Alkmaarsche Courant
Dararubriek,
Ull hat leven van Dorus Rijkers.
Amsterdamsche week.
Zevengesternte.
Honderd Yijf en Twlntigste Jaargang,
Zaterdag 27 Januari.
F e u i 11 e t o n.
No. 23. l®23,
III.
Het was niet gemakkelijk Opa een over-
zichtelijk verhaal van zijn avonturen te laten
vertellen.
Er waren zoo veel interessante bijzonder-
heden en het veelbewogen tijdperk nit zijn
leven omvatte meer dan veertig jaren.
Over dat tijdperk moest Opa in een paar
uren zijn gedacnten laten gaan en dan greep
hij links en; rechts in de schatkamer van zijn
herinnieringen en liet vluchtig alles kijken
wat Tiij dacht dat ons voor de krant nou wel
eens zou interesseeren.
Hij sprong van den hak op den tak, sloeg
soms twintig jaar over enkwam met zijn her-;
inneringen aan een volgende redding weer
even plotseling over eeni gebeurtenis van tien-
tallen jaren vroeger te spreken.
Dat was niet overzichtelijk en niet gemak-
kelijk te ordenen, maar Opa zei, dat we't al-
-lemaal maar moesten opschrijven en dat hij
nog wel een lijstje had waar alle schipbreu-
ken met de jaartallen op geschreven stonden
zoodat we alles wat hij vertelde zelf wel in de
goeie volgorde zouen kunnen zetten.
De allereerste redding had hij met vier
anderen als vletterman in zijn eigen boot ge-
daan.
Dat was in 1872 toen de Nederlandsche
bark ,,Australie" op de Znider Haaks
etrandde.
Over de financieele uitkamsten van die red
ding is Opa niet erg tevreden geweest.
Bij die eerste redding verspeelde ik elf
hondeid gulden, want toen ik de schip
breukelingen met den kapitein Lucas, den
stuurman en den loods aan wal bracht,
'kwamen er andere menschen aan boord,
die met de berging f 1300 verdiend heb
ben en wij kregen maar 220 en we heb-
ben 25 menschem aan land gebracht.
Het was in den nacht in het Schulpen-
gat en wij; kwamen roeiend bij de bark
en gooiden de menschen) een reddings-
boei toe met een lijn en zoo kwamen we
bij't schip.
In de vlet waren we met vier man en
ik moest wel zoo boog als de zold'er bij
het schip opklimmen. De bark lag ge-
ankerd en ze is blijven drijven omdat het
een houten schip was en het was gela-
den met koffie'booneni en suiker.
Eerst daarna is Opa als schipper van die
reddingsboot in dienst gekomen en werd1 hij
de man naar wien heel Den Helder als red
der in den nood uitkeek als.de storm telkens
weer een machteloos schip op de zandplaten
van de Noorder- en Zuider Haaks, de Panne-
koek en de Razende Bel had gedreveni.
Dat is het groote kerkhof van de NooXdzee.
Daar slaan wind en golven de schepen in
de verraderlijke gronden vast en dan is het
maar een kwestie van bouw en construed e
hoelang zoo'n scfhip tegen; de mokerslagen
van het golfwater bestand is.
Dan word't zoo'n bulpeloos schip opgetild
en weer neergesmeten, dan gooit de storm de
wilde watermassa's over den voorsteven en
veegt het dek schoon van alles wat daarop
staaf.
Dan kraakt en kreunt het schip in al zijn
voegen en dan kan elke mokerslag de laatste
zijn die het in brokstukken uit elkaar slant.
In machtelooze wanhoop laten de van alle
zijdeni door de woeste golven bedreigden een
vuurpeil naar boven schieten en de wachtpost
bij den toreni van Kijkduin seint naar de
Nieuwediep dat er een1 schip in nood is.
Dan drommen, diep versc^olen in de hoog
opgezette jekkerkragen de Heldersche vletter-
lui en alien die door de angstige mare ge-
wek.t zijn op den: zeedijk tesamen en trotsee-
ren den bulderenden wind en't rondspattend
schuim der golven en. kijken1 en turen! in den
zwarten nacht naar de noodseinen van het
scheepswrak, dat daar verweg door de woe-
dende zee te pletter wordt geslagen.
Dan wordt de reddingsboot naar buiten
gebracht.
