Alkmaarsche Gourant Amsterdamsche week. Damrabriek. Zaterdag 11 November. Fenilleton. Zevengesternte. Geneesknndigd brieven. V*. S6T. 1021. Honderd Yier en Twlntlgste Jaargang, VI. In de itltbrdding-ZuM. I. Sad brddt Amsterdam zichi thans uit naar het Zuiden. Waar voor eenige maandenl het glanzeud vee nog griaasde in de groene wei, ae schilderachtige boerenhoeveni wegscholen tasschen bescherrriend geboomte, de warmoe- rierderijeni met hiaar glinsiterende kasseni en keurige groentenbedden langs de breede boe- renslooten afwisseling brachten in het droo- mende landschap, waarvan het verre etiads- silhouet met zijne hooge torens deni imponee- renden achtergrond vormde, daar steekt zich nu, bijna plotseling, a Is door eeni tooverslag, een onafzienbare zandwoesteniji uit. Al het landelijke schoon ligit er onder platgetreden en- bedolveni; de zwoegende, gillenide en dreu- nende zandtreintjes breiden de ndeuwe Saha ra steedls verder uit zonder een enkele oasc achter te laten. Onverzadelijk is de honger der zich. uitbreidende wareldstad naar bouw- tijp, .opgehoogd terrein, steeds verder strekt ze haar verstijving en dood brenigiende vanig- armen uit over het omliggende platteland. Voor „Heemschut" is hot waarlijk om er biji te schreienl; vooral omdat zoo hopeloos onver- mijdelijk is al1 dat teloor gaan van landelijlk schoon; z6o noodwendig, dat elke poging tot verzet beladielijk zoude zijin. Zoo heeft Amsterdam, dat voor een1 Meine honderd jaar nog lag in een groenen gordel van welig begroeide wall en, em onmiiddellijik buiteni de stadsbebouwing toch well riijik was aan bekoorlijike landelijke plekjes met genoe- gelijke uitspanningen, en theeschenkmgen:, onder vertrouwelijk ruischende oude olimen en hoogopgaande iepen, allang het laatste van dien rijkdlom aan zijn expansie-zudlt ten Offer moeten brengen. Nog slechts enkele, heel enkele overblijfsden ihoudeni de herinnet- ring levendig. Door de speling van het eene of andere toeval zijn ze tot dusverre den dans ontsprongen. We deniken aan den mooien tain van Sdiinkdhaven, aan wat er nog geblevenl is Van de buitem der patriciers van de zeventiende eeuw in de Watergraafs- rneer, van de plantsoenen biji de Raampoort en de Willemspoort. Maar vooral, omdat het wel het meest karakteristieb oveiblijfsel uit dien tijd ie, aan het oude Polderhuis met zijin miniiatuur bosch van een groep oude boomem, dat aan de Stadhouderskade naast het Rij,ks- Museum, door toedoen van ik weet niet well- ken beschermengel, het bestaan tot dusverre heeft weten te rekken. Wel is het ganseh en al gedenatureerd tot een doodgeWoon stads- broegje; wel doet het oude houtem castille met zijn vergaan hekje hier al heel zonder- ling, verloren als het staat naast het majes- iteiteliijk Rij'ks-Museum en aan de breede kade, welke at jaren tang tot Amsterdam's dirukste verkeersiwegen beihoort. Maar tochl is er nog altijd geeni al te sterke verbeelding voor noo- dig, om zich de oude landelijke otageving te denken, waarin het wel een paar eeuwenl zoo wondermiooi gepast moet hebben; de om- geving van de BoerenWetering, die zich slin- gerde tussohen de weilandeni enl de wartnoe- zierstuintjes. Nog altijd heeft het daarom voor vele Amsteraamimers en, voor vreemde- lingen, maar vooral voor schilders een biji* zondere bekoring, waartoe niet weinig bij- draagt de reusachtige, reedls lang buiten wer- Mng gestelde Overtoom, met zijne hooge ijlzeren raderen, waarover vroeger de groem- tesChuitjes gesleept werden van de op l'ager peil liggenide wetering naar de Singelgracht. 