Alkmaarsche Gourant
alle Handelsdrukwerk
In verkeerde schoenen.
N.V. Boek- en Handelsdrukkerij
v.h, Herms. COSTER ZOON,
Voordam G 9, ALKMAAR.
Woensdag 15 Augustus.
FEUI1LBT0N.
I
Ko. 191
1926
Honderd Vljf eg Twlntlgste Jaargang,
Stadsniouws
VOOR'STEL-DE BOERI TOT WIJZIGING
VAN HET REQLEM'E NT VAN HlET
BURGIERLIJK ARIMIBESTUUR.
flu fodjliaige no. 1201 zegt de heer De Boer:
lEddadhtibane IDlamies en1 Heerea,
It heb de eer U voor te stellen in het re
giment Van het B-urgerlijlk Armbestour (Ge-
meenteblad Nr. 790) de navolgende wijzigin-
gen te doen aanbrengen
Artikel 1 eerste -alinea.
|De woorden „ten miruse 5" te wijzigen in
_acht".
lAfftHMd! 2.
-De wootrden „treedt een1" te wijzigen In
„tredlen twee" en in den laatsten volzin de
woordm „De aitredendie is" te wijzilgeni in
,De aitiediendien zijn".
AirtiWll 3L
In den eersten regel het woord „uit" te ver-
rangen door „na" en die beide Iiaatste regeTs
van die eerste alinea te doen1 vervallen. Aan
het artikel een n-ieuwe (vijjfde) alinea toe te
vtegien, liuddendle:
Umtrent de aan Burgemeester en Wethou-
dtera in te zenden ia>anbeve!ng is door het
toirgerljlk Anmlbestuiuir ter zake voonaf over-
leg te plegen met de daarvoor in aanmer-
fcifpigi komende organisaties. Is de aanbeve
ling niet binnen den daarvoor gestelden ter-
mijii of v66r den daarvoor vastgestelden da
tum ingekomen, dan heeft de benoeming door
den Raad plants zonder die aanbeveling.
'Antilkell 5 eerste alinea.
De woordlen ,,miinstens 2" te wdjlzigen in
^minsitens 3".
ArtiW 9 zesde alinea.
Aan te vullllleni als vtolgt:
Geen beslMten worden genomen; inxHen
niet minsten® vijf leden aanwezig zijta.
'Antilkell 6.
100.te wijzigen in1 200.—.
Artikel 17.
In dten tweedien volzin de woordlen „op
voomsitel van het Biurgerljk Anmbestunr" te
Mem varvallen.
IB. en W. voegen toieraan toe:
Alvorens Uwe Vergadering te adviseenen
wnitrent het bovenafgedinukte voorsteNDe
Boer tot wijiziging van het iReglement voor
het Burgerlijk Armbestuur (Gemeenteblad
nr. 790) vroegen wijl aan hiet Btingerlijk
Armbestuur, zijta zienswdjlze daaromtrent me
de te dletelten.
Het sdhnijven, waarin de besdhouwingen
van dat College zdjta venvat, is voor U ter in-
zage gelegd.
ILos van dfiit schrijven, waarin het Burger-
lijdo Armbestuur als zijta gevoelen uitspreekt
dat het raglement geen wijiziging behoeft te
ondergaan, meenen wiji cmziemjds ten op-
adhite van het ingediende voorste® het volL
gende te moeten opmeTken.
De strekking ervan is drieerlei.
Het will in de eerste pllaats in de verorde-
mng vasfleggen dat het aantal leden zal zijta
adit en niet, zooals thans is voorgeschreven,
tenminste vijif.
In de tweede plaats will het aan het Bur-
i Armbestuur het redht ontnemen, een
ten-die voordiracht in te dienen voor de be
noeming zijlner leden.
