Alkmaarsche Gourant alia Handelsdrukwerk Damrabriek. iVo Book- en Handelsdrukkerij v.h. Herms, COSTER ZOON, Zaterdag 10 November. banning van Foreest. FEUILLETON. De oiizichtbare hand. In en om de hooldstad. Voorttam C 9,ALKMAAR. T«©r speedaflererlns Tan iSjUw adres: I*. MR. IMS. Yljt m Ivtettpti iaaigang, N'u het feestelijk klokgelui nog in de ooren van duizenden Noord-Hc naklinkt lollandera nu het beeld van onize beminde Koningin hun nog zoo duidelijk voor oogenstaat, ishettijd cn plicht met de gedachten nog eens terug te gaan naar het verleden, dat den •8sten October zoo groot en zoo onstuimig voor ons oprees, En daarotn, in de eerste plaats, cen eerbiedige groet aan Nanning van Foreest, den pensionaris van Alkmaar, den schrjjver van het „Kort Ver- hael", die beter op de hoogtie dan alien en meer waarheidlievend dan velen, de gebeur- tenissen die hij zelf beleeide of uit den mond van ooggetuigen opving, aan ons overbracht. Hij de vrijwillige wachter op de wallen, die door zijn trouwe plichtbetrachting menig onheil voorkwam stamde uit een oud en odd Hollandsch geslacht dat in de elfde eeuw reeds in de Beverwijk bekend, het huis, de Foreest bewoonde en plaats nam in de iVroedschap van meer dan eene stad. In den strijd tusschen Albrecht van Beijeren en zijn zoon Willem, kozen de Foreesten als verwanten van de K users- en Poelgeesten- partij voor den regeerenden Hertog. Later wordt een Herpert van Foreest genoemd als president-burgemeester van Haarlem. Maar ook aan geleerden heeft het oude geslacht het aanzijn gegeven: de meest bekende is ze- ker Pieter van Foreest (Petrus Forestus), de lijfarts van Prins Willem I, later de eerste hoogleeraar in de medicijnen aan de Leid- sche Hooge School. Zijn broeder Nanning was tijdens het beleg Raad en pensionaris van Alkmaar; later gekozen tot lid van den Hoogen Raad der Nederlanden, verhuisde hij naar 's-Gravenhage, waar hij in 1592 stierf. Het „Kort verhaal van de belegering van Alkmaar" is teekenend voor zijn karakter, voor eerst om de te groote soberheid van taal en stijl en ook om hetgeen hij niet ver- meldt. Zoo bijvoorbeeld zegt hij geen woord van de stomach tige raadszitting van den 15 den Juli, toen de Spaansche ruiters plotseling voor de Kennemerpoort verschenen en de stad opeischten, terwijl de troepen van den Prins voor de Friesche poort even krachtig riepen om binnen gelaten te worden en daar binnen in de raadszaal klonk't kloeke woord van Burgem. v. Teijlingen, dat aan die aarze- lende Magistraat de richting gaf. Evenzeer zwijgt hij over de tegemwerkmg die van der Meij verschrikte bij zijn komst in de verga- dering van de Statem van West-Friesland te Hoorn. Zijn die feiten dan misschien niet waar of sterk overdreven? Foreest zelf geeft ons ant- woord, als hij vermeldt, hoe het geuzenvolk na. het breken van de grendelen en sloten van de Friesche poort, zich La de stad wierp. Zoo staat het er en als wij niets meer wisten zou- den wij een vreemdexi indruk krijgen van eene stadlsregeering die terwijl de vijand voor de wallen stond, eeni van de poorten liet vernielen, onder het voorwendsel, ook al in den Briel gebruikt, dat de sleutels zoek waren. Niets geeft ons zeker zulk een juist denkbeeld van den angst, de vrees en de twij- felingen als de raadsvergadering van dien dag. Foreest, die er krachtens zijn ambt bij tegerawoofdig was, wil niets oververtellen dat zijne vrienden en verwanten zulk een povere figuur maakten, en zwijgt om dezelfde reden over hetgeen er in Hoorn een week of wat later voorviel. De geschiedvorscher echter zucht en peinst In stilte. Ware deze man maar wat minder trouw