AlKmaarsche Gourant s Brieves nit Berlin. F1UILL1TOH. In Brief uit Indid. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms. COSTER Voordam G 9. ALKMAAR, Dinsdag 2 October. Ziet Uwe Drukwerken na. Onze zotmachines stellen ons in staat L vlug te bedienen No. 231 ^2* HoRderd Vljf en Twintigste Jaargang. TOELAT1NG VAN LEERLINGEN TOT HET OPENBAAR VERVOLGONDER- WIJS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van be- langhebbenden, dat de INSCHRIJVING van LEERLINGEN voor den cursus van VERVOLCONDERWIJS alsnog is openge- steld tot en met DONDERDAG, 4 OCTO BER a.s., ten huize van het hoofd van den cursus, de heer J. J. T. Kooij, Eikelenberg- strsst 1 Tot den cursus, die de gewone vakken L.O. en zoo noodig teten of meer modeme talen om- vat, kunnen worden toegelaten alle leerlin- gen, die het L. O. hebben genoten en den leef- eenstemming tijd van 17 jaar nog niet hebbeni bereikt. hooger is. D Overlegging van het vactinatie-bewjjs is winkels wore vereischt. De aanvang van den cursus, aanvankeujk gesteld op 1 October is in afwachting van nadere aanmeldingen, waardoor het aantql deelnemers voldoende zal zijn te achten om den cursus te doen doorgaan, voorloopig bepaald op Dinsdag 9 October a.a. ALKMAAR, 29 September 1923. Burgemeester en Wethouders voornoemd, W. C. WENDELAAR, Voorz. A. KOELMA, Secretaria No. 98. Berlijn, eind Sept. Getallenwaanzin. Stresemann"s strijd tegen de wanhoop. „Waar- devast". Verarudering in het straat leven. Het afnemende vreemdelin- genverkeer. De verhongerende schrijver. Voor enkele maanden sdireef ik in mijn Berlijnschen brief„De eenige troost, die ons gebleven is, is de Russische roebel" thans moeten we ook dezen schralen troost ont- beren. De roebel is een edele valuta gewor- den ten opzichte van de Duitsche mark, die iedere, ook de kleinste zwaartekracht verlo- ren heeft en hals over kop in de leege we- reidruimte stort. Geheel Berliin is door de getallenwaanzin aangegrepen. Mannen en vrouwen, grijs- aards en kinderen moeten rekenen, totdat het hun voor de oogen schemert. Wat op het oogenblik waar is, is morgen niet meer waar voor het ink omen van het overgroote deel 1 van de bevolking nog altijd van kracht is. en een heimelijke goudwaardeberekening, volgens welkc die prijzen van de dagelijksche benoodigdheden vastgesteld worden. De groote markthallen worden trouwens eerst 's avonds op een station aankomt en de don- algemeenen toestand niet kere, stille straten ziet, herkent het oude Berlijn nauwelijks meer. Geen wonder, dat onder de; gelijke omstandigheden het vreem- delingenverkeer enorm verminderd is. Juist in September, in den nazomer, werd Berlijn voormiddags am elf uur geopend, omdat de I met vreemdelingen overstroomd. Men hield Als men er niet in slaae in aanmerking. uit dit labyrinth handelaren dan reeds de openingskoersen van de beurs weten, volgens welke zij hun prijzen berekenen. Ik ga een boekhandel bin- nen om een notitieboekje en een potlood te koopen de man vliegt naar de telefoon, 'informeert bij een bank, hoe hoog op dit oogenblik de dollar en de Hollandsche gul den1 staan, komt terug en rekent me voor: „Notitieboekje en potlood kosten samen 30 gouden penningen, dat wordt dus 9 mill'ioen mark." Er is een nieuw woord ontstaan, dat thans Berlijn regeert: „waardevast". De Staat voert „waardevaste" belastingen in, dat wil zeggen, wie met zijn belastingbetalen ook maar even ten achter is, moet meer betalen, opdiat >de som, die hiiji nu afdraagt, in over- met de daling van de mark e prijzen van de war en in de worden „waardevast" aangegeven, dat beteekent, dat ze ieder oogenblik naar den geldenden koers van de deviezen veran- deren, of liever gezegd verhoogen (want dalen doen de prijzen' nooit). De organisaties I van arbeiders en beambten strijden voor „waardevaste" loonen, en' werkelijk hebben eenige groot-industrieen, die het doen kun nen, een1 loonsherekening in goudmarken in- gevoerd. Onlangs heeft zelfs een grappen- maker de vraag opgeworpen, hoe men, als men trouwens wilde, het moet aanleggen om een „waardevaste" bruid te vinden De ingewikkelde financieele toestand, die hierdoor ontstaan is, heeft het economische leven in een zware crisis gestort. Van de reusaehtige warenhuizen zijn reeds geheele verdiepingen gesloten. De eigenaars willen op personeel en ook op licht bezuinigen. De meest bekende firma's zijn gedwongen op groote schaal hun personeel te ontslaan. Het enorme gevaar, dart op deze wijze ont- staat, als het aantal werkloozen stijgt en. een algemeene ontevredenheid zich van de be- volking meester maakt, springt dadelijk in het oog. De regeering doet intusschen wan- hopige pogingen, de dreigende ineenstorting te voorkomen. Ze wil zich nu, om ook harer- zijds „waardevast" geld in omloop te bren gen, een fonds vormen en de afgifte van de viezen en buitenlandsche banknoten, die in zich gaame een poosje in Berlijn op, als men ■gt van moeilijkheden eindelijk 'n uitweg te via den, als de wereld en de tegenstanders van Duitschland, die het land ontwapend hebben en het nu het mes op de keel zetten, niet ten laatste voor Duitscnland de mogelijkheid tot herstel openen, zal spoedig in het hart uit de badplaatsen naar huis terugkeerde, en j hart van Europa over een groot volk met de buitenlanders, vooral de Amerikanen, een oude cultuur het spook van de ellende vertoefden hier in grooten getale. Daarvan is thans geen sprake meer. In Julii telde men dit jaar m Berlijn nog ongeveer 112.000 vreemden, in Augustus waren het er al bijna 120.000 minder en in September zal het er stellig niet beter op geworden zijn. Maar dat nog niet alleenl Van even groot I belang is het, dat de duur van het verblijf, dat de vreemdelingen in Berlijn hielden, be- denkelijk verkort is. In vroegere iaren stelde de statistiek vast, dat de vreemae bezoekers zich van vijf tot veertien dag en in Berlijn op- hielden thans blijven ze gemiddeld slechts eeu dag of drie hier Men kan het den vreemdelingen niet kwa- lijk nemen. Het is niet bijzonder opwekkend, in een stad te vertoeven, waar de menschen nerveus, afgejakkerd en gebukt onder zorgen oo7 rondloopen, waar de welstand zienderoogen n^n aard, die als een epidemische ziekte verdwiint, waar de ellende van dag tot dag j dagbladkolommen hebben aangetast, w nijpenaer wordt en waar de openbare instelm - Een millioen is een belachelijk iets geworden. Vroeger luidde een oud Duitsch spreek- woord, dat de vader zijn zoon, de onaerwij- zer zijn leerlingen inscherpte: „Wer den Pfennig nicht ehrt, ist des Talers nicht wert" Thans moet dat spreekwoord naar de eischen van den tijd veranderd, luiden': „Wer die Milliade nicht ehrt, ist der Billion nicht wert." De toestanden worden erger van dag tot dag, van avond tot morgen, van' uur tot uur. Met de wanhoop in het hart constateeren we, dat er blijkbaar geen dokter meer te vinden is, die m staat is de doodelijke ziekte van het Duitsche economische leven te genezen. De persoonlijkheid van den nieuwen rijkskanse- lier Stresemann werd, to:en hij enkele weken geleden zijn amht aanvaardde, algemeen met vertrouwen begroet. Men kent Stresemann in