Alkmaarsche Courant In verkeerde schoenen. N.V. Boek- en Handelsdmkkerij v.h. Herms. COSTER ZOON, FETJILLBTON. Voordam G 9. ALKMAAR. Zaterriag 28 Juli. Het Beleg van Alkmaar. In en om de hooidstad. het vervaardlgen van ALLE Drukwerken, het plaatsen van advertentlen In alle bladen, het leveren van alle Blnnen- en Bultenlandsche Boeken. het leveren van abonnemen- ten op alle Binnen en Bulten landsche bladen. Honderd Vljf en Twlntlgste Jaargang. OEMONIDE1N VOORWERPEN, Aanwezig a an 'hefc Bureau van poHtie, Langestraat en aldaar te bewrageo op alle werkdagen tussdien 11 en 1 uur, de navoil- gende voorwerpen, als gevonden gedeponerd op 25 en 26 JuhTwee gewichten van 2 H.O., sleutel, dop van een autoveer, koralen ro- zenkrans, boodschappentasch, rapporten- boefkje van de R. K. Jongenssdiool, huissleu- tel. Aanwezig en te bevragen bdj de navolgen- de ingezetenen, oodenstaande voorwerpen, alt gevonden aangegeven op 25 en 26 Juli: Portemonnaie met imhoudl, A. Gootjes, Heull 20; verrekijker, A. van der Kamp, Nieuwesloot 10; portemonnaie met geld, L>. Veer, Breedstraat; groote zwarte hond, J. J. Wiebes, Boezemsingel 6; portemonnaie, N WiiMefourg, St. Josephstraat T; paar witte schoenen in een ddosje, N van de Kamer, Spooratraat 50; een ooek, A. Wynberg, Boe zemsingel;, 51rose sitrik, B. Kamp, Ramen 37. Wanneer men weder In het bezit is van het vedoren vooiwerp, wordt men verzocht hier van kennis te geven aan bet Bureau van po litic. 21 Aug. 8 October. 1573. I De 13de Juli 1573 zal voor Haarlem in treurige herinnering blijven; de stad moest zich overgeven na een moedige verde- diging van 31 weken of 7 maanden. Den 17den was het leger van don Fre- derk de Toledo, Alva's zoon, op weg naar Alkmaar. In Heiloo waren ze al gezien, de ruiters, die kwamen met den eisch van onder- werping. In de kleine landstad heerechfcen angst en schrik. Als Haarlem, dat zooveel grooter was, moest vallen, hoe zou dan Alk maar zich kunnen verdedigen Maar de Soaansche ruiters twijfelen niet: dien avond nug zou de stad in hun bezit zijn. Zij verpoo- zen zich eenigen tijd in Heiloo, dan draven zij verder en komen vooreen gesloten poort. Binnen Alkmaar heerschten onzekerheid en onrust. Wat moest men doen? In het Noorden voor de Friesche poort stonden de Geuzen door den Prins gezonden, eischend dat zij zouden worden binnen gelaten.Maar die poort bleef ook gesloten, de Geuzen waren woest en ongedisciplineerd. Zij hadden armoede ge- leden, zij namen wat men hun niet vrijwillig gaf. Kon men hen in de stad laten? Tot hier- toe had de poort zich alleen geopend voor hun bevelhebber, Jhr. Jacob Cabiljau. Hij beraadslaagde met de Burgemeesters op het stadhuis. Die waren besluiteloos. Ach! kon- den zij alien buiten sluiten, Spanjaarden en Geuzen! In de Langestraat voor het stadhuis stroomden de burgers samen. Alles roept en schreeuwt door elkaar. Maar uit het onbe- schrijfelijk geraas klinkt nu en dan een woord een leus naar boven in de raadkamer. „V66r den Koning!" „V66r den Prins-" De eerste leus wordt flauwer, maar toch verheffen zich enkele stemmen: Hebben wij den Koning geen trouw gezworen? Geldt die eed dan niets? Zij worden overstemd en met woesten drang klinkt het beslist: De Prins! De Prins van Oranje! De Prins! de Prins! De Burgemeesters hoorden het: dht was de stem van het volk! Cabiljau voelt zijn drift stijgen bij dat besluitelooze heen en weer praten. Hij weet hoe duur iede- re minuut van aarzelen betaald moet worden. ,,'t Is nu geen tijd van kau- wen!" roept hij uit: „Gij! moet het af- of toezeggenAls er nog geen antwoord komt, gaat hij weg, verbitterd en ontsteld. Langzaam staat Burgemeester Van Tey- lingen