Alkmaarsche Gourant Alls Handelsdrukwerk Is nv adres Damrabriek. aii'T" Eindalp. weergevonden N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.b. Herms. COSTER ZOON, voerdam e 9, ALKMAAR. ill! |1 Voor spoedige afleyering ran m mjE m n h b W'" Zaterdag 19 Mei. In en om de hootdstad. F e u i 11 e t o n. Geneeskundige brieven. xxv. Ho. lit 1928 Honderd VQf en Twintigste Jaargang, XXVII. (Nadruk verboden.) EEN ONAANOENAAM CONFLICT. .Er ia reeds sedert enkele maanden een, op z'n zachtst uitgedrukt erg onaangename, kwestie hangenae tusschen de gemeente Am sterdam, laat ik liever zeggen tusschen het Stadhuis en een der hoogste gemeente-ambte- naren, den directeur van een der voornaamste takken van dienst. Men heeft al lang gehoord en kunnen le- zen, dat het tusschen den wethouder van Openbare Werken en den directeur der han delsinrichtingen heelemaal niet „botert." Deze hoofdambtenaar, een civiel-mgenieur, die een goed jaar geleden als nummer twee op de voordracht van B. en W. bad gestaan om den afgetreden functionairs te vervangen, werd door den Raad, met voorbijgaan van nummer een, gekozen en benoemd. Na eenige, maanden in functie te zijn ge- weest, werd in de kringen der gemeente- diensten verluid, dat de nieuwe directeur nog bij fange na niet was ingewerkt in zijn voor Amsterdam zoo belangrijk ambt; dat hij met de eischen van de haven nog verre van ver- trouwd was geraakt, en wat misschien nog erger was dat hij met de mannen uit den handel niet genoeg voeling hield en meer dan eens blijken zou gegeven hebben zich onvol- doende voor hetgeen-in zijn bureau omging te interesseeren en met de onder hem werken- de ambtenaren niet in die verstandhouding stond, welke voor een goeden gang van za- ken in het belang der gemeente en in dat van de Amsterdamsche haven gewenscht mocht heeten. De wethouder, met die klachten in kennis gekomen, heeft, dus heette het verder, een aantal ambtenaren, bij het bedrijf der haven- en handelsinrichtingen betrokken, gehoord en als gevolg van dien werden eenige nota's tot den directeur gericht, welke door deze in een lang verweerschrift werden beantwoord, en in dat stuk, waarvan een groat gedeelte in de pers verscheen, heeft de directeur de tegen hem ingebrachte beschuldigingen pogen te weerleggen: wie dat fftuk heeft gelezen, zal moeten toegeven, dat men hier te doen heeft met een zeer oaverkwikkelijke geschiedenis, die zoo spoedig mogelijk, op yelke wijze dan ook, uit de wereld moet; in de allereerste plaats voor den betrokken ambtenaar, die on- tegenzeggelijk in een aller-onaangenaamste Eositie verkeert; in de tweede plaats in het dang der aan zijn beheer toevertrouwde be langrijke gemeente-bfelangen, omdat onmoge- lijk is aan te nemen, dat deze tak van dienst in alle opzichten voldoende behartigd kan worden, zoolang de chef van dienst de zorgen van een conflict tusschen hem en zijn onmid- dellijken chef, den wethouder der Openbare Werken, met zich draagt en dus wel in een sCheeve verhouding tot zijn ondergeschikte ambtenaren moet riaan, en in de derde plaats omdat deze gebeele geschiedenis in de Am sterdamsche ambtenaarswereld en allereerst onder de talrijke hoofd-leiders van de vele takken van gemeentelijken dienst uit den aard der zhak groote beroering heeft gewekt. En nu staat wel vast, dat de geheele kwes tie spoedig op het tapijt zal molten komen, wellicht reeds in de deze week te houden zit- ting van den Raad, want Dinsdagochtend kon men in de ochtendbladen lezen, „dat B. en W. den Raad voorstellen aan M. J. W. Roegholt, directeur der Handelsinrichtingen, met