Alkmaarsche Gourant
Alls Handelsdrukwerk
Is nv adres
Damrabriek.
aii'T"
Eindalp. weergevonden
N.V. Boek- en Handelsdrukkerij
v.b. Herms. COSTER ZOON,
voerdam e 9, ALKMAAR.
ill! |1
Voor spoedige afleyering
ran
m mjE
m n h b W'"
Zaterdag 19 Mei.
In en om de hootdstad.
F e u i 11 e t o n.
Geneeskundige brieven.
xxv.
Ho. lit
1928
Honderd VQf en Twintigste Jaargang,
XXVII.
(Nadruk verboden.)
EEN ONAANOENAAM CONFLICT.
.Er ia reeds sedert enkele maanden een, op
z'n zachtst uitgedrukt erg onaangename,
kwestie hangenae tusschen de gemeente Am
sterdam, laat ik liever zeggen tusschen het
Stadhuis en een der hoogste gemeente-ambte-
naren, den directeur van een der voornaamste
takken van dienst.
Men heeft al lang gehoord en kunnen le-
zen, dat het tusschen den wethouder van
Openbare Werken en den directeur der han
delsinrichtingen heelemaal niet „botert."
Deze hoofdambtenaar, een civiel-mgenieur,
die een goed jaar geleden als nummer twee
op de voordracht van B. en W. bad gestaan
om den afgetreden functionairs te vervangen,
werd door den Raad, met voorbijgaan van
nummer een, gekozen en benoemd.
Na eenige, maanden in functie te zijn ge-
weest, werd in de kringen der gemeente-
diensten verluid, dat de nieuwe directeur nog
bij fange na niet was ingewerkt in zijn voor
Amsterdam zoo belangrijk ambt; dat hij met
de eischen van de haven nog verre van ver-
trouwd was geraakt, en wat misschien nog
erger was dat hij met de mannen uit den
handel niet genoeg voeling hield en meer dan
eens blijken zou gegeven hebben zich onvol-
doende voor hetgeen-in zijn bureau omging
te interesseeren en met de onder hem werken-
de ambtenaren niet in die verstandhouding
stond, welke voor een goeden gang van za-
ken in het belang der gemeente en in dat van
de Amsterdamsche haven gewenscht mocht
heeten.
De wethouder, met die klachten in kennis
gekomen, heeft, dus heette het verder, een
aantal ambtenaren, bij het bedrijf der haven-
en handelsinrichtingen betrokken, gehoord en
als gevolg van dien werden eenige nota's tot
den directeur gericht, welke door deze in een
lang verweerschrift werden beantwoord, en in
dat stuk, waarvan een groat gedeelte in de
pers verscheen, heeft de directeur de tegen
hem ingebrachte beschuldigingen pogen te
weerleggen: wie dat fftuk heeft gelezen, zal
moeten toegeven, dat men hier te doen heeft
met een zeer oaverkwikkelijke geschiedenis,
die zoo spoedig mogelijk, op yelke wijze dan
ook, uit de wereld moet; in de allereerste
plaats voor den betrokken ambtenaar, die on-
tegenzeggelijk in een aller-onaangenaamste
Eositie verkeert; in de tweede plaats in het
dang der aan zijn beheer toevertrouwde be
langrijke gemeente-bfelangen, omdat onmoge-
lijk is aan te nemen, dat deze tak van dienst
in alle opzichten voldoende behartigd kan
worden, zoolang de chef van dienst de zorgen
van een conflict tusschen hem en zijn onmid-
dellijken chef, den wethouder der Openbare
Werken, met zich draagt en dus wel in een
sCheeve verhouding tot zijn ondergeschikte
ambtenaren moet riaan, en in de derde plaats
omdat deze gebeele geschiedenis in de Am
sterdamsche ambtenaarswereld en allereerst
onder de talrijke hoofd-leiders van de vele
takken van gemeentelijken dienst uit den aard
der zhak groote beroering heeft gewekt.
En nu staat wel vast, dat de geheele kwes
tie spoedig op het tapijt zal molten komen,
wellicht reeds in de deze week te houden zit-
ting van den Raad, want Dinsdagochtend
kon men in de ochtendbladen lezen, „dat B.
en W. den Raad voorstellen aan M. J. W.
Roegholt, directeur der Handelsinrichtingen,
met ingang van 1 October 1923 eervol ont-
slag uit den gemeentedienst te verleenen."