In de derate plaats heef t het ten doel, het
college te verplichten, zieh v66r het opmaken
van de ter vervulling van vacatures in te die
nen dubbel'tallen te verstaan met de daar
voor in aarumeriring komende organisaties
.De voorstelller, die Zijn ontwerp niet heeft
(oegelicht. verzuimlde dluidelijk te maken,
waarom indf het college nit actat leden
wenscht te zien samieugestelid en met rneer de
soepele redactie van het tegenwoordige ar-
Ukel 1 wenscht te behouden. In aanmeriritag
nemende, dlat thans Uwe Vergadering, het
Burgerlijik Armbestuur en wij eenstemmi
van oordeeli zijn, dat het gewenscht is,_
'BuPgerlljk Annbesituiur met twee leden1 uif te
hreiden; meenen wijl dat aan dit inizicht prac-
isehe verwezenllijfking veraekerdl is, aange-
zien het bestaande negfement in zijne artike-
len I en 17 geen1 enkdie belemmering in den
wog legt aan de uitvoering van1 een voome-
men om tot uitbreiding over te gaan.
Wijl vennamen evenwd1 tot dusver niet van
een verliangen omi aan het college een achiste
Ed toe te voegen. Maar zelfs al voerde de
voorstdler daarvoor argumenten aan die de
noodzakdijkheid daarvan overtuigend aan-
toonen, dlan nog bldjveni wij' de vooTkeur ge-
veni aan de procedure die het tegenwoordige
reglement aanlgeeft om tot aanvulling van
het ledental te gerakeni, waar het onze stel-
Naar het Engelsch, door Berta Ruck.
42)
Maar deze manier (of dit gebrek aan ma-
nieren) scheen mij iets van mijn zelfvertrou-
wen weer te geven.
Ik liet het bed los. Ik hief het hoofd op en
keek hem aan.
Dus dat was de veelbesproken George,
niet waar? Welnu, ik had al heel weinig
respect voor hem en voor zijn manieren. Zoo
maar op een stoel neerploffen op mijn kamer,
zonder er over te denken mij permissie te
vragen! En nog minder te wachten totdat ik
ging zitten! Ik zou hem eens toonen, wat ik
daarvan dacht. Dus nu volkomen mij zelve
meester, zei ik vernietigend koel:
„Dank u, ik zal gaan zitten."
En ik trok den stoel nader, die bij de tol-
lettafel stond.
Deze was bedekt met al mijn nieuwe zijden
kousen, die ik uit de doozen had genomen om
te bekijken.
Ik nam ze op, de met glimmende strepen
dunne zwarte, de donkerblauwe, rose en grij-
ze en ik wierp ze met de andere ding en op
het bed.
Toen ging ik zitten, terwijl mijn rose ten-
dre strooken weer om mij heen opbolden. Ik
zat met mijn zijden1 schoentjes vierkant op
het dikke kleed voor mij, mijn handen gevou-
wen in mijn schoot en mijn oogen nu en dan
opgeslagen naar dien hatelyken jongen man
lige overtuiging is, dat de gdldende bepalinr
gem omtrent ihet brengen van wijiziging in de
samenstelling van het college beter op de
eischien dler practijk berekend zijta dan het
gebdedende voorsclhriiit, dat de vooisteller in
;ait. 1 wenscht neen te sflhrijveni WSJ Ikunnen
dit voorsdhrift en de daanmede verband hou-
dende wijzi gingen van de artiikieilien. 2, 5^ en
17 dan ook niet aanbevelen.
Het voorstel tot sdhrappdng van het redht
omi (bdndende) voordradnten in te dienen en
dlat omtrent het plegen van overieg met de
daarvoor in aanmerking 'komende organic
saties altvorens een[ aanbeveliing wordt opge-
maakt, hebbeu de strekking, de bestaande
regelmg in twieeerlei opzadht princdpdeel te
wiizigen. I
Wij verschillen met dien voorsteller van
meening omtrent de noodzakelijkheid van
deze wijzigingen.
Beschouwd in het licht van hetgeen aan de
indiening van het voorstel is voorafgegaan,
wil het ontwerp uitdrukking geven aan het
verlangen van Uwe Vergadering, dat de
commissien in het algemeen zoo veelzijdig
mogelijk zijn samengesteld. Moet men, om
daartoe te geraken, zoo ver gaan dat men de
commissien niet meer bevoegd verklaart, in
de voorbereiding van de benoeming harer le
den het aanded te hebben dat bij de be
staande verordieningen aan haar is toege-
kend? Is er reden, geen1 genoegen te nemen
met de uitdrukkelijke verklaring van het
Burgerliik Armbestuur in het ter inzage ge-
legde senrijven, dat hetrekening zal hou-
den „met's Raads wensch, dat zooveel mo-
„gelijk arbeiders uit de modeme vakbewe-
„ging als ook uit Roomsch-Katholieke krin-
„gea zullen worden voorgedragen?" Wij
zien het niet in. lets anders zou het zijn,
wanneer de voorsteller het Burgerlijk Arm
bestuur haa willen binden aan een keuze uit
een zeker aantal door bepaalde politieke o!
