AlKmaarschB Gourant
Het laatste woord.
Eindelijk weergevonden
Honderd Vijf en Twlntigste Jaargang,
Pinsdag 6 Maart.
De nood In den tuinbonw.
Feuilleton.
Ho. 55 1®2»
Niog emmiaal wil ik tmkele woorden aan de-
ae gewitiiaiae zaak, wajden.
Aujo baao airtiikelea over dit oaderwerp
hebixw in de Nteuwe Hoornsche Courant van
27 Febr. ji. teniae muckdeeungra- uitgelokt
van dei lid vain gedeputeerde state® den heer
A, W. MAchilse turn tk daarvoor zeer erken-
teliik ben.
iDe deer Michrls zegt daarin ten aanzien
van de voorwaardra, waar onder de piovincie
zicd kan borgstellten: Alles liangt eedter
van de uitvoering af". Ook lees ii in zijn stuk
Overiigens hungt het in eerste instamnie van
de plaauselijke comnussies af'. Gevra die een
gunsiig advies, gegrond op de gpgevens, die
wordun verstt ckt, dan zal er in de provindale
coiniiiissie, die leitelijfk bcslish geen geest van
krentengdeid hoerscden." Ook krijgen wij de
verzekering dat on de provinciate oommissie,
waaraan de deer Midiels door gedeputeerde
staten is toegevoegd, de credietaanvragen lyel
met nauwgezctheid, dochi oak met die warmte
van hart zulleni worden betoandeld, welke
door den nood! in den tu-inbouw gpwettigd is.
Ik vemeem deze verzekeringen met genoe-
gen en verheug me ze van het lid van gede
puteerde staten, aan wien de bedaitiging van
de ituinbouwbelangen meer in het bijzonder is
toevertrouwd, ite hebbm uitgelokt, maar ik wil
er toch ook gaarne aan toevoegea dat ik niet
anders van hem had verwacbt.
Maar het Lid! van gedeputeerde staten
Khrijlft ook het volgende: „Al-gemeene voor
waardra, waaronder crediet wordt verlecnd,
euilloni dus altijd hard klxolken, en waar zij
door de overhad worden opgesteld, zullen zij
gilitiijd wat uitvoeriger en strenger schijnen dan
in detf particuiliere, omdat de overheid hier
nog op vreemd terrein is, dus ziich uiteraard
met meerdere w-aarborgep omgeven wil, en
ookl, omdlai ziji ten' slotite veramwoording
schiildig is aan de veruegenwoordigers, die
baar ikozeu."
Hier erkent dus hiet lid van gedeputeerde
staten de hardheid, de uiitvoerigiheid, de
strengheid en nu moet ik toch doen opmerken,
dat zijn ibewering alsof allies van de uitvoe
ring afhangit toch niet van toepassing is op
al- die strenge bepalingen. Die kuumen toch
met zoo maar verdonkeremaand worden? Ik
vraag bijv. mogmaals: waarom die enge bepa-
linig, dat een gemeente zich niet voor de res-
teeren-de 10 pet. mag borgstellen? En zoo is
er vriji wait meer ik zal diat nu niet herhia-
ien waaraan een nog zoo soepele toepas-
Rimig niets kan veranderen, omdat het voor-
schrift in den meesi positieven vonn is gesteld
en gem afwijking toelaat.
Ben ik dus dankbaar voor de toezegging
van het geachte lid van gedeputeerde staten
omitremt vrijgevige toepassing, voldaan1 kan
ik toil mijn spijtt niet zijin. Ik had zoo heel
gaarne geziea een teezeggingi, dat hij zal me-
dewerken aan een herziening van enkeleal te
strange bepalinge. Ik zou daarop, nu hij zoo
welvvillend op miijm beschouwiingen ingmg,
alsnog willen aandringen.
D dan zou ik ook zijn steup willen vragen
bij- de overweging van verder strekkende
maatregelen, die naar ik hoop, niet n-oodi-g
zul'Len blijken, maar toch wel ems noodig zou-
deni kuinnen zijn, in het volgendi seizoen. De
heer Michels zegil nu maar alleengeen der
statenteden gaf een middel aan, waardoor die
steun iets anders dan in den vonn van cre
diet kon warden verleend. Dat cunsiveert hij
zelfs. Waarom doet hij dat? Hi| meene niet,
dat ik wad die andere middden betreft aan ge-
diepueerde staten iets verwijlt. Hij weet toch
wel, dat >als ik meen 'aan gedeputeerde staten
iets te verwijten te hebben en dat komt in-
deidaad nu en dan voor ik gewooo ben het
eerlii'k en randuiit te zeggen. Ik wees, dat de
tulhbouw nog wel eemiigen tijd zeer bijzonde-
re zorgen van de zijde der rijiks- en provineia
le ovedheden noodig zal hebben en het is
diaarom dat ik voor de toekomst thans enkele
middden ter nadere overweging naar voren
bracht. Regeeren is vooruitzien, heeft immers
ook de gedepqiteerde nog kort geleden laten
hooren. Dat wij' daarbij soljouder aan schou-
der mogen gaan?