ingang van 1 October 1923 eervol ont- slag uit den gemeentedienst te verleenen." De Commissie van Bijstand voor de Han delsinrichtingen heeft natuurlijk de gewis- selde stukkcn ook onder oogen gehad, maar het lijkt zeer de vraag of deze voordracht voor ontslag zoo maar zonder verdere dis- cussie door den Raad zal worden goedge- keurd. Vermoedelijk zal de geheele geschiede nis eerst in geheime, daama in openbare zit- ting van den Raad onder de oogen worden gezien. Voile openbaarheid dient in deze niet geschuwd, want de burgerij heeft het voile recht te weten wht in deze gebeurd is, zulks te meer, omdat er allerlei praatjes gaan, dat andere ambtenaren den directeur, die de hoofdpersoon in dit gemeentedrama is, om bepaalde red en en den voet dwars hebben ge- zet en hem het goed uitoefenen van zijn ambt onmogelijk zouden hebben gemaakt. Het ware weet de buitenwereld natuurlijk niet, doch zij heeft alle recht die te weten en zij heeft ook het recht te eischen, dat in deze Uit het Engelsch van Adeline Sergeant. 66) „Lk verzeker je, dat het zoo was. En toe® Sydney zijn toestemming vroeg, om het je te vertellen, gebruikte hij dat verzoek tot een voorwendsel om zich vrij te maken. Hij! ge- droeg zich heel leelijk jegens haar". „Tegen mijn jnkht! En dan Rose het hof te maken! Ik dacht niet, dat de kerel tot zoo'n onbeschaamdheid in staat was". John Holden's gezicht werd donlkerrood van toorn. Rose was een der weinige wezens, die hij liefhad, en een beleediginig tegenover haar trof hem- in zijn teederste gevoelens. „Wat deed: je denken, diat het Laurens Ogil- vie was?" ,,Och ilk geloof Mijnheer Holden hield op en dacht na. Het was toch Rose zelf, die het hem vertold 'had? Hij keek peinzend neer, hirid zijn zware kin in zijn hand., zooals hij! de gewoonte had te doen als hij diep in gediachten zat. Ja, het was Rose, die hem het eerst het denkbeeld aan do hand had gedaan; en Rose had waar- schijniLijk haar eigen oogmerk met zoo te doen op dat punt had hij geen illusies. Maar dat wilde hij Catherine met zeggen. „De jonge man1 bekende mij, dat hij ver- liefd op haar was," zei hij Smdriijk. „Ja, dat vertelde hij me", zei Catherine He- wndig, „maar 'hij verzekerde me hij1 gaf mij zijn wooref dat hij niets tegen.1 Sydney gezegd had". geschiedenis eeriijk vermis words gewezan, to- dien vonnissen noodig zou zijn, cn dat an- ders deze hoofdambtenaar tea voile worde gerehabiliteerd. Wie moet in deze met strikte rechtvaardighedd een oordeel vellen? Mij dunkt zulke zou uitsluitend kunnen geschie- den door een scheidsgerecht van hoogstaande mannen, die tot oordeelen in een zoo delicate geschiedenis volkomen bevoegd kunnen wor den geacht. En nu is juist het allerzomder- lingste bestaanbaar, dat een scheidsgerecht met betrekking tot dergelijke hoogstaande ambtenaren niet bestaat. Dat ia een leemte, die zeker in deze en in elke andere gemeente, waar zij bestaat, dient te worden aangevuld. Er is in onzen tijd heel wat geschreven en gesproken over de rechtspoaitie van werklie- den in de gemeentelijke bedrijven; zoodra er iets, hoe „futiel" ook, geschiedt met een ge- meente-werkman, wordt er in den Raad hon derd en zooveel over uitgepraat am den man recht te doen en voor hem bestaat een scheids gerecht. Daar is niets op tegen, integendeel, het is niet meer dan billijk, dat een gemeente- beambte zich tegen vermeend onrecht, hem aangedaan, verweren kan en eerlijk over hem geoordeeld worde, doch men zou toch mee- nen, dat zulks even goed, meer nog, omdat in de handen van hoofdambtenaren zoo groote verantwoordelijkheid met