andere organisaties te noemen personen. Dhn
zou, werd het recht om aan Uwe Vergade
ring bindende voordrachten in te dienen
voor het Burgerlijk Armbestuur gehand-
haafd, dit recht feitelijk naar de organisa
ties wordten verplaatst, wat niemand zou
wenschen. Dhn zou er dus alle reden zijn om
met het bestaande recht te breken. Nu de
voorsteller zich evenwel beperkt heeft tot het
voorschrijven van overieg met de daar
voor in aanmerking komende" organisaties,
is het ons niet duidelijk waarom daaraan
een wijziging van zoo ver strekkenden aard
zou moeten worden vastgeknoopt.
Maar ook het voorschrijven van dit over-
leg zelf heeft, we hadden reeds gelegenheid
daarop te wijzen in bijlage nr. 47, onze in-
stemming niet met het oog op de practisch
daaraan verbonden moeilijkheden. En de
door den voorsteller ontworpen redactie van
de aan tart 3 toe te voegen alinea levert
naar onze meening slechts het bewijs, dat
het voorschrijven van een bepaalde gedrags-
lijn in dezen een bron zal zij# van allerlei
misverstand. Wat men in bepaalde gevallen
en in bepaalde omstandigheden wenscheliik
kan oordeelen, is diaarom nog niet geschikt
om tot onderwerp van een dwingend voor-
schrift van algemeenen aard te worden ge-
maakt. „Het Burgerlijk Armbestuur heeft",
zoo luidt het voorstel, „ter zake" (dw.z. over
de bij Burgemeester en Wethouders in te
dienen aanbevelingen) „vooraf overieg te
plegen met die daarvoor in aanmerking ko
mende organisaties". Moet er dus bij elke
vacature overieg worden gepleegd? Met wel
ke organisaties? Wie beoordeelt of een be
paalde organisatie „in aanmericing komt"?
En naar wcUten maatstaf wordt dit beoor-
deeld? Geeft men zich niet over aan een -il-
lusie wanneer men zou meenen^ op die wijze
als de voorsteller aangeeft het dloel te berei-
ken dat hem voor oogen staat?
De vraag stellen is haar beantwoorden.
Het geldt hier een aangelegenheid die zich
niet voor reglementeering leent. Immers het
is ook de bedoeling van den voorsteller, zoo
wij hem goed begrijpen, dat er contact be-
hoort te zijn bij de vervulling van vacatures
in bepaalde
met
gevallen telkens
organisaties. Welnu, hoe zou men er ooit
bepaalde
in
slagen, in een algemeen voorschrift bij
voorbaat de vraag op te lossen hoe dat con
tact in elk geval dat zich in de toekomst zal
voordoen, moet plaats hebben T Men moet
dit overlaten aan do colleges die practisch
voor het geval komen te staan. En de loop
dter omstandigheden zal moeten uitmaken
(en dit is ten slotte hierbij het gewichtigste
punt, hoewel het ontwerp van den voorstel
ler daarvan om verklaarbare redenen niet
rept) of het voorafgaand overieg inderdaad
het resullaat heeft opgeleverd dat den Raad
kan bevredigen. De Raad zal zich, en te-
recht, alle vrijheid willen voorbehouden. Is
dit niet ten slotte de beste, eigenlijk die eeni-
ge waarborg dat de commissien zullen
trachten, de vervulling van vacatures op die
tegenover mij.
„Nu" begon ik en op hetzelfde oogenblik
begon hij:
Hij scheen totaal niet onder den indTuk
van mijn verontwaardiging.
En hij ging voort: „Nu u mij verteld hebt
wie u is, zou u mij nu willen vertellen wat u
is?"
„Ik ben in de City begonnen als klerk op
een kantoor", zei ik heel stijf. „Daama kin-
derjuffrouw ten minste ik zou kinderjuf-
frouw worden."
