AlkmaarsGliB Gourant
Maandag 16 Jali.
lie „Unlque"
FEUILLBTON.
In verkeerde schoenen.
Parijsohe Canserledn.
Uw adres voor
is:
Boek- en Handelsdrukkerij
v.h. Herns. COSTER ZOON,
Vosrdam i 9, ALKMAAR.
No. 108
1928
HoRderd Vljf si Twlitlgsts Jaaigang,
STEdtLIJK MUSEUM.
BREE'DSTRAAT, ALKMAAR,
Het STEDELIJK MUSEUM zal, buiiten de
gewone dagen en urea van openstelling, bo-
vendien geopend zijn dea Zend agsmiddags
van 14 uur gedurende de maanden Juli en
Augustus.
Vermindeide toegangsprijs op Zomdagen
29 Juli, 5 ea 12 Augstua: 10 cent per per-
soon
GEVONDEN VOOHWERPEN.
Aanwezig aan het Bureau van politic, l^im-
gestraat en aldaar te bevragen op alle werk-
dagen tusschen 11 en1 uur, de navolgende
voarwerpen als gevonden gedeponeerd op:
1^, 14 en 15 Jul 1023. Huissfeutel, notitie-
boekje, regenjas en een huiosleutel.
Aanwezig en te bevragen bij; de navolgen
de ingezefcenen, onderstaande voorwerpen,
ala gevonden aangegeven op: 13, 14 en 15
Juli 1923.
Zilveren broche, Lauwers, R. Visscher-
straat No. 14: portemonnaie, L. Broera,
Spoorstraat No. 17; schooltasch, J. F. Ha-
bich, Stationsstraat No. 20;' ring met eleu-
tels, W. Jongejans, Aikerslaan No. 12; pad-
viindersmes, P. Koorn, Veerstraat No. 14;
broche (Insigne van Jac. Kwast) M. Rood-
zant, Bergerweg No. 24zilveren dlameshor-
loge, M. Visser, Ltodelaan No. 9: tol, T.
Goetell, Rreedstraat No. 45; portemonnaie,
J. H. de Haas, Kennemerstraatweg No. 108;
zilveren dameshorloge, M. Nat Kinheim-
straat No. 27; portemonnaie, M. Dekker,
Heiliglarid, No. 34; duimstok, J. van Baar,
Luttik-Oudorp 51; portemonnaie, L. Dekker,
Langestraat No. 103; broche (mansportret,
gevonden te Bergen aan Zee); J. Bruin;
Laiat 'No., 89; knipmes, J. Himmelreich,
Nleuwpoortslaan, No. 101dameshorloge
(vermOedelijk goud) gevonden te Bergen aan
Zee, Mej. Sjankes, Langestraat No. 6; paar
bruine kindereokken, Jutf. Veen, Luide-
gracht No. 39; alpaccabeursje J. v. d. Ka-
mer, Trompstraat No. 22 en een portemon
naie, P. limning, Finidsen No. 92.
Wanneer men weder in het bezit is van het
verloren voorwerp, wordt men verzocht Men-
van kennis te geven aan het Bureau van po
litie.
(Nadruk verboden).
1-
Meneer Worthington'a vader was employe
bij de spoor; en toen zijn zoontje nauwelijks
vijf jaren oud was, werd het kereltje gesnapt
bij 'n ernstig onderzoek naar 't inwendige
eener telefoonmechaniek van een toestel aan
den openbaren weg. Later, als knaap, deed
hij proeven op de electrische lichtvoorziening,
die het stadje Spragg eenige minuten in duis-
ter hulcten.
Hij was dus wel voorbeschikt om een be-
langwekkende loopbaan te hebben.
De jonge, blonde Worthington, met de
blauwe oogen en de rimpeltjes op het voor-
hoofd, werd geplaatst bij de telegrafie van
het stadje Spragg.
Hii raakte spoedig verloofd en trouwde
met Lucille Hut, dochter van Peter Huf, eige-
naar v#n een kruidenierszaak.
Worthington en vrouw kregen vijf kinderen.
Op zekeren morgen werd hij wakker met
de overtuiging van al heel-vfer afgedwaald te
zijn van zijn vroegere hoog-gestemde liefheb-
berijen en hij voelde 'n beklemdheid over zijn
toekomst.
Hij vatte't plan op om langs de rivier te
wandelen naar Hans Gottfried Schwartz, die
in een hutje woonde bij de bocht van den
weg.
Hans Schwartz was uit; Worthington wil-
de wachten en zette zich neer bij een hokje
met dommelende konijntjes.
