Alkmaarsche Gourant Damrabrieb. 5 qWs ■JB JViV AV.V ■1^bVbM In verkeerde schoenen. i"ej N.V. Seek- en nanoekiirukkerij v.h. Herms. COSTER ZOON, Zaterdag 14 Juli. Drie brieves alt bet Jaar der nederlagen. FEUILLETON. Voordam G 9. ALKMAAR. bet verraardlgen van ALLE Drnkwerken, het plaatsen van advertentien in alle bladen, het leveren van alle Blnnen- en Bnltenlandscbe Boeken. het leveren van abonnemen- ten op alle Binnen en Bnlten- landsche bladen. B m B I Wo- 164 192S Honderd Vijf en Twlntigste Jaargang, Aug. 1572—Juli 1573. III. De brief van den Prins. BE PRINS. Ieder weet wie het is. Andere vorsten hebben hunne namen, vaak met hunne cij- fers. Hij is de Prins. Der Princelyken Princen Prince. De Eerste van de Eersten der Eersten. Zou hij na de ramp van den Diemer- dijk den moed verliezen? Of toen de Span- jaarden hunne vloot nog meer versterkten met schepen uit Amsterdam? Of zelfs na de overwinningen op de Haarlemmermeer? Wij weten, dat hij als altijd het heil verwachtte van de zee. De vloot moest versterkt worden, met de schepen werd het land vergroot. De Meer krioelde van zijne schepen, dagelijks hadden er schermutselingen plaats, gevech- ten van kleinen naam, maar grooten invloed. Want welk binnendringend leger is op den duur bestand tegen den kleinen oorlog? En welke guerilla is vreeselijker dan die in Hol land en Waterland? De huisman kent ieder pad door het moeras, iedere plek die een steunpunt biedt voor pols3tok en verrejager. Hij kent de kreeken waarin de kleine schuit zich verschuilen kan, hij vindt zijn weg in het doolhof van groote en kleine plassen. Maar de vreemdeling met zijn zware wapen- rusting zet de voet op wat hij voor een gras- veld houdt en plotseling verzinkt hij in den zuigenden veengrond. Geen redding is mo- gelijk. Een bange kreet die alleen de water- volgels opschrikt... hij zinkt en is verloren. In de kreek schuilen de lichte booten, onzicht- baar achter het kreupelhout. Een tiental Spanjaarden gaat behoedzaam over het smalle pal. Plotseling rijzen als uit wa ter de Geuzen. De verrejagers pols- stok en wapen tegelijk worden uitgesto- ken, de haak stevig in de kleereren geboord. In een oogenblik omver getrokken, voordat hij nog een vijand heeft gezien, spartelt de Span- jaard in het moeras, om nooit weer op te staan. Zoo zonken honderden in een nameloos graf. Zoo werd het Spaansche leger gaande- weg machteloos. Maar de groote ondeme- mingen van den Prins mislukten alien en in vollen triomf zeilde Bossu, de wapperende vlaggen in top, met zijne overwinnenae sche pen de Haarlemmemeer rond. De Geuzen wa- ren verslagen en verjaagd, zij zouden zich niet meer vertoonen. Deze overwinning beteekende den honger- dood voor Haarlem: het was onmogelijk pro- viand te brengen binnen de nauw omsloten 6tad. Reeds lang moest het volk zich bekrimpen. Brood en vleesch waren er sedert lang niet meer. Het volk leefde van linzenmeel en raap- zaad. Toen dat ontbrak, werden honden en katten, ratten en muizen gegeten. Maar ook dat onreine gedierte verdween, toen kookten zij het leer van ossen- en paardenhuiden en het gras, de brandnetels en het onkruid dat tusschen de straatsteenen groeide. Enkelen konden met dit voedsel het leven rekken; ve- len verdroegen het niet en de dood kwam als een