AlKmaarsche Couranf NieuwJ aar s wens chen. De Onsterfelpen. Zevengesternte. Vergadering van den Gemeentsraad Honderd Drle en Twlntlgste Jaargang. Dinsdag 12 December. fenilleton. K*. 1928. la bet nummer dat Zaferdag den 30 De» cember verschijnt, zal wederom gelegen- heid besfaan tot het plaatsen van NIEUWJAARSWENSCHEH k 50 cent a contant. DE DIRECTIE. op Donderdag 14 December 1922, te 1 uur.. Te behandelen puntea. 1. Onderzoek van deni geloofsbrief met bij- lagen en beeediging van het nieuw geko- zen Raadslid, den beer C. de Boer. 2. Vaststelling van de notulen der voiige vergadering, Mededeelingen. Ingokomeni stukken. 3. Verzoek van deni beer J. Westerhof en vijif andere Raadsleden om den Raadi ge- legertheid te geven zich te beraden en uit te spreken over bet laatste schrijven: van den Minister inzake loonem der werklie- den baji de werkverschaffing. 4. Voorstel inzake leeftijdsgrena gemeente- persaneel (Bijlage nr. 154). 5. Idem naar aanleiding van een verzoek van R. van iDoomik om vergoeding van van geleden schade (Bijlage nr. 174). 6. Idem inzake toelage aan de voormaUge echoonmaakster van de opgeheveni Stads- apotheek (Bijlage nr. 181). 7. Idem inzake verlaging gasprijs en elec- triciteitsprijs (Bijlagen nrs. 184 en 185). Q. Idem eubsidie en buur lokaleni landbouw- cursussen (Bijlage nr. 183). 0. Vaststelling le suppl, kohier hondenbe- lasting dienst 1922 (Biijlage nr. 185). DIE NSTP'L 10HTWET. Bekendmakimg van uitsprakea in zake vrij- stelling. De BURGEME ESTER van ALKMAAR, gelet op art. 21 der Dienstplichtwet brengt ter algemeene kemjis, dat de Minister van Marine, biji zijne beschikking van 8 Decem ber 1922., afdeeling Persoueel (3e Bureau) nr. 173, den dienstplichtige PIETER SGHDUTE1N1, lotitogsnr. 121, der Editing 11923 uit deze gemeente, met ingang van 16 Maart 1923 voor een jaar heeft vrijgesteld van den dienstplicbt wegenis kostwinner- schap. •Tegen deze nitspraab kan BINNEN1 TI;EN OAOEN na den/dag dezer bekendmaking in beroep warden gekomen door: a. den ingeschrevene, wien de uitspraak geldt, of diens wettigen vertegenwoordiger b. door elk der overige voor deze gemeente voor dezelfde liohting ingeschreven personen of diens wettigen vertegenwoordiger. Het verzoekschrift daartoe aan de KO- NINIGilNi te richten1, rnoet met redenen zijtn omkleed en worden ingediend bij; den Burger meester, en kan ter Secretarie dezer gemeente worden ingeleverd. De Burgemeester zorgt voor de doorzending van bet verzoekscbrift. Alkmaar, 11 December 1922. De Burgemeester voomoemd, W. C. WENDELAAR. THINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR: brengen ter algemeene ken nis dat zij' biji bun besiiiuit van 11 DECEM BER 1922 vergunning bebben verleend aan de fa. ERO en RlEMi albier, tot bet uifbrei- den van een cbocolade- en suikerwerkfabriek, door vervanging van een bestaande electro motor van 3 P.K. door eene van 5 P.K. en bet bijplaatsen van eene electro-motor van W, P.K., benevens eenige nieuwe werktui- gan in1 het perceel Nieuwpoortslaaa, Wijjk E no. 7476. Alkmaar, 111 December 1922. Burgemeester en Wethouders voomoemd1, W. C. WENDELAAR, Voorzitter. F. H. VAN DIJK, lo. Secrataris. (Nadruk vtrboden.) Ik schrijf dit in den sneltrein, "t is nacht; Lyon ligt reeds ver-weg; ik ben op weg- naar ParijsNaar Parijs, waar ik in- gean zestien jaren meer geweest ben en ik voel me be- klemd, omdat at die cfwaashedea uit mijni jeugd bij-elkaar nog niet opwegen tegen de dwaasbeid, de enorme dwaasheid, die ik nu bega. Je bebt mij in geen zeven jaar gezien, Ar- maud; hoewel we elke maand gecorrespon- deerd bebben, boewel mijn ziel als een open boek