'Mlaar eindelijk zal ook de aloude Polder dat zich1 midden in de wereldstad als een allermerkwaardigst anachronisme heeft we ten te handhaven, aan den alverslindenden stadsui'tleg ten offer Vail en. Nog een jaar ten "hoogste is het gegund. iDan komen de hout- bakkers het „bosch", och- arm, vellen) enl de sloopers het oude, schilderachtige krot op- ruimen,. Ze zultem er geeni twee dagen over werk hebben! En dan wordt ook 'hier de toe- stand „genormaliseerd", zooals het terecht heet; de grond wordt opgehoogd en bestraat, overtoom1 en sohutstais verdwijhenl, eni in de pi'aats daarvan: zal er komen een nieuw over- pom pstation voor de doleerimg, betwelk zich hopelijk aesthet'sch aan de omgeving zal aanpass'en. Niemand zal de noodzakelijkheid ervan betwisten, nog minder zal iemiand zich aan verzet wagen1. M aar toch is het jammer van dat „old dear" Polderhuis. Roman door Margaretha Bohmf. Naar het Duitsch door C. M. de W. (Geautoriseerde vertaling). 5) Peter Zevengesternte veegde met zijn zak- doek over het voorhoofd en zweeg even. „Het is alles zoo vreeselijk eenvoudig. Ik vertrok spoedig weer en woonde de bruiloft ook niet bij. Maar ik kon Leentje maar niet vergeten. Ik heb destijds al mijn best ged'aan om de zondige begeerie te overwinnen, want zondiig was het, maar het kon mij niet gelukken. Misschieni was het voor mijn bestwil. Wie weetIk was zeker niet de man geworden die ik nu ben, wanneer mijn wenschen destijds waren vervul'd. Ik had een beetje van alles in mij. Een beetje dichterlijk en fantastisch mensch en idealist en een zwak onpractisch mensch en als ik met je moeder was getrouwd zou ik een stillen, gelukkigen, over zich zelf tevreden, luien, zonderlingen man geworden zijn. De inwendige smart pakte mij aan, ik werkte als een woesteling, totdat he van mijn ziel een rekemnachine gemaakt had, tot ik alle opschriften van mijn levensbanier bedekt •had met de met groote lettres geschreven woorden: „GeldVerdieiien, geldverdienen." Ik ifachtte mijn aandacht op andere vrouwen te vestigen. ,Het hielp niet. Dat ging zoo zevetn jaren lang. Af en toe, met lange tasschenpoo- zen zag ik haar. Telkens vond ik haar schoo ner, bekoorlijker. Toen kwam op een morgen de tijding van je vader's dood. Be ben in taa- nen uitgebarsten, maar mijin uitbarsting van smart was half sen jubelkreet, want nu was Direct zal het Poftterhuta als offer vaTten, van het nieuwe kanalenstelsel, dat een be- langrijk onderdeel uitmaaikt van het groote uitbreidingsplan-Zuid, waarin vooral de laat ste jaren „teekening" begint te komen, De woningbouw vlot snel;. Wat diem iKaMalemaanfeg betxeft het vol- gende: In de eersite plaats is er bet Amstel-Schin- kel-fcanaal, dat van deni Amsteldijk bij Schol- lenbrug (nog een van die oude, allang tot verval geraakte uitspanningen met wonder* baarlijk taai leven) naar den Amatelveen- schen weg loopt, en later naar deni Schinkel wordt doorgetrokkeni. Het kruis der Boeren- wetering loopt dan achter de De Lauresse- straat om. en stuit voorloopig aan den Am- stelveenschen weg even nooraelijk van het Station. Na de door graving zal dit Amstel- SChinkelktanaal een zeer belangrijke en diuk bevaren weg voor de binnenscheepvaart wor- den. Ook van den Boerenwetering in het Amsitel-Schinkelkianaal voorloopig nog], aan weerszijden, door dammen afgesloten; van doorgraving kan nog geeni sprake zijn, om