verlosser. Mannen, vrouwen en kinderen vielen neder in de straten, en den overleven- den ontbrak de kracht, om de lijken te begra- ven. Toen maakten de Haarlemmers plannen, zooals alleen wanhopige menschen dat kun- nen do en. De weerbare mannen zouden de stad uittrekken en de zwakken, de vrouwen en de kinderen achterlaten. Don Frederik zou die zeker sparen. Maar de vrouwen en kinde ren barstten uit in klachten en jammerkreten en de mannen moesten hun plan opgeven. De honger neep en noodzaakte tot het maken van nieuwe plannen. Nu wilden de mannen de vrouwen en kinderen in hun midden slaan. Don Frederik, die zijne spionnen had, vernam het. Dat zou zijne soldaten veel te veel bloed kosten en na een paar dagen had hij de stad toch: de honger zou te mach- tig worden. Hij stelde onderhandelingen voor. De trompetter werd ontvangen den eer sten Juli van het jaar 1573 maar tot een ver- drag kwam het niet. Toen bulderde de Spaan sche kanonnen, meer dan duizend kogels vie len in de zwaar beproefde stad. De muren lagen in puin, de wallen konden niemand meer beschermen. De mannen hadden niet meer de kracht om het zwaard te dragen. Toen klom langzaam de zwarte vlag in den toren omhoog en meldde aan vriend en vij and, dat Haarlem zich ter dood bereidde. Een duif bracht den Prins het briefje, met bloed Maar het Engelsch, door Berta Ruck. 15) „Ja, ja, maar u denkt dat dit alles niet op Sen dag aan een meisje kan overkomen, dat weet ik zeker I" ging ik met aandrang voort. „Het is net een verwarde hoop opwindende dingen bij elkaar, niet waar Zuster? Het is bepaald meer dan wat mij toekwam, hfe Zus ter? Maar ik denk dat er niemand van over de vijftig is die niet op zijn leven terug kan zien en ten minste feen dag aanduiden toen hem dingen overkwamen me meer thuis hoorden in een melodrama, iets dat op het tooneel gebeurt dad in het werkelijke leven „0 dat bfii ik volkomen met u eens", zei Zuster Phyllis, heel beminnelijk, terwijl zij onder het Spreken den thertaometer oppoetste met een punt van den handdoek. „Ik denk soms werkelijk dat de werkelijkheid vreemder is dan verdichtiiig Te goed, ja al te goed, zag ik in welk van die twee zij dacht dat ik haar opdischte. „Ilk moet Liadly Miemedliitlh nog eens spre- ikeo", iging ik voort van uitt de kussens. „Ifr voel', dat ik geen oog kan toe dloen vamnacht voordat ik L'adly Meredith) gespnoken (heb." Hier vied miij een pradhitig idlee iln. „Als ik uiiet slaap vrees ik dat u net ook niet dbet, 7'uster", zei ik en mdjln toon was meer be- dlnoefd1 dlan, dlreigend. „Ik Zal1) Wijven woelen en sehelilien om allllerifei dingen, vrees ik gescnreven, dat de stad geen hoop meer had. De duif keerde terug met zijn antwoord. Ach! als de staa het nog drie dagen houden kon! Hij zou hulp zendenl En hij had weer een leger gereed. Op de markt te Delft had hij den nood van Haarlem bekend gemaakt en de vrijwilligers sroomden toe; geen soldaten die om geld riepen maar mannen van aan- zien, vermogende burgers uit Delft, Rotter dam en Gouda, die zich aanboden hunne bondgenooten ter hulp te Snellen. De Prins, als krijgsman had bezwaar In het samenge- raapte, ongeoefende legertje. Kon hij echter die4000 gewapende vrijwilligers weg zenden? bij hen en de Prins stelde zich aan hun hoofd. Maar nu