voor' je ligt, beb je mijn oud-worden in mijn brieven niet aanschouwd; ik zelf beb't ook niet bemerk-t, ik beb er niet over gedacht zeliswat wist it van ouderdom tot gisteren, fcoen mij op- de Route Naitiomale dicbt in de buuxit van La Turbie een klein meisje met eem dame voorbij ging, van wie ik dit ver- bijsterend compliment opving, dat mijn ziel eensiklaps verkiide: ,,Wat) 'n lieve ouwe meneer, bd mama?" All Hadden alile kwaadiaardige critici en de menschen, die mij niet mogen om mijn succes als dicbter, deze criitiek, in voile on- sciiuld uitgesproken, kunnen booren, boe zouden zij zich gewroken hebben gevoeldl En nu over mijn dwaasbeid. Je weet, altbans je kunt veronderstellen, boe dichiters b lootstaan aan allerlei ge- sdrrijf, boe zij anonieme brieven vol cribek ontvangen, of brieven van menscben, die jacbt inaken op autograpbenook brieven van lieve menschen, bijna altijd vrouwen, wier brieven als molten om de kaars van den dicbter viiegen, bem soma verlegen maken, hinderen bij zijn weak ea eiadigen met..,, ver- brand te worden. WelnuL. een jaar geleden ontving ik een brief van- een dame, zeer versdiillenu van al deze. Het was als kwam de Lente-zelf tot mij, al kwam de brief ook uit Rusland. Zij was een bewonderaarster van mijn werk en tevens de eenige criticus, die mij, openlij'k critiseerde, zonder mijin ergemis gaande te maken. Je kent mijn drift, Armand. Ik antwoordde baar. Zij scbreef me op- nieuw. Zij bezat... zij bezit.... die onuitsprekelijke gave van bekorend te spreken in geschreven taalvan een zin te doen lachen, of schreien, of zucbten, juist naar den toets van bet woord. En die ziel, aldus geopenbaard, is nieuw voor de wereld, is frisch als de knop- pen der viooltjes, die zicb nu openen in bet bosch van mijn dierbaar Bordigbera. Wij bebben elkaar sedert geregeld ge schreven en die zekere koelheid, welke over ons komt bij1 succes, is verdwenen, is ont- dooid door dien adem van de lente uit Rus land. Oude dingen, die ik reeds half verge- ten waande, komen mij weei' in de gedachte; de fouten van de jeugd sluipen opnieuw op me aan;'die stijl waannee de Academic mij nu aanroept om naar Parijs te komen om mij als „Onsterfeliike" te kronen, pchijnt mij van minder waarde dan1 de viooltjes -uit de olijfbosscbein in de buurt van Sasso. Een veertien dagen geleden schreef ik haar van mijn a.s. bezoek aan Parijs, zonder haar echter de directe aanleiding mee te dee- len. Adit dagen geleden ontving ik baar anifc- woord. „Hoe vreemd," schreef ze, ,,ik ook ga naar Parijs. Ik ben er den zeventienden Maart. Voelt u er wat voor om my's middags in het Luxembourg-park te ontmoeten; liierbij inge- sloten ziet u bet plekje aangegevan, waar ik u zal wachten." Ingesloten was een scbets van het park, dat zij zelf gemaakt bad1. Armandvandaag is bet de zevende Maart1; al is de zon nog niet gerezen ea al kan jouw Onsterfeldjke, gezeten in comparti- ment no. 16 van de Groote Expresoe, in een coupe gelukkig alieen voor hem, nog niet de populieren onderscheidai van de naaslse om- gevimg. Hedeo is't de zevende Maart en binnen enkele uren zal ik baar ontmoeten'; de barts- tochtelijke jongeling, wiens 'hart fclopt in mijn gedichten, zal in bet Luxembourg-park zijn; wacbtende op haar, die zal komen voor bem... Zij, die bem niet zien zal in mij, om- sluierd als ik ben; door Ouderdom... Maar om verder te gaan. Toen ik baar brief gelezen had, kon ik niet meer werken. Ik liep naar Cafe Central) en ik dronk cbianta als in mijn vroegeren stu- dententijd en ik vroeg om pen, inkt en papier en ik schreef aan haar. Het was een grauwe dag, altbans grauw voor Bordigbera... en