betrekking tot ge- meentebelangen is gelegd, voor deze diena- ren der gemeentelijke gemeenschap het geval incest wezen- Men behoeft dan ook, dunkt me, niet te twijfelea of in de thans hangenda kwestie zal etraks, bij de behandeling daar- van in den Raad, dit gewichtige punt naar voren moeten worden gebracht Het is volstrekt niet de eerste maal dat we hier met ernstig verschil van meening tus schen het Stadhuis en hoofdambtenaren te doen hebben. Oudere Amsterdammers herin- neren zich natuurlijk het geschil, dat meer dan der tig jar en geleden bestaaa heeft tus schen de gemeente en wijlen den beer van Moock, die destijds commandant der brand- weer was. De gesdiiedenis, die men in de dagbladen steeds behandeld vond onder het hoo'fd „De brandweer-commandant en de Raad", heeft heel langen tijd de aandadht ge- vraagd. Zij dateerde destijds van den brand van den Stadsschouwburg op 20 Februari 1890, toen over het beleid door den toenma- sligen commandant der brandweer bij het blusschingswerk betoond en diens optreden tegen den burgemeester, den heer van Tien- hoven, ernstige bedenkingen werden geop- perd, waarvan het aftreden van den brand- 'weer-cooimandant het gevolg ia geweest. Dia ►geschiedenis heeft den Raad daama maan den en maanden telkens weder bezig gehou- den, want de heer van Moock zorgde wel, dat zij herhaaldelijk in discussie moest komen. 1 Andere ernstige geschil len van meening hebben later bestaan tusschen den directeur der gemeentelijke waterleiding, den* heer Pennink, en den Raad over de kwestie der watervoorziening en tusschen de gemeente en 'den toenmaligen directeur van den gemeente lijken geneeskundigen dienst, den heer Men- tao Huizinga. Het ia niet noodig hier de ge- v-schiedenissen rlezer conflicten weder uit de archieven naar voren te brengen, doch dege- nen, die ze medemaakten, zullen beamen, dat het niet wenschelijk kan wezen het aantal met een nieuw onverkwikkelijk langdurig incident als dat van het huidige oogeoblik te ver- meerderen. Dit pijnlijk conflict tusschen den directeur der handelsinrichtingen en de ge meente moot hoe etr hoe beter uit de wereld; zoo spoedig mogelijk moet duidelijk voor ieder kunnen blijken aan welke zijde het recht bestaat en daarnevens moet er een middel op •gevonden worden om soortgelijke conflicten, die nooit in het belang der gemeenschap zijn. zoo al niet te voorkomen want dat zal wel i onmogelijk zijn doch dan toch in elk geval He zorgen, dat zij niet zulk een omvang kun- .-nen aannemen, aat ze ten gevolge hebben het 'wisselen van dergelijke pijnlijke nota's en verweerschriften als die, welke het publiek thans onder de oogen heeft gekregen. Deze kwestie doet ook de vraag rijzen of het benoemingsrecht van dergelijke hoogge- plaatste ambtenaren met verantwoordelijk heid over belangrijke takken van dienst, vei- lig is bij een lichaam als een gemeenteraad en of het niet beter zou gelegd zijn in de han den van het aan den Raad verantwoording schuldig-zijnd college van B. en W. Immers. hier heeft men een geval, waarbij de Raad een benoeming deed tegen het voorstel van B. en W., die de betrokken persoon nummer twe6 op de voordracht hadden gesteld. Indien nu inderdaad onomstootelijk zou blijken, dat deze hoofdambtenaar voor het vervullen zijner taak onvoldoende moet wor den geacht, dan is de Raad, die hem be- noemde tegen het advies van B. en W. in, de- gene, die schuldig staat en die dezen ambte naar ontslag gevende, maar niet eenvoudig kan volstaan met een: „wij hebben ons in u Ja, dat zei hij mij 'ook. En ik heb hem niet geloofd". „En was dat die