Alkmaarsche Courant Parijsche Gauserieen. Voor het drnhhen van kwitanties enz. beveelt zich aan de N.V. Boek- en Handelsdrukkenj v.h. Herms. COSTER ZOON. Vooidam G 9. ALKMAAR. Honderd Vijf en Twintigste Jaargang, Zaterdag 13 Jannari. Een Russisch toovenaar. Een wereldhervormmg. No. 11. 1923. OROCK. (Van onzen Parijschen Correspondent.) (Nadruk verbodem. Parijs, 8 Jamuari. Sedert een; paar jaar warden door de critiek ook de groote fantaisisten van den music-hiall en het cafe-concert voor „vol" aangezien. Voor wat Franikrijlk aangaat, hebben zij dit voor een groot deeli te dankeo a an Andre Antotoe, die aan enlkelen hurtner (Vilbert, Dranem, Allems,) t-oen hiji nog in bet Odeon den scepter voerde, een rol uit de meesterwer- ken; van Moliere toevertrouiwde. Tocb heefit het puHlieik nog een zeker voor- oordeel tegen hen. Het laat zich graag door hen vermaken, het liacht om hen maar het weigert hen te telleni onder de waarachtige kunstenaars. Met publiek wil deze „protsen- makers" protsenmakers ials Moltere, of zijn meealer S-caramoueheniet op £en lija gesteld zien met bet am-btenarend-oim, dat de- buteert als surnumerair -aan het Conserva toire, om te -eindtigen als afdeelingschef aan de Oomedie Fran^aise. Het vak van acteur en aotrice is re- gelmatig geworden en vollkomen fatsoen'lijk. Een jonig meisje aarzelt, bij, de beroeps'keuze tusschen comedienne of onderwijzieres. Eer- tijds, nog iniet zoo heel lang geleden, in de da- gem, toen tooneelmenschen niet thuis hoorden in een behoorliijk gezelschiap, kon men zeker ervan zijtn, dat zij, die deze loopbaan kozen, het deden uit roeping. Tegenwoordig legt men zich op de carriere van tooneclist toe als op een andiere. En dat is hed jammer. De accrobaten, de downs, zijn nog niet -etnbourgeoises". Men vindt onder hen nog talentem vani een- frissche oer-krachit, van een innig-gezonde vis-comica, door geen verkeer- de opvoed'ing bedorven, in reizende circus- sen, in de spullen en tenten der kermissen, durven zij hun inspiratie den vrijen loop la- ten. 'Zoo zong en danste Max Dearly, nederig leerling der Marseillaansche mimen, op de ka- den van Le Havre in 'n cabaret, dat zijn clan- dizie vooral had onder de Iersche matrozen en engageerde zich vervolgens bij; 'n gezel- schap potscnmakers, bij wien hij, in een apen- huid gehuld, dolle sprongen maakte en door vensters en deuren vloog als 'n tweederangs personaad'je in een fantasfische jachtpartij. Aan; zijn zijde, eveneens in de huid van een orang-oetang, spedde een kameraad nit wien de acteur Terand gagr-oeid' is. Ge ziet van hier de' twee mamnen, ma afloop der voorste'lling, hijgend en- "zweetendi, bek-af, murw van de blauwe pleklken Hioeveel debutanten zouden zullk een vuurproef durven aanvaareten om tot roem te gerakem, of misschien slechts tot bekendheid1? Ik baud van deze self-miade-men in de kunstwereld, deze -oorspronkelijlke. vr-ij-gevoch- tem artisten-n-aituren. Hiun opircden neeft bij- nog altijd de charme behouden van ongerept- heid en; spontaniteit. Gisteren heb ik in de ,,Folies Berg6re" Grock gezien. Als ik een etiket op hem zou moerien plakkem, zou het zijin van muzikale clown1, en ongetwijfelld werd hij dioor de too- neelagenten ook onder d-eze rubriek thuisge- bracht, tot op deni dag d'at hij- een vedette werd, wiens naam en wiens affiche voldoen- de voor hem spreken. Ik denk, d'at hij' zich op de schouders van een kameraad heesch of zich in evenwicht hield op een stapd wit-geverfds stoelen en ondertusschen eenige variatics op het ,,Carnaval de Venise" ten gehoore bracht. Doch than® is hij niet meer in dit ban ale nummer: hij is Grock. Zijn elegante partenair is op het tooneel. Met zijm zwiarte rok, ohberispelijk van coupe, maar met wansmakige knoopen, zijn koffie- kleurig gel-aat, zijn zorgvuldig gekapte sche- del, heeft die partenair het afschriikwekkend vookomen van den wasch-echten salon-virtu- oos en' uit zijin viooli haalt hij en strijkt hij een „schattige" melodie. Dan verschijnt Grock. Hij drijft in een raar em vies eostuuin, een samenraapsel op-het-ge- liufc af uit een of anderen achterhuurt-uitdra- gerswinkel. Hliji heeft igroote, larnge bultige turftrappers aan en hij draagt witgaren hand- schoenen, zooals en vierde-klas maitre-d'ho- tel. Uit zijn zak heeft hij een minuscuul vi- ooltje te voorschiijin geh-aald, en1 schiitterend vertolkt hij erop een vluchtig albumblad Dat is de kennismaking. DOor zijn rnaat uitgenoodigd zich man een vleugelpiano te zetten en zich de even-knie van Paiderewski te toonen, staat Grock erop, zich in de uniform van den- kunstenaar: de zwarte role, te gaan hul-len. iHlij- keert terug in een a-ller-treurigste toetakialing, een fnui- fcemde parodie van een rok, -levend beeld der modeme arm-oe. En altijd draagt hij nog de wijde, iange bultige bottines en de wit garen handschoenen. Met de zelfingenomenheidl der ijdele be- roepskunstenaars zet hij zich aan de piano. Hij -preludeert, glimlachendl, de handen met de wit garen handschoenen opziehtig hoog heffend. Maar zijn metgezel heeft met den strijkstok het kiale hoofd van Grock aange- raaikt. 'Steeds bemiinnelijlk en gracieus, neemt Groek het deksel van de piano en dreigt, bij ongelulk, den; onhandige neer te slaan. Dan zet hij zorgvol het deksel opzij tegen den vleugel aan. Hij trekti, miet zonder vertoon, de Witgaren haudsch-oenen uit en gooit ze op den gromd. Maar hij vreest, ze niet te zullen terugvinden, en, op het fcliavier klimmend, en heti schuin er tegonaan; geplaatste deksel als tobogan-baam gebruikend, laat hij zich af- glijdem n-aar de arme handschoenen, die hij, afgunstig, in veiligheid brengt. Hij had zich eemvoudig kunmen bukken em ze oprapen, mxaar vi-rtuozen; zijm gecompliceerd' van ge- moed. Zoo, wanmeer hij vindit dat zijn tabou ret te ver van den vleugel af staat, is Grock's eerste opwelling: h-et muzidk-instru-ment naar dlen; tabouret te duiwen, en; niet den tabouret naar de piano te schuiven. Omi zijm harmonica te bespelen, waaruit hij de sonoor-zwaarwichtige -klanken' van een kerkofigel haalt, meemt hij n-atuurl'ijk plaats op de ieuning van1 den stoel. Meegesleept door de schoomheid d-er muziek, rijst hiji overeioi op den stoel, die kraakt; doch' een en al »-y*ara slaat hiji geen acht op Hipna minder- waar<fig« aardsche gdbeurtelijkhedai. Hij glimlacht de muzikale vervoering tegen, en geleidelijk, ziet men dezen glimlach1 voor een menschelijken droom verworden tot een uit- drukking van onmoozelheid, en daarna tot een grijns. Grock daalt uit de sferen der kunstmatige opwinding of naar een gemoeds- stemming van domime weekhartigheid en van verveling. Het is heeli de -psychologic, heel het ziels-prooes van den virtuooSKlie-slechts-vir- troos is wat zich afspiegelt op zijn gelaait. Em lachend denk ik aan het type van- den musi- cus da-t Tolsto-j heeft vastgeliegd- in de „Kireut- zersonate", Ik. houd' ook daaromi zoo van de groote fantaisisten, omdat zij; onzen geest toestaam te vagabondeeren. Zij: dwln-gen u niet tot on-af- gebroken aandiacht; zij. sluitem u niet op in de .amecdole van een drama of een blijspel. Zij bieden u een reeks vhichtige visies welke het u geheel vrij staat loom -te volgen, aandach- tig te bekdjken of absoluut