Van alle zijden zijh de dappere manner,
aangeloopen die bun leven' zullen wageni om
dat van weinige ter dood veroordeelden te
reddert.
De sleepboot ligt met opgebankte vuren
en' trdot de kleine reddingsboot met
aar dappere bemanning het zwarte dreigen-
de zeegat in, waar de door de golveni duike-
lende booten in weinige oogenblikken uit het
gezicht der achterblijvenden venfwenen zijn.
IHet was in 188b dat de ^bemanning der
reddingsboot made hielp de sc'hipbreukel te
en van het Engelsch-driemastschip „Bxam-
'letty" te halen, dat's nachts om twaalf uux
op de Razende Bol gestrand was.
Die driemaster werd niet te pletter gesla
gen maar later over de gronden geslingerd en
door de sleepboot.Hercules" opgepikt en
naar de haven gesleept waar ze bij de toipe-
domagazijnenl gezonken is.
Toen was Opa al lang schipper van de red
dingsboot geworden.
Dat was heel eenvoudig in zijn werk ge-
gaan, vertelde Opa.
Ik ben van Den Helder, maar aan de
Nieuwediep was m'n reddingsboot. Ik
ben geroepen door meneer Jaring, die
vroeg of ik schipper wilde wezen, dat
i was in 1872.
Het was onverwachts, maar ik was te
voren al met gereddien met mija eigen
vlet aangekomen.
Om 11 uur kwam de havenjmedi' mij
voor den1 heer Jaring roepen' en om 12
uur was ik in de Nieuwediep en ik zei:
ik heb er wel zin aan, ik wil wel graag
schipper worden en toen ben ik het ge
worden.
Het was in den goeien ouwen tijd toen Opa
nog hard loopen kon.
Dan ging de telefoonbel in zijn huisje mid
den in den'nacht te keer en moest hij- zoo z'n
warme bed' uitschieten en den stonnnacht te
op een draf je dat beele etedl naar iNieuwediep
naar't bootenhuis. I^H
En dan de zee te, het dreigende zwarte
graf waar de duizendkoppige dood loert, de
heksenketel waaruit je nooit weet hoeveel
man er levendl uit terug zullen fcomen.
Erg winstgevend blijkt diit levensgeyaar-
lijke schippersbaantje niet geweest te zijn.
Het gaf in de laatste jaren maar 100 per
jaar en daarvoor-was 't zestig.
t Om dadelijk gewaarschuwd en direct bij
I de hand te zijn had Opa een telefoon naar
zijn huisje laten aanleggen en dat kostte hem
wiens borst niet voldoende breed is om zoo-
vele bewijzen van erkentelijkheid te dragen.
Ook nn bit de stranding van het etoomschip
jjNinian Paton" was Rijkers op zijnpost.
Toen wij1 hern even; eenige telichttegen vroe-
gen zei hij kort en kracntig: „driemaal een
toer gernaakt, alle opvarenden gered en als
je weet, dat het dadr lang niet zuiver is, dat
bet vreeselijk donker en onstuimig was, weet
je zeker wel alles h6."
Z66 schrijft't Heldcrsche Vliegend Blaad-
je te 1907 eni het besluit zijn verslag met de
opmerkin'g: „zulke manneni mogen niet on-
opgemerkt blijven, zij: verdienen buiten hun
loon onze bewonderiug, hulde en- achting, die
eenvoudige menschen, zij zijn hei, die 'hnn
leven offeren om te redden; datgene wat vex-
loren dreigt te gaan en wat zij noemen hun
mede-mensch."
„Ket is opvallend", zegt datzelfde blaadje
even verder, „dat er in de laatste twee maan-
den zooveel stoomschepen op de Haaks,
Eilandsche en Terschellinger gronden bezet
raken. Onbekendheid met de gevaarlijke
stroomen op onze kusten doch niet minder
ergerlijfce zorgeloosheid moeten hiervan de
oorzaak zijn."
Uit het verslag van de redding van de
schipbreukeltegen van de „Ninian Paton"
bleek, dat het schip middeni op den R'azenden
Bol vastlzat en dat eenige brutale vlettexlui
«r op haddem weteni te komen, maar er niet
meer afdurfden.
Alle 38' aan boord zijnden waaronder de
bemanning en twee vrouwen warden door
Rijkers met zijn mamnetjes behouden aan
land gebracht.