rede® van je twist?" „Hmi ja. Ik geloof van wel". ,,0, John, hoe hardwat onrechtvaardig 1" Hij bewoog zijn 'hand onged'uldig. „Noch het een noch het ander. Be heb hem buitengewoon goed behandeld. Be boodi hem een heel goede betrekking in Hull aan als hij wlldie gaan. Wij hadden dat juist bespno- ken, toen deze kwestie zich voordeed. Ik was misschien' een beetje diriftig; hij wend1 boos; en het eindigde met zijn weigering de betrek king aan te nemen, itenzij ik mij® woondien terugnani wat ik natuurlijk niet deed." „Maar dat zal je nu dloen, Jo'hn uit bil- lijkheid jegens hem?" „Dat weet ik nog niet. Be ben eigenlijk blij van hemi af te zijn. Be weet niet, waaram jij zoo op hem gesteld bent, Catherine". „Er is nu gee® sprake van op gesteld! zijn, beste John", zei Catherine zacht, Jiet is een zaak van rechtvaandigfaeia. En je bent aMjd zeer rechitvaardig geweest". Hij haalde even diep adfemi. ,,Ben ik?" zei hij afgetrokkenera toen' was hij een oogenlblik stil. „Waajr is die jo.ngen?" vroeg hii eindeliik. .,Hij is naar Schotland gegaan zei Cathe rine, een beetje bevend. „N!aar Schotland! Waarvoor?" „Hij denlki, d'at hij een leiddraad heeft ge vonden, om zijn naam en1 geschiedenis te we ten te koniien. Hij heeft die vrouw, juffnouw Htchfield, die hem grootbradit, gezien en zij heeft hem eenige Mkhtmegn gegeven. HHj is naar Pitlochrie gegaan". En toen zij haar nee! aankeek, verhaasde vergfsf, want em aoodanig ontslag kan voor den betrokkene veel te ver-strekkende ge- volgen hebben; hij dient hem alsdan, op welke wijze dan ook, er voor te vrijwaren, dat een dergelijk ontslag hem voot zijn volgende carriire niet tot Mfcvead nadeel zal Jrunnco zijn. Dit alles tezamen geronfen maakt deze ge heele ambtenaars-kweistie tot een hoogst be langrijke en het is begrijpelijk dat, in de krin gen van ambtenaren allereerst natuurlijk, met belangstelling naar de afwikkelir van dit conflict wordt uitgerien. SINI SANA. Ziekenverpleging II. Wlat de geschoolde verpTeegster moet weten. is gee® kleinigheid Als maatstat daarvoor mag zeker wel gelden het leeiboek over zieken verpleging van Stuimpflf, dat needs den 9den drulk heeft beleefd en dus veilig als het stan- daardwerk op dit getoied mag worden be- schouwd. Zeer leertzaam is de vergelijking van den eersten met de volgende drukken. Stumpff heeft toch den vooruitgang der wetenschap gentouw bijgehoudien en zoo geeft de reeks van die versdhillende drukken een beeld van de geschiedenis der geneeskumdige wetenschap voor zoover deze toepassing aan het ziekbed vindt. En nog meer valt het verschil op, wan- neer wij deni Iaaisteni dlruk vergelijken met het eerste Leerhock op dit gdbied in ons land, n.l. van Nolst TiPnit^ dat met een zekere geheim- zmnigheid als een evencment werd aangekon- digd, op het congres voor zsekmverpleging dat omstreeka l®9o wend gebouden. Een ander bewirs voor den omvang der te- genwoordige verpleegkunst ia te vinden In de opleiding. De leerlingen moeten eerst drie j aar in een voldoend groot ziekenhuis werkzaam geweest zijn voordat zij tot het ex amen worden toegelaten, dat hen tot gediplomeerd verpleeg- ster maakt. En d'an zijn zaji nog niet geschikt voor kraam,- krankzinnigen-, wijkHverpleeg- ster enz., waartoe weer andere examina ver- eischt worden. Geduiende die drie jaren wordt dan geregeld, behafve de leiding biji het prao- tische werk, ook een theoretische cuTbus gege ven. Hlet spreefct wel van zelf, dat do leek ten opzichte van al deze geleerdheid steeds verre ten achter zal blijlven, vooral omdat hem de gelegenheid ontbreekt, de noodige practische