Alkmaarsche Oouranf SJw Prijscouranten De onzichtbare hand. Laat ons drnkken. N.V. Boek- en HandelsMkerij Villi Herms. COSTER ZOON, De ware toestand. Voordam G 9,ALKMAAR. Honderd VQ1 Bti Twlntlgsle Jaargang, Zaterdag 8 December. Ill en om de hooidstad. F EUILLETOX. Geneeskundige brieven. No. 288 1928 DE DIRECTEUR DER GEMEENTE- WERKEN TE ALKMAAR maakt bekend, DAT DE HOORNSCHE VAART door het aanbrengen van een zinker nabij de Halve- Maansbrug VOOR DE SCHEEPVAART ZAL ZIJN GESLOTEN OP DINSDAG 11 DECEMBER 1923 van 's morgens 6 uur tot's nachts 12 uur of zooveel eerder als de werkzaamheden gereed zullen zijn. DE DIRECTEUR DER GEMEENTE- WERKEN TE ALKMAAR maakt bekend, DAT DE ZANDERSBRUG over de Zan- dersibuurt aan de Voormeer vanaf MAAN- DAG 10 DECEMBER 1923 TOT NADE- RE AANKONDIGING VOOR ALLE VERKEER ZAL ZIJN AFGESLOTEN, DE DIRECTEUR DER GEMEENTEWERKEN. LV. Het overlijden der twee groote bouwmeesters. Studs- en natuurschoon. „Architectura et Amicitia", de bekende broederschap vanwege Nederlandsche bouw- kundigen, is in de dagen, die juist achter ons liggen wel zwaar getroffen. En niet alleen die vereeniging, maar geheel ons land, en in de eerste piaats ontegenzeggelijk Amsterdam en de onmiddellijke omgevmg der hoofdstad, betreuren, zeker niet minder dan de vakge- •.nooiien did daen, bet ploitselfag ver&faaiden van die beide beteekenisvolle mannen, de bouwmeesters De Klerk en De Bazel. Eerst De Klerk, op nog zoo jeugdigen leef- tijd plotseling weggenomen, en enkele dagen later zoo tragisch, alleen gezeten in den trein, die hem van Bussum, zijn woonplaats, bracht naar Amsterdam, waar hij de uitvaart dacht bij te wonen van zijn overleden kunst- broeder, plotseling weggerukt van zijn gezin, uit den werkkriog, waarin hij reeds zooveel had gewrocht en waaruit nog zooveel, ook van hem, verwaoht kon worden. Aan hun nagedachtenis als mensch en kunstenaar is reeds in alle Nederlandsche bladen eere gebracht en de beteekenis van hetgeen zij als kunstenaars deden in het licht Eg steld, doch dit mag mij niet weerhouden Bai in verband met hun heengaan hier nog cen en ander neer te sebrijven. Niet alleen omdat deze beide matnnen door hun werk grooten invlodd in Amsterdam en in de nabiji- heid daarvan' hebben uitgeoefend, doch ook in verband met het feit, dat juist in de dagen van hun overlijden in den Amsterdamschen gemeenteraad, bij de behandeliug van de begrooting, veel gesproken is over de verbe- tering van het schoonheids-aspect dezer stad, terwijl in. het naburige Bussum, in het hart van het Gooi, dat zooals een der Amster damsche Raadsleden niet ten onrechte op- merkte „voor Amsterdam hoe langer hoe meer beteekenis krijgt", een 'belangrijk feit de aandacht heeft getrokken. Beide overleden bouwmeesters hebben op het modeme Amsterdam hun stempel gedrukt door bouwwerken, waarover een volgend ge- slacbt zeker beter en minder bevooroordeeld zijn meening zal kunnen uitspreken dan wij, die er zoo „dicht" bij staan. Wanneer men zich herinneren wil hoe ge- weldig de meeningen uiteen liepen en nog zelfs uiteen loopen over de schoonheid' van Berlage's- Beursgebouw, en hoe fel en- verre van welwillend de kritiek daarop is geweest van deskundigen in de bouwwereld en van leeken van de laatsten vooral zal niet verwonderd zijn, dat de kritiek op veel van hetgeen door de jongere kunstenaars, onder wie De Klerk, ginds in het plan- Zuid aan den Amstel gewrocht werd, vaak niet minder heftig is geweest. En wanneer men dan 6ok in het oog houdt, dat die kritiek op Berlage's Beura. gedurende de kwarteeuw, die ma de opening er van verloopen is, al heel