Over, die kloeloe redding h'eeft indiertijd heel
Nederland even: ge-jproken; en de oude heer
Boissevate schreef op 25 December 1907 te
zijn .,Van 'Dag tot Dag" in het ..Handels-
blad:
„Schippcr Rijkers. je geeft ons een'
gelukkige Keratites.
Aan die redding heeft Opa nog altijd een'
aangename herinnering behouden en hij kan
er nog smakelijk van vertellen.
De „'Ninian Paton" was een) Zweedsch
stoomschip en ik heb er 38 man afge-
faaald en daar waren 18 man van de
maar daanentegen1 zijoi er Wer een schep
nieuw-lichters, vooral op kunstgebied. En op
dat terrain kan Dada het best hare (of is het
zijne?) bokkesprongen. maken, zonder ergens
mee te botsteg te komen. Op dat gebiea is
alles geoorlocfd, omdat bet g^arloos ia - - -
Da Amsterdamscbe Dada-avond zcu eers4 j van Dcesburg^aiorkea CT 8€bta JMf}
voordeed. Ec zoo kregen wiji dus ten' slotte
den indruk welken wij' hierboven reeds aan-
duiddeu dat het 'Dadaisme alles ontkent. Het
is dus eene herlevteg van dec „Geist der
stets verneiat".
Midden' te de voord-acht van den neer
Mork „Vossekop in stur", de beste verf om
Kloeren, Blouses, Qordijnen, onz. zelf te
vorven.
diertig gulden per jaar, zoodat er van het to-
taal safaris ook precies dertig gulden per
jaar overbleven,.
Voor die dertig gulden moest Opa dan bij
nacht en' ontij de zee in en oya"dag de boot
schoon' en voor alle gebeurtetessen gereed
houden.
IDan was er zoo nu en dan inspectie maar
die boot was voorbeeldig te orde.
Toen kwamen de heeren weer's bij me
en' de heeleboel was netjes maar ik be-
dank'te als schipper omdat rk van de zes
tig gulden die ik per jaar verdiende nog
dertig gulden voor de telefoon moest be-
talen.
De heeren betaalden toen de telefoon
voor me en ik bleef toen schipper.
iWanneer ik volk redde kxeeg ik 15 en
eens heb ik 3 pond van Engeland gebad
i en 2 pond voor mijn volk en dan is 't
ook nog's geweest dat dk 100 mark en
50 mark voor mijn volk gehad heb.
Zoo verdiende Opa te 1889 een kapitaal-
tje van 15 voor net redden! en behouden
aan land, bnengien van 22 schipbreukelingen
van het op de Pannekoek gestrande stoom
schip „Dragontfly".
Daarvoor was de reddingsboot tweemaal.
in storm' en; stikdonkeren. nacht naar het wrak
geweest en de redding had geduurd van half
twee's nachts tot zes uur in den; morgen,.
Bij de stranding van de „Nerica" aohter
Texel had de sleepboot „Hercules" schipper
Rijkers met twee eigen vletten op sleeptouw
genomen.
De schipbreukelingen. werden met de vlet
ten' aan boord van de „Hexcules" gebracht.
Die trok met haar krachtige machine de „Ne-
Hca" van den grond los, maar de vletten
werden bij het opstoomen kapot en; los gesta
gen: eni slech ts een er van werd den vol gen
ii en dag onbruikbaar op het strand gewor-
pen.
Iedere vlet kostte Opa f 400' en hi]1 ontving
voor beiden niet de minste vergoeding.
Dat is de risico van het bedrijf.
Neen, een, uit financieel oogpunt voordeelig
zaakje is het redden van schipbreukelingen in
Den Helder nooit geweest, al heeft 't Opa
aan waardeering en' bewondering zijner stadr
genooten nimmer ontbroken.
Wie" zoo lezen wij' in't numtmer van 7
December 1907 van't Vliegend Blaadje de
kleine Courant voor Den Helder, Texel, Wie-
ringen en Anna Paulowna »wie kenit
Theodorus Rijkers niet! Wie zal hem'niet
laennen? De Koningin kenit hem, buiteniland-
sche vorsten kennen hem! Wij' zijh trotsch op
hem, den ouden maar nog flinken schipper,
equipage en 20 man vletterlui van Den
Helder en Nieuwediep bij'. Dat gebeuide
's avonds en' onder de geredden waren1
ook twee stewardessen die te de boot aan
weerskanten van mij' zaten.