op. Hij is oud enziekelijk, maar zijne stem heeft gezag. Het is nu stil in de zaal. „Ik wil bij den Prins en de burgers sterven zegt hij en hij volgt Cabiljau nog voor het geluid van zijn voetstappen verklonkeo is. Alkmaar heeft gekozen! Beneden op straat, welk een uitbarsting van geestdrift! Het volk zet zich in beweging een stoet van honderden. Voorop de Burge meester, met den stadstimmerman .Maarten Pieterszoon van der Mey. Hij en zijne knechts dragen voorhamers en bij 1 en._ De burgemees ters konden de sleutels niet vinden, men moet zich weten te behelpen. Naar de Friesche poort! Het vordt plotse- ling stil, als de bijl't hout doet sjlinteren, als de hamers bonzen. Een daad vat bevrijding! De zware deuren kraken. Zij vijken. Het ^.suivok, inei gezwindien pas, bopt de stad binnen, de stad door, de stad weer uit. Want de Kennemerpoort wordt voor hen wfel ont- sloten. Een enkele Spanjaard dringt naar bin nen, maar het bekomt hem slecht, Nu vallen de Geuzen den vijand op het lijf. Een kort gevecht, een schermutseling, dan keeren zij zich om en draven terug naar Heiloo. Nu steken de Geuzen de voorsteden in brand en halen de huizen om. De Spanjaard kon er zich nestelen. Dan keeren zij terug. In de stad is het stil geworden. De burgers staan nu voor het onherroepelijke. „V66r den Prins", dat kan beteekenen de moordtooneelen van Zutphen, Naarden en Haarlem vertien- voudigd. Maar ook: rust, maar ook vrijheid! De Spanjaarden zullen terugkeeren en er is veel werk te doen. Kruit en lood zijn er, maar niet voldoende. Ook geen proviand voor zoo veel monden meer. De wallen zijn vervallen; de Prins heeft er op gewezen bdj; zijn laatste bezoek. Maar de schrik zat er toen nog niet in. Alkmaar waande zich veilig door den ver- ren afstand van Brussel. Nu is Alva in Am sterdam en don Frederik staat in Heiloo. Aan het werk! Het weer is onstuimig. In stormvlagen en regenbuien moeten de mannen de wallen herstellen. Puin, stammen, boom- wortels, zand en zoden worden gekruid naar de zwakke plaatsen: vooral naar de lange strook van het Munnikenbolwerk tot den Rootoren. Zal de drassige ondergrond niet uitzakken, onder den last die wordt opgesta- peld? Doch wachten op beter weer is on- mogeliik. Het werk moet voortgang hebben. Op het stadhuis vergaderen weder die Bur gemeesters en de schepenen, nu ook met Ca biljau en de kapiteins Steenwyk, Dirk Duyvel, Jacques Hennebert. Ook met's Prinsen Com- missaris, Willem Mosterd. Snelle besluiten volgen elkaar op. Naar Hoorn, waar de Staten van Westfriesland vergaderen, worden gezanten gezonden. Zij moeten crediet vragen voor den inkoop van graan. De Burgemeecters zullen zelf geweren en buskruit koopen, zooveel er maar te krij- gen is. De gegoede burgers moeten ieder naar Ihium vermogen, oetwaren inslaan en die bewaren en uifcdeelen Ieder wordt aan het werk gezet, de tijd van aarzelen is voorbij, de Spanjaard kan lederen dag terug komen. Hi] kwam niet voor 21 Augustus. Waarom liet hij den Alkmaarders zooveel tijd? Er was oproer onder de soldaten, zij hadden in geen 18 maanden soldij ontvangen evenmin als de belooning, hun beloofd, als Haarlem zich overgaf. Met weinig geld en vele beloften werden zij tevreden gesiteld. Don Frederik trok tegen Alkmaar op met 2500 man voetvolk en vier benden ruiters. De bezetting van Alkmaar telde 200 soldaten en 1300 burgers en gevluchte boeren waarvan de meesten „in't school van Mars niet zijn bekend". Terstond heeft don Frederik de stad nauw ingesloten. Hij maakte zich meester van de sdhans bif den Runmolen die den mond van de Schermeer be-heersohte en vteiigde zijn hoofdikwartier in Oudxxrp in 't noordoosten vin Alkmiaar. De