Verwijderd van de luid-vermanende stem
zijner vrouw en't eeuwige geharrewar zijner
kinderen, dommelde meneer Worthington 00k
bijkans in; het plekje was zoo rustig, zoo
weldadig; de zorgen weken van hem op dien
stillen. sereenen avond. Maar als bij intuitie
werd hij gewaarschuwd om aan deze gevoe-
ms niet toe te geven.
Hij was zes-en-dertig jaar oud; de huis-
deur van Zijn kleine woning moest noodig
vernieuwd; zijn vrouw sprak er soms van
hem te zullen verlaten. En al9 zij dep be-
dreiging ten uitvoer bracht, kon hij niemand
bedenken, die voor hem de huishouding wilde
doen. Hij was altijdnog maar telegraaf-
employf
ferwijl hij wachtte op den terugkeer van
den philosoof, trachtte hij deze aangelegen-
heden ernstig te overdenken, doch zijn oogen
waren toe, toen Hans Schwartz huiswaarts
Naar hat Dugelsch, door Berta Ruck.
10)
„De Zuster vertelde er mij al wat van" zei
ziji zachtjes, mjaar ou zuftHeni wij er niet meer
over praten."
„De Zuster!" riep ik uit mij wringende on-
der de beddelakens, „maar ik weet zeker dat
Zuster Phyllis de zaak niet precies verteld
kan hebben. „Zij geloofde het zelf aiet. Ik
weet zeker dat zij het niet geloofde! Is 't
wel?"
„Wij zullen er nu niet meer over praten,
lief kind", herhaalde zij zacht, terwijl ze een
van mijn vlechten optilde en weer op het la-
ken neeHegde.
„Wij zullen den tijd hebben alles te bepra-
ten als je weer heel wel bent. Je bent nu nog
niet wel, Vivie."
Ik stamelde „mijn naam is Rose .Rose
Whitelands."
„Ja lief kind. Een heel lieve naam" en zij
legde haar lippen op het kleine stukje bloote
arm dat uit de mouw van mijn ik meen van
mevrouw George's vreeselijke nachtjapon
uitkwam. „Je hebt een gezichtje als een
roos!" zei George's moeder. „Maar nu heeft
het veel van een wit roosje. Ik verlang er
leerde.
Hans Schwartz droeg een zwarten baard
en was in't zwart gekleed. Hij had een in-
drukwekkend voorkomen en het oog van een
dichter. In het stadje Spragg gold hij voor
een wijs man. Hij sprak vele talen en had
eens bij de Worthlngton's een maand lang
gelogeerd en meneer Worthington had een
noogen dunk van het verstand van den ouden
man.
Hans Schwartz ging op een kist zitten te-
genover meneer Worthington, die waj^er ge-
worden was en hem de reden van zijn komst
verklaarde, en luisterde aandacbtig toe. Af
en toe streek hij met de vingers door zijn lan-
gen baard. Eens veegde hi] zijn geheele ge-
zicht af met een blauwen zakdoek.
Meneer Worthington vond 't moeilijk om
goed uit te leggen, wat hii wilde. Zijn behoef-
ten schenen zoo duister. Hij sloeg ze met de
handen in de lucht.
„I e t s is er in me! zei hij overtuigd,
„maar hoe het naar buiten te krijgenwat
zegt u ervan?"
Schwartz' afwachtende houding was ver-
anderd. Zijn oogen glinsterden, toen hij
Worthington langs het koniinenhok kiddle.
„Jij ook bent 'n konijntje, zeide hij, „maar
om te slagen moet jij worden een zeldzaam,
een eenig, 'n unique exemplaar!"
En hij gaf men,eer Worthington een boek
te lezen met den titel: „Het Ego en Hij zelf."
Aanvankelijk begreep meneer Worth'ngton
maar aiet, waar't allemaal om ging. Toen,
opeens, scheen hij den sleutel te hebben ont-
dekt en zijn aanaacht werd zeer gespannen.
Hij begon met zijn hoofd rechter te hou-
den, als hij naar zijn werk toog en als hij tot
zijn collega's sprak, trachtte hij 't allereersl
hen door zijn blik te boeien. Langzaam stak
hij voortaan drukke streb.11 over, onverschil-
lig voor auto-getoeter en verder'straatrumoer.
Hij nam zichzelf met belangstelling op als
hij zich bij het scheren aandacbtig inzeepte.
„A1 die dingen raken me niet!" mompelde
hij op zekeren nacht zacht voor zichzelf, ter
wijl zijn vrouw probeerde twist met hem te
zoekeo.
