig. Het was eerst nog een heel ding om haar wat van George af te houden; maar ten slotte merkte ik, dat ze't prettig vond met mij1 uit rijden te gaan. Ja, ze was erg knap in dien tijd, Sindsdien is ze erg veranderd, zooals u wel zult gezien hebben aan tafel." „Wat?" riep ik verbaasd uit. „Ja, ik trouwde met mrs. de Clinton", ging Bell verder. „0p een avond, toen we op't meer roeiden. 'Dat is nu drie jaar gele den. We zijn hier gaan wonen. En in den eer- steni tijd ging het hjusch nog al goedl. Toen veranderde het. De laatste twee jaar heb ik zoo iets gehad, dat prachtig rijmt op mijn naam. Vanavond hoorde u dat gekibbel bo ven zeker wel? Dat is de gewone begroe- ting Ze is mij al lang moe en het stille leven hier in't kleine stadie. Tot voor twee weken heb ik het uitgehouden. Toen heb ik om George geseind en dadeiijk is hij, gekomen." Plotseling kwam mts. Bell naar buiten en vroeg of we niet binnen wilden komen. Bell antwoordde dat we nog een beetje gingen omloopen. ..Welken kant uit?" vroeg mrs Bell. Bell wees haar de richting. Toen we een meter of honderd hadden geloopen, trok hij me in teen dik boschje, dat den weg afsloot en weer dicht bij't huis uitlavam. We bleven daar staan. veTseholen in de schaduw. Ik was verwonderd, maar Bell beduidde mij, dat ik moest zwifgen. En toen hoorde ilc het regel- matig hoeftrappelen van een span paarden Bell nam ziin horloge en hield dat in't licht van de maan. „,Prerie.s op tijd", mompelde hij. ,,'E'cht George Het span hield stil voor't huis We zagen een vrouwefiguur. die een zwaar values haastig uit het huis naar het riituig droeg, dat spoedig daarop haasti? wegrolde. 1 Ik keek vragend naar Bell, vermoed ik. Maar ik vroeg hem niets. „Ze gaat er van door met George", legde hij uit. „Dat hebben we van tevoren afge- sproken. Binnen zes maanden kan ze schei- den en dan kan ze met George trouwen. Hij heipt je nooit half." En ik verwonderde mij er over, wat vriend schap toch eigenlijk was. Toen we naar huis gingen, praatte Bell luchtig over allerlei onverschillige diingen en ik volgde den wenk. En zoodoende kwam ik weer terug op het doel van mijn bezoek. Nu bij vrij was, kon hij het gemakkelijker aanne- mcn. Er was zelfs geen bezwaar nu meer om te verhuizen. Hij was een poosje stil. „Mr. Ames", zei hij toen, „ik kan dat voorstel niet aannemen. Ik ben u zeer dankbaar, maar ik moet hier blijyeri. Ik kan niet weggaan naar Moun tain City." „Maar waarom niet?" vroeg ik. „Mrs. Bell", zei hij, „wil niet wonen in Mountain City. Ze vindt het er ellendig en zal er nooit willen wonen. Ik moet hier wel' to Saltillo Mijlyen." „Mrs. Bell?" zei ik, verward, niet begrij- pend „Och ja dat moet ik natuurlijk nog uitleg- gen", zei Bell. ,,Ik kenl George en ik ken' mrs. Bell. Hij is ongedurig, Hij kan niet, kreet, maar weigerde vast besloten zich met hem te bemoeien. „De duivel heeft zijn ziel weggevoerd", riep hij, „ea hij mag zijn karkas op den koop toe heooen wat mij betreft! Oef! hoe godide- loos ziet bij er uit nu hij dood is!" en de oude zondaar grijnsde voi spot. Ik dach't dat hij van plain was om caprioles te gaan maken om het bed; maar zich p'otse- ling bedwingend viel hij' op zijn knieen en dankte, dat de wettige meester en het oude huis in huini rechten bersteld waren. Ik voelde mij verdoofd onder de vreeselijke gebeurtenis; en