Alkmaarsche Gourant
Damrabrieb.
5
qWs
■JB
JViV
AV.V
■1^bVbM
In verkeerde schoenen.
i"ej
N.V. Seek- en nanoekiirukkerij
v.h. Herms. COSTER ZOON,
Zaterdag 14 Juli.
Drie brieves alt bet Jaar der
nederlagen.
FEUILLETON.
Voordam G 9. ALKMAAR.
bet verraardlgen van ALLE
Drnkwerken,
het plaatsen van advertentien
in alle bladen,
het leveren van alle Blnnen-
en Bnltenlandscbe Boeken.
het leveren van abonnemen-
ten op alle Binnen en Bnlten-
landsche bladen.
B m B I
Wo- 164
192S
Honderd Vijf en Twlntigste Jaargang,
Aug. 1572—Juli 1573.
III.
De brief van den Prins.
BE PRINS.
Ieder weet wie het is. Andere vorsten
hebben hunne namen, vaak met hunne cij-
fers. Hij is de Prins. Der Princelyken Princen
Prince. De Eerste van de Eersten der
Eersten. Zou hij na de ramp van den Diemer-
dijk den moed verliezen? Of toen de Span-
jaarden hunne vloot nog meer versterkten
met schepen uit Amsterdam? Of zelfs na de
overwinningen op de Haarlemmermeer? Wij
weten, dat hij als altijd het heil verwachtte
van de zee. De vloot moest versterkt worden,
met de schepen werd het land vergroot. De
Meer krioelde van zijne schepen, dagelijks
hadden er schermutselingen plaats, gevech-
ten van kleinen naam, maar grooten invloed.
Want welk binnendringend leger is op den
duur bestand tegen den kleinen oorlog? En
welke guerilla is vreeselijker dan die in Hol
land en Waterland? De huisman kent ieder
pad door het moeras, iedere plek die een
steunpunt biedt voor pols3tok en verrejager.
Hij kent de kreeken waarin de kleine
schuit zich verschuilen kan, hij vindt zijn weg
in het doolhof van groote en kleine plassen.
Maar de vreemdeling met zijn zware wapen-
rusting zet de voet op wat hij voor een gras-
veld houdt en plotseling verzinkt hij in den
zuigenden veengrond. Geen redding is mo-
gelijk. Een bange kreet die alleen de water-
volgels opschrikt... hij zinkt en is verloren. In
de kreek schuilen de lichte booten, onzicht-
baar achter het kreupelhout. Een tiental
Spanjaarden gaat behoedzaam over het
smalle pal. Plotseling rijzen als uit wa
ter de Geuzen. De verrejagers pols-
stok en wapen tegelijk worden uitgesto-
ken, de haak stevig in de kleereren geboord.
In een oogenblik omver getrokken, voordat hij
nog een vijand heeft gezien, spartelt de Span-
jaard in het moeras, om nooit weer op te
staan. Zoo zonken honderden in een nameloos
graf. Zoo werd het Spaansche leger gaande-
weg machteloos. Maar de groote ondeme-
mingen van den Prins mislukten alien en in
vollen triomf zeilde Bossu, de wapperende
vlaggen in top, met zijne overwinnenae sche
pen de Haarlemmemeer rond. De Geuzen wa-
ren verslagen en verjaagd, zij zouden zich
niet meer vertoonen.
Deze overwinning beteekende den honger-
dood voor Haarlem: het was onmogelijk pro-
viand te brengen binnen de nauw omsloten
6tad.
Reeds lang moest het volk zich bekrimpen.
Brood en vleesch waren er sedert lang niet
meer. Het volk leefde van linzenmeel en raap-
zaad. Toen dat ontbrak, werden honden en
katten, ratten en muizen gegeten. Maar ook
dat onreine gedierte verdween, toen kookten
zij het leer van ossen- en paardenhuiden en
het gras, de brandnetels en het onkruid dat
tusschen de straatsteenen groeide. Enkelen
konden met dit voedsel het leven rekken; ve-
len verdroegen het niet en de dood kwam als
een verlosser. Mannen, vrouwen en kinderen
vielen neder in de straten, en den overleven-
den ontbrak de kracht, om de lijken te begra-
ven. Toen maakten de Haarlemmers plannen,
zooals alleen wanhopige menschen dat kun-
nen do en. De weerbare mannen zouden de
stad uittrekken en de zwakken, de vrouwen en
de kinderen achterlaten. Don Frederik zou
die zeker sparen. Maar de vrouwen en kinde
ren barstten uit in klachten en jammerkreten
en de mannen moesten hun plan opgeven.