het publieke leven sinds lang als een man met groote gaven en een rijke bescbaving, als een handig parlementeUd en- als een politi- cus met een breeden blik. Men ziet, hoe _toe- gewijd en ingespannen hij arbeidt, teneinde Duitschland te helpen. Men weet ook, dat hij zich over de werkelijke machtsverbouding tusschen Duiteschland en Frankrijk geen illusies maakt, en bereid is, groote offers te brengen, materieele offers en offers aan na- tionaal eergevoel, om het land de lang ver- beide redding te brengen. Maar ook dit al- les schijnt tevergeefs te zijn, op de onver- zoenlijkheid van Frankrijk schijnen alle po gingen schipbreuk te zullen lijaen. En hier- over bestaat geen twijfel: een verbetering van de verhoudingen in het binnenland is uitgesloten, zoolang het Ruhrconflict onop- gelost blijft. De nood der bevolking is juist daarom thans zoo verschrikkelijk, omdat als bet ware twee geldstandaarden naast elkaar be- staan: de papierenmark-standaard, die voor de loonen1 en salarissen, in het algemeen particulier bezit zijn, afdwingen. Ongetwij- feld is dit een maatregel, die men in prin- cipe goedkeuren moet. In de praktijk echter beduidt het, dat hierdoor aan de bevolking de laatste mogelijkheid ontnomen wordt, een bespaarde geldsom zoo te beleggen, dat ze haar waarde behoudt. Wat moest de Duit sche middenstander tenslotte doen? Met den effectenhandel was hij niet op de hoogte, in- dustriapapieren te koopen is hem; te ingewik- keld en te gewaagd dus greep hij de ge- legenheid aan nu en dan een kleine buiten landsche banknoot te koopen, die overal te krijgen waren. Deze ,,spaarpenningen", wel ke in tijden van noodi verbruikt zouden wor den, moeten nu afgegeven worden, men eischt van iederen burger een verklaring on der eede, dat hij' niet meer buitenlandsche betaalmiddelen in zijn portefeuille of kast heeft, dan hij' ter beschikking van het rijk stelde, en dreigt met tuchthuisstraf degenen, die een valsche verklaring afgelegd hebben. Ontelbare menschen worden daardoor in een moeilijk parket gebracht. Het Berlijnsche publiek oordeelt, dat de „Devisen-Kommis- sar", die de regeering ingesteld heeft en die met dictatoriale macht bekleed is. eigenlij'k „wegens verleiding tot meineed" aange- klaagd mo'est worden. Het leven van de kolossale stad is onder den druk van deze toestanden geheel ge- wijzigd. De tram, die de belans tusschen haar in- komsten en haar waanzinnig gestegen on- kosten niet meer in evenwicht kon houden, moest haar bedrijf inkrimpen. Nog slechts enkele lijnen worden bereden en op deze vol- gen de wagens elkaar op onverdragelijk groote afstanden. Het straatbeeld is daar door volkomen veranderd. Ook de huurrij- tuigen beginnen meer en meer te ontbreken; want alleen een Croesus is nog in staat van dit verkeersmiddel gebruik te maken. Daar door zijn de breede straatvelden leeg en ver- laten geworden. Ook in de verlichting moet nog meer dan reeds het geval was, bezuinigd worden; he stadsbestuur is radeloos over de grootte van het tekort. Wie op het oogenblik Nam hat Bngelssh, door Beria Ruck. 81) „Neen, neen! VesrM mij dat nu maar niet", zet Kapiiein Meredith en zijn stem was plot- sding ernstig. „Ik dacht zelker, dat u diiien man had opgebeld!, dien vriend van u, Pen- more". „Neen", zed) ik mistroostig. „Het spi]t mi], dat ik heelem'aal met aan hern gedacht heb. „Wat?" ziei Kapitein Meredith dadellijk. .,1s hij dan niet een heel goede vriend van u?" „Een goede vriend! O neen! Ik meen adh ;a! Hij1 is een heel goede vriend van mij. Ik toud weadkdijk heel' veeli van hem, werkelijk.' Kapiteiin Meredith vroegv,Vindt u het 'on- bescheiden als ik u vraag: wat mieent u met „werM'ijCk Ik lachte een- beetje onzeker. Reggie's ge- zidht was erg verouderd1 en: ondluidelijk ge worden bij al de buitengewone dingen, die den onmiddellijken voorgnondi van mijn geest bezig hMdten. Ik zei: „0, ik meen:, dat ik hiem graag mag. 