Pumiei'end. 'D. KOOIMAN.
vergeefs een uitiweg overgelateo, ilk zal er
geen gebruik van maken.
Ik heb hem bij mijn voile verstand en bij
voile bezanning gedood; bewust, overtuiga,
koelbloedig, zander eenig berouw, zonder
vrees nadh weifeling. Lag het in uw1 raacht
den giestorvene opnieuiw m het leven terug te
roepenik' zou mijn misdaad herhalen.
Hij heeft mij steeds en overal vervolgd.
Duizendvoudig warm de menschelijke ge-
zachtea, welke hij aannam en hij deinsdte er
zelfs niet voor terug, de onbeachaamde, orn
zich ala een vrouw te verkleeden. Hij vermomir
die zidi als familielidi, als goede vriend, als
'n collega en goede bekende. Hij vennocht
zich elken leeftjd te geven door middel van
wat opgelegdfe verf. Maar in 'n kind kon hij
zich nidt veranderen, dat leek hem niet, dan
werd hij bespotteliik.
iHij heeft mijn heele leven lang zich aan
mij opgedrongen m heeft het vergiftigd.
Hen allervreeselijkste was echter, dat ik
elk zijuer woorden, elke beweging en elke
hanaeling reeds van te voren kende.
Als hiji mij ontmoette, dan spreidde hij
breed zijn armen uit en sprak op zangerigen
toon:
Ah! Wie zie ik daar? wat een ccuwig-
h«d... en... hoe maakt u het?"
En meteen in hetzelfde o^genblik gaf hij
zichzelf ook het antwoord, hoewel ik hem
nooit naar iets gevraagd had
„Ik dank u, net gaat wel. Steeds wat be-
ter. Hleeft u al
,,ToMoI -- hrult h!J in' woorden, 8chri*fe-
Ujk en gddrukt. >rZijini vearmogen herft hij
aan zijn vrouw yermaakt, en zelf... En wart
heeft hij torn met Turgemeff gediaanSchoe-
nen heeft hij gemaakt... Oroote schrijver van
't Russische land... Hoera!...."
..Pushkin? O, dat is er een, die de taal go-
schapen heefti. Herionert u zich hoe hij er-
gens zegt: „Stil is de Ukrainische nacht; de
hemel is doorzkhtig... En zijn vrouwf weet
u, heeft dien... En in de derde afdeeling, u
weet toch, wat mem daar met bem gedaan,
heeft? Ja, hcrinnert u zich?... PsstL. hier
zijni geen dames, beriunert u zich dat kleine
versje van hem:
,,ln ®t bootje varen we zoo sitille,
Em onder ondier spookt't water*..."
„Do®tojewsky Heef't u gelezen, hoe hij op
zekeren nacht bij Turgemeff kwam om boete
te doeni... En Gogol 1... kemti u de ziekte, waar
aan hij leed?"
Ik bezoek een schilderijententoonstelling en
blijf staan voor een stil avondlandscnap.
Maar hij zit me alweer op de hielen, houdt
zich achter mijn rug ergens op en zegt luid
met geweldig aplomb:
,.Heel aardig geschilderd... dat perspec-
tief... de lucht... die maan is ook hee1 natuur-
lijk.... Heriuiner je je wel, Nina, die werken
van Tipjajew. 't Li]lot er op..."
Ik zit in de opera en boor de „Garmeuf'.
Wie komt daar? Hij! Hij gaat op den k!
achter mij zitten, met zijn voeten op het
sportije onder tegen mijn stoel; hij ringt 5 'ir-
de courant gdezen?..." P.J - - -
Omtdekte hij dat ik een dikken wang had of luid net verrukkelijke duet mee urt de laa te
n gerstenkorrel op m'n oog, dan zou hij, om acte en ik speur, vol ergemis en haat, elke
beweging van zijn corpus. Ik hoor ook, hoe
hij in de pauze expres luid spreekt om juist
mijn aanoacht tot zich te trekken.