wat min der fel is geworden, omdat mem het bouw- werk allengs met andere oogen is gaan be- kijken, behoeft men er niet aan te twijfelen of men zal die nieuwe kunst, dien eigenaardigen gevel-bouw van De 'Klerk daar in de Am- stellaan, later ook anders gaan zien en- zij, die die opvatting thans leelijk, althans eigen- aardig, vinden, zullen in elk geval moeten erkennen, dai deze man Sells nieuws schiep,' dat op aandacht en bestudeering recht heeft. Zoo ook De Basel's jongste, reusachtige en nog niet voltooide schepping in de Vijzel - straat op den hoek der Heerengracht, het gebouw voor de „Nederlandsche Handel- maatschappij". Juist toen der stede .Raad, handelende over het hoofdstuk openbare wer- ken, over dit gebouw in debat was en van sommige zijdem de meening werd geuit, dat bouwweilk., vooral door zijn geweldige hoogte, niet paste in dat oude dee! der stad, Door Douglas Valentine. (Schrijver van De man met den Klempvoet) Geftutoriseerde vertaliiig van W. E. P (Nadruk verboden) 46) Hij aarzelde eetn' oogenbllik. Als dliit eens een valstrik was? Stel een®, diat Mcmtilmer achiferdiochitig gewiorden was en gebruik had gemaiakt van NuirHd^Din om) ham in een hin- derlaag te lokfcan op dleze 31^^60' pllaate? Waaromi verduiveld had hi| geen. revolver meegemomen? Toen ikwiam Desmond's Iersdie bleed1 hem *e hulp. Hij1 wtierp het hoofd achterover, :Teep zijn stioik, een voorlil van stttevigen knup- el, feita -beet, ging moediijg op die dieur af en ..jpte. „Entrez!" riep een' lieve sitem, dliie 'Des mond's hart deed ©pspringm. HOOFDSTUK XVI. De sier van Paten. iDe Lamer, waarin Desmond Nur-el-Din vond was blijlkbaar de salon van hel huis. idti ook *an me ogrscht, Srwem ,ar de tijding van de* houwmeenter* plot- Bding verschaidaa. Tom saw«eg natuuriiijlc all* verdare kritiek voor de majesteit Van den dood, maar als eenmaal dit laatste werk van De Bazel voltooid is «s men beter zal kunnen oordeelea over dit gewrocht zijner kunst, zal in elk geval het bouwwark een stuk geschiedenis zijn in de bouwkunst der hoofdstad, dat, welwillend beoordeeld of niet, even goed als Berlage's werk aan het Dam- rak, de Amsterdamsche burgerij zal blijven herinneren aan een, wiens doel was de schoonheid van Amsterdam te helpeni bevor- deren. Mij is verzekerd, dat de details van het gebouw tot in alle onderdeelen gereed waren en daarmede uitgesloten mag heeten de mogelijkheid dat degenen, die De Bazel's werk zullen hebben te voltooien, wij'zigingen zullen behoeven te maken in de plannen, zoo als hij ze had belichaamd en dus het werk geheel in zijn geest zal worden uitgevoerd. Bouwheeren, mannen, die voor het schoon der stad gevoelen, zooals de beidem, die ons nu ontvallen zijn, worden zoo noode gemist, vooral in een tijd als de onze, waarin, dank zij onze democratische opvattingen, een groot lichaam als de Amsterdamsche ge- meenteraad, samengesteld uit leden, die zoo vaak tegenstrijdige leeken-opvattingen over architectonische schoonheid heb'ben1, en amb- tenaren van publieke werken, zooveel beder- ven kunnen. Dat lijk.t nu weder bij de veranderingen, die in de Plantage-Middenlaan piaats heb ben, waarvoor de vorige week in den Raad ook heel wat te doen was. Dat daar veran deringen moesten piaats hebben was iets, waarover alle Amsterdammers het zeker eens zijn geweest. Toen ik eenigem tijd gele- den in dit blad over dien verkeersweg sch^eef, maakte ik ook reeds de opmerking, dat een zoo fraaie weg zeker evengoed een betere bestrating verdiende als zoo vele an dere, doch de vraag is gerezen of het, die be- vloering verbeterende, wel noodig was daar