„En nu?" zei hij met een blik als een soort
donker zoeklicht op mijn mooie, rijk gemeu-
bileerde kamer. „Heeft u nu geen betrek-
king?"
Ik stampte even met mijn rose schoen op
het kleed.
„Ik heb u verteld, dat ik bij uw moeder ge-
logeerd ben, kapitem Meredith."
„Ja", zei hij kalm, „in welke hoedanig-
heid?"
Ik stampte weer op den grond. „Dat heb
ik u ook al verteld!" antwoordde ik vinnig,
hem aanziende. „Zij denkt, dat ik uw vrouw
ben; het verveelt mij dat steeds te moeten
herhalen, maar dat denkt zij nu eenmaal
Hij bleef vast naar mij kijken.
„Ja", ging ik op boozen toon voort, ,,'t is
natuurlijk de meest buitengewone vergissing,
die ooit begaan is. U weet dat ik uw vrouw
niet ben, ik weet dat ik het niet ben, maar
„En noe spoedig heeft u dat ingezien?"
vroeg hij droogjes. „Ik meen, hoe spoedig
kwam u tot het besef die bewering liever te
moeten opgeven?"
wijze voor te bereiden dat met het thans ve!
bij ied'er bekende iuzicht van den Raad om
trent de samenstelling van gemeentelijke
colleges rekening wordt gehoudta? Wanneer
een commissie dat inzicht zou miskennen en
den Raad een aanbeveling voorleggen waar-
uit hij geen keuze wenscht te doen, dan is
het oogenblik voor nader overieg met de
commissie aangebroken. Blijkt diaarbij van
een zoodanig verschil van opvatting (wat
ons in hooge mate onwaarschijnlijk voor-
komt) dat de commissie zou weigeren. aan
een duidelijken wensch van Uwe Vergadering
te voldoen, dan ligt het nog in Uwe be-
voegdheid, de zitting hebbende commissiele-
den van hunne taak te ontheffen.
Wij stellen hier, alleen om ons betoog vol-
ledig te doen zijn, de consequentie even heel
scherp. Een anaere beteekems heeft die op-
merkmg niet, want, wij herhalen het, wij
kunnen ons niet inaenken dat een commissie,
welke ook, niet zou zijn te vinden voor een
gedachtenwisseling, waarbij in de daartoe
leidende gevallen op overeenstemming zou
zijn aan te sturen.
Ook de voorgestelde wijziging van art. 3
lijkt ons daarom niet aanbevelenswaardig.
De voorsteller geeft ten slotte nog In
overweging, het bedrag van 100.per lid
en per jaar, dat thans aan het Burgerlijk
Armbestuur jaarlijks wordt uitgekeerd als
toelage ter bestrijding van de kosten der
vergaderingen, te verhoogen tot f 200.
per lid en per jaar, waardoor de totale toe
lage, thans f 500.— bedragende, zou wor
den verhoogdl tot 1000.of, bij het door
den voorsteller gewenschte aantal ledlen, tot
1600.Aangezien ons de noodzakelijk
heid van deze verhooging niet is gebleken,
achten wij het niet raadzaam, de voorgestel
de wijziging aan te brengen.
Op grond van een en ander geven wij Uwe
Vergadering in overweging, het voorstel-De
Boer niet aan te nemen.
REKENING GEMEENTELIJK S'PORT-
PARK, DEENST 1922.
De Commissie voor de belastingzaken, enz.
stelt den Raad voor te besluiten:
1de rekening goed1 te keruren in ontvang
en uitgaaf op 23.529,99 K, met onder de
ontvangsten een bedrag van f 7.150,63y2,
als bijdrage van de gemeente tot dleiklldng van
het tekort op de explbitatie, en
2. de balans in debet en credit vast te stel
len op 109.549/)9%.
REKENING 1922 HUISHOUD- EN IN-
DUSTRIESCHOCHL.
De Commissie voor de belastingzaken, enz.
zegt itni bijlage No. 140:
Onder terugzending van de aan onze Com
missie om advies gezonden rekening over het
jaar 1922 van de Alkmaansche HuMioud- en
mdiustrieschool, deelen Wij Uwe Vergadering
mede, dlat deze rekening accoord is bevon-
den' met de administratie en alle daarbij be-
hoorende bescheiden. De rekening sluit. met
een batig saldb van 4815,49%.
