Alkmaarsche Gourant
Eindelqk weergevonden'
Trijdag 2 Maart.
Brieyen uit Weenen.
F e n i 11 e t o n.
ft*. 58. 1928,
Hondsrd Vijf en Twlntlgsts Jaargang.
(Nadruk verbodem).
Weenen, 4 Fdxr. 1923.
Draptds win Sctidniierr,
Da gtnkken, die dezeni winter het ineesit be-
sproken werdeni en het aanlioudenst publiek
lokten, zijtn over het geheel treurig, nangrij-
pend, somber en aandoemlijk. Misschien is
dat eeni teeken van de aanvankelijke verbete-
ring van onzeni politiekem en economischen
toestand. Want er waren tiiden, dat het pu
bliek in dent echauwburg alleen ontspanning,
vroolijikheid en scherts zoeht, om> de werke-
lijfcheid te vergeten; om zich eenl paar uur
een betere, zonniger, zorgenvrije wereld voor
te stellen.
Meer dan weike dichter ook, heeft Schbn-
herr dezeni winter succes. Hijl is Tirol er van
aiicomst, was art9 voordat hiji als dramatist
optrad em Wei zonder twijfel eem der meest
begaafden, die voor het Duitsche tooueel
werkten. Zijb, vroegere werken „Glaube
und Heimat" en „Volk in Nood" zijin
drama's uit de geschiedenis van Tirol, uit
den1 tijd der Tegenreformatie en uit de oor-
logen tegen de rranscbem met den Tiroler
volksheld Andreas Hofer als boofdpersoon.
Die wenken kenmerken zich door tot op het
uiterste gedrevem dramatiek, door stormach-
achtige nandeling. die door de acteurs in
korte zinnen, zoncier woordenpraal begeleid
wordt. Biji geen anderen dichter zija. die zirt-
neni, die de acteurs hebben uit te epreken,
zoo toort als biji Schbnherr. Het zijm geen lan-
ge ontboezemangen, geen grootsche verkla-
ringen, geen merkwaardige betoogen. Alles,
wat gezegd inoet worden, is als gecondent-
seerd. Eeni groote inhoud is* in eenl minimum
van woorden gelegd. En het is de verdienste
van Schtoherrs kunst, dat die beknoptheid
Dooit armoodig aandoet, maar integendeel
diuibbel boeit en sterker' aangrijpt. Men zou
zijtn werk kunneni vergeliikem met een vroeg-
Italiaansche fresco-schilderij; of een houtene-
de van Diirer.
Terwijil Schamherr, zich echter in de straks
genoemde stuiklken nog van een> tamlijk groat
aantal person en bediende, heeft hiji in den
lateren tijdl zijn streven maar kortheid, naar
beperking vam de uiterlijke hulpuiiddelen ook
tot de acteurs uitgestrekf en hiji is daarbij
tot het uitersit mogelijke gekomen,. In „Der
Weibsteufel", een' ecbtscheidimgs-tragedie on-
der boeren, laat hiji maar drie personem op-
tredem, twee mamnem em de vrouw, om wie
gestreden; wordt em alle vijf bedirijven spelen
in dezelfde kamer.
Eem bijna nog moeilijker probleem, dat
echter op bewonderemswaardige wijze wordt
opgelost, is „Kindertrag6die". Weer maar
drie persomen, ditmaal nallfvolwassem broers
em ztisters, welke deels geestelijk, deels licha-
melijk te gronde gaan door de ecbtbreuk der
moed'er. Sthdnherr brengt hier de secondaire
tragedie op het toaneel em laat die primaire,
de hoofdhandeling acbter de ronliscn spelen
em zich* onitwikkelem; Het is nu werkelijk
mees+erlijik, hoe de dichter de personem, die
in het geheel niet optredende schoone, le-
venslustige em lichtzinmige moeder, dem aan-
matigendcn jager ook dit stuk speelt on-
der de Tiroler boeren em den goedigem,
stillem door allerlei lijdendiem vader, alleen'
door netgeen de kinderem vertellem en hum
imdruik van hetgeen daar opgtezien gebeurt
zoo levendig weet voor te stellen, dat men
later zich de zekerheid moet opdringen, dat
men deze drie menschen, die men zoo mauw-
keurig heeft leereni kennen met hum goede
zijide en hum zwakheden*, im't geheel niet zelf
heeft gezien, diat ziji in geen der vijif bedrijiven
zijn opgebreden, dat men ze alleen heeft ge
zien door de-oogen van de drie kinderen,
voor wie de eerbiedwaardige gestalten der
oudens in dtwalende, lijdende en' zondigende
menschen veranderd zijn.
