AlKmaarschB Gourant Het laatste woord. Eindelijk weergevonden Honderd Vijf en Twlntigste Jaargang, Pinsdag 6 Maart. De nood In den tuinbonw. Feuilleton. Ho. 55 1®2» Niog emmiaal wil ik tmkele woorden aan de- ae gewitiiaiae zaak, wajden. Aujo baao airtiikelea over dit oaderwerp hebixw in de Nteuwe Hoornsche Courant van 27 Febr. ji. teniae muckdeeungra- uitgelokt van dei lid vain gedeputeerde state® den heer A, W. MAchilse turn tk daarvoor zeer erken- teliik ben. iDe deer Michrls zegt daarin ten aanzien van de voorwaardra, waar onder de piovincie zicd kan borgstellten: Alles liangt eedter van de uitvoering af". Ook lees ii in zijn stuk Overiigens hungt het in eerste instamnie van de plaauselijke comnussies af'. Gevra die een gunsiig advies, gegrond op de gpgevens, die wordun verstt ckt, dan zal er in de provindale coiniiiissie, die leitelijfk bcslish geen geest van krentengdeid hoerscden." Ook krijgen wij de verzekering dat on de provinciate oommissie, waaraan de deer Midiels door gedeputeerde staten is toegevoegd, de credietaanvragen lyel met nauwgezctheid, dochi oak met die warmte van hart zulleni worden betoandeld, welke door den nood! in den tu-inbouw gpwettigd is. Ik vemeem deze verzekeringen met genoe- gen en verheug me ze van het lid van gede puteerde staten, aan wien de bedaitiging van de ituinbouwbelangen meer in het bijzonder is toevertrouwd, ite hebbm uitgelokt, maar ik wil er toch ook gaarne aan toevoegea dat ik niet anders van hem had verwacbt. Maar het Lid! van gedeputeerde staten Khrijlft ook het volgende: „Al-gemeene voor waardra, waaronder crediet wordt verlecnd, euilloni dus altijd hard klxolken, en waar zij door de overhad worden opgesteld, zullen zij gilitiijd wat uitvoeriger en strenger schijnen dan in detf particuiliere, omdat de overheid hier nog op vreemd terrein is, dus ziich uiteraard met meerdere w-aarborgep omgeven wil, en ookl, omdlai ziji ten' slotite veramwoording schiildig is aan de veruegenwoordigers, die baar ikozeu." Hier erkent dus hiet lid van gedeputeerde staten de hardheid, de uiitvoerigiheid, de strengheid en nu moet ik toch doen opmerken, dat zijn ibewering alsof allies van de uitvoe ring afhangit toch niet van toepassing is op al- die strenge bepalingen. Die kuumen toch met zoo maar verdonkeremaand worden? Ik vraag bijv. mogmaals: waarom die enge bepa- linig, dat een gemeente zich niet voor de res- teeren-de 10 pet. mag borgstellen? En zoo is er vriji wait meer ik zal diat nu niet herhia- ien waaraan een nog zoo soepele toepas- Rimig niets kan veranderen, omdat het voor- schrift in den meesi positieven vonn is gesteld en gem afwijking toelaat. Ben ik dus dankbaar voor de toezegging van het geachte lid van gedeputeerde staten omitremt vrijgevige toepassing, voldaan1 kan ik toil mijn spijtt niet zijin. Ik had zoo heel gaarne geziea een teezeggingi, dat hij zal me- dewerken aan een herziening van enkeleal te strange bepalinge. Ik zou daarop, nu hij zoo welvvillend op miijm beschouwiingen ingmg, alsnog willen aandringen. D dan zou ik ook zijn steup willen vragen bij- de overweging van verder strekkende maatregelen, die naar ik hoop, niet n-oodi-g zul'Len blijken, maar toch wel ems noodig zou- deni kuinnen zijn, in het volgendi seizoen. De heer Michels zegil nu maar alleengeen der statenteden gaf een middel aan, waardoor die steun iets anders dan in den vonn van cre diet kon warden verleend. Dat cunsiveert hij zelfs. Waarom doet hij dat? Hi| meene niet, dat ik wad die andere middden betreft aan ge- diepueerde staten iets verwijlt. Hij weet toch wel, dat >als