mijn herinnertog keerde on- vermijddijk met een soort van gedrukte droef- heid naar vroegere tijden terug. Maar die -'r- me TIareton, de meest verongelijlkte, w lie eenige die werkelijk veel leedi Hij zat een heelen nacht bij' het lij'k, en weende to bitte- ren ernst. Eiij drukte zijn hand en kuste het sarcastische woeste gezicht, voor welks be- schouwing ieder ander terugdeinsde; en klaagde over hem. met dat diepe leed1, dat spontaan uit een edelmoedig hart voortkomt, al is 'het ook zoo taai als gehard staal. Mr. Kenneth wist niet goed te zeggen aan wat voor ziekte de meester gestorven was. Ik verborg het feit, dat 'hij, vier dagen lang niets genuttigd had, uit vrees, dat het last zou veroorzaken, en dan: ben ik ook overtuigd', dat hij zich niet met opzet ontliield, het was het gevolg van zijn vreemde ziekte, niet de oor- zaak. Wij begroeven hem, tot ergerais van de heele streek, zooals hij wenschte. Eamshaw en ik, de kos'ter, en zes man, die de kist droe- gen, maakten het heele gcleide uit. E)e zes man vertrokken, teen ze hem in het graf hadden gelegd wij bleven om hem be- dekt te zien, Hareton groef met een gelaat vol tranen groene zoden en legde ze zelf of. de bruine aarde; nu is die zoo glad en groen als de omningende heuveltjes en ik hoop, dat zijn bewoner even gezond slaa.pt. Maar het 'Landvolk, als u hem vraagt, zou op den Btjlb-al zwarea dot hij waiutelt. "Er zooals ik, dingen, die hem hinderen, langwer- dragen. Zes maanden geef ik ze, meer niet, zes maanden huwelijksleven en dan komt er weer scheiding. Dan komt mrs. Bell weer te rug bij mij. Ze kan nergens anders heengaan Ik moet hier wel blijven en wachten. En als die zes maanden voorbij zijn, zal ik mijn koffer moeten pakken en vertrekken met den eersten trein. Want dan zal George niij een telegram sturen om te komen." Rechtzaken. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKM.\AR. Zitttng van 31 October. DIEl STAL MET BRAAK. De bankwerker Com. M., geboreq in 1886 te Alkmaar, thans gedetineerd, stond terecht ter zake dat hij te Alkmaar in .Juni 1922 zonder middelen van bestaan heeft rondge- zworven en dat hij voorts in den naclit van 30 Juli in verceniging met een onbekende is binnengedrongen in de stoomwaschfabrick van den heer Krom, aan den Steeweg, door een venster, nadat hij een ruit had uitgesne- den en daar heeft weggenomen een wasch- mand en een schrijfmachine. Tevoren heeft C. M. gastvrtjheid genoten van de politie. Hij zwierf zonder bestaans- middelen rond, aangezien hij beschikte over een bedrag van 4 centen. Belclaagde zeide onschuldig te zijn aan de inbraak. Hij werd' ter terechtzitting verdedigd door mr. geijlemaker, De heer Krom heeft in den ochtend van 1 Juli de inbraak geconstateerd. Er was een ruitje uitgesneden. De stopverf was er uit. Het venster gaf toegang tot het sorteerlokaal. De schrijfmachine was uit de kast verdwenen. Uit het waschlokaal werd gemist een wasch- mand, eenig waschgoed en een grijze wasch- zak. Er bevonden zich ook goederen bij:, be- stemd om uitgestoomd te worden. De cond'uste'jr van de sitoomitram Ten Hoe- ve, heeft in den morgen van 1 Juli 2 perso- nen als passagiers onderweg opgenomen Een van hen had een waschmand bij1 zich. Hij herkdnde M. als een van die personen. Bekl- bekertde dit. Getuige Alles, van Schermerhom, was in den ochtend