Zijn de genoemde drama's de laatste jaren
bijna over a 1 in Du i tsche land em en ook in
het buitenland met succes opgeyoerd, dezen
winter is weer een vijf-bedri]vig spel ver-
toond, dat wel het uiterste is in de boven*
aangegeven richting em waarmee de grens
van de dramatische soberheid bereikt is.
Want dit stuk is het toppuint der beperking
van de uiterlijitoe middeien. Het speelt in alle
vijf bedrijiven' in dezelfde kamer eni er tredien
maar twee personem op, die zelfs geeni naarn
heM>en. Zij1 worden aangeduid met „Er" en
„Sie". Eigenilijk is er nog een derde, miaar
dat is een ongeboren kind en dat heet „Es^.
Wanneer Schonherr eens de omgeving van
zijn landgenooten, de Tiroler 'boeren, ver-
Uit het Engelsch van Adeline Sergeant.
6)
„Wat dat betreft," zei mevrouw liolden,
met de duidelij'khei'd, die haar eigen was,
,heb ik niets te zeggen. Ik heb altTjd gevon-
ien, dat een man zijn vrouw zelf moest kie-
rea. Maar ik denk niet, John, dat Catherine
ooit met je trouwen zal, otndat ik geloof, dat
zij ciclizelf nog beschouwt als de vrouw van
de Maudten."
tt U moet haar van die gediachite afbren-
gen."
„Ik wil me liever niet in die zaak* mengen.
En heb je gedacht aan hun verblijf sametn in
Schotland Er besitaat verschil tusschen de
SchotsChe wetten en de ooze.'
„Ik heb aan alles gedacht," zei John Hal-
den. Maar hij sprak niet de waarheid. Hij
had niet wfllen denken over het mogeliik ge-
volg van dat verblijf van twee maandien in
de heuvds boven Dunkdd'.
„Daar is nog iefcs," zei' mevrouw Hdlden,
aa een oogenblik stilte. „Hoe oud was het
kind toen het stierf?"
John 'keek haar met gefronst voorhoofd
aan.
„Wat weet u van het kind'?"
„Ik weet natuurlijfc, dat er een was. Ge-
bwen gauw na je komst in Schotland dat
heb je ine indertijd gezegd1. Je heibt het eens
of tweemaal genoemd1 an er toen niet meer
gesprdcen, maar toani j« temgkwam, ra
last, wier stugge oatintr hij zoo meesterlijk
weet weer te geven, dan kiest hijl voor zijn
stukken personem en handelimg uit zijtn; artis-
praktijik. Zoo speelt ook het twee-persomem-
drama „Es" tusschen eeni arts en zijn vrouw.
De jonge gel°erde is door jarenlange studie
en waarneming tot de overtuiging gekomen,
dat tuberculose ouders geen kimderem mogen
hbben, omdat menschen, bij wie de mogehjk-
heid of waarschijnlijlklheid van een* erfelij'ke
ziekte bestaat, niet ter wereld moeten komen..
Daar constateert hij' bij zich zelf longaam-
doening en zijh vrouiw vcrwacht een kfeine.
Hier begint het dramade strijd tusschen de
wetemschap van den arts en' de groote liefde
der moedier voor het nog ongeboren kind.
Schonherr deinst in zijn werken niet terug
voor het felste rea.lisime. Daarom trekt hij
ook hier de oonsequenties van het conflict
tot het uiterste, al doem zij dan ook een aan-
val op de zenuwen van het publiek. De arts
geeft zijm vrouw, naar het heet, >-en poeder
tegen hoofdpijn; in waarheid is het eeni ver-
doovingsmiddel en onder narcose wordt het
ongeboren kind haar ontnomen Het derde
bedrijf, waarin de weer bijkomenide vrouw
begrijpt, dat zij! heeft opgehoudem moedex te
zijn, em waarin zij* het woord „moordena.ar"
tegen haar man uitsdhreeuwt en1 dan rade-
los wordt om haar verloren moedervreugde,
behoort tot het siterkste, dat het drama in
staat is te geven.. De tragedie is echter niet
ten einde. In een van die woeste momenten
van hoogste 1 evens- en* liefdsdrang, die bij
longzieken in het laatste stadium van hun
ziekte soms voorkomen, wordt de nuchtere
consequentie van vroegere studie op zij' ge-
drongem en als de zieke zijn toestand als
hopeloos inziet voelt de vrouw zich weer
moeder, terwijil de man zelf, als veriossimg
uit ziip lijden, vergif heeft in gen omen. Nu
wil hiji in 't leven terug, bij eischt.1 et tegen-
gif, dat in de medicijnkast staat, maar hij
wil alleeni leven om opnieuw de geboorte te
vefhinderen van eeni tot lijden gedoemd kind.