meedoogenloos veel mooie boomen te verwij- deren en te verplaatsen. Dat werk is sedert een paar weken begommen en de kritiek in den Raad kwam te laat, maar die wethouder van Publieke Werken verzekerde, dat alles prachtig terecht zal komen. We zullen er net beste maar van hopen, doch de Raad had toch niet geheel en al ongelijk, toen hij vau B. en W. de belofte afdwong, dat hij' in het vervolg van ingrijpende veranderingen in het uiterlijk der stad, b.v. met betrekking tot de voorgenomen veranderingen van het Rem- brandtplein, eerst liever eens de plannen voor zich zou hebben, alvorens Publieke Werken aan het werk zou gaan. Dat plein behoort het zij hier even terloops opge- merkt tot die straten en pleinen, welke zullen' vallen onder het nieuwe asphaltee-' ringsplan. Het feit is eigenaardig, omdat jaren geleden de Raad, toen men Utrechtsche straat en Reguliersbreestraat asphalteerde, het tusschen beiden gelegen Rembrandtplein daarvan uitsloot en het deed bevloeren met zware „gladde" hardi-steenen op een beton- bed, wat toen door sommigen veel en veel duurzamer en beter werd genoemd „dan al dat zachte en gladlde asphalt" wat al we der bewijst hoe de tijden en de meeningen veran deren! En nu dien ik ook al in verband met het sterven van den architect De Bazel nog iets te zeggen van het belangrijke feit, dat heeft piaats gehad in Bussum, de piaats waar hij metterwoon gevestigd was, en waar o.a. het daar naar zijn plannen opge- rjcihte gebouw der model-boerderij „Oud-Bus- sum" aan hem blijft herinneren. Daar heef t het gemeentebestuur een daad verricht, waarop het trotsch mag zijn. Ter wijl voor een stad als Amsterdam §erste plicht moet heeten door degelijke havenwer- ken de welvaart te helpen bevorderen, is het zeker plicht van de groote gemeenten1 in Gooi- en Eemland Bussum, Hilversum, Baarn te zorgen, dat het natuurschoon daar zooveel mogelijk onaangetast zal blij ven. Daar eischt het algemeen belang, dat in den mooien tijd des jaars de stedelingen van heinde en ver die plaatsen voor langer of korter tijd bezoeken, dat zij, die buiten wil- len wonen en toch niet te ver van de groote steden, Amsterdam of Utrecht, zich kunnen vestigen in de nabijheidl van niet door specu- latie-bouwers verknoeide natuur. Zooveel mogelijk hebben die gemeentebe- sturen steeds gepoogd aan dien plicht te ge- hoqrzamen en veel is nog ongerept gebleven, ook al is men er niet altijd in geslaagd het hopekios bederven1 van mooie gededten tegen te houden. Onalngs idreigde ernstig gevaar, dat een schitterendl gelegen' landgoed aan den ouden 's-Gravelandschen weg, het goed „Bantam", een uitgestrektheid hebbend'e van meer dlan dertig hectaren, door verkoop in handen zou komen van bouw-speculanten. Dit lustoord, reeds dateerende uit het midden der 17e eeuw, toen het door een Amsterdamschen burgemeester, Gerard Schaep, werd1 aange- l.egd en daarom aanvankelijk „Schaepen- burgh" heette, heeft pracht'g park en bosch en sluit zich aan den acliterkant onmiddellijk aan, aan het der gemeente Hilversum toe- leder ding spraik van die wrvdende periode in de kunst tijdens het 'miididen van Victoria's regeering. Het behang-, op somimiige plaatisen win) hesctiiimimdld, was van een afschuweiijike groenachtige Meur, en voor de ramem itmf- gen stoitige verschoten roodie gordlijuen. De- zelfde valie roode stof was als draperie op den schoorsteerunantei anngabracM Een van de wanden. werd bijna geheel in beslag geno- mm door een ieelijik malhoniehouten buifet, bijna zoo groot als een statiionswach'tlkamer- buffet, waarop een vuil wit servet lag. De sfcod^n waren ook