dat het nieuwe fcanaal hetzelfde pel' heeft als de Amstel, waarmee het in open verbinding staat, terwijl het peil van Boeremwetering en Ruysdaelkade nog op polderhoogte is In de Wetering zal dus eerst ten zuidlenl van het nieuwe kanaal eene waterkeering moeten wor- den aangebracht. Zoowd ten behoeve van de tuinders, die zich steeds verder ziem teruig- dringen in de ridhting van de Kalfjeslaan door de altijd vender zich uitbreidende „bouwrij;pe" zandwoesteniji als wegens de eiscben van afwatering moet er dan een nieuwe verbindingsvaart met Amsterdam komen,; of liever deze is reeds bijna gereed. 'Het is een ander breed1 kanaal, dat Zuidelij- kar, loopt van de Boerenwetering naar .den Amstel, em hierin biji de 'begraafplaats Zorg- vliet uitmondt. Het graven' daarvan heeft de gemeemte betrekkelijk weinig gekost; het is hoofdzakdijk betaald uit de opbrengst van den weggegravem grond die door veenderijen tot turf is verwerkt. Biji de begraafplaats zal de Amsteldijk worden doorgestoken; hier komt een brug met een scbutsluis, daar het kanaal op polderpeil moet blijven. Behalve scheepvaartweg wordt dit tweede kanaal ook bestemd tot boezsm voor afwate ring. Vroeger loosde de polder in den Amstel door een tocht, die reeds lang onder. de op- hoogingem is verdwienen; thans geschiedt dit biji „Zorgvliet" door middel van een eleo- trisch gemaal. Zoodra dus deze hrugi eni de schutslhis hier gereed zijn, kan de Boerenwetering worden lafgedamd ommiddellijk ten Zuiden van het Amstel-Schinkelkan aa 1Voor de tuinders, Voor wie de ornweg over -Zorgvliet" te groot zoude zijn, zal op de afdamming een „over- toomi" worden gebouwd; vermoedelijk niet 20 een uit de oude doos, zooals Ze thans nog als antiquiteit bij het Polderhuis stlaat," maar eeni electrischi werkende installatie met liften, gdijk sind® eenlige jaren te zien is aan de Kostverloren Vaart, tegienover de Kinkerstraat. Als dan die nieuwe poldervaart gereed zal zijn zal mem kunmen beginnen met het op Amstelpeil 'hrenigen van het gedeelte dear Wetering, Ruysdaelkade genaamd, tasschen de a'fdamming en de Stadhouderskade. Reeds is men. druk bezig die kademuren van dezen hoerentodit, die onmiddellijlk ten Zui den van de Ceintauraan niet meer loopt door weiland maar door een uitgestrekt opgehoogd terrein, te bouwen. Is dit gedeel te van deni Wetering dan een- maal op Amstelpeil gebracht dan zali men het Amstel-Schinkelkanaal, dat ter plaatse afgedamd is, kunneni doortrekkem, om dan endelijk ihet laatste werk ter hand te nemem: het doortrekkem van het kanaal van den Amstelveenschem weg naar den Scbinkel. iMaar Voordat het zoover is, dat de Amstel' en de Schinkel elkander de band reikem komt er nog heel wat kijken Daar over een vol- genden keer meer. WAGENAAR Jr. XII. LIGHAMELIJKE OPVOEDING. De lichamelijke opvoeding verheugt zich in de laatste jaren in een steeds klimmende be- langstelling. De geschiedenis leert ons het verloop van die belangstelling als een golven- de lijn kenmen. In den ouaen tijd, bij de Grie- ken, stond de harmonische ontwikkeling van den geheelen mensch op den voorgrond Men zegt zelfs, dat een der Grieksche stammen, de Spartanen, gebrekkig geboreni kinderen een voudig uit den weg ruimden. In de Grieksche school, het gymnasium, stonden dan ook lichaamsoefeningen, spelen en wedstrijden op het eerste plan. Het is wel een merkwaar- de weg gebaand tot mijn getak en ik mocbt dien volgen in eere en zonder zonde." Hij bleef een oogenblik