ervaring op te dloen. Hlet theoreHach gedeelte kan hij rich beter eigen maken en dit geld* vooral de algemeene grondbeginselen, die voor hem even gemakkeldjk toegankelijk zijn als voor den beroepsverpleger, omdat zij in hoofdzaak berusten op de gezondheidsleer, hier en daar pasklaar gemaakt voor de om- standigheden, die zich bij ziekte vertwnen. Miaar de voornaamste redeiij waarom, niet- tegenstaande het groote verschil in aangeleer- de kennis, ook de leek zich met goed recht mag begeven op het terrein der ziekenverpleging, is hierin te vinden, dat voor de praktische toe- passing twee 'belangrijke eigenschappen ver- eischt worden, die missdhien tot zekere hoogte aangeleerd kunnen worden, tnaar wat de kern betreft, toch hoofdzakelijk aangeboren zijn. Deze eigenschappen zijn handigheid en menschenkennis. Handigheid maakt rich reeds in het dage- lijksch leven bamerkbaar. Wie geen kopje in kan schenken zonder te morse®, de deuren en vensters altijd met zeker uitbundig lawaal openl of sluit, al'tijd tegen iets aanstoot ofer- gens aan blijft haken, gewoonlijk iets vergeet en daardoor twee of drie keer moet loopen, terwijl het in een keer mogelijk was geweest, doet beter zich niet voor teeridng-verpTeegster aan te melden. Zeker is het niet onmogelijk om in deze richting veel aan- en vooral ook veel af te leeren, maar waar zich telkens weer andere en nieuwe toestanden voordoen, is het onmogelijk om alles volgens een geleerd lesje te verriohten. Menschenkennis is in de ziekenverpleging zoo noodig, cundat de rieke dikwerf nog min der dan de normale mensch zijn gevoelen, denken en wenschen nauwkeurig tot uiting brengt. Aan den eeoen kant wordt veel vef- zwegen, aan den anderen dikwijls overdre- ven of, zacht uitgedrukt, minder juist gezegd wat waarheid is. Dit laatste geeft in den re- gel niet zooveel moeilijkheden als het eerste. Maar het is voor de verpleegster veel waard, als zij de gedachten en wenschen der patien- ien hen van het gericht af kan lezen, of ook wel alleen raden, en evenzeer als zij begrij- pen kan wat de rieke wil, die door den riekte- toestand niet in staat is zich te uiten. Zelf9 komt het voor. dat door juist inricht, samen met ervaring, de wenschen der patienten kun nen worden voorkomen en een maatregel wordt toegepast, die eerst bij die toepassing tot hun bewustzijn komt als het voldoen aan een wcrkelijk bestaande behoefte. Catherine rich waarom1 hij zoo dioodsbleek geworden was, en waarom zijn oogen een oogenblik opengesperd wiaren door een aan- doening, die bijzonder veel op vrees geleek. Zij hield een oogenblik op en ging toen langzaam voort: 1 „Wij sprafcen over Philip Massingham, John. Er is nog iets dlaJt ik je zeggen moet1. Je zou het me verwijten als ik niet sprak. Ik geloof niet dat een aanraking met die faimi- Ee je heel aangenaam zou zijn om die da- gen die dood en voorfbij zijn". „Wat bedoel je, Catherine?" „John, heb je er nooit aiam gedacht, den familienaam te vragen van dien Lord Brox- bourne, over wien Rose spreekt?' „Nooit," zei John met een Snellen blik. „Het is De Maudenf. HOOFDSTUK XXIX. Philips opvatting van d* taak. „Als u vam oom komt, moedler". zd IcapMn Massingham,- met groote waarcfigheid, „wil ik u maar diadelijk zeggen, dat ik alle redien had om op zijn goedkeuring en steun te reke- nen." „Ik weet niet wat je met alle reden bedoelt, Philip", zei' zijn mioeder streng; „ik kan je alleen maar zeggeni, d!at oom groot pleirier in je brieven scheen ie hebben en ofschoon hij mij niet wilde zeggen waarewn hij lachte, heb ik geen reden om te denden dat het om1 