weg naar t zuiden naar Haarlem bleef natuurlijk voor hem open. In het kerkje van Oudorp, dat nog zijn spitse toren boven het lage land verheft, stalde hij zijne paarden en bewaarde zijn kriigsvoor- raad. Tusschen de lage hutten van het boe- rendorp klonken de romantische en wreede namen van zijn kapiteins: Noircarmes, Den Juliano de Romero, Don Gonsalvo de Brac- camonte. Don Pedro de Velasco, Don Pedro de Toledo, Stephano Dyvora en naast hen de Duitschers Fronsberg en Eberstein, nieuw ge- adeld en bekend als steunpilaren van het Huis van Oostenrijk. Don Frederik volgde zijn gewone taktiek om den vijand geen oogenblik rust te laten Overdag is er gevochten, de duisternis trekt over het veld. De nacht zal de krachten her stellen. De vermoeide burgers gaan ter rust, de huizen worden gesloten. Alles is doodstil, de burgers slapen. Daar klinken schoten, uit Oudorp, en ook van't Zuiden, van Heiloo. De alarmklok luidt. Allen springen het bed uit. Het is een vreeselijke nacht, de storm loeit, de regen klettert. Nooit was er zulk een noodweer in den nazomer als gedurende Alk- maar's beleg. De mannen op den wal trach- ten door de duisternis heen te zien. Wat is dat? De donder of het rollen van de kan on nen naar de wallen? Er volgt niets. Het is een valsch alarm om de Alkmaarders zorge- loos te maken. Als de Geuzen dikwijls te ver- geefs zijn gekomen, zal eindelijk de nacht aanbreken van doffe slaap en danDai volgenden dag staan ze weer op de wal len, slaperig en vermoeid te luisteren naar net verre buloeren van ae zee, die meuwe stormen voorspelt. Maar daar klinkt muzieit in de verte. Op den Tonnen schans zal een Spaansch trompetter het Wilhelmus spelen. Hij kan de wijs niet vatten, maakt dwaze va- riaties en eindigt in schrille valsche tonen. Maar d^ar klinkt luid en statig van Alk- maars toren het Prinsenlied! Zij zullen den vijand wel eens leeren hoe het gespeeld moet worden. De tonen schetteren over de stad tot schr'k der vijanden, al3 een teeken van overwinning. Zoo werd den Spanjaard bericht, dat die van binnen nog goedsmoeds waren. Het zwakste punt van Alkmaars vesting bleef ondanks al den arbeid, altijd het noord- oostelijk deel, vlak tegenover Oudorp. Daarop richtte de Spanjaard zijne kanounen en daar wordt men ook het meest aan dien bangen tijd herinnerd. Daar is de Ritmeester gescno- ten met twee halve kogels, waarvan ae eene in zijn hoofd stak, de andere in zijn hoed lag. Daar stond de kerk waarin het meisje werd gevonden met verbrijzeld hoofd. Zij droeg aarde naar den wal om dien te herstellen en in de kerk, waar zij een schuilplaats zocht, ver- rasite haiar de dood Daar in een huis in de Achterstraat, drong een kogel in een kamer waar eene vrouw irood stond te snijden voor hare kinderen. De tafel sloeg aan splinters, niemand werd getroffen, maar de vrouw stierf van schrik. In een huis op het Luttikoudorp zat een meisje te spinnen bij haar moeder die aan de waschtobbe stond. Een kogel van veertig xxnd vloog naar binnen, veipletterde den stoel van r meisije en haar spinnewied, maar schoon er zeven menschen in huis waren, werd niemand geraakt. De kogel wordt no; bewaard in het museum. Een houten afbeel sel hangt in den gevel. Ook werd daar in een van de laatste dagen van het beleg een jonge vaandrig van de stad, Egbert Dierks, door let hoofd geschoten. Hij was een1 jonge man van uitstekende dapperheid en groote be- kwaamheden. Hij was zeer bemind en werd algemeen betreurd. Aan die zijde werden ook de zoogenaamde onderhandelingen aangeknoopt, die meer dienden om de belegeraen te polsen, en om de stemming te leeren kennen. In den aan- vang ging het er nog al gemoedelijk