en edeldenkend geweest! Ach! Wie weet, hoe menig schilderachtig tooneel hij ons kon laten zien, dat nu nooit geopenhaard zal worden! Want hij wist meer dan een an- der; hiji had den toegang tot binnerikamers en raadzalen, die voor niemand zich ont- sloten. Welk een schat van materiaal is hier voor de geschiedenis verloren gegaan! Maar tocji eindigt men met te eerbiedigen den man die zulk een- vriend kon zijn, zoowel als de regenten, die zijne vriendschap waardig zijn geweest. Evenwel dringt de vraag zich op:, wat heeft de pensionaris dan wel verteld? Hij verzekert ons, dat hij elken avond, ook wel laat in1 den nacht, opteekende, wat hij in den loop van den dag heeft gezien en vernomen. Het is dus een dagboek, maar in vele opzich- ;ten zou' men het een nachtboek kunnen noe- jnen. De pensionaris leeft meer onder den schrik des nachts en de pestilentie die in de donkerheid wandelt. Van daar dat hij meer dan anderen vreest voor den pij'i die des daags vliegt en het verderf dat op den middag verwoest. Hij had de ge- woonte, vertelt hij ons, elken avond over de wallen de rondwandeling om de kleine stad te maken, om te helpen en te onderzoeken of de wachten wel op hunnen post waren. Hij Door Douglas Valentine. (Schrijver van De man met den Klompvoet). Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden)- 24) In de hoek van de wagon was een tafelltje voor het souper gediekt. ^oude .kip met sa- lade en een flescli wijn stond er gereed. Op een amder tafeltje stond een groote blikkten doos en een Spiegel met een' paar electrische lampjes er voor. Aan dit tafeltje zat een man; klein van gestalte, met grijs haar, die een groot aantal iota's bestuaeerde. „Wanneer u hier uw souper wilt gebrui1- ken, majoor", zei Matthews, ,^al mijnheer Crook hier dadlelijk aan1 't werk gaan. Wij hebben niet al te veell) tijdl. De zeeluchit hadl Desmond geweldig honigec rig gemaakt. Hiji ging dadelij'k aan tafel en ondernarrt de taak de kip en de salade te doen verdwijnen. En den uitetekenden St. Estephe deed hij alle eer aan. Terwijl hij at, bestudeercte hij M'atthews, die een van die ondlefiaieerbaie Engelsichen was, die mien wel in die undergrounds en in begreep hoe Itch+ di« doodelljlc vermoetdie imannai in de stilte cn de duiaterniis konden worden bcslopeo door hun crgsteu vijand, de slaap, die hier in alle opzichten een broe der van den dood mocht heeten. De zekerheid van zijn komst hieldl de wacht wakker en zijn nabijheid was voor hem vaak van veel nut. Leinge nachten beschrijft hij ala een oogge- tuige. Het was in den nacht van den 28sten Au gustus, vertelt hij, dat de vijand, nadat hij zich twee dagen rustig had gehouden, plotse ling de stilte verbrak. De lucht weergalmda van woest geschreeuw, van het knallen der musketten en geweren. In 's vijand^ leger ging de wapenkreet op. Van1 alle zijden kwa- men de burgers en soldaten aanloopen, en toen zij moedig en onversaagd op de wallen stonden, heeft zich de vijand allengs terug getrokken. Den volgenden nacht zetten de Spanjaar- den eenie batterij bp en beschoteii van verre den zwakken stadsmuur. Verder gebeurde er niets. Hij vertelt ook van den stormachtigen nacht van den eliden September toen de be leg erden steeds verontrust werden door ge- luiden die zij niet begrepen. Tegeni zonsop- gang zagen zij, dat er een veel grooter aan tal ruiters en wagens tegenover den stads- wal stonden, dan tot heden toe. De vijanden hadden zich versterkt. Nu werkten zij met al hunne krachten om het geschut te verplaatsen maar door stonn en geweldige plasregens vorderden zij langzaam. De weg was kleiachtig en dlrassig. Den volgenden