'Hij heeft altiidi gefcradxt heel vriende- lijk voor mij te zijn." Kapitein Meredith' keerde zi*ch een weinig cm en toen hij dit deed, meende ik een bui tengewone en zeer weinig toepasselijke op- merking van hem1 te boor en. Het klorik alls: „Ame vent! Dus dat 'is uit I" Ik begreep niet goed wat hij mieendle. Toen keek hij mij weer aan en juist toen ik zeggen wou,,Miaar nu Philippa'viel hiji mij in de rede: „Niu won ik zoo graag iefcs met u bespreken. Kunt u nu diadlelijk met mij mee uitgaan?" „Uit? Wlaar naar the?" „Om iets te koopen", antwoondlde de jonge lingen nog slechts met moeite functionnee- ren. Bovendien heeft Berlijn de aantrekke- lijkheid voor den buitenlander verloren, dat het goedkoop is. Want het is duur, ontzet- tend duur in Berlijn geworden en veel din- fen staan boven den wereldmarktpijs. Een uitenlandsch vriend van mij wilde dezer dagen een nieuwe parapluie koopen. Ik ga met hem een winkell binnen en vraag, wat op het oogenblik een dergelijk gebruiksartikel kost. „Van een milliard af, luidt het ant- woord van de winkeljuffrouw. Mijn vriend besloot bij de eerstkomende gietbui liever tot op de huid nat te worden. Nooit, ook niet in de emstigste tijden van de hongerblokkade, was de voedselvoorzie- ning zoo slecht als thans. De toestand wordt inderdaad dreigend. Reedls is het voorgeko- men, dat troepen verbitterde menschen naar de landgoederen in de omgeving 'van Ber lijn trokken, waar ze de aardappelen uit den grond groeven. Op een groot landgoed bij de Berlijnsche voorstad Britz moest de gen darmerie eflkele dagen geleden bijna dui- zend personen aresteeren, die bij nacht en ontij een dergelijken aardappelrooftocht on- demomen hadden. Maar met arrestaties is het kwaad niet uit den weg geruimd, de wanhoop van het volk groeit steeds en me- mand is verwonderd, als ze tot zulke exces- sen voert. Niet alle echter zijn brutaal en vastbesloteni genoeg, zich zelf te helpen. Het verschrikkelijkst is de nood van hen, die hun ellende zwijgend in het hart sluiten. Een diep tragiscn geval heeft zich deze week afgespeeld: een bekend schrijver, Maximili an Bern genaamd, is letterlijk verhongerd! Men kan het niet anders uitdrukken, want de arisen van het ziekenhuis, dat Bern in be- wusteloozen toestand opnam, stelden vast, dat de.stakker verscneidene dagen geen voedsel tot zich genomen had. Hij is spoedig daarov aan uitputting gestorven. Zeker, dat zou missch'ien te voorkomen geweest zijn. De stedelijke weldadigheidsinrichtingen wor den voortreffelijk bestuurd. Er wordt voor gezorgd, dat het hun nooit aan geldmidde- fen ontbreekt, al is bet deficit van het stads bestuur nog zoo groot. Volksgaarkeukens en eethuizen zijn uitsekend georganiseerd. Maar er zijn ook menschen, die niet be- sluiten kunnen weldadigheid aian te nemen. Schaamte en trots houden ze terug. Zoo zal het Maximilian Bern ook gegaan zijn, die zich vroeger dapper door het leven sloeg, bekende boeken geschreven heeft en als een belangeloos beschermer van jonge talenten eens zelfs velen, die het slecht ging, gehol- pen heeft. Misschien hoopte hij op een nieuw succes, wilde-bezuinigen, totdat hij weer over geld beschikken zou, klaagde niet, maar bleef met taaie