van nuahoniehout, het zwanto paardbnhaar van de ziittiingen piepte er hier en daar dooriieen, en er ihingen twee stell veel te groote, vuile staalgravures aan dien muur. In het midden van 'het vertrek stond een' fcliaine ronde tafel, bedekt met een' rood' ta'Mkleied vol vlddoen. In dm hoek wiaa een deur. De iiefellijke schoonheid van Nur-el-Din pastle in het minst niet in dit onbehagdijke Engelsche interieuir. De dansertes, die hete zelfdie etegantle girijize wandelcostuum dboeg, waarin Desmond h'aar het laatst getzien had, zat treurig aan 'de tafd, toen Desimond' bin- ntenlkwani. Toen1 zij- hem zag, sprbng ziji op en kwam naar hesm1 toe met nitgestliiekta han den. behoerwwe Speendennrend, w*«rerer turte- deo jaar zooveel geschrevan werd toen men plannen had om het door eea electrischen tram yoor goed te verknoeiein, welke anoode toeleg, men mag hopen voor altijd, mislukt Tot dusverre was em gtdeelte van het bosch vrij voor het publiek toegankelijk en leidde er ook een fietspad door, waardoor men naar het Spaanderwoud en naar Hilver sum kon komen, maar het fraaiste deel van bosoh, park en waterpartijen waren particu- lier terrein. Welnu, dank zij het initiatief van den Bussumschen burgemeester, den heer De Bordes, die zich reeds door deze daad all66n voor zijn gemeente en men mag gerust zeg gen voor het geheele land, en voor do Am sterdammers vermoedelijk niet het minst, een eerezuil heeft gesticht, heeft die gemeente on- langs het geheele landgoed „Bantam" ge- kocht met de bed'oeling het eerlang voor het publiek open te stellen. Daarmede is een prachtig stuk Gooi behoed prijs gegeven te worden aan versnippering en verminking. Wie dit gedeelte van Nederland kent, zal moeten erkennen, dat het Bussumsch ge meentebestuur door deze daad een dienst heeft bewezen aan het geheele land, want het werd in ons vaderland door ze6r velen dikwijls nog veel te veel vergeten, dat dege nen, die's zomers in mooie ©mgeving rust en ontspanning willen zoeken, daarvoor niet buiten onze grenzen behoefden te gaan. Maar eveneens werd dikwerf door gemeentebestu- ren, die nog schildterachtige stukken onder hun beheer hadden, vergeten, dat hun belang allereerst medehracht die mooie plekken on gerept tot een aiantrekkelijikheiid te beho-uden voor landgenoot en vreemdeling. De gemeen- teraad van Bussum heeft door den aankoop van „Bantam" een waardig voorheeld gege ven aan vele andere bestuurscolleges in Ne derland dergelijke daden doen althans den burger weder eenigszins „vrede" krijgen met de hooge belastingen, die van hem ge- vorderd' worden! De bewoners der hoofdstad allereerst, die in de O'nmiddellijke nabijheid hunner stad hoe langer hoe minder natuurschoon kunnen vinden-, mogeni zich n'iet minder dan de Gooi- en Eemlanders zelven gelukwenschen met den aankoop, die te Bussum' is geschiedzij zul len in den komenden zomer reeds kunnen ge- nieten van de fraaie dreven op zoo korten afstand gelegen van hun stad. En als dan tegen dien tijd degenen, die zeggensc'hap over onze spoorwegen hebben, ook hebben leeren inzien, dat niet de thans gefdende hooge tarieven, doch belangrijk lagere in hun voordeel zouden zijn, ware er nog meer re- den tot juichen. Maar dat schijnt, althans op dit oogenblik nog, te ve61 gehoopt! SIN I SAN A. XXXV 111. Geschiedenis der geneeskunde II. Het is geen dngewoon verschijasel, dat men hier en daar nog zeer oude overolijiselen vrndt van gewoonten en ceremonien bij sterf- gevailen. in sommige streken van het land vind't men aan vele nuiztn een deur, die zoo goed als nooit geopend wordt. Tot de zeldza- me gelegenhedien, dat