van 1 Juli op zijn land aan het werk en heeft 2 personen gezien met een waschmand en een zak bij zich. Eem van hen was beklaagde. Ze zaten bij den weg op de tram te wachten. Beklaagde zeide aan het siroopen te zijn geweest. Hij had echter niets gevangen. De persoon met de zak en de mand heeft zich la ter bij hem gevoegd Bekl. deed een lang ver- haal, hoe 'een beitel en een stink van een over- hemd in zijn bezit zijn gekomen. Getuige mej. ten Hovcn heeft waschgoed in de wasch gedaan bij de firma Krom. De politie heeft haar later een stuk van een blauw overhemd laten zien, dat zij herkende als een fragment van haar man's overhemd. Als laatste getuige werd gehoord de heer Jac. v.d. Berg, hoofdinspecteur. Verschillende stukken van overtuiging werden den beklaagde vertoond. De hoofd inspecteur gaf een verslag van zijn bevindin- gen omtrent de inbraak. De ruimte die het venster bood, was groot genoeg om een han- dig inbreker door te laten. In het tuintje is een voetspoor gevonden. Van dit spoor is een gipsafdruk genomen, ter terechtzitting aanwe- zig. De heer v. d. Berg vergeleek de gipsaf- drukken in verband met de .schoenen van be klaagde. Getuige wees op de overeenkomst van de maten van den gipsafdruk en beklaag- de's schoeisel. Getuige heeft in het kozijn een ihdruksel gevonden, dat overcenkomt met het scherp van den in beslag genomen beitel. De verdediger stelde eenige vragen aan ge tuige v. d. Berg. De deur van de gang stond open en was aan de binnenziide, vermoedeliik met een valschen sleutel geopend'. Daardoor was het mogeliik den gestolen waschmand naar buiten te brengen. De President, Mr Mulder, hield beklaagde nog eens alle aanwijzingen voor en vroeg hem of hij in de fabriek of in de buurt van de fabriek was geweest Beklaagde ontkende. Wel is hij1 te Schermer- horn geweest Hij gaf toe, dat hij destijds zonder middelen van bestaan was Hij had geen werk. geen geld en geerf onderdak. De Officier achtte zoowel de ten laste ge- legde landlooperij als de diefstal met braak wetfig en overfuigend bewezen, zoowel uit de aanwijzingen als uit de getuigenverklarin- die zeggen dat ze hem dicht bij de kcrk ont- moet Hebben en op het veld en zelfs in dit huis. 1 Jdele verhalen zult u zeggen en zeg ik ook. Toch verzekert die oude man bij: het keukeavuur dat hij er twee uit zijn kamer- venster heeft zien kijken, op iederen regen- achtigen nacht na zijn dood en een vreem de zaak is mij ongeveer een maand geledien overkomen. Ik gtog op een avond naar de Grange een donkeren avond, die met onweer dreigde en juist bij de bocht van de Heighst ont- moette ik een kleimen jongen met een schaap en twee lammeren voor hem; hij schreide vreeselijk en ik dacht dat de lammeren schich- tig waxen en niet geleidi wilden worden. „Wat is er aan de hand, kleine man?" vroeg ik. Daar zijn Heath-cliff en een vrouw, ginder, pnder die hoogte", huilde hij, „en ik durf ze hiet voorbij." Ik zag niets; maar noch de schapen noch hij wilden voortigaan; daarom verzocht ik hem den weg die lager liep te nemen. Hij wekte waarschijnlijk de geesten op door, als hij alleem de hei ovenstak, te denken over den onzin dien hij zijn makkers en ouders had hooren herhalen. Toch houd ik er nog niet van- a'iloen geiaten te worden to dit so-mbere huis: ik kan er niets aan doen, ik zal blij zijn als ze het verlaten