IK
ST
MODEF
Asda I
VLAC
De Jubilei
eTaci
Hypothecs
Hypot
Pandb
Asda
isderen Vrljdag
Prima Wolli
Hedej
Het ©eni
middel tei
van snot
In iedere goeds
At
ALLEEM den
H. WOE1
Zaadmarkt 8
SLUGS'
Tor ge
Tusschenk
king by
W- 'MM
Jonge Pa:
gcnoend Koor,
geteekende.
1 Oct. 1923 tot
Yoor verdi
Jongelul, J<
fcfl bovengenoei
aan onderstaai
te bekomen.
Ytool
Oplelding 1
billflke conditii
To Krabbendam
Heerh.waard
Hensbroek
Voor engros bj
veld, Agentuur- c
del, Noordscharw
Tand-Tei
houdt Bpueobuur
Bltsevoort I. - Slgar
ook ALKMAARS
levert nit voon
afmoting, tegon t
Telefor
Hans. Vader,
MEIJER's Sigare:
straat 7B gewees
Vader. Neen
dat doo ik straki
Hans. Vader,
want Dirk van E
een vlag.
Vader. Eenvli
Je daar nou bij?
Hans. Wei, ME
da feesten aan
het wenscht eon
voor de kinderen
Vader. Zeg E
dan ook maar, d
naar MEIJER, i
voor een kwartj
om een vlaggetj(
vo
Enpitaal
Waarvan gepl,
Reserves
Agent voc
en OMS'
LAEGESTRAJ
OVERAL VE
To Krabbendam
Heerh.waard
Honsbrook
Voor engros
veld, Agentuur-
del, Eoor
;entuur-
rdaeharv
ADR
Intusschen is de verheffing van den
arbeidersstand op zichzelf een heuglijk
verschijnsel, en niemand wenscht den ouden
toestand van zwijgende en wrokkende berus-
ting terug. De mannen van 't N o o r d e n,
een Borgesius en een Dr. Bos, een Troelstra
en een Schaper, hebben de onloochenbare ver-
dienste, dat ze den kleinen man de middelen
in de hand hebben gegeven om zich op te
werken, de eenen door meer onderwijs, de
anderen door politieke opvoeding. De man van
het midden, Dr. Kuyper, heeft er even-
zeer veel voor gedaan, vooral voor het wakker-
maken van den kleinen boer en burger; de
mannen van bet Zuiden hebben met hunne
sterke organisatie den oogst binnengehaald.
Maar nil moet er opgepast, dat deze krachten
der vroeger zoo achteruitgezette ,,landprovin-
cien" de vrije ontwikkeling van het oude
Holland niet te veel belemmeren. Aan den
z e e k a n t ligt ons heil, onze toekomst.
M. Vissering sprak bij zijne ernstige waar-
schuwingen 66k van Indie, dat hij kent zoo
goed als eenig ander. Indie, zoo zeide hij, heeft
6ok schuld gemaakt en wel met razende vaart
sinds 1913 is zijn schuld geklommen van 104
millioen tot 132 millioen. D&ar is reeds inflatie,
gedeeltelijk doordat de Indische regeering vol-
gens Mr. Vissering een bekrompen ,,kruide-
nierspolitiek" gevolgd had. De Nederlandsche
bank heeft zich nu krachtig daartegen verzet
en de toestand is, onder het sterke bewind
van Mr. F o c k, al beter geworden. Die toe
stand geeft trouwens niet z66 veel aanleiding
tot bezorgdheid, omdat Indie nog zulk een
groote mogelijkheid tot uitbreiding van
productie biedt.
