Alkmaarsche Oouranf
SJw Prijscouranten
De onzichtbare hand.
Laat ons
drnkken.
N.V. Boek- en HandelsMkerij
Villi Herms. COSTER ZOON,
De ware toestand.
Voordam G 9,ALKMAAR.
Honderd VQ1 Bti Twlntlgsle Jaargang,
Zaterdag 8 December.
Ill en om de hooidstad.
F EUILLETOX.
Geneeskundige brieven.
No. 288
1928
DE DIRECTEUR DER GEMEENTE-
WERKEN TE ALKMAAR maakt bekend,
DAT DE HOORNSCHE VAART door het
aanbrengen van een zinker nabij de Halve-
Maansbrug VOOR DE SCHEEPVAART
ZAL ZIJN GESLOTEN OP DINSDAG 11
DECEMBER 1923 van 's morgens 6 uur
tot's nachts 12 uur of zooveel eerder als de
werkzaamheden gereed zullen zijn.
DE DIRECTEUR DER GEMEENTE-
WERKEN TE ALKMAAR maakt bekend,
DAT DE ZANDERSBRUG over de Zan-
dersibuurt aan de Voormeer vanaf MAAN-
DAG 10 DECEMBER 1923 TOT NADE-
RE AANKONDIGING VOOR ALLE
VERKEER ZAL ZIJN AFGESLOTEN,
DE DIRECTEUR DER
GEMEENTEWERKEN.
LV.
Het overlijden der twee groote bouwmeesters.
Studs- en natuurschoon.
„Architectura et Amicitia", de bekende
broederschap vanwege Nederlandsche bouw-
kundigen, is in de dagen, die juist achter ons
liggen wel zwaar getroffen. En niet alleen
die vereeniging, maar geheel ons land, en in
de eerste piaats ontegenzeggelijk Amsterdam
en de onmiddellijke omgevmg der hoofdstad,
betreuren, zeker niet minder dan de vakge-
•.nooiien did daen, bet ploitselfag ver&faaiden
van die beide beteekenisvolle mannen, de
bouwmeesters De Klerk en De Bazel.
Eerst De Klerk, op nog zoo jeugdigen leef-
tijd plotseling weggenomen, en enkele dagen
later zoo tragisch, alleen gezeten in den
trein, die hem van Bussum, zijn woonplaats,
bracht naar Amsterdam, waar hij de uitvaart
dacht bij te wonen van zijn overleden kunst-
broeder, plotseling weggerukt van zijn gezin,
uit den werkkriog, waarin hij reeds zooveel
had gewrocht en waaruit nog zooveel, ook
van hem, verwaoht kon worden.
Aan hun nagedachtenis als mensch en
kunstenaar is reeds in alle Nederlandsche
bladen eere gebracht en de beteekenis van
hetgeen zij als kunstenaars deden in het licht
Eg steld, doch dit mag mij niet weerhouden
Bai in verband met hun heengaan hier nog
cen en ander neer te sebrijven. Niet alleen
omdat deze beide matnnen door hun werk
grooten invlodd in Amsterdam en in de nabiji-
heid daarvan' hebben uitgeoefend, doch ook
in verband met het feit, dat juist in de dagen
van hun overlijden in den Amsterdamschen
gemeenteraad, bij de behandeliug van de
begrooting, veel gesproken is over de verbe-
tering van het schoonheids-aspect dezer stad,
terwijl in. het naburige Bussum, in het hart
van het Gooi, dat zooals een der Amster
damsche Raadsleden niet ten onrechte op-
merkte „voor Amsterdam hoe langer hoe
meer beteekenis krijgt", een 'belangrijk feit
de aandacht heeft getrokken.
Beide overleden bouwmeesters hebben op
het modeme Amsterdam hun stempel gedrukt
door bouwwerken, waarover een volgend ge-
slacbt zeker beter en minder bevooroordeeld
zijn meening zal kunnen uitspreken dan wij,
die er zoo „dicht" bij staan.