ik schreef haar en sprafc haar over de grijze luchten en over bet eeuwige azuur, dat leeft boyen de wclken uit. Eergisteren ging dk op reis en ontmoette in Turbie, waar ik een nacht over wilde blijven, in mijn eenvoudig hotel den uitgever van een groot Engelsch bladi. Wij schoiten samen goed op en badden veel pleziermijn opge- wektheid werkte aanstekelijk, de wereld bad mij nog nooit z66 rnooi geschenen! Samen deden we een wandeling langs de heerlijke kuSt en tegen den verren horizon lag als in een droom Corsica. Een dame met 'n klein kind'je kwanien we tegen op de Route Natio- Roman door Marga^etha Bohmf. Naar bet Duitseb door C. M. de W. (©eautorisearde Yertaling)-. 28) „Dat ben ik ook. Maar dat neemt niet weg, dat ilk alles wat daaraan verbndeni is in aan- merking neem1 en alles van aide kanten be- kijk, voordat ik de klep 'vallen ilaat en er in zit als een muis in den val. Ik geloof niet dat mijnheer Zevengesternte zijn nichtjes met leege handen zou laten vertreikken, wanneer ik met haar trouwde en bem eerst' mijn om- standigheden blootlegde. Als :hij mij bijv. tweehonderd duizend mark voor tien of vijf- tien jaren wou leenen zonder mij rente te la ten betailm zij konden wat mij betreft als hypoiheek op het goed gezet worden dan was ik geholpen. Na verloop van dien tijd; zou ik Moritzlheide zoo ver gebraeht hebben, dat ik ook rente betalen kon. En hem zou bet gemis van de rente voor die paar jaar niet veel> kunnen schelen. Ik ben overtuigd dat bij daarover wel te spreken zou zijn.' „Maar dat allies zou je toch vooruit moe- ten weten," zei de bezorgde moeder; toch was ze wel eenigszins gerust gesteld. Koen raad dacht precies als zij: over een buwelijk zonder geld. Een groote last was van baar ziel afgevallen. Tegen elf uur bracht Koenraad1 zijn moe der de lange bovengangen door naar haar slaapkamer, die aan de parkzijde gelegen was. In zijn eigen kamest teruggakeardi tocht- te bij zijn afgebroken lectuur over landbouw- kunde weer op te vatten maar bij kon.er zijn gedacbten niet weer bij bepalen. Op de plaats sloegen de bonden aan. Hij luisterde, blies de lamp uit en trok de gor- dijnen open. Het sneeuwde weder. Door dien regen van vlokken been blonken de verlicbte ramen van bet rentmeestersbuis als sluwe oogen. Nu ging aan den overkant de deur open, Drie vier vijf vennomde gestal- ten sprongen vlug de sneeuwjacbt in. Aibal... De meisjes van bier over en de leerliugen van den opperhoutvester. Een paar kolossale pakken volgden: Mijnheer en mie- vrouw Neumann en de opperhoutvester. Toen begon onder iuid roepea en juicben een vroo- lijke sneeuwballenwedsti'ijd. Koenraad was in een: paar schreden buiten de kamer en nam zijn jas en bontmmts van den kapstok. Een paar goedgemikte projec- tielen ontvin'gen den slotheer. E>eze weerde zi'ch dapper. Nu mengden de bonden Van den rentmeester en den1 houtvester zich in het dol- le jagen en lachen. De strijd wend met warm- te en zonder ophouden voortgezet. Inge ver- zamelde armen vol lichte, glinsterende sneeuwballen en wierp ze'den heime1ijk aan- gebeden jongen man naar het hoofd. Deze bukte om revanche te nemen en, niet voor haar onder te doen. En tijd lang hield zij het tegm hem vdl toen kon zij niet meer en vlucbtte voor het bomibardiement de laan in, hij aciiter haar aan tot hij, haar had inge- haald. Met beide armen hield hij1 haar vast. Hij was werkelijk niet van plan geweest nu reeds het klepje te I'atem neervalien, het roo- de appeltje van den boom te plukken, voor hij er zelker van was of het voor goed in aamner- nale; nauwelijks waren we gepasseerd, of 3k hoorde het kind zeggen „Wat een