toe. Een van don rrederiks officieren beloofden den strijdenden burgers waarvan er in de regee- ring zaten, dat zoo de stad zich overgaf, ieder zijn ambt en officie behouden zou. „Zal ik dan ook mijn officie behouden?" vroeg een officier van het Geuzenvendel. Al len lachten, ook de Spanjaard. Maar die ver- !iouding kon geen stand houden. Toen't beleg wat langer geduurd had, kwam een vaandrig met eemge soldaten spreken over onderhan- deling en overgave. De burgers zouden lijf en goed behouden en de soldaten met hunne wa- lenen vrij uittrekken, zooals goede vrienden ;oekomt. „Ja!" antwoordde de vaandrig van Cabil- au „gelijk gij in Haarlem en in andere ste- den deedt! Trekt af, wij hebben hier voor u niets dan kruit en lood." De Spanjaard riep terug: „Waar wilt gij op vertrouwen? Ge hebt uwe kracht verloren en als ge uitgehon- gerd wordt, zal het slecht met u afloopen!" Maar uit de stad schoten zij op hen en riepen mn toe: „Wij geven om u niet z66 veel." Dit zijn de verhalen die voortleven onder het volk. Het is de kleine geschiedenis van het beleg, dikwijls meer sprekend tot de ver- beelding dan het relaas van bloedige gevech- ten. M. W.MACLAINE PONT. Naar het Engelsch, door Berta Ruck. 27) Ik wist heel goea, diat Lady Meredith geen lust had om in te stappen. Zij had alleen lust waarom begreep ik nieti die vrienj- din van haar zoo gauw mogelijik te verlaten! Maar zij kon er niet af. Mieegesleept dioor mevrouw Traoey's ironisdhe, luchitige opge- wektheid, moest zij mee, evenals ik dien madl- dag aan het station te Camrys was mieege- sleurd door George's vrouw. Voordat George's moeder kon zeggen, d!at zij tot haar spijt een besogne had, zaten wij alle vijf gepakt in zoo'n vreemd rood pillen- doosje van een taxi-auto. Wij' hotsteu adem- loos over de slecht geplaveidie Parijsche stra- ten, vlogen woest van den eenen kant van de straat naar den anderene stoven de hoeken om als een bootje op een stormachtige zee op een manier weer een Elngelsehe taxi geen vrrstmid van heeft. Een wanhopige sprong van het voertuig wierp mij op den sch'oot van hiet zwijgendle, schoone Philippa Tracey. „Fransche cabs zijin verschrikkelijlc zet ze ladiend: dat was ooigeveer het eerste woord, dat ik haar dien odhtendl had hooren zeg- "en. Maar terwijl zij sprak en stevig ging zit- ten, zag ik, dat haar oogen strak op mij ge- vestigd waren. En die donkere, onderzoeken- de oogen schenen of vergiste ik mij schenen iets tot mij te zeggen te hebben. Ze schenien te zeggen: „lk won straks graag eens met je praten. Er is iets, dat ik je wou zeggen f" Toen stonden wwij stil voor het huis van de Traoey's. HOOFDSTUK XIV. Dat andere meisje. Ik vond het heel aaidig dat huis, diat me vrouw Tracey een villai-achtig huisje te Parijs genoemd had. Het stond op den hoek van' een straat waar vijf wegen samen komen en be- hoorde tot een rij huizen alle groot^ en hoos en wit, alle met groene zonneblindien, met groene planten voor het huis eni gebeeld- houwde Cupido's en sphinxen-koppen als ver- siering. Binnenshuis was allies edit Fransdi, de warrne gelijkmiatige temperatuur, de afwezig- hedd van Engelsche vuurhaarden of even- eens Engelsdie „rommer, de muren bedekt met geerbrocaat' in plants van behangselpa- pier, de ovale on'ibijttafel met een rose tafel- Faken, rose servetjes en een goudvissohenkom als eenige versiermg. Ik genoot van' al die voor mij meuwe klei- nigheden, evenals ik genoot van die Fnansche gerech teneen schotel gebraden kip met een heerlijke bruine saus met champignons. Zelfs deze lunch was weer een van de din- gen waar miss Vera Vayne alleen redit hat van te mogen genieten Maar toen ik daar zat (in