Alkmaarsctie Courant In verkeerde schoenen. N.V. Boek- en Randelsdrukkerij v.h. Herms. GOSTEB ZOON, Voordam G 9. ALKMAAR. FEUILLETON. Zaterdag 7 Jnli. Drie brieves alt bet jaar der nederlagen. In en om de hootdstad. Belast zich met: bet venraardigen van ALLE Drnkwerken, het plaatsen van advertentlen In alle bladen, het leveren van alle Btnnen- en Bnltenlandsche Boeken. het leveren van abonnemen- ten op alle Binnen en Bnlten landsche bladen. Mo. 168 1921 Honderd Vijf en Twintlgste Jaargang, ii. DE BRIEF VAN SONOY. Eerst een enkel woord over den man zelf. Jhr. Diederik Sonoy was geen Nederlan- der: hij stamde uit Calcar, in het Guliksche. Door zijn huwelijk werd hij de zwager van Albrecht van Haestrecht, Drost van's Prin- sen stad Breda. Hij hing Oranje aan, die hem gebruikte in posten van vertrouwen: voor't verzamelen van gelden, besprekingen met personen, die de Prins niet bereiken kon. Een man vol van moed, van durf en van trouw. Maar vreeseiijk voor zijne vijanden. en vol wantrouwen en bittere wreedheid waar hij afval of verraad vermoedde. In den tijd waarvan wij spreken had die nog niet de groote vlek geworpen op zijn karakter. De Prins had liem benoemd tot Gouver- neur van Noord-Holland en in den tijd van Haarlems beleg was hij op zijn post, op het gevaarlijkste punt Het lot van de stad hing af van de Haar- lemmermeer. Over dien wijden, onrustigen, altijd verder wroetenden plas konden troepen en proviand naar de stad gevoerd worden maar ook de Spanjaarden komen met vernie- ling en moord. Altijd was er strijd op't water, groote en kleine gevechten. Oranje, die toen in Sassenheim woonde, wist honderd schepen bijeen te brengen. van allerlei grootte en maaksel. Maar ae Spaanschgezinde vloot, bestaande uit Amsterdamsche schepen ver- sloeg ze geheel en al. Een en twintig van 's Prinsen schepen werden door den vijand genomen. „Van welcke victory die van buy- ten getriumpheerd, maar die van binnen seer bedroeft zijn geweest." Nu de aanvoer van levensmiddelen ophield nam de honger zijn intrek in Haarlem. De gemeenschap moest hersteld worden. Tusschen Amsterdam en Muiden strekte zich de Diemerdijk uit, om in het Oosten de woelige wateren van de Meer in toom te hou- den. Bij verrassing maakte Sonoy zich meester van een der sluizen, die hij stuk sloeg. Vlak daarbij *tak hij een brted en diep gat in de dijk en om dien toegang te bewaken legde hij 800 soldaten daar achter. Vele schans- gravers waren daarbij, die in allerhaast de soldaten begonnen te beschansen. Zij hadden voor vier dagen proviand en munitie en in vier dagen was het werk gereed. Toen ging Sonoy met vijf galeien, drie booten en eenige schuiten naar Edam om het noodige in te slaan voor een langer verblijf. Maar die van Amsterdam waren waak- zaam en Sonoy was niet uit het gezicht, of zij kwamen met overmacht opzetten. De Geuzen weerden zich dapper, maar moesten twee galeien, drie booten en drie schuiten prijs geven. Zij vluchtten weg langs den dijk en zonden een bode naar Edam, naar Sonoy. Met grooten ijver ging deze aan het werk en door dreigementen, bidden en briefschrij- ven verzamelde hij in korten tijd 40 schepen. De Amsterdammers kwamen toen met nog grooter macht opzetten, de Noordhollanders, meest burgers zonder opleiding, verloren den moed en vluchtten van de schepen. De pas gegeraven schansen werden ge nomen en de Spanjaard was voor goed mees ter op de Haarlemmermeer. Het was een schrikkelijk ongeluk en de voornaamste oor- zaak van Haarlem's val. Het is onbegrijpe- lijk hoe de stad het nog weken lang, van Mei tot half Juli, heeft