De honger neep en noodzaakte tot het maken
van nieuwe plannen. Nu wilden de mannen
de vrouwen en kinderen in hun midden
slaan. Don Frederik, die zijne spionnen
had, vernam het. Dat zou zijne soldaten veel
te veel bloed kosten en na een paar dagen
had hij de stad toch: de honger zou te mach-
tig worden. Hij stelde onderhandelingen
voor. De trompetter werd ontvangen den eer
sten Juli van het jaar 1573 maar tot een ver-
drag kwam het niet. Toen bulderde de Spaan
sche kanonnen, meer dan duizend kogels vie
len in de zwaar beproefde stad. De muren
lagen in puin, de wallen konden niemand
meer beschermen. De mannen hadden niet
meer de kracht om het zwaard te dragen.
Toen klom langzaam de zwarte vlag in den
toren omhoog en meldde aan vriend en vij
and, dat Haarlem zich ter dood bereidde. Een
duif bracht den Prins het briefje, met bloed
Maar het Engelsch, door Berta Ruck.
15)
„Ja, ja, maar u denkt dat dit alles niet op
Sen dag aan een meisje kan overkomen, dat
weet ik zeker I" ging ik met aandrang voort.
„Het is net een verwarde hoop opwindende
dingen bij elkaar, niet waar Zuster? Het is
bepaald meer dan wat mij toekwam, hfe Zus
ter? Maar ik denk dat er niemand van over
de vijftig is die niet op zijn leven terug kan
zien en ten minste feen dag aanduiden toen
hem dingen overkwamen me meer thuis
hoorden in een melodrama, iets dat op het
tooneel gebeurt dad in het werkelijke leven
„0 dat bfii ik volkomen met u eens", zei
Zuster Phyllis, heel beminnelijk, terwijl zij
onder het Spreken den thertaometer oppoetste
met een punt van den handdoek. „Ik denk
soms werkelijk dat de werkelijkheid vreemder
is dan verdichtiiig
Te goed, ja al te goed, zag ik in welk van
die twee zij dacht dat ik haar opdischte.
„Ilk moet Liadly Miemedliitlh nog eens spre-
ikeo", iging ik voort van uitt de kussens. „Ifr
voel', dat ik geen oog kan toe dloen vamnacht
voordat ik L'adly Meredith) gespnoken (heb."
Hier vied miij een pradhitig idlee iln. „Als ik
uiiet slaap vrees ik dat u net ook niet dbet,
7'uster", zei ik en mdjln toon was meer be-
dlnoefd1 dlan, dlreigend. „Ik Zal1) Wijven woelen
en sehelilien om allllerifei dingen, vrees ik
gescnreven, dat de stad geen hoop meer had.
De duif keerde terug met zijn antwoord.
Ach! als de staa het nog drie dagen houden
kon! Hij zou hulp zendenl En hij had weer
een leger gereed. Op de markt te Delft had
hij den nood van Haarlem bekend gemaakt en
de vrijwilligers sroomden toe; geen soldaten
die om geld riepen maar mannen van aan-
zien, vermogende burgers uit Delft, Rotter
dam en Gouda, die zich aanboden hunne
bondgenooten ter hulp te Snellen. De Prins,
als krijgsman had bezwaar In het samenge-
raapte, ongeoefende legertje. Kon hij echter
die4000 gewapende vrijwilligers weg zenden?
bij hen en de Prins stelde zich aan hun
hoofd. Maar nu ging er een kreet op uit de
omliggende steden. Dht mocht hij niet doen.
Haarlem was van groote waarde, maar de
Prins was meer dan vele steden. Hij was on-
misbaar. Hij mocht zijn leven niet wagen. Zij
wilden niet dat de man van wien het behoud
van alien afhing, zijn leven waagde.