zelfbeheersching aan het werk totdat hij krachteloos neerviel en verloren was. Niemand heeft geweten, welke aandoenlij- ke, kleine tragedie zich hier werd afgespeeld. Ze is kenteekenend voor de huidige Berlijn sche toestanden en houdt een duistere waar- schuwing in: Dit is het werkelijke Berlijn de paar honderd of duizend menschen, die slim en tevens geluikkig genoeg zijn, zich bij den zondVloed boven wafer te kunnen houden, zich zelfs eenige luxe kunnen per- miteeren, komen hij de beoordeeling van den man', wiens gezicht bijna onherkenbaar was opgeheldard. „Ik wou een huwelijkscadeaiu koopen voor u weet wel wie?" Do rij! ge- lijke wiifcte taniden kwamen' parecies te voor- sahijn in zijn ovaal, bleek gezicht, an een ver- heugden Inch toen1 hij zei: „Een huwel'ijks- cadeau, dat miet de nachtediuit komt voor mie- vrouw Arthur Harrison!" „0!" zei ik flauw. „Ik wou haar toonen, dat er geen wrok is van mijn kanit!" ging hij voort, zijn sigaret- tenkoker uithalende. Ik had gehoord, dat hij daar een reservevoorraad bankbriefjes in be- waarde, en ik geiloof, dat hij met vreugde zijn laa-tstte cent had uitgegevan om een dankof- fer te brengen'. Het was1 dhiddlijk een dankof- .fer, dat hij van' plan was neer te leggen voor de opzi'Chtige laarsjes van het Vizioen, uit pure dankbaarheid aan haar omd'at haar pad en het zijne voortaan verre, verre uit elkaar liepen „Wat zal ik voor haar koopen?" vroeg hij ate een schooljongen. ,,U moet meegaan en mlij' helpen kiezen. Ate een soort liquidlatie!" Wat een geschikte liquidatie. Ik, dlle zoo langen' tijd haar plants had bekleed, ik, ,,de inval'lende" kamieraad moest een: herinnmng kiezen om! aan te duiden, dat de plaats niet 1 anger beschikbaar was. Het zou mij be- uieuwen wat hij van plan was te koopen, dacht ik. lets groots en schiftereuds. Ja en dan kan ik u dat andere ondierweg wel vertellen", zei hij vroolijk. „Ga maar mee Wanneer men een huwetijkscadieau gaat ko'open' dan kiest men: gewoonlijk niet voor centrum van zijn inlkoopen een kolossaal1 park of plein', hooge gebouwen, zonnige ruimten mdt f ontdnen, dte vrij uit opspringen naar het ruime hemdlgewelf, maar zonder winkels. Zoo iets ate de Place de la Concorde. Want het was naar die Place de la Con corde, dat Kapiteiin Meredith mij mieevoerdie, een bewind voeren, dat te gruwelijk zal zijn I om er zich thans een voorstelling van te kun- i nen vormen. I Het is nu werkelijk „vijf minuten voor I twaalf!" iDr. MAX OSBORN. IV. j De Jndische Pers. Blijkbaar is tot uw bezadigd landje het 1 krijgsrumoer doorgedrongen, dat den laat- sten tijd in onze dagbladpers heeft weer- j galmd, maar op het oogenblik weer eenigs- i zins geluwd is. Vele en velerlei zijn de geschilpunten, som- mige van algemeen belang, andere van inter- 1 de waar- door bij vele lezers het „nieuwsgierig grij- j pen naar de krant" had plaats gemaakt voor een wantrouwig „even inzien". Wat den inaruk betreft, dien deze strijd m Holland maakteik mag aannemen, dat dte verre afstand- op vele wanklinkende bij- en ondertonen de dempende sourdine heeft gezet, maar toch: ruzieende menschen maken op den toeschouwer nooit hun voor- deeligsten indruk! Daarom wil ik trachten, zonder op feite- ijkheden te gaan, waaraan de zetmachines reeds meer dan genoeg werk hebben gehad, u de mentaliteit der Indische Pers ate ver- schijnsel eenigszins nader te brengen, zoo mogelijk te doen begrijpen enwaar- De taak dan, die voor de Indische P ere is weggelegd, blijkt in de eerste plaats belang- rijker en van meer invloed op de openbare meening, dan in net