Wanneer men zich herinneren wil hoe ge-
weldig de meeningen uiteen liepen en nog
zelfs uiteen loopen over de schoonheid' van
Berlage's- Beursgebouw, en hoe fel en- verre
van welwillend de kritiek daarop is geweest
van deskundigen in de bouwwereld en van
leeken van de laatsten vooral zal niet
verwonderd zijn, dat de kritiek op veel van
hetgeen door de jongere kunstenaars, onder
wie De Klerk, ginds in het plan- Zuid aan den
Amstel gewrocht werd, vaak niet minder
heftig is geweest. En wanneer men dan 6ok
in het oog houdt, dat die kritiek op Berlage's
Beura. gedurende de kwarteeuw, die ma de
opening er van verloopen is, al heel wat min
der fel is geworden, omdat mem het bouw-
werk allengs met andere oogen is gaan be-
kijken, behoeft men er niet aan te twijfelen of
men zal die nieuwe kunst, dien eigenaardigen
gevel-bouw van De 'Klerk daar in de Am-
stellaan, later ook anders gaan zien en- zij,
die die opvatting thans leelijk, althans eigen-
aardig, vinden, zullen in elk geval moeten
erkennen, dai deze man Sells nieuws schiep,'
dat op aandacht en bestudeering recht heeft.
Zoo ook De Basel's jongste, reusachtige
en nog niet voltooide schepping in de Vijzel -
straat op den hoek der Heerengracht, het
gebouw voor de „Nederlandsche Handel-
maatschappij". Juist toen der stede .Raad,
handelende over het hoofdstuk openbare wer-
ken, over dit gebouw in debat was en van
sommige zijdem de meening werd geuit, dat
bouwweilk., vooral door zijn geweldige
hoogte, niet paste in dat oude dee! der stad,
Door Douglas Valentine.
(Schrijver van De man met den Klempvoet)
Geftutoriseerde vertaliiig van W. E. P
(Nadruk verboden)
46)
Hij aarzelde eetn' oogenbllik. Als dliit eens
een valstrik was? Stel een®, diat Mcmtilmer
achiferdiochitig gewiorden was en gebruik had
gemaiakt van NuirHd^Din om) ham in een hin-
derlaag te lokfcan op dleze 31^^60' pllaate?
Waaromi verduiveld had hi| geen. revolver
meegemomen?
Toen ikwiam Desmond's Iersdie bleed1 hem
*e hulp. Hij1 wtierp het hoofd achterover,
:Teep zijn stioik, een voorlil van stttevigen knup-
el, feita -beet, ging moediijg op die dieur af en
..jpte.
„Entrez!" riep een' lieve sitem, dliie 'Des
mond's hart deed ©pspringm.
HOOFDSTUK XVI.
De sier van Paten.
iDe Lamer, waarin Desmond Nur-el-Din
vond was blijlkbaar de salon van hel huis.
idti ook *an me ogrscht, Srwem
,ar de tijding van de* houwmeenter* plot-
Bding verschaidaa. Tom saw«eg natuuriiijlc
all* verdare kritiek voor de majesteit Van
den dood, maar als eenmaal dit laatste werk
van De Bazel voltooid is «s men beter zal
kunnen oordeelea over dit gewrocht zijner
kunst, zal in elk geval het bouwwark een stuk
geschiedenis zijn in de bouwkunst der
hoofdstad, dat, welwillend beoordeeld of niet,
even goed als Berlage's werk aan het Dam-
rak, de Amsterdamsche burgerij zal blijven
herinneren aan een, wiens doel was de
schoonheid van Amsterdam te helpeni bevor-
deren. Mij is verzekerd, dat de details van
het gebouw tot in alle onderdeelen gereed
waren en daarmede uitgesloten mag heeten
de mogelijkheid dat degenen, die De Bazel's
werk zullen hebben te voltooien, wij'zigingen
zullen behoeven te maken in de plannen, zoo
als hij ze had belichaamd en dus het werk
geheel in zijn geest zal worden uitgevoerd.
Bouwheeren, mannen, die voor het schoon
der stad gevoelen, zooals de beidem, die ons
nu ontvallen zijn, worden zoo noode gemist,
vooral in een tijd als de onze, waarin, dank
zij onze democratische opvattingen, een
groot lichaam als de Amsterdamsche ge-
meenteraad, samengesteld uit leden, die zoo
vaak tegenstrijdige leeken-opvattingen over
architectonische schoonheid heb'ben1, en amb-
tenaren van publieke werken, zooveel beder-
ven kunnen.