lieve, oude meneer is dat." En 6en minuut tevoren was ik nog edn-en twimtig, en de dag was zoo belder geweest em het leven lag vo6r me en met gemak bad ik de Alpen beklommen. ik jongleerde met mijn stok en ik stapte mijn vriend den uitge ver afBe was jong, en aiin een oogwenk was ik oud geworden. Niemand bad me tot nog toe ooit over mijn ieeftijd gesproken. Ik wist zelf niet dat ik z66 grijs was...; jo-nge menschen, die vrij. wat rneei' rimpels hebben dan ik. O, die niet omschrijfbare stempel van Ieeftijd, wat is't? En waarom rnoet bet hart jqng blijven, terwijl al het andere door den Tijd worat geraakt En nu zal ik baar bitnmen enkele uren ont moeten. Zij weet niets van mijn Ieeftijd; zij heeft zelfs nook eenige foto van mij gezien; zij kent alleen mijn gedichten en mijn brie ven en dat zijn de gedichten en brieven van een heel jongen man. Een heel jongen man van vijf-en-zestig jaar, misleid door zijn hart, misleid door het Lot, misleid door de liefde. Vergeef. beste Armand, ;e ongelukkigen Onsterfelijke (of in anderen term Leon Miriel). Aan het Gare de Lyon nam meneer Miriel een rijtuig, dat hem met zijn bagage naar een hotel in bet Quarter Lain, w" u1 ivij in vroegere dagen meermaleu geiogeerd aad. Het was een koele, mistige morgen en tc*n hij door de half-vergeten straten van de groo te stad reed, die bem tot de onsterfelijkheid bad geroepen, viel een kilbeid, een andere dan de van het vroege morgenuur, op hem en deed hem huiveren. Hij berinnerde zicb zijn studenten-tijd; mannen die bij sedert jaren vergeten was, en die verdwenen waren zonder ecnig spoor na te laten in. deze wereld of eenige echo oprie- pen in deze stad, die hem nu riep ter viering van zijn eigen triomf. O, die deugruet van 'n Miriel, die luie student, die dolle jongeling, aangehaald door de meisjes, om zijn knappe geziclit! Wat zou zijn wereld in stomme ver- bazing' gestaan bebben, had zij in hem kun nen zien meneer Miriel, den beroemden me neer Miriel, den Academician, meneer Miriel, grijs en bezadigd, op weg in den killen vroe- gen morgen naar zijn glorie m een gewoon buurrijtuigje! Hoe zouden ze gestaard heb ben, die jongeiingen, prijs gegeven aan de vergetelbeiddie meisjes, die nu waren; ou de, oude vrouwen Het Hotel d'ltahe op den Boulevard St. Michel was precies hetzelfde gebleven. 'ioen hij uit bet rijtuig stapte, bood de portier hem zijn arm. Hij nam dien steun gedvvee aan en stapte de ball binnen, waar de eigenaar, een Duitscher, hem beloefd tegemoet trad. Albomo, de vroegere eigenaar van deze zaak, de welwillende gastheer, die Miriel wel geld geleend had in zijn studententijd, was nergens ziclitbaar/ Hij,vond geen moed te vragen, waar hij zich verstopt mocht hebben. Hij kon bet antwoord niet verdrageo, dat hem met 'n Duitsch accent gegeven zou wor den, w Ziii had de ontmoeting vastgesteld op den middag, vergetend, zooais jeugd deze dingen meest placbt te vergeten, dat zij daarmee het uur van den lunch had gekozen. Hij dacht daar zelf ook heelemaal niet aan. toen1 hij in het park kwam, een half uur voor den afge- sproken tijd. Ja, werkelijk, daar was de plek, gemerkt op het kleine, duidelijke kaartje; het was een prettige plaats, bij een brous- groep, volop iu de zon. Want de v/olken wa ren weggetrokken, uitgezonderd enkele fijne, vlokkige schapewolkjes, die nog stonden aan den wijden, blauwen, Maartschen hemel. Vogelgeluiden en Idnderstemmetjes meng den zich met het doffe rumoer van de groote stad de atmosfeer was doortrokken van on- ontieedbare eerste geuren der lentecrocusjes piepten uit het gras en het scheen- Miriel, die, gezeten in den zonneschijn, luisterde