staan en taurde met de hand voor de oogen, een poos onbe- wegelijk in dem donkerrooden zonnegloed, die als een reusachtdge brand over de bergen van Nassau zweefde. „Na afloop van het treurjaar ging ik naar Oberboden en vroeg je moeder tot vrouw. Zij zag mij verwonderd aan en zei „Ja, Peter Dat is nu zoo gesield: Gottlieb heef t mijn geheele hart bezeten, en na zijn dood hebben mijn beide jongens zijn woning betrokken, zelfs de plaats die gewoonlijk in het hart van een vrouw voor liefde tot een man wordt open- gehouden. Er is nu niets meer vrij dan een warm kamertje voor een broer. Dat zal jou altijd teebehooren, maar meer kan ik je niet afstaan." Zoo ben ik verfcrokken zooals Be gekomen was, alleen nog aimer en menig beekje is van de bergen af gedaald voordat ik mij; kon schikken in hetgeen toch niet te veranderen was en het zonnige, gereserveerde kamertje in het hart van je moeder kon opdschen. Dat is mijn eenvoudige liefdes-, en zoo mm wil, levensgeschiedenis." De kupdaan iglimlachte. Moeder is ook zeer aan u gehecnlt" zei' hij, „en mij; dunkt de zusterliefde van een1 vrouw zooals zij, is ook niet te versmaden. „Daar heb je volkomen gdijk aan, Be ver- heug er mij ook over. En als ik mij aan die zusterliefde dagelijks kon koesteren, was ik volop tevreden en mischien de gelukfcige man waarvoor iedereen mij aanziet. „Kom dan hier wonen. Er is toch niets dat u verhindent dm avomd van uw lewen to uw geboorteplaats door te hrengen." dtge loop der omstantttgheden dat, afthans een paar ttentallen van jaren geleden, het toenmalige gymnasium zoo goed als geen lichaamsoefeningen in bet leerplan kende en dus alles onderwees behalve net vak, waar de naam op wijst De woorden gymnasium en gymnastiek zijn immers van een zelfden grondvorm afkomstig. Tusschen deze beide phasen, bijv. in de middeleeuwen, vinden wij de geestelijke ont wikkeling sterk verontachtzaamd en is alles ondergeschikt gemaakt aan het streven om in den strijd, bij de jacht of het toumooi uit te blinken. De scholen uit dim tijd hadden weinig te beteekenen. Later kwam een tijdperk, dat het schoolon- derwijs zich uitbreidae, doch beperkt bleef op het gebied der hersenoefening, zoodat een nieuwe stroomlng, onder het motto dat een gezonde geest alleen in een gezond lichaam kan huizen. niet beter wist te doen dan lichaamsoefeningen te gaan houden buiten de school, als gymnastiek. En thans zien wij weer pogingen om te vereenigen, wat dan ook werkelijk bij elkaar behoort, en de licha melijke en geestelijke opvoeding zooveel mo- gelijk in £en plan f amen te brengen, De hieraan verbonden moeilijkhedem zijn voor een groot deel er aan te danken1, dat de gi'mnastiek, zij het ook met de beste bedoe- Fingen, te lang een schoolsch en systematisch karakter heeft behouden, in plaats van zich aan te passen aan de nataurlijke eigenschap- pen van den mensch, vooral in dims jeugd- en puberteitsjaren. De jonge mensch hSrft zooveel bewegingsdrang, dat hij rich moeilijk voegen kan in het keurslijf van een lesrooster en van methodisch afgepaste oefeningen. Hij wil zich eens vrij voelen, zijn krachten too- nen niet alleen, maar deze meten met die van zijn korauiten, bij wil af en toe vechten, hij wil probeeren of hij harder kan loopen, snel- ler kan zwemmen, hoogier kan springen dan zijn maats. Die zucht tot concurrentie is hem aangeboren en moet zich uiten. Zoo ont- stond de sport naast de gymnastiek. En deze laatste heeft helaas verzuimd de