Dat lijk.t nu weder bij de veranderingen,
die in de Plantage-Middenlaan piaats heb
ben, waarvoor de vorige week in den Raad
ook heel wat te doen was. Dat daar veran
deringen moesten piaats hebben was iets,
waarover alle Amsterdammers het zeker
eens zijn geweest. Toen ik eenigem tijd gele-
den in dit blad over dien verkeersweg
sch^eef, maakte ik ook reeds de opmerking,
dat een zoo fraaie weg zeker evengoed een
betere bestrating verdiende als zoo vele an
dere, doch de vraag is gerezen of het, die be-
vloering verbeterende, wel noodig was daar
meedoogenloos veel mooie boomen te verwij-
deren en te verplaatsen. Dat werk is sedert
een paar weken begommen en de kritiek in
den Raad kwam te laat, maar die wethouder
van Publieke Werken verzekerde, dat alles
prachtig terecht zal komen. We zullen er
net beste maar van hopen, doch de Raad had
toch niet geheel en al ongelijk, toen hij vau
B. en W. de belofte afdwong, dat hij' in het
vervolg van ingrijpende veranderingen in het
uiterlijk der stad, b.v. met betrekking tot de
voorgenomen veranderingen van het Rem-
brandtplein, eerst liever eens de plannen
voor zich zou hebben, alvorens Publieke
Werken aan het werk zou gaan. Dat plein
behoort het zij hier even terloops opge-
merkt tot die straten en pleinen, welke
zullen' vallen onder het nieuwe asphaltee-'
ringsplan. Het feit is eigenaardig, omdat
jaren geleden de Raad, toen men Utrechtsche
straat en Reguliersbreestraat asphalteerde,
het tusschen beiden gelegen Rembrandtplein
daarvan uitsloot en het deed bevloeren met
zware „gladde" hardi-steenen op een beton-
bed, wat toen door sommigen veel en veel
duurzamer en beter werd genoemd „dan al
dat zachte en gladlde asphalt" wat al we
der bewijst hoe de tijden en de meeningen
veran deren!
En nu dien ik ook al in verband met
het sterven van den architect De Bazel
nog iets te zeggen van het belangrijke feit,
dat heeft piaats gehad in Bussum, de piaats
waar hij metterwoon gevestigd was, en
waar o.a. het daar naar zijn plannen opge-
rjcihte gebouw der model-boerderij „Oud-Bus-
sum" aan hem blijft herinneren.
Daar heef t het gemeentebestuur een daad
verricht, waarop het trotsch mag zijn. Ter
wijl voor een stad als Amsterdam §erste
plicht moet heeten door degelijke havenwer-
ken de welvaart te helpen bevorderen, is het
zeker plicht van de groote gemeenten1 in
Gooi- en Eemland Bussum, Hilversum,
Baarn te zorgen, dat het natuurschoon
daar zooveel mogelijk onaangetast zal blij
ven. Daar eischt het algemeen belang, dat in
den mooien tijd des jaars de stedelingen van
heinde en ver die plaatsen voor langer of
korter tijd bezoeken, dat zij, die buiten wil-
len wonen en toch niet te ver van de groote
steden, Amsterdam of Utrecht, zich kunnen
vestigen in de nabijheidl van niet door specu-
latie-bouwers verknoeide natuur.
Zooveel mogelijk hebben die gemeentebe-
sturen steeds gepoogd aan dien plicht te ge-
hoqrzamen en veel is nog ongerept gebleven,
ook al is men er niet altijd in geslaagd het
hopekios bederven1 van mooie gededten tegen
te houden.
Onalngs idreigde ernstig gevaar, dat een
schitterendl gelegen' landgoed aan den ouden
's-Gravelandschen weg, het goed „Bantam",
een uitgestrektheid hebbend'e van meer dlan
dertig hectaren, door verkoop in handen zou
komen van bouw-speculanten. Dit lustoord,
reeds dateerende uit het midden der 17e
eeuw, toen het door een Amsterdamschen
burgemeester, Gerard Schaep, werd1 aange-
l.egd en daarom aanvankelijk „Schaepen-
burgh" heette, heeft pracht'g park en bosch
en sluit zich aan den acliterkant onmiddellijk
aan, aan het der gemeente Hilversum toe-
leder ding spraik van die wrvdende periode
in de kunst tijdens het 'miididen van Victoria's
regeering. Het behang-, op somimiige plaatisen
win) hesctiiimimdld, was van een afschuweiijike
groenachtige Meur, en voor de ramem itmf-
gen stoitige verschoten roodie gordlijuen. De-
zelfde valie roode stof was als draperie op
den schoorsteerunantei anngabracM Een van
de wanden. werd bijna geheel in beslag geno-
mm door een ieelijik malhoniehouten buifet,
bijna zoo groot als een statiionswach'tlkamer-
buffet, waarop een vuil wit servet lag. De
sfcod^n waren ook van nuahoniehout, het
zwanto paardbnhaar van de ziittiingen piepte
er hier en daar dooriieen, en er ihingen twee
stell veel te groote, vuile staalgravures aan
dien muur. In het midden van 'het vertrek
stond een' fcliaine ronde tafel, bedekt met een'
rood' ta'Mkleied vol vlddoen. In dm hoek wiaa
een deur.