en naar de Grange verhuizen. „Gaan ze dan naar de Grange?" zei ik. „Ja", antwoordde juffiouw Dean, „zoodra ze getrouwd zijn en dat zal zijn op Nieuw- jaarsdag." „Wel, Joseph zal op het huis passen en misschien een jongen dm hem gezelschap te houden. Ze zullen in de keuken wonen, en de rest zal afgesloten v/orden." „Ten bate van die geesten die er in verkie- zen te wonen", merkte ik op. „Neen, mr. Lo-ckwood", zei Nelly, fenvij! ze haar hoofd: schudde. „Ik gel-oof dat de dooden in vrede zijn, maar het is niet mto lichtekmiiahMd eum ton to «pmkn gen. Vooral de schoenen achtte de Offider een sttrke aanwijziug. Beklaagde verdiende geen geloof. Hij heeft een uitgebreid- strafblad en zich meennalen aan dergelijke delicten schuldig gemaakt. Spreker vorderde 3 dagen hcchtenis en opzending naar een rijkswerkto- richting voor den tijd van 1 jaar en 6 maan den en voorts voor den diefstal 1 jaar gevan- genisstraf. Mr. Zeijlemaker geloofde, dat de Offider zich wat gemakkelijk van de bewijslevering af- maakte. Pleiter geloofde niet dat beklaagde zich aan landlooperij heeft schuldig gemaakt. Dit feit is niet bewezen. Wat het andere feit betreft, pleiter gaf toe, dat er bezwarende aanwijzingen zijjn. Over het verhaal van bekl. kon pleiter niet oordeelen, maar het aandeel dat bekl. in de zaak heeft gehad, kon niet worden vastgesteld. Pleiter is van meening, dat de Officier een verkeerde ten lastelegging heeft gelanoeerd. Voorts betwijfelde pleiter of bekl. door het venstertje heeft kunnen bin- nenkomen. Pleiter meend-e dat bekl. moest worden vrijgesproken, omdat een verkeerd feit is ten- laste gelegd. Pleiter releveerde nog dat de onbekende persoon bestaat, want be klaagde is er mcde gezien. Het stuk overhemd als aanwijzing cijfert pleiter weg. Ten slotte besprak pleiter den- persoon van beklaagde en achtte hem niet normaal. Pleiter wees op een brief dien beklaagde aan pleiter heeft ge- schreven en dien hij heeft ond-erteekend in stenografie Groote.Pleiter concludeerde ein- delijk tot vrijspraak, subsidiair een nader on- derzoek naar de geestvermogens van beklaag de, Volgt nog eenige re- en dupbliek en een lange, vrijwel onverstaanbare verdedigtog van beklaagde. Hij is zeide hij, onschuldig. BEDELARIJ. De 32-jarige wever C. v. d. B. en de 64-ja- rige los werkman C. D. H., beiden zonder vast-e woonplaats, thans gedetineerd, stonden terecht ter zake dat zii te Alkmaar in het openbaar hebben gcbedeld door aan een agent van politie een aalmoes te vragen. Doel was opzending naar een riikswerktorichting. Het feit is gepleegd op 29 September. Beklaagden bekennen hetgeen hen is ten laste gelegd. Eisch Voor ieder 3 dagen hecht. en voor 2 jaar en 6 maanden opzending naar een rijks- werkinrichting. Beklaagden wilden liever veroordeeld wor- d'en tot 18 maanden opzending. VERDUISTERIMG. De 23-jarige Hamburger Fritz K. J. J-, voofheen bediende in het N.-H. ijzermagazijn, thans gedetineerd, stond terecht ter zake ver- duistering ten nadeele van die firma van fietslantaams en torpedonaven. De lantaams heeft bekl. verkocht voor f 5 per stuk. De torpedonaven voor 4. Beklaagde bekende Hij verstaat en spreekt goed Hollandsch en heeft dus geen tolk noo- ciig. Hij behoefde niet te stelen, want hij kon voldoende in zijn onderhoud voorzien Hij is in Holland gekomen omdat het in Duitsch- land zoo sl-echt is. Vroeger is hii militair ge weest en was op 17-jarigen leeftijd brigadier. Bekl. is tot 2 maal in dienst geweest bij de firma de Wild. Hij is tevoren nooit van on- eerlij'kheid verdacht, verklaarde de heer Amtz, directeur der vennootschap, als getuige ge hoord. 