Een paar dagen daarna kwam hij's avonds
te laat thuis voor den maaltijd; de kinderen
waren reeds bijna klaar met hun eten en zijn
vrouw kwam hem geergerd tegemoe.
„Ik verlhat je nog eens, John Worthing
ton!" dreigde ze. „lk waarschuw je. Drijf je
nalatigheaen niet te ver; ik verlaat jou en je
kuxueren nog eens!
„Het heilige is God's zaak," zei John Wor
thington heel zacht; „het menschelijke is
voor den mensch van belang. M ij n zaak is
noch het heilige, noch het menschelijke, noch
de waarheid, 't goede, of wat 00k, alleen
maar wat mij aangaat, geen algemeen lets,
maar iets aparts, evenals ik zelf 00k apart
ben. Niets is van meer belang voor mezelf
dan ikzelf."
Den volgenden Zondag, toen het jongste
kind een neusbloeding had, waarvoor de be-
handeiing, door hem aangeraden, in twijfel
werd getrokken door meneer Worthington,
had hij den durf te antwoorden:
„0f ik gelijk heb of niet, ik ben mijn eigen
rechter." En hij voegde er nog aan toe:
„Dikwijls is de vraag gesteld ten opzichte
van het recht: „wie of wat geeft mij het recht
aldus te doen?'' 't Antwoord kan zijn, God,
liefde, verstand, natuur, "de menschheid, etc.
Neen, slechts uw macht, uw kracht geeft u
het recht."
Elken dag voelde hij zich zekerder worden
van zichzelf. De philosophic had hem ge-
inspireerd; hij zag het leven door nieuwe
oogen, door machtige lenzen. Hij werd zich
bewust van de beteikenis van zichzelf als ec
zelfbewust egoist en van de onbeduidendheid
van alle dingen, die van geen belang voor
hem waren. Het versterkte hem als hij in het
bureau bezig was met telegrafeeren, onder-
wijl te herhalen dat hij een „unique" man
was.
„Ik ben niet 'n ik onder de andere Ik's,
maar de feenige ik: ik ben unique. Daar-
door zijn mijn behoeften 00k eenig, evenals
mijn daden; m't kort, alles aan mij is eenig,
en als zoodanig doe ik alles all&n voor mij-
zelf."
Hij zag de logica in van het zijn van
egoist. Beambten waren egolsten, koningen
waren egolsten.
Hij moest zichzelf handhaven als den
„unique" en de wereld tarten. Gretig wachtte
hij op een gelegenheid.
„Geduld suste Hans Schwartz; „het
oogenblik zal komen; je zult nog wel op de
proef gesteld worden."
Meneer Worthington glimlachte. Toen zei
hij eenvoudig:
„Ik ben bereid."
II.
Het was een maand geleden, sedert me
neer Worthington zijn bezoek gebracht had
bij Hans Schwartz en nog steeds had zich de
gelegenheid niet voorgedaan om zich als 'n
individueel en zelfbewust egoist te doen gel-
den.
Hij zat op den rand van zijn bed en be-
keek zijn gezicht in een hanaspiegel. Dien
naar hoe lief je er zult uitzien als je wang
weer rose is. Maar dat zal zoo heel lang niet
meer duren als je werkelijk een lief kind wilt
wezen en gehoorzamen aan dokters bevelen."
E6n woord van dien laatsten volzin bracht
mij waarlijk op een prachtig denkbeeld. Een
straal van hoop! Hoe aartsdom van mij om
dat niet eerder te hebben ingezien!
„De dokter
„Vol vuur zei ik: „Die dokter die hier ge-
weest is. Die hier was toen ik bijkwam
„Meen je kapitein Penmore?"
„Ja, ja!" riep ik verrukt uit dat ik een be-
kenden naam hoorde; iemand, die mij helpen
kon. ,,Dat is een vriend van mijHijkent
mijHeeft hij u dat niet gezegd?"
Lady Meredith aarzelde. Toen zei ze: „0m
je de waarheid te zeggen, hij heeft niet ge
zegd, dat hij je ooit gezien had, Viv.Rose."
„0 neen? En toch was hij zulk een goede
vriend van mij", hield ik vol, heel veront-
waardigd. „Wij hebben uren samen gedanst!
Wij 0! Hij weet wie ik ben! Hij zoii u kun-
nen vertel!e% dat alles wat ik gezegd heb
waar is. Hij weet, dat-ik niet de vrouw ben
van uw zoon! Vraag het hem. maar. Hij zal
u verklaring geven! Ach toe! laat Reggie
Penmore dadelijk hier komen!"