links te laten lig- ge. Het is eem serie rijke aanleidingen tot bepeinziing. Een dergelijk schouwspel verdien- de te worden genoten in opgetogenheid. Maar het is goed,, dat die lach losbarst, n-u en dam1, em klatert als zomlicht door de filosofiesche wolken, welke Grock' em zijm gelijkem opeem- hoopem romd onzen' geest. De atmosfeer zou te d'rukkend' wordem; de ged^cbten welke de clowns in one wakker roepen "zijm erastig. (Hlet is geen toeval, dat van Grock's lippen telkems weer de vraag naax voren dximgt: Pourqoi? IHijl spreekt weindg. Wat hij zegr heeft betrek- king op gewome, alledaagsche dingen. Mlaar dikwijls, heel dikwijls, zicn overbuigend naar zijin partner, die de majesteuse ongevoeligheid van een afgodsbeeld bewaart, mompelt Grock, smartelijk, zwak en goedhartig: Pourqoi? iHij vraagt het, met eem teedere stem, een weimig timidc, terwijl hiji met aanbidding op- ziet naar den -rmisucus met het keurige cos- ituuin, met de zelf-tevreden eorrectheid, die hem noodif antwoorden zal. Grock weet het, m daaroim is er ook een liichte trillimg van ironie in zijm stem, wamneer hij vooxtgaat te vragem1: Pourqoi? iEin'de zachte goedheid in; dit vragem, met volhardi-ng em met een; lijdzaam wanh-open tevens, deed: mij; denken aan hei zoeken van den wijsgeer, d'ie zooveel, wreed lijdem en zoo veel dom-bekromipen dwaashei'd; om zich been ziet, en het doel daarv&m tevergeefs te peilen tracht. LED FAUST. Een onzer medewerkers zand ons het vol- gende stukje, vrij vertaald uit „Illustration" Er was eens een toovenaar, die zijm land het grootste geschenk, dlat hij maar geven kon geschonken had. Het was een nieuw land. Het was een groot liamidi, groot in uiitgestrelktheid, rijk fen minste volgens d-e meen-ing zijoer bew-onersyaan ideeen en aa-n plannen, maar aan den amderen kamt weer arm, zoo arm zelfs, dat het wegens gebrek ;aan bout em .steenkool niet bij machte was zijn treinen te laten loopen. Toen kwam d| toovenaar en hij sprak: „De treimen zullen loopen, ik zal er voor zorgen. Zij; zullen loopen zonder steenkool, zomder hout, en' zij zullen loopen zoo dikwijls gij, maar zelf wilt en zoo vlug als nog mooit een treim gelioopan heefit." Van dien dag af liep er eem nieuwe trein. Em tot igroote verwo'nidering van alle men- schen vloog de treim als de wind zonder ge- liuidi, zonder rook en hij kon loopen van net eene eind van het land naar het andere zon der te stoppen. Maar -op een goeden dag dacht de toovenaar ma. Hlij1 bemerkte dat, omdat hij den trein elkem dag moest laten loopen, hij erg vermoeid werd. Em hij bemerkte toen, dat de mensch-en, voor wie hij zich zooveel moeite getroost had, het mooie geschenk miet waard waren. Em hiji veriiet het tend en de memschen die hem zoo omwiaardig waren. Wie was die toovenaar? Niemiand' anders dan de Russische uitvimder Makhonine. Toen de wereldbjamdi op zijin hoogst was, vatte dleze R'ussische ingenieur het plan op een electrischen- treim; te omtwerpen. Een treim. die over de bestaande trace's zou kumnen loo pen, zonder dat ook maar de mimste veramde- ring daaraam zou behoevem te geschiedea, met hetz-elfkle materiaal als de tegemwoordi-ge trein, alleem; met een nieuw soort locomotief. Makhonine was juist begonnen zijm plannen ten uitvoer te brengen, toen de bolsjewistische .staatsgreep begon. Eerst kwam de terreur en ged'urende den zeer laogeii- tijdi, waarin het b-loed' aan alle kanfen vloeide, werden de fa- bricken gesloten en Makhonine kon er niet aan denken zijne plannen ten uitvoer te bren gen. Toch wist hij eenige fabrieksarbeiders voor zijm pliamnem te imteresseeren, die, ver- leid