Hoezeer dit laatste waar is, hebben de 25
jaren van Koningin Wilhelmina wel buiten-
gewoon duidelijk bewezen. De productie van
Java aan suiker vooral, maar ook aan tabak
en thee is zeer sterk gegroeid, en de rubber,
het nieuwe artikel, heeft 66k een belangrijke
plaats verkregen, terwijl de Javaansche petro
leum niet weinig toenam. De suikeropbengst
klom van 11 millioen picols in 1898 tot ruim
23 in 1913, en in de oorlogsjaren kwam, ze tot
dichtbij de 30 millioen. En de cultuur bracht
schatten op en kreeg de reputatie, dat ze de
beste en meest moderne der wereld mocht hee-
ten. De fabrieks-industrie, lang tegengehouden,
werd in de 20e eeuw van beteekenis, en in den
oorlog kwam zelfs de leus op, dat Java moest
geindustrialiseerd worden. Dit is wel is waar
niet meegevallen, getuige o.a. de debacle van
de ,,Insulinde-olie", maar t6ch telt Java reeds
heelwat fabrieken van allerlei aard, en het kan
in de toekomst, met zijne talrijke handige
bevolking en zijne vele waterkracht nog een
groote ontwikkeling zien.
Het onderwijs, thans in sterke opkomst, (ook
technisch) en het verkeer, dat zich ontzaglijk
uitgebreid heeft, moet daartoe meewerken.
Wat het moderne verkeer in dezen ver-
mag, hebben we in Nederland gezien; op Java
moest het nog veel grooter verandering brengen,
omdat daar nagenoeg geen binnenlandsche
waterwegen waren. De locomotief heeft daar
nu reeds het vroeger zoo stille plantenleven
van den Inlander zoodanig veranderd, dat er
lVsmaal zooveel passagiers per jaar
vervoerd worden als in Nederland. En het net
der spoor- en tramwegen is er nog lang niet
voltooid, terwijl dat der kunstwegen voor auto's
etc. 66k nog steeds uitgebreid wordt, wat mede
bevorderlijk is voor den stroom van t o e r i s-
t e n, die in de 20e eeuw begon. Het verkeer
met de buitenwereld is mede in de laatste 25
jaar zeer verbeterd. De Nederlandsche booten
zijn sneller en geriefelijker geworden en de
Nederlandsche maatschappijen hebben meer
verbindingen tot stand gebracht, niet enkel
tusschen de eilanden van Indonesia onderling,
maar ook met Australia, China en Japan. In den
oorlogstijd zijn zelfs twee Nederlandsche lijnen
geopend op Amerika, de Java-Pacific-lijn en de
Java-New-York-lijn, terwijl er een korten tijd
ook verbinding bestond met de Westkust van
Zuid-Amerika. Daarnaast kwamen nog nieuwe
Engelsche en Japansche lijnen. Van de havens
van Java was in 1898 nog alleen Tandjong Priok
modern ingericht, maar sinds de bekende reis
van Dr. KrausenDeJongh van 1909, kreeg
ook Soerabaja een mooie haven en werd elders
nog veel verbeterd (6ok aan visscherhavens),
hoewel Semarang nog bleef tobben. En het
verkeer in de drie hoofdplaatsen is zoodanig
toegenomen, dat ze alle drie de haven van
Amsterdam aardig achterop zijn gekomen.
De electrische verbinding met Nederland
werd uitgebreid door nieuwe telegraaflijnen
over Siberie en Amerika, terwijl in den aller-
nieuwsten tijd de kunstige draadlooze inrich-
ting van den Malabar bij Bandoeng contact ge-
kregen heeft met onze stations te Kootwijk en
te Sambeek (bij Mook).
Ook in dit buitenlandsche verkeer van Java
is nog lang niet het laatste woord gesproken.
De luchtvaartmaatsch. voor Ne
derland en Kolonien denkt reeds aan
een luchtlijn tusschen Java en Nederland en
is op Java zelf in het stadium van proefnemin-
gen. Een spoorwegverbinding over Bagdad en
Singapore zal er mettertijd 66k moeten komen,
zoodat men dan (met eenige beurtveren) door
Nederlandsch-Indie naar Australia zal kunnen
sporen.
De h a n d e 1 van Java is in de laatste 25
jaren merkwaardig vooruitgegaan; voor den
oorlog waren in- en uitvoer samen, volgens de
statistiek, gestegen van 270 tot 730 millioen
gulden; in en na den oorlog zijn er nog veel
rijker jaren geweest, en nu, in de malaise, is
men nog ver boven 1913. De oorlog heeft tevens
deze verandering gebracht, dat de kooplieden
van Batavia en Soerabaja een veel grooter deel
van de winsten gekregen hebben, die tevoren
bijzonder veel naar buiten, vooral naar Neder
land gingen.