Daar komt het geschokte moderlijlke gevoel
tegen op. Zij wil liever haar man laten ster-
ven, dan opnieuw het moed'erschap prijs te
geven en zii wedgert het reddende tegeragif
te geven. 'De vergiftigde, reeds te zwak om
zich op te heffem, tTacnit deni leunstoel zoo te
verschuivem, dat hiji eert op tafel liggenden
revolver kan grijpen om liever zijin vrouw te
dooden, dan een; longziek kind te laten ge-
boren worden. De vrouw echter houdt aen
stoel van den stervende met geweld vast, tot
hiji den geest heeft gegven. De imoeder heeft
gezegevierd over die liefhebbende vrouw. De
liefde van de vrouw tot het kind is sterker
dan de liefde voor den man. Dat is ougeveer
de moraal van het drama, dat 'blijkbaar aan
kras realisime niets te wemsehefi overlaat,
maar diat toch rijik is aan aangrijpende too-
neelen. Vooral de figuur van de vrou^, die
opgroeit uit de onbezorgde, verliefde jonge
vrouw uit het eerste bedrijf tot een' Nemesis,
cen wreekster van het aangetaste moeder-
schap, is biizonder goed* geteekenld.*
En toch heeft het stuk, naar mij' voorkorat,
een tout, die de belangsteling voor de haude-
lende personal vermindert cn wel deze, dat
de gedachite, waarop het gebouwd: is, geen
steek houdt. Het is n.l. niet juist, dat ieder
kind, welks vader longziek, maar welks moe
der door en door gezond is, ook tuberculous
of op andere wijlze mindcrwaardig moet zijn.
Tallooze gezonde menschen bewijzen dat.
Was dat anders, dan moest verreweg het
grootste deel van de beschaafde menschheid
longziek zijn, want 'bijna ieder heeft onder.
zijn voorouders wel een dergelijke zieke ge-
had. De m o g e 1 iji k h e i d echter, dat net
kind wellicH later tu'berculeus kon worden",
rechtvaardigt toch zekcr niet de daad van
den arts in Schonherr's drama. Hij werkt
dus niet in diem zin tragisch, dat hij; gedwon-
gen is de consequenties van een onverhidde-
lijfe noodlot te ondergaan, maar hijl wordt in
het oordeel der toescnouwers tot een patho-
logischi geval, dat belatigwekkend kan zijn
en van zuiver m'enschelijk standpunt be-
schouwd, treurig en aangrijpenri mag wezen,
maar niet de voorwaarden voor echte tragiek
in zich draagt.
Terwij'l dit stuk in het Duitsche Volksthea-
ter verscheidene avonden voor een uitver-
koclit huis werd gegeven, had in het Burg-
iheater een ander drama van Schonherr heel
veel bijval. Dat is „Mailtanz" en de dichter is
in dit stuk weer tot de figuren uit zijn ge-
boorteland teruggekeerd. Ook over ait stuk
zweeft het spooksel der tuberculose. Midden
in de handeling staat een boerenmeisje. dat
dloodziek is, maar met alle kracht, die in haar
is, zich aan het leven vasthecht. Door een
oude tante verpleegd ai verzorgd, heeft zij
zich eindelijk, al is't voorbijgaand, neerge-
i iegd bij haar treurig lot; kalm sprcekt zij de
sombere woorden van het gebed der sterven-
den na, zooals de oude die haar voorbidt.
Daar gaat een dansaankondiger door het
dorp. Met 'bonte linten getooid, zingt hij
je mij, dat zij het verloren had. Ik herinner
me, dat ik zeide „Wat gelukkig I" en je waart
het met me eens.
„lk was vergeten wat ik gezegd had", mom-
pelde John. Hij zat een oogenblik sti'l met
ueergeslagen oogen en zijin mond* half ach-
ter zijn hand verborgeniroen keerde hij zi'Ch
plotseling tot zijn moeder en zei: „Tialve
waarheden zijn erger dan leugans. Ik dacht
niet, dat ik u dit vertellen zou, maar het is
misschien beter, dat u het weet. Heti kind zou
ons erg in den weg zijn geweest. Het is beter,
diat Catherine het niet heeft. Het zou waar-
schijnlijk een vioek en een verdriet, zoowel
als een last voor haar geweest zijn in haar
tegenwoordigen toestand."
JohnJe hebt het kind toch geen kwaad
gedaan?"
„Zeker niet. U moest mie te goed- kennen om
zooiets te veronderstellen. Ik heb er ergens
anders voor gezorgd dat is alles."