door de nieuwe ideeen van den ingenieur, weer wilden beginmen te werken. Drie maan- den later was de eerste locomotief gereed'. En tot groote verwomderimg van de Russische in- genieurs, die steeds met hej: volgens hen dol- zinmige plan' om een eleainschen trein te la ten loopen zomder geleidimgsdraden of accu mulatoren, den draak hadden gestoken, was een trein, bestuurd1 door den uitvi-nder, in staat den 650 K. M. grooten afstamd van Mosfcou naar Petersburg in acht uur af te leggen. De slechfe toestand van den- weg en miateriaal beletten een grootere snelheid. De treim van Makhonine heeft deze eigen- aardigheid, dat hij het langste traject kan af- leggen zonder ook maar een enkele maal te moeten stoppen voor het opnemen van brand- stof of water, omdat hij geen van beiden ver- bruikt, en dat zonder eenige extra kosten de locomotief in verlichting en verwarnyng van den geheelen trein voorzien. Tot op dat moment gebruikte men voor een sneltrein van Moskou naar Petersburg een trein, die ongeveer 500 ton woog, waarvan de locomotief alleen 137 ton. De trein moest onderweg viermaal stoppen om brandstof in te nemen Hij gebruikte hiervoor 930 poed (een poed is ongeveer 16 KG.) naphta of 1850 poed kolen. De geheel trein, die Mak honine gebruikte, woog slechts 120 ton, dus minder dan de enkele locomotief van den ou- den trein, en verbruikte voor denzelfden af- stand van 650 K.M. slechts 70 poed naphta, dus dertien maal minder dan de gewone trein. Welk een revolutie in dit land- van de revo- 1-utie en wat een weldaad tegelijkertijd. Denkt eens aan, op hetzelfde moment waar- op Makhonine rijn eersten trein deed loopen, werkten de bolsjewistem hun grootsche plan uit om het heei treinwezen m Kusiand te lec- trificeeren. En de trein van Makhonine was t ern reusactiuge stap in die rich ting. Meer dan een jaar reed Maknonine tus- scnen Petersburg en Moskou op en neder. Op verzoex van de bovjets demonstreerde hij zijn trein te Kief, Woronesh, Rjasan en in den Oe- r.al. En Makhonine reed -overal zelf; hij vvude zijn gcneim bewaren. Geheel Rusland sprak van dit wonder. Het comite van uitvindingen organiscerde op den 21sten Maart 1921 en groote vcrgade- ring, waarin de beste ingenieurs en profes sor-en. van de Sovjet-republiek aanwezig wa ren. En deze bevestigden alles wat ik u bo- ven heb medegedeeld. Zij constateerd-en bp- vendien, dat deze trein net zoolang kon loo pen als zijn assen het uithidden. De vergaderin-g besloot om Makhonine aan ie moedigen veraer te gaan, hem een bedrag van dertig millioen roebel (de roebel had toen nog eenige waarde) ter beschikking te stellen. Zij besloot verder hem nog meer voor- schonten toe te staan en hem nog een beloo- ndng toe .tie kennein, wanneer zijn geheel sys- teem zou warden overgenomen. En zij be- loofde verder om alle maatrcgelen te nemcn, -dat de rechtcn van uitvinder voor hem be- waard zouden blijven, zoowel in Rusland als in het buitenland. Makhonine ging voort persoonlijk zijn '.rein te besturen. Nu eens vervoerde -hij J dan weer andere hooge dignitarissen het rijk. Maar deze dagelijksche arbeid vergde te veel van zijn krachten en iederen dag voelde de ingenieur deze afnemen. Ook was hij, niet in staat zich op de been te houden met het karige voedsel, dat de regeering verschafte En zoo was hij bijna aan net eind van zijn krachten, toen hij op zekeren dag, den 21sten November 1921, het verzoek kreeg van den Goinmissaris Dzerjinsky, die zich met groo ten spoed van Petersburg naar Moskou moest begeven, om zijn particufieren wagen aan den electrischen trein te mog-cn haken. De uitvin der stemde toe