Wij stellen Uwe Vergadering v66r die re
kening voor kennisgevdng aan te nemen.
BEGROOTING VAN DE GEZONI>
HEID8QOMMI9SIE TE ALKMAAR,
DEENST 1924.
De Commissie voor de belastingzaken, enz.
stelt in bijlage No. 139 den Raad voor te
drage uit de gemeentekas van t 276.38.
REKENING VAN HET STEDELIJK
MUZIEKCORPS, DIENST 1922.
'De Commissie voor de belastingzaken, enz.
stelt den Raad voor te besluiten de rekening
goed te keuren in ontvang op 5859,58 en in
uitgaaf op 5852,33 met een batig saldo
van f 7,25, als eersten post van ontvang te
brengen op den dienst 1923.
REKENING EN BlAILANS GEMEENTE
LIJK GRONDBEDRIJF, DIENST "1922.
E>e Commissie voor deb dastingzakem, enz.
stelt den Raad voor te besluiten:
1. uit de winst af te schrijven op kantoor-
inventaris 658.13 en oprichtrngslkostien
73250%
2. de rekening goed te keuren in ontvang
op f 37.210,18 en in uiltgaaf op 29.934^9
met een voardeefig saldo van 7.275,82; en
3. de ballans vast te stellen in debet en cre
dit op 915.595,66.
SUPPLETOIRE BEGROOTING EN
REKENING VAN ONTVANG EN UIT
GAAF VAN DE GEMEENTEREINI-
GING, DIENST 1922.
De Commissie voor de belastingzaken,
enz., stelt den Raad voor te besluiten:
1. Goed te keuren de Suppletoire begroo-
ting van de gemeente-reiniging, dienst 1922,
in ontvang en uitgaaf op 6.098.75, met
een vermindering groot 1.618.van de
bijdrage der gemeente in het tekort der ex-
ploitatie, aanvankelijk bij primitieve begroo-
ting geraamd op f 108.723 90; en
Het eerste oogenblik begreep ik hem niet
Toen zei ik: „Welke bewering." Toen be
gon er een licht voor mij op te gaan.
„0", zei ik met een snik. Ik mocht waarlijk
wel snikken.
„U dacht", zei ik, om hem uit te dagen,
,,diat ik dit expres gedaan heb! U denkt, dat
ik mij zelf hier in gesmokkeld heb! Dat is
een bedriegster ben! Een avonturierster!"
„Nu", antwoordde hij met een lachje en
weder blonk dat zwarte zoeklicht in zijn
oogen. „Ziet het er hier niet naar uit?"
En nu gebeurde er iets heel buitengewoons.
Misschien zal men het nauwelijks kunnen
gelooven, maar bij de uiteenloopende gevoe-
lens, die ik op dat oogenblik had, afschuw,
verlegenheid en agitatie, sloop iets ja
waarlijk, er sloop een klein greintje satisfactie
in mijn nart over de onbeschaamde fout, die
deze jonge man had begaan.
Een avonturierster!
Ik!
Ik, die er bepaald onder geleden had er
veel meer als een bakvischje, als een pruim-
Ejes en prisma juffer uit te zien dan ik wer-
elijk ben! Ik, die door zuster Phyllis een
kleine Madonna genoemd werd! Ik, voor wie
Camille een onschuldig wit japonnetje had
willen maken met licht blauwe lintjes, net als
van een klein kind! Ik, waarvan Philippa had
gedacht, dat ik alleen de rol van een Uiginue
zou spelen in een theater!
Hier was tenminste iemand, die mij de rol
van de schurk van het stuk zou waar dig keu
ren.
Een avonturierster!
Ha!
2. de rekening over 1922 in ontvang en uit
gaaf op 151.705.15 met onder de ont
vangsten een bijdrage uit de gemeentekas
van 107.105.90 in het te kort der exploi-
tatie.
REKENING VAN ONTVANG EN UIT
GAAF VAN DEN ARMENRAAD,
DIENST 1922.