ging er een kreet op uit de omliggende steden. Dht mocht hij niet doen. Haarlem was van groote waarde, maar de Prins was meer dan vele steden. Hij was on- misbaar. Hij mocht zijn leven niet wagen. Zij wilden niet dat de man van wien het behoud van alien afhing, zijn leven waagde. Zoo gedrongen gaf de Prins weerstrevend toe en benoemde den baron van Batenburg tot commandant van het legertje. Half onwil- lig nam hij de taak op zich, hij had geen ver- trouwen in de ongeoefende troepen. Deze ech ter waren vol vroolijken moed. Vierhonderd wagens met brood, boter en kaas voerden zij met zich. Zij gingen Haarlem bevrijden en den Spanjaard verjagen. Het Jaar der Nederlagen was nog niet ge heel verstreken. De maat was nog niet vol van de groote mislukkingen van aen Prins. Alles was goed geregeld. De Haarlem mers zouden een vuur op den wal aansteken tot een teeken dat de postduiven trouw haar plicht hadden gedaan. Zoodra het bevrij- dingsleger naaerde, zouden zij met alle weer bare mannen een uitval doen. De Spanjaar- den, tusschen twee vuren, konden hun niet ontsnappen. In alle stilte trok op den avond' van den 3en Juli het kleine leger op uit Sas- senheim; door de bosschen van Noordwijk ging het verder, zij bleven onder het ge- boomte en achter het kreupelhout verscholen, zoolang het licht nog aan den hemel was. Eindelijk ging de schemer in duisternis over. Alles was doodstil: in de verte gloeiden de seinvuren van Haarlem. Een dichte rook scheen er uit op te steigen. Alles beloofde een goeden uitslag. Sommigen meenden, dat de vijand al gevlucht was. Stoutmoedig trok de Baron van Batenburg het bosch uit. Daar knalden schoten, de voorsten vielen. In hun fellen schrik grepen de burgers naar de wa ken, niet wetend of zij vriend of vijand trof- ken, niet wetend of zijn vriend of vijand trof- fen. Helaas! Zij waren door vijanden om- ringd. De Spanjaarden hadden de postdui ven neergeschoten, de briefjes gelezen, zij waren met al de bijzonderheden van den aanslag bekend. Zelf hadden zij de vuren aangestoken, die de Geuzen voor de afge- sproken seinen hielden en er pek en groen- hout in gebrand, opdat de Haarlemmers niet zagen hoe het Spaansche leger uittrok. Reeds twee dagen lang lag Romero met ongeveer de gansche Spaansche legermacht hen op te wachten. Nu werden zij neergehouwen voordat zij zich konden verdedigen. Omtrent zevenhonderd vielen er binnen een paar uren. Batenburg was een der eersten. Velen gingen terstond op de vlucht, het was al meest ofler- varen volk, niet gewoon aan dergelijke aan- slagen. Velen werden gered, doordat zij in het kreupelhout liggend, zich dood hielden, anderen konden vluchten in de duisternis. Maar de nachten in Hooimaand zijn kort. Velen werden ingehaald en omgebracht. Al de wagens met levensmiddelen, ook de ve1d- stukken vielen den vijand in handen. Ook d vaandels waarmede de Spanjaarden deu volgenden morgen in spottend vertoon om de stad liepen! Zoo was deze aanslag ook mislukt, zooals alles wat de Prins ondernam, mislukte. Hoe kwam het toch dat deze man door oud en jong als hoofd van den opstand werd erkend, dat alien de handen naar hem uitstaken, welk een invloed is er uitgegaan van zijn rustig en krachtig optreden,, van den opslag van zijn oog, die vertrouwen wekte, van