,,Waar?"
„Een Schotsche vrouw zorgt er voor. Ik be-
taal haar goed, en zij stuurt me iedere week
bericht. Als de jomgem ouder is, zal ik andere
maatregelen treffen."
„Maar Catherine zal het misschien niet
graag hebben."
Begrijpt u nie niet, moeder? Catherine
weet het niet. Catherine denlct niet, dat haar
i kind; leeft. En ze mag het niet weten tenzij
ik het goedvindi."
Ditmaal keek.mevrouw Holden ongerust
zenuwachtig. Haar handien beefden een be«t-
je op haar zwart satijnen school. Er was lets
vocfltigs in haiar oogen1.
rP, John," zed jm, „dienk jo er wel aan, van
vow elk huia het crude lifldL dat alles wat
joag en levenslustig is, tat den „Maitanz"
roept, tot den voorjaarsdans bij den hier-
bergier onder de linde bij de rulschemde en
klaterende bron. Hij zingt ook voar het huis
van de zieke zijn strophe. „Heer Jezue, in. u
stierf ik!" heeft zij zooeven gebeden. Maar
ais zij het lied hoort, als zij er aan denkt, hoe
zij' nog geen jaar geleden nog gezond en
vroolijk aan den arm van een jengen man
meegedanst heeft, dan is alle berusting weg.
Dan konit dte wil om te leven met kracht en
geweld op; dan stoot zij het gebedenboek
weg: „Heer Jezus, in u leef ik" roept zij
in extase. Maar de ziekte laat niet met zich
spotten, de knieeen weigeren, met een zucht
valt zij op haar leger terug. Alleen gebleven
staat zij echter weer op met inspannmg van
alle kracht en trekt het licbte dansjaponnetje
aan, waarin zij een jaar geleden nog deelnam
aan het Meifeest.
Het tweede bedrijif speelt op het dorpsplein
voor de herberg, die met guirlandes en papie-
ren lantaarns versierd is. Terwijil de her-
bergier de jeugd tot dien dans oproept, trekt
•op den achtcrgrond een stoct, een processie,
voorbij. Vrome biddenden, die zingen van
nood en dood, van zonde en bocte. Er is
een dramatist van de grootte en het meester-
schap van Schonherr noodig om zulke con-
trasten te durven wagen. Op den voorgiond
de muzilcanten en op den achtergrond de
raalmuziek der biddenden, eensiameus"fcl.dat
bij 'n minder begaafden tooneelschrijver -
der belachelijk dan treffend zou werken. i lier
echter is de uitwerking grocrtsch, vooral als
die uitvoering gesteund wordit door de midde
ien, waa'rover het Burgtheater beschikt. Het
schri'lle contract doet voor den tooneclschrij-
xerdienst om het conflict van de. hoofdfiguur
van zijn drama duidelijk te doen ui'tkomen.
Want terwijl de vrome schaar naar de keik
trekt en terwijl de danslustigen onder de lin
de rondzwieren, komt, bleek eh uitgeteerd, de
jeugxlige zieke op, die nu den strijd, waardoor
haar arme ziel verscheurd wordt, voikomen
duidelijk voor oogen heeft. Hier dood! daar
leven. Hier somber gezang en berusting,
daar juichende en dansendc jeugd. Met in-
spanning van al haar kracht sleept het meisjc
zich naar den dansvloer, om nog eenmaal
met den jongeling te dansen, dion zij heime-
lijk liefhoeft en 'die haar een jaar geleden bij
hot Meifeest vast in de armen drukte. Deze
echter wijkt schuw en verachrikt terug, neenit
een ander, kerngezond meisje in den arm en
begint met haar den wiMen, uitgelaten dans
der Tiroler boeren. den z.g. „Scliuhplattler".
Ook weer een detail, dat bij een ander dan
Schonherr raw zou aandoea Uitgestooten,
gemeden dOor de levenden, heeft zij hier niets
meer te zoeken. Met moedte neemt zij den
weg naar huis.
Hier levert het draaibare tooneel van het
Burgtheater een treffaid werkenden overgang
tot het derde en laatste bedrijf, waarin de ver-
kregen stemming wordt vastgezet. Na het
vertrek van het meisie wordt n.l. het juichen
en jubelen dei- dansenden steeds stormachti-
Sa-, steeds wilder, steeds sterker levensuiting.
et ovenstant geheel het koraalgezang der
\Tome bidders. Het tooneel wordt danker,
maar het feestgejubel gaat voort, zooals het
ook in het verauisterde gemoed van de buis-
waarts strompelende zieke nawerkt; langza-
merhand sterft het in de verte weg, en als het
tooneel weer belief wordt, staat het arme
kind in de deur van de kamer uit het eerste
bedrijf.