plaats van George's vrouw) merlkte ik alweer op George's moeder van geen van die dingen ge noot; noch van den heerlijkm Franachen Helast zich met: maaltijdi, ooch van de aardige^nietj Engelsdie iarichiting, noch van het gezelschap van haar oudie vriendim die er naar het schijn't op uit was het ons beiden aangenaam te maken. Ik zag dat zelfs op 't oogenblik dat zij aan tafel zat, lady Meredith om de een of andere reden dien geheelen tijdi op heete kolen zat! Was zij bang dat ik, naast de schoone, stil- zwijgende Philippa gezeten, iets verklappen zou van die ongelukkige w aan voorstel ling, zooals zij het beschouwt? Neen! Want dat had' ze mij immera met aandrang op het hart gedrukt in de kamer van Jeanne. Ein had1 ik er niet stilzwijgend1 in toe- gestemd niets aan die menschen te zeggen van mijn ware veihouding tot haar? Had ik haar niet Belle-mere" genoemd, twee- of dirie- maal terwijl zij het hooren ran den? Het was niet over haar „nieuwe schoon- dodhtertje" dat zij zich ongerust maakte. Ik kon het alleen toeschrijven aan het idee dat mevrouw Tracey zelf misschien lady Me redith hinderde door haar luchtige, ironische openhartigheid. Want het was ooze gasf- vrouw, die het gesprek geheel voor haar re- kening nam'haar d'ochters luisterden toe, nu eens amuseerden zdf zich, dan weer maakten zij een kritische opmerking_, zooals 'kinderen doen die minder gewoon zijn met menschen om1 te gaan dan' hun ouders. Ik verdacht de meisjes Tracey niet heel vertronweiijk met hum moeder om te gaan. En de moeder, van haar kant, praatte over dochters in't alge meen alsof ze een van de plagen van Egypte waren. Toen bradht rij het gesprek op het aan- gtaand huwelijk van Philippa. Philippa schijnt geengageerd te zijn met een majoor van de artillerie, die een kolos- saal huis hezit in Shropsh'ire. Ik moest mij afvragen of het het huis was of den echtge- noot dien zij had aangenomen? „Alle dochters moesten weggesituurd wor den naar een huis van zich zelf zoodra zij te groot zijn naar een kostschool gezonden te worden" verklaarde mevrouw Tracey toen het nagerecht binnenkwam: heerlijke kastanh je-vla. „Er is geen enkele vrouw die graag een volwassen dochter in haar huis ziet rond- loopen en haar onophoudelijk herinnert hoe- veel beter zij er vroeger uitzag dan tegen- woordig. (Neen, dank je, via is heel slecht ;voor mij). Als een dochter een half jaar uit- gegaan is, dan is mem of jaioersch of men schaamt zidi over haar." Lady Meredith zei op een zachten maar wat onrustigen toon: „Ik zou dat nooit ge- voeld hebben voor een dochter". Zij git", lachte mij toe. „Maar ik ben ook wat oudcr- we!sch, Ethel." „Dat is geen kwestie van ouderwetsch o! modern" klonk de uitspraak van mevrouw Tracey terwijil zij haar broodje kruimekte. „Het is maar de kwestie welk soort vrouw je bent". Ik begreep dat zij altijd wat meer zei dan zij meende. „Er zijn tegenwoordig een massa vrouwen die wel graag vieux jeu wil- len schijnen om op em lijn te staan met men schen die lang geieden 'geleefd hebben a's Qeopatra Phryne, Sint Theresa. In ieder ge- val is er een ding dat wij alien gemeen heb ben: een man willen hebben. Daarin zal je het toch met mij eens zijn, Meg." Terwijl lady Meredith haar heel zoeten wijn proefde nami zij de uitd'aging aan. „Ik dachit d'at je meer femimstisch was EthelIk dacht dat een meisje naar jouw idee in an dere dingen belang moet stelien aan in het huwelijk alleen." „ln liefde bijvoorbeeld?" antwoordde me vrouw Traoey meer dan vinnig. Zij; wierp snel een uitdagenden Wlik op mij' zij; wou rniji doen begrijpen, dat zij1 een kans wou geven aan haar oude schoolvriendin. Maar ik wilde niet lachen. Anme lady