zijn stem, die vriendelijk uitnoodigend klonk? Dit alles kunnen wij alleen gissen; de beko- ring die van zijn persoon is verdwenen maar van hetgeen in zijne ziel omging spreken zijne brieven. Wij hebben er een, uit de eerste dagen na den nederlaag bij Noordwijk, toen Haarlem zich op genade en ongenade aan Don Frederik had overgegeven. Het is een antwoord aan Jhr. Diederik Sonoy, en aan de Staten van Noord-Holland. Eersame, Lieve, Vroome, Besundere! De aanhef dwingt tot luisleren tot rust en vertrouwen. Ook dit schrij- ven verbaast ons het meest door het geen wij er niet in lezen. Geen enkel woord over de staatkunde, weinige slechts over de Goddelijke liefde. Dat is de inhoud van het schrijven van dezen vorst aan de regenten van net land, in een van de benauwdste uren Dift) slloeg in. Iik zag de eenstle flilkfcering van vervelmg op ZuBter Phylis kallkne gel'aaistrefcken'. Zeer 1 aangemoiedxgid 'ginig i!k vooirt: ,J;a, ik ben bang dat wij1 gieen van beiden een oog dlidhit dkxn, tenzaj iik Laidiy Meredith nog eens gezien (heb en getnacht hiaar te verkTa- ren wife ik ben en' wiaiarami. U moet vragen bdji miji te kwnen iZuster PhyWs zweeg een oogenblik. Toeni zei zje, allsof nietei haar rust had' ver- sliooaid1: „Zeer good, juffrouiw WhlteHancb. Ais La- dly Mlerediifch thuis komit, zail! ik zeggenl d'at u ha:ar giriaaig won spreken." y,Als zijl thuis komit?" hetrhaallldle ik telenr- gesteldi. i „Is zijl dlan uit!?" „Jlai, zdji en; imdjhheert Ridhiardl zijh in de auto naar Oamirys. Zulk een lefhebbend edhitpaiar, niet wiaar? Zijl dloen mhi iaWjd dfenr ken1 'aan Darby em Joan of Philemon en Baucis. Miis&dhren zal Latdiy Meredith een paar tnfimuten voor't etenl Wjl ui kunnen1 kou men. Mlaar u ZuDt niet met haar kunnen pra- ten alls ui w zelif :hoofdlpijln bezorgf, ndfet waar!" voegdfe zijl er bij! op een toon, aUsof ze tot em onhantdfellbaar fcihdl van drie jaar praatte. „U heeft) nu zeker boofdpijn." Dat was zoo. Ik dieed) mdjh oogen weer didht em zuchbte gemeffijfc. „Prto6eer em.' sliaapje te dloen, juffrouw Whitelandls", klonk haar raadgeving, ter wijl zii de jalouzie neerliet; „ik zal heen- gaan. van onze geschiedenis. Och, die andere za ken: waar zij bezetting moesten leggen o proviand brengen, of de dijken doorsteken dat wisten zij zelf wel, zij zouden het doen, als zij konden. Maar hun ontbrak de rustige zekerheid van het geloof en hunne oogen waren gesloten voor hetgeen hij zag. Onze voorouders hebben voor zijn persoon lijkheid uitgebeeld, als 'u rots, rustig m't mid den der golven. De opgezweepte wateren epatten tot schuim, de stormen loelen om den top, de rots beweegt niet. Zoo zien wij hem □u voor ons. Alles wat menschen kunnen be looven en geven, is hem uit de hand geslagen Zijn groot vermogen is versmolten, zijn vrien- den laten hem in den steek, vervolgd en als een balling sfaat hij daar. Maar hem blijft het geloof, reddend en heiligend, machtig, on aantastbaar. En nu de brief. De Prins dankt Sonoy en de Heeren Staten van West-Friesland voor hun liefde en ijver voor de goede zaak. Maar heeft het leven hun dan niets geleerd, en la- ten zij zich door ongeluk en tegenspoed zoo verscnrikken dat zii alle mannelijke kloekheic zouden verliezen? weten zij dan niet, dat het bloed der martelen het