Nu nadert het aangrijpende slot; het bleeke
meisje, in den dood alleen gelaten door de
menschen, begint langzaam don dans uit te
voeren op de maat van de verte dansmuziek;
de machtelooze knieene dragen met moeitc
het uitgeteerde jonge lichaam. Geheel alleen
viert zij, voor zoover mogelijk, hot Meifeest,
maar al dansend begeeft haar de laatste rest
van kracht.
Nu zou ieder ander dichter het scherm la
ten zalcken. Maar Schonherr voegt er nog
eeni tooneel aan toe, zooals hij alleen dat kan
doen. De oude tante vindt de doode en zet
het lijk in den leunstoel. Dan vlucht zij naar
buiten. om menschen te roepen. In foestelijke
kleeding, met linten en b'oemen getooid1, drin-
gen de jongelieden, nog verhit van den dans,
in de sterfkamer. Verlegen cn zwijgend staan
zij om de doode. „Die hoort geen vogel meer
zingem," zegfc de een. „Die plukt geen bloe-
men meer", een ander. „Die hoort geen jon-
gens meer juichen," zegi een meisje. En dan
weer het zwijgen. Maar plotseling zegt een
der jonge mannen: „Maar wij zijn er nog!"
En de een na den ander draagt dat woord
vender. „Wij zijn er nog!" Het is merkwaar-
dtig, hoe steeds luider en krach tiger dat
woord fclinkt; het klinkt als muziek, eersa
zwak en schrooinvallig, dan levendiger en
krachtiger, tot het eeni juichkreet wordt. Mis
schien is de juiste uitvoering daarvan alleen
in Weenen en in het Burgtheater mogelijk.
welk een troost je haar berooft? Wat zou ik
ik gedaan, hebben zonder Dora en jou ?-'
„Wij," zei John, van zijn stoel opstaande,
„waren ten minste geen schande voor U."
i !ij__st,ond een paar minuten op het haard-
kleedje met zijn handea op zijn rug emi sprak
toen kalm
,,U is niet gewoon moeder," zed hij, wi-
min als ik toe te geven aan sentimentee ge-
voblens. Om Kitty te bevrijden van een Ink-
post, een schande, heb ik goed gevonden het
kind aan de zorg van een andere vrouw toe
te vertrouwen. Het zal niet verwaarloosd
noch mishandeld worden. Ik geef u mijn
woord, dat ik voor den jongen zorgen zal;
als Catherine mijn vrouw wordt, kan iik hem
zelfs aannemen en haar de geheele waarheid
zeggen. Ik doe hem geen kwaad en haar het
grootst mogelijke goed. U moet me zeggen,
of ik van U hulp of tegenweriring te wach'tien
heb in die taak, die ik op mij genomien heb."
„Ik zal ie helpen, natuurlijk zal ik je hel-
pen, John zei mevrouw Hdlden, langzaam.
Hijl deed iets bijzondens: hij bukte en kustc
haar voordat hij de kamer verliet. Maar dit
keer bracht zijn kus geen glans van genoegen
op haar gelaat. Zij was bedroefdl En na een
oogenblik zeide zij, ,,Afme Kinty" en de lang
iingehoudeni tranen vielen zacht over haar ver-
welkte wangen.
HOOFDSTUK III.
Het oude leven en het nleuwe.
Catherina's ziekte in Schotland had' bijna
vier maandien geduurd, en dien tijd was zij to
Truan-V*r gnblavim, veraorgd door owae er-
En weer hoort men adhter he! tooneel de
dansmuziekmaar terwijl de tonen dear mu
ziek en het gejubel der feestvierendien iua< de
kamer doordringen, waai het lijk ligt, daalt
het scherm.
Dit Slot is geheel iets voor bchonnerr. Hij
wil niet moraliseerenhij' is met romantisoti,
en ook niet sentimenteelhij toont ons het
leveo, zooals het is, eenvoudig, als het ver-
loop van eeuwige wetten.
De rol van het zieke jonge meisje is in Wee
nen gespeeld door Meveouw Maria Mayen,
de hoogst begaafde kunstenares, die verle-
den jaar ook in Nederland is opgetreden in
de „Schwan" van Molinar en die met andere
acteurs van het Burgtheater onlangs weer
voor een tournde naar Nederland is verlxok-
ken. Mevrouw Mayen verleemt aan het dood-
zieke boerenmeisje al de innigheid van haar
hart, de grade van haar jonge bekoorlijk-
heid, den gelloklank van haar mooie stem en
geeft een figuur te zien van aangrijpende
waarheid en schoonheid.