De Commissie van Bijstand voor de Han
delsinrichtingen heeft natuurlijk de gewis-
selde stukkcn ook onder oogen gehad, maar
het lijkt zeer de vraag of deze voordracht
voor ontslag zoo maar zonder verdere dis-
cussie door den Raad zal worden goedge-
keurd. Vermoedelijk zal de geheele geschiede
nis eerst in geheime, daama in openbare zit-
ting van den Raad onder de oogen worden
gezien. Voile openbaarheid dient in deze niet
geschuwd, want de burgerij heeft het voile
recht te weten wht in deze gebeurd is, zulks
te meer, omdat er allerlei praatjes gaan, dat
andere ambtenaren den directeur, die de
hoofdpersoon in dit gemeentedrama is, om
bepaalde red en en den voet dwars hebben ge-
zet en hem het goed uitoefenen van zijn ambt
onmogelijk zouden hebben gemaakt.
Het ware weet de buitenwereld natuurlijk
niet, doch zij heeft alle recht die te weten en
zij heeft ook het recht te eischen, dat in deze
Uit het Engelsch van Adeline Sergeant.
66)
„Lk verzeker je, dat het zoo was. En toe®
Sydney zijn toestemming vroeg, om het je te
vertellen, gebruikte hij dat verzoek tot een
voorwendsel om zich vrij te maken. Hij! ge-
droeg zich heel leelijk jegens haar".
„Tegen mijn jnkht! En dan Rose het hof
te maken! Ik dacht niet, dat de kerel tot zoo'n
onbeschaamdheid in staat was".
John Holden's gezicht werd donlkerrood van
toorn. Rose was een der weinige wezens, die
hij liefhad, en een beleediginig tegenover haar
trof hem- in zijn teederste gevoelens.
„Wat deed: je denken, diat het Laurens Ogil-
vie was?"
,,Och ilk geloof
Mijnheer Holden hield op en dacht na. Het
was toch Rose zelf, die het hem vertold 'had?
Hij keek peinzend neer, hirid zijn zware
kin in zijn hand., zooals hij! de gewoonte had
te doen als hij diep in gediachten zat. Ja, het
was Rose, die hem het eerst het denkbeeld
aan do hand had gedaan; en Rose had waar-
schijniLijk haar eigen oogmerk met zoo te
doen op dat punt had hij geen illusies.
Maar dat wilde hij Catherine met zeggen.
„De jonge man1 bekende mij, dat hij ver-
liefd op haar was," zei hij Smdriijk.
„Ja, dat vertelde hij me", zei Catherine He-
wndig, „maar 'hij verzekerde me hij1 gaf
mij zijn wooref dat hij niets tegen.1 Sydney
gezegd had".
geschiedenis eeriijk vermis words gewezan, to-
dien vonnissen noodig zou zijn, cn dat an-
ders deze hoofdambtenaar tea voile worde
gerehabiliteerd. Wie moet in deze met strikte
rechtvaardighedd een oordeel vellen? Mij
dunkt zulke zou uitsluitend kunnen geschie-
den door een scheidsgerecht van hoogstaande
mannen, die tot oordeelen in een zoo delicate
geschiedenis volkomen bevoegd kunnen wor
den geacht. En nu is juist het allerzomder-
lingste bestaanbaar, dat een scheidsgerecht
met betrekking tot dergelijke hoogstaande
ambtenaren niet bestaat. Dat ia een leemte,
die zeker in deze en in elke andere gemeente,
waar zij bestaat, dient te worden aangevuld.