en reed hem zonder stoppen in eens naar Moskou. Toen Djerrzinsky uitstapte bedankte hij den ingenieur en sprak: „Gaarne zou ik u een dienst bewijzen, hebt gij iets te vragen „Ja, ik zou gaarne Rusland verlaten, ik ben absoluut op „Ik heb net u beloo-fldi, ik heb slechts 66a woord te zeggen, en gij zult toestemming krijgen om Rusland te vbrlaten?" „Met mijn vrouw?" „Dat zal moeilijker gaan, maar omdat ik het u beloofd heb, zal ik ook daarvoor zor gen „Ik dank u" zeide Makhonine, „maar voor een ding moet ik u waarschuwen. Laat gedurende mijn afwezigheid niemand de lo comotief besturen, een ramp ware niet te voorkomen „Dat is logisch," merkte Dzerjinsky op, „uw uitvinding behoort u toe. Giij zijt geen politick persoon. Gij; zijt vrij ,-ver uwe uit- vind'ing, die eon internaiionaal karalcter draagt, naar eigen goedvin-den- te beschik- ken. Ik zal dat alles uitleggen." En een maand later, in December, veriiet Makhonine Rusland, em sedert dien dag staat, vooreerst omdat Dzerjinsky heti hem beloofd had en verder ook omdat de 'ingeni eur de voorzorg had- eenige essentieele onder- deelem van het mechanisme te verwijderen, de trein op een zijspoor van het diepot te Nico- laievsk bij Petersburg te roes:en en ta ver- gaan. Makhonine, die in zijn tend vele uitvin dingen had gedaan, heeft zich te den eer sten tijd bezig geho uden om paten ten te ver- krijgen, die hem in staat zoudien stellen zijin trein over de geheele wereld te laten loopen. Eerst ging hij naar Berlijn. Men gaf hem een voorloopig bewijs en hij rekent erop dezer dagen het definitief bewijs te verkrijgen. Ook te Frankrijk vroeg hij patent aan en dit zal hem ongetwijifeld- verleend woiden. Zoolang Makhonine nog niet officieel zijn patentrecht- verkregen heeft is hij nog zeer sober in zijn uitlattegeui' en bepeAt hij zich met het volgende te zeggen Mijn electrische locomotief produceert zijn eigen energie, dank zij. het gebruik van naphta in een speciaal toesiel, diat op de locomotief geni-ontecrd wordt. De locomotief lean- een kracht ontwikkelen van 2000 tc-t 3000 paar- dekrachten, waardoor dez waarste treinen kunnen getrokken worden en waarmede de steilste hellingen kunnen worden overwonmen. Mijn electrische locomotief kan een dozijn Russische personenwagens, die elk mdnstens. 45 ton wegen, met eeu snelheid van 120 K- M. per uu-r trekkenhij kan een convooi van 70 goederenwagens op sleeptouw nemen met een snelheid van 50 K.M. per uur, en1 bnze goederenwagens wegens tusschen de 16 en 20 ton. Op de vraagi of een deigelijke uitvindteg ook voor de scheepvaart1 of de industrie kan worden- gebruikt, antwoord'de hij: zeker heel goed, maar op het oogenblik interesseeren mij de spoorwegen het mieest., In afwachting van het verkrijgen van zijin patent, heeft Makhonine zich in verbinding gesteld met de ingenieurs van de voornaam- ste Fransche constructiewerkplaatsien. En deze hunkeren ernaar zijn ulfcvinding op de proef te stellen. Makhonine heeft beloofd zijn electrischen trein te Parijs te bouwen en wacht nog slechts op het afkomen- van zijn patent. Hij rekent er op om met zijn trein, waarvan de bouw wel niet zoolang zal duren als in Rusland1, met zijn slecht geootilleerde fabrieken, den afstand ParijsNice te kun nen afleggen zander stoppen en zoo men wil met een snelheid van 150 K.M. per uur. De uitvindteg van Makhonine zal, dank zij het fei'u dat zijn treinen,' zonder steen-1 kool, zonder water, zo-n-der electrischen beu- gel en draden, zonder rook en zonder ieven lo-open en bovendien zeer hard, hardier dan to-t nu toe obit een trein getoopen heeft, een reusachkige besparing