nacht kwamen zij terug en richtten schanskorven op tegenover de Friesche poort. Hij beschrijft ook den onstuimigen nacht van 14 September: de bekgerden deden1 een uitval en verdreven den vijand uit zijne sterkte bij den St. Pieterstoren. Den volgen den nacht was het zoo donker, dat men geen hand voor oogen kon zien. Eenige waaghal- zen trokken de stad uit en namen pen Span- jaard gevangen die aan de schansen werkte. De man werd in verhoor genomen en vertel- de wat hij wist: AlVa had .zijn zoon gelast om zoodra hij de stad inkreeg bij het om- brengen der burgers geen acht te slaan op sexe of jar en! Van- godsdienstverschil wordt niet gesproken. Men wist trouwens, dat Fi- lips alle Nederlanders ter dood veroordeeld had: de Protestanten omdat zij de beelden gebroken, de Roomsch-Katholieken omdat zij het niet belet .hadden. De bange uren van dien nacht beschrijft Foreest ons. Alle ge- loovigen baden met vele tranen en zuchten tot God, dat Hij zoo onmenschelijke en bloed- dorstige tiranny van hunne hal'zen zou we, rem! Ook den- ruwen nacht van 16 September beschrijft hij ons, toen door den storm het reeds zoozeer ondermijnde St. Pieterstoren- tje instortte en de burgers trots regen en hagelbuien het gat in den muur v/eer hebben gedicht. Hij vertelt daarop, hoe er in den1 nacht van 24 September een Waalsc'hen spion binnen de poorten was gekomen om onderzoek te doen naar de kracht van de verdedigers en hunne middelen, maar hoe hij, nadiat hij was ont- dekt, terstond pverliep en de plannen van de Spanjaarden verried. In dienzelf deii nacht was er verwarring over het wachtwoord: Sonnenberg had een ander gegeven dan Ca- hiljauIn de duistemis waren burgers en soldaten elkander in de haren gev'logen als de pensionaris, die alles wist en begreep er niet tusschen was .gekomen. Na de groot opgezette, maar geheel mis- lukte bestormingen van 18 en 22 September werden de nachten rustiger, maar todi dreig- de nog het gevaar. Hij vertelt hoe na den duisteren voornacht na den vreeselijken maar victorieusen achttieniden September de Alkmaarders een van de stormbruggen poet vuur hebben verbrand. Daarna zoehten; zij rust, maar spoedig werd de alarmklok ge- luid „gelijk wij dan", zoo zegt hij, „in den nacht, omtrent drie uren, van de onzen weer 'in de wapenen geroepen werden. Dus heeft de Spanjaard van andersziiis sluimerige en slaperige stedelingen, ervarene en tot alle voorvallen gequame krijgsluidfen gemaakt, naardien wij bijna alle oogenblikken uit den slaap werden opgewekt, om te vechten en de wallen te verbeteren." Deze laatste volzin geeft aanleiding tot de vraag: Heeft Nanning van Foreest ooit me- degevochten? Heeft hij ooit menschen ge- dood? Hij sppeekt er niet van, maar dat zegt niets: hij is geen man om zich te beroemen op zijne hel'dendaden van welken aard dan ook. Hij was een rustig man, een man des vredes, ook een nauwgezet man, die anderen hielp hun plicht te doen. Hier past nog een tweede vraag. Heeft hij ooit onder de vermoeide wachters weerspannigen gevon- den? Of lieden die weigerden hun posit te be- trekken.? Of mannen, die in slaap waren ge- vallen en de stad aan een vreeselijk gevaar bloot stelden? Er zal toch wel eens iets ge- beurd zijn, maar Foreest zwijgt. Hij is niet de man, om het kwaad gerucht zijner vrien den aan het nageslacht over te brengen. Maar hoeveel arbeid, boeveel kracht is er omnibussen onitmoet en die alles zouden kunnen zijn, van belastingbeambte af tot rattenvanger toe. Hij had peenlhaar, dial glad langs zijn voorhoofd geplakt was, een klein snorretje en waierige blauwe oogen. Mr. Crook, die doorging met't bestudeerien