De Javaansche markten hebben zich eenigs-
zins geemancipeerd, een vingerwijzing
alweer voor onze kooplieden, om hunne blikken
niet te veel alleen naar Indie te slaan, maar
meteen rond te zien over de overige wereld.
Nog veel verrassender dan op Java is de ont
wikkeling der laatste 25 jaar geweest in de zoo-
genaamde Buitengewesten. Daar is
eerst door Vetter en Van Heutz soms wel
heel hardhandig het ontzag voor den Neder-
landschen naam bevestigd, en vervolgens is
Colijn met de ,,Korte Verklaring" rondgereisd
en heeft feitelijk 't Nederlandsche gebied daar-
mee zeer aanzienlijk uitgebreid.
Veiligheid en rust is gewaarborgd in streken,
waar tevoren geen Europeaan dorst te komen,
behalve een enkele moedige zendeling. Onder-
nemers zijn er heengegaan met hun kapitaal
en hun kennis en hebben schatten ontwoekerd
aan den maagdelijken bodem. De Deli-planters,
reeds lang aan den arbeid, breidden hunne
ondernemingen uit, 66k met rubber, koffie en
thee; andere maatschappijen gingen aan den
arbeid in de Lampongs, op Borneo, Celebes,
de Molukken. Phenomenaal was de ontwikke
ling der oliebronnea op Sumatra en op Borneo.
De „Ko n i n k 1 ij ke", in 1899 nog zwevende
tusschen leven en dood, nam een geweldige
vlucht en slokte alle andere Indische maatschap
pijen op, totdat zij de Shell" ontmoette op
Borneo en dan, met deze samen, hare vleugels
over de gansche wereld uitsloeg.
De nieuwe goudmaatschappijen trokken de
aandacht naar de wilde Lebong-streek bij Ben-
koelen en ook naar het Noorden van Celebes;
hun vlucht was echter wisselvalliger, en op den
duur zal er wellicht m6er geregeld leven te
verwachten zijn van degenen, die de ontzaglijke
nieuw-ontdekte ijzerertsaders van Ma-
lili (Celebes) en van Borneo zullen durven ont-
ginnen.
Wie zoo overpeinst, wat er al gebeurd is, en
hoe geweldig groot de oppervlakte der Buiten
gewesten is en hoeveel hun bodem belooft, zoo-
wel aan de oppervlakte als in de diepten, be-
grijpt, dat hier nog onbegrensde moge-
1 ij k h e d e n zijn. M66r dan te zeggen is. In
de binnenlanden van Borneo liggen nog terrei-
nen genoeg, die pas eenigszins bekend zijn
geworden door de reizen van onzen dapperen
Dr. Nieuwenhuis. En op Nieuw-Guinea is pas
in 6nze dagen het gebied buiten de kuststreek
betreden door onze kranige ontdekkingsreizi-
gers, Lorentz voorop. Dit is eigenlijk nil eerst
Nederlandsch gebied geworden, zelfs al ver-
heven geweest tot residentie.