ik meen 'aan gedeputeerde staten iets te verwijten te hebben en dat komt in- deidaad nu en dan voor ik gewooo ben het eerlii'k en randuiit te zeggen. Ik wees, dat de tulhbouw nog wel eemiigen tijd zeer bijzonde- re zorgen van de zijde der rijiks- en provineia le ovedheden noodig zal hebben en het is diaarom dat ik voor de toekomst thans enkele middden ter nadere overweging naar voren bracht. Regeeren is vooruitzien, heeft immers ook de gedepqiteerde nog kort geleden laten hooren. Dat wij' daarbij soljouder aan schou- der mogen gaan? Pumiei'end. 'D. KOOIMAN. vergeefs een uitiweg overgelateo, ilk zal er geen gebruik van maken. Ik heb hem bij mijn voile verstand en bij voile bezanning gedood; bewust, overtuiga, koelbloedig, zander eenig berouw, zonder vrees nadh weifeling. Lag het in uw1 raacht den giestorvene opnieuiw m het leven terug te roepenik' zou mijn misdaad herhalen. Hij heeft mij steeds en overal vervolgd. Duizendvoudig warm de menschelijke ge- zachtea, welke hij aannam en hij deinsdte er zelfs niet voor terug, de onbeachaamde, orn zich ala een vrouw te verkleeden. Hij vermomir die zidi als familielidi, als goede vriend, als 'n collega en goede bekende. Hij vennocht zich elken leeftjd te geven door middel van wat opgelegdfe verf. Maar in 'n kind kon hij zich nidt veranderen, dat leek hem niet, dan werd hij bespotteliik. iHij heeft mijn heele leven lang zich aan mij opgedrongen m heeft het vergiftigd. Hen allervreeselijkste was echter, dat ik elk zijuer woorden, elke beweging en elke hanaeling reeds van te voren kende. Als hiji mij ontmoette, dan spreidde hij breed zijn armen uit en sprak op zangerigen toon: Ah! Wie zie ik daar? wat een ccuwig- h«d... en... hoe maakt u het?" En meteen in hetzelfde o^genblik gaf hij zichzelf ook het antwoord, hoewel ik hem nooit naar iets gevraagd had „Ik dank u, net gaat wel. Steeds wat be- ter. Hleeft u al ,,ToMoI -- hrult h!J in' woorden, 8chri*fe- Ujk en gddrukt. >rZijini vearmogen herft hij aan zijn vrouw yermaakt, en zelf... En wart heeft hij torn met Turgemeff gediaanSchoe- nen heeft hij gemaakt... Oroote schrijver van 't Russische land... Hoera!...." ..Pushkin? O, dat is er een, die de taal go- schapen heefti. Herionert u zich hoe hij er- gens zegt: „Stil is de Ukrainische nacht; de hemel is doorzkhtig... En zijn vrouwf weet u, heeft dien... En in de derde afdeeling, u weet toch, wat mem daar met bem gedaan, heeft? Ja, hcrinnert u zich?... PsstL. hier zijni geen dames, beriunert u zich dat kleine versje van hem: ,,ln ®t bootje varen we zoo sitille, Em onder ondier spookt't water*..." „Do®tojewsky Heef't u gelezen, hoe hij op zekeren nacht bij Turgemeff kwam om boete te doeni... En Gogol 1... kemti u de ziekte, waar aan hij leed?" Ik bezoek een schilderijententoonstelling en blijf staan voor een stil avondlandscnap. Maar hij zit me alweer op de hielen, houdt zich achter mijn rug ergens op en zegt luid met geweldig aplomb: ,.Heel aardig geschilderd... dat perspec- tief... de lucht... die maan is ook hee1 natuur- lijk.... Heriuiner je je wel, Nina, die werken van Tipjajew. 