Zoo gedrongen gaf de Prins weerstrevend
toe en benoemde den baron van Batenburg
tot commandant van het legertje. Half onwil-
lig nam hij de taak op zich, hij had geen ver-
trouwen in de ongeoefende troepen. Deze ech
ter waren vol vroolijken moed. Vierhonderd
wagens met brood, boter en kaas voerden zij
met zich. Zij gingen Haarlem bevrijden en
den Spanjaard verjagen.
Het Jaar der Nederlagen was nog niet ge
heel verstreken. De maat was nog niet vol
van de groote mislukkingen van aen Prins.
Alles was goed geregeld. De Haarlem
mers zouden een vuur op den wal aansteken
tot een teeken dat de postduiven trouw haar
plicht hadden gedaan. Zoodra het bevrij-
dingsleger naaerde, zouden zij met alle weer
bare mannen een uitval doen. De Spanjaar-
den, tusschen twee vuren, konden hun niet
ontsnappen. In alle stilte trok op den avond'
van den 3en Juli het kleine leger op uit Sas-
senheim; door de bosschen van Noordwijk
ging het verder, zij bleven onder het ge-
boomte en achter het kreupelhout verscholen,
zoolang het licht nog aan den hemel was.
Eindelijk ging de schemer in duisternis over.
Alles was doodstil: in de verte gloeiden de
seinvuren van Haarlem. Een dichte rook
scheen er uit op te steigen. Alles beloofde een
goeden uitslag. Sommigen meenden, dat de
vijand al gevlucht was. Stoutmoedig trok de
Baron van Batenburg het bosch uit. Daar
knalden schoten, de voorsten vielen. In hun
fellen schrik grepen de burgers naar de wa
ken, niet wetend of zij vriend of vijand trof-
ken, niet wetend of zijn vriend of vijand trof-
fen. Helaas! Zij waren door vijanden om-
ringd. De Spanjaarden hadden de postdui
ven neergeschoten, de briefjes gelezen, zij
waren met al de bijzonderheden van den
aanslag bekend. Zelf hadden zij de vuren
aangestoken, die de Geuzen voor de afge-
sproken seinen hielden en er pek en groen-
hout in gebrand, opdat de Haarlemmers niet
zagen hoe het Spaansche leger uittrok. Reeds
twee dagen lang lag Romero met ongeveer
de gansche Spaansche legermacht hen
op te wachten. Nu werden zij neergehouwen
voordat zij zich konden verdedigen. Omtrent
zevenhonderd vielen er binnen een paar uren.
Batenburg was een der eersten. Velen gingen
terstond op de vlucht, het was al meest ofler-
varen volk, niet gewoon aan dergelijke aan-
slagen. Velen werden gered, doordat zij in
het kreupelhout liggend, zich dood hielden,
anderen konden vluchten in de duisternis.
Maar de nachten in Hooimaand zijn kort.
Velen werden ingehaald en omgebracht. Al
de wagens met levensmiddelen, ook de ve1d-
stukken vielen den vijand in handen. Ook d
vaandels waarmede de Spanjaarden deu
volgenden morgen in spottend vertoon om de
stad liepen!
Zoo was deze aanslag ook mislukt, zooals
alles wat de Prins ondernam, mislukte. Hoe
kwam het toch dat deze man door oud en
jong als hoofd van den opstand werd erkend,
dat alien de handen naar hem uitstaken,
welk een invloed is er uitgegaan van zijn
rustig en krachtig optreden,, van den opslag
van zijn oog, die vertrouwen wekte, van zijn
stem, die vriendelijk uitnoodigend klonk?
Dit alles kunnen wij alleen gissen; de beko-
ring die van zijn persoon is verdwenen maar
van hetgeen in zijne ziel omging spreken
zijne brieven. Wij hebben er een, uit de eerste
dagen na den nederlaag bij Noordwijk, toen
Haarlem zich op genade en ongenade aan
Don Frederik had overgegeven. Het is een
antwoord aan Jhr. Diederik Sonoy, en aan de
Staten van Noord-Holland.
Eersame, Lieve, Vroome, Besundere!