39 lantaarns worden vermis! Het O. M. geloofde, dat beklaagde zeer on der den indruk is van het voorgevallene en vorderde 4 maanden gevangenisstraf. Verdediger, Mr. de Groot, kende beklaagde niet. Hij heeft met beklaagde gesproken, doch geen inlichtingen van hem gekregen, noch een beeld van zijn zieleleven. Pleiter kon dus voor dozen beklaagde tot zijn leedwezen niets doen. Pleiter wilde er echter to-ch op wijzen, dat het voor bekl dubbel hard is in dit hem vreemde land in de gevangenis door bren gen. Pleiter stelde voor hem te veroordeelen tot een straf, overeenkomsfig zijn p-reventieve hechtenis en hem dan naar zijn heimat terug te sturen Pleiter heeft een brief van bekl. gekregen, ademend veel beromv. Deze brief wilde pleiter overleggen en pleiter n-oopte, dat de rechtbank hem clementie zal betoonen. Pleiter eindigde met beklaagde in die cle mentie aan te bevelen. Beklaagde vroeg snikkend hem niet te hard te straffen DIEFSTAL VAN EEN RITWIEL. De 23-jarige zwervende, thans gedetineerde varensgezel Arnold A. stond terecht dat hij op 14 Augustus zich in- vereeniging met een ander persoon heeft toegeeigend 2 rijwielen. Op dat oogenblik sloeg het tutohek open; de wandelaars keerden terug. „Zif zijn nergens bang voor", morde ik, terwij'l ik hun nadcring door het venster ga- desloeg. „Samen zouden zij Satan en al zijn legerscharen trotseeren." Toen zij naar de stoep stapten en stil hid den om ean: laatsten Mi'k op de maan te slaan of juister, op elkaar bij haar lidi-t voelde ik mijl onweerstaanbaar gedreven om hen o-pnieuw te ontsnappenen -terwijl He een hermnering to dc hand van juffrouw Dean drukte Ln haar vertoogen over mijn on- hartelijkheid negeerde, verdween ik door de keuken -toen zij de huisaeur opendenen zou Joseph in zijn meening over de vroolijke in- discreties van zijn medegedientige hebben be- vestigd, als hij mij niet gelukkig als een res- pectabel persoon hcrk-sud had door het liefe- lijke gerinkel van een go-udotu'k aan zijn voet. Mijn wandeling naar huis werd' verlengd do-or een uitstapje to de richting van de kerje. Toen ik onder zijn mu-ren stond, merkte ik dat het verval zelfs in zeven maanden voort- gang had gemaakt menig venster toonde zwarte gaten, die van gla-s bero-ofd waren en pannen staken hier en daar buiten de rechte lijn van het dak uit am gaandeweg -bij de komende herfststornen te worden wegge- waai^i. Ik zocht en ontdekte spoedig de drie graf- steenen o-p de helling naast de hei de inid- delste grijs en half in de hei begravenalleen die van Edgar Linton tot een harmonisch ge- heel gemaakt door de graszoden en het mos dat o-pkroop langs zijn voet en die van Heath- cliff nog kaal. Ik bleef er om heen doralen onder dien vreedzamen hemel; sloeg de vlinders gade die tusschen de hei' en de grasklokjes flad- derden, luisterde naar den zachten wind die door het gras ademde en verbaasde mij hoe iemand ooit aan eem onrustige sluimering gelooven kon voor de slapers m die stille aarde. EIWSE. IM I I I Had

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5