't Li]lot er op..." Ik zit in de opera en boor de „Garmeuf'. Wie komt daar? Hij! Hij gaat op den k! achter mij zitten, met zijn voeten op het sportije onder tegen mijn stoel; hij ringt 5 'ir- de courant gdezen?..." P.J - - - Omtdekte hij dat ik een dikken wang had of luid net verrukkelijke duet mee urt de laa te n gerstenkorrel op m'n oog, dan zou hij, om acte en ik speur, vol ergemis en haat, elke beweging van zijn corpus. Ik hoor ook, hoe hij in de pauze expres luid spreekt om juist mijn aanoacht tot zich te trekken. „Sadodaddws hebben buitengewoon goede gramophoonplaten, sprekend de echte Schal- japin; men lean geen onderecheid hooren." Ja! Hij; is 't, geen ander dan hij. die de handrharmonica de gramophooo, de bios- coop, de photophoon, de biograaf, de phono- graaf, de pathephoon, de muziekdoos, de pia nola, de automobiel, de papieren kragen, de oieografie en de courant heeft uitgevonden. Reddine voor hem is er niet te verwaditen Dkwijls nam ik's nachts de vlucht naar een verlaten zeestrand, naar den uitenstem rots- wand en strekte me in eenzaamheid uit. Maar als een schaduw was hij mij gevolgd, had zich naast me gevleid en plotseling klonk zelfgenoegzaam en overtuigd: "Wat een verrukkelijke nacht, Kaithe, niet- waar? En wat voor wolken! Precies als op een schilderij. En toch, probeerde een kunste- naar die z66 te schilderen, zou niemand) ze aanvaarden." Hij heeft de mooiste oogenblikken dier lief- de, dierbare, heerlijke. onvergetelijke nach- ten der jeugd. Hoe dflcwij'ls, als ik met een mooi „poetisch schepseltje aan den arm, ging langs de stille allee in maanlicht, nam hij onverwachts het aangezicht aan eener vrouw, en zacht liefkozend het hoofd leggend op mijn schouder zei hij! met theatraal pa thos in de stem': „Zegt u mij eens, houdt u van de natuur? Ik wel... ik vergood haar..." Of: ,JLeg mij, geeft u zich graag aan droome- rijen over bij maneschijn?" Hij was veelvoudig, mijn pijniger, en bezat vele aangezichten, dooh steeas bleef hij 6en en dezelfde. Hij gaf zich het uiteriijk van een professor, een dokter, een ingenieur, een dok- teres, een advocaat, een studente, een schrij ver, een grondbezitter, een beambte, een reis- genoot, een bezoeker, een gast, een vreemde- ling, een toeschouwer, van iemandi, die leest, een buurman met vacande buiten. In (Uit het Russisch van A. J. Kuprin.) (Nadruk venboden). Ja, heeren rechters, ik heb hem vermoord! Het medisch onderzoek heeft me, echter te- een W geen prijs, zich t genoegen laten ontnemen om mij toe te schreeuwen: „Lieve tijd, wat mankeert u? Wat ziet u er uilliDat is heel er-r-rg En de deugniet wist <tegelijk best, dat die gezwollen wang mij niet de minste pijn deed noch het oog, maar wel het feit, dat v66r 'hem misschien wel vij'ftig andere idioten de zelfde gedachtenlooze vraag tot mij gericbt hadden. Hit dorstte naar inijn z.elepijn, de ellendding Gewoon'ijk dacht hij mij juist dan te be- zoeken als i'k tot over de ooren in het werk zat. Hij zou dan in een fan ted 1 neerploffen om lakoniek op te merken: ,,AChik stwr, geloof ik?" En dan bleef hij zitten, twee heele uren lang, aldoor alter/ervelendst sprekend over zichzelf en over zijn kindertn. llij merkt dui- delijk op, hoe 'k me krampachtig door de haren strij'k, hoe ik mijn lippen tot bloedens toe samen pers; hij srm.lt in den aarhlik van mijn verneaerende kwelling. [Als hij mij op deze mamer de werklusk voor llangen tijd vergiftigd heeft, staat hij getu- wende op en zegt: „Met jou komt men ook altijd tot habbelen en dat terwijl mijn zakran wachten In den tnein mengt hij- zich steeds in H ge- sprek en zal vragen: „Pardon, denkt u nog ver te reizen?" En verder: „Voor zaken of zoo maar?" „En waar werd u aangesteld „Getrouwd?" „Wettig of zoo maar?" O hoe goed zijn zijne manieren mij be- keno, ik ken ze uit mijn hoofd. Wanneer ik mijn oogen sluit. zie ik hem weer v66r me in levenden lijve. Ik voel weer zijn klop op den schouder, op den rug, op de knie; hij maakt weer van die breede gebaren, precies onder mijn neus, waardoor ik onxhoog schrik en mijn oogen