uitgehouden. Sonoy, de man met net diepvoelende, hartstocntelijke karakter was vcrslagen, maar voor zijn persoon zou deze nederlaag nog bit- terder gevolgen hebben. Hoor, wat een tijdge- noot er van schrijft: „Den aenslagh, hoewel die wel aengheleght was bij den voorschreven Sonoy, enae oock in't begin wel was gheluckt, als hebbende den voorschreven dyck sonder verlies van volck inghecreghen, daerna ghesteecken, ende syn volck beschanst, heeft den voorschreven Sonoy nochtans gebracht in grooter clen- achtighe ende' versmaetheyt, ende hebben hem niet alleen die voorschreven soldaten, (lie van den Diemervck ontcomen waren, seer gheblameert, ende oock naergheseyt dat hij den voorschreven aenslag sonder eenighen raet en de voorsichtigheyt alleen deur syn eyghen goeduncken hadde aenghevangihen, ja henluyden op den vleescbbanck ghebracht. Maer oock de soldaten, die mette schepen schandelyck. sonder noot de vlucht hadden ghenomen, nebben om haerselfs te verschoo- nen, hunne schuldt ghezocht op hem te schuy- - Naar het Engelsch, door Berta Ruck. 9) - De voordeur werd geopend. De donkerroo- de portiere werd opengeschoven door een ouden butler, die regelrecht uit de prenten- boeken van Calde Code kon zijn gestapt. Hij had em roode kleur, was heel deftig en had grijze bakkebaarden en hij zag echt va- derlijk op mij neer. (Hij was vrij lang.) En daar stond ik, volkomen bewust dat ik er armzalig uitzag in mijn zwart serge pakje en mijn zedig zwart hoedje, uitgeput van de reis en letterlijk trillend van angstige span ning hoe ik alles zou verklaren. Zelfs het begin had al dadelijk veel van een strikvraag. Want de vaderlijke oude dienaar vroeg mij met een vriendelijke stem: „Uw naam, me- vrouw?" O hemel ja, hoe was mijn naam? Ik meen \kelken naam zou ik opgeven?" Juffrouw Whitelands? Neen, mijn eigen zou hier geen licht geven. Het was best mo- gel ijk, dat de moeder van den armen George „niet thuis" zou zijn voor vreemde menschen op dit kritieke oogenblik. Dat zou de zaak nog veel ingewikkelder maken dan zij reeds was. Ik besloot dadelijk in dit geval den naam op te geven van dat andere meisje. Maar hoe wa* die? Moest ik eenvoudig zeg- gen: „Mevrouw George Meredith?" ven. Oock de steden van het Noorderquar- tier hebben hem naerghehouden, dat hij den voorschreven aenslagh sonder haerlyder we- te hadde begonnen, daer zij toch de kosten ende lasten moesten founerea ende draeghen. Men moet Noordhollander zijn om zulk een zaak op zulk en saaie wijze te beschrij- ven! Maar, welke karakters laat de voor schreven geschiedschrijver ons zien! Hier wordt geen vriendelijke stemming afgewacbt om een liefelijk beeld aan het nageslacht te toonen maar welke toestanden welke een blik in de werkelijkheid. Hier staan mannen, in 'n zwaren, bitteren tijd gevormd, hard tegenover elkaar. De ramp wordt niet op zichzelf be- oordeeld, maar naar zijne droevige gevolgen. Een zondebok moet er ziin, de schuldigen zich vrij willen pleiten. De gewonde leeuw ligt neer, door allerlei soorten van klein ge- dierte geplaagd besprongen en gepikt. Voor ons die op een afstand staan van drie en een halve eeuw is het moeilijk goed te oor- deelen of rechtvaardig te zijn ten opzichte van de schuld van Sonoy.Ons lijkt zijn aanslag als een stout ruiterstukje, waarbij de veldheer van een plotseling opkomende gelegenheid snel februik maakt. Gelukt zijn plan dan is hij de eld Van den dag. Nu is het niet gelukt Maar wat had Sonoy dan moeten doen? Eerst Sroviandeeren of met de steden overleggen? iaar dan ging het gunstige oogenblik voor- bij en kwam nooit terug. Het iB