Er is in onzen tijd heel wat geschreven en
gesproken over de rechtspoaitie van werklie-
den in de gemeentelijke bedrijven; zoodra er
iets, hoe „futiel" ook, geschiedt met een ge-
meente-werkman, wordt er in den Raad hon
derd en zooveel over uitgepraat am den man
recht te doen en voor hem bestaat een scheids
gerecht. Daar is niets op tegen, integendeel,
het is niet meer dan billijk, dat een gemeente-
beambte zich tegen vermeend onrecht, hem
aangedaan, verweren kan en eerlijk over hem
geoordeeld worde, doch men zou toch mee-
nen, dat zulks even goed, meer nog, omdat in
de handen van hoofdambtenaren zoo groote
verantwoordelijkheid met betrekking tot ge-
meentebelangen is gelegd, voor deze diena-
ren der gemeentelijke gemeenschap het geval
incest wezen- Men behoeft dan ook, dunkt
me, niet te twijfelea of in de thans hangenda
kwestie zal etraks, bij de behandeling daar-
van in den Raad, dit gewichtige punt naar
voren moeten worden gebracht
Het is volstrekt niet de eerste maal dat we
hier met ernstig verschil van meening tus
schen het Stadhuis en hoofdambtenaren te
doen hebben. Oudere Amsterdammers herin-
neren zich natuurlijk het geschil, dat meer
dan der tig jar en geleden bestaaa heeft tus
schen de gemeente en wijlen den beer van
Moock, die destijds commandant der brand-
weer was. De gesdiiedenis, die men in de
dagbladen steeds behandeld vond onder het
hoo'fd „De brandweer-commandant en de
Raad", heeft heel langen tijd de aandadht ge-
vraagd. Zij dateerde destijds van den brand
van den Stadsschouwburg op 20 Februari
1890, toen over het beleid door den toenma-
sligen commandant der brandweer bij het
blusschingswerk betoond en diens optreden
tegen den burgemeester, den heer van Tien-
hoven, ernstige bedenkingen werden geop-
perd, waarvan het aftreden van den brand-
'weer-cooimandant het gevolg ia geweest. Dia
►geschiedenis heeft den Raad daama maan
den en maanden telkens weder bezig gehou-
den, want de heer van Moock zorgde wel, dat
zij herhaaldelijk in discussie moest komen.
1 Andere ernstige geschil len van meening
hebben later bestaan tusschen den directeur
der gemeentelijke waterleiding, den* heer
Pennink, en den Raad over de kwestie der
watervoorziening en tusschen de gemeente en
'den toenmaligen directeur van den gemeente
lijken geneeskundigen dienst, den heer Men-
tao Huizinga. Het ia niet noodig hier de ge-
v-schiedenissen rlezer conflicten weder uit de
archieven naar voren te brengen, doch dege-
nen, die ze medemaakten, zullen beamen, dat
het niet wenschelijk kan wezen het aantal met
een nieuw onverkwikkelijk langdurig incident
als dat van het huidige oogeoblik te ver-
meerderen. Dit pijnlijk conflict tusschen den
directeur der handelsinrichtingen en de ge
meente moot hoe etr hoe beter uit de wereld;
zoo spoedig mogelijk moet duidelijk voor
ieder kunnen blijken aan welke zijde het recht
bestaat en daarnevens moet er een middel op
•gevonden worden om soortgelijke conflicten,
die nooit in het belang der gemeenschap zijn.
zoo al niet te voorkomen want dat zal wel
i onmogelijk zijn doch dan toch in elk geval
He zorgen, dat zij niet zulk een omvang kun-
.-nen aannemen, aat ze ten gevolge hebben het
'wisselen van dergelijke pijnlijke nota's en
verweerschriften als die, welke het publiek
thans onder de oogen heeft gekregen.
Deze kwestie doet ook de vraag rijzen of
het benoemingsrecht van dergelijke hoogge-
plaatste ambtenaren met verantwoordelijk
heid over belangrijke takken van dienst, vei-
lig is bij een lichaam als een gemeenteraad
en of het niet beter zou gelegd zijn in de han
den van het aan den Raad verantwoording
schuldig-zijnd college van B. en W. Immers.
hier heeft men een geval, waarbij de Raad
een benoeming deed tegen het voorstel van
B. en W., die de betrokken persoon nummer
twe6 op de voordracht hadden gesteld.
Indien nu inderdaad onomstootelijk zou
blijken, dat deze hoofdambtenaar voor het
vervullen zijner taak onvoldoende moet wor
den geacht, dan is de Raad, die hem be-
noemde tegen het advies van B. en W. in, de-
gene, die schuldig staat en die dezen ambte
naar ontslag gevende, maar niet eenvoudig
kan volstaan met een: „wij hebben ons in u
Ja, dat zei hij mij 'ook. En ik heb hem
niet geloofd".
„En was dat die rede® van je twist?"
„Hmi ja. Ik geloof van wel".
,,0, John, hoe hardwat onrechtvaardig 1"
Hij bewoog zijn 'hand onged'uldig.