dit gebeurt, behoort dan m de eerste piaats de omstandigheid, dat er een lijk moet worden uitgedragen. In andere plaatsen is een bepaald gedeelte van den breeden dorpsweg meer in het bijzonder be- stemd voor begrafenissen. Van Gils heeft in het ieestnummer van het '„Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde" waarover ik in den vori- gen brief schreef, nog eens de aandacht ge vestigd op de Workumer gilde-baren, die ten getaie van acht in de kerk bewaard en nog altijd volgens de oude zeden gebruikt worden. Dat wil zeggen, dat voor elk der beroepen, die ter piaats het meest beoefend worden, een afzonderlijke lijkbaar dienst doet in geval van overlijden. Er wordt streng de hand aange- houden, zoodat men het een onvergeielijke font zou vinden als de klein-schippersbaar, bes'temd voor schippers van de binnenvaart, bij ongeluk gebruikt zou worden voor het be graven van een zeevaarder. Immers, deze heeft recht op de grootschippersbaar. Het merkwaardige voor den bezoeker is de versiering der verschillende baren, bestaande uit afbeeldingen en spreuken, die min of meer betrekking hebben op het bepaalde vak. Op de apothekers- en cnirurgijnsbaar zijn de spreu ken in het Latijn gesteld. De baar wordt thans de doktersbaar genoemd en behalve voor artsen eh apothekers ook voor andere „gestudeerde" lieden gebruikt, zooals predi- kanten en notarissen. Het is wel de moeite woord om iiit de beschrijving die van Gils van deze baar geeft, een en ander over te ne- men. Aan elken kant vindt men vier schilder- stukjes. Op de eene zijde links boven een soort wapenschild der apothekers, waar^an het veld in tweeen is gedeeld. Op de eene helft een vijzel, waarin een stamper rechtop staat, om- slingerd door twee groene takken, en op de andere helft een groote zalfspatel, waarom- heen zich, evenals om een aesculaapstaf, twee slangen kronkelen. Op een banderol onder het schild leest men: „Geen Apotheker is zoo gesteld, ,„Aih!'" riep zij, ,,'comme je suis theureuse de vous voir! hlce vriendellijlk ddt u gekomien is!" En zonder emge waansdhuwiing barsittte zij in tranen uit en me!i haar hau'den op zijn breede schouderis en haar hoofd tegen zijn, borst, sniikte zij droevig. ,'Desmondi nam een van haar zachte, warlme handjes en maiakte haar zadull van zich llos. Zijn geest werktie snel en hieldar. Hij vodlde zich zeikeil van zichzelf en zeker van' zijn ver- momming; als dit 'n vexitboniing was van vrouwenlist, Zou hij' daartegen pal staan, zoo hesllOot hij: bijl zichzelf. En toich 'deed het ge- zicht van' deze vrouw, zoodls zij, daar bitter weenide, met de lange wimpers g'linsterend van' 'tranen en dlan trilTendlen momdi, een snaar diiep in zijn hart Mien'. „Kom, ikomi", zei Desmond' op goedigen toon en met een diiepe stem, in overeenstem- ming met zijn zware gestalte, „je moet je niet Zoo overstuur maken, ikindliefWat scheelit er aan 'Kbm 'hier nu leans zifcten en vertel mij, wat er gehourd is." Hij 1'iet haar weer aan tafell zi'tteni en irtok een stoel, voor zich'zdlf bij. 'Nur-eill-Diiin droog- de haar oogen af met een fijn kanilen zak- doekje, maar snikte en sidderae nog al en toe. Die fcrnyifej fteefl veer W." In het rechter bovenvak staat het wapetr- ■diild der chirurgijnt, ook In tweefei verdeeld Op da linker katrt ache ii akelet, recht ehirurgi- instrumentea, ees zaag, een fcrandijzer, gebogen mes, enz an daaronder een ge- sloten lederen chimrgijnstrousse beevens een open barbierstasdi. Alweer mo tcepaaselijk versje: ,,De dood) vraag niet na ons geweer, Hij maait en velt elk een ter neer". Op het middelste vak is een groot