MeredithHoe schandelijkZij bloosde en' beet in het aas als een magere grijze visch. „Je meent toch zeker niet diat d'aar eemg verschil in isriep zij met haar zachte haas- tige stem. „Liefde en huwelijk zijn natuurlijk Het eene beteekemt het andere!" Ik ben blij dat je't zoo gevonden hebt", zei mevrouw Tracey droogjes. „Jij en Richard schijnen dat waariijk te hebben. Maar ben jrul'lie regel1 of -uitzmdering? Uitzondering." „Regel!" protesiteerde mijn pleegmoeder, en haar stem kfonk overtuigend en heel iong. Ik had plotseling een voorstelTing van haar en mevrouw Tracey met hangend haar, samen kibbelend in een leerkamer op d'e kostschooil jaren en jaren geleden. Ik moest lachen om die voorstelling. „Kijk! Je schoondochtertje is het niet met je eens Megan", zoo plaagde mevrouw Tra cey haar. En weer voelde ik dat Philippa Traoey, die naast mij aan tafel zat haar don kere oogen op mij vestigden alsof zij mij iets zeggen wilde. Ik kwam d'aar tegen op. „0 maar maar ik lachte niet omdat ik niet geloof wat Belle- m wat lady Mered'th zei (Vordt vervolgd) Vo. 176 1923 XXX VL (Nadruk verboden.) Vacantie; staking; baldadigheid. En zoo zit Nederland dan weder midden In de vacantie. De exam ens zijn afgeloopen; eenige honderden ood^Ieerlingen van hooger burgersoholen en handelsscholen hebben het edndldiploma verworven, voor zoo ver zij niet naar hooger inrichtmgea voor ondierwijs gaan, vermoedelijk zonder te weten wat zij er in de» ze beniardto tijdiea mede doen moeten; de over* gangs* en toelatuigs»examens voor allerlei iiw ridhtingen van onderwijs zijn achter den rug kortom, leeraren zijn vrij, leerlingen zijn vrij, do rusbweken, do uitgangsweken, die voor velen bij lange na geen rustweken zijn, zijn aangebirokeo. En ongeveer op denzelf den 'dag, dat de va» canties begonnen en velen de hoofdstad wenschten te verlaten om elders, binnen of buiten 'a lands grenzen verandering of verpoo« zdng te gaan zoeken, meenden de chauffeurs der openbare vervoermiddelen, die luisteren naar dien nflfllrl van taxi, of a tax, of en'tam, of wat dan ook, dat ook zij wat vacantie dienden te nemen ze gingen in staking. Zulks na» ituurlijk tot groot ongerief van hen, die met groote stuKken bagage naar het station wenschten te gaan. In dien goeden ouden tijd A. D. 1913 en vroeger zou het ongerief eenor dergelijke staking, gesteld al de auto zou toen reeds het burgerrecht hebben gekregen, niet zoo h661 erg zijn geweest, want de goede oud»Amster» damsche ,,coup6 met imperiale" zou uitkomst gebracht hebben, 6f de idegelijke ouderwetsche A mstcrdamsche kruier zou dadehjk zijn goede diensten hebben bewezen. Maar tbans de Amsterdamsche taxi's zijn duur, vergeleken bij die in de groote buitenlandisohe steden, doch een rijtuig met paard er voor is hier werkelijk niet v661 goedkObper en de Amsterdamsche kruierDe goede tijd,, toen ieder Amster« dammer zijn kruier had, ,,bij wien hij steeds was", en 'die hem alitijd voor het doen van boodschappen op langen of korten afstand goedkoop bediendie, is niet meer. Er zijn nog Amsterdamsche kruiera, zeer zeker, doch ze zijn niet meer ran den degelijken oudlerwetsch' Amsterdamschen stempel, en de schrik slaat iemand om het hart als hij hun diensten noo« dig heeft, want de prijzen, 'die zij durven rra» gen voor hun diensten, doen iemand versteld staan. Wie dus de vofige week ongedacht stond voor de noodzakelijkheid zijn bagage door den kruier Station»waart8 te zenden, om» dat er geen taxi's waren, begon zijn vacantie reds zeker niet in de prettigste stemming. De chauffeurs staken waarom? Omdat degenen onder hen, die in dienst waren der groote taxUondememingen geen plaats meer