dichtknijip; hij grijpt me weer bij den knoop van' mijn jas en ik voel zijn adem gaan over mijn gezicht; zijn speeksel be- sproeit me. Iiij heeft de gewoonte met zijn voeten onder de tafel te denderen, waardoor de Ihmp rinkinkelt; of hij trommelt, gedu- rende een pauze in de conversatie, met zij® knokige vingera op de rugleuning van mijn stod en zegt dan gewichtig gerekt: nu nja... jaaa," trommelt opnieuw en laat we- derom zijn geliefd ,jiu... nja... jaaa" hooren, En opnieuw klopt hij met zijn beenige vin- gers op de tafelj kijkt geergerd naar de uit- gespeelde troefkaart en scheidt luid: „Nu, wat is dat? En dat daar, en dat?" In heeten, Russisch en woordenstrijd voert hij zijmgeliefkoosd argument aan: „Ach, miin waarde, het zijn dwaasheden, die u zegt. Hoe zoo, dwaasheden?" vraag ik verle- gen. „Wel, omdat u kinderachtigheden debi teert." Wat ik dezen inensch misdaan heb, weet ik niet. Hij, daarentegen heeft een eedi gezwo- re!n om mij mijn bestaam te vergallen en hij heeft er succes van gehad. Aan hem dank ik, dat ik nu een diepen af- schuw gevoel voor de zee, de maan, de luCht, de poezie, de schilderkunst en de muziek. Uit het Engelsch van Adeline Sergeant- 8) Wat Catherine betreft vetborgen in een verafgelegen kamer van het huis en zel- deni in het publiek zich vertoonend zij was bijna vergeten. Niemand dacht emstig aan haar als een mededingster naar het 'hart van John Holdien van de rnooi gekleede, lachende, ooquetfceerende mtisjes van Pair- ford. En toch was er iets in haar droevig ge zicht en1 treurige oogen, dat hem dierbaatider was dan alles, wat de meisjes van Fainfond hem in plaats daarvan konden geven. „Je moet dit keer aan tafel komen", had Dora hiaar gezegd, half bevelend, half oVer- rediend. „Je hebt je te lang_ opges1oten, Kitty. Komi beneden, en ik zal je door mijn- 'heer Chelmsford aan tafel laten brengeni: hij1 is stil, en zal niet met je praten." iMaar Kitty weigerde te komen, en to-en mevrouiw Holden, eni mevrouw Carlton bei- den boos werd en, en een beroep op John dc- den, weende ze even', maar zei qiets, en! keek haar neef al'leen maar smeekend aan. En John anfwoordide kort: ,,Laat Catherine doen wat ze wil. iMevrouw Holden fronste het voorhoofd en Dora kneep haar lippen even samen, terwijl Catherine de kamer uitsloop, alsof ze geen woord meer verdragen kon. Maar geen woord van protest werd geuit; en Kitty ver- Scli6cni niet Fanny vond het diner nogal vervelend. Zij was prachtig uitgedost in wit saitijn, mat een van mmm ihbh .mijn vroege jeugd beging ik de domheid te gelooven, dat deze alien verschillende perso- nen waren, doch't was echter altijd weer hij, en hii alledn. Een bittere ervaring heeft mi; ten slotte zijn naarn doen ontdekken. Het is.. de Russische „intellectuedl Kwelde hij me toevallig niet direct per- soonlijk, dan toch liet hij overal zijn spoor na, zijn visitekaartje. Op de toppen van den Beschtau en Mascnuk vond ik de door hem achtergelaten sinaasappelscMllen, sardinen- blikjes en chocoladepapiertjes. Boven op den klokleetoren der Iwanowskerk, op de graniet- blokken van den Imatra, op de muren van Bachtschisarais, in de Lermontowgrot... over al heb ik zijn handschrift gdezen „Adele nachtigall aus Minsk." „Iwanow." Keller." „Iwanow." yTrophim Pfundleben.'Stadt Samara." ylwanow" ,,Vanaf deze hoogte verheugde zich in den aanblik op de zee Nikodemus Iwanowitsch Makellos. „Iwanow." Ik heb zijn verze® en opmerkingen in alle mogdijke virmdelingen-boeken gelezen: to Puschlcin'a huis. in aUs berghut van Lennon- ow, in dien Keulcasus, in aue klooeters. „Hier waren Tschilcinows uit Peusa, dron- cen wodka en aten caviaar, Wenschen u het zelfde.