De aanhef dwingt tot luisleren tot
rust en vertrouwen. Ook dit schrij-
ven verbaast ons het meest door het
geen wij er niet in lezen. Geen enkel woord
over de staatkunde, weinige slechts over de
Goddelijke liefde. Dat is de inhoud van het
schrijven van dezen vorst aan de regenten
van net land, in een van de benauwdste uren
Dift) slloeg in.
Iik zag de eenstle flilkfcering van vervelmg op
ZuBter Phylis kallkne gel'aaistrefcken'.
Zeer 1 aangemoiedxgid 'ginig i!k vooirt: ,J;a, ik
ben bang dat wij1 gieen van beiden een oog
dlidhit dkxn, tenzaj iik Laidiy Meredith nog
eens gezien (heb en getnacht hiaar te verkTa-
ren wife ik ben en' wiaiarami. U moet vragen
bdji miji te kwnen
iZuster PhyWs zweeg een oogenblik.
Toeni zei zje, allsof nietei haar rust had' ver-
sliooaid1:
„Zeer good, juffrouiw WhlteHancb. Ais La-
dly Mlerediifch thuis komit, zail! ik zeggenl d'at u
ha:ar giriaaig won spreken."
y,Als zijl thuis komit?" hetrhaallldle ik telenr-
gesteldi. i
„Is zijl dlan uit!?"
„Jlai, zdji en; imdjhheert Ridhiardl zijh in de
auto naar Oamirys. Zulk een lefhebbend
edhitpaiar, niet wiaar? Zijl dloen mhi iaWjd dfenr
ken1 'aan Darby em Joan of Philemon en
Baucis. Miis&dhren zal Latdiy Meredith een
paar tnfimuten voor't etenl Wjl ui kunnen1 kou
men. Mlaar u ZuDt niet met haar kunnen pra-
ten alls ui w zelif :hoofdlpijln bezorgf, ndfet
waar!" voegdfe zijl er bij! op een toon, aUsof ze
tot em onhantdfellbaar fcihdl van drie jaar
praatte. „U heeft) nu zeker boofdpijn."
Dat was zoo.
Ik dieed) mdjh oogen weer didht em zuchbte
gemeffijfc.
„Prto6eer em.' sliaapje te dloen, juffrouw
Whitelandls", klonk haar raadgeving, ter
wijl zii de jalouzie neerliet; „ik zal heen-
gaan.
van onze geschiedenis. Och, die andere za
ken: waar zij bezetting moesten leggen o
proviand brengen, of de dijken doorsteken
dat wisten zij zelf wel, zij zouden het doen,
als zij konden. Maar hun ontbrak de rustige
zekerheid van het geloof en hunne oogen
waren gesloten voor hetgeen hij zag.
Onze voorouders hebben voor zijn persoon
lijkheid uitgebeeld, als 'u rots, rustig m't mid
den der golven. De opgezweepte wateren
epatten tot schuim, de stormen loelen om den
top, de rots beweegt niet. Zoo zien wij hem
□u voor ons. Alles wat menschen kunnen be
looven en geven, is hem uit de hand geslagen
Zijn groot vermogen is versmolten, zijn vrien-
den laten hem in den steek, vervolgd en als
een balling sfaat hij daar. Maar hem blijft
het geloof, reddend en heiligend, machtig, on
aantastbaar.
En nu de brief. De Prins dankt Sonoy en
de Heeren Staten van West-Friesland voor
hun liefde en ijver voor de goede zaak. Maar
heeft het leven hun dan niets geleerd, en la-
ten zij zich door ongeluk en tegenspoed zoo
verscnrikken dat zii alle mannelijke kloekheic
zouden verliezen? weten zij dan niet, dat het
bloed der martelen het zaad is van de Kerk?
„Wij nemen Godt tot getuige" zegt hij wat
bedroefenis en hertzeer, dat wy, overmits het
beklachelyck ongheluck van de Btede van
Haerlem ghehadt hebben, en waere sulx in
pericule van ons lyf en leven te verhueden
gheweest, wy hebben menschmael genoech
ghepresenteert ons zelve daartoe te waeghen.