Lady Meredith sloeg de oogen neer, half
nieuwsgierig, half bedroefd!
„Het spijt mij lieve. Het spijt mij erg", zei
ze.«„Maar ik ben bang, dat wij met geen
avond zou hij met zijn vrouw en kinderen
naar een bioscoop gaan.
Opeens stuift mevrouw Worthington bij
hem binnen; zii was reeds aangekleed en had
den hoed op. Zij vroeg han, waarom hij nog
niet klaar was, wat hij eigenlijk uitvoerde.
Toen hij haar mededeelde, dat hij zijn ge
zicht had bestudeerd, gierde ze't uit van't
lachen en liet hem alleen.
Meneer Worthington sloeg geen acht op
haar gedrag; gedurende delaatste minuten
had hij hoedamgheden in zijn gezichtstrekken
ontdekt, welke hij tot dusver nimmer had op-
gemerkt. Zijn kin was krachtig, zijn oogen
waren helder en lichtend, zijn uiterlijk was
dat van een heel bijzonder mensch, van een
philosooi, van een „unique" man. Zijn han
den beefden even, toen hij zijn pantalon aan-
trok.
Een aardig, oud rijmpje kwam hem in de
dachte; 't zong van de daken. Hij had lust
zijn ,.unique"-z-n van een ieder mench, van
de' daken te willen schreeuwen.
Het scheen hem opeens heel alledaags en
onbelangrijk om zich in het eigen huis of op
het bureau te doen gelden. Dat was voor
later; eerst nu een publieke demonstratie, die
de oogen van zijn vrienden, zijn collega's en
van het grootepubliek zou openen. Hij
smachtte naar hex oogenblik, dat die demon
stratie mocht plaats vinden. Wanneer zou
dat gebeuren?
De voordeur sloeg dicht. Zijn vrouw en
zijn kroost hadden het huis verlaten; hij
haastte zich hen in te balen. Zij kwamen nog
gelijktijdig bij het gebouw. Hij kocht de kaar-
tjes; de voorstelling was reeds begonnen;
zacht speelde de muziek. Toen hij de warme
zaal-atmosfeer opsnoof, ondervond meneer
Worthington 'n eigenaardige gewaarwor-
ding. Op het doek zag hij, hoe een ridder
met groote stappen over 'n tooneel schreed,
aldoor zwaaiena zijn rapier
„Geen plaats meer, alleen nog staanplaat-
sen," bitste een ouvreuse.
Meneer Worthington duwde haar ter zijde.
JKom mee!" commandeerde hij zijn familie.
En aan't hoofd van zijn schare stapte hij
naar voren.
lets waarschuwde hem van binnen, dat 't
onmogelijk was, dat alle plaatsen bezet zou-
den zijn. En terwijl hij aldus vooruitstevende,
scheen hem't doek een spiegel, waarin hij
zichzelf zag met vederhoed, en tartende de
wereld! Het beeld kon niet voor een toeval
Selden; neen, zijn oogenblik was gekomen.
lij had betaald voor de plaatsen, en als er
plaatsen nog waren, zou hij ze opspeuren. Hij
sloeg geen geloof aan 't simpele gezegde
eener vrouw.
Zijn scherpe blik speurde naar rechts en
naar links. Plotseling ontdekte hii een leege
plaats. Het was midden in de rij. 't Deed er
niet toe, hij zou er wel komen. Op den hoek
zat Hans Gottfried Schwartz.
Hans Schwartz stond op en maakte een
afwerende beweging. Toen wist meneer Wor
thington, dat het oogenblik gekomen was. Hij
haalde diep adem; hij maakte de crisis van
zijn leven door, en hij was bereid.
Daar stond hij nu recht tegenover zijn
leermeester, doot voor het zachte gemompel
van den ouden man, doof voor de heele zaal.
Nooit was zijn geest helderder geweest,
zijn intuitie scherper. Met gebalde vuisten en
saamgeklemde tanden zag hij de wereld en
de menschheid in hun ware recht. Het was
een zelfzuchtige, wreede wereld, waarin elk
mensch alleen voor zichzelf leefde. De ster-
ken verslonden de zwakken en werden op
hun beurt weer verslonden. Hans Gottfried
Schwartz was nu hier met vrienden en zij
hielden de plaats voor iemand open.
Als een veelhoofdig monster brulde de zaal
hem aan. Welnu, hij 00k brulde, brulde terug.