Toen ik eihdelijk vrijl van het schip
kwahj, zei ik: nou mag ik wel1 een zoen
van jullie bebben maar ze versitonden me
niet. Ze hebben later prachtig mooi voor
ons gezongen, want't waren' lui van
't Leger des Heils. Ik had nooit gedacht
dat die menscheni weggingen, want zij
waren zoo lief en vriendelijk. Zij gaven
1 mij de hand en alien zijn zie een dag ge-
bleven en toen vertrokken.
IMiaar toen kwarft Opa aan't verhaal van,
'zijn meest interessante redding, die van de
schipbreukelingen van de Turbo in 1908 en
aan het opdiepen van zijn herinnieringen uit
1887, toeni h'iji de moeilijkste tochten uit zijn
veelbewogen leven maakte en te een ijskoude
December ma and drie da gen; en nachten met
zijn boot op zee was om van het wrak van de
Renown" vijf-en-twintig mannen te halen,
die half bevroren in het touwweik vastzaten
en de hoop op redding al opgegeven hadden.
TJEERD.
D.a'cveni worden in „Parkzichf', hot groote
cam tegenover het Vondelpark, maar op het
laatste oogenblik bedanikte de gerant van die 1
tericbting voor de eer, bang voor de gevolgen
van het lolletje. Want als de menschheid
eenmaal uit den' band springt ben je niet ze
ker van het ongestoorde bezit van stoelen, ta-
fels, vensterruiten en wat dies meer zij. E>e
directie van het gebouw „Bellevue" (oud-
Maison Stroucken) aan de Leidschekade,
had er zich echtex voor laten. vtedene en dat
was maar gelukkig ook, want de belaugstel-
lir.g van de zijde van hot publiek bleek zod
overweldigend, dat men't zeker niet had kun
nen doen met eene kleinere zaal dan de groo-
tere toone^zaal van Bellevue. Er was daar
plaats voor een kleine duizend menschen; en
elk dezer beta aide 1.50 entree, plus; 45 cent
voor een brochure van den heer Theo van
DoeSburg, antwoord gevend op de vraag:
Wat is Dada? en eeni zeer Daaai'stisch pro-
gramma. Dat laatste was een vierkant stuk
papier, ter grootte van een zakdoek, bedrukt
met alliailed hierologlyphen, die men eerst bij
nadere beschouwing als letters herkende, met
een penseel geschilderde letters, van verschil-
liende grootte en verschillend type, zeer onre-
gelmatig doorheen gewoipen, ten einde van
net geheel zooveel mogelijk een puzzle te ma-
kenif ik bedoel om aan te gever. dat Dada
lak heeft aan onze orde eni regelmaat, aan
onze geheele maatschappelijke samenleving
op rails. En schots en scheef over die in
pastei gevallien1 letterkast, zooals een> iypen
graaf of journalist zou zeggen, waren
groote roode stempels van net woord, den
naam, de strijdkreet, Dada geplaatst.
Het publiek dat met deze drukwerken in de
hand de komende dingen zat af te wachten,
bestond zeer duidelijk uit twee soorten. Het
eerst noem iik de artistieke soort: jongens en
meisjes met zoogenaamd page-haar; de man-
netjes met Manchester jasjes; aan; de vrouw-
tjes met liberty-achtige japonnen. Ook waren
er bekende schilders en teekenaars en archi-
tectei, in het algemeen kunstenaars of
kiunSrinnigenl, die, gaande in het voetspoor
van de vereeniging van „onafhankelijken
welke het patron a at over dezen Dada-avond
had aanvaard, niet wilden nalaten kennis te
nemen van dezie nieuwe „culituur"-stroommg.
Dat waren de serieusen. 'De minder-serieu-
sen, de laat het ons eerlijk zeggen; heelemaal
niet-serieusen, die uitsluitend voor een lol
letje waren gekom'en, en volkoimen bereid
waren er een lolletje van te maken, waren
echter te de meerderheid. Ik had zoo'n stel-
letje vlak bij1 mij', het leken Tabak-hoekera,
en nog vo6r de bijeenkomst geopend was, wa
ren die al bezig met ,.lichte-Catz", een drank-
je waaraan ziji zich' deni geheelen avond hiel-
deni Ik behoef niet te zieggen dat dit hun tot
een regeti van aardighedten inspireerde: hon-
dengeblaf, hanenigekraai, kattengemiauw en
Dada-geroep, warieni niet van de lucht.