Moederland. Ik meen u dit het best te kunnen aantoo- nen, door Indie als het ruige, onmetelijke oerwoud, dat zijn ontginners velerlei moei lijkheden in den weg legt, te vergelijken met den kleinen, goed1 verzorgden Hollandschen i:uin, die alleen een toegewijd onderhoud VTaagt. De Indische houthakkers bevechten met opgestroopte hemdsmouwen en zwaaiende bijl let weerstandbiedende, eeuwenoude bosch en1 banen rich in bet zweet huns aanschijns door lanen en struiken een pad. Klein in aan- i:al en ver verspreid, hebben zij elk een zware taak v<56r rich. Is het wonder, dat, waar hier ruwer werk verricht wordt, deze pioniers eeltige knuisten hebben en een krachtigen vloek niet sparen, ate zij' meenen, dat hun medearbeiders-con- currenten een domheid begaian? Terwijl de Hollandsche tuinier onder het icsprenkelen rijner bloemen een lustig liedje fluit? Meer uitsluitend dan in Holland, waar de staatslieden de vox populi nauwgezet leerden beluisteren, zijn de Indische krantemmen- schen de voorlichters en vertolkers der open- bare meening in den strijd voor het goecfe en nuttige, waarbij zij vaak mtet, dikwijls tegen het, in wezen autocratisch, bewind hebben op te treden. De bladen, bijna zonder uitzondermg be- wakers van eenzame ver uiteen gelegen pos- ten, zijn zeer beperkt in hun middelen, een enkele kapitaalkrachtige niet te ma gespro- ken. Door de groote afstanden in dit land, be- paalt de lezerskring van de krant zich tot de plaats van haar verschijming en de on- iddellijke omgeving. Deze kleine invloedssfeer brengt mede, dat de inkomsten in vergelijking met de groote Hollandsche bladen, betrekkelijk gering zijn met een bescheiden redactieriaf benevens be- perkte eigen berichtsorganen kan veroor loven. Enkele menschen, van den vroegen morgen tot den laten avond in touw, redigeeren de vele, zeer uiteenloopende rubrieken en het moge waar zijn, dat zij, door „beurtelihgs het optreden van een danseres en het openen van een irrigatiewerk te ,,verslaan", rich een buitengewone afzijdigheid moeten eigen maken, toch heeft ook de specialiseering haar groote voor deel en, omdat voorlichting op zoodra wij1 no'gmaate uitgingen op dieo fris- scihen, vroolijken namiddag. Na zooveel opgewondenheid was ik zeer gedeprimeerd, waar geen redan voor was. Be had een gevotel alteof er iets koudis -en druk- kends van ik weet niet waar op mij neerge- drufct was. Iedereen kent die oogenblifcken van reactie na uren wanneer mien veefll beleefd iheeft 1 Er waren mij de laatste zes weken dian ook oversteipend veel dingen overkomenHet was natuuriijk, dat daar ten langen Teste een eind aan zou komen. Nu, dit was het einde. Een gelukkiger einde dan ik had voorriien, aiange- zietni .twee menschen (George en Pihilippa) zeer gelukkig zoudlen worden. In ieder geval het was het begin van het eind. Dit was dte laatste keer, dat ik bood- zou doen in Parijs. Dit was een af- „Aidieu, charmant pays de France Fir zijn een massa meisjes geweest, die dit met een. zucht Maria, Konimgin van Schot- land, hebben nagezegd1. Het was bed1 na tuuriijk, dat ik miij gedrukt voelde. Misschien werkte de plaats daar ook foe mee. De Place de la Concorde. Ruiime open vakken, begrensd door reusachtiige gebouwen, hebben soma die uitwericinig op mij, geloo:' ik. Ze geven je een gevoel zelf niets te bedui den. Tom wij den breeden trottoir overiiepen, die uit dte Rue de Riivoli voert, voelde ik da wij tweeen de lange jonge off icier in kha ki en het medsje in haar kort wijd1 donker blauw costuum' -twee onbed'uidende situkjes menschheid' waren. Marionetten