van zijn collectile foto's, zonder de minstle notitie van Desmond te nemen, was een veel pien- terder iemand, met een simallen, puntigen baard en een heele dos achterova'gdborsteld grijs haar. Matthews", zei Desmond, terwijl hij aan 't souper zat, „zou het onbescheiden wezien te vragen, waar we op't oogenMik zijn „In Kent, majoor r antwoordde Matthews. „Van welk staltion zijin we daar sitraks ver- trokken?" „Favershami." „En.) waar gaan we been; alls ilk vragen 'aar Cannon Street, majoor I" „En vandaar?" Matthews hoestte besdheidlen. „Ik kan't u werkelijk niet zeggen, mijn heer! Er zou dlaar een auto voor u klaar staan en- ifc kon naar huis en naar bed gaan". De einden weer verzegelddacht Des mond, terwijl hij een van' die sdgaren van dJen kapitein opstak. „Diat lis inijnhieeir Crook, dins allies voor ons aoodig, oro alles zoo tot ruat te hrcngen, om in zoovele hartcn vrede tc stichteu, oin altijd rweer moedl in tc spreken cn te bezielcn tot nieuwe icwpannlng' Welk een geloof, om al tijd zeker te weten dat de overwimmng zou zijn aan de zijdle van de kleine stad en de nederlaag bij die vreeselijke over- macht tegenover haar! Eindelijk kon hij aanschouwen wat hij hoopte en ge- loofde. De eerste Octoberdagen met hun steeds aangroeiendie hoop eindigend in blijde zekerheid, ging-en voorbij en de onvermoeide man behoefde niet langer melding te maken van geschut en loos alarm, van schankskor- ven en stormbruggen; hij behoefde niet meer te loopen door regen en hagelbuien; ver- wachtend die zee om het land te bederven en te behouden; het is voor ons eene verade- ming als hij eindelijk ziin nachtelijk werk kan onderteekenen: „Te Alkmaar vanuit mijn kamer". Het laatste deel van het Kort Verhaal Is een brief en die brief is een gebed. De op- dracht in klassiek Latiin, klinkt aldus: „Den groot achtbaren. Raad en't Volk van Alk maar wenscht Nanning van Foieest van Alk maar, heil en vrede/' Dan na een breede uiteenzetting> van zijn arbeid en zijne bedoelingen, eindigt hij al dus: „M\ijne zielezuchten1 eni mijne gebeden; ge- paard met die der geloovige menigte, zullen it r echter iets bij God vennogen: dat nooit die Spanjaard eenige verwoesting en verstrooi- ing vatv eerlijkheid, eerbaarheid en zeden in ons Gemeenebest invoere. Waartoe wij, ten einde't God doe beklijve onophoudelijk bid den zullen, verzekerd zijnde, dat wij naar zij ne Vaderlijke goedertierenheid en barmhartig- heid zullen verhoord worden, om den naam van Zijnen eeniggeboren Zoon Jezus. Die God wil u, voortreffelijkste mannen nog lang, ten goedte' van ons gemeenebest en Chrls- tus kerke,, gezond en voorspoedig bewaren. Alkmaar, van uit mijn kamer, den 15 Oc tober, in't jaar des Heeren 1573. M. W. MACLAINE PONT. opkmipt op het giebied van schminkeii en dergelijke. Onze expert in gelijfcenissai, als als ik: het zoo eens mag uitidrukken, mijn heer. Want wat vennommingen betreft, doen wij eigenlijk niet veel. Mijnheer Crook is een waanmemer van wat je zoudt noemen de mien- schien Ihun bijzondere punten; de uiitdrukklng van hun gezicht, de kleine eigenaardigheden in.1 hun houdiing, in hun spraak en hun loop. Wanneer er ook maar een fcwestie is van een vermonnning, wordt mijnheer Crook er bij: gehaa'ld oni raad te geven1 op welke ma nner die het best kan lukken. Ik geloof, dat ik er niet ver naast ben wanneer ik zeg, mijnheer Crook, dat u al een tijd hier met den majoor is bezig geweest: Is te niet zoo?" Crook keek een oogenblik van zajmi tafel op. „Ja dat is zoo", zei hij kort, en ging toen weer verder met het bekijken van: zijn foito's. „E'n wat denkt u van die vermomming van mij?" vroeg