„Sadodaddws hebben buitengewoon goede
gramophoonplaten, sprekend de echte Schal-
japin; men lean geen onderecheid hooren."
Ja! Hij; is 't, geen ander dan hij. die de
handrharmonica de gramophooo, de bios-
coop, de photophoon, de biograaf, de phono-
graaf, de pathephoon, de muziekdoos, de pia
nola, de automobiel, de papieren kragen, de
oieografie en de courant heeft uitgevonden.
Reddine voor hem is er niet te verwaditen
Dkwijls nam ik's nachts de vlucht naar een
verlaten zeestrand, naar den uitenstem rots-
wand en strekte me in eenzaamheid uit. Maar
als een schaduw was hij mij gevolgd, had
zich naast me gevleid en plotseling klonk
zelfgenoegzaam en overtuigd:
"Wat een verrukkelijke nacht, Kaithe, niet-
waar? En wat voor wolken! Precies als op
een schilderij. En toch, probeerde een kunste-
naar die z66 te schilderen, zou niemand) ze
aanvaarden."
Hij heeft de mooiste oogenblikken dier lief-
de, dierbare, heerlijke. onvergetelijke nach-
ten der jeugd. Hoe dflcwij'ls, als ik met een
mooi „poetisch schepseltje aan den arm,
ging langs de stille allee in maanlicht, nam
hij onverwachts het aangezicht aan eener
vrouw, en zacht liefkozend het hoofd leggend
op mijn schouder zei hij! met theatraal pa
thos in de stem':
„Zegt u mij eens, houdt u van de natuur?
Ik wel... ik vergood haar..." Of:
,JLeg mij, geeft u zich graag aan droome-
rijen over bij maneschijn?"
Hij was veelvoudig, mijn pijniger, en bezat
vele aangezichten, dooh steeas bleef hij 6en en
dezelfde. Hij gaf zich het uiteriijk van een
professor, een dokter, een ingenieur, een dok-
teres, een advocaat, een studente, een schrij
ver, een grondbezitter, een beambte, een reis-
genoot, een bezoeker, een gast, een vreemde-
ling, een toeschouwer, van iemandi, die leest,
een buurman met vacande buiten. In
(Uit het Russisch van A. J. Kuprin.)
(Nadruk venboden).
Ja, heeren rechters, ik heb hem vermoord!
Het medisch onderzoek heeft me, echter te-
een W
geen prijs, zich t genoegen laten ontnemen
om mij toe te schreeuwen:
„Lieve tijd, wat mankeert u? Wat ziet u
er uilliDat is heel er-r-rg
En de deugniet wist <tegelijk best, dat die
gezwollen wang mij niet de minste pijn deed
noch het oog, maar wel het feit, dat v66r
'hem misschien wel vij'ftig andere idioten de
zelfde gedachtenlooze vraag tot mij gericbt
hadden. Hit dorstte naar inijn z.elepijn, de
ellendding
Gewoon'ijk dacht hij mij juist dan te be-
zoeken als i'k tot over de ooren in het werk
zat. Hij zou dan in een fan ted 1 neerploffen
om lakoniek op te merken:
,,AChik stwr, geloof ik?"
En dan bleef hij zitten, twee heele uren
lang, aldoor alter/ervelendst sprekend over
zichzelf en over zijn kindertn. llij merkt dui-
delijk op, hoe 'k me krampachtig door de
haren strij'k, hoe ik mijn lippen tot bloedens
toe samen pers; hij srm.lt in den aarhlik van
mijn verneaerende kwelling.
[Als hij mij op deze mamer de werklusk voor
llangen tijd vergiftigd heeft, staat hij getu-
wende op en zegt:
„Met jou komt men ook altijd tot habbelen
en dat terwijl mijn zakran wachten
In den tnein mengt hij- zich steeds in H ge-
sprek en zal vragen:
„Pardon, denkt u nog ver te reizen?"
En verder:
„Voor zaken of zoo maar?"
„En waar werd u aangesteld
„Getrouwd?"
„Wettig of zoo maar?"