Maer nu het Godt Rlmachtig belieft neeft,
van deze Stede van Haerlem naer syn god-
delycke wille te d'^poneeren, ende dieselve
uyt onze handen te nemen, sullen wij Hem
ende zijn goddelyck woort aaerom verlooche-
nen ende verlaeten? Is daerom de stercke
hand Godts eenigszins verkort? Ende syne
Kercke ende Ghemeente te niet ghebracht?
Godt Almachtich sal onzen vijant tot con-
fusie ende spot laten vallen, Bonder dat ghy
door het i-geven van eenige quaetwillege,
bloode ende onverstandighe Menschen zoo
lichtvaerdiglyck om het verlies van eene stede
sulcken goede ende rechtveerdighe sake be-
hoort te verlaeten, te meer aenghesien de
vyant met al syn cracht ende gewelt dieselve
niet en heeft kunnen overweldighen. Ghy
schryft ons, dat men het u zoude laten weten,
ofte wy oock met eenige grooten ende mach-
tigen potentaat in vasten verbonde staen, om
alsoo door eenig treffelyck verset die groote
geweldige macht van den vyant te weerstaen?
Wij willen ulieden voor antwoord geven, dat,
aleer wy oyt de sake dezer Landen aenghevan
gen hebben, wy metten alderoppersten poten
taat der potentaten alsulken vasten verbont
hebben ghemaect, dat wy en alle diegenen die
vastelyk daerop betrouwen, door syne ghe-
weldighe ende machtige hant ten leste noch
ontset sullen worden."
Dat geloof waarvan hij met eenvoudige
woorden maar verheven geestdrift getuigenis
aflegt, is het geheim van's Prinsen invloed.
Het won hem de liefde en den eerbied van zijn
volk en gaf hem zulk een innerlijke zekerheid
en kracht, dat hij het Jaar der Nederlagen
waarin zooveel smart en vernedering zijn deel
waren, kon besluiten als een Ziener, profetee-
rende de overwinning.
M. W. MACLAINE PONT.
Aan de Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No 763 (auteux Julian).
Stand
'Zwart: 4, 5, 6, 8, 11, 14, 15, 26, 40, en
dammen op 7 en 25.
Wit: 16, 18, 22, 23, 24, 29, 32, 33, 36, 41,
43, 47, dam op 50.
Oplossing
1. 22—17 1. 11:13
2. 33—27 2 25 48
3 47—42 3. 48 46
4. 24—19 4. 13 22
50 10 5. 46 19
6. 10:45!
Goede oplossingen omtvangem van de hee
ren: W. Blokdijk, P. Dekker, D Geriing, R.
W. T. Bosman, Alkmaar, P. Kleute Jr., dfen
Haag.
NIEUWE SPEELWIJZE.
Het eimdspel Broekkamp.
Zwart: 31, 36, 38.
Wit46, 47, dam op 5. Word* opgdost als
volgt:
1. 47-41 1. 36:47
2. 46-41 2. 47 36
3. 5461! 3. 36—41 (gedw.)
4. 46 26 (gedw.) 4. 3843
5 26-48 5. 43—49
6. 48 50
Oplossing ingezonden door den heer D. de
Boer
De heer J. de Haas speelde onlangs 3 par-
tijm met dm heer I. Minkowski, kampioen
van den1 Haag en winnaar meestertitel. De
„Nlem, gaat niet (hem", zei ik smeekemd.
„Ifo vinid het vneeselijOc jnist nu met mdjln ge-
diadhten allfeen gfelfaten te worden."
„Hed' gtoed, juffrouw Whitelands, dan zal
ik blijven, zei die vroolijke, vriendelijke, knap-
pe zuster die iemiaud zoo wanibopiig zou rna-
'ken. „Ilk zalll blijven m raijn brieven sohrij1-
ven' hier op uw kametr - op een voorwaaixle.
U moet Woven niiiet tegen miijl te praten."