zaad is van de Kerk? „Wij nemen Godt tot getuige" zegt hij wat bedroefenis en hertzeer, dat wy, overmits het beklachelyck ongheluck van de Btede van Haerlem ghehadt hebben, en waere sulx in pericule van ons lyf en leven te verhueden gheweest, wy hebben menschmael genoech ghepresenteert ons zelve daartoe te waeghen. Maer nu het Godt Rlmachtig belieft neeft, van deze Stede van Haerlem naer syn god- delycke wille te d'^poneeren, ende dieselve uyt onze handen te nemen, sullen wij Hem ende zijn goddelyck woort aaerom verlooche- nen ende verlaeten? Is daerom de stercke hand Godts eenigszins verkort? Ende syne Kercke ende Ghemeente te niet ghebracht? Godt Almachtich sal onzen vijant tot con- fusie ende spot laten vallen, Bonder dat ghy door het i-geven van eenige quaetwillege, bloode ende onverstandighe Menschen zoo lichtvaerdiglyck om het verlies van eene stede sulcken goede ende rechtveerdighe sake be- hoort te verlaeten, te meer aenghesien de vyant met al syn cracht ende gewelt dieselve niet en heeft kunnen overweldighen. Ghy schryft ons, dat men het u zoude laten weten, ofte wy oock met eenige grooten ende mach- tigen potentaat in vasten verbonde staen, om alsoo door eenig treffelyck verset die groote geweldige macht van den vyant te weerstaen? Wij willen ulieden voor antwoord geven, dat, aleer wy oyt de sake dezer Landen aenghevan gen hebben, wy metten alderoppersten poten taat der potentaten alsulken vasten verbont hebben ghemaect, dat wy en alle diegenen die vastelyk daerop betrouwen, door syne ghe- weldighe ende machtige hant ten leste noch ontset sullen worden." Dat geloof waarvan hij met eenvoudige woorden maar verheven geestdrift getuigenis aflegt, is het geheim van's Prinsen invloed. Het won hem de liefde en den eerbied van zijn volk en gaf hem zulk een innerlijke zekerheid en kracht, dat hij het Jaar der Nederlagen waarin zooveel smart en vernedering zijn deel waren, kon besluiten als een Ziener, profetee- rende de overwinning. M. W. MACLAINE PONT. Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No 763 (auteux Julian). Stand 'Zwart: 4, 5, 6, 8, 11, 14, 15, 26, 40, en dammen op 7 en 25. Wit: 16, 18, 22, 23, 24, 29, 32, 33, 36, 41, 43, 47, dam op 50. Oplossing 1. 22—17 1. 11:13 2. 33—27 2 25 48 3 47—42 3. 48 46 4. 24—19 4. 13 22 50 10 5. 46 19 6. 10:45! Goede oplossingen omtvangem van de hee ren: W. Blokdijk, P. Dekker, D Geriing, R. W. T. Bosman, Alkmaar, P. Kleute Jr., dfen Haag. NIEUWE SPEELWIJZE. Het eimdspel Broekkamp. Zwart: 31, 36, 38. Wit46, 47, dam op 5. Word* opgdost als volgt: 1. 47-41 1. 36:47 2. 46-41 2. 47 36 3. 5461! 3. 36—41 (gedw.) 4. 46 26 (gedw.) 4. 3843 5 26-48 5. 43—49 6. 48 50 Oplossing ingezonden door den heer D. de Boer De heer J. de Haas speelde onlangs 3 par- tijm met dm heer I. Minkowski, kampioen van den1 Haag en winnaar meestertitel. De „Nlem, gaat niet (hem", zei ik smeekemd. „Ifo vinid het vneeselijOc jnist nu met mdjln ge- diadhten allfeen gfelfaten te worden." „Hed' gtoed, juffrouw Whitelands, dan zal ik blijven, zei die vroolijke, vriendelijke, knap- pe zuster die iemiaud zoo wanibopiig zou rna- 'ken. „Ilk zalll blijven m raijn brieven sohrij1- ven' hier op uw kametr - op een voorwaaixle. U moet Woven niiiet tegen miijl te praten." Dat beKoofdfe ik Zijl