Schonherr is dezen winter de meest ge-
vierde tooneelschrijver. Vooral zijn twee-per-
sonen-drama werkte als een sensatie en was
het onderwerp van vele gesprekken.
Bij; ons te Weenen is het nu eenmaal zoo,
dat ook over de ernstigste zaken aardighediani
worden gezegd en de vreugde en de geest-
driftige bewondering voor een kunstwerk be-
let niet, dat de zucht zich botviert om de
lachers er bij aan zijn zijde te krijgen. Zoo
wordit er beweerd, dat een twee-personen-
drama nog niets is voor Schonherrhij zou
nu werken aan een stuk, waarin geen enkefle
persoon zou optreden en dat „Niemand" zou
heeten. Ik ben nog Diet in de gelegenheid ge
weest om te onderzoeken, of dit bericht op
waarheid berust.
Dr. E.
Stadsnieuws
DE POLIT1EKE PLAATSBEPALING
VAN DEN VRIJHEIDSBOND.
Eeni wdnig italrijk publiek' was Woensdag-
avond opgekomen in de societeitazaal van de
H'armonie, waar de heer H. Groenewout, uit
Santpoort, sprak over bovenstaandi onder
werp.
De heer Boot, waarnemend voorzitter,
deelde mede, dat eenige bestuursledeni we-
gens verschillende omstandighedien absent
wareni en/ dat hem daarom het voorzitter-
schap was opgediragen. Spr. herinnerde
daarna aan de moeilijfce tijdsomstandighe-
den, die oorzaak zijin dat men tastand zoekt
naar den weg dien de wereld uit moet gaan.
Daarom had de afd. van den Vrijheidsbond
gemeend, dat het goed zou zijn om thans de
beginseleni van dien Vrijheidsbond te doen
uiteen zetten*. De heer Groenewout, dien
spreker fcende als een eerste kllas sprtker,
was daartoe bereid geweest. Hierna gaf spr.
dezeni het woord.
De heer Groeiiewoui verzocht het publiek
het oordeel over zija rede te bewaren tot het
einde, want zijb woord zou misschien niet
zoo „eerste klas" zijn als de voorzitter had
gemeend.
Spr. zei vervolgens dat op 16 April
a.s. de Vrijheidsbond twee jaar oud zal zijn
eru dat hijl bewezeni heeft een politieke nood-
zakelijkheid te zijn. Voor de oprichting nog
zeiden verschillende politic! reeds, dat de in
de maak zijnde partij niets goeds zou kunnen
brengen. Petroleum-, haven- en andere groob
heden zouden den boveratoon voereni, de bond
zou reactionnair worden en militairiatisch,
enz. Het is geen kwaad teeken, zei spr., als
men zich reeds met een bond bezig houdt,
nog v66r zijne oprichting. Men begreep, dat
de nieuwe bond correctie zou brengeni van de
vele fouten, door andere partijen gemaakt,
en de groote rede van mr. Rink op de stich-
tingsvergadering. voor vele hondenden aan-
wezigen, bewees, dat men voelde dat heel
wat verschillen in allerlei groote en kleinere
vriizinn'ige partij'en verdiwenen.
Spr. ging d'aarop na hoe van deni aanvang
af vele tegenstanders aanmeiking hadden
gemaakt op deni naam Vrijheidsbond. Ook
zij wildeni de vrijheid, maar, zei spr., zij wil-
len die vrij'heid anders en langs andere we-
gen. In de R. K. Staatspartij* b.v. is men1 niot
vrij, dat bleek verleden j'aar en ook dit jaar
weer. Spr. las voor een uiteenzetting van
roamscbe zijide van de verhouding van kerk
en staat, waarin o. a. gezegd' wordt, dat de
kerk moet worden gehoorzaamd als de ver-
ordeniingen van den staat tegen die van die
kerk inidruisdien.
Bij de oprichting van de Nieuwe Kath.