Desmond. „Ik kan iets heel geschikts voor u maken, majoor", zei1 de expert, „dat heb ik al aan dem dhef bericht. U zult uw haar een beetje ano'ers moetien dOen en uw baard rnoeten la- ten groeien en als u dam goed let op de les sen, die ifc u zal geven, dan is u binnen een dag of vierttien deze kerel hier", en hij woes op de foto- in zijn 'hand, „op-en^top." Zoo sprekend reifcte hij; Desmond de foto toe. Het was het portrct van1 een man vain een jaar of veertig, een tamdijfc gepronom- oeerd vastclandstype, met een fcorte, donkeren baard, een rechten, -goedgevarmden neus en een gouden bril. Zijn haar was en-hrosse ge- knipt en nek en' kin waren vrij dik. Zondier een woord te zeggen; strekte Desmond: zijn hand uit en greep een pakje andere foto's, po'litie- opnamen van rnr. Basil Bell ward, en face, en ptrovil, van links en van rechts, allesr op dezelfde plaat, melt1 enkele kieken en vetrschil- lende fotografische opnamen. Desmond schudde in wanhoop het hoofd1. Hij was ito- taal niet in staat ook maar de geringsite ge- lijkenis te ontdekken tusschen1 zijn eigen' per soon 'en dit vtrij alledaagsche type vain za- kenman. ,;Wamneer u nu even in helt kamertje ach- term ddn wagon wilit gaan, majoor", zei Crook, „dan zult u daar burgerkleeren vin- den. Zoudt u die w'illen aan'trekken1? Om boord en dlas hoeft u zich voor't oogenblik niet .te bekomimieiren, ook niet om jas en vest. Dan kunnen we ons werk begimnen." De trein suisde voort door de duistemis. In een paar minuten was Demsond terug, ge- kleea in een grijze broek, wit overhemd en zwarte sokken en schoenen. Fen jas en vest Aan do Dammera. Met dauk voor dte ontvangen oplossingen van problem No. 780. Stand: Zwart: 2, 4, 6, 8, 9, 10, 12, 14, 15. 17, 18, 20; 26. Wit: 16, 21, 27/30, 34, 36, 37, 38, 40, 4B Oplossing: 1 37—31 1 26:37 2. 28—23 2. 17 26 4. 38—32 4. 37 28 6. 27—22 6. 18 27 7. 29 7 7. 2 11 8. 30—24 a 20:29 9. 34: 5! Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren-: C. Betlem, W. Blakdijk, P. Dekker, G. J. C. Denijs, D. Gerliing te Alkmaar. Het vorige problem werd goed opgieJost door de heeren W. Bloikdijik en G. J. C. Denijs. UIT DE PARTI J. OndOr de partijstanden in't laatste num- mer van het' Damspel vonden wij) dOzea sitand van de gebroeders van Dartelen: Zwart: 3, 9, 11/16, 18, 19, 23, 26, 29. Wit: 22, 25, 27, 30, 32, 34, 35, 37/40, 45. Wit stond slechlt, doch wist zich: aJs voljgt te hersteUen: van dezelfde stof, een zwarte ronde hoed van een nogal ouderwetsch eni stijf-degelijk model en een zwarte overjas met fluweelen kraag, liet hij in het compartiment, waar hij zich verkleed had, a-chter. Hij zag, dat Crook zijh blikken doos had geopend en'een heele uitstalling had gemaakt van schminkstiften, pruiken, sitrengetjes haar van verschillende kleur, en een aantal potjes en flesclijes met zalf en smeersels. Bovendien stond er een heel regiment penseelen. In zijn hand had hij een tondeuse, een1 kaml en schaar staken xdt zijn vestjeszak. Crook deed Desmond een kappersjas om en begon met tondeuse en schaar zijn diik zwart haar te bewerken. „Tjonge-jonge, majoor", klikte hij met zijn tong, „ik dacht niet,.dat uw haar zoo dikf was. Daar zal heel wat verf aangaan om het wat tidier te kriigen." De man werkte met een ongelooflijke snel- heid. Iedere aanraking was zacht, maar ze ker en Desmond; die in den1 spiegel alle be- wegingen volgde, verwonderde zich over de fijne, teebe handen van dezen grappigen, kleinen kunsteniaar. Matthews zat te roo^ ken en keek zwijgend naar die bewerking; ondertusschen stoomde de extra4mn in ste le vaart naar Londien v LL Onze efgen taal. Een verbetering op straai De „nieuwe armen". Is het niet Bismarck in hoogst eigen persoon geweest, die beweerd heeft „d!at Holland zioh. 