De iiefellijke schoonheid van Nur-el-Din
pastle in het minst niet in dit onbehagdijke
Engelsche interieuir. De dansertes, die hete
zelfdie etegantle girijize wandelcostuum dboeg,
waarin Desmond h'aar het laatst getzien had,
zat treurig aan 'de tafd, toen Desimond' bin-
ntenlkwani. Toen1 zij- hem zag, sprbng ziji op en
kwam naar hesm1 toe met nitgestliiekta han
den.
behoerwwe Speendennrend, w*«rerer turte-
deo jaar zooveel geschrevan werd toen men
plannen had om het door eea electrischen
tram yoor goed te verknoeiein, welke anoode
toeleg, men mag hopen voor altijd, mislukt
Tot dusverre was em gtdeelte van het
bosch vrij voor het publiek toegankelijk en
leidde er ook een fietspad door, waardoor
men naar het Spaanderwoud en naar Hilver
sum kon komen, maar het fraaiste deel van
bosoh, park en waterpartijen waren particu-
lier terrein.
Welnu, dank zij het initiatief van den
Bussumschen burgemeester, den heer De
Bordes, die zich reeds door deze daad all66n
voor zijn gemeente en men mag gerust zeg
gen voor het geheele land, en voor do Am
sterdammers vermoedelijk niet het minst, een
eerezuil heeft gesticht, heeft die gemeente on-
langs het geheele landgoed „Bantam" ge-
kocht met de bed'oeling het eerlang voor het
publiek open te stellen. Daarmede is een
prachtig stuk Gooi behoed prijs gegeven te
worden aan versnippering en verminking.
Wie dit gedeelte van Nederland kent, zal
moeten erkennen, dat het Bussumsch ge
meentebestuur door deze daad een dienst
heeft bewezen aan het geheele land, want
het werd in ons vaderland door ze6r velen
dikwijls nog veel te veel vergeten, dat dege
nen, die's zomers in mooie ©mgeving rust en
ontspanning willen zoeken, daarvoor niet
buiten onze grenzen behoefden te gaan. Maar
eveneens werd dikwerf door gemeentebestu-
ren, die nog schildterachtige stukken onder
hun beheer hadden, vergeten, dat hun belang
allereerst medehracht die mooie plekken on
gerept tot een aiantrekkelijikheiid te beho-uden
voor landgenoot en vreemdeling. De gemeen-
teraad van Bussum heeft door den aankoop
van „Bantam" een waardig voorheeld gege
ven aan vele andere bestuurscolleges in Ne
derland dergelijke daden doen althans
den burger weder eenigszins „vrede" krijgen
met de hooge belastingen, die van hem ge-
vorderd' worden!
De bewoners der hoofdstad allereerst, die
in de O'nmiddellijke nabijheid hunner stad
hoe langer hoe minder natuurschoon kunnen
vinden-, mogeni zich n'iet minder dan de Gooi-
en Eemlanders zelven gelukwenschen met den
aankoop, die te Bussum' is geschiedzij zul
len in den komenden zomer reeds kunnen ge-
nieten van de fraaie dreven op zoo korten
afstand gelegen van hun stad. En als dan
tegen dien tijd degenen, die zeggensc'hap
over onze spoorwegen hebben, ook hebben
leeren inzien, dat niet de thans gefdende
hooge tarieven, doch belangrijk lagere in hun
voordeel zouden zijn, ware er nog meer re-
den tot juichen. Maar dat schijnt, althans op
dit oogenblik nog, te ve61 gehoopt!
SIN I SAN A.
XXXV 111.
Geschiedenis der geneeskunde II.
