Alkmaarsche Gourant
Amsterdamsche week.
Damrabriek.
Zaterdag 11 November.
Fenilleton.
Zevengesternte.
Geneesknndigd brieven.
V*. S6T.
1021.
Honderd Yier en Twlntlgste Jaargang,
VI.
In de itltbrdding-ZuM. I.
Sad brddt Amsterdam zichi thans uit naar
het Zuiden. Waar voor eenige maandenl het
glanzeud vee nog griaasde in de groene wei,
ae schilderachtige boerenhoeveni wegscholen
tasschen bescherrriend geboomte, de warmoe-
rierderijeni met hiaar glinsiterende kasseni en
keurige groentenbedden langs de breede boe-
renslooten afwisseling brachten in het droo-
mende landschap, waarvan het verre etiads-
silhouet met zijne hooge torens deni imponee-
renden achtergrond vormde, daar steekt zich
nu, bijna plotseling, a Is door eeni tooverslag,
een onafzienbare zandwoesteniji uit. Al het
landelijke schoon ligit er onder platgetreden
en- bedolveni; de zwoegende, gillenide en dreu-
nende zandtreintjes breiden de ndeuwe Saha
ra steedls verder uit zonder een enkele oasc
achter te laten. Onverzadelijk is de honger
der zich. uitbreidende wareldstad naar bouw-
tijp, .opgehoogd terrein, steeds verder strekt
ze haar verstijving en dood brenigiende vanig-
armen uit over het omliggende platteland.
Voor „Heemschut" is hot waarlijk om er biji
te schreienl; vooral omdat zoo hopeloos onver-
mijdelijk is al1 dat teloor gaan van landelijlk
schoon; z6o noodwendig, dat elke poging tot
verzet beladielijk zoude zijin.
Zoo heeft Amsterdam, dat voor een1 Meine
honderd jaar nog lag in een groenen gordel
van welig begroeide wall en, em onmiiddellijik
buiteni de stadsbebouwing toch well riijik was
aan bekoorlijike landelijke plekjes met genoe-
gelijke uitspanningen, en theeschenkmgen:,
onder vertrouwelijk ruischende oude olimen
en hoogopgaande iepen, allang het laatste
van dien rijkdlom aan zijn expansie-zudlt ten
Offer moeten brengen. Nog slechts enkele,
heel enkele overblijfsden ihoudeni de herinnet-
ring levendig. Door de speling van het eene
of andere toeval zijn ze tot dusverre den
dans ontsprongen. We deniken aan den
mooien tain van Sdiinkdhaven, aan wat er
nog geblevenl is Van de buitem der patriciers
van de zeventiende eeuw in de Watergraafs-
rneer, van de plantsoenen biji de Raampoort
en de Willemspoort. Maar vooral, omdat het
wel het meest karakteristieb oveiblijfsel uit
dien tijd ie, aan het oude Polderhuis met zijin
miniiatuur bosch van een groep oude boomem,
dat aan de Stadhouderskade naast het Rij,ks-
Museum, door toedoen van ik weet niet well-
ken beschermengel, het bestaan tot dusverre
heeft weten te rekken. Wel is het ganseh en
al gedenatureerd tot een doodgeWoon stads-
broegje; wel doet het oude houtem castille
met zijn vergaan hekje hier al heel zonder-
ling, verloren als het staat naast het majes-
iteiteliijk Rij'ks-Museum en aan de breede kade,
welke at jaren tang tot Amsterdam's dirukste
verkeersiwegen beihoort. Maar tochl is er nog
altijd geeni al te sterke verbeelding voor noo-
dig, om zich de oude landelijke otageving te
denken, waarin het wel een paar eeuwenl zoo
wondermiooi gepast moet hebben; de om-
geving van de BoerenWetering, die zich slin-
gerde tussohen de weilandeni enl de wartnoe-
zierstuintjes. Nog altijd heeft het daarom
voor vele Amsteraamimers en, voor vreemde-
lingen, maar vooral voor schilders een biji*
zondere bekoring, waartoe niet weinig bij-
draagt de reusachtige, reedls lang buiten wer-
Mng gestelde Overtoom, met zijne hooge
ijlzeren raderen, waarover vroeger de groem-
tesChuitjes gesleept werden van de op l'ager
peil liggenide wetering naar de Singelgracht.