naar de aangename, lichte klankjes, waannee de tui- nen gevuld schenen, alsof de Aarde zich her- steldie van den op haar gepleegden aanslag door den Winter, en zij nu het leven; weer in- ademde met half-geopende oogen. Hij had de rekening, hem door Ouderdom geboden, aanvaard, haar met een zuchi be- taald en toen het document weggegooid; re- keningen als deze vragen noch om kwitantie, noch om opbewaring. Inderdaad, hij was een oud1 man, maar wat deed't er toe? Zij ook zou op zekeren dag 'n oude vrouw zijn. Alles wat jeugd was en bekoring zou eenmaal zich- zelf ook moeten bekennen: „ik ben zestig." Hij was niet bang, dat zij: hem zou uif lachen, daarvoor was haar geest veel te fijn; maar hij vreesde haar medeliidten. Het mede- lijden van de jeugd voor den ouderen man. IHSJ ging mi vraigrn overdenkm. Waarom had zij igevraagd hem hlier alleen te ontmoe ten? zijl had ailicht een meei" canventionneele mianier kunnen' bedenken. Waarom? O'ch, natuuriijk was't een grit van haar jeugd, fantasie van een jong, dichterliijk meisje. Aatf 'n andere beweegreden dacht hij niet, wild'e hij ook, niet denfcen en weer las hij in zijn ver- beelding den brief door, dien ze hem't laatst geschreven had. Deze was koft en gemakkelijk te herinne- ren en nu hdjl misschien voor de honderdste maal1 dien overdacht, scheen't hem toch of die vensdhillend was van al de andere brieven, a'sof eenige droefbdd erm scheen te kam- pen en naar woordien zodht, of zij eenigien spdjit had, spijitWaarover? Het slaan van em uiurwerlki schokte hem uit zijn overpeinzing. iHet was dfe eerste slag van .twaalf. iHiji keek1 rond, de kinderen Waren uit het park verdWenen en hadden die musschen alleen achtergelaten fen een gestallte, die langs het1 zonn'ig pad hem in die verte tegemoet kwam. Miriel stand op en legde zijla hanidi boven de oogen. Dat was zijl! Hlij! kende haar bij, den eesten loogopslag, evenals ziij: hem kende. Hij vergat zijn j aren, vergat zijn vrees, hij ver- gat de wereld, toam 'hij: op haar toeliep en haar zijn handlen toestak. Ach ja, eerlijk was zij geweest in haar brie- veni, ten opzicbte van' haar wezen, dat ham nu tegemoet straaildle ui't haar open, 'grijze, lich- tende oogeni. Zij lachte reeds, voordat ziji nog een woord gesproken had en met de vroollijkheidi van een kind Huistarde .zij, d'icht n'aast hem gezeten, hoe hlij1 haar vertelde van! het meisje, dat hem op de Route Nationale gepasseerd was en van de woorden, die hem voor een oogenblik tot 'n oud man badden igemaakt. Hiij: vertellde haar van zijn doorgestane moeilijkiheden1 en zijl vertelde van die hare en, terwijll ze hum ouderdom recht in die oogen keken, namen zij er een loopje mee eni toon- den aan hoe belachelijlk mindierwaardi'g hij was in veygellijking met de onsterfelljikheid, die geleerde Acad'eirties verlleenen aan hen, die .in den rijkid'om van hun hart die onsterfe lijkheid der jeuigd bezitten. Zij! warem jong en blijl en hun lach klater- de op. En die lach hadi tot eenige toehoorders, de miusschen van dit mooie pldkje in het Lu- xembourgpark, die zondler vrees als straat- jonigens hum spel drevem en zelfs geen bli'k overhadden voor deni ouden meneer op de bank en die dame met het sneeuwwitte haar naast hem. king kwam. t Maar toen het lieve stralende ge- zichtje aan zijn hals ,lag, hij den Snellen warmen adem van den rooden mond om zijn gezichit voelde, kon hij. het niet lamger ver- hinderen: Hij, moest haar kussen. En weder kussen, daar zij zich eerst niet bewoog en beide armen juichend om zijn hals sioeg. „Inge! Liefste sdhat, heb je mij waariijk lief?" „Q, ik heb je zoo lief; ik ben dol op