*' Ik behoefde maar ergens een ooek op te slaan en direct viel mijo aandacht op hem. Dt boek heeft gelezen: Pafnutenko." „De auteur is een stommerik. D auteur heeft Karl Marx niet gelezen." Of plotseling zou ik stuilen op eeoi lange, onduidelijke pole- iniek, die met potlood op den rand van het boek gekrabbeld was. En t spreekt van alle zdf dat niemand dan hij ezelsooren maakt aan alle boeken, bladzijden eruit scheurt en met het boek zijn kaare zal dooven. Heeren rechters, het valt mij moeildjk ver der te gaan. Deze mensch heeft mij be- schimpt, heeft, wat mij lief en heilig was. be- spot en omlaag gehaald. Ik heb lang, lang met me zdf gestreden... Jaren zijn voorbijge- gaan. Mijne zenuwen- werden steeds gevoe- liger... Ik zeg, dat het ons beiden tot stikkens toe benauwa werd in deze wereld. E&i van one beiden moest wijken. Sinds lang reeds heb ik gevodd, dat de een of andere kleinighdd, een onzinnig toe- val mij; tot de misdaad zou drijven. En zoo is't dan ook gebeurd. De bijzonderheden zijn u bekend. De spoorwegcoujte was dermate bezet dat de passagiers ala haringen gepakt stonden. Hij echter bad! men vrouw en- zoon een gymna- siast uft de'laagste klasse en; een hoop ba- gage twee banken ingenomen. Hij droeg toen ae uniform van een- minister van Scnoone Kunsten. Ik trad naar voren en' vroeg: ,,ls hier nog een plaats vrij?" Hij antwoordde, zooals een buldog doet met een been v66r zich, zonder mij aan te zien Neen, hier zit nog earn meneer; die din- gen daar behooren hem. Hij zal wel direct komen." De trein zette zich in beweging. Ik bleef echter expres in zijn buurt staan. Wij had den misschien reeds tien werst afgelegd. De bewuste meneer verischeeni niet. Ik stond nog steeds, zweeg en keek neer op den paeda- goog. Ik overlegde bij mezelf, dat bij hem het geweten toch met heelemaal dood kon zijn. Te vergeefs. Wij legden weer vele wer- sten af. Hij; haalde een mand met eetwaren voor den dag en begon te ontbijten. Daarop dionken ze thee. Over den suikervoorraad on'istond er een kleine familietwist. „Petja! Waarom heb jiji stiekum de suiker weggenomen?" „Op mijn eerewoord, papaatje, ik heb niets weggenomen. Ik zwaar t.' „Zweer niet en lieg niet! Ik heb expres vanmorgen de klontjes geteld. Het wareu er achttien en nu zijn er nog maar zeventien." „Maar God, Vadertje! „Je moogit niet vloeken Het is een schan- de o-m te Liegen. Ik kan je alles vergeven, maar een leugen niet. Het zijn lafaards, die liegen.. Wie liegt, kan ook moorden, steten, trouw aan zijn Keizer ibreken en zijn vader- land verraden." ,En zoo ging't maar steeds verder, tot in t oneindige... Al deze redeneeringen had ik reeds vemomen in mijn annzaligen kinder- tijd, toen hij nog mijn gouvemeur was; daar- na toen hij mijn klassenleeraar werd, en la ter, toen hij in de gematigste cauranten on der yStemmen uit het puhliek schreef. Ik mengde mij in den strijd. „U Scheldt uw zoon voor leugenaar uit en gij zelf liegt in zijn tegenwoordigheid, door te beweren dat deze plaats door den een of anderen heer bezet is. Waar is deze meneer? Toont hem mij!" De paedagoog werd blauwrood en rolde met de oogen: „Ik verzoek u, vreemde reisgenooten niet lastig te vallen. wanneer het woord niet tot u gericht wordt. Dat zou wat moois zijn, als-iedereen zich maar 't recht veroorloofde iemand' aan te spreken. Conducteur, ik maak u er op attent dat deze persoon op onbe- schaamde manier vreemden lastig valt; ik verzoek u maatregelen te treffen, anders za ik de politie-directie daarvan