Op net tooneel zag mien ten eenen zijde,
een' tafeltje met scbemerlamp en .jklubsessel";
aan de andere zijde een vleugel met open-
staand blad. In den fauteuil ging de heer van
Doesburg zitten, vol gens zichzelf geen Da-
daist, vooralsnog niet, maar die verwonder-
lijk ver in hunne bedoelingen scheen1 te zijn
vreemde geluiden. Het was alsof iemand te
trance sprak. Later bleek dat de Duitsche da-
dalst Kurt Schwitters te zijn, die bij wijzevan
accompagnement of ter demonstratie, mis-
schien ook wel als directc reactie op de rede
ik ben geen Dadai'st, dus ik weet het niet
allerlei ongearticuleerde, min of meer be-
wogen klanken uitstootte. Dit was het sein
waarop de lol-makers gewacht hadden'. En
te een oogenblik was het alom een leven als
een oordeel; de een jankte, de ander koerde,
een derdo snaterdc, en nnasi inij
Roman door Marga'*etha BohmL
Naar het Duitsch door C. M. de W.
(Geautoriseerde vertaling).
62)
In het werk zelf had zij meer plezier dan
vroeger. Ofschoon zij; van den gouden regen
der 1 lesperideu-appelen niet meer dan een
paar drop pels als tractementsverhooging
ontving, was het succes voor haar als't ware
een peisoonlijke triomf. In het eind vain Oc
tober zag de vijftigste oplaag van duizend
exemplaren het licht.'
Tusschen I'nge en den gelukkigen jongen
schrijver had zich een studentikoos hartelijke
vrieudschap ontwikkeld. Hij; kwam dikwijls
een uurtje met haar praten en maakte haar
daarbij zooveel hij kon het hof.
Pardon, hoe heet u eigenlijk van uw
v66raaam, juffrouw Zeveagestcmte vroeg
hij, eens op een namiddag.
Ingeborg."
„Ingeborg? Ach, wat een allerliefste
iniaam!"
Dankwart Kayser had zich door den kas-
sier juist eeri pakje banknoten laten voor-
schieten en was in een overmoedage stem
ming. Het onverwachte sucoes van zijn vroo-
lijken roman steeg hem een weinig naar het
hoofd. Vroeger had hij1 zijn hoofd' slechts
met moeite boven water kunnen houden van
de opbrengst van zijn pen, nu hij zoo plotse
ling als beroemdheid1 van den dag op de
handen gedragen werd, kwam er soins een
soort grootheidswaanzte voor den dag.
Daarbij boezemde zijn geheele persoonlijkheid
zooveel innemende vriendelijkheid in, er
straalde zulk een jongensachtige ondeugend-
heid en goedigheid uit zijn oogen. dat de
kleine ijdelheidjes die nu en dan voor den
dag kwamen, hem gaarne vergevetn werden.
Inge vond, dat zijn lichtzinnige oogen en
zijn frissdie lach haar aan Koenraad Mo-
ritzheide herinnerden. Misschien zou zij
Koenraad nu anders beoordeeld hebben' dan
vroeger. In ieder geval kwam- Dankwart
Kavser als ernstige pretendent niet bij haar.
in aanmerking, maar als vroolijke kameraad,
als gezelschap op eenige heldere zomerdagen
was hij best te genieten.
„Juffrouw Zevengesternte is het brutaal
als' ik u natuurlijk alleen entre nous
bij uw beeldigen voornaam noem?"
„Ja, dlat is het wel, maar als u er plezier
te hebt ga uw gang. Ik wil u dat genoegen
niet ontnemen."
„Duizendmaal dankHij zat als een bru
tale jongen met over elkaar geslagen armen
achterste voren' tegen een stoelleuning aan.
,,Hemel, juffrouw Ingeborg, het is vandaag
zulk een heerlijke dag. Wat zou u er van zeg
gen als wij er samen eens op uit gingen
Het is zonde en schande, dat u in; dezsen tijd
van't jaar den ganschen lieven dag achter
uw schrijftafel zit. Kom, schei uit met wer-
ken en ga mee!" Inge wierp een blik door
het venster en eeni anderen op de klok. Vijf
uur. Zeker, zonder zich aan plichtsverzuim
schuldig ie maken kon zij ophouden.