mochten innemen bij de auto'centrale, aange» 1 zien hun diirecties zich daar niet meer bij wil» len aansluiten. Die auto»central© hier is een ge< meentclijke uitvinding, welke dateert van een 'jaar of dlrie geleden. Toen hebben B. en W. na» tuurlijk op advies der verkeerspolitie, voorgc steld, en de Raad bekrachitigde dat voorstel, dat die ondememers in het taxbbedrijf tegen zekere vergoeding sbaanplaats mogen innemen bij, vanwege de gemeente opgesteldio tele foonitoestellen. Degeen, die een taxi hebben wil, kan er telefonisoh een aan dien ^tand" bestelleo en de eerste in de rij komt dan voor» geredten. Evenwel, er zijn menschen, die de voorkeur geven aan idergelijke huur«rijtuigen van een bepaalde maatsohappij, doch uit de rij mag de huurder die niet bestellen, daar rijden zij uit volgens de plaats, 'die zij in de rij innemen. Toen nu de groote ondememers geooeg van de autcxcentrale hadden, staakten hun chauffeurs, omdat zij de kans Uepen ran de „vrije staanplaatsen" of van 'de garages uit besteld, geen behoorlijk loon te zullen veriiie» nen. De kleine ondememers hadden natuurlijk niets tegen die autcoentrale, doch hun chauf' fours staakten een paar dagen, alleen uit soli» dariteit met hun vakgenooten. Thans vindt men aan 'die auto«cen'trale*staanplaatsen alleen de taxi's van de kleine ondememingen; de chauffeurs der groote ondememingen houden nog 'de staking vol, zij wenschen ook, dat de auto»oentrale algemeen gehandhaafd zal wor< den, Niet omdat zij diat insitituut op zichzelf zoo prachtig vinden, doch alleen omdat die oentrale hun eenige kens schijat te zijn om een behoorlijk aantal ritten te kunnen maken en dus een naar hun eischen voldoend wcekloon. Hoe 't conflict, hetwelk natuurlijk in 'n groote stad als Amsterdam, en 'dat nog wel in het reis'seizoen, ongerief veroorzaakt, zal af» loopen, is niet te zien. De matuurlijke toestand zou zeker zijn, dat elke taxi, die d-oor de poli» tie als voldoende aan redelijke eischen zou zijn goedgekeuird en bestuurd door een door een commissie van deskumdigen als ervaren aan» gewezen bestuurder, op bepaalde voorwaarden zjjn plaats bij een telcfoon<zuil zou mogen in* nemen en de huurder zjjn vrije keuze zou heb» ben. Evenwel, de kans van „oniaangen'aamhe» den" bij die ..stands" om maar geen kraeser woord te gebruiken, zou dan vermoedelijk tel» kens zeer groot zijn. De verkeerspolitie zal dus wel aan de verordening in zake die auto»oen» trale dienen vast te houden en, 6f de groote ondememers zullen zich daar ook weder bi moeten aansluiten, 6f er met hun chauffeurs iets op dienen te vinden om dozen een behoor« lijk weeklbon ook op die z.g. vrije staanplaatsen te verzefcerem, Sommigen wenschen terug te keeren tot het oude stelsel van verpacbting der staanplaatsen, maar aangezieo dan natuur< lijk de meest'financdeel'karachtige maatschap» pij de beste punten der stad bezet zou houden en voor de kleine ondememers alleen de min» derwaardigo zou'den overschietem, zou tegen dat stelsel ook zeker wedier heftige oppositie komen. Maar wat dan? Er schijnt in dit taxi» verhuur«bedrijf een Salomo aoodig, idie een stelsel weet te bedemken, dat ieder bevredigen kan maar waar dien te vinden? Wie zich echter mocht verbeeldem, dat het door die geheele of gedeeltelijke staking van de taxi's in de Amsterdamsche straten voor de voetgangers veiliger is geworden, verglst zich deerlijk. Meer dan anders kan men nu opmer« Ken, dat het niet zoo zeer 'die auto's zijn, die het verkeer op vele drukke punten der stad onveilig maken voor dien voetgaager, doch dat die oarveilighedd meestal veroorzaakt wordt door de trams en de fietsrijders. De auto»be» stuurders en ook