Het is geen dngewoon verschijasel, dat men
hier en daar nog zeer oude overolijiselen
vrndt van gewoonten en ceremonien bij sterf-
gevailen. in sommige streken van het land
vind't men aan vele nuiztn een deur, die zoo
goed als nooit geopend wordt. Tot de zeldza-
me gelegenhedien, dat dit gebeurt, behoort dan
m de eerste piaats de omstandigheid, dat er
een lijk moet worden uitgedragen. In andere
plaatsen is een bepaald gedeelte van den
breeden dorpsweg meer in het bijzonder be-
stemd voor begrafenissen. Van Gils heeft in
het ieestnummer van het '„Ned. Tijdschrift
voor Geneeskunde" waarover ik in den vori-
gen brief schreef, nog eens de aandacht ge
vestigd op de Workumer gilde-baren, die ten
getaie van acht in de kerk bewaard en nog
altijd volgens de oude zeden gebruikt worden.
Dat wil zeggen, dat voor elk der beroepen,
die ter piaats het meest beoefend worden, een
afzonderlijke lijkbaar dienst doet in geval van
overlijden. Er wordt streng de hand aange-
houden, zoodat men het een onvergeielijke
font zou vinden als de klein-schippersbaar,
bes'temd voor schippers van de binnenvaart,
bij ongeluk gebruikt zou worden voor het be
graven van een zeevaarder. Immers, deze
heeft recht op de grootschippersbaar.
Het merkwaardige voor den bezoeker is de
versiering der verschillende baren, bestaande
uit afbeeldingen en spreuken, die min of meer
betrekking hebben op het bepaalde vak. Op de
apothekers- en cnirurgijnsbaar zijn de spreu
ken in het Latijn gesteld. De baar wordt
thans de doktersbaar genoemd en behalve
voor artsen eh apothekers ook voor andere
„gestudeerde" lieden gebruikt, zooals predi-
kanten en notarissen. Het is wel de moeite
woord om iiit de beschrijving die van Gils
van deze baar geeft, een en ander over te ne-
men. Aan elken kant vindt men vier schilder-
stukjes. Op de eene zijde links boven een soort
wapenschild der apothekers, waar^an het
veld in tweeen is gedeeld. Op de eene helft een
vijzel, waarin een stamper rechtop staat, om-
slingerd door twee groene takken, en op de
andere helft een groote zalfspatel, waarom-
heen zich, evenals om een aesculaapstaf, twee
slangen kronkelen. Op een banderol onder
het schild leest men:
„Geen Apotheker is zoo gesteld,
,„Aih!'" riep zij, ,,'comme je suis theureuse de
vous voir! hlce vriendellijlk ddt u gekomien
is!"
En zonder emge waansdhuwiing barsittte zij
in tranen uit en me!i haar hau'den op zijn
breede schouderis en haar hoofd tegen zijn,
borst, sniikte zij droevig.
,'Desmondi nam een van haar zachte, warlme
handjes en maiakte haar zadull van zich llos.
Zijn geest werktie snel en hieldar. Hij vodlde
zich zeikeil van zichzelf en zeker van' zijn ver-
momming; als dit 'n vexitboniing was van
vrouwenlist, Zou hij' daartegen pal staan, zoo
hesllOot hij: bijl zichzelf. En toich 'deed het ge-
zicht van' deze vrouw, zoodls zij, daar bitter
weenide, met de lange wimpers g'linsterend
van' 'tranen en dlan trilTendlen momdi, een snaar
diiep in zijn hart Mien'.
„Kom, ikomi", zei Desmond' op goedigen
toon en met een diiepe stem, in overeenstem-
ming met zijn zware gestalte, „je moet je
niet Zoo overstuur maken, ikindliefWat
scheelit er aan 'Kbm 'hier nu leans zifcten en
vertel mij, wat er gehourd is."
Hij 1'iet haar weer aan tafell zi'tteni en irtok
een stoel, voor zich'zdlf bij. 'Nur-eill-Diiin droog-
de haar oogen af met een fijn kanilen zak-
doekje, maar snikte en sidderae nog al en
toe.
Die fcrnyifej fteefl veer W."
In het rechter bovenvak staat het wapetr-
■diild der chirurgijnt, ook In tweefei verdeeld
Op da linker katrt
ache ii
akelet, recht ehirurgi-
instrumentea, ees zaag, een fcrandijzer,
gebogen mes, enz an daaronder een ge-
sloten lederen chimrgijnstrousse beevens een
open barbierstasdi. Alweer mo tcepaaselijk
versje:
,,De dood) vraag niet na ons geweer,
Hij maait en velt elk een ter neer".