'Mlaar eindelijk zal ook de aloude Polder
dat zich1 midden in de wereldstad als een
allermerkwaardigst anachronisme heeft we
ten te handhaven, aan den alverslindenden
stadsui'tleg ten offer Vail en. Nog een jaar ten
"hoogste is het gegund. iDan komen de hout-
bakkers het „bosch", och- arm, vellen) enl de
sloopers het oude, schilderachtige krot op-
ruimen,. Ze zultem er geeni twee dagen over
werk hebben! En dan wordt ook 'hier de toe-
stand „genormaliseerd", zooals het terecht
heet; de grond wordt opgehoogd en bestraat,
overtoom1 en sohutstais verdwijhenl, eni in de
pi'aats daarvan: zal er komen een nieuw over-
pom pstation voor de doleerimg, betwelk zich
hopelijk aesthet'sch aan de omgeving zal
aanpass'en. Niemand zal de noodzakelijkheid
ervan betwisten, nog minder zal iemiand zich
aan verzet wagen1. M aar toch is het jammer
van dat „old dear" Polderhuis.
Roman door Margaretha Bohmf.
Naar het Duitsch door C. M. de W.
(Geautoriseerde vertaling).
5)
Peter Zevengesternte veegde met zijn zak-
doek over het voorhoofd en zweeg even. „Het
is alles zoo vreeselijk eenvoudig. Ik vertrok
spoedig weer en woonde de bruiloft ook niet
bij. Maar ik kon Leentje maar niet vergeten.
Ik heb destijds al mijn best ged'aan om de
zondige begeerie te overwinnen, want zondiig
was het, maar het kon mij niet gelukken.
Misschieni was het voor mijn bestwil. Wie
weetIk was zeker niet de man geworden die
ik nu ben, wanneer mijn wenschen destijds
waren vervul'd. Ik had een beetje van alles in
mij. Een beetje dichterlijk en fantastisch
mensch en idealist en een zwak onpractisch
mensch en als ik met je moeder was getrouwd
zou ik een stillen, gelukkigen, over zich zelf
tevreden, luien, zonderlingen man geworden
zijn. De inwendige smart pakte mij aan, ik
werkte als een woesteling, totdat he van mijn
ziel een rekemnachine gemaakt had, tot ik alle
opschriften van mijn levensbanier bedekt
•had met de met groote lettres geschreven
woorden: „GeldVerdieiien, geldverdienen." Ik
ifachtte mijn aandacht op andere vrouwen te
vestigen. ,Het hielp niet. Dat ging zoo zevetn
jaren lang. Af en toe, met lange tasschenpoo-
zen zag ik haar. Telkens vond ik haar schoo
ner, bekoorlijker. Toen kwam op een morgen
de tijding van je vader's dood. Be ben in taa-
nen uitgebarsten, maar mijin uitbarsting van
smart was half sen jubelkreet, want nu was
Direct zal het Poftterhuta als offer vaTten,
van het nieuwe kanalenstelsel, dat een be-
langrijk onderdeel uitmaaikt van het groote
uitbreidingsplan-Zuid, waarin vooral de laat
ste jaren „teekening" begint te komen, De
woningbouw vlot snel;.
Wat diem iKaMalemaanfeg betxeft het vol-
gende:
In de eersite plaats is er bet Amstel-Schin-
kel-fcanaal, dat van deni Amsteldijk bij Schol-
lenbrug (nog een van die oude, allang tot
verval geraakte uitspanningen met wonder*
baarlijk taai leven) naar den Amatelveen-
schen weg loopt, en later naar deni Schinkel
wordt doorgetrokkeni. Het kruis der Boeren-
wetering loopt dan achter de De Lauresse-
straat om. en stuit voorloopig aan den Am-
stelveenschen weg even nooraelijk van het
Station. Na de door graving zal dit Amstel-
SChinkelktanaal een zeer belangrijke en diuk
bevaren weg voor de binnenscheepvaart wor-
den. Ook van den Boerenwetering in het
Amsitel-Schinkelkianaal voorloopig nog], aan
weerszijden, door dammen afgesloten; van
doorgraving kan nog geeni sprake zijn, om
dat het nieuwe fcanaal hetzelfde pel' heeft als
de Amstel, waarmee het in open verbinding
staat, terwijl het peil van Boeremwetering en
Ruysdaelkade nog op polderhoogte is In de
Wetering zal dus eerst ten zuidlenl van het
nieuwe kanaal eene waterkeering moeten wor-
den aangebracht. Zoowd ten behoeve van de
tuinders, die zich steeds verder ziem teruig-
dringen in de ridhting van de Kalfjeslaan
door de altijd vender zich uitbreidende
„bouwrij;pe" zandwoesteniji als wegens de
eiscben van afwatering moet er dan een
nieuwe verbindingsvaart met Amsterdam
komen,; of liever deze is reeds bijna gereed.