gjng vllak bfijl het raam zitten m krab- bfellde op een Mode-note positpapier op em knife met een schart bedlekt, terwtp he stil bleef liggenL 'In mijln vertoelding (kieelk) Ik over hiaar bliauw totoeneni sdhloudar, naar dfen brief dien ik mii verbeeldde te zien schrijven. Ik gnouddte die vergeflijikfag op versdheidene brifevien die ik zelf hiad ontvangen van em jonge, goed opgeleide pleegzuster, 'n meisje dait 'tussdhm hiaar verplfegingm in em poos- j e in nuijin pension gcweest w<as. Zoo verbeeld de ik mij! dat Zuster Phyllis zou sdmjven aan ihaar fiamilie tibluis of aan hiaar beste vrimden of hiaar jongen vrimd (of aan wie dan oofc)„Ik ben hier In Abrahams schoot, dat moet ik) U zeggen. Het is hier em1 fajin huis hloor! en het eten is puik". (Dlait wias 'allltijd't eerste waar die andlere verpilfeegster over dacht.) „MSjta patient is het vreemldsite sootrt meis je dat je oodt gezim hebt." Ik dacht dlat de brilef alldus zou voort. gaan: Ze is actrice m die weduwe van een jong offirier van ihet fndSsche leger, die onlangs M-'ias won i cn maaktq 2 remises. Hieronder volgt een partiji van Miiikowsk in de hoofdklassegroep om het kampioen- schap van den Haag tegen A. Jacobs: Minkowski (wit) A. Jacobs. 1. 33—28 18—23 2. 34—30 17—21 3. 30—25 21—26 4. 40-34 11—17 5 34—30 17—21 6. 39—33 20-24 7. 44—39 12-18 8 50-44 7—12 9,44-40 1- 7 10.39-34 711 11. 34-29 23 34 12. 40 20 15 24 13.28-22 18 27 14.21:22 12-18 15. 32—28 18 27 16. 37—31 26 47 17. 42 22 21—26 18. 47-42 2— 7 19. 41—37 7—12 20. 49-44 12—17 21. 44—39 8—12 iag pa Zwart: 3/6, 9/14, Wit: 22,25,28, 46, 48. 22. 28—23 19 28 24. 22 13 3 12 26. 39—33 17—22 28.38 29 12—17 30. 45—40 16-21 32. 43—38 11—17 34 34—29 11—16 36. 29—23 913 38. 24 15 13—19 40. 15—10 13—18 42. 4:6 31 24 44. 46—41 23—29 46. 6—50 24—29 48 50—17 5—10 16, 17, 19, 24, 26. 30, 33, 35/39, 42, 43, 45, 23. 30 8 25 33 22 27. 33—28 29. 29—24 31 4034 33. 38—33 35. 42—38 37. 3329 39. 2318 41. 10— 4 43. 4842 45. 41—37 47. 42—38 12—18 9 27 22 33 10—15 17—22 6—11 4— 9 15—20 22 :13 27—31 19—23 29—34 21—27 Zwart: 10, 14, 16, 26, 27, 29, 34. Wit: 25, 35/38, dam op 17. Nla em tweetal zetten gaf zwart het op. Ter oplossing voor dfeze week: PROBLEEM No. 764 van J. BERGIER (Fr.) Zwart: 2, 5, 7/10, 12, 13, 20, 24, 25, 26, 30 35, 36. Wit: 11,16,17,21,23,27,29,32,33,34, 37,39,41,42,43,48. Oplossingen tot en met 18 Juli, Bureau van dit Blad Uit enze Staatsmarchine. 1 Juli 1923. Het klinkt wel wat vreemd om, nu Juli haast half voorbij is, over 1 Juli te schrij ven; maar't is dan ook minder om 1 Juli te doen dan om een der belangrijke feiten, die in vroeger jaren op dien datum hebben plaats gehad. Op 1 Juli 1923 was het zestig jaar gele- den, dat de slavemij in West-Indie werd af- geschaft; dat was het laatste gebied, waar zij tot 1 Juli 1863 onder de Nederlandsche vlag nog ge.duld was, al was zij in de daar- aan voorafgaande jaren al heel wat minder ondraaglijk geworden. Men zal zich zoo het een en ander van het slavenleven herinneren. Men zal wellicht nog weten, hoe de slavenhandel ontstond uit in- derdaad menschlievende overwegingen. Be- trekkelijk kort na de ontdekking van Amerika overwoog men, dat de inboorlingen van de gesneuveld is, en ze is hier gekomen om bij zijln famiilte te blijven, en ze