bakens te verzetten toen het getaji veriiep. Er ontwik- kelde rich een steeds scherper tegensteling, zelfs strijd, tasschen beide. Had de gymnas tiek in den aanvang de sport tot zich getrok- ken, zij zou er de noodige leiding aan heb ben kunnen geven. In plaats daarvan heeft zij zoetjes aan, noodgedwongea, als het ware ter sluiks, het een en ander uit de sport in rich opgenomen, omdat het niet andera Icon. Maar de tijd om samen te smelten tot een schoon geheel was voorbij, IDilt is vooral daarom te befcreuren, omdat de sport enkele elementen bevat, die voor de jeugd gevaarlijk kunnen worden. En nu er meer en meer naar gestreefd wordt om de lichamelijke opvoeding nauwer aan de school te verbinden, blijkt een van de moeilijkste vraagstakken te zijn, hoe die gevaren kunnen worden vOorkomea. Over dit vraagstak werd onlhngs in de 'Nederl. vereen., van Schoolartsen een belang rijke voordirachit gehoudea door dr. van der Hoeve (Sodaal-medisch Maandschrift Sept *12). Zijn beschouwingen zijni waard, in ruimer kring bekend gemaakt te worden. Zoo goea als voor den geest geldt voor het lichaam dat een behoorlijke ontwikkeling en regelmatige werkzaamheid verkregen en onderhouden worden door oefening. Rust roest. De spier, die zich meennalen en steeds knaehtigier inspaxrt, lijkt na verloop van' tijd sterker te zijn geworden en is toegenomea in groei. Etoor oefening der hersenen neemt het denkvermogen toe aan omvang en diepte en de lastige vraagstukken worden bet gemakke- lijkst opgelost door hen, die zich met hun ge- dachteni herhaaldelijk to die bepaalde richting hebben bewogen en dus geoefend zijn. Een groot deel van de schoolopvoeding wordt niet ten onrechte betiteld alia hersengym- nastiek. De differentiate van het onderwijs, waardoor steeds meer vakken geleerd moeten worden, ieder vak met een eigen leeraar, had als nataurlijk gevolg, dat iedere leeraar voor rich steeds grooter eischen ging stellen, zon der daarbij altijd voldoende rekening te bou- dene met de belangen der andere vakken. De gevolgen bleven met uit, de hersenen der leerlingen werden overvoerd en er is een tijd geweest, dat het onderwijsvraagstuk stond in het teeken der surmenage. Doch niet alleen' to de school, ook in, de maatschappij, bijv. in den- handel, toen spoor en telegraaf niet slechts tot uitgebredder maar vooral tot sneller werken' aanspoorden', ble ven de gevolgen der surmenage, to den vorm van zemuwzwakte, niet uit. ET bleek wel eens vergeten te worden, dat aan het mensehelijk kunnen grenzen gesteld zijn en dat de boog niet aWjd gespannen kan blijven. Met de iichaamsinspanning is het eigen- lijlfc precies zoo gesteld. Oefening kweekt „Ja beslie eerwaarde, dat deak je zoo, maar men heeft toch ook een zekere verant- woordelijfcheid. Ik kan mijn 'levenstaak niet eenvoudig neerwerpen; dat gaat toch maar zoo niet 1... Ik heb mijn zakken vol, ziezoo, rie nu maar hoe het verder loopt. Neen, dat kan ik niet, daarvoor ben ik veel te veel aan wer ken gewend. Vroeger ha ik hoop een van jullie tot mijn opvolger to de fabriek op te leiden. Maar jij zweefde al als kletoe jongen1 tasschen hemel en aarde en je broer had ook geen lust to het machtoevak. En ook Lodewijk wil liever koopman dan technoloog wordien. Ik doe ook geen moeite hem van plan te doen veranderen. Apris moi k deluge! .Kijk daar zijn wij al thuis."