'Het is een ander breed1 kanaal, dat Zuidelij-
kar, loopt van de Boerenwetering naar .den
Amstel, em hierin biji de 'begraafplaats Zorg-
vliet uitmondt. Het graven' daarvan heeft
de gemeemte betrekkelijk weinig gekost; het
is hoofdzakdijk betaald uit de opbrengst van
den weggegravem grond die door veenderijen
tot turf is verwerkt. Biji de begraafplaats zal
de Amsteldijk worden doorgestoken; hier
komt een brug met een scbutsluis, daar het
kanaal op polderpeil moet blijven.
Behalve scheepvaartweg wordt dit tweede
kanaal ook bestemd tot boezsm voor afwate
ring. Vroeger loosde de polder in den Amstel
door een tocht, die reeds lang onder. de op-
hoogingem is verdwienen; thans geschiedt dit
biji „Zorgvliet" door middel van een eleo-
trisch gemaal.
Zoodra dus deze hrugi eni de schutslhis hier
gereed zijn, kan de Boerenwetering worden
lafgedamd ommiddellijk ten Zuiden van het
Amstel-Schinkelkan aa 1Voor de tuinders,
Voor wie de ornweg over -Zorgvliet" te groot
zoude zijn, zal op de afdamming een „over-
toomi" worden gebouwd; vermoedelijk niet
20 een uit de oude doos, zooals Ze thans nog
als antiquiteit bij het Polderhuis stlaat,"
maar eeni electrischi werkende installatie met
liften, gdijk sind® eenlige jaren te zien is
aan de Kostverloren Vaart, tegienover de
Kinkerstraat.
Als dan die nieuwe poldervaart gereed zal
zijn zal mem kunmen beginnen met het op
Amstelpeil 'hrenigen van het gedeelte dear
Wetering, Ruysdaelkade genaamd, tasschen
de a'fdamming en de Stadhouderskade.
Reeds is men. druk bezig die kademuren van
dezen hoerentodit, die onmiddellijlk ten Zui
den van de Ceintauraan niet meer loopt door
weiland maar door een uitgestrekt opgehoogd
terrein, te bouwen.
Is dit gedeel te van deni Wetering dan een-
maal op Amstelpeil gebracht dan zali men
het Amstel-Schinkelkanaal, dat ter plaatse
afgedamd is, kunneni doortrekkem, om dan
endelijk ihet laatste werk ter hand te nemem:
het doortrekkem van het kanaal van den
Amstelveenschem weg naar den Scbinkel.
iMaar Voordat het zoover is, dat de Amstel'
en de Schinkel elkander de band reikem komt
er nog heel wat kijken Daar over een vol-
genden keer meer.
WAGENAAR Jr.
XII.
LIGHAMELIJKE OPVOEDING.
De lichamelijke opvoeding verheugt zich in
de laatste jaren in een steeds klimmende be-
langstelling. De geschiedenis leert ons het
verloop van die belangstelling als een golven-
de lijn kenmen. In den ouaen tijd, bij de Grie-
ken, stond de harmonische ontwikkeling van
den geheelen mensch op den voorgrond Men
zegt zelfs, dat een der Grieksche stammen, de
Spartanen, gebrekkig geboreni kinderen een
voudig uit den weg ruimden. In de Grieksche
school, het gymnasium, stonden dan ook
lichaamsoefeningen, spelen en wedstrijden op
het eerste plan. Het is wel een merkwaar-
de weg gebaand tot mijn getak en ik mocbt
dien volgen in eere en zonder zonde."