Hii zou die plaats bemachtigen en er zitten
ook. Zijn vrouw en kinderen moesten maar
voor zichzelf zorgen.
Het oogenblik was gekomen voor een open-
bare demonstratie van de beginselen van zijn
geloof.
Als de „Unique"-man moest hij zonder
vreeze de vooroordeelen van de zelfzuchtige
massa bestrijden. Hem werd plotseling heel
duidelijk, hoe Hans Schwartz ook niet anders
was dan een zelfzuchtige oude man, die hem
belachelijk trachtte te maken op een publieke
Elaats en hoe het publiek probeerde hem uit
et gebouw te dringen, waar hij naar toe
was gegaan voor een avondamusement.
En hij bedankte er voor om weggedrongen
te worden.
En opeens greep hij Hans Ootigried
"Schwartz in de baard en duwde hem naar
het looppad, toen baande hij zich, ondanks
de heftige protesten der menschen een weg
naar den stoel, die leeg stond. Iedere zenuw
in hem vibreerde van triomf, toen hij de plek
zijner bestemming had bereikt.
Even keek hii naar't doek, voordat hij ging
zitten. De ridder met zijn vederhoed wuifde
vaagjes ten afscheid, meneer Worthington
kon zich niet bedwingen, een schrille kreet
ontsnapte aan zijn lippen en met zijn hand
wuifde hij terug. Toen ging hij zitten.
Hij plofte op den grond neer met een slag,
mogelijkheid kapitein Penmore kunnen laten
komen. Hij is weer weg."
„Weer weg?" De eene straal van1 hioop
moest dus weer verdwijnen? Ik viel weer ne-
der in mijn kussen. „Weer terug naar Frainik-
rijk, meent u?"
„Ja. Naar Parijs, geloof ik dat MJ zei,
maar ik weet het niet zeker. 'Hij1 was maar
met vijf dagen verlof", verklaarde George's
moeder. „Hij legeerde hij menschen aan de
andere zijde van de Valley."
„Ja, ja", viel ik haar vol vuur in de rede.
„Hij logeerae dikwijls bij vriieoidieii in Wales,
dat weet ik wel. Ik herinner mij, dat Mj mi]
dat verteld heeft. O, ik weet een heele massa
van hem", ging ik voort, mii rusteloos bewe-
gende op dat weelderige hied. „Hij zou u al
les omtrent mij kunnen verklaren. Het ver-
baast mij, dat hij niets gezegd heeft..."
,,'n Onvensitandig gevioeli van ergernis over
mijn vroegeren jeugdvriend begon bij mii
op te komen, terwijl ik vooriging„Hij heeft
zeker gedachit, dat die reden waarom men
hem Mer liet komen toen ik dat ongeluk ge-
had heb, was dat Mj mij fcendie."
„0 neen, lieve", zei Lady Meredith ver-
baasd. hoe zou hij geweten hebben, d!at het
voor jou was? Wij hebben laten vragen of
er zoo spoedig mogelijk iemand wou komen.
Onze oude huisd'okter, die Mer al kwami toen
George geboren werd. was toevallig uit weet
je, de bergen in, bij ae vrouw van een pach-
die door het heele theater weerklonk. De
zitting van de stoel was n.1. ter reparatie er-
uit genomea
Dit had men getracbt hem te doen be-
grijpen
BEN ANDER BEELD.
(Van onxen Parifschen Correspondent.)
(Nadlruk verhbden.)
Parijs, 9 Jiuli.
P'llotseling, bijniai aondler overgang, isi die
Mtte over PiarijS geJoomen, en siinldls een
viertall dagen reeds Miimit net kwitetaatje in
den thermotmeter ellkiein midldlaig tot 32, 33 of
3i4 graden Celsius iln die sahiaidluiw.
Op ziohaelllf is (it nog niets btkaoruciers. Bij
u is bet ook wtanm1: Ik weet het. En in Ame-
rika heeft men onliamgs nog veeT erger tem
per atluiur gehiadL Miaiar voor 'n diohtoevollkte
metropooili alls PairijS is die warmte, welke wij
hiler items doormjaken toch well lets heel
ergs.
De vreemdeingen men diat zoo niet. Zij!
keneen een stad met wijde, kwnmemjke ave-
nuen en houleviardS, gnooto pleinen en een
frjlssdhe irivier, haar dborsiroomiend over die
geheele breedlte, van Oost tot West. Zij kem-
nen die sohoone parioem: Monceau, Luxem
bourg, Buittes-Ohiaiuimioiiit, Mont-Souris, en
het laMersohoonste, unfiiek tar wereld: die Tui-
lerie&ii. Ziji kennen die Obamps-Elyseea en't
Boia, met de liuxe-restaiurauts, waar men ijs-
getooelde vnudhiten) eet naast een waterval,
onder die boomen, en> de zodle nadht-wind de
diroomerige nuuziek dier taiganen begeleldit.