ini exploitatiekosten me- debr-engen en zal daardoor ook tot een enor- me verlaging van alle vracht- en passagiers- tarieven kunnen leiden. En welke aspecten openen zich nog bij toe- passing van die uitvinding op scheepvaart en alle takken van industrie! Stadsm'piTws DE PROFEET JESAJA. Over dit endecwerp tprek tfister«voad in de jfoedgevulde zaal van „Waakt en Bidt" ds. J. W. Groot Enzerink, herv. pre- dikant uit Leiden. Vooraf werd gezongen Ps, 19 3 en 4, waarop de spreker voorlas 2 Petrus 1 vers 16 tot 21. Het profetisme, aldus begon ds. Groot Enzerink zijn toespraak, brengt ons op klassieken bodem. Wat den christelijken godsdienst maakt, is juist de profetie. De profeten zijn tolken Gods, die Zijn Woord brengen aan Israel en daardoor aan alle volken. Zij zijn door God gezonden, wat aan hun ambt het absolute verleent. Maar dit maakt ook hun taak vaak moeilijk. De profeten hebben nooit aan de zijde van het volk gestaan, meestal er tegenover, altijd in elk geval tegenover de groote massa. Om dat zij verkondigers waren van het Evange- lie, dat wel voor maar niet naar den mensch is, werden zij steeds afgewezen. Ten alien tijde zijn er echte en valsche profeten geweest, en het was dikwijls moeilijk hen te onderscheiden van elkaar, vooral als ook de valsche zeiden; Zoo sprak de Heere. De valsche spraken van vrede en van zegen, de echte kondigden de oordeelen Gods aan. Daaraan waren zij te onderschei den. Als voorbeeld noemde spr. hetgeen ge- schreven staat over den profeet Micha, als hij voor koning Achab wordt geroepen. Meerdere voorbeelden zijn in het oude testament te vinden van datgene, waarin de echte van den valschen profpet is te on derscheiden. De echte zegt slechts wat God hem ingeeft. Zoo ook Jesaja, die optrad in zeer ernsti- ge jaren van Israels volksbestaan, ongeveer 700 jaren v66r Christus. Telkens als er gebeurtenissen op han den waren, die voor het volk ernstig dreig- den te worden, kwam er een profeet, om het volk*voor te lichten, gelijk de sterren den donkeren n&cht verlichten. Zoo'n ster was Jesaja. De overlevering noemt hem een neef van koning Uzzia, dus van koninklijken bloede. Van zijn lotgevallen weten wij niets en het verhaal van zijn door-midden-zagen op be vel van koning Manasse is twijfelachttg. In het tijdperk van Jesaja's optreden scheen de Joodsche staat gezond, maar innerlijk leed hij aan verval. Jesaja begon zijn roeping in het sterfjaar van koning Uzzia. Het rijk werd grooter en machtiger naar alle zijden, handel en land- bouw bloeiden, uitwendig stond het er dus_ best voor. Met macht en rijkdom namen' echter het bijgeloof en de afgoderij toe, armen en weezen werden "ergeten en dat verweet Jesaja aan het volk. Langs den weg der oordeelen en bezoekingen Gods alleen kon het volk behouden blijven. Spr. vergeleek den toestand van toen met dien van thans. De maatschappelijke verhoudingen onzer dagen zijn geheel om- gekeerd, de oorlog leerde ons, dat het geestelijk leven snel is gedaald. Dat kan nooit goed gaan, het oordeel moet volgen. Als nu nog meer gepleisterd wordt met looze kalk, gaat ons geslacht ten gronde, omdat er een nieuw geslacht zal opgroeien, waaraan trouw en zedelijkheid ontbreken. Onder soortgelijke omstandigheden trad Jesaja op. Hij deelde ernstige vermaningen uit, wilde recht. Maar ook bracht hij troost, echter: eerst afbreken wat slecht was, dan het goede opbouwen; eerst buigen voor God en dan zou de zegen komen. Jesaja zag het innerlijk verval bij uiter- lijke welvaart en hij kondigde den val aan van al wat afgodisch en trotsch was. En zijne woorden werden vervuld. Van ver- schillende