O hoe goed zijn zijne manieren mij be-
keno, ik ken ze uit mijn hoofd. Wanneer ik
mijn oogen sluit. zie ik hem weer v66r me in
levenden lijve. Ik voel weer zijn klop op den
schouder, op den rug, op de knie; hij maakt
weer van die breede gebaren, precies onder
mijn neus, waardoor ik onxhoog schrik en
mijn oogen dichtknijip; hij grijpt me weer bij
den knoop van' mijn jas en ik voel zijn adem
gaan over mijn gezicht; zijn speeksel be-
sproeit me. Iiij heeft de gewoonte met zijn
voeten onder de tafel te denderen, waardoor
de Ihmp rinkinkelt; of hij trommelt, gedu-
rende een pauze in de conversatie, met zij®
knokige vingera op de rugleuning van mijn
stod en zegt dan gewichtig gerekt: nu
nja... jaaa," trommelt opnieuw en laat we-
derom zijn geliefd ,jiu... nja... jaaa" hooren,
En opnieuw klopt hij met zijn beenige vin-
gers op de tafelj kijkt geergerd naar de uit-
gespeelde troefkaart en scheidt luid:
„Nu, wat is dat? En dat daar, en dat?"
In heeten, Russisch en woordenstrijd voert
hij zijmgeliefkoosd argument aan:
„Ach, miin waarde, het zijn dwaasheden,
die u zegt.
Hoe zoo, dwaasheden?" vraag ik verle-
gen.
„Wel, omdat u kinderachtigheden debi
teert."
Wat ik dezen inensch misdaan heb, weet
ik niet. Hij, daarentegen heeft een eedi gezwo-
re!n om mij mijn bestaam te vergallen en hij
heeft er succes van gehad.
Aan hem dank ik, dat ik nu een diepen af-
schuw gevoel voor de zee, de maan, de luCht,
de poezie, de schilderkunst en de muziek.
Uit het Engelsch van Adeline Sergeant-
8)
Wat Catherine betreft vetborgen in
een verafgelegen kamer van het huis en zel-
deni in het publiek zich vertoonend zij
was bijna vergeten. Niemand dacht emstig
aan haar als een mededingster naar het 'hart
van John Holdien van de rnooi gekleede,
lachende, ooquetfceerende mtisjes van Pair-
ford. En toch was er iets in haar droevig ge
zicht en1 treurige oogen, dat hem dierbaatider
was dan alles, wat de meisjes van Fainfond
hem in plaats daarvan konden geven.
„Je moet dit keer aan tafel komen", had
Dora hiaar gezegd, half bevelend, half oVer-
rediend. „Je hebt je te lang_ opges1oten,
Kitty. Komi beneden, en ik zal je door mijn-
'heer Chelmsford aan tafel laten brengeni: hij1
is stil, en zal niet met je praten."
iMaar Kitty weigerde te komen, en to-en
mevrouiw Holden, eni mevrouw Carlton bei-
den boos werd en, en een beroep op John dc-
den, weende ze even', maar zei qiets, en! keek
haar neef al'leen maar smeekend aan. En
John anfwoordide kort:
,,Laat Catherine doen wat ze wil.
iMevrouw Holden fronste het voorhoofd en
Dora kneep haar lippen even samen, terwijl
Catherine de kamer uitsloop, alsof ze geen
woord meer verdragen kon. Maar geen
woord van protest werd geuit; en Kitty ver-
Scli6cni niet
Fanny vond het diner nogal vervelend. Zij
was prachtig uitgedost in wit saitijn, mat een
van mmm ihbh
.mijn vroege jeugd beging ik de domheid te
gelooven, dat deze alien verschillende perso-
nen waren, doch't was echter altijd weer hij,
en hii alledn. Een bittere ervaring heeft mi;
ten slotte zijn naarn doen ontdekken. Het is..
de Russische „intellectuedl
Kwelde hij me toevallig niet direct per-
soonlijk, dan toch liet hij overal zijn spoor
na, zijn visitekaartje. Op de toppen van den
Beschtau en Mascnuk vond ik de door hem
achtergelaten sinaasappelscMllen, sardinen-
blikjes en chocoladepapiertjes. Boven op den
klokleetoren der Iwanowskerk, op de graniet-
blokken van den Imatra, op de muren van
Bachtschisarais, in de Lermontowgrot... over
al heb ik zijn handschrift gdezen
„Adele nachtigall aus Minsk."
„Iwanow."
Keller."
„Iwanow."
yTrophim Pfundleben.'Stadt Samara."
ylwanow"
,,Vanaf deze hoogte verheugde zich in den
aanblik op de zee Nikodemus Iwanowitsch
Makellos.
„Iwanow."
Ik heb zijn verze® en opmerkingen in alle
mogdijke virmdelingen-boeken gelezen: to
Puschlcin'a huis. in aUs berghut van Lennon-
ow, in dien Keulcasus, in aue klooeters.