echter alsof Sonoy zich zelf niet vrij kan pleiten. Zijn brief aan den prins is als een opeenvolging van raadgevingen, omtrent zaken waarin, naar zijn oordeel, hij zelf te kort gekomen is. Het is als een biecht afgelegd niet door een non knielend voor haar biechtvader maar van 'n dapper man aan den Vorst, wien hij verant- woording schuldig is, dien hij als zijn rneer- dere erkent, en die het dan ook is. Schoon se- dert jaren in den Nederlandschen adel opge- nomen hoor het luisterend oor zijn landaard reeds uit den aanhef en men erkent den buitenlandschen tongval in woord en stijl: Hoe zal het hem te moede zijn geweest bij bet schrijven van dien brief in dat jaar, nu alles tegen sloeg, het vreeselijke jaar van de nederlagen! „Doorluchtige, hooghgheborene Heer und Furst". zoo vangt hij aan. „Wij gebieden ons onderdaenlyk aen uwe Furstelijke Ghenade ende kunnen den selven niet laeten alle die Gesteltenissen van dezen Quartiere vrymoe- delyck (also wy behooren) over te schrijven, hoe dat sedert net beclaghelyck ongeluck van die van Haerlem, meest op alle menschen (oock onze saecke meest toeghedaen) een zul- cken verschrickingh ende vreese is ghevallen, dat yeder slechts ommesiet, hoe hij uyt die Lanaen best mag geraecken." Dan volgt er een beschrijving van de angst en de verwarring, die er heerschen. De men schen verkoopen hun bezittingen, zoo goed en zoo kwaad als zij1 kunnen, zij, zoeken reis- gclegcnheid bij dag en bij nacht, te water em te land, ondanks vrij gestrenge wetten en bepalingen, die daartegen uitgeschreven zijn. Achi, roepen zij, als Haerlem maar bdjtijds van proviand was voorzien 1 Toen de Meer dien winter bevroren was, had men dat toch gemakkelijk kunnen doen Dan had de stad ontzet kunnen worden. Wat hebben wij dan te wachten? Wij zijn ook uiet naar behooren voorzien en onze fortifkatoea zijn niet in dien bestem staat." Zoo gaat Sonoy voort op te tellen wat hem verweten wordt, Hij brengt de beschul- digingen over aan den Prins, die weet wat ze waard zijn. De plattelandisbevolking verliest haar vertrouwen. Zij is uitgeput en kan de zware lasten niet opbrengen en de stedelin- gen kunnen de bezettingen niet langer onder- houden. „Alle menschen verlaten ons, behalve onze vijanden!" roq>t hij uiit. ^Het is naar men- schelij-k oordeel niet mogelijk, de zaak tot een goed cinde te brengen ten ware uwe Ffirstli- che Ghenade eenig vast verbondt met eenighe groote en moghendie Potentaten en een tref- felijk uytzet voorhanden hadde". Mocht dat zoo zijn, dan ware het best, dit terstond be- ken'd te maken' om het vluchten te stuiten en de menschen te troosten. Maar als de Prins geen ander uitzicht heeft, dan waie het best, dat zijne vrienden met vrouw en kind en hun „armoetken" dat zij weg kunnen krijgen, scheep gaan en het land uit trekken. Dat is beter, dan dat zij alien om hals komen. Hi], de voortvarende doortastende man, be- stormt den Prins met angstige vragen. Weet hij wel dat de vijand zich versterkt opzet? Dat de soldaten niet willen' Vechten als zij geen soldij ontvangen? Moet er niet nog een gat in den Diemerdijk worden geh'akt, om de Geuzenschepen we- der op de Meer te brengen? Is net niet noodig Alkmaar te versterken? Zijn Edam en Enkhiuizen wel voldoende voorzien? En hoe C) Pieter Bor. Boek VI. Fol. 321. Neen, een merkwaardig bijgeloof hield mij hiervan terug. Een jong meisje, dat zich zelf mevrouw noemt, terwijl zij' nog ongetrouwd is, haalt zich zelf een vreeseiijk ongeluk op uen hals, zegt men. Juffrouw Vera Vayne wat dat haar - mijn tooneelnaam? De naam, die op het scherm verscheen