de motorfiets»bestuurders zijn aan maximunwanelhedd gebonden door 'de weit en wagen het or in 'die stad niet zoo spoe» dig op hun maximumastnelhedd te overschrij. den. De tram levert natuurlijk niet zooveel ge* vaar op door de sndtheid op sommige plaat* sen is zij zelfs gedioemd tot een treiteremde langzaamhedd doch het feit, dat die wageng op een aangelegd spoor moeten rij'den, maakt dat zij in de smalle straten der stad die ruimte van beweging voor andere voertuigen en voet* gangers vaak danig belemmefen. Zal eens de tijd komen, dat de tramwagens in het oude* Amsterdam even onmogelijk zullen geworden zijn als zij het reeds zijn in het hart van Lou* den b.v. en zjj er uit zullen moeten verdwij* nen? Maar het groote gevaar vobr den voetgam* ger is geworden de fietsrijdler, omdat hij aan geen beperking van snelheid gebonden is en omdat er een soort fietsrijders zijn, met name degene, die men daarop ziet met boodschaps* manden e. d., die van die niet*voor hen be* staanide*maximuim»snellhedld gebruik maken, om te jakkeren wat zij kunnen en die op de drukke punten werkelijk een gevaar too den voetganger zijn geworden. Zij storen zich aan niemand en hebben daarenboven nog het recht om onigestraft stegen in te rij'dlen zooals die op het Damrak b.v. waaruit ze voor de openbare veilighed geweerd moesten worden; hun rennen is werkelijk voor velen hunner baldadigheid geworden, waartegen door de po* litie wel wat strenger diendte te worden opge* treden. Er is hier al baldadigheid genoeg. Onlangs heeft de burgemeester der residentie in een brief aan de hoofden van scholen in zijn ge* meente een droeviig tafreel opgehangen vaa de toenemende straatschenderijen aldaaT. Wie dat stuk gelezen heeft zal zich geergerd en als Hollander gesdhaamd moeten hebben over de wandadeo der Haagsche jeugd, vooral omdat hij zeer goed weet, dat '(fie jeugd te Amster* dam en in andere steden al geen haar beter is; op het gebied van straatschenderijen heeft ons land heiaas! nog steeds een niet te benijidlen re* putatie. Aan wie de schuld? Met die vraag hebben rich in en buiten die pers opvoedkundagen en niet»opvoedkundigen al z66 'dikwijls berig ge* houden, zondOr dat we nog veel verder geko* men zijn op den weg naar verbetering. Er is beweerd, dat do ooderwijzers, vooal die der openbare scholen, rich te weinig aan het in* prenten van beschaving gelegen laten liggen; do juisthen'd daarvan hob ik niet kunnen in* irien, aangerien ik meermalen bij het uitgaan Van volstrekfenibt'openbaro scholen al even ongekuischte taal en straatkinderenmanieren opmerkte als bij de jeugd, idie uit die openbare school kwam. De zaak lijkt mij hopelOos zoolang de bal* dadigheid niet verminidlert bij deNederlandische volwassenen op hun fietsen door do straten jakkeren, zander rich aan hun medemenschen te storen; zoolang men aanschouwt dat langs* den*weg*bananen*etenldle groote menschen do schillen op straat smijten, zondler er ooit een oogenblik over te denken of straks een an'dler mensch er een leelijken val over kan doen; zoolang de Amsterdammer, en allereerst do Amsterdamsche vrouw, rich verzetten gaat te* gen de politic, als een agent „zoo'n armen kwajongen" durft aanpakken; zoolang men rich spitsen mag op een „wat igaat 't jou an! en een vloed van scheldwoorden, wanneer men iemand op een ovortreding der wolvoegelijk* heid op den openbaren weg of der politie*ver« ordening durft wijzen zoolang in 6&n woord de ouden hun; ..straatschenderijen" plogen, 'kunnen de Haagsche en Amsterdamsche of welke burgemeesters oqk nog niet verwachten, dat hun schrijven aan hoofdon van scholen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5