„Noch het een noch het ander. Be heb hem
buitengewoon goed behandeld. Be boodi hem
een heel goede betrekking in Hull aan als
hij wlldie gaan. Wij hadden dat juist bespno-
ken, toen deze kwestie zich voordeed. Ik was
misschien' een beetje diriftig; hij wend1 boos;
en het eindigde met zijn weigering de betrek
king aan te nemen, itenzij ik mij® woondien
terugnani wat ik natuurlijk niet deed."
„Maar dat zal je nu dloen, Jo'hn uit bil-
lijkheid jegens hem?"
„Dat weet ik nog niet. Be ben eigenlijk blij
van hemi af te zijn. Be weet niet, waaram jij
zoo op hem gesteld bent, Catherine".
„Er is nu gee® sprake van op gesteld! zijn,
beste John", zei Catherine zacht, Jiet is een
zaak van rechtvaandigfaeia. En je bent aMjd
zeer rechitvaardig geweest".
Hij haalde even diep adfemi.
,,Ben ik?" zei hij afgetrokkenera toen' was
hij een oogenlblik stil.
„Waajr is die jo.ngen?" vroeg hii eindeliik.
.,Hij is naar Schotland gegaan zei Cathe
rine, een beetje bevend.
„N!aar Schotland! Waarvoor?"
„Hij denlki, d'at hij een leiddraad heeft ge
vonden, om zijn naam en1 geschiedenis te we
ten te koniien. Hij heeft die vrouw, juffnouw
Htchfield, die hem grootbradit, gezien en zij
heeft hem eenige Mkhtmegn gegeven. HHj is
naar Pitlochrie gegaan".
En toen zij haar nee! aankeek, verhaasde
vergfsf, want em aoodanig ontslag kan
voor den betrokkene veel te ver-strekkende ge-
volgen hebben; hij dient hem alsdan, op
welke wijze dan ook, er voor te vrijwaren, dat
een dergelijk ontslag hem voot zijn volgende
carriire niet tot Mfcvead nadeel zal Jrunnco
zijn.
Dit alles tezamen geronfen maakt deze ge
heele ambtenaars-kweistie tot een hoogst be
langrijke en het is begrijpelijk dat, in de krin
gen van ambtenaren allereerst natuurlijk,
met belangstelling naar de afwikkelir van
dit conflict wordt uitgerien.
SINI SANA.
Ziekenverpleging II.
Wlat de geschoolde verpTeegster moet weten.
is gee® kleinigheid Als maatstat daarvoor
mag zeker wel gelden het leeiboek over zieken
verpleging van Stuimpflf, dat needs den 9den
drulk heeft beleefd en dus veilig als het stan-
daardwerk op dit getoied mag worden be-
schouwd. Zeer leertzaam is de vergelijking van
den eersten met de volgende drukken. Stumpff
heeft toch den vooruitgang der wetenschap
gentouw bijgehoudien en zoo geeft de reeks van
die versdhillende drukken een beeld van de
geschiedenis der geneeskumdige wetenschap
voor zoover deze toepassing aan het ziekbed
vindt. En nog meer valt het verschil op, wan-
neer wij deni Iaaisteni dlruk vergelijken met het
eerste Leerhock op dit gdbied in ons land, n.l.
van Nolst TiPnit^ dat met een zekere geheim-
zmnigheid als een evencment werd aangekon-
digd, op het congres voor zsekmverpleging
dat omstreeka l®9o wend gebouden.
Een ander bewirs voor den omvang der te-
genwoordige verpleegkunst ia te vinden In de
opleiding. De leerlingen moeten eerst drie j aar
in een voldoend groot ziekenhuis werkzaam
geweest zijn voordat zij tot het ex amen worden
toegelaten, dat hen tot gediplomeerd verpleeg-
ster maakt. En d'an zijn zaji nog niet geschikt
voor kraam,- krankzinnigen-, wijkHverpleeg-
ster enz., waartoe weer andere examina ver-
eischt worden. Geduiende die drie jaren wordt
dan geregeld, behafve de leiding biji het prao-
tische werk, ook een theoretische cuTbus gege
ven.