voordat het filmdrama werd afgedraaid met de tooneeltoestanden, die niet meer vergezicht waren dan de toe- stand waarin ik mij op't oogenblik bevond? Had zij een anderen naam een gewonen naam? Juffrouw Sallie Mogs bijvoorbeeld? In ieder geval wat moest ik zeggen? HOOFDSTUK VI. De Moeder van den Held. Bliksemsnel flitsten deze gedachten door mijn brein. Het kan niet meer dan een heel korte pauze geweest zijn, die volgde op de vraag van (fen butler: „Uw naam, me vrouw?" Toen loste het vraagstuk zich vanzelf op. Even een vlug gerinkel van gordijnringen achter den bediende. Een tweede portifere werd haastig opengetrokken. In de koepel- vormige opening stond een vrouwegedaante, j :wart afstekende tegen het roode licht. Met een snelle beweging kwam zij naar mij toe. Een allerliefste vrouwestem riep: „Daar is zij, daar is zijMijn handen werden ge- vat, ik werd hartelijk gekust door de dame, I die naar mij toegekomen was en de vriende- lijke stem gmg haastig voort: „Ik ben toch staat het met Mtmniikendam? De Water land- sche dijk loopt gevaar. Het platteland wordt afgeloopen, het vee geroofd. Men be- scbuldigt den Pnns, dat hij om de steden te versterken. het platteland van weerbare man nen berooft! In Tessel dreigt ook gevaar. Daar moeten schansen' opgeworpen, daar moeten schuiten en soldaten worden' heengezonden, om het strand te bewaken. Zoo vliegt zijn geest dnrustig heen en weer. Overal ziet hij zorgdooeheidi en onder- gang. Hij voelt zijn eigen machtdoosheid, omdat hij het vertrouwen van het volk heeft verloren' Daar moet iemand zijn, die troost, die hoop geeft, die liefde wekt. Aandoenlijk klinkt de belijdenis van onmacht uit den mond van den man, die alles overheeft voor de goe- de zaak: „Het is gheheel noodich, dat uw Fflrstliche Ghenade Heer Brooder, Graaf Lo- dewijek ten spoedigste sich hier bevinde, al waert maer voor sijn Ghenaede pensoon' al leen, want alle harten aen hem hanghen." So noy voelde het: de harten hingen niet aan hem! Lodewijck van Nassau, de volmaakte ridder, de vriendelijke, de zachte man, die als veldheer boven zijn vorstelijken broeder stond, door Alva wrevelig gehaat, omdat hij zoo velen won door zijn persoonlijkheid al leen. Lodewijk, de stichter van het verbond der edeleu, moest ook hier komen, om de harten tot elkaar te brengen. Lodewijk van Nassau is niet gekomen en hot jaar van rampen en nederlagen. ging voorbij. Sonoy noemt zelf de voorboden op van betere tijdten, al kon hij, toen niet weten welk een invloed zij daarop zou hebben het bouwen van een nieuwe Zuiderzeevloot, het aanstellen van Cornelis Dirkszoon, burge- meester van Monnikendam, als vice-admiraal. Maar het voornaamste was wel de vaste ovcrtuiging van onze voorouders in die bangc dagen, uitgedrukt in regelen, die nog in de Groote Kerk in Haarlem te lezen staan: A1 waer alle de werelt op ons verhit Soo sterck, soo fel als men mocht bedencken. Is Godt met ons, verstaet wel dit, Niiemant sal ons dan moghen krencken. M. W. MACLAINE PONT. XXXIV. ^Nadruk verboden.) Het Verkeersvraagstuk. Het verkeers-vraagstuk is nog steeds aan de orde, zoowel in de stad als met betrekking tot de verbinding van de omliggende plaat- sen met de hoofdstad des lands. Wanneer men de nog altijd ongeevenaarde Camera" van Hildebrand nog eens ter hand neemt of de nog steeds opwekkende „Pickwick-papers" weder onder de cogen krijgt en dan leest van onze gemoedelijke trekschuit-reizen of van der Britten post-koetsenbeweging, dan moet men wel onwillekeurig glimlachen over de dagen van tofcn, wanneer we om ons zien al die beweegkracht door