,,Er kan in Indie veel verricht worden!" Die
woorden van den vermetelen Coen zijn in de
laatste kwarteeuw wel bewaarheid, maar zij
blijven ook voor de toekomst van groote be
teekenis. De Nederlander doet het nu tezamen
met andere Europeanen, Amerikanen en Azia-
ten. Anders dan in Coen's tijd, en beter,
want de vrije toelating van die anderen is met
een, zooals Dr. Bos zeide, de beste waarborg
voor het behoud van Indie. Onder die anderen
zijn tot dusver evenwel nog weinig of niet de
Inlanders zelf, die zich thans gaarne met een
nieuwen naam Indonesiers noemen. Zij
prijken ten minste nog niet in de rijen der
ondernemers, der groothandelaars, der leidende
mannen van wetenschap en techniek. Ook niet
onder de hooge bestuurders. Daarvoor zijn ze
nog te weinig ontwikkeld, economisch en poli-
tiek en wetenschappelijk. Toch is er veel ver
anderd. In 1898 wisten ze nog niet beter, of
dat behoorde zoo; daarna is ,,het ontwaken
van Indie" gekomen. Eerst Dr. Wahidin
met zijne volgelingen van de Boedi Oetomo,
die, met Kartini, riepen om meer onderwijs en
ontwikkeling, daarna de mannen van de
Sarekat Islam (,,Mohammedaansche ver-
eeniging"), die sinds 1912 opkwamen voor de
economische positie van den Inlander en binnen
zes jaren meer dan een millioen
1 e d e n zagen toestroomen. Dat was een zelfde
soort ontwaken als van onze arbeiders, wier
leiders trouwens 66k een woord meespraken in
Indie, zoodat er ook al een Sociaal-democra-
tische partij is opgericht. Zoo heeft Java dan
in onze dagen, voor 't eerst zoolang de wereld
bestaat, looneischen en werkstakingen leeren
kennen en alle verdere teekenen van den
modernen klassenstrijd. Dit bracht, zoowel voor
de regeering als voor den werkgever, nieuwe
zorgen, en de moeilijkheden waren in sommige
opzichten nog grooter dan ten onzent, omdat
de Indische maatschappij met hare vele ver-
schillende elementen (o.a. dat der Indo's) n6g
moeilijker te beoordeelen is. Soms kwam het
hier en daar tot wilde, oproerige bewegingen,
maar over 't algemeen is het vrij rustig en
ordelijk gegaan; de groote massa, vooral van
de Javanen, is tot dusver weinig harstochtelijk
of fanatiek gebleken; speciaal het Mohamme-
daansche fanatisme schijnt op Java niet sterk
te zijn, minder dan in Voor-Indie en ook minder
dan in eenige deelen van Sumatra. Wat de
kracht van het nieuwe vereenigingsleven be-
treft, kan men zich nog niet goed voorstellen,
dat die, bij den overmatig Snellen groei der
Sarekat Islam en bij het weinige economische
begrip van den Javaan, zoo bijzonder groot kan
zijn. Intusschen heeft de beweging natuurlijk
wel eenigen invloed gehad, en op de houding
der werkgevers en op die der regeering. De
loonen, voorheen zeer laag, zijn in den oorlog
belangrijk gestegen, daarna weer wat gedaald.
Hoog zijn ze n6g niet, ook niet in vergelijiking
met concurreerende tropische landen als Cuba
en Hawai. De groote onderdanigheid der werk-
lieden, waarvan Multatuli sprak, toen hij zeide
,,de bevolking is gewillig", is veel verdwenen;
de behandeling dient nu voorzichtiger te zijn
en dat heeft ook zijn goede zijde; het moet o.a.
meewerken, om de rassen op den duur meer
tot elkander te brengen. De oude politiek, van
de Compagnie, van Daendels en van Van den
Bosch, die den Inlander als een klein kind
behandelde, zou op den duur niet alleen
onchristelijk, maar ook gevaarlijk geweest zijn
en onzen naam als koloniale mogendheid be-
dorven hebben, evenals dien van Spanje. De
terugslag erop moge soms, uit den aard der
zaak wat heftig geweest zijn, hij was onver-
m ij d e 1 ij k.
Vrees voor verlies der kolonien onder de
leuze ,,Java voor de Javanen" behoeft hij niet
te wekken, want men zou niet weten, waar dit
toch nog zoo kinderlijke volk zijne politieke,
economische, militaire en wetenschappelijke
leiders in afzienbaren tijd vandaan zou halen,
ook i n d i e n het de onafhankelijkheid ver-
langde. En, wat een eventueelen buitenland-
schen vijand aangaat, die heeft j u i s t goede
kansen, wanneer een bevolking ,,ouderwetsch"
behandeld wordt, zooals na Daendels' tijd ge
bleken is. Wat niet wegneemt, dat voor eenige
militaire kracht en paraatheid gezorgd dient
te worden, al behoeft men zich niet zo6 te
haasten, als sommigen thans willen, die onder
den indruk van den grooten oorlog, alle groote
mogendheden als ,,inbrekers" gaan befitelen.