'Diat is het Piainijs dler gasten. Wanneer ge
Mj! iemand op bezoek zrijlt, krijlgt ge 'alleen
miaar de fraaiiste en die gezeliligste vertrek-
ken te zien. Daaradhter ajn die bametB waar
wordlt gewerkt.
'De vreemdlelSing, die hier slliechits enkefe
dagen vertoeft, gewdt zatcfa 1 het. is volko-
xnen verMaarbaar - laangettrokkien tot de
sdhoonhdd, die lliusse eni ihiet genet. Elr blijft
geen tiid over om, 'all was het ook maar zeer
oppervrakkiig, in aanralding to komen1 met.
wiat ik weT noemen mag: de bevolking. Gij,
mevrouw, dfie iln de groote kaimers en mode-
miaigiaaijtoen; zoo gaarne vertoeft, hebt ge
wdlbenB erover nagiedlaciht hoe het verkoop-
stertje Teeft, dat ui z»o v»ot1beelldli|g bedlent,
hoe ial dleze dingen vervtaardigd zip, welker
graiffie eni dbanne u zoozeer boejenir
O, ik weet wel1: er bestaat eeni legende.
wiaaWaan vooraSI mijnheer uw echtgenoox
maar all te gtreifig gelbof hledht. Dat veikoop-
stertje zoo zegt man ui heeft „een
vrieridl", die aian die pport wiaoht wanneer het
magiazijin' sflluit en ook zijn dagtaak is afge-
ioopan!. Dan gaan zfijl samen gezellig hef
aiperitief drimkan voor een card man den bou
levard eni eten Sol eten ^bouilllcin". En dlen
avond bnengen zij door to die cinema of in
den sdhloiuiwbulrg, iin hlet caf^-oonoert of op
hail Zijn salads leggend biji haar toon, kun
nen zfijl Sannm zeer pret)% llewen.
Dat is die liegiendle. De zeer speciale P adj-
zenaairSL waannee gfijl, vreemdbltog, fa aan-
rakfag Icomt, oolborfeeren bediekteTijk: die lle-
gende, of lateni hlaar afflthians gliinlaehend
vooitlleven. Zijl weten, dat diergelTjlke verha-
len een van die voartmaamste aantrekfcelijkhe-
dlen vormcn van Padjs diat zij die nimbus
van ploeZie zijlni, wellke dleze Stad omstraalt to
de oogen hunnen clientele. Parijs zonder die
,/nkiinette" met hlaar levtnsblijiheid en h'aar
„petit ami" hlaar touffe vtooltjes en1 haar
tuitje van erotSek, zou voor zoaveel geblla-
seerde pnoza-menschen en voor zooveel naar
eeni iffllhsite htunkerende idealSsitengeen
Padjls meer znjta. Dus explloiteeren de hote
liers en die restaurateurs, de houders van
niadhtkroegen en van mode-magaizfijhien heel1
hiandlg (fee (legende, welke door dlchtem en
door om4topSe-verilegen journalliisten i» ver-
zonnlen.
Laat mijl ui ontnudhteren; want 2k vfad d)af
die wa arheid nog veel1 moaier is dan dleze
Mchtelfijk vidieuse Lterarttuiur. Zeker, er zijn to
Parijs wfakelimieiBjes eni typfistjes, manne-
qulins en premliieresL <ffie er „een vriend?* op
nahouden net als to Amsterdam en over
all. Misschien 1 ik will hiet toegeven tigt
dfet maatschiaippiellijk versidhfijnsell hier een
weiniig meer in de zedieni dan eliders. M'aar
itooh is hlet en MMSt hlet ook hliier hooge tmf-
zonderiiKg Ik geloof^ opredhlt, niet, dat het
gevaf is op die twintig.