in kennis stel- len en de zaak in het klachtenboek aange- ven.'' De conducteur zond mij een goedmoedigen' glimlach toe en verwijderde zidi. De paeda goog echter kon niet zoo gauw tot rust ko men. „Waar men u nu met rust wil laten, laat dan nu ook anderen met rust. En naar uw hoed en boord te oordeden, is u schijnbaar cen initellectucel ook nog... Had een boer of handwerksman zich zoo iets dun-en- permit- teeren... maar, neen, een intdlectueel Intel-lec-tueelDe beul heeft mij beul ge- schimpt! Good zoo!... Hij heeft meteen zijn halsket'iing van amiethisten, waarop ze heel tr-otsch was, en ze vondi, dat 'haar toilet weg- geworpen was een froep-je prozaische stedelijke magnaten-, waar bijna geeni enkele jonge man bij! was. Want zij beschiouwde John HOlden niet als een „jongen man." O, neen! hij zag er ouder uit dan hij; was, en hij was over de dertig; en hij. danste nooi't, glim- lachte zelden-, en scheen altijd aan iets an ders te denken,'a!lis men met hem sprakAls er iemand bestead, aan wien niets was, dan- was het John Holden. En tech was het voomamdijk om hem, dat zij haar wit saltijnen japon en amethisten had aangedaan. Zij- kende het him vrij goed, want zij' had er dikwijls met Dora gespedd, toen zij; beiden- kinderen warm; zoodat net gemakkdij'k voor haar was em plannetje uit te voeren, dat zij gemaakt had, terwijl zij zich dim avond kleedde. Tom de dames na -het diner naa-r dm saion gingm, bleef zij achter ondier voor- wmdsel van een standiaard' met bloernm- in de gang te bewanderen. Dora was bazig haar moedei* van de erne kamer in de andere te helpm, m -merkte niet, dat zij verdwenen was. Toen mevrouw Holden later, een beetie omrustig zei: „ik zie juffronw Rothwdl nietr an'twoordde Dora: Misschien is zij in de serre, of haar mu ziek gaan halm," en ze dacht er verder niet aan. 'Mevrouw Carlton vond, diat Fanny wel voor zich zelf kon zorgen-. Intusschen was Fanny naar boven geslo- pen, en -langs em gang, die zooals zij wist, naar Catherine's kamer leidde. Hier stead do oogen oode bezoekster een oogenblik wei- felend stil. Do deur wtas half opm enctob- vonnis uitgesprokm! Uit den zak van zijn over jas haalde flc den revolver te vooischijn, haalde de haan over, rich'tite't wapen tusschm de oogen van (tea paedagoofr en zei rustig „Bid!" Hij verbleekte en edireeuwde: ,,H...u...l...p!" Dat was zijn laatste woord. De haan kmp- te.. 'tx Mijne heeren, rechtm, ik heb goPmdigd. Ik herhaal u, berouw noch meddijden ver- om-trusten mijn ziel. W-el knaagt aan mij nog een vreeselijke godachte. en zal eeuwig aan mij knagen. tot aan't emde mijner levensda- gen, waar ik ze ook zal doorbrengen in de gevangenis of in't kraokzinnigengesticht „Hij heeft em zoon nagdafen m wat nu, als deze dm aard van zijn vader geferfd maghebbm?" v Rechtzaken. VOOR DEN POLITIE-RECH'TER. Zitting van Maandag 5 Maart. D1EFSTAL VAN ANTHRACIET. N-. E. V L. en 1. J. J. K., woonwagenbewo- ners, hebben uit een spoorwagon, staande op de Handelskade, in dm nacht van 2 l ebruari cm hoeveelheid anthraciet ontvreemd. Zij werdm op heeterdaad betrapt door dm agent van politic Teitsma. Bekl. K. alleen was ver- schenm. Hij bekende het feitarmoede was de oorzaak. In zijn gezin was de vrouw ziek en 2 kinderen en hij had gem geld om brandstcf te koopen. De diefsta 1 is gepleegd omstreek3 10.15 in dm avond. Bekl. K. is nog nimmcr veroordeeld. Van L. echter is mecrmalen ge- straft. De officier noemde het em zeer ernstig delict, dicfstal uit onbeheerd staande goede- rmwagens. Eisch te-gm K. f 20 boete subs. 20 dagem hecht. en met het oog op zijin