Partij hield de geestelijkheid zich aanvanke-
lijk afzij'dig, maar tern slotte verbood het
Doorluchtig Episoopaat deze partij, omdat
er geeni scheuring moch't zijn onder de ka-
tholieken, waarop de N. K. P. weer ver-
dweani. En nu onlangs, bij de vanning van
de Katholieke Volkspartij, die binneni het
raam van de Katholieke Staatspartij* zou
varen verpleegsters van Edinburgh. John
I H'olden had moedte noch kosten. gespaard, en
had verscheidene keeren de ven e reis van de
groote Engelsche fabrieksstad* Fairford naar
Perthshire gemaakt, am zijn nichifc op te zoe
ken, maar hij had niet voorgesteld, dat zijn
getrouwde zustea* of zijn moeder (die ook
eigenilijk te ziekelijk was am de reis te mai-
ken) er heen zouden gaan, am haar tie be-
zoeken. Het was eerst tegen het eind van Fe-
bruari, dat zij Truan-Ver verliet, en toen
reisde zij met haar neef daddijk naar Fair-
ford*. Noch John noch mevrouw Holden be-
hoardien tot die moderne school die de lichame
lijk zwakken zoowel als de treurenden naar
vreemdte landem of een warmer klimaat zen-
den als een middel voor alle kwalen, hun
opvatting was meer, diat Kitty naar haar
vroegere thiris zou komen, zooals de verloren
zoon in het Bijbelsche verhaal terugkwam, en
danlcbaar en tevreden zou leven te midden der
oude omgeving en op de oude, bekendo raa-
nier.
Niiemand* wist, hoe vreeselijfc diat terugko-
men voor Catherine was. Het zou nog vree-
selijker geweest zijn, als haar geest niet in
zekeren zin bescbermd was door de buitem-
gewone lichamelijke zwaikte, die soms als een
schild dienst doet, doord'at het geestelijk op-
vattinigsivermogen verd'oofd wordt door de he-
vigheid der lichamelijke pijn. Zij was te zwak,
te vermoeid1, om goed begrip te hebben van
hetgeen' zij verloren had; dit zou waarschijn-
lijk pas goed tot haar doordringen als haar
lichaam sterker was. Voor het oogenblik was
zij; zich alleen bewust van een* akelige ellende.
dia idle hoop, alia idaur an schoonhaid uit da
blijvan, werd jgezegd, dal Mad* ^mnaal de
N. K. P. was verboden en dat dit verbod nu
niet weer opnieuw behoefde te worden gege
ven. Het verbod bleef- dus bestaan, zei spr.
Bewezeni is dus, dat de lading van de Kath.
Staatspartij in laatste instantie niel is aan
de politici, maar aan de geestelijkheid. Dit
noemde stpp. geen vrijhieid.
Bij die a. r. geldt dezelfde redenieering, *al
is daar de verhouding der geestelijkheid tot
de partij niet precies dezelfde. Maar vast staat
dat de vrijzinnigen eeni heel andere soort
vrijheid beoogen dan die kerkelijke partijen.
H'ierop richtte spr. zijn bldk naar uiterst
links, waar men de voortbrengingsmiddelen
aan de gemeenischap wenscht, welk beginsel
in het socialisatierapport is neergelegd. Mil-
l'ioenen hunkereni naar een andere, een betere
samenleving dan die van thans, maar zoo-
lang er leeft de mensch zooals wij diem ken
nen, mag men niet verwachtien, dat er zoo
heel veei verbetering zal komen voor het
geheel en voor iedereen in het -Mjzondex. Het
socialisatierapport is een politieke roman.
De werkelijikheid zal ver beneden de gekoes-
terde verwachtingen blijven.
De politieke roman is gevaarlijk. Het tee-
kenen van een maatschappij, waaruit alle
neerdrukkende factoren zijn verdwenen,
voert onmiddelilijk naar het standpunt dat er
in de tegenwoordige samenleving niets goeds
is. Aannemend dat er een zoo gelukkige
maatschappij' zou komen als de voormannen
den soc.-dem. ons hebben geschildierd, zon
der particulier bezit em daarom zonder stu-
wende en drijvende kTacht, zou het al heel
wat anders moeten wordeni dan thans in al-
ler geest, als er dan toch nog groote wel-
vaart zou* komen. Spr. geloofde niet, dat er
ook nog maar cen begin is bij de arbeiders-
klasse van het zichzell willen opoffereni voor
de geineenschap. Het is nog net als het reeds
eeuwen achtereen geweest is: 66n vragen
naar bevrediging van eigen behoefiten. Daar
naast is nog een; zeker altrui'sme, zoodat men
niet geheel ondergaat in bar egtoisme. In den
toekomststaat zal* het heusch niet anders zijn.-
Zoolang de mensch mensch blijft en niet ver-
want aan het engelendom, zal het blijlven
een streven voor en om zich zelf.. Diat is een
zuiver menschelijke cigenschap, waarvan de
apostel Paulus reeds sprak, waar hij het
had ever deni eersten mensch. „De tweede
mensch". d. i. de Geest, wil nog iets doaa
voor anaeren. Maar dan in vrijheid.