openge- slagen boek geschilderd, waarvan het open blad beschreven is met het begin van het eer ste aphorisme van Hippocrates: „Ars longa, vita brevis", de kunst duurt lang, het leven kort. Er hoort ook nog een vers bij „Geen medesijn kan zijn zoo groot, Die Helpen kan in Doodes nood. De beste Konst die staat dan stil, Als God den Heere doet sijn wil". Op het vierde vak aan deze zijde staan twee patriarchate figuren, beide met een dik boek onder den arm, de een met een boor in de hand, de ander met een groenen tak. Blijkbaar zijn dit die schutspatroons van de chirurgijns en apothekers, Cosmas en Damianus. Merkwaardiger nog zijn de vier schilder- stukjes op de andere zijde. Het linker boven vak verbeeldt het inwendige eener apotheek. De apotheker staat midden achter de toon- bank met een weegschaaltje in de hand. Zijn vrouw zit in een afzonderlijk hokje en houdt dfe administratie bij. Een vrouwelijke bediende staat in den grooten vijzel te stampen .Een heer en een dame zijn de klanten. Behalve een groot aantal uitgestale potten, doozen, fles- schen en groote, ronde bussen is er nog een retort en ontvangkolf op een hoogen drievoet te herkennen. Een soort vaandel steekt dwars over de toonbank heen, maar wat er op stond kan men niet meer zien. In het rechterboven- vak ziet men een chirurgijnswinkel, waar een slachtoffer over het bankje ligt. Een chirurg heeft een trepaneerboor in de hand, en zet deze bij het oor van dm patient aan. Een as- sistent houdt het hoofd van den zieke vast. Op dezelfde bank zit ook een man, die door een chirurgrijnsjongen wordt gekapt. Verder onlt- breken natuurlijk bekkens, scheermessen en andere gereedSchappen niet. Juist dezelfde voorstelling komt voor op het titelblad van Ambroise P are's beroemd werk over de chi- rurgie. Het middelste vak stelt een ziekenhuis voor, waar twee patienten op hooge bedden liggen, en twee geneesheeren in druk gesprek zijn ge- wikkeld. Achter hen staat het doktersknechtje met een medicijnflesch in de hand. Op alle drie deze plaatsjes draagt de apo theker en dfe dokter den doktershoed, wijden mantel en witten bef. Ten slotte geeft het vier de, onderste vak een voorstelling van den barmhartigen Samaritaan, balsem gietende in de wond van den hulpbehoevende, met het volgende versje als onderschrift: Help! Help Here Jesu Helpt mij Gij Samaritaan. Verbindlt mijn wond Vergeeft mijn send En schenkt mij Uw genaad', Soo ga ik Hemel aan. Het is niet met zekerheid bekend, hoe oud deze merkwaardige baar reeds is. Uit het feit dat eenige van deze versjes voorkomen in een uitgave van Jeroen Jeroense in het jaar 1682, zou mogen worden afgeleid, dat zij reeds van voor dat jaar dagteekcaen. Op de stijlen komen nog allerlei emblemen en inscripties voor, waarvan ik alleen het vol gende. citeer: Ons leven is maar eenen dag, Vol ziekten en vol naar geklag, Vol rampen, dampen en verdriet. Een schim, een droom en anders niet. In den zelfden bundel geeft dir. Nuyens, de tegenwoordige bibliothecaris der Mij. voor Ge neeskunde een aardige vondst, waardoor hij aantoonde dat de kunst het niet altijd even nauw met de werkelijkheid neemt. Een Hol- landsche graveur. Joh. Faber, omstreeks 1700 levende, gaf een twaalftal portretten van klas- sieke geleerden uit. Als model zouden gediend hebben teekeningen, door Rubens naar oude marmeren beelden gemaakt. Tot die reeks van geleerden behoort ook Galenus. Nu heeft Nuyens een ander portret ontdekt, dat blijk baar als model gediend heeft, maar dat even- min Galenus voorstel als dat Rubens er iets mee te maken heeft. Het is het beeld van een eerzamen