jes" „mge! Inge! Inge!" hoorde men roepen. „Waar zit je? Waar ben je? Wij gaan naar binnen..." Inge maakte zich los. „Zeg, die mogen er toch niets van weten „Neen Beveling, voorloopig moeten wij de vermianing van' het oude liedje volgen „Wilt ge mij! uw hart' schenfcen, doe het dan eei'st in stilte." Ik zal je later wel zeggen waarom. Het is ook voorloopig veel heeriijker. Let op Inge: Het zal een verruk'kelijke winter we zen." En het werd een verrukkelijlke winter. Hqe hemelsch waren die stille bijeenfcomsten, die geheime teederheidjes, het prettige bewustzijn reed's bijna als toekomstige vrouw des hui- zes op haar eigen terreim rond te wandelen en in den geest een gouden toekomst te schep- pen! Welk een zaligheid met schelgerinkel en zweepgeklap door de besneeuwde bosschen te glijden of op een sleetje achter den gelief- de piiilsnel de baan af naar beneden te sui- zen. Hoe zalig hand in hand met hem schaatsen te rijtfen op den spiegelgladden vijver in het bosch, want het toeval of de vriendaUjke vriendinnen sdhikten het alitijd ProYihclaal Nietiws 'HDOOHEEMRAADSOHAP NOORD- HOLLANDS MDOHDERKWARTrER. Een belangsteliend lezer verzodn ouo de door ons besproken bnef van Dijkgraaf en Hoogheemraaem in ixtenso te willteri vermel- den. W'iji willen gaame aan zijn verzoek voldoen en laten het uitvoerige schrijven hieronder volgen., Dijkgiraaf en 'Hooigheemradien van Noord- holllainds Ntoordierkwartier hebben zich met earn uitvoerige beschouwing igewend tot Ge- deputeerdle Bitafen1 van Nioord-Holland, met verzoek daarover een bespreking met hen te mogen hebben. iD'iit rapport beh'andfelt in de eerste plaats die „RlykBbij!drage in de watersnoodikosten." IHtet opgehevem reiglement omtrent den Noorder IJ en ZeadSjk bevatlte regeving om trent de kosten van onderhoud' van den Noor der IJ en Zeedijk. IWanineer het, j aariijlks d'oor die betreffende watersdiappen op te brengen bedlrag van 100.000: onvoldoendie was, werd het meer- dere gedieikt door subsidie, hetziji „van de Provinde, hetzij' van het 'Riijk of van beidien gezamenllijlk. iRtegel was oinidier die werking van deze be- paliing, dat! het Riijlk en de Provincie elk de helft van het meerdere droegen en die 'Minis ter van Wiaterstaat rekenit bldjfcens de toe- kenning van rijksubsidlie de werken; welke na dien watersnood 1916 aan bedoelde dij- ken zijn uiiigevoerdi, te vallen onder dit voor- schrift. Voor de Provinde bestond1 d'us aller- miinst reden een and'ar standpunt in te ne men!. Tot 20 December 1921 heeft 'het reglement van den iNbdndler IJ en Zeedijk nog gegol- den. Dfe kosten van die dijiksherstelling na den watersnood' zijtoi echter opgenomen in de door dfe iprovinde aangegane wattersnoodlee- ninig, waarvan idle rente en aflossing voor 3/5 van 20.000.000 ten laste van het Hoog- heamraadsdhap Noordh oilands 'Ntoordierkwar tier, zijn, gebraeht. Waren de Statem hiertoe bevoegd? iHiet is door het besituur van ddi 'Noorder IJ en Zeedijk en dloor die best'uren van tot die Dijksvereeniging beboorende watersdiappen ten stelligste ontkend. Ziji beweenden met kracht en met Hem, na dfe bekendmaking van het ontwerp-reglement voor het 'Htoogheemraadschap door Gedepu- tfeerde Statem,, dat het voorstel onwettig was en imbreuk wilde maken op verkregen rech- ten. Dijkgraaf en hoogheemraden geven een overzicht van het biji de opriehting van het hoogheemraadschap hieromtrent verhan- delde. Ziji schrijven ten slotte dicnaangaande: In de S tatenverg adering bleef het hierbij Men gaf geenerlei blijk mans wfel overbuigd te zijn van het goed recht om de eenmaal ge- itroffen regelin® zonder meer ter zijdle te stel- len. Maar