De Commissie voor de belastingzaken,
enz., stelt den Raad voor te besluiten:
goed te keuren de rekening van ontvang
en uitgaaf van den Armenraad, dienst 1922,
in ontvang op 5.041.70 en in uitgaaf op
4.965.79, met een voordeelig saldo van
75.91, onderbepaling dat dit saldo als
eerste post van ontvang moet wordten ge-
bracht op den dienst 1924.
REKENING VAN ONTVANO EN UIT
GAAF VAN HET BURGERWEESHUIS,
DIENST 1922, MET AF- EN OVER-
SCHRIJVING, OVER HETZELFDE
DIENSTJAAR.
De Commissie voor de belastingzaken,
enz., stelt den Raad voor te besluiten:
le. de af- en overschrijving goed1 te keuren
tot een bedrag van J 2078,34;
2e. de rekening goed te keuren in ontvang
op 33468,52 en in uitgaaf op 3287632!%
met een voordeelig saldo van 592,20 onder
bepaling dat dit saldo moet gebracht wor
den als le post op den dienst 1924;
3e. het bedrag der verhaalbare verplegings-
kosten over het jaar 1922 te bepalen op
315,0814 per wees.
BEGROOTING VAN DEN ARMEN
RAAD, DIENST 1924.
De Commissie voor de belastingzaken,
enz., stelt den Raad voor te besluiten:
dte begrooting van den Armenraad, dienst
1924, goed tekeuren in ontvang en uitgaaf
op 5280,— met toekenning van een bijdra
ge uit dte gemeentekas van 5204,09.
Rechtzakea.
ARRONDISSEMEMTSREGHTBANK.
Alkmaar.
Zitting van 14 Augustas.
DIE'FSTAiL.
De 26-jarige Nedtje Petrooella S., des-
tijdis dienstbode te Zijpe, thans gedetineerd,
standi terecht ter zake dat zij in Med 1923,
toen zij' als dienstbode vertoefde ten huize
van den getuige O. Beets, op verschil lende
tijdstippen heeft weggenomen 2 bankbiljet-
ten van' 25, 8 dibo van1 10, 2 servetten, 2
itaMlaikens, 2 dames-pantaloms, 1 ondjenrok.
en teten gtlazen peperbus.
verbroken°PHet psydiiatrisch onderzoek heeft
echter geen stoarnis ita haar geestvermagen
aangetoond. BeM. heeft zich reeds vroeger
vergrepen en is deswege veroordeeM. Het
meisje heeft meer diefstallen bij: B. gepleegd,
dan haar ten laste zijn gelegd.
Het O. M., waargenomen door Mr. v.
Loockeren Campagne, vorderde 6 maanden
gev.
De amibtshalve verdediger, Mr. Small!, op-
perde de verondersteffing, dlat bekl. psychisdh
of zedelijk ntinderwaardig is. Zijn eaetodht-
bart hoopte. dat bekl. nu misschDen haar He-
ven zou verroeteren en drong aan op een cle-
ment-vonnis.
Uitspraalk a.s. week.
BEDELAiRIJ.
'De 28-jari.ge los-wericman Antoon de H.,
gedetineerd in het huis van bewaring, heeft
op 22 Juli te Alkmaar een een< agent van po-
lilfciie am een aalimoes gewaagd1 met het dioel
den te worden naar een rijkswerkin-
nrbffing Befcl. heeft 6 vonnissen ondergaan,
waarvan 2 voor diefstal. Beklaagde, die geen
heeft,
vaste woon- of verblijfplaaits heeft, was naar
Alkmaar gtekomen am werk te zweken. Het
O. M. voraerde 2 dagen hechtenis en 8 maan
den appending.
Ook heeft op 27 Juilli te Alkmaar dte 31-
jarige metselaar Homma B. met hetzelfde
doel bij een palitieagent gebedeld. Ook deze
man is reeds meertnalen ter zake diefstal ver-
oordieeld. Hij beweerdte geen werk te hebben
kunnen krijgen.
Requisitoir als in dev arige zaak.
Voortis stond nog als beoelaar terecht Joh.
v. L., welke persoon dtezer dagen is veroor-
dledd1 wegens het plegen van huisvredebneuk
te Enkhutzen, door den1 paliltderedhter werd
veroordeeld. Hij verlangde opgezonden te
worden naar Veenhuizen. Het was goed voor
zijn hoofd, dat hij direct in die vrije lucht
kwam.