Hij bleef een oogenblik staan en taurde
met de hand voor de oogen, een poos onbe-
wegelijk in dem donkerrooden zonnegloed, die
als een reusachtdge brand over de bergen van
Nassau zweefde.
„Na afloop van het treurjaar ging ik naar
Oberboden en vroeg je moeder tot vrouw. Zij
zag mij verwonderd aan en zei „Ja, Peter
Dat is nu zoo gesield: Gottlieb heef t mijn
geheele hart bezeten, en na zijn dood hebben
mijn beide jongens zijn woning betrokken,
zelfs de plaats die gewoonlijk in het hart van
een vrouw voor liefde tot een man wordt open-
gehouden. Er is nu niets meer vrij dan een
warm kamertje voor een broer. Dat zal jou
altijd teebehooren, maar meer kan ik je niet
afstaan."
Zoo ben ik verfcrokken zooals Be gekomen
was, alleen nog aimer en menig beekje is
van de bergen af gedaald voordat ik mij; kon
schikken in hetgeen toch niet te veranderen
was en het zonnige, gereserveerde kamertje
in het hart van je moeder kon opdschen. Dat
is mijn eenvoudige liefdes-, en zoo mm wil,
levensgeschiedenis."
De kupdaan iglimlachte. Moeder is ook
zeer aan u gehecnlt" zei' hij, „en mij; dunkt de
zusterliefde van een1 vrouw zooals zij, is ook
niet te versmaden.
„Daar heb je volkomen gdijk aan, Be ver-
heug er mij ook over. En als ik mij aan die
zusterliefde dagelijks kon koesteren, was ik
volop tevreden en mischien de gelukfcige man
waarvoor iedereen mij aanziet.
„Kom dan hier wonen. Er is toch niets dat
u verhindent dm avomd van uw lewen to uw
geboorteplaats door te hrengen."
dtge loop der omstantttgheden dat, afthans
een paar ttentallen van jaren geleden, het
toenmalige gymnasium zoo goed als geen
lichaamsoefeningen in bet leerplan kende en
dus alles onderwees behalve net vak, waar
de naam op wijst De woorden gymnasium
en gymnastiek zijn immers van een zelfden
grondvorm afkomstig.
Tusschen deze beide phasen, bijv. in de
middeleeuwen, vinden wij de geestelijke ont
wikkeling sterk verontachtzaamd en is alles
ondergeschikt gemaakt aan het streven om in
den strijd, bij de jacht of het toumooi uit te
blinken. De scholen uit dim tijd hadden
weinig te beteekenen.
Later kwam een tijdperk, dat het schoolon-
derwijs zich uitbreidae, doch beperkt bleef op
het gebied der hersenoefening, zoodat een
nieuwe stroomlng, onder het motto dat een
gezonde geest alleen in een gezond lichaam
kan huizen. niet beter wist te doen dan
lichaamsoefeningen te gaan houden buiten de
school, als gymnastiek. En thans zien wij
weer pogingen om te vereenigen, wat dan
ook werkelijk bij elkaar behoort, en de licha
melijke en geestelijke opvoeding zooveel mo-
gelijk in £en plan f amen te brengen,
De hieraan verbonden moeilijkhedem zijn
voor een groot deel er aan te danken1, dat de
gi'mnastiek, zij het ook met de beste bedoe-
Fingen, te lang een schoolsch en systematisch
karakter heeft behouden, in plaats van zich
aan te passen aan de nataurlijke eigenschap-
pen van den mensch, vooral in dims jeugd-
en puberteitsjaren. De jonge mensch hSrft
zooveel bewegingsdrang, dat hij rich moeilijk
voegen kan in het keurslijf van een lesrooster
en van methodisch afgepaste oefeningen. Hij
wil zich eens vrij voelen, zijn krachten too-
nen niet alleen, maar deze meten met die van
zijn korauiten, bij wil af en toe vechten, hij
wil probeeren of hij harder kan loopen, snel-
ler kan zwemmen, hoogier kan springen dan
zijn maats. Die zucht tot concurrentie is
hem aangeboren en moet zich uiten. Zoo ont-
stond de sport naast de gymnastiek. En deze
laatste heeft helaas verzuimd de bakens te
verzetten toen het getaji veriiep. Er ontwik-
kelde rich een steeds scherper tegensteling,
zelfs strijd, tasschen beide. Had de gymnas
tiek in den aanvang de sport tot zich getrok-
ken, zij zou er de noodige leiding aan heb
ben kunnen geven. In plaats daarvan heeft
zij zoetjes aan, noodgedwongea, als het ware
ter sluiks, het een en ander uit de sport in
rich opgenomen, omdat het niet andera Icon.