„Hier waren Tschilcinows uit Peusa, dron-
cen wodka en aten caviaar, Wenschen u het
zelfde.*'
Ik behoefde maar ergens een ooek op te
slaan en direct viel mijo aandacht op hem.
Dt boek heeft gelezen: Pafnutenko." „De
auteur is een stommerik. D auteur heeft
Karl Marx niet gelezen." Of plotseling zou
ik stuilen op eeoi lange, onduidelijke pole-
iniek, die met potlood op den rand van het
boek gekrabbeld was. En t spreekt van alle
zdf dat niemand dan hij ezelsooren maakt
aan alle boeken, bladzijden eruit scheurt en
met het boek zijn kaare zal dooven.
Heeren rechters, het valt mij moeildjk ver
der te gaan. Deze mensch heeft mij be-
schimpt, heeft, wat mij lief en heilig was. be-
spot en omlaag gehaald. Ik heb lang, lang
met me zdf gestreden... Jaren zijn voorbijge-
gaan. Mijne zenuwen- werden steeds gevoe-
liger... Ik zeg, dat het ons beiden tot stikkens
toe benauwa werd in deze wereld. E&i van
one beiden moest wijken.
Sinds lang reeds heb ik gevodd, dat de
een of andere kleinighdd, een onzinnig toe-
val mij; tot de misdaad zou drijven. En zoo
is't dan ook gebeurd.
De bijzonderheden zijn u bekend. De
spoorwegcoujte was dermate bezet dat de
passagiers ala haringen gepakt stonden. Hij
echter bad! men vrouw en- zoon een gymna-
siast uft de'laagste klasse en; een hoop ba-
gage twee banken ingenomen. Hij droeg toen
ae uniform van een- minister van Scnoone
Kunsten. Ik trad naar voren en' vroeg:
,,ls hier nog een plaats vrij?"
Hij antwoordde, zooals een buldog doet
met een been v66r zich, zonder mij aan te
zien
Neen, hier zit nog earn meneer; die din-
gen daar behooren hem. Hij zal wel direct
komen."
De trein zette zich in beweging. Ik bleef
echter expres in zijn buurt staan. Wij had
den misschien reeds tien werst afgelegd. De
bewuste meneer verischeeni niet. Ik stond nog
steeds, zweeg en keek neer op den paeda-
goog. Ik overlegde bij mezelf, dat bij hem het
geweten toch met heelemaal dood kon zijn.
Te vergeefs. Wij legden weer vele wer-
sten af. Hij; haalde een mand met eetwaren
voor den dag en begon te ontbijten. Daarop
dionken ze thee. Over den suikervoorraad
on'istond er een kleine familietwist.
„Petja! Waarom heb jiji stiekum de suiker
weggenomen?"
„Op mijn eerewoord, papaatje, ik heb niets
weggenomen. Ik zwaar t.'
„Zweer niet en lieg niet! Ik heb expres
vanmorgen de klontjes geteld. Het wareu er
achttien en nu zijn er nog maar zeventien."
„Maar God, Vadertje!
„Je moogit niet vloeken Het is een schan-
de o-m te Liegen. Ik kan je alles vergeven,
maar een leugen niet. Het zijn lafaards, die
liegen.. Wie liegt, kan ook moorden, steten,
trouw aan zijn Keizer ibreken en zijn vader-
land verraden."
,En zoo ging't maar steeds verder, tot in
t oneindige... Al deze redeneeringen had ik
reeds vemomen in mijn annzaligen kinder-
tijd, toen hij nog mijn gouvemeur was; daar-
na toen hij mijn klassenleeraar werd, en la
ter, toen hij in de gematigste cauranten on
der yStemmen uit het puhliek schreef.
Ik mengde mij in den strijd.
„U Scheldt uw zoon voor leugenaar uit en
gij zelf liegt in zijn tegenwoordigheid, door
te beweren dat deze plaats door den een of
anderen heer bezet is. Waar is deze meneer?
Toont hem mij!"
De paedagoog werd blauwrood en rolde
met de oogen:
„Ik verzoek u, vreemde reisgenooten niet
lastig te vallen. wanneer het woord niet tot
u gericht wordt. Dat zou wat moois zijn,
als-iedereen zich maar 't recht veroorloofde
iemand' aan te spreken. Conducteur, ik maak
u er op attent dat deze persoon op onbe-
schaamde manier vreemden lastig valt; ik
verzoek u maatregelen te treffen, anders za
ik de politie-directie daarvan in kennis stel-
len en de zaak in het klachtenboek aange-
ven.''