min der gunstige antecedmten tegen v L. 1 maand gev. Beklaagden werden door dm po- htie-rechter veroordeeld en wel bold. K. em voorwaardelijke geldboete van 15 subs. 15 dagm hecht. met 1 jaar proeftijd m de bekl v L. tot 15 boete 9ubs. 15 dagm envoor- waardelijk. VERNIELING. E>e los-werkman Jan M. te Noordschar- woude heeft zich in den nacht van 1 op 2 Ja- nuari te Ursem schuldig gemaakt aan vernie- ling van twee glasruiten in het cafe, bewoond door Jacob Zuurbier. Deze dimde thans em eisch tot schadevergoeding in tm bedrage van 8. Bekl. was met em clubje andere jongelui. Hij verkeerde onder dm invloed van sterken drank en verlangde dat Zuurbier hm nog zou tappen, wat door dezm werd geweigerd. Ook bij. dm cafehouder Bijman hebbm de heeren spectakel gemaakt en werd evmeens em ruit vemield. Bekl. staat bekmd als em misbrui- ker van sterken drank en een lastig persoon wanneer hij beschonken is Bekl. bekende dit allemaal. Eisch 35 boete subs. 35 dagen hecht. Vonnis 30 boete subs. 30 dagm hecht., met schadebetaling van de vemidde ruiten. NOG EENS VERNIELING. Ook D. de B. was niet verschenm. Hij be- hoorde mede tot het hiervoren genoemde ru- moej'ige clubje. Hij heeft in denzelfden nacht bij dm caf. houder S. Bijman te Ursem twee ruiten vemield. Er werd verlangd, dat Bij man hen zou tappen. Toen Bijman weigerde, werd hij met em groot mes bedreigd. Daar op werd em ruit ingeslagen en em ander in- geworpen met een dikke suikerbiet. Het O. M. vorderde tegen bekl. 35 boete subs. 35 dagen hecht Vonnis als in de vorige zaak. STRANDJUTTERIJ. M. T. C. en C. J. te Vlieland stonden te- recht terzake dat zij in November hebbm weggenomen een hoeveelheid aangespoeld hout. Het medegenomen hout is in em schuur verborgen onder het hooi. Beklaagden bekm- dm. Zij dachten niet dat er zooveel kwaad bij was, maar wisten toch wel dat zij het hout naar de Strandvonderij hadden moeten brm- gm. Eisch: tegen iedet 15 boete subs. 15 da gm hecht. Vonnis: voor le bekl. 20 boete subs. 20 dagm hecht., voor 2e bekl. 15 boete subs. 15 dagen hecht. DIEFSTAL VAN EEN HOED. Een der passagiers van de laatste Zondag- avond-tram Alkmaar—Haarlem heeft in den nacht van 14 op 15 Januari zich1 onder Cas- tricum zich wederrechtelijk toegeeigend em aan J. Pennings. een anderen passagier, toe- beh-oorendeni hoed. Bekl. bekende't feit, maar noemde het em „lolletje". Pennings heeft zijn hoed terug gekregen, doch eerst nadat hiji 2 kwartjes aan een ander uit het clubje heeft ter hand gesteld. De verdere behandeling van deze zaak werd mer in bijna voifcotnen duistemis gehuld. Een flikkering van het vuuf was het eenige licbh. Was de kamer ledig? Fanny aarzelde even, en duwde torn de deur open. Neen, Catlierine was er: ten minster er zat em vrouwelijke gedaante in een- zwarte japon, gedibkm in em steel bij het zwak flikkerend-e vuur, met hnar gezichit verborgm op haar armen. Sommige vrouwm zouden gevreesd ho'^-m, inbreuk te maken op dilt beeld der wan-hoop, maar Fanny Rothwdl kende gem vrees. Na het eerste oogenblik trad ziji die donkeie -ka mer vender binnen, haar wit satijnen japon glom, haar jnweelm sdhitterden, telkens als de vl'am van het vuur hooger werd en em rooden gloed over haar wierp. yZoo Ca-iherine," zei ze, met haar gewone stem, die meestal wat hard en seherp was, als zij niet door ,^ezelschapsmanieren" ver- zacht werd, ,Jioe maak je het? Ik heb je in tijdto niet gezien. Waarom bm je niet aan het diner gekomen? Ik ben je komlm opzoe- ken- om je wat op te vroolijkm." Catherine lichitte het hoofd langzaaffli van haar amnm. op, m keek zwijgend