- De oude herberg stond met de voorzijde naar den Rijn. Een klein voortutotje met een hall dorijn tafeltjes sdieidde het huis af van den weg die daar vlak langs den oever loopt. Van onaer aan den rnuur tot aan het puntje van het dak was het huis bedekt met wingerd, die zeker honderd jaar oud was en waaraan het zijn naam ontleende; de grauwe muren waren geheel verborgen door een dichten mantel van bladeren, waar de heldere ven- sters als listige oogen uitblonken. Lena Zevengesternte zat op de veranda. Toen zij bij het naderen der twee mannen de ranken naar beide rijlden als gordijnen op zij sloeg en zich over de leuniing heenboog, was zij niettegenstaande haar adit- en-veer- fig jaren en haar gezetheid nog altijd een knappe vrouw met haar donker krullend haar, dat een rilveren gloed begooi te krijgen. haar groote, zachte Maria-oogen en het blanke taint, dat wel haar frisdbtheid maar niat haar ffijnhaid had verloren. Het Madon- toradft, overmaai scftaadt en versffapt. In fwt bijzonder is het groeiend organisme gevoelig, Overmatige inspanntog to de jeugd1 kan blij- vende schade voor het geheele verdere leven ten gevolge hebben:. 'Hoe het wedstrijdwezea met de er aan.1 ver bonden begrippen kampioenschap en record- houder bij) het publiek ingang kan1 vinden, daarvan levert onze tijd een sterk voorbeeld. De inhoud der courant levert een vrij trouwe van de wenschen der lezera. Ter wijl voor ons soms hoogst gewichtige aauge- legenheden1 dikwijls met moeite een beschd- dfen plaatsje in de kolommen der groote bla- den wordt beschikbaar gesteld, worden kolom men, ja geheele bladzijden gevuld met be- richten over voetbal- en bokswedstrijden1. Too- neel en muziek leiden een annzalig bestaan; het stadion1, waar meer toeschouwers plaats vind'en dan fa eenige andere gelegenhdd, moet honderdtallen afwijzen, wanneer de „gToate" voetbal- of wielerwedstrijden gehou- den warden. „En de praestaties bij deze wedsfrijlden1 ddr beste onder alle uitvereoraien worden dOor duizenden als ideaal beschouwd, men tracht ze eenigszins te benadleren, trachf promotie te mate, rich booger te classificeeren fa hef- tigen kmnpwedstrijd, tracht eigengemaakte tijden' enz. te verbeteren en1 vergel'ijkt ze met bestaande records, jagend naar steeds snel ler. steeds hooger, steeds sterker, opeischend telkens juist iets meer dan de mterste spier- kracht, concentratievennjagen1 en machine- kracht kan geven. En dit proces gaat rich' verhreiden tot in de fclefaste en1 meest afgelegen dorpen tot dat de rnooie weg, die ons voeren zou langs lichamelijke opvoeding tot rationeele sport, die ons brengen zou door harmonische ont- wikktfag tegen zenuwafmatttog en geestes- afstomping tengevolge van' overmatige ar- beidls-spedalis'atietotdat de mooie weg gevaar loopt te warden tot een hellend pad, waarlanigs steeds meerderen dalen1 naar de groote zenuwinspanning van het jachtig orijven naar wedstrijden, recocndiroes en kam- pioengloiiie. 1 In deze overdrifvfag nu Iigt het gevaar. IHet is slechts toe te juichen, wanneer door doelmatige, juist ged'oseerde oefening alle In het lichaam stoimerende krachten worden onfwikkelt eni opgevoend tot het hoogste, wat met gebruikmakfag van de natuurlijke vermo- Cen systematisch aangeleerde vaardig- te betreiken is. Maar ontstaat de begeer- te om steeds meerderen te overtreffen, om per- sd de eerste te zijne dan wordt het noodig om boven de natuurlijke grenzen fat te gaan, er moet iets meer gepresteerd worden. En het is juist dat iets te veel, dat groote schade kan doen. Een elastilsch fcoord kan zonder bezwaar