'zelf wel aninexeeren zou?", waarmede hij na« •tuurlijk bedoeldo „ibij Duitsohland". En soms zou men zeggen: de voorspoiling van den IJze< ren Kanselier is reedls in vervul'liing gegaan, ah ithans te oordeelein naar de hoeveelliedien men< schen, die men tegeruwoorddg de taal van onze Germaanscho buren hoort ispreken, zeker niet het miaislt in de hoofdsta'd. Als forens in den trein, als wandelaar door de straten der hoofdstad; als bezoeker van icaf6, lunchsroom of openbare gehouwen, hoor ik hier op mij heen bijna evenveel onvervalscht Nederlandlsch als zuiver Duitsch dergenen, die meenen dat zonderling ver^duitscht Hollandsch 66k Duitsch is en van het platsAmsterdamsch, dat „verhoofdstadsch" Nederlandlsch is. En wanneer ik tien verschillende vrienden bezoek dan igeloof ik niet te overdtijven als mij a1* thans achtmaal de straatdeur igeopend wordt door een meisje, dat 6f Duitsch 6f sterk geac. centueerd Hollandlsoh spreekt En deze week toen ik een aardig Hollandscbjgeboren meisje van een jaar of a*bt ontmoette, dat mij 'met trots vertelda dat zij die vorige week op een familiedeest „voor pappie en moesje een mooi versje had opgezegd en ik haar vroeg of ze het ook eens voor mij wilde zeggen, begon ze daa delijk invloeiend Duitsch. Wlaarom in het Duitsch? Wel, frauledn had het haar geleerd. O zoo en pappie en moesje hadden het op hun Hollandsch herinneriingsfeest „er.g lief en mooi igevondien". De schim van Bismarck iNti weet ik wel, dat- de topstanden in ons burenrijk sedert het einde van 1919 en de stroom van Duitschers en vooral Duitsohe ..frauleins", die over de grenzen in ons land kwamen, schuld zijn aan die verspreiding der Duitsche taal en dat het met die annexatie, zooals Bismarck ze zag, nog wel zoo'n vaart niet zal loopen, doch wanneer wij nog iets voe» ,llen voor onze eigen taal, dan dient men tegen dat doordringen van het Duitsch toch wat ernistiger 'te gaan Staan, vooral bij Onze jeugd, die onder „fraulein"^hoede komt en dan moes. ttm die „pappie en moesje van die koperen bruiloft" dat Duitsche gelukwenisehje van hun kind niet alleen „erg lief en mooi" vinden, om< dait het door hun beveling werd opgezegd, maar zich tevens voormemen wat meer aandacht te geven aan Nederlaindscho poezie. Zulks is vooral aardig in een land als het onze, waar velen t6ch al zoo geneigd zijn om ales van buiten mood te vin'den, en wiaar men Amsterdam en Den Haag, vermoedelijk helaasl vooraan zich blijkbaar nog te vaak voor een Hollandsch woord schaam-L Vroeger stand Fransch ibovenaan en bedamkten de de .coiffeur", de „patissier", de „tadlleur", de „pro.fesseur de danse" er hartelijk voor zioh aan te kondi'gen als de „barbier", idle „banket> hakiker", de „kleermaker" of de „dansdeeraar". Gedurencle den oorlog, vermoedelijk vooral door het sucoes der rondreizende ..Timber* town folies" en de Engelsche officieren te Dwo heeft <f« BnigeTin^ie wtekte" de bo« venhMxd gekrcgeix. Do g!kd«go»choren gcziclx ■toti en ..gnpomixdeerdie plat tie ecfoeidtagen" ran het hOofdhaar rljra onder de Amsterdam ache en Haagsche jeugd bovenal, doorgedirongen en al wat Bid'tsch kbhkt ii pmohtlg gcwordeni. Ala ik aoo in Afhsterdam rondikijk ia het aantal ..tailors" blijkbaar xkinig toegenomen; begint *het woord „cake" zich in to burgerein tegen het „vulgairol" „koek" of ..taairtje" in, en een be* kond Amisterdamsch dans*leeraar, die er een damB*„in!stituut" geen school als't u belief t op na boudt, adverteert „tea*dances" wat dat zijn ia niet erg duidelijk, maar de „ingewij< den" begrijpen het vermoed'elijik wel op Zon» dagmi'ddagen en houdt itisohrijvimgen voor ..society evenings", waarmede de man waar* schijnlijh „gezelsohapa»avonden" bedoelt En vole ouders, in stede te weigeren hun kiridcren tegen goed Hollandsch geld te zeniden naar een main, die zich zijn taal ischaamt, sturm hun kinderen naar zijn lessen. Ook tot de provin* cie, tot he't Gooi, dringt de ziekte door een hotel te Hilversum adverteert ook reeds „Dan* cing tea" en een andero Gooische damilie vraagt plaats voor een Duitsche jc-nge de/Sio als Paying guest I 't Is abeen erg aardig indicn men het niet belaehelijk en treurig durft noe* men. Hoband is reeds bezig zdchzelf te an* nexeeren op taalgebied en men ibehoeft waar* lijk niet te behoorem tot de overdreven taal* zuiveraars, die looomoitief, telefoon, e. d, uit onze taal zouden willen verbanmen, om te wenschen, dat aan die annexatie" paal en perk zal wiorden igesteld en dat de hoofdsteden van ons land, met name Amsterdam en Den Haag, die zul'ke vooraanstaande plaatsen bekleeden in onze goede Hobandsohe geschiedenis, wat meer 't voorbeeld zouden willen geven in het zuiverhoudem onzer taal. De Vreemideling, die onze stad bezoekt zal er ons heusch niet min* der arm aan zien, integonldeel, zou ik zeggen, terwijl hij thans vermoedelijk wel eens mede* lijdend zal gbmlachen over den Hollander, die zijn ik bedoel: idierts vreomdelings*taal thans zoo gaarne in opsohriften aan zijn zaak of in advertentien gebruikt en mi sbruikt. Die vreemdeling zal ook, zoo hij hier reeds voorheen geweest is, als hij thans Amsterdam bezoekt, althans 66n ergernis minder aantref* fen. Er ia al jarenlang geklaagd over die hebbe* lijkh'eid van Amstetdammers om 's morgens tot tien uur toe nog wel, aan- d'en openibaren weg kleoden en matten stofvrij te maken en vooral vreemdelingen verbaasden er zich niet ten onreohte over, dat die weinig smaakvollc en on*hygienische vertocming werd toegelaten, De pobtie kon er niets tegen doen, de Pobtie*verordening stond het toe. Geluk* kig, sedert het begin van deze maand is dat uit, wat voor de Amsterdammers en niet*Am'stcr* dammers langs den weg een gelukwensoh waard is. De Politie*verordening is met ingang van een November }.L in dien geest gewijzigd, dat het stofvrij slaan aan de straat slechts mag plaats hebben tusschen zes en acht uur in den ochtenid, zoodat de groote meerderheid der burgerij en vooral ,de naar sohoohgaamde jeugd van die bacteiien*verSpreiding veriest is. Ge ziet, wij gaan vooruit kallnpjes aan en mis* sohien worden wij op d'en duur wel ibevrijd van nOg eenige dnhebibelijkheden aan den openba* ren weg als er mdgmaals een herzaening der Po* litie*verordening plaats heeft Met ingang vain denzelfdien genoemden da* turn is, ook idoor een wijziging in 'de Politic* verordening de z.g. „verkoop over het hekje" strafbaar gestelid. Tot idusverre werd n.l. de verordening betreffende het slUitingsuur van winkels idoor sommi'ge winkeliers overtreden, door dat zij mi dat uur over het hekje aan de straatdeur nog buiten de winkel staande klan* ten bedienden, waartegen iblijkb'aar naar de letter der verordening niets te doen vieL Dat beboort nu voortaan tot het verleden Ms er een vastgestelid sluitingsuur voor winkels be* staan moet dient igezorgd te worden dat die niet door een ,over*het*hekj e*verkoop" tot een dood'e letter kan worden gemaakt Deze nieuwe bepaling -met betrekking tot de neringdoenden, geeft mij aanleidiing nog iets te zeggen van 'de Aimsterdamsche straatnering. Ik kwam Zaterdagavond naar het Muider* poorbkwartier, waar op den laatsten avond der week steeds