Dat beKoofdfe ik
Zijl gjng vllak bfijl het raam zitten m krab-
bfellde op een Mode-note positpapier op em
knife met een schart bedlekt, terwtp he stil
bleef liggenL
'In mijln vertoelding (kieelk) Ik over hiaar
bliauw totoeneni sdhloudar, naar dfen brief dien
ik mii verbeeldde te zien schrijven. Ik
gnouddte die vergeflijikfag op versdheidene
brifevien die ik zelf hiad ontvangen van em
jonge, goed opgeleide pleegzuster, 'n meisje
dait 'tussdhm hiaar verplfegingm in em poos-
j e in nuijin pension gcweest w<as. Zoo verbeeld
de ik mij! dat Zuster Phyllis zou sdmjven
aan ihaar fiamilie tibluis of aan hiaar beste
vrimden of hiaar jongen vrimd (of aan wie
dan oofc)„Ik ben hier In Abrahams schoot,
dat moet ik) U zeggen.
Het is hier em1 fajin huis hloor! en het eten
is puik". (Dlait wias 'allltijd't eerste waar die
andlere verpilfeegster over dacht.)
„MSjta patient is het vreemldsite sootrt meis
je dat je oodt gezim hebt."
Ik dacht dlat de brilef alldus zou voort.
gaan:
Ze is actrice m die weduwe van een jong
offirier van ihet fndSsche leger, die onlangs
M-'ias won i cn maaktq 2 remises.
Hieronder volgt een partiji van Miiikowsk
in de hoofdklassegroep om het kampioen-
schap van den Haag tegen A. Jacobs:
Minkowski (wit) A. Jacobs.
1. 33—28 18—23 2. 34—30 17—21
3. 30—25 21—26 4. 40-34 11—17
5 34—30 17—21 6. 39—33 20-24
7. 44—39 12-18 8 50-44 7—12
9,44-40 1- 7 10.39-34 711
11. 34-29 23 34 12. 40 20 15 24
13.28-22 18 27 14.21:22 12-18
15. 32—28 18 27 16. 37—31 26 47
17. 42 22 21—26 18. 47-42 2— 7
19. 41—37 7—12 20. 49-44 12—17
21. 44—39 8—12
iag pa
Zwart: 3/6, 9/14,
Wit: 22,25,28,
46, 48.
22. 28—23 19 28
24. 22 13 3 12
26. 39—33 17—22
28.38 29 12—17
30. 45—40 16-21
32. 43—38 11—17
34 34—29 11—16
36. 29—23 913
38. 24 15 13—19
40. 15—10 13—18
42. 4:6 31 24
44. 46—41 23—29
46. 6—50 24—29
48 50—17 5—10
16, 17, 19, 24, 26.
30, 33, 35/39, 42, 43, 45,
23. 30 8
25 33 22
27. 33—28
29. 29—24
31 4034
33. 38—33
35. 42—38
37. 3329
39. 2318
41. 10— 4
43. 4842
45. 41—37
47. 42—38
12—18
9 27
22 33
10—15
17—22
6—11
4— 9
15—20
22 :13
27—31
19—23
29—34
21—27
Zwart: 10, 14, 16, 26, 27, 29, 34.
Wit: 25, 35/38, dam op 17.
Nla em tweetal zetten gaf zwart het op.
Ter oplossing voor dfeze week:
PROBLEEM No. 764
van J. BERGIER (Fr.)
Zwart: 2, 5, 7/10, 12, 13, 20, 24, 25, 26,
30 35, 36.
Wit: 11,16,17,21,23,27,29,32,33,34,
37,39,41,42,43,48.
Oplossingen tot en met 18 Juli, Bureau van
dit Blad
Uit enze Staatsmarchine.
1 Juli 1923.
Het klinkt wel wat vreemd om, nu Juli
haast half voorbij is, over 1 Juli te schrij
ven; maar't is dan ook minder om 1 Juli te
doen dan om een der belangrijke feiten, die in
vroeger jaren op dien datum hebben plaats
gehad.
Op 1 Juli 1923 was het zestig jaar gele-
den, dat de slavemij in West-Indie werd af-
geschaft; dat was het laatste gebied, waar
zij tot 1 Juli 1863 onder de Nederlandsche
vlag nog ge.duld was, al was zij in de daar-
aan voorafgaande jaren al heel wat minder
ondraaglijk geworden.