Hlet spreefct wel van zelf, dat do leek ten
opzichte van al deze geleerdheid steeds verre
ten achter zal blijlven, vooral omdat hem de
gelegenheid ontbreekt, de noodige practische
ervaring op te dloen. Hlet theoreHach gedeelte
kan hij rich beter eigen maken en dit geld*
vooral de algemeene grondbeginselen, die
voor hem even gemakkeldjk toegankelijk zijn
als voor den beroepsverpleger, omdat zij in
hoofdzaak berusten op de gezondheidsleer,
hier en daar pasklaar gemaakt voor de om-
standigheden, die zich bij ziekte vertwnen.
Miaar de voornaamste redeiij waarom, niet-
tegenstaande het groote verschil in aangeleer-
de kennis, ook de leek zich met goed recht mag
begeven op het terrein der ziekenverpleging,
is hierin te vinden, dat voor de praktische toe-
passing twee 'belangrijke eigenschappen ver-
eischt worden, die missdhien tot zekere hoogte
aangeleerd kunnen worden, tnaar wat de
kern betreft, toch hoofdzakelijk aangeboren
zijn. Deze eigenschappen zijn handigheid en
menschenkennis.
Handigheid maakt rich reeds in het dage-
lijksch leven bamerkbaar. Wie geen kopje in
kan schenken zonder te morse®, de deuren en
vensters altijd met zeker uitbundig lawaal
openl of sluit, al'tijd tegen iets aanstoot ofer-
gens aan blijft haken, gewoonlijk iets vergeet
en daardoor twee of drie keer moet loopen,
terwijl het in een keer mogelijk was geweest,
doet beter zich niet voor teeridng-verpTeegster
aan te melden. Zeker is het niet onmogelijk
om in deze richting veel aan- en vooral ook
veel af te leeren, maar waar zich telkens
weer andere en nieuwe toestanden voordoen,
is het onmogelijk om alles volgens een geleerd
lesje te verriohten.
Menschenkennis is in de ziekenverpleging
zoo noodig, cundat de rieke dikwerf nog min
der dan de normale mensch zijn gevoelen,
denken en wenschen nauwkeurig tot uiting
brengt. Aan den eeoen kant wordt veel vef-
zwegen, aan den anderen dikwijls overdre-
ven of, zacht uitgedrukt, minder juist gezegd
wat waarheid is. Dit laatste geeft in den re-
gel niet zooveel moeilijkheden als het eerste.
Maar het is voor de verpleegster veel waard,
als zij de gedachten en wenschen der patien-
ien hen van het gericht af kan lezen, of ook
wel alleen raden, en evenzeer als zij begrij-
pen kan wat de rieke wil, die door den riekte-
toestand niet in staat is zich te uiten. Zelf9
komt het voor. dat door juist inricht, samen
met ervaring, de wenschen der patienten kun
nen worden voorkomen en een maatregel
wordt toegepast, die eerst bij die toepassing
tot hun bewustzijn komt als het voldoen aan
een wcrkelijk bestaande behoefte.
Catherine rich waarom1 hij zoo dioodsbleek
geworden was, en waarom zijn oogen een
oogenblik opengesperd wiaren door een aan-
doening, die bijzonder veel op vrees geleek.
Zij hield een oogenblik op en ging toen
langzaam voort: 1
„Wij sprafcen over Philip Massingham,
John. Er is nog iets dlaJt ik je zeggen moet1.
Je zou het me verwijten als ik niet sprak. Ik
geloof niet dat een aanraking met die faimi-
Ee je heel aangenaam zou zijn om die da-
gen die dood en voorfbij zijn".
„Wat bedoel je, Catherine?"
„John, heb je er nooit aiam gedacht, den
familienaam te vragen van dien Lord Brox-
bourne, over wien Rose spreekt?'
„Nooit," zei John met een Snellen blik.
„Het is De Maudenf.
HOOFDSTUK XXIX.
Philips opvatting van d* taak.
„Als u vam oom komt, moedler". zd IcapMn
Massingham,- met groote waarcfigheid, „wil
ik u maar diadelijk zeggen, dat ik alle redien
had om op zijn goedkeuring en steun te reke-
nen."
„Ik weet niet wat je met alle reden bedoelt,
Philip", zei' zijn mioeder streng; „ik kan je
alleen maar zeggeni, d!at oom groot pleirier in
je brieven scheen ie hebben en ofschoon hij
mij niet wilde zeggen waarewn hij lachte, heb
ik geen reden om te denden dat het om1 iets
anders dan je dlwaasheid was".