Maar de tijd om samen te smelten tot een
schoon geheel was voorbij,
IDilt is vooral daarom te befcreuren, omdat
de sport enkele elementen bevat, die voor de
jeugd gevaarlijk kunnen worden. En nu er
meer en meer naar gestreefd wordt om de
lichamelijke opvoeding nauwer aan de school
te verbinden, blijkt een van de moeilijkste
vraagstakken te zijn, hoe die gevaren kunnen
worden vOorkomea.
Over dit vraagstak werd onlhngs in de
'Nederl. vereen., van Schoolartsen een belang
rijke voordirachit gehoudea door dr. van der
Hoeve (Sodaal-medisch Maandschrift Sept
*12). Zijn beschouwingen zijni waard, in
ruimer kring bekend gemaakt te worden.
Zoo goea als voor den geest geldt voor
het lichaam dat een behoorlijke ontwikkeling
en regelmatige werkzaamheid verkregen en
onderhouden worden door oefening. Rust
roest. De spier, die zich meennalen en steeds
knaehtigier inspaxrt, lijkt na verloop van' tijd
sterker te zijn geworden en is toegenomea in
groei. Etoor oefening der hersenen neemt het
denkvermogen toe aan omvang en diepte en
de lastige vraagstukken worden bet gemakke-
lijkst opgelost door hen, die zich met hun ge-
dachteni herhaaldelijk to die bepaalde richting
hebben bewogen en dus geoefend zijn. Een
groot deel van de schoolopvoeding wordt
niet ten onrechte betiteld alia hersengym-
nastiek. De differentiate van het onderwijs,
waardoor steeds meer vakken geleerd moeten
worden, ieder vak met een eigen leeraar, had
als nataurlijk gevolg, dat iedere leeraar voor
rich steeds grooter eischen ging stellen, zon
der daarbij altijd voldoende rekening te bou-
dene met de belangen der andere vakken. De
gevolgen bleven met uit, de hersenen der
leerlingen werden overvoerd en er is een tijd
geweest, dat het onderwijsvraagstuk stond
in het teeken der surmenage.
Doch niet alleen' to de school, ook in, de
maatschappij, bijv. in den- handel, toen spoor
en telegraaf niet slechts tot uitgebredder maar
vooral tot sneller werken' aanspoorden', ble
ven de gevolgen der surmenage, to den vorm
van zemuwzwakte, niet uit. ET bleek wel eens
vergeten te worden, dat aan het mensehelijk
kunnen grenzen gesteld zijn en dat de boog
niet aWjd gespannen kan blijven.
Met de iichaamsinspanning is het eigen-
lijlfc precies zoo gesteld. Oefening kweekt
„Ja beslie eerwaarde, dat deak je zoo,
maar men heeft toch ook een zekere verant-
woordelijfcheid. Ik kan mijn 'levenstaak niet
eenvoudig neerwerpen; dat gaat toch maar
zoo niet 1... Ik heb mijn zakken vol, ziezoo, rie
nu maar hoe het verder loopt. Neen, dat kan
ik niet, daarvoor ben ik veel te veel aan wer
ken gewend. Vroeger ha ik hoop een van
jullie tot mijn opvolger to de fabriek op te
leiden. Maar jij zweefde al als kletoe jongen1
tasschen hemel en aarde en je broer had ook
geen lust to het machtoevak. En ook Lodewijk
wil liever koopman dan technoloog wordien.
Ik doe ook geen moeite hem van plan te doen
veranderen. Apris moi k deluge! .Kijk daar
zijn wij al thuis."-
De oude herberg stond met de voorzijde
naar den Rijn. Een klein voortutotje met een
hall dorijn tafeltjes sdieidde het huis af van
den weg die daar vlak langs den oever loopt.
Van onaer aan den rnuur tot aan het puntje
van het dak was het huis bedekt met wingerd,
die zeker honderd jaar oud was en waaraan
het zijn naam ontleende; de grauwe muren
waren geheel verborgen door een dichten
mantel van bladeren, waar de heldere ven-
sters als listige oogen uitblonken.