schrikte zoo van een oaibsmapten Duitsdhm gevamgene die in Haar fcamer fowiam op dien avond toen zij pas wias aangiekomen, dlat die schrok en de val, en ik denik haar vreeselijfc verdriet over den dood van haar mam allies bij1 dkaar, haar zoo van stoeek heeft gemaakt, dat zij1 heelemaal im dfe war is, het airae kind Iedere minuut didngt ze er op nan dat ik haar bii1 een an- dieren naam moan, zijl verwarmt -zeker al de named waaronder zaj! gespefelld heeft, denk ilk!" ,,Ja, dat zaJi Zuster Phyllis zeker gedacht iiebbeni zij! met hiaar rein pleegzustcrs ge- zicht! Hfet volgendfe zal! ze zeker wel over mij giesidhirevian hebben): Men zou nooit denken dat zij actrice was •allsi men haar aanzag. Em toeeii kalm ge- zichtje, nog lalll aandige bliauwe oogfen en een miassa heel gewoon vllasblond haar. Hiaar klfeerem passmi in't geheel niet biji haar i net opzidhltiigste andergoied dat ik ooit bij een van mijin piatiienten gezim heb, na die >aronc$ .uit M'iilaam die aan morftoe verslaafd was. Zijl beweeri) dlat het haar klfeerem niet zijn. Arm kind! vara middlag vertddfe ze mij dat) zijl volstrekt niet de vnouw1 was van George Meredith. Zij vartelidte em onmoge lijk verthaal', dat zijl van roll verwissefld had met dat andlere meisje Zijl beweeTde dat zij Vera Vayne niet was, ik moest haar jute •'rOuiw 'Rose Whitellandlsi noemien. Ik zou haar natuurlijk met het grootste genoegen Chrls- tabeli Pankhurst of Mevrouw Charlie Chap lin noemen als ze het mij gevraagd had. Men Belast zich met: nieuwe wereld te zwak waren om het zware mijnwerk te verrichten, dat de naar goud dorstende Europeanen van hen vergden en dat men daarom op het denkbeeld kwam om negers uit Afrika te halen, die sterker waren en meer geschikt voor den veeleischenden ar- beid. Hiermee was de slavemij en de slaven handel ontstaan, die eenige eeuwen lang een schandvlek is geweest voor „de beschaafde natifen." Wij zullen geen poging doen om ook maar een zwak beeld te geven van de beestachtige behandeling, die z.g. beschaafde menschen andere menschen aeden ondergaan. Wij zei- den „beestachtig", 't was erger, want sommi- ge slavenhouders zullen waarschijnlijk hun dieren met zachter hand hebben behandeld dan hun slaven. Men weet, hoe het boek van Beecher Sto- we, Uncle Tom's Cabin een schok door de wereld heeft doen gaan en hoe deze „tendens" roman veler oogen heeft geopend voor het slavenleven en het slavenleed. Misschien weet men ook hoe Wilberforce in Engeland festreden heeft voor deze paria's der mensch- eid en hoe het hem eindelijk gelukt is den slavenhandel officieel afgeschaft te krijgen; „officieel", want zelfs nu nog gebeuren er hier en daar op de wereld dingen die zeer na aan slavenhandel grenzen. Maar met de afschaffing van slavenhandel was de slavemij nog niet afgeschaft. Voor ons land en daarmee hebben wij toch het meest te doen heeft het nog lang geduurd, eer de slavemij tot het verbodene behoorde. De beweging tot afschaffing der slavemij nam vaster vormen aan o.a. onder het Minis- terschap van Kolonien van C. F. Pahud de Mortanges, die met ingang van Januari 1856 benoemd werd tot Gouverneur-Generaal van Oost-Indie en die in 1860 de slavemij voor Oost-Indie heeft zien afschaffen onder het ministerschap van J. J. Rochussen. Voor West-IndiS