in de handen van het Nbodlot, die daar voorfliepen over het onmetelijk groote levensteoneel. Ge riet ik was diep in dte stemiming, die iedereen we! eens heeft. De „wat komt het er op aan1" stemming, nauw verbonldem met die andere „En nu zal er nooit meer iets op- bijzonder terreim nu eenmaal beter door een deskundige, dan door een algemeen ontwik- kelde gegeven kan worden. Opvallend is dan ook de belangrijke plaats die den particulieren medewerker-specialist in de Indische dagbladkolommen wordt in- geruimd. Vallen de „interessenspharem" van ver- schillende bladen gedeeltelijk over elkaar, dan toont de courantier rich van zijn minst sympathieKe zijde. Bij den strijd op leven en dood om abonnementen schijnt het beentje- ichten en toepassen van valsche grepen ge- oorloofd en onontbeerlijk. Misschien krijgt u dat momenteel wel van dichtbij te zien? En het ongelukkige is, dat deze brood- strijd van insinuaties en kleineeringen niet achter de joumalistieke schermen, maar voor et publieke voetlicht wordt uitgevochten. Het negeerem van 't gebruik „de laver sa inge sale en famile" doet het aanzien der 3ers-als-geheel onnoemelijke schade en inte- 'esseert alleen het op schandaal beluste pu bliek. Vandaar dan ook, dat de pogingen tot let aanwakkeren van een journal istiek saam- loorigheidsgevoel van het meeste belang moeten worden geacht Dat het wel degelijk latent aanwezig is, ilijkt een enkele maal bij een gebeurtenis, die alle journalisten treft, zooals bijvoorbeeld de dood der krantenmenschen op het vlieg- terrein Antjol. Maar pogingen tot stabilisee- wekkends in je leven gebeuren." Kapiteiin! Meredith nam een sigarat uit zijn koker en sitak hem op terwijl wij vooriwandtel- den. Hij gelei'dide mij' in de ritihting van de ri- vier.. Eten oogenblik zweeg hij. Hij dacht weer ma. Ik 'keek naar zijn zeer jong profid toen hi; naast mij voortliep, vlug, niettegenstaande hi een weinig kreupel teopt. Hij liep met mij in de pas wat hij zoo dikwijls gedaan had in de wekten dat wij bijl dfcaar gteweest waren. Nteen, neen. Geen weken! Het waren maar dagen! Enkele dagen maar, dat wij samen door Parijs hadden geloopen het merte waardiig bij elkaar geferacbte paar, dat wi; geweest waren Want, dtenk nog eens aan ons en aan den laafsten keer in die hoedanigheid. Hi] dte echtgenoot van eten ander meisje Ik de onwillige bedriegster, die gedwongen geweest was de rol van die andere te spelen" Dit was nu het einde! Hij' rookte eenige oogenblikken zwijgenc voort. Toen wierp hij de sigaret weg. Zijta btedaarde stem, die ik wd altijld schijn gekend te hebben, klbnk boven het geratel van taxi's en het gesnor van motoren uit. „U zei1, dat u geen eigen1 vrienden in Pan rijs had, niet waar? Geeni damesvrienden." Ik sdnudde het hoofd. Niemand behalve de Tracey's." „Spreek daar liever niet over als u wilr zd hij daddijk. „Dien vriend van u, Kapitein Penmore, zullen wij ook maar laten rusten." „0 ja, laten we dat doen", stemde ik dadet- lijk toe. Ik vodde een bios opkomen, beginnten- de midden op mijn wamgen en rich verder versprddende. Ik denk, dat dit schaamte Is over de maniter waarop ik dien armen Reggie Penmlore bdhanddd heb. Ik moet hem schrij- ven. Dat moiest eenvoudig. Toen verbaasdie Kapitein1 Meredith mij ring van de „camaraderie" door oprichting van een „Indische Jouxnalistenkring" mis-« ukten tot nog toe schromelijk. Daarvoor zit ;r nog te veel wrok en verbittering, doch let zal er toch eens toe moeten komen, niet alleen in het belang der journalisten, nog meer in dat der lezers, die niets