nog belangrijlcer zaken vxoegen op dat moment biji deze g-ewichtige voordracht die aandacht en het was ook niet wel mogeiijk omtremt deze kwestie aangaande de regeling in zake den Noorder IJ en Zeedijk afzonder- lijk eene besliissdng uit te lokfeen, buiten ver- band met het zoo grooife geheel. Er werd ge- stemdl over de zaak in haar geheel en zij, die wel Voor het hoogheemraadschap waren, maar zich niet konden vereemigen met het standpunt van Gedeouteendie 'Staten ten op zicbte van den Ntoordfcr I'J ea Zeedijk, waren wel gedwomgen diit standpunt op den koop toe te nemen. Maar iedler, die thans het vorenstaande nog eeas rustig en onlbevooroordeeld naleost, zal toch wfel tot de oonclusie moeten1 komen: 1. dat Gedeputeerdle 'Staten van de on> standigheid, dait' d'e regfellng omtrent de rijks- en proVinciaie hijdragen niet voor kwam in 'n civiel contract, maar in een pubiliekrechteiljke regeling, die door die 'Statem eenzijdig gewij- zigd kon worden, gebruik hebben gemaakt om biji die regeling ter zijdfe te stiellen 2. dat zij: daarbiijl de provincie hebben oflilheven van verplichtingen, die door be- langheblbenden te goeder touw onaantastbaar werden geachit; 3. dat weliswaar dfe Staten van het bij Grondwet.en wet hun toegekemde recht om andere lastenverdeelingen ten1 aanzien van watersch apSkosten te itreffen opbeperklt ge bruik kunnen maken, jnaar idat zij diaarbij niet de provinde zfelve mogen ontheffen van wetteliijke op haar rustende verpliobtingen; 4. dat tot die verplichtingen 'Ontegenzeg- geil'ijk bahiO'Orde de betajing, van haar aan- dee! in de kosten van dijikshersttellimg, ge maakt terwijl het reglement zelfis nog niet buiten werking was gesteld; 5. dat Gedeputeerdte Staten van hun recht om eenizijldig waterschappen hp te richten en daaraan lasten op te leggen, gebruik hebben gemaakt om de provincie te ontheffen van een balangrijk dieel van de sChuJd, di'ie bij nfa- koming van hare verplichtingen volgens het reglement op' den iNtoorder Ijl en Zeed'ijlk op haar kwam te rusten, daarbij langs een om- weg ook treffende d'iegenen, welke naar dlat reglement in geen geval in de faerstellings- kosteni hadden bij1 te dragenl; 6. dat weliswaar de provinde een greater bedlrag van idle waitteranoodkosten voor hare rekening nam dan dat wat volgens het regle ment voor den 'Noorder IJ en Zeedijk te ha- ren laste moest komen,. doch dat zij ook bij toepassing van dlat leglemenit hat overige deal van het door den watersnood geteistferd gebied niet in -mindere mate had kunnen tegemoet komen, zoodat feitelijk Gfedleputeerde Staten, om een goede Nioord-Holllandscbe uitdrulkking te bezigen, niet veel ainders deden, dan „mooi weer spelen van een an'dfermans centen"; 7. dat, indien geoorloofd mocht.worden ge achit, dlat de provincie van haar publ'iekrech- tfelijike bevoegdheid gebruik make om zich zellf tie ontheffen van op th'aar rusten dfe gel- delijlke verplichtingen, heell dfe financieale venhouding tusschien de provinde en1 het Hoogheemraadschap, neergelegd in het* regle ment voor het Hoogheemraadschap, tevens op fosse.schiroeven kwam te staan. Dijkgraaf en boogbeamrad'.en[ wijizen er dan verdier op, dlati n'a de oprlchitiing van het hoogheemraadschap is bekendl geworden een brief van deni minister van waterstaat, met de daarin neergellegde erkenming, dat het Rijlk zich verplicht achtte dfe regeling van den Nbordter I J1 en Zeedijk, dan zou het zfeker emstiig zijn overwogen naar redit en billijk- heid deze rijiksbijdrage geheel ten goede te doen komen aan het Hoogheemraadschap, waartoe dfe 'Ntoorder IJ en Zeedijk voor,taan zou bebocren. Thans werd door