De regeering is, onder den invloed van het
ontwaken van Indie" nog meer dan tevoren
geprikkeld tot maatregelen in 't be-
lang der bevolking. We noemen hier,
naast de reeds vermelde bevordering van
onderwijs en verkeer, nog in 't bijzonder den
terugkoop van Particuliere landerijen en de
nieuwe landregeling in de Vorstenlanden, die
den vrijen arbeid mettertijd tot een algemeene
werkelijkheid moeten maken. Verder den aan-
leg van grootebevloei'ingswerken,
die moeten helpen om de steeds toenemende
bevolking van levensmiddelen te voorzien. Dit
lende stroomingen in den lande om elkaar te
ontmoeten en om te beseffen, dat zij bijeen be-
hooren en met een land en eene Koningin te
maken hebben. De mopperaars weten niet, wat
het vroeger geweest is zonder behoorlijk
parlement, en ze moesten liever hunne krach
ten inspannen, om onze Kamers, die, hoewel
ze in de wereld lang geen slecht figuur maken,
toch ook lang niet volmaakt zijn, te helpen
verbeteren.
We moeten eindigen. Veel zou er nog te
zeggen zijn over het leven en werken der
laatste 25 jaar in Nederland en de Indien,
maar de ruimte is hier beperktwe hebben
elders getracht, een meer uitvoerig overzicht
te geven, waarheen we den belangstellenden
lezer verwijzen.
Veel licht is er geweest, met name in de
X,v SraXlJ'.jr
- "Of
a
W
Foto DEUTMANN
laatste is een moeilijk vraagstuk, want Java
heeft reeds lang een tekort aan rijst en zijne
bevolking groeit jaarlijks met ongeveer 300000
menschen aan. Ze is nog heelwat dichter dan
in Nederland, ofschoon ze betrekkelijk
in de laatste kwarteeuw maar half
zooveel is toegeno me n. Dit laatste
ligt voornamelijk aan de vele ziekten en de
ontzettende sterfte, die aan de volkskracht
zeer veel schade doet. Wel is waar hebben
onze geneeskundigen en hygienisten, in dienst
van het Gouvernement en van particulieren,
zich zeer veel moeite gegeven, maar de resul-
taten zijn op Java lang nog niet voldoende.
Het schitterende werk, tentoongesteld op de
laatste Utrechtsche jaarbeurs, gold vooral de
koelies van Deli en de stad Siboga op Sumatra.
Thans schijnt de krachtige pestbestrijding een
nieuw tijdperk te openen, daar zij den Inlander-
zelf uit zijn onverschilligheid wakker schudt.
Dat de regeering den Indonesier niet meer
als een klein kind beschouwt, blijkt ook uit
de z.g.n. politieke ontvoogding.
In den aanvang der 20e eeuw is men begon-
nen met gemeenteraden en daarop zijn gewes-
telijke raden gevolgd, terwijl in 1917 door den
populairen gouverneur-generaal Graaf van Lim-
burg-Stirum de Volksraad geopend is.
Thans zal dit lichaam weldra in zijn tweede
stadium treden en dan 30 Indonesiers als leden
tellen naast 39 Europeanen en vreemde Ooster-
lingen. Een parlement naar onze begrippen
wordt hij nog niet, alleen een raadgevend
lichaam, gedeeltelijk g e k o z e n volksverte-
genwoordiging. Een politieke veiligheidsklep
en tevens een gelegenheid voor de vele volken
van Indonesia om elkaar te leeren kennen,
evenals onze allereerste Staten-Generaal. In
tusschen gaat de plaatselijke ontvoogding
voort, langzaam en zeer voorzichtig. Dikwijls
met teleurstellingen, die menigeen doen uit-
roepen,,houd toch op!" Maar 't kan niet
andersde menschen moeten toch eens leeren
meewerken en toezien, al is 't met vallen en
opstaan. En de ,,medezeggenschap" is overal
aan de orde, in den ganschen omtrek, ja om
den geheelen Grooten Oceaan. Amerika gaf
het sterkste voorbeeld, op de Philippijnen,
veel gesmaad, maar ook veel geprezen.