Op het middelste vak is een groot openge-
slagen boek geschilderd, waarvan het open
blad beschreven is met het begin van het eer
ste aphorisme van Hippocrates: „Ars longa,
vita brevis", de kunst duurt lang, het leven
kort. Er hoort ook nog een vers bij
„Geen medesijn kan zijn zoo groot,
Die Helpen kan in Doodes nood.
De beste Konst die staat dan stil,
Als God den Heere doet sijn wil".
Op het vierde vak aan deze zijde staan twee
patriarchate figuren, beide met een dik boek
onder den arm, de een met een boor in de
hand, de ander met een groenen tak. Blijkbaar
zijn dit die schutspatroons van de chirurgijns
en apothekers, Cosmas en Damianus.
Merkwaardiger nog zijn de vier schilder-
stukjes op de andere zijde. Het linker boven
vak verbeeldt het inwendige eener apotheek.
De apotheker staat midden achter de toon-
bank met een weegschaaltje in de hand. Zijn
vrouw zit in een afzonderlijk hokje en houdt
dfe administratie bij. Een vrouwelijke bediende
staat in den grooten vijzel te stampen .Een
heer en een dame zijn de klanten. Behalve een
groot aantal uitgestale potten, doozen, fles-
schen en groote, ronde bussen is er nog een
retort en ontvangkolf op een hoogen drievoet
te herkennen. Een soort vaandel steekt dwars
over de toonbank heen, maar wat er op stond
kan men niet meer zien. In het rechterboven-
vak ziet men een chirurgijnswinkel, waar een
slachtoffer over het bankje ligt. Een chirurg
heeft een trepaneerboor in de hand, en zet
deze bij het oor van dm patient aan. Een as-
sistent houdt het hoofd van den zieke vast. Op
dezelfde bank zit ook een man, die door een
chirurgrijnsjongen wordt gekapt. Verder onlt-
breken natuurlijk bekkens, scheermessen en
andere gereedSchappen niet. Juist dezelfde
voorstelling komt voor op het titelblad van
Ambroise P are's beroemd werk over de chi-
rurgie.
Het middelste vak stelt een ziekenhuis voor,
waar twee patienten op hooge bedden liggen,
en twee geneesheeren in druk gesprek zijn ge-
wikkeld. Achter hen staat het doktersknechtje
met een medicijnflesch in de hand.
Op alle drie deze plaatsjes draagt de apo
theker en dfe dokter den doktershoed, wijden
mantel en witten bef. Ten slotte geeft het vier
de, onderste vak een voorstelling van den
barmhartigen Samaritaan, balsem gietende in
de wond van den hulpbehoevende, met het
volgende versje als onderschrift:
Help! Help Here Jesu
Helpt mij Gij Samaritaan.
Verbindlt mijn wond
Vergeeft mijn send
En schenkt mij Uw genaad',
Soo ga ik Hemel aan.
Het is niet met zekerheid bekend, hoe oud
deze merkwaardige baar reeds is. Uit het feit
dat eenige van deze versjes voorkomen in een
uitgave van Jeroen Jeroense in het jaar 1682,
zou mogen worden afgeleid, dat zij reeds van
voor dat jaar dagteekcaen.
Op de stijlen komen nog allerlei emblemen
en inscripties voor, waarvan ik alleen het vol
gende. citeer:
Ons leven is maar eenen dag,
Vol ziekten en vol naar geklag,
Vol rampen, dampen en verdriet.
Een schim, een droom en anders niet.
In den zelfden bundel geeft dir. Nuyens, de
tegenwoordige bibliothecaris der Mij. voor Ge
neeskunde een aardige vondst, waardoor hij
aantoonde dat de kunst het niet altijd even
nauw met de werkelijkheid neemt. Een Hol-
landsche graveur. Joh. Faber, omstreeks 1700
levende, gaf een twaalftal portretten van klas-
sieke geleerden uit. Als model zouden gediend
hebben teekeningen, door Rubens naar oude
marmeren beelden gemaakt. Tot die reeks van
geleerden behoort ook Galenus. Nu heeft
Nuyens een ander portret ontdekt, dat blijk
baar als model gediend heeft, maar dat even-
min Galenus voorstel als dat Rubens er iets
mee te maken heeft. Het is het beeld van een
eerzamen goiidsmid, Janus. Lutma in 1584 te
Groningen geboren en overleden te Amster
dam in 1669, en vervaardigd d'ooi; diens, den
zelfden naam dragenden, zoon, een bekwaam
kunstenaar en uitvinder der graveerwijze om
'krijtteekeningen: na te bootsen.