stoom en electriciteit; van voertuigen van allerlei aard, die ons binnen een luttele spanne tijds vermogen te vervoeren naar alle deelen van stad en land en werelddeelen. De uitvindingen pp het gebied van het verkeerswezen te land, te water en in het luchtruim, zijn feitelijk binnen een klein aan- tal jaren, van dien aard geweest, dat bet on- mogelijk is geweest da* de verbetering van de wegen, waarover die" nieuwe voertuigen te land zich moesten voortbewegen, daarme- de gelijken tred kan houden. Daardoor is de kwestie, hofe het verkeersvraagstuk behooilijk op te lossen, thans nog dagelijks aan de or de en voor oude steden als Amsterdam schier hopeloos geworden. Ons electrisch tramwegnet mag zeker tot de beste der groote steden gerekend worden en t6ch staat men daarbij in Amsterdam nog altijd voor groote moeilijkheden, want hoe zal men ten slotte b.v. het Leidsche straat- probleem moeten oplossen die straat is en blijft trots bruggen-verwijding voor het tram- verkeer te nauw bij het steeds toenemend ver- keer van voetgangers en fietsrijders en ont- eigening wie durft er eigenlijk aan te den- ken, wetende dat millioenen gemoeid zouden wezen om op die wijze tot verbreecfing te komen. Van het Rembrandtplein wringt zich de tram nog steeds door een nauwe straat naar den Amstel ook dAar is nog geen oplos- sing gevonden en zoo zouden er wel meer plaatsen in de oude stad te noemen zijn, waar het vettceersvraagstu* een schier on- ontwarbare puzzle is. geworden. De toestanden om Amsterdam en die In Gooi en Eemland, de streek, die voor Amster dammers hoe langer hoe meer beteekenis kreeg en nog steeds krijgt, zijn ook nog bij lange na niet in overeenstemming met het- geen zij wezen moeten. Gij weet hoeveel er enkele maanden geleden te doen is geweest over cue nieuwe electrische tramplannen door het Gooi en hoe die, dank zij net krachtig zoo blijO Pitchard, hoe kon je verge- ten, dat het de vrouw van mijnheer George moest wezen?" Dit zei ze tot den ouden -utier. „Breng dadelijK wat vensche thee voor haar! En jij kindje, kom binnen, kom binnen. Ik ben de moeder van George." Zij trok mij mee door de opening tusschen de gordijnen naar een groote hall met eiken- houten paneelen, die vol menschen scheen te zijn. Bedremmeld en verlegen hield ik mijn oogen gevestigd op George's moeder. Zij was lang en in heel zacht grijs (niet zwart) gekleed, met grijs bont om hals en mouwen. Haar haar was blond geweest en zacht; 't was nu roomkleurig grijs en kroe- zig, hoog opgemaakt; het leek net een hoofd van volkomen ontwikkeld moeras spirea, dacht ik. Haar fijn besneden gelaat, waarop smart te lezen stond, was vroeger zeker al- lerliefst geweest. Zeker een allerliefst menschHet zou geen moeite kosten haar zijn vertrouwen te geven, haar mijn geheele ge- sdbiedenis te vertellen(Dat dacht ik, met wetende wat er gebeuren zou!) Het was echter oninogelijk plotseling met de verfdaring van mijn jromst voor dien dag te komen voor een hail vol menschen. Ik moest wachten' tot die weg warm Ik keek ze even aan... Die vrij oude dames en een paar jonge mdisjes, typasdie buitemnenschen. Ge kleed volgens de mode van 1914 en (waar- schijnlijk) nog sprekende naar die van' 1896. Maar vnendelijk en tot denzelfden kring be- hoorende als hun gastvrouw met haar aller liefst uiteriijk. protest tegen de natuurschoon-verknoellng, welke zij in zich hielden. voorloopig voor goed misschien vac de baan zijn geraakt. Wat echter niet wil zeggen, dat door dit ne- gatieve besluit de oplossmg gevonden is geenszins, er mofit lets gebeuren. Nog steeds schommelt, schokt