iets anders dan je dlwaasheid was". Mevrouw Massingham was zeer ongerust geweest. Zij was een' vrouw, die alles zou op- geofferd hebben, om Philip vooruit te doen komen in het leven en zij geloofde niet diat dit doel beredtot werd door zijn huwelijle met Pcrsooen, die deze beide eigwtaehappan be- zaten en daamaast een zekere mate van aX- truisnschea a an leg vertoonden, vonnden de groep, waaruit ue vroeger bekende en hoog geroemue ^eborea verpleegster" werd gere- crutceru. nuike menecnen waren dan ook inderdaad in staat kulp te verleenen, waarop de pauent met de minste aanmerking kon ma- sm bu hoe ver de ontwikkeluig der ver- piecgkunst ook moge gaan, altijd zullen de zen de voorkeur genieten en in het eerste ge lid komen te staan. Maar juist van deze /elide personen ia de erkenning gekomen, dat naast die beide eigen schappen nog andere van het meeste belang zijn, dat de handigste uitvoering nog aan beteekenis wint, wanneer men niet alleen weet hoe, inaar tevens geleerd heeft, waarom iets. zoo en niet anders gebeurea moet. En zoo heeft rich de veipleegkunst zoetjesaan ont- wikkeld tot een hoogte, waarop zij thans staat. Het is als het ware een eigen weten schap geworden, die een groot gedeelte van ,het gebied der geneeskunst omvat, terwijl toch verpleeg- en geneeskunst streng van el- kaar gescheiden behooren te blijven. Er is echter haast geen onderdeel der geneeskunst, waarvan de verpleegster niet ook iets dient te weten De vraag is daar am gerechtvaaidigd, hoe het dan mogelijk is, dait ook de leek, zij het bij tijd en wijle, en alleen in het eigen gezin, zich met goed gevolg op dit gebied kan begeven. I® de eerste plants spreekt de harde nood- zaak ook een woordie mee. Hot zou praktisch onmogdijk zijn, iederen rieke de best denk- bare verpleeghulp, dat ia dus opneming in een goed ingericht ziekenhuis met geschoolde verpTeegsters, te verschaffen. De daaraan ver- bondea kosten zouden niet te vinden zijn, ook buite® dezen bezuinigingstijd. Bovendien zijn vele zieken er volstrekt met op gesteld om buitemshuis verpleegd te worden en inderdaad is het veelal ook niet noodig, maar kan in eigen omgeving genoegzaam aan alle billijke eischen worden voldha®. In die minder ern stige gevallen wordlt ook van de verpleegsters niet zooveel gevergd. En het is gemakfcelijjk te begrijpen, dat er een zekere bekoring in is gelegen om dm pattent ihuis te mogen hou den, om aan het geliefde familiielid zelf de zorgen te mogen besteden, die noodig zijn. Welnu, in vele gevallen is het zeer goed mo gelijk, voomamdijk wanneer de huisarts dlaar- bij' van raad wil' dienien. Wel is het dan van oordeel, dat mm' zich de algemeene voor- schriften der verpleegkunst heeft eigen' ge maakt, heigem niet al te moeBijk is, omdat deze voorschriften samen vallm met die der individueele m huiselijke gezondheidsleer. In een boekje over riekenverpleging in het huisgezin door Van Edm worden deze eischen in vier woorde® samenigevatlicfat, lucht? rdnheid en rust. De bedoeling van den schrij ver is uit dm aard der zaak niet deze, dat mm de vier genoemde dingen in elk ge val zoo veel" mogelijk moet teepassen. Even- als overal elders is ook hier een goede do- seering noodig. Zoo spreekt het wel van zelf dat men niet iedere zieke in- het voile licht mag leggen. Maar wel moet ook i® de riekenkamer het licht, en als het eenigsrims kan het zon- licht, vrijen toegang hebben. Wij weten toch dat versdiillende bacterien niet bestand zijn tegm helder licht en daarom ka® een krach- tige verlichting mede de reinheid1 bevQfderen. E)e patient zelf zal