Men zal zich zoo het een en ander van het
slavenleven herinneren. Men zal wellicht nog
weten, hoe de slavenhandel ontstond uit in-
derdaad menschlievende overwegingen. Be-
trekkelijk kort na de ontdekking van Amerika
overwoog men, dat de inboorlingen van de
gesneuveld is, en ze is hier gekomen om bij
zijln famiilte te blijven, en ze schrikte zoo van
een oaibsmapten Duitsdhm gevamgene die in
Haar fcamer fowiam op dien avond toen zij pas
wias aangiekomen, dlat die schrok en de val,
en ik denik haar vreeselijfc verdriet over den
dood van haar mam allies bij1 dkaar, haar zoo
van stoeek heeft gemaakt, dat zij1 heelemaal
im dfe war is, het airae kind Iedere minuut
didngt ze er op nan dat ik haar bii1 een an-
dieren naam moan, zijl verwarmt -zeker al de
named waaronder zaj! gespefelld heeft, denk
ilk!"
,,Ja, dat zaJi Zuster Phyllis zeker gedacht
iiebbeni zij! met hiaar rein pleegzustcrs ge-
zicht! Hfet volgendfe zal! ze zeker wel over mij
giesidhirevian hebben):
Men zou nooit denken dat zij actrice was
•allsi men haar aanzag. Em toeeii kalm ge-
zichtje, nog lalll aandige bliauwe oogfen en een
miassa heel gewoon vllasblond haar. Hiaar
klfeerem passmi in't geheel niet biji haar
i net opzidhltiigste andergoied dat ik ooit bij
een van mijin piatiienten gezim heb, na die
>aronc$ .uit M'iilaam die aan morftoe verslaafd
was. Zijl beweeri) dlat het haar klfeerem niet
zijn. Arm kind! vara middlag vertddfe ze mij
dat) zijl volstrekt niet de vnouw1 was van
George Meredith. Zij vartelidte em onmoge
lijk verthaal', dat zijl van roll verwissefld had
met dat andlere meisje Zijl beweeTde dat zij
Vera Vayne niet was, ik moest haar jute
•'rOuiw 'Rose Whitellandlsi noemien. Ik zou haar
natuurlijk met het grootste genoegen Chrls-
tabeli Pankhurst of Mevrouw Charlie Chap
lin noemen als ze het mij gevraagd had. Men
Belast zich met:
nieuwe wereld te zwak waren om het zware
mijnwerk te verrichten, dat de naar goud
dorstende Europeanen van hen vergden en
dat men daarom op het denkbeeld kwam om
negers uit Afrika te halen, die sterker waren
en meer geschikt voor den veeleischenden ar-
beid. Hiermee was de slavemij en de slaven
handel ontstaan, die eenige eeuwen lang een
schandvlek is geweest voor „de beschaafde
natifen."
Wij zullen geen poging doen om ook maar
een zwak beeld te geven van de beestachtige
behandeling, die z.g. beschaafde menschen
andere menschen aeden ondergaan. Wij zei-
den „beestachtig", 't was erger, want sommi-
ge slavenhouders zullen waarschijnlijk hun
dieren met zachter hand hebben behandeld
dan hun slaven.
Men weet, hoe het boek van Beecher Sto-
we, Uncle Tom's Cabin een schok door de
wereld heeft doen gaan en hoe deze „tendens"
roman veler oogen heeft geopend voor het
slavenleven en het slavenleed. Misschien
weet men ook hoe Wilberforce in Engeland
festreden heeft voor deze paria's der mensch-
eid en hoe het hem eindelijk gelukt is den
slavenhandel officieel afgeschaft te krijgen;
„officieel", want zelfs nu nog gebeuren er
hier en daar op de wereld dingen die zeer na
aan slavenhandel grenzen.
Maar met de afschaffing van slavenhandel
was de slavemij nog niet afgeschaft. Voor
ons land en daarmee hebben wij toch het
meest te doen heeft het nog lang geduurd,
eer de slavemij tot het verbodene behoorde.