L aat ik nui editor direct zeggen, dat de
vericoopstentjes tol de groote bazars en de
luxe-magazfijnoni natuuirlfijk hlet meesit iaan de
veriddtog blOotstaan, en dan ock h!et meest
bezwijken. Men zou vericeerd doen, hiaar to?
voorbeelld te sMllen. AMIerM: favlbedlen wer-
ken' er toe samen ami (hiaar er toe te brengeu
het melt die buigerifiilkle moraal! op een afc-
koordlje te gooien: de dagelfijksdhe laanraking
met hlet p^aMiek, en juist een spedlaal1 publiek
van weefae-menSchien en Ileeglloopem, de om-
gevtog van dhiic en bekooriijikhdid1 waannee
zij verimouwd raken, terwijl1 zliji toch niet vol-
dbenidle betaald worden om zelve ia'1 deze
mooie dtogen te kunnen koopen, het feat ook,
dlalt juiSt vtoor dleze plaatsen voor degemen
diie die posffies te vergeveni hebben alleen
ter. Diaarom hebben wtiji naar die 'an
dere menschen gezonden, waar wij gehoord
hadden, dat een jonge militaire dokter lo-
geerde. Maar het was de laatste dag van
zijn verlof en Mj ia dus aatuurlijk vertrok-
ken."
„Vertrokken? Mijn eenige vriend! Waar
om, ach waarom was Mj dien miorgen de
learner uitgegaae voordat ik verstandig met
hem kon praten? Wat had hij well gedacht.
O Natuurlijk weet ik wat hij gedacht
heeft! Hij had dezclfde verkeerde voorstel
ling als die andere menschen faier. Ze had
den hem verteld, dat de jonge mevrouw Me
redith een ongeluk had gehad. En natuurlijk
was er geen enkele reden om1 niet te gelooven
wat ze zeidien wie ik was.
Getrouwd zonder er iets van aan hem te
vertellen. Ja, hij dadit ook, dat ik George's
ooriogsweeuwtje was
Was dit nu niet meer dan iemand kon ver-
dragen? Dit kon eenvoudig niet.
„lk moet 6chrijven aan kapitein Penmore",
zei ik iWl'lend' maar op beslisten toon. ,,AIS
u zoo vriendelijk zou willen zijn mij dadelijk
papier te geven> en een potlood ik moet
schrijven
„Lieve, je moet stellig niet schrijven", zei
Lady Meredith zelfs nog stelliger don> ik.
Schrijven is niet zich kalrn houden, zooals
je voorgascfareven is. Ik had je werkelijk niet
zoolang moeten Taten praten. Ik had niet
maar kmappe, vnoofllijke, ondeugendie meisjes
wordleu uitgekozen. Doch dtee biZondere
'kllasse vorimt to het heirifeger van jonge
vmooiwien die to Parijs werken en haar brood
verdlienen nog niet 1 pot. Om dte edhte Piarij-
sche midtoette te zien moiet ge nliet MijVen
h'angierji in die buurt van die place Vendome
of dien bouHevtand Haussmann. Neen; daartoe
moet ge, tegen het ujur dat d e wtotoels en
weukp'laatsea uitga'am, eens een kleine rond-
wandtelling doen in dim faubourgi dlu Temple
of op de avenue JeachJaurto. Ja; eigenlijk
overall bufiten het oemfiruan der vreemdelin-
gen, waar het wetoige wait er nog Parijsdh
is is gedegenereerd.
En zelfs zelfs in de rfjtoe mode-ateliers
en to die Printempe en Gialieries Lefayette is
todh mtositeas die Ihellft der vendeuses en
werksterltjes niet alleen „fatsoenlijlf" („fat-
soenDijk" Zijn ze er allemaal, want die het
niet is gaar er all 'heeH' gaiuiw de Iaan uit:),
maar heel banaaltjes, huiselijkjes, dlegelijk
en onsdhiuMig. 1
In het lappartemenit dat igrenst aan het on
ze woont W] voorbeeld een kleine modiste, dlie
warfct in die meest moderne ihoeden-zaak van
de rue Royalle, het huis dat reclame maakt to
alb emstige of pikante ifflUstraties en hoe-
den. levert aan actrices en vrouwetn van mil-
lonafasi. Dat meiSje, ze is 22' jaar, woont bij
hiaar oudiers en haiar jongere bnoertje. Zij
verdfifent 50G ffh. to die maand, en dte geeft
zij geheell af aan haar moeder, die haar
daiarvoor voedt, huisvest en kHeedt. Zij1 krlijgt
iniSscMeni 9 firs, per week op zak,.mis
schien, want ilk) weet dat 'het hlaar ook over-
komit, dat zfijl niet andenhalVe franc Mj zich
to haar tasdhje hleeft. Zijl gaat nooSt naar de
Cinema, en nog veell mtodier naar theater of
bal Een beer to de drie of viler weken gaat
zij eens uit, na bet eten, met haar moeder of
haar bnoertje. Voor t ovarige gaat zfijl om 8
uur maar't atelier, bomt thruis dlejeuneeren,
keert naar't 'atelier tetrug onii 1 uur en komt
thuis tqgen 7 uur. Ziji heeft geen- vriend"
em geen verlOofde. Zij' hioopt op een man; en
hiaar Meaall is het huwetijk en een gezto.