goiidsmid, Janus. Lutma in 1584 te Groningen geboren en overleden te Amster dam in 1669, en vervaardigd d'ooi; diens, den zelfden naam dragenden, zoon, een bekwaam kunstenaar en uitvinder der graveerwijze om 'krijtteekeningen: na te bootsen. Een gelijksoortige vervanging van dten kop van Adolf Vorstius door dien van een anderen professor Hermannus Witsius, bewijst hoe dik wijls de handel hoofdzaak en de kunst bij- zaak is, wanneer, zeoals Nuyens het uitdrukt, de voorstelling van een goudsmid als genees- heer of van een hoogleeraar als zijn collega eener andere faculteit, een oirbaar bedrijf wordt gevonden. Straat te Leeuwarden' geeft een aardig Marie, mijn kamenier", zeii ze in 't Fransch met gebnoiken stem, „is vand'aiag hier bij! mij: gdeomea. Zij' herft nuij van diiien Vneeselijlken moord verteld!" Desimiond luisterde in gespannen aandacht. Zijin gedachten werfcteni smell' terug naar dien 'laatsi.ien keer, dat hij' een vrouw had zien schnetiem, naar Barbara Madkwayte, die onit- dekte, dat zij! het pafcje had verioren, diat h'aar toevertrouwd was door die vrouw, dtie nu voor hem zat. „Wel:ken moond?" vroeg hij met een pa ging om ieder spoor van' hdanjgstelliimg !uiti zijji' stem te doen verdwijnen. Hij verwensdi- te de rol, diie hij; m'oest speien. De groote ver- slUagenfaeid van de ddnlseres scheen hern teen edit te zijn. „De mootd op monsieur Mackwayte', zed Nur-ei-Din en haar tranen begommen op- nieuw te vloeien. „Ik heb ervan getezem in de kraut", zed Desmond. „Ik hemnner mij, dait u mij; ver- tdde, diat hij een' vriend1 van u was." Meti horten en stooten vorteldle de danseras hem; van het zilveren' doosje, dat ziji aan Barbara Mackwayte had tioevertrulowdl. ,,Em nu", snikte zij, „ils het verl'oren en al mijn opofferimgans. ail; mijn voorzorgen zdjh vergeefech geweest f' beeld van die wijze, waarop oudtijds het bar- biersexamen aldaar werd afgenomen. Op hem, die geslaagd' was, rustte de verplichting om alien, die bij het examen betrokken waren, tot de „heeren politien sampt Olderman en keur- meesters met hen vrouwen" toe „een eerlijken proefmaaltijd te geven, „voor en aleer hij den kunst van chirurgie sal mogen exerceeren". Eenig denkbeeld van zulk een festijn wordt gegeven door een rekening, waarop o.m. voor- komt: 3 kalkoenen, 12 duiven, 10 hoenders, 16 talingen, 3 schaeps vyerenaels, 2 stucke rynt vlees, 2 schynke, wegende 15 pont, enz. enz. Het laat zich begrijpen, dat, zooals wordt ver teld, zulk een maaltijd soms twee dagen in beslag nam. Een meer philosopisch artikel schreef Schoute uit Middelburg onder den titel „Ge- soheurde beelden", waarin hij er op wijst, dat het historische beeld haast nooit geheel gaaf is en dat het nageslacht ook van ons leven al leen gescheurde beelden zal krijgen te zien. H. A. S. III. Het Rijn- en Roermoeras. Begin October schreef ik in een Duitsche courant: „Het eenige, wat de regeering werkelijik gedaan heeft, de hulp aan het Roergebied, was meer dan verkeerd; in piaats dat daar- door het lijdelijk verzet werd gesteund, heeft deze financieele waanziin het lijdelijk verzet gewurgd. Als later eens de geschiedenis van de hulp aan Rijn- en Roergebied uitvoerig en waarheidgetrouw geschreven' werd, dan zal de wereld en het Duitsche volk verbaasd staan, dat zoo iets mogelijk was!" Maar ik vrees, dat ze nooit geschreven zal worden. De millioenen documenten be- vinden zich in duizenden handen; ze worden vernietigd, opdat de menschheid niet zal worden ingelicht over een corruptie, van een omvang, die nog nooit in eenig beschaafd land is voorgekomen. Wel verlangen alien, die