„Ja goed, ik ga mee."
Als eerste station van hun tocfat kozen zij
Hundekehle. Een rijtuigje bracht ze naar het
restaurant. Nadat zij aan het meer kofhe ge-
XVI.
DadckavomL
Wat is Dada?
IHet is de allerliefste onbeholpeni groet van
uw jongste, zittend in deni 'kinderstoelzult
gij' zeggen! En die uitlegging is nog zoo gek
niet, zelfs niet als gij' ook weet, dat Dada
tevens is de naam van eene nieuwe kunst
Wat zeg ik? van een nieuwe wvr^Mjesichou-
wing. Want de Dada-'isten willien imimers de
menschheid als't ware van nieuws af aan
lateni beginnen. Dada is de absolute negatie
van alles wat thans is; het is eene revolution-
naire beweging op elk gebied onzer sament-
leving. En de aanhangers schrikken er niet
voor terug dit op de meest ongewone, zelfs
ktederldjke wijze tot uiting te brengen. Heb
ben) ze niet ■indertijd te Berlijn langs de stra-
ten gedemonsteerd; met kindertrompetjes, ra-
teltjes en ramrnelaars? Nog eens, ons uit-
gangspunt was niog zoo dwaas niet.
De Dada-beweging is thans ook tot ons
land doorgedrongen, en na den Haag is de
vorige week Amsterdam, de hoofdstad des
Rljks, aan de beurt gekomen. In die volgorde
zit wel iets dat typeert. 'De residentie is echt
de stad van de mondaine mode-grillen. Wij1
te Amsterdam, havern- en handelsstad, zijn
ik zeg het met bescheidenheid en zonder
Pharizeesch oogeniverdraai wat serieuser,
dronken hadden, wandelcten zij dloor het
bosch naar Paulsborn en van het Hubertus-
meer weer naar de kolonie. Kayser had al
lerlei grappige invallen. Inge kon niet op
houden' met lachen, de heele wandeling over.
Dat had zij in lang niet gehad: een beetje
fleurigheid. eeni handvol gouden lichtjes op
den eentonig grauwen grond van haar werk-
dagen. De vroolijkheid van haar kameraad
wekte haar eigen overmoedige invallen op.
Evenals in haar kindertijd legde zij den weg
meer huppelend en springend af dan te ge-
wonen wandelpas.
Toen zij aain de kolonie aankwamen begon
het al donker te worden. Aan den Rozenhoek
stapten zij in een auto en lieten zich naar den
Win'tertute brengen. Steeds te een' uitgelaten
stemming, zooals zij' 's middags den tocht
waren begonnen, genoten zij achtereenvol-
gens van het optreden van een danseres, een
goochelaar, twee clowns en' een tooveraaar
en arriveerden tegen elf uur in deni kleinen
stillen tuin bij Habel. Kayser liet champagne
en mooie vruchten komen en babbelde on
houdelijk door. Zijn licht ontvlambaar hart
braindde reeds lang voor de bekoorlijke ty-
piste bij Frank, maar tot nu toe had1 hij1 geen
ernstigen aanval1 durven wagen. Voor het
leven moest en wilde hij zich niet binden en
bij al haar schalkschheid en meegaandheid
was het of er een onzichtbare muur om Inge
was opgetrekken, die haar behoedde voor al te
drieste aanvallen. Dankwart Kayser kende de
vrouwen genoeg om te merken, dat juffrouw
Zevengesternte niet het lieve meisje was, dat
mee uitgaat en voor wijn en plezier haar
kussen en lief zijn te de plaats geeft. Maar
die heerlijke uren die achter hen lagen. In-
on aanstonds met veel voortvarendheid het
boekje voor te lezen dat wij1 ons alien zooeven
hadden aangeschaft. De reden hiervan was
niet duidelijk. Wij' konden bet alleen zelven1
lezen. Maar misschien was dit eene beleefd-
heid zijnertiijds, omdat nu alle lichten in de
zaal waren uitgedraaid en wij' met z'n alien1
in mysterieus duister zaten.