Lena Zevengesternte zat op de veranda.
Toen zij bij het naderen der twee mannen de
ranken naar beide rijlden als gordijnen op
zij sloeg en zich over de leuniing heenboog,
was zij niettegenstaande haar adit- en-veer-
fig jaren en haar gezetheid nog altijd een
knappe vrouw met haar donker krullend
haar, dat een rilveren gloed begooi te krijgen.
haar groote, zachte Maria-oogen en het
blanke taint, dat wel haar frisdbtheid maar
niat haar ffijnhaid had verloren. Het Madon-
toradft, overmaai scftaadt en versffapt. In fwt
bijzonder is het groeiend organisme gevoelig,
Overmatige inspanntog to de jeugd1 kan blij-
vende schade voor het geheele verdere leven
ten gevolge hebben:.
'Hoe het wedstrijdwezea met de er aan.1 ver
bonden begrippen kampioenschap en record-
houder bij) het publiek ingang kan1 vinden,
daarvan levert onze tijd een sterk voorbeeld.
De inhoud der courant levert een vrij trouwe
van de wenschen der lezera. Ter
wijl voor ons soms hoogst gewichtige aauge-
legenheden1 dikwijls met moeite een beschd-
dfen plaatsje in de kolommen der groote bla-
den wordt beschikbaar gesteld, worden kolom
men, ja geheele bladzijden gevuld met be-
richten over voetbal- en bokswedstrijden1. Too-
neel en muziek leiden een annzalig bestaan;
het stadion1, waar meer toeschouwers plaats
vind'en dan fa eenige andere gelegenhdd,
moet honderdtallen afwijzen, wanneer de
„gToate" voetbal- of wielerwedstrijden gehou-
den warden.
„En de praestaties bij deze wedsfrijlden1 ddr
beste onder alle uitvereoraien worden dOor
duizenden als ideaal beschouwd, men tracht
ze eenigszins te benadleren, trachf promotie
te mate, rich booger te classificeeren fa hef-
tigen kmnpwedstrijd, tracht eigengemaakte
tijden' enz. te verbeteren en1 vergel'ijkt ze met
bestaande records, jagend naar steeds snel
ler. steeds hooger, steeds sterker, opeischend
telkens juist iets meer dan de mterste spier-
kracht, concentratievennjagen1 en machine-
kracht kan geven.
En dit proces gaat rich' verhreiden tot in
de fclefaste en1 meest afgelegen dorpen tot
dat de rnooie weg, die ons voeren zou langs
lichamelijke opvoeding tot rationeele sport,
die ons brengen zou door harmonische ont-
wikktfag tegen zenuwafmatttog en geestes-
afstomping tengevolge van' overmatige ar-
beidls-spedalis'atietotdat de mooie weg
gevaar loopt te warden tot een hellend pad,
waarlanigs steeds meerderen dalen1 naar de
groote zenuwinspanning van het jachtig
orijven naar wedstrijden, recocndiroes en kam-
pioengloiiie. 1
In deze overdrifvfag nu Iigt het gevaar.
IHet is slechts toe te juichen, wanneer door
doelmatige, juist ged'oseerde oefening alle In
het lichaam stoimerende krachten worden
onfwikkelt eni opgevoend tot het hoogste, wat
met gebruikmakfag van de natuurlijke vermo-
Cen systematisch aangeleerde vaardig-
te betreiken is. Maar ontstaat de begeer-
te om steeds meerderen te overtreffen, om per-
sd de eerste te zijne dan wordt het noodig
om boven de natuurlijke grenzen fat te gaan,
er moet iets meer gepresteerd worden. En
het is juist dat iets te veel, dat groote schade
kan doen. Een elastilsch fcoord kan zonder
bezwaar worden uitgerebt tot zoover die elas-
ticiteitsgrens het toelaat, zoo vaak men maar
wenscht. Slechts eenmaal behoeft men- verder
te rekte en het snoer hreekt al die elastidteit
gaat verloren.