Mevrouw Massingham was zeer ongerust
geweest. Zij was een' vrouw, die alles zou op-
geofferd hebben, om Philip vooruit te doen
komen in het leven en zij geloofde niet diat
dit doel beredtot werd door zijn huwelijle met
Pcrsooen, die deze beide eigwtaehappan be-
zaten en daamaast een zekere mate van aX-
truisnschea a an leg vertoonden, vonnden de
groep, waaruit ue vroeger bekende en hoog
geroemue ^eborea verpleegster" werd gere-
crutceru. nuike menecnen waren dan ook
inderdaad in staat kulp te verleenen, waarop
de pauent met de minste aanmerking kon ma-
sm bu hoe ver de ontwikkeluig der ver-
piecgkunst ook moge gaan, altijd zullen de
zen de voorkeur genieten en in het eerste ge
lid komen te staan.
Maar juist van deze /elide personen ia de
erkenning gekomen, dat naast die beide eigen
schappen nog andere van het meeste belang
zijn, dat de handigste uitvoering nog aan
beteekenis wint, wanneer men niet alleen weet
hoe, inaar tevens geleerd heeft, waarom iets.
zoo en niet anders gebeurea moet. En zoo
heeft rich de veipleegkunst zoetjesaan ont-
wikkeld tot een hoogte, waarop zij thans
staat. Het is als het ware een eigen weten
schap geworden, die een groot gedeelte van
,het gebied der geneeskunst omvat, terwijl
toch verpleeg- en geneeskunst streng van el-
kaar gescheiden behooren te blijven. Er is
echter haast geen onderdeel der geneeskunst,
waarvan de verpleegster niet ook iets dient te
weten
De vraag is daar am gerechtvaaidigd, hoe
het dan mogelijk is, dait ook de leek, zij het bij
tijd en wijle, en alleen in het eigen gezin, zich
met goed gevolg op dit gebied kan begeven.
I® de eerste plants spreekt de harde nood-
zaak ook een woordie mee. Hot zou praktisch
onmogdijk zijn, iederen rieke de best denk-
bare verpleeghulp, dat ia dus opneming in
een goed ingericht ziekenhuis met geschoolde
verpTeegsters, te verschaffen. De daaraan ver-
bondea kosten zouden niet te vinden zijn, ook
buite® dezen bezuinigingstijd. Bovendien zijn
vele zieken er volstrekt met op gesteld om
buitemshuis verpleegd te worden en inderdaad
is het veelal ook niet noodig, maar kan in
eigen omgeving genoegzaam aan alle billijke
eischen worden voldha®. In die minder ern
stige gevallen wordlt ook van de verpleegsters
niet zooveel gevergd. En het is gemakfcelijjk
te begrijpen, dat er een zekere bekoring in is
gelegen om dm pattent ihuis te mogen hou
den, om aan het geliefde familiielid zelf de
zorgen te mogen besteden, die noodig zijn.
Welnu, in vele gevallen is het zeer goed mo
gelijk, voomamdijk wanneer de huisarts dlaar-
bij' van raad wil' dienien. Wel is het dan van
oordeel, dat mm' zich de algemeene voor-
schriften der verpleegkunst heeft eigen' ge
maakt, heigem niet al te moeBijk is, omdat
deze voorschriften samen vallm met die der
individueele m huiselijke gezondheidsleer.
In een boekje over riekenverpleging in het
huisgezin door Van Edm worden deze
eischen in vier woorde® samenigevatlicfat,
lucht? rdnheid en rust. De bedoeling van den
schrij ver is uit dm aard der zaak niet deze,
dat mm de vier genoemde dingen in elk ge
val zoo veel" mogelijk moet teepassen. Even-
als overal elders is ook hier een goede do-
seering noodig.
Zoo spreekt het wel van zelf dat men niet
iedere zieke in- het voile licht mag leggen.
Maar wel moet ook i® de riekenkamer het
licht, en als het eenigsrims kan het zon-
licht, vrijen toegang hebben. Wij weten toch
dat versdiillende bacterien niet bestand zijn
tegm helder licht en daarom ka® een krach-
tige verlichting mede de reinheid1 bevQfderen.
E)e patient zelf zal daanentegen dikwijls te
gm al te schel licht moeten worden beschermri.