Spr. herinnerde hierop aan den distribu-
tietijd, toeni op zoo groot terrein van het le
ven de staat ingreep en hiji was bang, dat,
alls in* de tofekomst alles door de regeering
zou moeten gebeuren, niet veel terecht zou
komen van persoonlijk initiatief. Spr. gaf een
voorbeeld van verspilling van arbeidstoracht
en arbeidsuren, onlangs te Amsterdam
voorgekomem bij1 het pi an ten van een boom,
am te constateerem, dat de politieke roman
van het socialisatierapport geen ruimte laat
voor het vrijheildsbeginsel.
Dit beginsel is zoo oud als de mensch, zei
spr. en* is reeds eeuweni nagestreefd door het
Nederlandsche volk, dat vocht voor vrijlheid
op staatkundig en politiek gebied.
Thorbecke was hier een geducht strijder
der latere jaren, met zijn idealen van vrij
heid1 voor drukpers, vereeniging enz. Dit
vrijlheidsiaaaal van het Tiberalisme bracht
aan de katholieken bevrediging. De liberalen
bewezen biermee, dat zijl vrijheid willen* voor
ieder.
Is dit alfij'd wenschelijk? Spr. kon dit niet
toegevem, want te groote vrijheid leidt tot
bandeloosheid, gelijk ons Ruslanld leert,
waar men niet de verantwoordelijkheid be-
seft,.die aan elke vrijheid 'ten grondslag moet
liggen. Die vrijheid, die de Russische com
munist en willen, wemschte spr. hier niet.
Men mioet waakzaam blijven, opdat van
de zijde der tegenstanders geeni maatregelen
worden genomen, die onze vrijheid bedrel-
gen. Nog niet vele voorbeeiden zijn er van
dergelijke maatregelen, maar ze zijn er toch.
Spr. wees op het verbod van Goethe's Faust
voor de Amersfoortsche H. B. een' verbod
afgekondigd door den chr.-hist. minister van
onderwijs, waartegenovar spr. ontkende, dat
de geest aan dlit boek verkeerd zou zijn. De
profestantsche vrijheid had den minister
moeten behoeden voor het verbieden van dit
boek. Imimers, wiji lezem wel meer, waarmee
we het niet eens zijm; em toch kunnen wij het
schoone dat er in ligt wel erkenmcn. Ook het
verbod* van Nathan de Weise (vain Les-
sing) voor diezelfde onderwijsinrichting
keurde spr. af.
Wat een* kleinheid! van opvatting, zei spr.
Zou* het gebeurd zijin onder den druk van
Rome? In de coalltie wordt Rome's over-
beiTsehing siteeds duidelijker.
En toch bestaan nog de beginselen* van de
vrijheid van het liberalisme Troelstra gar
dit toe in een rede in de Tweede Kamer,
waarvan spr. een deel voorlas en* waarin
uitkomt, dat Nederland, nog is een liberate
wereld wegwischte. Zij verlangde te siterven:
nu de dood niet kwann, wilde zij* in een hoekje
kruipen en alleen zijn met haar verdriet.
De reis naar Schotland vormde qen dieel
van de algemeene afgematliei'd en somber-
heid vain het leven voor haar. John's vriende-
lijkheid was niet feeder, maar voor zoovef
mogelijk volmaakt. Hij nam eerste klas kaar-
tjes, zorgde voor alle soorten van ververscliin-
gen, kussens, illustraties, wat kon hij meer
d'oen? Zij, had het gevoel, alsof hij haar be-
handelde als een klein meisje, wie men haar
ondeugd vergaf omdat ze ziek was, gewe st.
Die gedachte gaf haar een oogenblik van
droevig genoegen. Want zij had zooveel pijn
en leed doorstaan, dat zij rich op dat oogen
blik oneindig veel ouder en zelfs wijzer dan
John vond, die arme manof meen geluk-
Ikigslte aller menschen)! mooif had iiefge-
had. Dat dacht Catherine, miaar zij begreep
John niet, die wel had liefgehad, maar op
een andere manier dan zij.
Zij was jong in jaren, maar volsitrefct geen
gewoon soort van meisje, en ofschoon zij heft
toen door haar natuur te verfijnen, versterken
en verdiepen*, zooals leed* altijd doen moet. Er
waren oogenbldKken, dat Catherine's oprperig
hart in opstand kwam tegen haar lot; er wa
ren ook oogenblikken, waarin zij, in haar
blinde ellende, vaag gevoelde, dait haar ziel
om God riep, haar eenige hulp, haar eeniige
troost, haar eenige kracht. En diaar zulk een
kreet, hoe blind en onbewust ook, nooit onbe-
antwoord blijft. bestond er reeds, al wist zij
het nog niet, de belofte van toekomendto
vrada voor haar.
(Wand* citwIIjfI