zijden werd het land bestookt en steeds meer moest ervan worden prijsge- geven, en toen werd koning Achaz hulp en bijstand van God gcboden door Jesaja. De ze wees die evenwel af, omdat van andere zijde hulp kwam. Toen nam de afgoderij nog meer toe. Onder Achaz' opvolger His- kia werd wel weer officieel de dienst van Jehova hersteld, maar innerlijk was het volk van Juda erg vervallen en daartegen trok Jesaja in tal van strafrcdenen te vel- de. Toen het volk gebukt ging onder het juk van Assyrie, zei Jesaja dat het zijn lot ge- duldig moest dragen. In het veertiende jaar van Hiskia's re geering bedreigde Assyrie de stad Jeruza- lem, maar toen Iiiskia kracht zocht in het gebed, bleef de stad behouden. De spreker onderbrak zijn rede om te laten zingen Gez. 55 1 en 2. Daarna zijn toespraak vervolgende, con- stateerde hij, dat Jesaja wel zeer groote moeilijkheden had bij de vervuliing van zijn taak in het verdorven Judea. Hij kreeg evenwel de kracht om die moeilijkheden weerstand te bieden. Spr. verhaalde van Jesaja's droom, waarin deze God zelf zag en waarop hij sidderend en vol vreeze zich boog. Toen werd hij gezegend en werd hij sterk in zijn roeping. Hij stond als een muur van graniet. Hij had vreeselijke din gen te zeggen tot het volk. Drie groote grondgedachten gaven hem kracht: God is heilig, daarom moet het volk ook heilig zijn; om dit volk te reinigen; zijn woorden alleen niet voldoende, er moet kastijding volgen; een overblijfsel zal behouden blijven. Twee zonen werden Jesaja. geboren. De naam van den een was een aankondiging van het komende oordeel Gods, die van den ander beteekende, dat een overblijfsel van het volk behouden zou blijven. Zoo was hij dus, wandelende in Jeruzalem, een levende klok, waarop het volk kon zien hoe laat het was. Groot is het aantal oordeelen Gods, door Jesaja aangekondigd. De spreker deed een greep daarin en bracht naar voren dat>deel van hoofdstuk 3, dat ook toepasselijk is op onzen tijd en waarin staat, dat God zal wegnemen den stok en den staf, den held en den krijgsman, den Richter en den pro feet, den waarzegger en den oude, den overste van vijftig en den aanzienlijke, den wijze onder de werkmeesters en dien die kloek ter taal is. Is het niet net als tegenwoordig: Ioons- verlaging, werkstaking, werkloosheid enz.7 Meenae men niet het gewonnen te heb ben, toen de loonen maar steeds stegen? De heer gaat niet meer ter kerk, omdat hij een auto heeft gekregen, de jeugd heeft zijn bioscoop en hoe perverser het daar is, koe bete.r. De aati-«il.it.«.irist is de Kan van Onze prijzen z|]n nlst hoofler, dan die van andere drnkkerljen. den dag. Men predikt oorlog aan den oorlog en toch wapent men zich sterk (Rusland en Frankrijk), Spr. wilde het militairisme niet verdedi- gen, gezien wal er in het Ruhrgebied ge- beurt, maar wilde toch een macht, die ons land kan verdedigen. Er staat dat God de rechters en de ka« pitalisten en de hoofdmannen zou wegne-- men, en is Hij da'armee thans niet bezig? Spr. wees nog op meer overeenkomst van Jesaja's prediking met den tijd van thans; leeghoofden als Zuurbier en Had-je-me- maar werden geroepen tot regeeren, bur- gemeesters zijn niet te benijden en dikwijls moeilijk te vinden. Spr. stelde vast, dat niemand aan het oordeel Gods ontkomt, evenmin als Juda er aan ontkwam, maar in de Babylonische ballingschap moest om gelouterd te worden. Ook de hulp en zegen van God zijn e<li- ter verzekerd, als het volk gelouterd is. De vrede komt niet door ontwapening, noch door conferenties der grooten van de wereld, noch door den wereldbond der kerken, maar alleen als