De conducteur zond mij een goedmoedigen'
glimlach toe en verwijderde zidi. De paeda
goog echter kon niet zoo gauw tot rust ko
men.
„Waar men u nu met rust wil laten, laat
dan nu ook anderen met rust. En naar uw
hoed en boord te oordeden, is u schijnbaar
cen initellectucel ook nog... Had een boer of
handwerksman zich zoo iets dun-en- permit-
teeren... maar, neen, een intdlectueel
Intel-lec-tueelDe beul heeft mij beul ge-
schimpt! Good zoo!... Hij heeft meteen zijn
halsket'iing van amiethisten, waarop ze heel
tr-otsch was, en ze vondi, dat 'haar toilet weg-
geworpen was een froep-je prozaische
stedelijke magnaten-, waar bijna geeni enkele
jonge man bij! was. Want zij beschiouwde
John HOlden niet als een „jongen man." O,
neen! hij zag er ouder uit dan hij; was, en hij
was over de dertig; en hij. danste nooi't, glim-
lachte zelden-, en scheen altijd aan iets an
ders te denken,'a!lis men met hem sprakAls er
iemand bestead, aan wien niets was, dan- was
het John Holden.
En tech was het voomamdijk om hem,
dat zij haar wit saltijnen japon en amethisten
had aangedaan.
Zij- kende het him vrij goed, want zij' had
er dikwijls met Dora gespedd, toen zij; beiden-
kinderen warm; zoodat net gemakkdij'k voor
haar was em plannetje uit te voeren, dat zij
gemaakt had, terwijl zij zich dim avond
kleedde. Tom de dames na -het diner naa-r dm
saion gingm, bleef zij achter ondier voor-
wmdsel van een standiaard' met bloernm- in
de gang te bewanderen. Dora was bazig haar
moedei* van de erne kamer in de andere te
helpm, m -merkte niet, dat zij verdwenen
was. Toen mevrouw Holden later, een beetie
omrustig zei: „ik zie juffronw Rothwdl nietr
an'twoordde Dora:
Misschien is zij in de serre, of haar mu
ziek gaan halm," en ze dacht er verder niet
aan.
'Mevrouw Carlton vond, diat Fanny wel
voor zich zelf kon zorgen-.
Intusschen was Fanny naar boven geslo-
pen, en -langs em gang, die zooals zij wist,
naar Catherine's kamer leidde. Hier stead
do oogen oode bezoekster een oogenblik wei-
felend stil. Do deur wtas half opm enctob-
vonnis uitgesprokm!
Uit den zak van zijn over jas haalde flc den
revolver te vooischijn, haalde de haan over,
rich'tite't wapen tusschm de oogen van (tea
paedagoofr en zei rustig
„Bid!"
Hij verbleekte en edireeuwde:
,,H...u...l...p!"
Dat was zijn laatste woord. De haan kmp-
te.. 'tx
Mijne heeren, rechtm, ik heb goPmdigd.
Ik herhaal u, berouw noch meddijden ver-
om-trusten mijn ziel. W-el knaagt aan mij nog
een vreeselijke godachte. en zal eeuwig aan
mij knagen. tot aan't emde mijner levensda-
gen, waar ik ze ook zal doorbrengen in de
gevangenis of in't kraokzinnigengesticht
„Hij heeft em zoon nagdafen m wat nu,
als deze dm aard van zijn vader geferfd
maghebbm?" v
Rechtzaken.
VOOR DEN POLITIE-RECH'TER.
Zitting van Maandag 5 Maart.
D1EFSTAL VAN ANTHRACIET.
N-. E. V L. en 1. J. J. K., woonwagenbewo-
ners, hebben uit een spoorwagon, staande op
de Handelskade, in dm nacht van 2 l ebruari
cm hoeveelheid anthraciet ontvreemd. Zij
werdm op heeterdaad betrapt door dm agent
van politic Teitsma. Bekl. K. alleen was ver-
schenm. Hij bekende het feitarmoede was de
oorzaak. In zijn gezin was de vrouw ziek en
2 kinderen en hij had gem geld om brandstcf
te koopen. De diefsta 1 is gepleegd omstreek3
10.15 in dm avond. Bekl. K. is nog nimmcr
veroordeeld. Van L. echter is mecrmalen ge-
straft. De officier noemde het em zeer ernstig
delict, dicfstal uit onbeheerd staande goede-
rmwagens. Eisch te-gm K. f 20 boete subs.