Een gelijksoortige vervanging van dten kop
van Adolf Vorstius door dien van een anderen
professor Hermannus Witsius, bewijst hoe dik
wijls de handel hoofdzaak en de kunst bij-
zaak is, wanneer, zeoals Nuyens het uitdrukt,
de voorstelling van een goudsmid als genees-
heer of van een hoogleeraar als zijn collega
eener andere faculteit, een oirbaar bedrijf
wordt gevonden.
Straat te Leeuwarden' geeft een aardig
Marie, mijn kamenier", zeii ze in 't
Fransch met gebnoiken stem, „is vand'aiag
hier bij! mij: gdeomea. Zij' herft nuij van diiien
Vneeselijlken moord verteld!"
Desimiond luisterde in gespannen aandacht.
Zijin gedachten werfcteni smell' terug naar dien
'laatsi.ien keer, dat hij' een vrouw had zien
schnetiem, naar Barbara Madkwayte, die onit-
dekte, dat zij! het pafcje had verioren, diat
h'aar toevertrouwd was door die vrouw, dtie
nu voor hem zat.
„Wel:ken moond?" vroeg hij met een pa
ging om ieder spoor van' hdanjgstelliimg !uiti
zijji' stem te doen verdwijnen. Hij verwensdi-
te de rol, diie hij; m'oest speien. De groote ver-
slUagenfaeid van de ddnlseres scheen hern teen
edit te zijn.
„De mootd op monsieur Mackwayte', zed
Nur-ei-Din en haar tranen begommen op-
nieuw te vloeien.
„Ik heb ervan getezem in de kraut", zed
Desmond. „Ik hemnner mij, dait u mij; ver-
tdde, diat hij een' vriend1 van u was."
Meti horten en stooten vorteldle de danseras
hem; van het zilveren' doosje, dat ziji aan
Barbara Mackwayte had tioevertrulowdl.
,,Em nu", snikte zij, „ils het verl'oren en al
mijn opofferimgans. ail; mijn voorzorgen zdjh
vergeefech geweest f'
beeld van die wijze, waarop oudtijds het bar-
biersexamen aldaar werd afgenomen. Op hem,
die geslaagd' was, rustte de verplichting om
alien, die bij het examen betrokken waren, tot
de „heeren politien sampt Olderman en keur-
meesters met hen vrouwen" toe „een eerlijken
proefmaaltijd te geven, „voor en aleer hij den
kunst van chirurgie sal mogen exerceeren".
Eenig denkbeeld van zulk een festijn wordt
gegeven door een rekening, waarop o.m. voor-
komt: 3 kalkoenen, 12 duiven, 10 hoenders, 16
talingen, 3 schaeps vyerenaels, 2 stucke rynt
vlees, 2 schynke, wegende 15 pont, enz. enz.
Het laat zich begrijpen, dat, zooals wordt ver
teld, zulk een maaltijd soms twee dagen in
beslag nam.
Een meer philosopisch artikel schreef
Schoute uit Middelburg onder den titel „Ge-
soheurde beelden", waarin hij er op wijst, dat
het historische beeld haast nooit geheel gaaf
is en dat het nageslacht ook van ons leven al
leen gescheurde beelden zal krijgen te zien.
H. A. S.
III.
Het Rijn- en Roermoeras.
Begin October schreef ik in een Duitsche
courant:
„Het eenige, wat de regeering werkelijik
gedaan heeft, de hulp aan het Roergebied,
was meer dan verkeerd; in piaats dat daar-
door het lijdelijk verzet werd gesteund, heeft
deze financieele waanziin het lijdelijk verzet
gewurgd. Als later eens de geschiedenis van
de hulp aan Rijn- en Roergebied uitvoerig en
waarheidgetrouw geschreven' werd, dan zal
de wereld en het Duitsche volk verbaasd
staan, dat zoo iets mogelijk was!"