worden uitgerebt tot zoover die elas- ticiteitsgrens het toelaat, zoo vaak men maar wenscht. Slechts eenmaal behoeft men- verder te rekte en het snoer hreekt al die elastidteit gaat verloren. Wie het goed meent met een juiste, gezon de en kracntige vollson'iwikkeling, behoort zich diaarom tegen deze excessen te verzetten en mag er zelfs niet aan meedoen. Eln de ou- ders en voogden hebben met zorg voor de hun toevertrouwde jeugd te waken, die fa ddn re- gel niet voldoende zelfcritiek beriit, doch wel teen ontvankelijk gemoedi, dat door de wed- striidkoorts zoo gemakkelijk wordlt aangetast. Meeds fa de jaren', toen de sport en gym nastiek nog scherper tegenover elkaar ston den, 'heeft het Nfederl. Gymnastiek Verbond op lolfelijke wijze gepoogd1 een praohsche op* lossing te vfaaen. Gevoelende dat het onmo- ge1ijk was om het wedstrijdi-idee geheel te onderdrukte, heeft het door veelzijdigbeid willen verhfaaereni, dat fa een bepaalde rich- ting werd overdreven. Nliet te, doch fa ver- sdifflendie ipefenfagen Werden ito het wed- strijdprogramm'a1 opgenomen. Werken aan verschililen1 toestellen, barren, rek, ringen, hoog, ver-en polstokspringen enz. dat alles moest beoefend worden. Em op den' wedstrijd zelf werden1 dan enkele opgaven uitgezoeht. Zoodoende was algemeene oefening noodza- kelijk en1 werd1 de uitsluitende training fa een bepaaMe richting onmogelijk gemaakt. 'Do ze weg wordt thans ook mgeslagen bij de li chamelijke opvoeding door middel van Rijks- cursussen' voor jongeMede® boven den school- pliditigen leeltijld. I Vbor scholieren) is het zeker gewenscbt dat de persoonlijke wedlstrijden door groepswed- sitrijden worden vervangen. Deze hebben te- vens het paedagogisch voordeel, dat het ge- voel van' saamhoorigheid wordt versterkt en het fadividueel belang aan1 het gemeenschap- peiijk streven wordt ondergeschikt gemaakt. Ook op dit terrein is voor de schoolartsen, wier werkkrfag steeds meer algemeen wordt uitgebreid, een schoone taak weggelegd. H. A. S. narachtiga lag misschien slechts op den bo- dem van haar ziel. Neen, naar het uiteriijk beoordeeld was ,ziji een vlugge, kranige waardfa, in de refae oogen speelde meestal een schalksch lachje en de roode mond lachte nog even vaak en even hartelijk als voor der- tig jaar. Zij ontbrak niet gaame op fcennis- feesten, maar een paar dagen geleden was zij fa den kelder voor een vat Engkoller tegen haar zin op de knieen gevallen em ze had daardoor haar voet bezeerd. Loopen deed haar nog pijn, ze was nog niet naar die Sol1 lerweide durven gaan. Nu hrandde zij van nieuwsgierigheid, hoe het geweest was. Na belt eten itrok de kapelaan rich terug. Lena nam zelf de tafel at De dienstmeisjes waren naar de kermis. De Geheimraad stak een sigaar op. In ge- d'achten' verdieplt zat hij naar het spelen- van een motje te kijken, dat rondom de hanglamp Vloog. Een oogenblik daaraa kwam Lena te rug en ging tegenover hem ritten. „Toe, ver- tel er nog een beetje van", vroeg zij. „De menschen waren zeker bijzondfer blij, dat je bent overgekomen voor de inwijding van het vaandet? En heeft Maria werkelijk met den houtvester gedanst? Wel, wel1, dat doet mij plerier.... De arma kinderen hebben weinig plerier to haar leven en genieten over t al gemeen al heel weinig van haar jeugd „De inwijding van het vaandel was eigen- lijk niet de reden, dat ik expres naar Ober boden gekomen- ben, Lena! Het kwam plot seling bij mij op en ik werd letterlijk gedran- gen tot het ovemaast besluit jullie alien' weer eens te gaan opzoeken. Men is verplicht, niet waar, rich1 nu en dan am het volgende geslacht to bekommeran. De kinderen van mijni broers en zusters zijn toch mijn naaste Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossmgen van probleem No, 728 (eindspel Bergier). Stand: Zwart: 35 en twee dammen op 17 en 31, Wit: 33, 40, 44, 40, 49 en dam op 29. Op loss ing 1. 