naar haar onwelkome bezneikster, maar zij; scheen Fan ny's uitgestokm hand niet te zien. „Het was beneden zoo warm1, daaroml bra ik -boven gekomen, omi wat koel te worden-. Ik zal- gaan zitten, als je het goedvindtem zou je het vuur niet wat oppoken? Zoo is't good: ik houd van em lekker vuurtie. Nu -kan ik je zien. Wat bm' je m-ager mi bleek je bent heelentaal veranderd. Daarom kom je zeker liever niet beneden Nog geen antwoord. Fanny begon boos te worden-, en besloot verder te polsen. „Al9 ik j« wiaa, MWy, sou ik toe tali winnm en beneden komen, als de Ho-ldiens weer em diner geven. De menschen gaan zoo over je praten. Ik weet zeker, dat je het niet weet, maar zij zeggen, dat je je schaamt om je gezicht te toonen. Dat is niet heel -pret- tig voor de Hoidms, vind' je wel?" Waarom zei Catherine met een zander- ling harde stem, „waarom zeg£en ze, dat ik me schamen zou Fanny haalde haar witte schbuders op. „Dat ka-n j-ij^beter zeggm dan ik, vind je niet?' vroeg zij. „Ze dmken natuurlijk, dat er iets verkeerds met je was, torn je niet thuis waart: -ie'ts, dat niemand mag weten. Je vrienden geloovm dat niet; maar het zou heusah veel ;beter zijn, als je wat openhanti- ger sprak, Catherine. Als je mij nu zei „lk hd> niets te zeggm", zei Catherine hard-. „0, maar er moet iets te zeggen zijn. Waar was je bij; voorbeeld al dim itijd? Op schoo", zeggen de Holdens: maar niemand: gelooft het. Waar was je Catherine?" Catherine stond op, en ging met een ge- baar van afkeer van haar ondervraagster weg. ,;Het gaat je met aan. „Jai, het gaat me wel aan, en iedereen, die die bij de Holdens aan huis komt", zei Fan ny seherp. pHet betreft -het aanzien van de geheele fa-nulie. Je denkt zeker dat John Hol den met je trouwem zal, en dat iedereen het geheim van het verieden vergeten zad. Maar ik verzeker je, dat ze dat niet .zullen dom. Het zal als een walk je omgeven, toidart het opgehelderd Ss en iedereen de waarheid weet." Catherine stond in de schaduw, haar hand group zenjuwachcig aehoanabawiftianscl, en ze richtte zich op tegm dm muur als in het nauw gedrevm. Maar ze zei allem. „Ik trouw niet met John Holden." „Wacht maar, tot hij je vnaagt, zooals de geheele werdd zegt, dat hij doen zal. Ik vind hem em grooten dwaas, dat hiji zooveel moeite doet; want niemand- zal vergeten dat zijn vrouw em gesch iecfcnis heeft em geheim, dat over haar hangt, en de men schen zullen niet graag -bij hern aan huis ko men. Hot is daarom in je ei^en belang, dat ik je raad, vrijuit te spreken en de men schen wat meer te ontrnoetenwant jc weet niet maar misschien kan je het je voor- Slellen wat zij, van je zeggen, en hoe het John Holden- zal treffen, alls ja met hem trouwt." „Ec heb je al gezegd," zei Oatherine met zachte, droevige stem? „dat ik gem plan heb John Holden of iemand anders te trou- wen." Fanny was op het punt ite antwoordem, toen de fclank van voetstappm op de gang haar stil deed' zijn. De deur werd bijna onmiddel- lij'k daama opengedaan en John Holden's diepe stem -klonk in de kleine, door het vuur verlichte kamer. Is u hier, juffrouw Rothwell? Wij; zijn juist uit de eetkamer gekomen, en veriangen naar wat muziek. Ik zie, dat u -Catherine een -bezoek brengt." Hij -keek seherp naar Catherine, terwijl hij sprak, maar zij1 was nog1 in de schaduw, en hij kon haar gezicht met zien. Alleen u-it haar volstrekt stilzwijigen kon hij raden, zoo als hij' haar kende, dat het onderhondl van opgewonden aard was geweest. Fanny uitte een zenuwachtig lachje, en begon vlug te praten. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5