Wie het goed meent met een juiste, gezon
de en kracntige vollson'iwikkeling, behoort
zich diaarom tegen deze excessen te verzetten
en mag er zelfs niet aan meedoen. Eln de ou-
ders en voogden hebben met zorg voor de hun
toevertrouwde jeugd te waken, die fa ddn re-
gel niet voldoende zelfcritiek beriit, doch wel
teen ontvankelijk gemoedi, dat door de wed-
striidkoorts zoo gemakkelijk wordlt aangetast.
Meeds fa de jaren', toen de sport en gym
nastiek nog scherper tegenover elkaar ston
den, 'heeft het Nfederl. Gymnastiek Verbond
op lolfelijke wijze gepoogd1 een praohsche op*
lossing te vfaaen. Gevoelende dat het onmo-
ge1ijk was om het wedstrijdi-idee geheel te
onderdrukte, heeft het door veelzijdigbeid
willen verhfaaereni, dat fa een bepaalde rich-
ting werd overdreven. Nliet te, doch fa ver-
sdifflendie ipefenfagen Werden ito het wed-
strijdprogramm'a1 opgenomen. Werken aan
verschililen1 toestellen, barren, rek, ringen,
hoog, ver-en polstokspringen enz. dat alles
moest beoefend worden. Em op den' wedstrijd
zelf werden1 dan enkele opgaven uitgezoeht.
Zoodoende was algemeene oefening noodza-
kelijk en1 werd1 de uitsluitende training fa een
bepaaMe richting onmogelijk gemaakt. 'Do
ze weg wordt thans ook mgeslagen bij de li
chamelijke opvoeding door middel van Rijks-
cursussen' voor jongeMede® boven den school-
pliditigen leeltijld. I
Vbor scholieren) is het zeker gewenscbt dat
de persoonlijke wedlstrijden door groepswed-
sitrijden worden vervangen. Deze hebben te-
vens het paedagogisch voordeel, dat het ge-
voel van' saamhoorigheid wordt versterkt en
het fadividueel belang aan1 het gemeenschap-
peiijk streven wordt ondergeschikt gemaakt.
Ook op dit terrein is voor de schoolartsen,
wier werkkrfag steeds meer algemeen wordt
uitgebreid, een schoone taak weggelegd.
H. A. S.
narachtiga lag misschien slechts op den bo-
dem van haar ziel. Neen, naar het uiteriijk
beoordeeld was ,ziji een vlugge, kranige
waardfa, in de refae oogen speelde meestal
een schalksch lachje en de roode mond lachte
nog even vaak en even hartelijk als voor der-
tig jaar. Zij ontbrak niet gaame op fcennis-
feesten, maar een paar dagen geleden was zij
fa den kelder voor een vat Engkoller tegen
haar zin op de knieen gevallen em ze had
daardoor haar voet bezeerd. Loopen deed
haar nog pijn, ze was nog niet naar die Sol1
lerweide durven gaan. Nu hrandde zij van
nieuwsgierigheid, hoe het geweest was.
Na belt eten itrok de kapelaan rich terug.
Lena nam zelf de tafel at De dienstmeisjes
waren naar de kermis.
De Geheimraad stak een sigaar op. In ge-
d'achten' verdieplt zat hij naar het spelen- van
een motje te kijken, dat rondom de hanglamp
Vloog. Een oogenblik daaraa kwam Lena te
rug en ging tegenover hem ritten. „Toe, ver-
tel er nog een beetje van", vroeg zij. „De
menschen waren zeker bijzondfer blij, dat je
bent overgekomen voor de inwijding van het
vaandet? En heeft Maria werkelijk met den
houtvester gedanst? Wel, wel1, dat doet mij
plerier.... De arma kinderen hebben weinig
plerier to haar leven en genieten over t al
gemeen al heel weinig van haar jeugd
„De inwijding van het vaandel was eigen-
lijk niet de reden, dat ik expres naar Ober
boden gekomen- ben, Lena! Het kwam plot
seling bij mij op en ik werd letterlijk gedran-
gen tot het ovemaast besluit jullie alien' weer
eens te gaan opzoeken. Men is verplicht,
niet waar, rich1 nu en dan am het volgende
geslacht to bekommeran. De kinderen van
mijni broers en zusters zijn toch mijn naaste
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossmgen
van probleem No, 728 (eindspel Bergier).
Stand:
Zwart: 35 en twee dammen op 17 en 31,
Wit: 33, 40, 44, 40, 49 en dam op 29.