In de eerste plaats gebeurt dit dkx>r een doel-
matige plaatsing van het ledika®. Ook scher-
meo kunnm dienst doen om al te veel licht af
te keeren of te temiperen. De meeste patienten
'kunnm echter heel goed1 het voile licht ver-
dragen. In vroegere® tijd werd de fcamer dik
wijls geheel of zoo goed als dionlker gemaakt
met luiken of gordijnen. Dit is zeldbn noodig
en althans getoruiken wij daaibij liever gem
gordijnm omdat deze veel stof geven. Alleen
bizondere gevalle®1, sommige oogriekten,
stijfkramp, waarbij het 'licht als prikkel kan
werken om krampm op.te wekken, vereischen
belangrijke lichtbempering.
Wat de ludht befcreft, ieder weet dat goede
ventilatie in alle opriehteni nuttig is. Toch
zal men het niet zoo ver drijlven, dat de zieke
op mij® bed in een hevigen tocn't ligt. A fge
ne® nog van dfe vraag of tocht al dan' niet
schadelijk kan werken; is tocht niet aange
naam' en dus zullen! wij! den zieke er niet aan
blootstellen. Voldoende ventilatie zonder
tocht is trouwens steedis mogelijk. En is het
in bizondere omstandgiheden) al eens noodig
om snel en, zeer ruim te venitileereni, waarbij
fcrachtlge luchtstroomeni over het bed gaan,
dan past men bet uiterat eenvoudige middel
toe omi den patient gedurende dieni korten tijd
geheel onder de dekens te stoppeni. Wanneer
men' rich1 op de hoogte heeft gesteld van de
grondbeginselen) der luchtverversching, dan
em fabrikantsdochter uit Fairfortf. Zij had
gehoord van'de schoonheid van Rose Holden,
want Lord Broxiboume was er genoeg door
getroffm, om er thuis over te spreken, maar
zij had er gem veroouwen in en dacht niet
dat het een type was om siucoes m onderschei-
ding mee te behalen. Zoodat, toeni Philip, zoo
als later befcend werd, op raad' van' Rose, aan
zijn moeder en oom over zijn engagement en
over enkele moeiliikhedieu schreef, mevrouw
Massingham dadielijk haar rustig buitenver-
blijf veriiet em naar de de groote, leelijke fa-
brieksstad 'kwam, waaraan zij het land had
om te rim' wat rij voor Philip kon doen. Zij
bewoonde em aardig met klimop bedekt huis,
in dte buurt van het park van haar broer en
zij was gewoo®' hem over allies te raadplegeni,
waarin zij meende dat hij belang kom stellm
en nog over veel andiere dingen daarenbo-
ven.
Hij stride natuurlijk belang in het huwe-
lijk van Philip; maar mevrouw Massingham
had verontwaardigd bij richzelf gezegd, dat
hij de zaak niet ernstig genoeg opnam. Al
was Lord Broxbourne naar broer, beweerde
zij toch, hem nooit te begrijpen. Zij grioofde
vaag, dat hij in zijn jeugd ,Jieel woest" ge
weest was en pas sedert kort spraken de men-
sdhen niet meer over zijn dolle strefcen. Tot
voor enkele maandm had hij het grootste
deri van het jaar in het buitenland dwrge-
bracht, toeni schem' hij zijn zwervm' tnoedle te
zijn en kondlgide zijn plan aan om in Enge-
land te blijven. Mevrouw Massingham was
altijd bang, dat hij plan had weer te trouwen
en was er daarom zeer op gesteld dat hij rich
aan Philip, Phillip's tericomsdge vrouw en
mogriijke wnderen zou hechten! Want Lord
gelukt ,het bijna altijd om een dOelmatige in>-
richting, zij' het alechts tijdelijk, tot stand te
I anneer reinheid als een der eerste
eischen wordt genoemd, zal dit door velen
zoo van zelf spxekend worden gevonden, dat
de vermeldiing hums inriens wel achterwege
had kunnm blijven. Dezen dienien echter te
bedenken dat het hier gaat om1 de praktische
toepassing en) dat het heel gemakkelijk is om
te zeggen) dat het lichaam geregeld gereinigd
moet warden, maar zeer moeilijk om bij) een
zwaar rieke, voor wie iedere aanraking pijn
lijk is, door te voereni dat zonder overman
riken dag het geheele 'lichaam zorgvuldig
wordt gewasschen, ja, met het oog op het
gevaar voor doorliggen nog zorgvuldiger en'
nauwkeuxiger dan m gezonde dagen. Zoo is
het niet hetzelfde om em bed schoon te hou-
dm wanneer het alleen 's nachts beslapen
wordt, dan wanneer er eem patient opligt, cfle
zelfs niet verbed mag worden.