rechtvaard'ig en moreel intakt zijn ge bleven, afrekeniiingen van de „RuhTgewinnler", overlegging der stukken, teruggave van het misbruikte geld, desnoods confiscatie van het gestolen fortuin en beschuldingingstelling van de regeering Cuno—HermesBecker en van de medeplichtige kamers van koophan- del, maar ochdeze waarheidzoekers zullen roependem in de woestijn blijven. Het volk mag de waarheid niet hooren, want een woe- dende veronilwaardigimg zou zichi van die mensch en meester maken indien men al h et ongeloofelijke, het schandelijk'e wist, wat aan de Rijn- en Roerhulp verbonden is. Iedere Duitscher, die nog een vonkje eerge- voel bezit, zou dan1 zich schamen een Duit scher te zijn. Alle begrippen van eer en mo- raal zijn met voeten getreden; men heeft den Duitschen naam geschandvlekt, ook in het buitenland, waardoor Duitschers veel be- drog en mishruik van vertrouwen' is ge- ■pleegd, zelfs met geld dat ter ondersteuning van db llijdenden was gezonden en in anidm! zakkeln terecht 'kwam dan waarvoor het be- stemd was. Zeg nu niet, dat de regeering onmogelijk vooruit kon weten dat het lijdelijk verzet der gelijke toestanden zou doen ontstaan, want reeds in Februari werd aan Berlijn bericht gezonden over de misbruiken die zich bij de Rijn- en Roerhulp voordeden en ook het ge meentebestuur en de kamers van koophandel werden gewaarschuwd het hielp alles niets, alle waarschuwingen werden in den wind gestagen. Reeds in Mei' wees 'ik fa de „Vosslischie Zed- tung" er op, dat het lijdelijk verzet fiasco moest maken, indien men niet aan de schaam- telooze corruptie een einde maakte alles tevergeefs, het onheil bleef voortduren 'en zij die vermaanden werden voor vaderlandsloo- zen gescholden, die het „Einheitsfront" pro- beerden te verbreken! Nu dragen we de gevolgen: honger, koude en ellende. Maar gedurende het verzet wat was me dat een leven, wat was me dat een leven! Velen wenschten toen dat het eeuwig zoo zou blijven, want zoo goed had den ze het nog nooit gehad. Daar waren b.v. de talrijke nieuwe firma's die van 1919 tot 1922 uit den grond schoten, die gedurende de hoogconjunctuur millioenen verdiend had'dlen; zij lieten nu hun onkosten en sala- rissen aan personeel door de Rijn- en Roer hulp betalen. In hoogdravende woorden preekten de vertegenwoordigers daarvan na- Maiar hoe kan dat?" vroeg Desmond. „Waarom denfct1 u, diat dat doosje gesfolen zou zijn? Naar wat ik mlij1 heriuner in die Engelsche meuwsbl'adbn geilezen te hebben, werd ieir in dit huis ingebroken, maar de dief is in heditenis genicimen; en het gestolene is teruggegeven'. U hoeft alllbeni-miaar Miiss hoe heet zij ook weer? O, ja, Miss Mack wayte te vragen om uw doosje en dian zal zij het u wel terugjgeven „Neen', neen!" antwloordde Nur-el-Din mat, ,,,u 'begrijpt het niet. Dit was geen ge- wone imbraak.' De man die monsieur Arthur vermoordde, deed het om mijn zilveren doos je in bezit te 'krijgen." „Maar", wierp Desmond tegen, „een zil veren doosje! Welke waarde heeft zoo'n klein ding nu? Mijn beste kind, mien pleegt geen moord voor een' zilveren dbosje f" „Neen!, neen", riep NurteP^Dfa weer, „u 'begrijpt het niet. U weeit niet wat er in dat doosje zat." Toen verviel zij weer in stilzwiijigeni en plukile dodltoo® 'aan het (klelihe zalcdoekje dat zij nog steeds in de hand hiield. De duistemis viel reeds in en' -de kamw was vol schaduwen. De stralendb heldbrheid van den middiag was vooTbij! en kille damp en mist kwamen bitonen door het raam dial op een 'fcietr open stond. (Wordt vervolgd). i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1923 | | pagina 9