Maar ik vrees, dat ze nooit geschreven
zal worden. De millioenen documenten be-
vinden zich in duizenden handen; ze worden
vernietigd, opdat de menschheid niet zal
worden ingelicht over een corruptie, van een
omvang, die nog nooit in eenig beschaafd
land is voorgekomen. Wel verlangen alien,
die rechtvaard'ig en moreel intakt zijn ge
bleven, afrekeniiingen van de „RuhTgewinnler",
overlegging der stukken, teruggave van het
misbruikte geld, desnoods confiscatie van
het gestolen fortuin en beschuldingingstelling
van de regeering Cuno—HermesBecker en
van de medeplichtige kamers van koophan-
del, maar ochdeze waarheidzoekers zullen
roependem in de woestijn blijven. Het volk
mag de waarheid niet hooren, want een woe-
dende veronilwaardigimg zou zichi van die
mensch en meester maken indien men al h et
ongeloofelijke, het schandelijk'e wist, wat aan
de Rijn- en Roerhulp verbonden is.
Iedere Duitscher, die nog een vonkje eerge-
voel bezit, zou dan1 zich schamen een Duit
scher te zijn. Alle begrippen van eer en mo-
raal zijn met voeten getreden; men heeft den
Duitschen naam geschandvlekt, ook in het
buitenland, waardoor Duitschers veel be-
drog en mishruik van vertrouwen' is ge-
■pleegd, zelfs met geld dat ter ondersteuning
van db llijdenden was gezonden en in anidm!
zakkeln terecht 'kwam dan waarvoor het be-
stemd was.
Zeg nu niet, dat de regeering onmogelijk
vooruit kon weten dat het lijdelijk verzet der
gelijke toestanden zou doen ontstaan, want
reeds in Februari werd aan Berlijn bericht
gezonden over de misbruiken die zich bij de
Rijn- en Roerhulp voordeden en ook het ge
meentebestuur en de kamers van koophandel
werden gewaarschuwd het hielp alles
niets, alle waarschuwingen werden in den
wind gestagen.
Reeds in Mei' wees 'ik fa de „Vosslischie Zed-
tung" er op, dat het lijdelijk verzet fiasco
moest maken, indien men niet aan de schaam-
telooze corruptie een einde maakte alles
tevergeefs, het onheil bleef voortduren 'en zij
die vermaanden werden voor vaderlandsloo-
zen gescholden, die het „Einheitsfront" pro-
beerden te verbreken!
Nu dragen we de gevolgen: honger, koude
en ellende. Maar gedurende het verzet
wat was me dat een leven, wat was me dat
een leven! Velen wenschten toen dat het
eeuwig zoo zou blijven, want zoo goed had
den ze het nog nooit gehad. Daar waren b.v.
de talrijke nieuwe firma's die van 1919 tot
1922 uit den grond schoten, die gedurende
de hoogconjunctuur millioenen verdiend
had'dlen; zij lieten nu hun onkosten en sala-
rissen aan personeel door de Rijn- en Roer
hulp betalen. In hoogdravende woorden
preekten de vertegenwoordigers daarvan na-
Maiar hoe kan dat?" vroeg Desmond.
„Waarom denfct1 u, diat dat doosje gesfolen
zou zijn? Naar wat ik mlij1 heriuner in die
Engelsche meuwsbl'adbn geilezen te hebben,
werd ieir in dit huis ingebroken, maar de dief
is in heditenis genicimen; en het gestolene is
teruggegeven'. U hoeft alllbeni-miaar Miiss
hoe heet zij ook weer? O, ja, Miss Mack
wayte te vragen om uw doosje en dian zal zij
het u wel terugjgeven
„Neen', neen!" antwloordde Nur-el-Din
mat, ,,,u 'begrijpt het niet. Dit was geen ge-
wone imbraak.' De man die monsieur Arthur
vermoordde, deed het om mijn zilveren doos
je in bezit te 'krijgen."
„Maar", wierp Desmond tegen, „een zil
veren doosje! Welke waarde heeft zoo'n klein
ding nu? Mijn beste kind, mien pleegt geen
moord voor een' zilveren dbosje f"
„Neen!, neen", riep NurteP^Dfa weer, „u
'begrijpt het niet. U weeit niet wat er in dat
doosje zat."
Toen verviel zij weer in stilzwiijigeni en
plukile dodltoo® 'aan het (klelihe zalcdoekje dat
zij nog steeds in de hand hiield.
De duistemis viel reeds in en' -de kamw
was vol schaduwen. De stralendb heldbrheid
van den middiag was vooTbij! en kille damp
en mist kwamen bitonen door het raam dial
op een 'fcietr open stond.
(Wordt vervolgd).
i