een uitgebreiide en zeer druk bezochte straatmarkt wordt gehlou'dem. Daar op en om het Dapperpiein ziet men dan lange rijen fcraampjes en vemters*wagems vol van ailerlei levensmiiddelesn en huishoudelijke arti* kelen en de ikooplui maken er blijkbaar in dit uitgebreiide stadskwartier, waaraan zich aan gene zijde van de spoorbaan ide z.g. Archipel* zooals ook dit laatstigenoemde stadsgedeelte zich weder uitbreidt Op de uitgestrekte, door zandsopspuiting tot bouwgrond gereed ge* maakte gronden, welke zich tot aan Zeeburg uitstrekken, zijn godurerude de zomermaaniden weder geweldige b'o uwblokken verrezen en reeds is een groot deel van een daar pas sedert een paar maanden gereed gekomen straatge* deelto ibewoond, 'bewijs genioeg, dat de huizen* nood' nog niet geh661 tot het verleden behoort. Maar een groot ongerief voor die Arohipel* buurt is nog steeds, dat de afsluitboomen daar bij het Muiderpoort*station schier altijd voor het geweldige treinverkeer ter plaatse gesloten zijn er is wel een Voetbrug over 'de banen, maar velen geven er toch en vooral bij vuil wtfer, zooals we nu al weken lang achtereen genieten den brul van dien klimtooht te ondememen, gezien het feit dat er steeds aan weerszijdem een groote menigte het oogenblik van het opgaan der afsluitboomen verbeidt. Ala ergens een vcrkcerstuniiel onder die spoor* baan noodig is in -deze stad, dan is het wel op deze pick, doch ik vrees dat de bewoners der gonoemide stadlskwartieren er door den „schit'terenden" financieelen toestand onzer apoorwegen nog kng op zullen hebben te wach* ten. En misschien dat daardoor iblj het zich Steeds uifcbreidien van de Arohipelsbuurt een deel dler Zaterdagavond*markt van het Mui* derpoortskwartier zioh naar den overkant van den spporweg zal gaan verplaatsen. Wanneer men ziet hoe groot het aantal win* kels is, dat zich in d'e omgeving van het Dap* perplein bevinidt, dan staat de ibezoeker van de Zatcrdagavonctmankt nog verbaasd dat nego* tie in de winkels fen op straat elkander blijk* baar geen afbreuk doen. Het trok mijil aan* dacht, dat in een dier straten een slagerswin* kel, waar blijkens het opschrift op het raam, allddn paardienvleesch werd vcrkOcht, het ge* weldiig druk had Mijn metgezel, iemand, die in die buurt woont en dlkwerf op Idie Zaterdag* avoncBmarkt „indrukken" opdoet, zeido tot mij in antwoord op mijn opmerkinig: „Weet ge, wie bij dien paardienslaohter de boste klanten zijn? Ik zal het u zeggen: die drukiko klanldizie daar was mij ook menigmaal opgevallen en ik heb eens oaderzocht. Die meeste klanten daar zijn onze „nieuwe ar* men"; dagenen, 'die de slachtoffers zijn gewor* iden der „Russen"{ van iage salarissen, niet in veihouding tot het dure leven; die vroeger hun runldvleesoh op tafel hadden en zich thans de weel'de van dat nog altijd te dure voedingsmid* del niet kunnen veroorloven en nu niet eens fclkan dag het zooveCl goedkoopere paarden* vleesch koopen. Ja de wereld is wfci anlders geworden". En verder wandelendle wees hij mij op een groep miensohen, meest jonge mannen en vrou* wen, die zioh verdrongen am een auto, „Dat is de nieuwste nieuwigheid van deze markt", zeid'e hij, „sedert eenige weken komt die auto*vrachtwagen hier elken Zaterdag* avond vol met koek gelad&n en daar -word't za* ken geldaan, dat verzeker i!3(je". Wij bleven even kijken. Er werd als 't ware om de ko-ek gevochten en veel er van ter plaatse met graagte verorberd, en op eenige meters van die pick kochten de ..mieuwe ar* men" hun paar ornsjes paarden*biefstuk SINI SANA. 3. 23—19 3. 14:23 5. 1611 5. 6:17

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 5