De beweging tot afschaffing der slavemij
nam vaster vormen aan o.a. onder het Minis-
terschap van Kolonien van C. F. Pahud de
Mortanges, die met ingang van Januari
1856 benoemd werd tot Gouverneur-Generaal
van Oost-Indie en die in 1860 de slavemij
voor Oost-Indie heeft zien afschaffen onder
het ministerschap van J. J. Rochussen.
Voor West-IndiS bleef de slavemij nog be-
staan en eerst aan Minister Uhlenbeck (1
Febr. 18623 Jan. 1863) gelukte het een
wetsontwerp tot afschaffing ook voor West-
Indie in het Staatsblad te krijgen.
Men zal inzien, dat dit maar niet zoo een-
voudig was, als het uit deze eenvoudige fei-
ten-opsomming zou schijnen. Want de slaven
waren handelswaar, die. om een nu gang-
bare term te gebruiken onteigend moest
worden; en onteigening eischt geld. Er wa-
:en 45.000 slaven vrij te maken en voor iede-
ren slaaf zou 300 gld. betaald worden Het
besluit was dus niet maar het aannemen van
een simpel artikeltje b.v. „Na 1 Juli 1863
zijn alle slaven vrij maar het was een cre-
dietverleening van een groot aantal millioe-
nen (ten minste pl.m. 14 millioen)en dat cij-
fer krijgt nog meer beteekenis als wij in aan-
merking nemen, dat 14 millioen in onze da-
en, nu wij bij milliarden rekenen, niet veel
eteekent, maar dat het heele budget in 1850
liep over nog geen 70 millioen en dat in
1865 de rente der staatsschuld 39 proc. van
alle uitgaven uitmaakte. Zoo bezien maakt
het besluit van 1862 min of meer overweldi-
genden indruk.
Wij zouden hier een verhaal kunnen doen
van het vreugdebedrijf op 1 Jul! 1863 in
Suriname en van de plechtigheden, die op
dien datum plaats hadden. Maar dat is niet
noodig en het is hier in deze rubriek ook min
der op zijn plaats.
Wij heoben meer belang bij de gevolgen
van de afschaffing, waaronder Suriname, hoe
prijzenswaardig het feit ook was, nog altijd
ijdt. De belangstelling in ons land voor Su
riname is al lang niet zoo groot geweest, als
let land verdient. Suriname is bij uitstek
vruchtbaar en kan bij voldoende beschouwing
een sehat van producten leveren oak voor de
Europeesche markt. Maar de afschaffing der
slavemij heeft plotseling het land beroofd
van de noodige werkkrachten. De vrij ver-
daarde slaven wisten met hun vrijheia geen
raad. Behoeften hadden zij weinig en zij za-
moe ze hum zin maair geven!"
Ziadhitjes bewoog zidb de vulpen over Zus-
tersi zadhte sdhrij'fpartefeuille.
Ik lag mij daar woedend te maken over
het noodlot dat miji veroordeelde dit aan te
zien.
„De eene ellende voor en de andere na",
zooals ik wel gedacht had bij het begin van
die noodlottige reis.
Ieder minuut die ik doorbracht in mijn te-
genwoordige valsche positie, maakte de ver-
claring moeielijker. Hoe lang zou het nog
duren, ja hoe lang voordat 3c in staat zou
zijn met George's moeder te praten
Later.
Ik heb lady Meredith van avond gespro-
cen. Eindelijk heb ik een onderhoud met haar
gehad.
Ik heb haar ronduit gezegd, dat ik niet
let meisje hen waarvoor zij mij houdt. Niet
laar sdioondochter, niets hoegenaamd van
George, maar een totaal vreemde die hem
nog nooit in haar lfeven gezien had
Verder mocht ik niet gaan1. Met haar beide
sllanke met juweden vereierdie handen hield
zij mijn handen vast en met haar fijn be-
sneden gezicht onder het witte haar zag zij
met teedferheid op mij1 neer.
En lady Meredith glimlachte en glitrih
achte nog eens, en met de onoverwinnelijke
stijfhoofdigheid van een mensch dat gewoon-
Ijk heel zafeht is, weigerde zij een enkel
woord meer over de zaak aan te hoonen!
Kan men zich iets wanhopigers denken.
(Wordt vervolgd.)
■v.v
■v.w