daanentegen dikwijls te gm al te schel licht moeten worden beschermri. In de eerste plaats gebeurt dit dkx>r een doel- matige plaatsing van het ledika®. Ook scher- meo kunnm dienst doen om al te veel licht af te keeren of te temiperen. De meeste patienten 'kunnm echter heel goed1 het voile licht ver- dragen. In vroegere® tijd werd de fcamer dik wijls geheel of zoo goed als dionlker gemaakt met luiken of gordijnen. Dit is zeldbn noodig en althans getoruiken wij daaibij liever gem gordijnm omdat deze veel stof geven. Alleen bizondere gevalle®1, sommige oogriekten, stijfkramp, waarbij het 'licht als prikkel kan werken om krampm op.te wekken, vereischen belangrijke lichtbempering. Wat de ludht befcreft, ieder weet dat goede ventilatie in alle opriehteni nuttig is. Toch zal men het niet zoo ver drijlven, dat de zieke op mij® bed in een hevigen tocn't ligt. A fge ne® nog van dfe vraag of tocht al dan' niet schadelijk kan werken; is tocht niet aange naam' en dus zullen! wij! den zieke er niet aan blootstellen. Voldoende ventilatie zonder tocht is trouwens steedis mogelijk. En is het in bizondere omstandgiheden) al eens noodig om snel en, zeer ruim te venitileereni, waarbij fcrachtlge luchtstroomeni over het bed gaan, dan past men bet uiterat eenvoudige middel toe omi den patient gedurende dieni korten tijd geheel onder de dekens te stoppeni. Wanneer men' rich1 op de hoogte heeft gesteld van de grondbeginselen) der luchtverversching, dan em fabrikantsdochter uit Fairfortf. Zij had gehoord van'de schoonheid van Rose Holden, want Lord Broxiboume was er genoeg door getroffm, om er thuis over te spreken, maar zij had er gem veroouwen in en dacht niet dat het een type was om siucoes m onderschei- ding mee te behalen. Zoodat, toeni Philip, zoo als later befcend werd, op raad' van' Rose, aan zijn moeder en oom over zijn engagement en over enkele moeiliikhedieu schreef, mevrouw Massingham dadielijk haar rustig buitenver- blijf veriiet em naar de de groote, leelijke fa- brieksstad 'kwam, waaraan zij het land had om te rim' wat rij voor Philip kon doen. Zij bewoonde em aardig met klimop bedekt huis, in dte buurt van het park van haar broer en zij was gewoo®' hem over allies te raadplegeni, waarin zij meende dat hij belang kom stellm en nog over veel andiere dingen daarenbo- ven. Hij stride natuurlijk belang in het huwe- lijk van Philip; maar mevrouw Massingham had verontwaardigd bij richzelf gezegd, dat hij de zaak niet ernstig genoeg opnam. Al was Lord Broxbourne naar broer, beweerde zij toch, hem nooit te begrijpen. Zij grioofde vaag, dat hij in zijn jeugd ,Jieel woest" ge weest was en pas sedert kort spraken de men- sdhen niet meer over zijn dolle strefcen. Tot voor enkele maandm had hij het grootste deri van het jaar in het buitenland dwrge- bracht, toeni schem' hij zijn zwervm' tnoedle te zijn en kondlgide zijn plan aan om in Enge- land te blijven. Mevrouw Massingham was altijd bang, dat hij plan had weer te trouwen en was er daarom zeer op gesteld dat hij rich aan Philip, Phillip's tericomsdge vrouw en mogriijke wnderen zou hechten! Want Lord gelukt ,het bijna altijd om een dOelmatige in>- richting, zij' het alechts tijdelijk, tot stand te I anneer reinheid als een der eerste eischen wordt genoemd, zal dit door velen zoo van zelf spxekend worden gevonden, dat de vermeldiing hums inriens wel achterwege had kunnm blijven. Dezen dienien echter te bedenken dat het hier gaat om1 de praktische toepassing en) dat het heel gemakkelijk is om te zeggen) dat het lichaam geregeld gereinigd moet warden, maar zeer moeilijk