Op loss ing
1. 17:50
1 35-44
9. (gedw.)
4. 45:41
1.
2.
3.
4
5.
29—12!!
12—26
216 37
49 :40
46 371
Goede oplosslngen ofttvangenl van de hee-
ren: W. Blokdijk, P. Dekker, J. Dik Jr.,
D. GerUng, J. N. K., G. J. v. d. Ploeg, F. W.
Roderwijn, Alkmaar, J. Smit, Heerhugo-
waard.
TWEE NIEUWE COMBINATIES.
Van den heer Kleute ontvingen1 wij deze
week twee nieuwe combinaties, die wij hier-
onder laten volgen. Men verzuime niet, ze na
tc spelen.
Zwart: 6, 7, 8, 15, 16, 20, 26, 30 en dam
op 24
Wit: 18,22,27,33,36,40,41,44,46,49.
Wit wtot hier door:
1. 18—13 1. 24:21)
2. 13:11 2. 6:28
3. 4943 3. 21 :49
4. 40—35 4. 49 40
5. 35 24 5. 20 29
6. 36-31 6l 26:37
7. 41 451
Hier volgt de tweede Btand:
Zw. 1, 6, 9, 16, 27, 28, 35, 37.
Wit: 7, 12, 18, 20, 24, 29, 30, 36, 39, 43,
44 47.
Wit speelt:
1. 4440 1. 23 14
2. 4742 2. 35 33
3. 42 22 3. 28 8
4. 43—39 4. 1 *.23
5. 39 10!
Ter oplossing voor deze week:
PROBLEEM No. 729
van JOH. DE BREE, Amsterdam.
Zwart: 9, 12, 13, 14, 18, 19, 21, 24, 27,
31, 35.
Wit 22, 25, 28, 33, 34, 36, 39, 40, 42,
44, 45
Oplossingen v66r of op 15 November, Bu-
reau van dit Blad.
Stadsnieuws.
NATHAN DE WIJZE.
Donderdagavomd werd to het gebouw „De
Unie" voor de loge „De Noordstar" door ds.
over Lessing's bekende dramatische gedicht
„Nathan de Wijze". Het bestaur, dat voor
deze gelegenheid velen had uitgenoodigd,
zag zich in de opkomst niet teleurgesteld: de
bloedverwanten... Wat dunkt je zoo over 1
algemeen van het jonge geslacht Zevenge
sternte hier en daar gtods?"
Lena lief haar breiwerk een oogenblik op
haar school vallem. „In den grond zijn het
alilemaal goede kinderen", zei ze langzaam.
„Hun gebreken ritten meer boven op en rijn
er van buiten af togekoman."
,,Hoe meen je dat?"
Lena haalde de scfaouders op. „Dto van
de Braunbergs hebben te weinig hun eigen
wil en die van Virgtoe te veel."
Peter Zevengesternte Jcnikte: „Ec begrijp
me maar niet, dat onze luitenant-kolonel rijn
zoon bij dat dure Potzdammer garderegiment
heeft laten plaatsen. Zoover ik weet, heeft hij
geen ander inkomem dan rijn pensioen. Ik
wou wel eens weten waar hij die hooge toe-
lage vandaan haalt. Een twaialf- h vijftiendiui-
zend's jaars verteert mijinheer de luitenant
zeker. En de meisjes fconden ook nog wet eens
trouwen!"
„Ach, lieve hemelHier tn Oberboden zou
niemand die beide meisjes durven naderen.
Zij loopen en staan en ritten altijd als't ware
onder eeni glazen stolp."
,^eg dat nieit. 'De jonge houtvester van den
Weiffelsteto keek Maria, toen hij afscfaeid
van haar nam, buitengewoon diep to de
oogen, dunkt mij."
De waardto' van den Wijnstofc uitte een
zachten kreet. „Ach, Peter, waar denk je aan
Dat zou op majesteitsscheninis gdijken. Een
eenvoudig houtvenster..."
„Voor den drommel, als ik vader was van
twee dochters, die. to zeker opricht eigenlijk
al als oude jonge juffrouwen op de wereld ge
komen zijn, zou ik dol blij zijn als een knappe,
jonge keral als die houtvester op een van de
twee de oogen vestdgde."
(Wordt vervolgd).
WJ.'.-llU»" lull