en schelt het aftandsche vervoermiddel, dat Gooische 8toomtram heet, langs den vervelenden en aller-abominabelsten weg naar Naarden's oude veste en door dat stedeke heen verder langs den over een groot deel flink verbree- den weg naar Laren heen. Feitelijk is dit uit- zijn-tijd-zijnde vervoermiddel voor dien fraaien weg een bespotting geworden en t6ch gemist kdn het nog niet worden, om dat er niets beter is en vooreerst niet zijn zal. Die tram heeft den laatsten tijd bovendien emstige concurrence gekregen door het langs dm weg brengen van motor-omnibus- sen van het station te Bussum naar Laren en naar Huizen. Die vervoermiddelen zijn z&r in trek, dat kan men dagelijks zien, maar daarorn zijn zij nog gem ideaal. De ingangen ervan zijn nauw, mm zit er in ge- vangen en opgehoopt, de ventilatie is maar zoo wat en de wegen, waarover zij gaan, zijn van dien aard, dat de bewegings-gewaarwor- dingen, die men er in ondervinat, evenmin tot de prettigste gerekend kunnen worden. Niettemin, voor de bewoners van het Gooi is die nieuwe motor-dienst een verbetering en het heet dat em aantal nieuwe dienstea reeds an averwieging is. De wegm echter zullten op dm duur onder het gewicht dier zware voertuigen danig te lij(fen hebben, waar nog bij komt, dat hei verkeer van zware vracht- auto's ook steeds toenemmde is. Want even goe dais Hildebrand's trckschuit is verdwe- nm, evenzeer is allengs van onze wegen heen- 'gegaan de gemoedelijke vrachtwagen van Janssen of Pieterse of hoe die vrachtrijders heeten mochten, die eens of meermalen per week reden van Amsterdam of Amersfoort of Utrecht op de plaatsen in het Gooi en die zonder v&C haast te hebben de goederen uit die steden aanbrachten. Hun wagens, bespan- nen met het voortsjokkmde of kalmvoort- stappende rossinant, zijn vervangm door de zware vracht-motorwagens met of zonder gummi-banden. die met hun vrachten voor- bijsnorrm m de huizm doen dreunen op hun fundamental en bovenal de wegen1 danig ver- havenen. Ook al em vraagstuk, waarop lets gevon den moet worden en waartegen Gedeputeer- de Staten, blijkens thans bekend gewordm plannm, gaan optreden, en radicaal ook, want zij gaan, niet meer m niet minder, ge- bruik makm van hun bevoegdheid om pro- vinciale wegm geheel of gedeeltelijk voor zwaar motorijverkeer af te sluiten. Wel is waar zal met verschillende omstandigheden rekming wordm gehouden, zoodat onder be- paalde voorwaarden vergunningm voor zwa re voertuigen langs die wegm gegeven zul- lm wordm, doch ontegenzeggelijk zal toch op vele plaatsen dat verkeer danig bemoei- lijkt zijn. Em lofwaardige maatregel, zeer zeker, wanneer mm ziet noe op vele plaatsen de wegm onder dat zware verkeer te lijden hebben, maar afdoend kan de maatregel na- tuurlijk nooit wezen, omdat het verkeer van personen m het vervoer van goederen zijn eischen blijft stellen. nu de gemeenten in de nabijheid der hoorastad steeds in beteekenis toenemm. Het zal hoe langer hoe noodzakelijker blij- km, dat aan de verbetering van de wegm groote sommen gelds zullm wordm besteed en daamevens het goederenvervoer over de spoorwegm tusschen Amsterdam en de om liggende gemeenten vlugger m goedkooper zal wordm. Is dat mogelijk in verband met dm toestand, waarin onze spoorwegm ver- keeren m de millioenen tekorten, waaronder zij nog steeds gebukt gaat. Onlangs bevond ik mij in em der steden van het zuidelijk deel van ons land, waar de suikerindustrie en de beetwortel-cultuur em belangrijke plaats innemm in onze nijver- heid. Met em vriend, in die streek goed bekend, maakte ik em langm fietstocht en bevond