20 dagem hecht. en met het oog op zijin min
der gunstige antecedmten tegen v L. 1
maand gev. Beklaagden werden door dm po-
htie-rechter veroordeeld en wel bold. K. em
voorwaardelijke geldboete van 15 subs. 15
dagm hecht. met 1 jaar proeftijd m de bekl
v L. tot 15 boete 9ubs. 15 dagm envoor-
waardelijk.
VERNIELING.
E>e los-werkman Jan M. te Noordschar-
woude heeft zich in den nacht van 1 op 2 Ja-
nuari te Ursem schuldig gemaakt aan vernie-
ling van twee glasruiten in het cafe, bewoond
door Jacob Zuurbier. Deze dimde thans em
eisch tot schadevergoeding in tm bedrage van
8. Bekl. was met em clubje andere jongelui.
Hij verkeerde onder dm invloed van sterken
drank en verlangde dat Zuurbier hm nog zou
tappen, wat door dezm werd geweigerd. Ook
bij. dm cafehouder Bijman hebbm de heeren
spectakel gemaakt en werd evmeens em ruit
vemield. Bekl. staat bekmd als em misbrui-
ker van sterken drank en een lastig persoon
wanneer hij beschonken is Bekl. bekende dit
allemaal. Eisch 35 boete subs. 35 dagen
hecht. Vonnis 30 boete subs. 30 dagm
hecht., met schadebetaling van de vemidde
ruiten.
NOG EENS VERNIELING.
Ook D. de B. was niet verschenm. Hij be-
hoorde mede tot het hiervoren genoemde ru-
moej'ige clubje. Hij heeft in denzelfden nacht
bij dm caf. houder S. Bijman te Ursem twee
ruiten vemield. Er werd verlangd, dat Bij
man hen zou tappen. Toen Bijman weigerde,
werd hij met em groot mes bedreigd. Daar
op werd em ruit ingeslagen en em ander in-
geworpen met een dikke suikerbiet.
Het O. M. vorderde tegen bekl. 35 boete
subs. 35 dagen hecht Vonnis als in de vorige
zaak.
STRANDJUTTERIJ.
M. T. C. en C. J. te Vlieland stonden te-
recht terzake dat zij in November hebbm
weggenomen een hoeveelheid aangespoeld
hout. Het medegenomen hout is in em schuur
verborgen onder het hooi. Beklaagden bekm-
dm. Zij dachten niet dat er zooveel kwaad bij
was, maar wisten toch wel dat zij het hout
naar de Strandvonderij hadden moeten brm-
gm.
Eisch: tegen iedet 15 boete subs. 15 da
gm hecht. Vonnis: voor le bekl. 20 boete
subs. 20 dagm hecht., voor 2e bekl. 15
boete subs. 15 dagen hecht.
DIEFSTAL VAN EEN HOED.
Een der passagiers van de laatste Zondag-
avond-tram Alkmaar—Haarlem heeft in den
nacht van 14 op 15 Januari zich1 onder Cas-
tricum zich wederrechtelijk toegeeigend em
aan J. Pennings. een anderen passagier, toe-
beh-oorendeni hoed. Bekl. bekende't feit, maar
noemde het em „lolletje". Pennings heeft zijn
hoed terug gekregen, doch eerst nadat hiji 2
kwartjes aan een ander uit het clubje heeft ter
hand gesteld.
De verdere behandeling van deze zaak werd
mer in bijna voifcotnen duistemis gehuld. Een
flikkering van het vuuf was het eenige licbh.
Was de kamer ledig? Fanny aarzelde
even, en duwde torn de deur open. Neen,
Catlierine was er: ten minster er zat em
vrouwelijke gedaante in een- zwarte japon,
gedibkm in em steel bij het zwak flikkerend-e
vuur, met hnar gezichit verborgm op haar
armen.
Sommige vrouwm zouden gevreesd ho'^-m,
inbreuk te maken op dilt beeld der wan-hoop,
maar Fanny Rothwdl kende gem vrees. Na
het eerste oogenblik trad ziji die donkeie -ka
mer vender binnen, haar wit satijnen japon
glom, haar jnweelm sdhitterden, telkens als
de vl'am van het vuur hooger werd en em
rooden gloed over haar wierp.
yZoo Ca-iherine," zei ze, met haar gewone
stem, die meestal wat hard en seherp was,
als zij niet door ,^ezelschapsmanieren" ver-
zacht werd, ,Jioe maak je het? Ik heb je in
tijdto niet gezien. Waarom bm je niet aan
het diner gekomen? Ik ben je komlm opzoe-
ken- om je wat op te vroolijkm."