Zion door recht zal verlost zijn. Zoo sprak reeds Jesaja. Hij zag toen reeds den Messias verschijnen als het offerlam, lijdend voor onze zonden. Zoo was Jesaja niet alleen de prediker van het oordeel, maar ook van den godde- lijken troost. Het gaat er maar om of wij bufgen zul len, immers God zcgt: Wee de goddeloo- zenl Jesaja toornt over ongerechtigheid, maar hij troost alien, die voor God leerden bui gen. Hij ziet niet alleen, dat er zullen zijn, die er over blijven, maar hij ziet ook dat het er velen zullen zijn. Heerliike tijd, dien wij tegemoet gaan, zei spr. Nog zijn wij in de vallei des doods, maar de adem des Heeren zal het licht brengen, dat de donkere wolken onzer da gen zal kleuren. Gelukkig daarom hij die leert stil te zijn en te vertrouwen. Met dankzegging en het zingen van het tweede vers van Psalm 68 werd het samen- zijn besloten. v HULDIGING JAN ZWART. Begin Februari herdenkt de hecr Jan Zwart van Zaandam zijn 25-jarig jubileum als orgelist. En waar deze nu het Alkmaar sche pub.iek aan zich verplichtte door reeds twee zomers achtereen zijn zoozeer gewaardeerde kerk-concerten te geven, zal het ongetwijfeld velen sympathiek zijn te vernemen, dat er plannen bestaan hem bij die gelegenheid ook hier te huldigen. Mejuifrouw Annie Veenenbos en de heer Henri Oushoorn zegden eigener beweging, geheel belangeloos, hun medewerking toe voor een concert, waaraan natuurlijk ook de jubilaris een werkzaam aandeel nemen zal. t Allerliefst zou de jubilaris zeker wel zien, dat ook dien avond zooals gewoonlijk de kerkdeuren wijd opengezet werden en iedereen vrij kon binnengaan. Maar dezen eenen keer moet 't nu toch eens anders. Want als men hem huldigen wil, dan (moet dat niet wezen met ledige handen, vooral in een tijd als deze. De commissie, die zich voor dit doel con- stitueerde, heeft dan ook gemeend, dat zij niet beter doen kon dan circulaires te verzenden aan degenen, van wie zij ver- wachten kon, dat ze gaarne aan die huldi- ging deelnemen wi'llen. Deze circulaires, waaraan een geperfo- reerd strookje vastzit, gaan deze week zee in. Maar vanzelfsprckend zullen er heel wat menschen ziin, die overgeslagen wer den. Wie ooit voor zich zelf persoonlijke kennisgevingen te verzenden had, weet dit uit eigen ervaring. Laat nu evenwel niemand zich daardoor gepasseerd of gepikeerd gevoelen. Men wende zich eenvoudig tot een van de comite-ledcn: ds. H: P. de Pree, J. Henri Oushoorn, Mej. Annie Veenenbos, ds. W. D. M. Baar, ds. A. J. P. Boeke, te Schoorl, D. A. van Diemen, P. Schipper, W. H. biinger, P. J. C. van Toornenburgh, J. de Wit, Wilha. Bijl (secretaresse). Gaarne zijn dezen bereid aan degenen, die binnen en buiten Alkmaar dit wen- schen, alsnog een biljet te zenden. Vooral van buiten de stad zullen er, gezien't aan tal rijwielen dat tijdens de orgelconcerten gestaid worden moest, zoo heel velen moe ten zijn. En nu tenslotte nog een advies. Laten ook zij, die zelf -dien huldigings- avond niet meerraken kunnen (datum wordt later nog bekend gemaakt), en toch sympathiseeren met het plan, vooral niet verzuimen het toegezonden biljet in te vullen. Het comit6 is zeer zeker gaarne bereid ook de gevoelens der afwezigen op haar wijze te vertolken op dien avond. ■OEM. DIENST DER AR'BEID'SB'EMT'D- D'E'LING ENZ. DOE'LENSTRAAT. Geopicnd op alle wericdageni van; des voorm. 9'tot dies nam. 12.30 iuur; bovendien des M aandagsavonds van, 76 -uur. Kostelooze bemiddelteg Voor wcrkgevers en werk-neimers. Mamnen. Aamgebodem: 2 baggerlieden, 3 bakikers, 2 femketoakkai*, l bankozbakker-Lak, l1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 9