daarbij, dat de wegm lang niet slecht warea „Neen," zeide hij naar aanleiding emer opmerking mijnerzijds dienaangaande, „doch in dm tijd van het beetwortelm-vervoer wor dm zij stuk gereden m als dan de regens ko men, zijn ze afschuwelijk." Waarom mm in die strekm dan gem flinke harde wegm aanlegde? Het antwoord was, dat er gem geld voor zulke kostbard werken zou zijn. Maar later in de stad teruggekeerd, wees hij op twee in saxtbouw zijnde secte- scholm; mooie, groote gebouwra m in de, na bijheid de groote openbare school, die steeds leerlingen verloor. „Daar is wfel geld, en v661 geld voor be- schikbaar." zeide mijn vriend; „dAAr geeft mm tegmwoordig door heel het land miliioe- nen en millioenen voor uit. Ik zal werkelijk „Komi bij mij zitten, kind1", zei ze glirn- Tachend, maar met em teeder snikje in haar stem Zij maakte plaats voor mij op em lage sofa tegmover de tiheetafel. Ik ging zitten daar ik mij niet in staat voelde ids &ndens te doen. Ik dtonk herlijke thee en at warme, gesmeerde besdniitjes, die mij werden ge- presenteerd. Ik keek om mij keen1 in de hall1 met de glimmende, donkere 'paneelen, ver- sierd met koppm van wilde geiten' cn wilde zwijnen. Em heel groot tijgervel lag voor het vroolijk brandende blokkenvuur. De reuk van dat houtvuur, vermengd met de odeur van potpourrie en Sandelhout, die rondom George's moeder scheen te zwerven, daarbij de geur van freesia's, die in prachtige potten op de vensterbanken voor ae weggetrokken roode gordijnm stondm. En random de ge heele omgeving, over al die personen heerachte nog een andere atmosfeer, even wel- -riekmd als onmiskenbaar. Die atmosfeer van Tehuis. Iedere vreemdeling, die evenals ik uit de moeilij'k, drukke, vijandige buitenwereld koint, zou dadelijk kmmen zeggen, dat dit een plaats was waar em geslachtenreeks van allerliefete families had gewoond en gdluk- kig was geweest m veel van elkaar had ge houden. Em „Tehuis" kan niet gekodtt wordm, zooals die Suthcliffe—Smiths hun Masted" haddm- gekocht. Deze overtuiging kwam op em vreemde, onwillekeurige manier bij mij op door alles wat mijn oogen aanschouwden. Het dm'kbeeld glansde mij toe uit het oude niets In brengen tegen het geven van goed onderwijs aan iederem," vervolgde hij, „maar als men ziet en leest wat aan scholen wordt uitgegeven; als mm hoort van het op- richten emer dure, nieuwe hoogeschool te Nijmegen, waarvoor die gemeente een groote subsicfie geeft, dan vraag ik mij wel ems af of ons „prachtige" onderwijs niet op weg is em vloek voor ons land te worden." Had hij, die zoo sprak, wel geheel en al ongelijk? Aan dm eenen kant millioenen voor kostbare scholen, die de jeugdige burgers van hetzelfde land van elkander scheiden en vervreemden, maar wanneer de nijverheid verbeteringen vraagt; wanneer emige dul- zenden noodig zijn voor verbetering van het verkeerswezen; wanneer aangedrongen wordt op electrificatie der spoorwegverbindingen, allereerst in de nabijheid der noofdstad, m op verlagen der reis- en goederenvervoer-ta- rievm, dan wijst men op de groote tekor ten bij ons spoorwegwezen, dan is er geen geld. Maar nieuwe overbodige scholen Deze week zijn op dm fraaien harden weg, die Hilversum en Bussum verbindt, ter gelegenheid van het vijf-en-twintigjarig be- staan van de „Kon. Ned. Automobiel Club" snelheidswedstrijden gehoudm en is het be- stuur der club officieel door het gemeentebe- stuur van Hilversum verwelkomd ten stad- huize. De burgemeester dier gemeente heeft in zijn torn gehouden rede niet nagelaten te wijzen op de eischen van verkeersverbetering en wegen-verbreeding in