Hij) 'begon met de verklaring dat Dada is:
de schrik van den clubfauteuil-bourgeois,
(maar waarom dan dien, gemakkelijken stoel
voor hfem? W. Jr.) van den kunstcriticus, van
den artist, van den konijnenfofcker, van den
hottentot van wien al niet. (Men ziet het:
we kregen allemaal onze beurt). Vervolgens
deelde hij' tot onze niet geringe teleurstelling
en verwondering mede, dat het niet mogelijk
is het „niysterie" Dada intellectueel bevatte-
lijk te maken. Dit is onmoglijk en zelfs den
dadaisteni niet gelufct! zoo verzekerde hij'. Wij
zaten verbijsterd, maar onze verbijstering
werd nog grooter toen1 hij daarachter liet
vol gen
Dada is een' gezicht
Dada wil geleefd zijin.
We zaten paf, en twijfelden er aan verder
iets van Dada te begiijpen. Maar gelukkig
was de heer van Doesburg beter dan hij zich
die niet onverdienstelijk op een syrene-achtig
filuitje speelde.
Daarna betrad Mevr. van Doesburg, die
tijdens de rede van haar man, op den; achter-
grond een soort van tableau vivant verbeeld
had het tooneel, en speelde aan het klavier
den begrafenismarsch van een krokodil; zij
liet, zooals een geestig collega het uitgedrukt
heeft,'een krokodil over de toetsen loopen.
Onder gebrul der aanwezigen werd haar een
bouquet aangeboden. 'Dezen verouderden
vonn van hulde schijnen de Dadaisten en
meer speciaal de Dadaistische dames dus nog
niet afgezworen te hebben.
De grootste herrie ontstond echter, toen
daarna Kurt Schwitters verscheen, gewa-
pend met een gong, om eenige Dadaistische
gedichtcn voor te dragen. Men wuifde hem
met zakdoeken toe, en schreeuwde te ant
woord op zijn zinnelooe gejammer: Houd er
den moed maar te!
En de heer Schwitters vermeerderde het
tumult door met den gong te werken.
Daarna verscheen op een wit scherm het
beeld van eene soort van cubistische (of
eigenlijk moet ik zeggen: dadaistische, want
de Dadaisten ontkennen alien samenihang
met andere ismen, speciaal de kunst-ismen)
wajangpop, die later beweegbaar bleek te
I zijn, en telkens een arm of been opttlde. De
zaal reageerde hierop met een: „Hup, Ajax!"
Toen' speelde Mevr. van Doesburg weer een
anderen dierenmarsch, ditmaal, bij wijze van
tegenistelling met den olifant, den marsch van
een mier, en was het pauze.
Gedurende het tweede deel van den avond
werd het bepaald eene bende, dank zij de
Schier-oneindage voordracht van den heer
Schwitters, getiteld: Grossen Gilorreichen
Revolution te Revon, met het tot te den treure
herhaald motief van: „Da steht ein Mann,
Mamawarurni steiht der Mann da Er steht
ete Mann da Anna Blume Anna
man kann dich auch von hinten lesen." Een
juffrouw biji mij' riep: „Water", en ze moest
zoo lachen van haar grapje dat ze bijna zelf
van haar stokje vielem haar man schreeuw
de nonsensikaalWillemi Broekhuys is in de
zaalOok klonk er na eene monotone reeks
van klanken: mijn! alsof er eene veiling aan
de gang was, en weer een ander bulderde:
m'n centen terug, hiermee eigenlijk uitspre-
kende wat menigeen dacht: Worden wij niet
beetgenomem? wij' lachten de Dadaisten uit,
maar hadden; die ons ten slotte niet bij den
neius? Lachte Kurt Schwitters niet om „d:e
duramen Hollander", die hij de guldens uit
den zak klopte? Iemand rekende vlug uit: dat
de recette in Duitschen munt uitgedrunt,
eenige millioenen Maxken beteekende.
De stemming te de zaal werd toen wat ze-
nuwacbtig. Een jong Dadai'st, met eenige
kooizwarte harem en dito baard, een soort
van West-Europeesche Papoea, ging spekta-
kel maken. Vrouwen gilden en verschillende
i fatsoenlijke dames en heeren die het nu tech
al te omfatsoenlijk werd nam en de vlucht. De
politic die den geheelen avond een oog in het
zeil had gehouden, drong naar voren. Maar
gelukkig behoefde zii niet handelend op te
treden. Het geheele programma kon woiden
afgewerkt, maar nog lang nadat de zaal ver-
laten werd, boorde men in de omgeving, spe
ciaal te de Leidschepleincafe's in Ameri-
catei, bij Trianon, bij Boer en Scheltema, het
onoozel Dada-geroep weerklinken.