de aanneming van een' amendement-Kooiman1,, in afwijking vanf het voorstel van Gedfeputeerde Staten, diait de rijiksbijdrage geheel voor de provincie willde bebouden, niettemiin reeds de helft der rijksbijldrage ten voordfeele van het Hoog heemraadschap gebraeht. Over 1921 en 1922 rfjdlroeg deze bijdrage 334.000 en 400.000. Dergelijfce oveTweging mag nu zoo dat zij bij. elkaar-kwamen. En hoe heer- lijk een zelfgemaakte taart of 'een eigenhan- dig toebereiden, schotel met "het vrijlmetse^ laarsteeken van een groen takje naar de ta- fel van het slot te sturen. Het was een strenge winter. In het bosch kwam het wild bij massa's om door gebrek aan voedsel. Overal heerschte de grootste nood onder de armen, want het kleine hout- vuurtje in de kadhel was niet bij machte den doordringenden vorst buiten te sluiten en in menig butje zaten de beide stiefkinderen Hon- ger en Ko'ude samen naast best uitgedoofde vuur. Maar voor Inge Zfevengestemte was deze winter een feest en de wereld een pateis van kristal en zilver, vol genot en zaligheid. De heer Zevengesternte maakte zich weder gereed tot een langdurig verblijf aan de Ri viera. Hij had wat zijn gezondheid betreft geen zeer goeden winter gehad en ditmaal had de geneesheer, die waarschuwend den "vinger ophief en emstiger dan ooit op een' flinken tijd van ontspanning aandrong, een goede bondjgemoate igevonden in Wi'lhelmine. Teg en over die beiden kon Peter zij'n 'bezwaren en bedenkingen niet volhouden, maar hij zet- te toch door, dat dfe reis werd uitgestald tot het dnde van April. Een week ongeveer voor den einddijtk bepaalden datum1 van' veTtrek kwam Peter tegen zijn gewoonte reeds om een uur's middags thuis. In plaats van naar de fabriek te rijden', had hij de voormiddag- uren besteed om eenige bezofeken af te leg- fen en boodschappen te doen. Onderweg was ij den chef van de firma Kolberg en Zonen tegengebomen, die zich op Peter's informa- tie, buitengewoon gunstig over Lodewijk hadi uitgelaten. Als niet alle kenteekenen bedro- gen, zou dfe jonge man een buitengewoon knap koopman worden. Er werden hem dik- wijls dingen opgedragen, die gewoonilijk pas na een leertijid van twee of drie jaar aan de jongelui werden toevertrouwd. Lodewijk on- derscheidlde zich door stiptheid, nau-wgezet- heid, belangstelling in de zaak en vlug be- grip boven alle leerlingen der firma. „Ik kan je niet zeggen, Wilhelmine, hoe- zeer mij dat verheugt!" Pfeter wreef zijn koude vingers tegen elkaar. Hij zag er opge- wekter uit dan anders. Toch viel hij met een zucbt in den leuningstoel, die bij het raam stond en haalde een courant uit zijn zak. Wilhelmine gaf hem den raad voor het eten nog wat te gaan rusten, maar hij zei eenigs zins ongeduidig: „Gdh kom, wat praat je toch altijd. Laten we alleen wat vroeger eten- dan gewoonl'ijk, ik rnoet na het eten dadfeUjk weer naar de fabriek. Voor ons vertrek rnoet ik van iedere minuut gebruik maken, om op al'le gebeurlij'kheden voorbereid te zijn." Op dat oogenblik werd de presidente van een vrouwenvereeniging bij Wi'lhelmine aan- geineld. De oude dame, even beroemd door haar werkzame liefde tot haar naasten als door lust tot praten, kwam voor een welda- digheids-kwestie en hield 1iaar bijna een uur aan den praat. Toen V iv .nine terug- kwam, kondigde jufrouw Kfobel juist aan, dat men aan' taffel kon gaan. Peter zat nog in zijn leuningstoei. De courant lag dichtge- vouwen op zijn knieen. Met eenige moeite Stond hij op. „Men voelt de voorjaarslu'Cht in zijn' oude botten Hij rektfe zich slaperig uit en gaapte. (Wordit vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1922 | | pagina 5