liever wen- schen, dan buiten persoonlijke veeten te blij ven. Een weekblad als de „Indische Post bijvoorbeeld vindt, bij mojgelijk verschil van meening omtrent den inhoud, algemeene waardeering voor zijn correcte houdmg. Noemde ik het bescheiden kapitaal der Indische kranten de oorzaak van hun be- perkte eigen berichtnevin" net gevolg hier- van is, dat teen persagemtschap, Aneta, vrij- wel alle kabel- en ander nieuws distribueert over de verschillende bladen die elk voor zich een zelfstandigen berichtendienst niet zouden kunnen bekostigen. Het behoeft geen betoog, dat deze vijfjari- ge, een geniale schepping van den heer Beretty, onder zulke, vaak vrijwel monopolis- tische omstandigheden, de vitale deelen van menige krant op ingrijpende wijze be- heerscht. Immers telegrammendienst en ad- vertentierubriek zijn de kwetsbare deelen der Indische pers en ook op dit laatste gebied neemt Aneta een' positie in, waarmede zij velen kan maken! en1 breken. Den laatsten tijd treedt, naast de speclale diensten van enkele bladen, ook het gouver- nementsstation MalabarRadio als berich- tenleverancier op, zonder dat echter de P. T. en T.-dienst rich voor onjuistheden of fouten verantwoordelijk stelt. Vele couranten die over te weinig eigen kopy beschikken herinneren zich te rechter tijd de zegswijze, dat van: andermans leer zulke prima riemen te snijden zijn en bren gen deze wetenschav met groote virtuositeit in praktijk. Bronvermelding is hierbij een noodzakelijk kwaad] dat zooveel mogelijk vermeden wordt. Of wel: de naam van den collega, van wien men1 Jeende, wordt op 11s- tige wijze verminkt en in den tekst wegge- werkt. Een andere, onprettige omstandighefdi is het soms voorkomende doorzichtige verband tuschen nieuws- en advertentiegedeelte. Dan is de koopman den journalist te vlug en te slim af geweesttot schade van den laatste. Tenslotte nog een woord over de verhou- 'toen wij bij de rivier kwamen en hij mij voor- stelde over te steken en het veroverdte Duit sche kanon te gaarn bekijken, dat dte Fran- sdien opgestdd hebben als oorlogstroph.ee op htet Hotel dtes Invalidesplein. „Mijn vader en moeder zijn daar ook ge weest, dien dag 'toen wij in de Jardim du Luxembourg waren", veoteldte hij mij. „Ik wou het niiet graag missen. Willen wij gaan „En dat huwelijkscadteau, dat wij koopen moesten?" vroeg ik. „Kan diat niet wadi'ten tot morgenioditend? De kanonnen eerst, dan kan ik u wat vertel len onderweg Maar toen wij de Alexanderbrug over wa ren, scheen hij niets meer te zeggen te heb ben en juist toen ik wou zeggen„Nu, wat is het?" begon hij. Toen schoot mij iets te bin nen. Hij had mij dunkt mij al1 een heelen tijd niet bij mijn naam genoemd. Nu gebruikte hij dien naalm. „Miss Whitelands..." „Ja?" Toen1 begon hij wecler, heigeen in't geheel zijn gewoomie niet was. „AEss Whitelands, ik hoop.." Toen weder stilte. Ik was verplicht te zeggen „Wat hoopt u?" Zijn antwoord was wel wat vreemd. „Fk hoop, dat u niet denkt, dat ik niet beter weet. Ik weet wel beter, dat spreekt vanzelf." „Vertel mij nu wat u wou zeggen:zei ik half lachend en ik keek hem aan terwijl hij dat onafscheidelijke leeren stokje in zijn hand ronddraai'de. „Wat weet u wd beter? „Ik weet volmaakt goed'. wat ik behoorde te doen", antwoorddte hij. En nu scheen hot, dat hij zijin „aanloop" gefcregen had, want hij ging haastig voort: „A!!9 het nog vrede was, zou ik het 'kunnen1 dtoen. Hetgeem zoo hoordte. Htet eooventionede, u weet wtel." (Word! vervolgd.) d 001* GIT sdlGTt-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5