bleef de slavemij nog be- staan en eerst aan Minister Uhlenbeck (1 Febr. 18623 Jan. 1863) gelukte het een wetsontwerp tot afschaffing ook voor West- Indie in het Staatsblad te krijgen. Men zal inzien, dat dit maar niet zoo een- voudig was, als het uit deze eenvoudige fei- ten-opsomming zou schijnen. Want de slaven waren handelswaar, die. om een nu gang- bare term te gebruiken onteigend moest worden; en onteigening eischt geld. Er wa- :en 45.000 slaven vrij te maken en voor iede- ren slaaf zou 300 gld. betaald worden Het besluit was dus niet maar het aannemen van een simpel artikeltje b.v. „Na 1 Juli 1863 zijn alle slaven vrij maar het was een cre- dietverleening van een groot aantal millioe- nen (ten minste pl.m. 14 millioen)en dat cij- fer krijgt nog meer beteekenis als wij in aan- merking nemen, dat 14 millioen in onze da- en, nu wij bij milliarden rekenen, niet veel eteekent, maar dat het heele budget in 1850 liep over nog geen 70 millioen en dat in 1865 de rente der staatsschuld 39 proc. van alle uitgaven uitmaakte. Zoo bezien maakt het besluit van 1862 min of meer overweldi- genden indruk. Wij zouden hier een verhaal kunnen doen van het vreugdebedrijf op 1 Jul! 1863 in Suriname en van de plechtigheden, die op dien datum plaats hadden. Maar dat is niet noodig en het is hier in deze rubriek ook min der op zijn plaats. Wij heoben meer belang bij de gevolgen van de afschaffing, waaronder Suriname, hoe prijzenswaardig het feit ook was, nog altijd ijdt. De belangstelling in ons land voor Su riname is al lang niet zoo groot geweest, als let land verdient. Suriname is bij uitstek vruchtbaar en kan bij voldoende beschouwing een sehat van producten leveren oak voor de Europeesche markt. Maar de afschaffing der slavemij heeft plotseling het land beroofd van de noodige werkkrachten. De vrij ver- daarde slaven wisten met hun vrijheia geen raad. Behoeften hadden zij weinig en zij za- moe ze hum zin maair geven!" Ziadhitjes bewoog zidb de vulpen over Zus- tersi zadhte sdhrij'fpartefeuille. Ik lag mij daar woedend te maken over het noodlot dat miji veroordeelde dit aan te zien. „De eene ellende voor en de andere na", zooals ik wel gedacht had bij het begin van die noodlottige reis. Ieder minuut die ik doorbracht in mijn te- genwoordige valsche positie, maakte de ver- claring moeielijker. Hoe lang zou het nog duren, ja hoe lang voordat 3c in staat zou zijn met George's moeder te praten Later. Ik heb lady Meredith van avond gespro- cen. Eindelijk heb ik een onderhoud met haar gehad. Ik heb haar ronduit gezegd, dat ik niet let meisje hen waarvoor zij mij houdt. Niet laar sdioondochter, niets hoegenaamd van George, maar een totaal vreemde die hem nog nooit in haar lfeven gezien had Verder mocht ik niet gaan1. Met haar beide sllanke met juweden vereierdie handen hield zij mijn handen vast en met haar fijn be- sneden gezicht onder het witte haar zag zij met teedferheid op mij1 neer. En lady Meredith glimlachte en glitrih achte nog eens, en met de onoverwinnelijke stijfhoofdigheid van een mensch dat gewoon- Ijk heel zafeht is, weigerde zij een enkel woord meer over de zaak aan te hoonen! Kan men zich iets wanhopigers denken. (Wordt vervolgd.) ■v.v ■v.w

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5