Merkwaardig, dat, terwijl velen in Indie in
het bescheiden begin van een volksvertegen-
woordiging het gloren van een nieuwen, mooien
dageraad begroeten, er hier te lande zoo tal
rijke menschen zijn, die niet weten, hoe zij
6ns Parlement genoeg zullen bespotten
en minachten. Toch heeft dat Parlement ook
in de laatste 25 jaren wel groote figuren gekend
en wel goed werk gedaan. De oorlog heeft het
een tijdlang achteruitgezet, toen het kranige
ministerie Cort van der Linden de
vrije hand moest hebben, en de snelle kies-
rechtuitbreiding, gepaard met de evenredige
vertegenwoordiging en den kiesplicht heeft
wel vaak iets kinderlijks aan ,,de politiek" ge
geven. Maar niemand kan toch volhouden, dat
onze ministers en ambtenaren alien zoodanig
zijn, dat ze geen controle noodig hebben. En
die controle is nog altijd het best toevertrouwd
aan de Kamers. Bovendien is daar ook nog
steeds de beste gelegenheid voor de verschil-
Den Haag
jaren voor den oorlog, waarop we nu staren
als op een ,,goeden ouden tijd". Maar ook zijn
er zeer donkere wolken gekomen, vooral sinds
het rampjaar 1914, zoo donker, dat velen zich
met angst afvragen: ,,wachter, wat is er van
den nacht V De positie van Nederland, hoe
wel nog schitterend tegenover die van ver-
scheidene andere landen, is veel minder
gunstig dan voorheen. Het ligt niet meer
bij het brandpunt der wereld, dat eeuwen
lang aan de Noordzee was, maar nu, onder
den invloed van den gruwelijken oorlog en
ook in verband met het Panama-kanaal, v e r-
plaatst is naar Amerika. Dit betee-
kent, dat de talrijke bewoners van dit kleine
plekje grond driemaal zoo hard moeten
werken als voorheen en daarbij de uiterste
spaarzaamheid moeten betrachten en den tijd
en het geld niet moeten verspillen met kleine
partijtwisten en kinderachtige maatschappe-
lijke onderscheidingen.
De tijden zijn ernstig, en vooral het op-
groeiende geslacht moet dit weten. Maar het
moet 66k weten, dat de toekomst, hoe donker
ook en verborgen, niethopeloos is. Wie
onze statige rij van groote figuren
op allerlei gebied uit de laatste kwarteeuw
beschouwt wat hier nog lang niet volledig
gebeurd is ontwaart, dat er nog kracht zit
in dit volk. De jeugd moet die helden kennen,
evengoed als de helden van vroegere eeuwen
in oorlog en in vreA Zij moet hen als voor-
beelden voor oogen houden en begrijpen, dat
Holland klein is, maar de wereld groot. Bij haar
moet gewerkt worden om den geest te scher-
pen en het hart te verheffen en het lichaam
te stalen zonder te veel schoolschheid (hulde
aan den voortgang der lichamelijke
ontwikkeling in de laatste 25 jaarEn
dan moeten de besten er op uit, om van verre
te halen wat dichtbij niet meer te vinden is
als voorheen. Al ligt Nederland niet meer op
den besten kant van den aardbol, zijne kolo
nien liggen nu wel op den goeden kant. Daar
zal ditmaal de malaise allicht eer voorbij gaan
dan in Europa. Daar en elders aan dien goeden
kant, moet gewerkt worden voor het heil en
den goeden naam van Holland, zonder over-
dreven bescheidenheid. Nederland heeft al
voor heeter vuren gestaan dan nu. En
het heeft nog altijd zijn mooie, sterke tradities
uit die dagen. De schoonste dier tradities is
,,0 ranje en de vrijhei d". De vrijheid
is bewaard gebleven, 66k in de stormen van
oorlog en revolutie, en ze zal zich handhaven,
al wordt ze ook bedreigd door donkere
machten, want ze zit hier in 't bloed, is tot
gewoonte geworden, en tot hare meest
overtuigde voorvechters behooren vele van de
beste krachten des volks. Het Oranje-
h u i s is 66k bewaard gebleven, gelukkig, en
het schittert te meer, nil zoovele andere
vorstenhuizen gevallen zijn. Het heeft thans
de oudste brieven van de gansche wereld en
een positie, die het zekerder dan ooit maakt
tot het zinnebeeld der nationale eenheid.
Moge God het nog lang bewaren
enzegenentotinve r*r e toekomst!
TE LINTUM.
Bijvoegsel der ,,Alkmaarsche Courant" van 4 September 1923.