Catherine lichitte het hoofd langzaaffli van
haar amnm. op, m keek zwijgend naar haar
onwelkome bezneikster, maar zij; scheen Fan
ny's uitgestokm hand niet te zien.
„Het was beneden zoo warm1, daaroml bra
ik -boven gekomen, omi wat koel te worden-. Ik
zal- gaan zitten, als je het goedvindtem zou
je het vuur niet wat oppoken? Zoo is't good:
ik houd van em lekker vuurtie. Nu -kan ik je
zien. Wat bm' je m-ager mi bleek je bent
heelentaal veranderd. Daarom kom je zeker
liever niet beneden
Nog geen antwoord. Fanny begon boos te
worden-, en besloot verder te polsen.
„Al9 ik j« wiaa, MWy, sou ik toe tali
winnm en beneden komen, als de Ho-ldiens
weer em diner geven. De menschen gaan
zoo over je praten. Ik weet zeker, dat je het
niet weet, maar zij zeggen, dat je je schaamt
om je gezicht te toonen. Dat is niet heel -pret-
tig voor de Hoidms, vind' je wel?"
Waarom zei Catherine met een zander-
ling harde stem, „waarom zeg£en ze, dat
ik me schamen zou
Fanny haalde haar witte schbuders op.
„Dat ka-n j-ij^beter zeggm dan ik, vind je
niet?' vroeg zij. „Ze dmken natuurlijk, dat
er iets verkeerds met je was, torn je niet
thuis waart: -ie'ts, dat niemand mag weten.
Je vrienden geloovm dat niet; maar het zou
heusah veel ;beter zijn, als je wat openhanti-
ger sprak, Catherine. Als je mij nu zei
„lk hd> niets te zeggm", zei Catherine
hard-.
„0, maar er moet iets te zeggen zijn. Waar
was je bij; voorbeeld al dim itijd? Op schoo",
zeggen de Holdens: maar niemand: gelooft
het. Waar was je Catherine?"
Catherine stond op, en ging met een ge-
baar van afkeer van haar ondervraagster
weg.
,;Het gaat je met aan.
„Jai, het gaat me wel aan, en iedereen, die
die bij de Holdens aan huis komt", zei Fan
ny seherp. pHet betreft -het aanzien van de
geheele fa-nulie. Je denkt zeker dat John Hol
den met je trouwem zal, en dat iedereen het
geheim van het verieden vergeten zad. Maar
ik verzeker je, dat ze dat niet .zullen dom.
Het zal als een walk je omgeven, toidart het
opgehelderd Ss en iedereen de waarheid
weet."
Catherine stond in de schaduw, haar hand
group zenjuwachcig aehoanabawiftianscl, en
ze richtte zich op tegm dm muur als in het
nauw gedrevm. Maar ze zei allem.
„Ik trouw niet met John Holden."
„Wacht maar, tot hij je vnaagt, zooals de
geheele werdd zegt, dat hij doen zal. Ik vind
hem em grooten dwaas, dat hiji zooveel
moeite doet; want niemand- zal vergeten
dat zijn vrouw em gesch iecfcnis heeft em
geheim, dat over haar hangt, en de men
schen zullen niet graag -bij hern aan huis ko
men. Hot is daarom in je ei^en belang, dat
ik je raad, vrijuit te spreken en de men
schen wat meer te ontrnoetenwant jc weet
niet maar misschien kan je het je voor-
Slellen wat zij, van je zeggen, en hoe het
John Holden- zal treffen, alls ja met hem
trouwt."
„Ec heb je al gezegd," zei Oatherine met
zachte, droevige stem? „dat ik gem plan heb
John Holden of iemand anders te trou-
wen."
Fanny was op het punt ite antwoordem, toen
de fclank van voetstappm op de gang haar
stil deed' zijn. De deur werd bijna onmiddel-
lij'k daama opengedaan en John Holden's
diepe stem -klonk in de kleine, door het vuur
verlichte kamer.
Is u hier, juffrouw Rothwell? Wij; zijn
juist uit de eetkamer gekomen, en veriangen
naar wat muziek. Ik zie, dat u -Catherine een
-bezoek brengt."
Hij -keek seherp naar Catherine, terwijl hij
sprak, maar zij1 was nog1 in de schaduw, en
hij kon haar gezicht met zien. Alleen u-it
haar volstrekt stilzwijigen kon hij raden, zoo
als hij' haar kende, dat het onderhondl van
opgewonden aard was geweest. Fanny uitte
een zenuwachtig lachje, en begon vlug te
praten.
(Wordt vervolgd)