Het O. M. requireerde als in de vorige za-
ken.
ART. 247 WETB. V. STRAF.
De gedefmeerde Joh. H.. verpleger van' de
P H. Stichting te Egmono aan Zee, geb
1857 te Obdlarn, stond terecht ter zake het
Maar al die overdenkingen kwamen na
tuurlijk later. Op dat oogenblik had woede
de overhand.
„Een avonturierster!" herhaalde ik heftlg.
„U had daar liever uw ouders eens naar moe
ten vragen. Vraag hun, of ik niet mijn best
heb gedaan hun verklaring te geven. Vraag
hun, of ik niet herhaaldelijk gezegd heb, dat
ik niet uw vrouw ben! Dat ik niet Vera Vayne
ben dat ik u nooit in mijn leven gezien
heb! Oa dan naar hun toe om het hun te vra
gen. Lady Meredith is in haar kamer." Ik
wees energiek naar de witte deur. „Ga het
hun dadelijk vragen, als't u blieft of haal ze
hier, haal ze hier!"
„wacht een oogenblik", zei kapitein Mere
dith kdlm en zonder zijn oogen van mij af te
slaan. „Ik zou mijn ouders dadelijk kunnen
halen, zooals u zegt, maar ik vraag mij af, of
zij wel de geschikte personen zijn om te ha
len?"
„Wat bedoelt u?" vroeg ik en ik zag hem
vragend aan. „Welke andere menechen zou u
er naar kunnen vragen?"
„Wel", zei hij langzaam en besl'st, „het is
misschien een geval om de politie bij te'ha
len."
,,De politie!"
"Ik voelde, dat ik mijn oogen vier maal zoo
groot opzette als gewoonlijk, toen ik hem met
woedende verbazing aanzag.
Een jonge man als hij, die zulk een jonge
vrouw had getrouwd met dat accent en die
gekleurde hartjes op haar ondergoed! Die
man. als je blieft, bedreigde mij met de po
litie!
Bewees dat niet, dat hij hoegenaamd geen
Yoor spoedige aflerering Tan
is Uw adres
hierboven aangeduide misdrijf; met gesloten
deuren.
ERNSTIOE MISHANDELING
VAN EEN RIJKSVELDWACHTER.
De gedetineerde beklaagden J. ten B. en
J. P., beiden visschera, te WiWingen woon-
achtig, respect, geboren in 1902 en 1903,
stonden thans terecht ter zake dat zij in den
nacht van 21 op 22 Mei den Rijksveldwachter
Admiraal emstig met een scherp voorwerp
hebben verwond in hals en lendestreek. Admi
raal heeft tengevolge van die mishandeling 8
dagen het bed moeten houden. Voorts heb
ben zij Admiraal geschopt en geslagen.
In deze zaak worden 3 getuigen h charge
en op verzoek van den verdediger, Mr. Lange-
veld, 3 getuigen dtecharge gehoord.
De majoor der Rijksveldwacht, Hulzebosch,
werd eerst als getuige gehoord. Hij heeft di
rect na het plegen van het misdrijf een on
derzoek ingesteld, weik verhoor tot later werd
uitgesteld.
De getuige-deskundige, de heer Piekardt,
werd ook later gehoord.
Daarop werd gehoord het slachtoffer, de
39-jarige Rijksveldwachter-brigadier T. A.
Admiraal Deze was in den bewusten kermis-
nacht surveilleerende en verklaarde dat hij
door 3 personen is aangeval'len en wel door
beklaagden en een persoon, die onbekend is
gebleven Deze aanval werd door getuige en
zijn collega afgeslagen. Later ontstonden er
weer wanordelijkheaen, waarbij zekeren de B.
door de politie werd gearresteerd. Het publiek
nam een dreigende houding aan en onder hen
bevond zich ook bekl. ten B. De veldwachter
trachtte die samenscholing te beletten en het
was bij die gelegenheid, dat ten B. op den rug
van den veldwachter sprong, terwijl Jan P.
hem van voren bedreigde. Admiraal gaf daar
op een zoo omstandig mogelijk verhaal van't
gebeurde, doch was zoo zenuwachitigt, dat hi]
met moeite kon voortgaan. Het is dan ook een
feit, dat het zenuwgestel van den man; hoe
wel hij van de bekomen wonden zoo goed als
geheel hersteld is, sterk heeft geleden. Getuige
kon echter verklaren, dat bekl. ten B. hem de
wonden in den hals heeft toegebracht, als-
mede den steek in de zijde. Na het toebren'gen
der verwondingen hebben beide beklaagden
wenschte getuige
hem nog geschopt, getrapt en geslageni.