Eindelijk d)e rust, wie zelf maar eens em
enkele ziekte van beteekenis heeft doorstaan,
voelt aanstonda van hoevAel belang bet is,
voor lichamelijke zoowel als geesitelijike rust
der pati&iten te zorgen. Htelaas zal hij' er
uit ervaring dikwijls bij: kunnm vertellen, heo
mmigmaal tegm dezra edscb gezondigd
wordt. En ook de rust moet niet overdrove®,
maar zoodra het kan, door gepaste bewegin1-
gen afgewisseld worden.
•Het laat rich hooren, dat deze wenschen
door sammiweriring van kennis, tact en erva
ring het best bevredigd zullen worden. Van
ieder afzonderlijk zal het dan ook gem over-
bodig werk zijn, nog het em m ander te zeg-
gen. H. A. S.
Aan de Dammers
Met dank voor de ontvangm oplossingen
van probleem No. 755 (auteur Julian).
Stand
Zwart: 2/6, 15, 21, 31, 32, 35, 41, 45.
Wit: 11, 12, 13, IS, 19, 20, 24, 25, 30, 33,
39, 43, 44, 49.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11
Oplossing
12— 7
20—14
1£- 9
14—10
24-19
25—20
33—29
39 8
44-40
43—39
49 47!
1
2.
3.
4.
5.
6.
7.
9.
10.
6
2
4
5
35
17
11
22
23
13
15:24
24 :33
3 12
45 34
34 43
Goede oplossingen ontvangen van de hee-
ren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling en
P. Kleute.
Men sprie de volgende standen van den
heer Kleute eens aandachtig na en zoeke dan
de aardige verrassende oploss ng van pro
bleem No. 756.
Zwart: 3,16,19,28,30,40.
Wit: 22,27,31,33,42, 43,49.
Wit speelt hier:
1. 49—44 1. 28 26 (4 sch.)
2 44 13en zwart is verloren, want de
eenige zet, die nu schijnbaar mogelijk Is,
1621 en 2631, faalt op 138, 2217 en
16 36 van wit
Broxbourne's tftri was een der weinige die in
die vrouwelijfce lijn overgaan en daarom had1
Mevrouw Massingham alle reden om niet te
wenschen, dat haar broer zou trouwen. Het
was. em ergemis voor haar te rie®, diat hij
niets deed dan grinnikem, alsof hij erge pret
had torn zij met hem sprak over de gevanen
die Philip in Fairford liep.
„Ja, ik km Fairford'", had hij eindelijk tot
haar gezegd, „em gevaarlijke plaats, dat is
zeker.
En torn herimnerde Mevrouw Massingham
rich op eens dat em der vroegere schandalm
van zijn leven op de een of andiere manier
ze wist niet precies hoe in verband stood
met Fairford, en rij zweeg. Maar zij dacht
met omrust aan dm sancastisahen toon in rijn
stem en den blik van rij® oogen, torn Philip
haar zei. dat hij op dm steun van zijn oom
gerekend had.
Waarom vroeg zij, na eenige oogenb'ik-
ken stilte, „den'k je oat je oom dit huwriijk
zou goedvinden?"
Zij zat heel rechtop iio den grooisten mak-
kelijken stori van de afzonderlijke ritkamer,
die zij in het Queen's Hotel genomien had1 m
waarheen zij haar zoon geroepen had voor
'n ernstig onderhoud. Philip leunde knorrig
en. bromimig tegen dien schoorsteenmaniri en
hirid zorgvuldig zijn oogen afgewend van
zijn moeder's gelaat.
„Op mijn woord," zei hij, „iik had' geen re
den om anders te denken. Hij ontmoette Rose,
torn zij met Mevrouw Ashby op Enderhy was
e® was verrukt door haar scnoonheid u
hebt hem zeker daarover gehoord De Ash-
by's zrif schreve® mij er over zii dadhten
dat hij zelf met haar trouwen' wilde 1'
(Wordt vervolgd)-
i