WikGENAAR Jr.-
ge'a bruisende opgewektheid en de champagne
dezen zijn verliefdhedd en zijn moed toene-
men en dreven hem tot een stormloop op die
allerliefste vesting. Van tiid) tot tijd nam hij
Inge's hand, kuste die, drank haar toe en
zag haar over het glas been' diep in de
oogen. Zij lachte hem toe met gloeiende wan-
gen en coquette blikken en beantvvoordde
zijn dnonk. Zelden was zij te een schitteren-
der stemming geweest dan dezen avond.
De lute was niet anders dan een plaats
omheind door een hek en; daaromheen hooge
muren. Maar toch was het heel prettig zitten
tusschen de met klimop begroeide muren en
de warme nachtlucht rook Is in een
echten tuin naar anjelieren en rozen. De
gasten liepen af en aan: een goed, solide,
burgerpubliek, menschen, die een onver-
valscht glas wijn en goed eten wisten- te
waardeeren, heeren met en zander familiele-
den en verliefde paartjes.
Ongemerkt verviel Dankwart Kayser tus
schen zijn gevoelsuitstortingen en zijn be-
tuigingen; van hulde tot het bluffen mijn
grootvader, de specerijen-Kayser, had dlen
bijnaami van Pomeranz Bonaparte. Mij zal
men eens den Napoleon van den humor noe
men. Lachen staat gelijk met zegepralen.
Wie om de wedetiwaardigheden van't leven
lacht heeft ze al overwonnen. Blijmoedigheid
en vroolijkheid onder de menschen vensprei-
den is deelnemen aan de oplossing van; alle
sociale vraagstukken. Ik heb brieven gekre-
gen van' de menschen, zeg ik u juffrouw In
geborg brieven... U moet ze lezen, ja u moet
ze lezen. Ik bel-oof het u. Gisteren schrijft
een heer uit Jena mij, dat hij jarenlang ze-
nuwziek en ten gevolge daarvan zwaarmoe-
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem 739 en opgave 739a.
Stand 7 39:
Zwart1, 2, 6, 20, 24, 25, 26, 35 en dam
op 15.
Wit: 16, 23, 28, 29, 32, 33, 36, 37, 39, 40,
50.
dig geweest was. Wat alle professoren en
lichten der medische wctenschap, alle bad-
plaatsen, geneesmiddelen en kuren niet had
den bewerkt, dat had mijn Appel der Hespe-
riden voibracht. Sedert hij dat boek gelezen
had en alle lijden voor goed- van zijn ziel ge-
lachen, voelde hij zich als een wedergeborene.
Inge zette het glas champagne, dat zij
aan haar rnond yvou brengen, verschrikt veer
neer. Daar kwamen juist drie heeren den tuin
binnen en namen plaats aan het onbezette
tafeltje naast haar. Een der drie heeren
wierp Inge te het voorbijgaan een vluchtigen
zijdelingschen blik toe, keek echter dadelijk
een anderen kant uit, alsof zij haar niet her-
kend had.
Advocaat BredenscheitInge's hart begon
te kloppen. Zij bloosde tot onder de haar-
woftels. Zonder twijfel wou Bredenscheit
haar niet kennen om niet te hoeven te groe-
ten en haar de moeilijkheid te bezorgen te
moeten teruggroeten. Wat dacht die man
van haar? Wat kreeg hij in zijn hoofd?"
Drink eens juffrouw Inge! Op ons ge-
luk! Op de toekomst! Op het schoone, heer
lijke heden! Waarom drinkt u niet? Neen,
heelemaal uitdrinken, niet zoo'n klein slok-
je!"
„Adi toe, laat mij doen wat ik wil", zei
Inge eenigszins zenuwacbtig en bij de hand.
Zij was plotseling ontnuchterd en zich het
dubbelzinnige Van den toestand bewust. 'De
tijd van de dwaze jonge meisjesgrappen was
voorbij. Een jonge dame, die als volwassen
wil worden aangezien en- tot goede familie
behoort, zit na elf uur's avonds bij Habel
met een vreemden jongen man champagne te
drinken en laat zich het hof maken.
(Wordt vervolgd.)
11 J nl ,ron Li rvk 1~\
4 1. 1 U
V UO CVU UVwi