De president, Mr. Muller,
geluk met den gunstigen afloop.
De Officier zeide, oat beklaagden beweren,
dat Admiraal is begonnen met de- gummistok
te slaan Getuige ontkendie zulks
Beklaagde ten B. zeide, dat hij1 in de steeg
eensklaps een klap met de gummistok in het
gczicht kreeg. Ook bekl. P. kreeg een klap,
veimoedelijk omldat zij geen gevolg gaven aan
het bevel om door te loopen.
P. ontkende op den rug van den veld
wachter te zijn gesprongen. Toen bekl. ten B.
den klap kreeg, stoof hij achteruit, maar toen
kwam Admiraal weer op hem af. Zij zijn sa
in en op den grond terecht gekomen en Admi
raal zat boven op beklaagde. Deze heeft Ad
miraal met het mes de steken in hals en len-
den toegebracht. Beklaagden hebben zich
daarna aan boord van hun schip begeven. De
Zondagsche klteederen en de messen van be
klaagden waren op de zitting aanwezig al9
shikken van overtuiging.
Boklaagden blijven er bij; dat Admiraal
aanviel en niet zij. 'Zij gingen terug naar de
herberg van de wed. Ros om hun petten te ha
len, op weg daarheen kwamen zij weer in
botsing met Admiraal en Vos. Bekl. P. kreeg
een slag met de gummistok, zoodat hi] achter-
over in het gras tuimelde, Toen hij weer over-
eind kwam. zag hij Admiraal en ten B. vech-
tende op den grond liggen. Ten B. lag onder
en toen is P. er heengegaan met het doel om
Admiraal van ten B af te halen. Wat er toen
is rrebeurd wist hij niet meer.
Op de vraag van den verdediger ant-
w rdde getuicre Admiraal dat hij beklaagden
beslist heeft herkend.
Admiraal heeft pertinent gehoord, dat bekl.
P. tegen ten B. heeft gezegd, toen getuige
menschenkennis had!
„Laat de politie )?alen, goed! hoorde ik mij
zeggen met een woedend lachje, zoodra ik
kon adem.halen en woorden vinden. „Laat
ze halen! Ga uw gang! U doet er mij plezier
mee! U denkt zeker, dat ze mij voor een
Duitsche spion zullen aanzien! Goed, laat ze
maar halen!"
Weder lachte ik, woedend
„Ik hoop, d'at zij iemand zullen zenden,
die Engelsch kent, want ik geloof niet, dat ik
hun in het Fransch zou kunnen vertellen,
wat ik van u dacht! Maar laat ze dan ha
len!" Ik wierp mijn hoofd in den nek en keek
uitdagend naar de deur. „Laat ze dan halen,
dadelijk!"
Weder zei kapitein- Meredith, mij dekkende
met zijn oogen als met den loop van een re
volver: „Wacht een oogenblik, ik wou u nog
een paar vragen doen
„Ik ben niet van plan op uw vragen te ant-
woorden, voordat u de politie hebt laten ha
len!" zei ik, terwijl ik -teeds uitdagend tegen
over hem zat. „Ik zeg geen enkel woord,
voordat u ze roepen laat!"
En daar zaten wij tegenover elkaar, ter
wijl de minuutwijzer van dte klok misschien
wel eens had rondgeloopen. Hij met zijn
oogen strak op mijn gezicht gevestigd, ik met
meer uitdaging in mijn blik den zijne beant-
woordende.
Ja, dat was nu George. Dat was nu dc
oogappel van zijn moeder!
Dat was de jonge man, over wien zelfs een
aardig meisj.e als Philippa Tracey met zulk
een verlangen en geestdrift gesproken had;
deze, deze, deze onuitsprekelijke was de man,
met wien ik volgens iedere opinie getrouwd
moest wezen!
(WarAt verveIgd
-
„Nu!"
is