17:50 1 35-44 9. (gedw.) 4. 45:41 1. 2. 3. 4 5. 29—12!! 12—26 216 37 49 :40 46 371 Goede oplosslngen ofttvangenl van de hee- ren: W. Blokdijk, P. Dekker, J. Dik Jr., D. GerUng, J. N. K., G. J. v. d. Ploeg, F. W. Roderwijn, Alkmaar, J. Smit, Heerhugo- waard. TWEE NIEUWE COMBINATIES. Van den heer Kleute ontvingen1 wij deze week twee nieuwe combinaties, die wij hier- onder laten volgen. Men verzuime niet, ze na tc spelen. Zwart: 6, 7, 8, 15, 16, 20, 26, 30 en dam op 24 Wit: 18,22,27,33,36,40,41,44,46,49. Wit wtot hier door: 1. 18—13 1. 24:21) 2. 13:11 2. 6:28 3. 4943 3. 21 :49 4. 40—35 4. 49 40 5. 35 24 5. 20 29 6. 36-31 6l 26:37 7. 41 451 Hier volgt de tweede Btand: Zw. 1, 6, 9, 16, 27, 28, 35, 37. Wit: 7, 12, 18, 20, 24, 29, 30, 36, 39, 43, 44 47. Wit speelt: 1. 4440 1. 23 14 2. 4742 2. 35 33 3. 42 22 3. 28 8 4. 43—39 4. 1 *.23 5. 39 10! Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No. 729 van JOH. DE BREE, Amsterdam. Zwart: 9, 12, 13, 14, 18, 19, 21, 24, 27, 31, 35. Wit 22, 25, 28, 33, 34, 36, 39, 40, 42, 44, 45 Oplossingen v66r of op 15 November, Bu- reau van dit Blad. Stadsnieuws. NATHAN DE WIJZE. Donderdagavomd werd to het gebouw „De Unie" voor de loge „De Noordstar" door ds. over Lessing's bekende dramatische gedicht „Nathan de Wijze". Het bestaur, dat voor deze gelegenheid velen had uitgenoodigd, zag zich in de opkomst niet teleurgesteld: de bloedverwanten... Wat dunkt je zoo over 1 algemeen van het jonge geslacht Zevenge sternte hier en daar gtods?" Lena lief haar breiwerk een oogenblik op haar school vallem. „In den grond zijn het alilemaal goede kinderen", zei ze langzaam. „Hun gebreken ritten meer boven op en rijn er van buiten af togekoman." ,,Hoe meen je dat?" Lena haalde de scfaouders op. „Dto van de Braunbergs hebben te weinig hun eigen wil en die van Virgtoe te veel." Peter Zevengesternte Jcnikte: „Ec begrijp me maar niet, dat onze luitenant-kolonel rijn zoon bij dat dure Potzdammer garderegiment heeft laten plaatsen. Zoover ik weet, heeft hij geen ander inkomem dan rijn pensioen. Ik wou wel eens weten waar hij die hooge toe- lage vandaan haalt. Een twaialf- h vijftiendiui- zend's jaars verteert mijinheer de luitenant zeker. En de meisjes fconden ook nog wet eens trouwen!" „Ach, lieve hemelHier tn Oberboden zou niemand die beide meisjes durven naderen. Zij loopen en staan en ritten altijd als't ware onder eeni glazen stolp." ,^eg dat nieit. 'De jonge houtvester van den Weiffelsteto keek Maria, toen hij afscfaeid van haar nam, buitengewoon diep to de oogen, dunkt mij." De waardto' van den Wijnstofc uitte een zachten kreet. „Ach, Peter, waar denk je aan Dat zou op majesteitsscheninis gdijken. Een eenvoudig houtvenster..." „Voor den drommel, als ik vader was van twee dochters, die. to zeker opricht eigenlijk al als oude jonge juffrouwen op de wereld ge komen zijn, zou ik dol blij zijn als een knappe, jonge keral als die houtvester op een van de twee de oogen vestdgde." (Wordt vervolgd). WJ.'.-llU»" lull

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 7