Dat is geen uitzondering. D6t is die regel
Ui'tzondering is lalileen het betrekkelljk
comfort waiarto (hlet meisje leven kan, dank
zfij die sociiale potsitfie hiarer oudiers. De rnees-
ten harer kasneraadjes zfijln arbeidens-kinde-
reni eni llevetn in de diuffe, dompiige wtijken, die
viieze, vervaillen huilzen, die mege® tienden
vormen dezer stadopk lall Hjfct dit voor
dlen vteamdelfag niet zoo. i-
En nu konii ik teruig tot mijln punt van uit-
'glang, waarvtaini wfijl eeni heel eind: waren af-
godwaald. De bifte to voor deae bevalktog
een vensdhrikfceKjk ding. Bedenk alleen eens
dilt het kllopt niet precies met hetgeen men
u alMjd van PairijS heeft verteld1, en toch is
ht zoo: er to geen stad to Europia zoozeer
verpest door het ongedferte als Piarijs. A!
die llieve meSsjes, die ge ui zoo gaarne voor-
stel to em rosel edifcant, met em llampadat-,
re en em romannetje, zfijl vechten's nachts,
heed erg prozaisch', tegen die wandluizm; en
het eennge wat (hlaiar nog moed om1 te leven
geeft, to de laiuiwe kaimier, welke zfij1 deelen
met broertjos en zusjes,, to die gedladhte aan
de tten dlagen to die vacantie-»kolonlie van
hiaar „syndicaat". Zijl droomen ali Sang niet
meer van dm prilnS Klarabas. Tom ze zes-
tien jaar waren, kendlen zij! reeds1 het harde,
brurtfalle illeven. Allies wat zij laspireeren kun
nen to een hiuiwelfijk met em werkmiao of een
kantoorbedfiendle. 'En zelfs dat touweTijla
spreekt maar wetoig Dot haar verbeddtog1,
zfijl hiebbm te veell die eHemdle er van am zfidi
been gezfien.
Het Parijsdhe weridstertje to klefn en
slank; zfijl heeft llevendige, poitffige oogen, die
gamiaiakt zijn om te iliachen, en kofcet omlijs-
tm de donkerbrutoe krulletjes em kopje vol
deugdlzamie, pliohtgeiirouwe, zelfs wat al te
nudhtere gedladhitem Hlaar venmoeid lithaam-
pje blfijft liang 'grarieu® en elegant; haar
vingers beziliten het ,gefheim om iets lliiefs m
bekooriijks te makm van em lintje m em
1 verdient em hentel op aarde, zij
ih&ft maar all te vaak een hel. Eh all dte
rest to llitenatuun.
LEO FAUST
Mer moeten komen; maar..."
„Ik verlangde zoo je te zim Vivie Rose
mem ik! Ik zal terugkomm, maar nu moet ik
heengaan." Zij keek op haar armbandhorloge.
„Het is tijd, dat je je brom inneemt", ver
klaarde zij. „Zuster! 0, daar is Zuster. Goe-
den nacht, kleine Rose."
Em geparfumeerde kus, em aanmoedigmd
knikje met het witte markiezinnenhoofd, em
wuiven met de slanke hand m zij was de ka
imier uiltjgezweefld alto em aMerltefste, grijze
nachtvlinder.
Ik was weer alleen.
En weder was mij heel vriendelijk maar
flink en krachtdadig het zwijgen opgelegd.
Kan iemand zich zulk em toestand voor-
stellen? 't Was immers om je krankzinnig te
makm? Daar lig ik nu, afgesnedm van alien,
die mij vroeger gekend hebben. Ik herinner
mij zelfs den naam niet op de briefkaart van
de boot waarop het meisje naar Amerika
stoomt, dat mij met geweld in dezen onwij-
zen toestand dreef; aim naam kan ik zelfs
niet noemen als em sleutel, die mij den weg
tot miss Vera kan ontsluiten! Daar lag ik nu
in em bed als em warm veerkrachtig hoopje
sneeuw, hulpeloos, omringd door nieuwe tijd-
schriften en kasbloemen, door ziekenkostjes,
door vriendelijkheid m zorg zooals ik in ja
ren niet ondervonden heb!
(Wordlt vervolgd.)
V