verband met het steeds toenemend automobiel- en motorver- keer; op de beteekenis van de meer en meer zich op dm voorgrond dringende auto-bussen en van het toenemend aantal vrachtauto's. Hij liet ook niet na te wijzen op de excessen, die door het misbruiken der snelheid dier voertuigen moeten wordm geconstateerd. Zeer zeker, deze komen nog veel te veel voor, doch mm mag vertrouwen, dat zij allengs door goede politie-maatregelen en het door- dringend' besef bij gebruikers m bestuurders van mechanisch-gedrevm voertuigen, dat de openbare weg ook nog voor anderen dan hen dienen mag, zullen verdwijnen. Het hoofd der Gooische gememte heeft er tevens op gewezm, dat het beginsel. dat de auto heeft bij te dragen in de verbetering der wegm, in de krimgen der autcveigenarm gem besoijding meer vindt, maar iuist om die re den wordt het dan ook tijd, aat van over- heidswege wat meer geld zal wordm besteed aan die wegm-verbetering. Wegm voor het moderne snelverkeer m zware goederen-ver- voer afsluiten, zooals Ged. Statm van Noord- Holland thans dom, is gemakkelijk gmoeg, maar de wegm verbeteren m verbreeden; het spoorwegverkeer electrisch te dom worden, is em minder eenvoudige kwestie, doch erne, waarvoor felke gememte, en de hoofdstad des lands niet het minst, tot de oplossing van moet bijdragm. Daar moet het hem daar- voor moet geld, v&l geld gevonden wordm, maar dat onderwijs SINI SANA. De excursla van Nederl, Landbauwers naar Noord-ltalid. xv (Particuliere Correspandmtiie). FASCISTEN Wie in It a lie geweest is, wordt veronder- steld met ,^warthemden" in aanraking te zijn geweest. Mm heeft hier te Lande, geiooven we, zoo'n beetie het idee dat je in Italie, bij wijze van spreken, over deze soort van' lieden struikelt. Nu behooren zwarte hemdm in het land' beziuiden' die Alpen volstrelkt niet tot de zeldzaamhedon er loopm misschien meer personen met een min of meer zwart, dan met een helder wit overhemd rond maar ,^warthemden"*zie je er niet zoo veel en dat zijn dan zij, die tot het vrijwilligerskger behooren, meestal enthousiaste jongelui. De overigen, die tot de partij behooren, hebben, wapenbord boven de deur: ieder wapen zou geschiedenissen hebben kunnen vertellen. Het blonk in het aardig, gladgesleten fami- liezilver, met die initialen van een bruid, nu reeds lang tot stof vergaan. Het gloeide uit de Indische divankleedenhet keek uit hoek- jes met vaasjes versierd of boekenplanken met bruine boekjes en platen in zwarte lijsten. Van lieverlede waren al deze dingen samen- gegroeid, om dit Britsche tehuis te makm tot wat het beden was: em plaats van liefe- i lijke zeden en gewoonten1. Juist op diezelfde wijze moet het koraal groeien, laagsgewijze, m het betooverde Eiland vormm' Ik ben gevoelig voor den Geest der Omge ving. Rondom mij kabbelde een stroom van vrimdelijke gewone praatjes, waar ik niet anders dan met em enkel woordje op hoefde te antwoorden. Ik geloof, dat ze sprakm over het weer, over het ntaanlicht, over mijn reis. Onschuldige onderwerpen, met dte vrimde lijke bedoeling mij op mijn gemak te zetten Ik op mijn gemak! Terwijl ik wist wat ik te zeggen had zoodra de visite weg was. Al spoedig (nadat ze mij gezien haddm, dacht it) stondm zij op om heen te gaan. Hun auto werd voorgeroepm; zij vertrok- ken. Tom zij weg gingm, kwam sir Richard Meredith binnen, hij wtreef in zijn ijskoude handen m l'achte mij toe alsof wij al jaren elkaar kenden. Hij werd gevolgd door em srrooten witten buU-terreier, ide nistig achter hem aan kwam. (Wordt vervolgd.) i 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5