om bij) een zwaar rieke, voor wie iedere aanraking pijn lijk is, door te voereni dat zonder overman riken dag het geheele 'lichaam zorgvuldig wordt gewasschen, ja, met het oog op het gevaar voor doorliggen nog zorgvuldiger en' nauwkeuxiger dan m gezonde dagen. Zoo is het niet hetzelfde om em bed schoon te hou- dm wanneer het alleen 's nachts beslapen wordt, dan wanneer er eem patient opligt, cfle zelfs niet verbed mag worden. Eindelijk d)e rust, wie zelf maar eens em enkele ziekte van beteekenis heeft doorstaan, voelt aanstonda van hoevAel belang bet is, voor lichamelijke zoowel als geesitelijike rust der pati&iten te zorgen. Htelaas zal hij' er uit ervaring dikwijls bij: kunnm vertellen, heo mmigmaal tegm dezra edscb gezondigd wordt. En ook de rust moet niet overdrove®, maar zoodra het kan, door gepaste bewegin1- gen afgewisseld worden. •Het laat rich hooren, dat deze wenschen door sammiweriring van kennis, tact en erva ring het best bevredigd zullen worden. Van ieder afzonderlijk zal het dan ook gem over- bodig werk zijn, nog het em m ander te zeg- gen. H. A. S. Aan de Dammers Met dank voor de ontvangm oplossingen van probleem No. 755 (auteur Julian). Stand Zwart: 2/6, 15, 21, 31, 32, 35, 41, 45. Wit: 11, 12, 13, IS, 19, 20, 24, 25, 30, 33, 39, 43, 44, 49. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11 Oplossing 12— 7 20—14 1£- 9 14—10 24-19 25—20 33—29 39 8 44-40 43—39 49 47! 1 2. 3. 4. 5. 6. 7. 9. 10. 6 2 4 5 35 17 11 22 23 13 15:24 24 :33 3 12 45 34 34 43 Goede oplossingen ontvangen van de hee- ren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling en P. Kleute. Men sprie de volgende standen van den heer Kleute eens aandachtig na en zoeke dan de aardige verrassende oploss ng van pro bleem No. 756. Zwart: 3,16,19,28,30,40. Wit: 22,27,31,33,42, 43,49. Wit speelt hier: 1. 49—44 1. 28 26 (4 sch.) 2 44 13en zwart is verloren, want de eenige zet, die nu schijnbaar mogelijk Is, 1621 en 2631, faalt op 138, 2217 en 16 36 van wit Broxbourne's tftri was een der weinige die in die vrouwelijfce lijn overgaan en daarom had1 Mevrouw Massingham alle reden om niet te wenschen, dat haar broer zou trouwen. Het was. em ergemis voor haar te rie®, diat hij niets deed dan grinnikem, alsof hij erge pret had torn zij met hem sprak over de gevanen die Philip in Fairford liep. „Ja, ik km Fairford'", had hij eindelijk tot haar gezegd, „em gevaarlijke plaats, dat is zeker. En torn herimnerde Mevrouw Massingham rich op eens dat em der vroegere schandalm van zijn leven op de een of andiere manier ze wist niet precies hoe in verband stood met Fairford, en rij zweeg. Maar zij dacht met omrust aan dm sancastisahen toon in rijn stem en den blik van rij® oogen, torn Philip haar zei. dat hij op dm steun van zijn oom gerekend had. Waarom vroeg zij, na eenige oogenb'ik- ken stilte, „den'k je oat je oom dit huwriijk zou goedvinden?" Zij zat heel rechtop iio den grooisten mak- kelijken stori van de afzonderlijke ritkamer, die zij in het Queen's Hotel genomien had1 m waarheen zij haar zoon geroepen had voor 'n ernstig onderhoud. Philip leunde knorrig en. bromimig tegen dien schoorsteenmaniri en hirid zorgvuldig zijn oogen afgewend van zijn moeder's gelaat. „Op mijn woord," zei hij, „iik had' geen re den om anders te denken. Hij ontmoette Rose, torn zij met Mevrouw Ashby op Enderhy was e® was verrukt door haar scnoonheid u hebt hem zeker daarover gehoord De Ash- by's zrif schreve® mij er over zii dadhten dat hij zelf met haar trouwen' wilde 1' (Wordt vervolgd)- i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5