tlkmaarsche Gourant
abonraementen
De groote brillant
feuilleton.
De onzichtbare hand.
N.V. Boek- en Handelsdmkkerij
.h, Herms. COSTER ZOON,
oorlam G 9, ALKMAAR,
op Tydschriften
Dinsdag 15 Januari.
Stadsnieuws
is HET adres voor
zoowel Binnen- als Buitenlandsche.
Mo 12.
Honderd Zes en Twlntlgste Jaargang.
door
JEANNE REYNEKE VAN STUWE.
(Nadruk verboden.)
Tom Clara, na bet gewone namiddagbe-
zoek van Hans, de sch-emerlamp uitdraaide,
bleef zij even1 peinzend staan.
Deze mooie lamp, met de roode gebatikte
kap, die baar heele kamer vervrooiijkte, was
het eerste cadeau geweest van Hans, toen
hij eens een extraatje had gehad, voor ,,hun
huishouden". Zij hadden zich toen allerlei
illusies gemaakt voor „als zij zouden trou
wen", ofschoon zij bei-den nog veel te weinig
verdienden, om 'het er op te wagen. Maar
nu, na vanmiddag, scheen bun huwelijk wel
weer verschoven voor onbepaalden tijd.
Zij zuchtte, zooals ook straks Hans bad
gezucht, toen hij zei, zoo eebt triest-berus-
tend:
Ja, kind, er is aids aan te doen. Ik heb
die vijfhonderd gulden niet, dusEn ik
zie ook geen kans natuurlijk, om ze binnen
een week te krijgen
Een vriend van Hans had een betrekking
in Indie gekregen, en hij vertelde Hans, van
plan te zij® geweest hem bij de firma, waar
hij tegenwoordig werkzaam was, als zijn op-
volger aan te bevelen. Toen kwam een ken-
nis, die van zijn nieuwe benoeming had ge-
hoord, vragen hem te recommandeeren, hij
had er wel 'n vijfhonderd gulden voor over.
Ja, had de vriend tegen Hans gezegd,
als ik die vijfhonderd gulden heb, kan ik nu
dadelijk trouwen en hoef ik mijn vrouw later
niet als „handschoentje" te laten uitkomen;
maar als jij misschien 6ok vijfhonderd gul
den hebt, dan geef ik veel Uever aan jou m'n
aanbeveling. Enfin, zie wat je doet, ik heb 'n
week bed'enktijd gevraagd.
A-ch, nu of over een week, dat was hetzelf-
de. Zij hadden geen vijfhonderd gulden. Lee-
nen? maar van wien? zij konden geen ze-
kerheidsstelliug geven, zij hadden geen bor-
gen.
Zij zuchtte weer; zij! zuchtte dien avond'
nog vele malen, als zij even opzag uit haar
vertaalwerk, waar zij tot laat in den nacht
aan bezig was. En op haar slaapkamer zucht
te zij nog; en terwijl zij zich de blonde haren
borsteldfe voor haar toiletspiegel, zat zij al-
door te denken: is er dan werkelijk geen mid-
del om aan- vijfhonderd gulden te komen
hoe heerlijk zou het zijn, als Hans die betere
betrekking kreeg; hun huwelijk behoefde dan
niet langer te worden uitgestelden het
was toch betrekkelij'k niet zoo'n groote som;
hadden zij1 niets om te verkoopen? och, wat
waren al hun bezittingen bij, elkandet waard',
nog niet eens de helft misschienMaar
wacht een bios schoot haar naar het hoofd,
en zijn lachte hardop; de brillant, dte groote
brillant!
Zij sprong op. Als dieecht was, had hij
waarschijnlijk een veel grooter waardte: d'ui-
zen-d, tweeduizend gulden wellichtmaar
was hij echt?
Zij haalde haar klein juweelkistje te voor-
schijn en nam daaruit dten glinstcrenden bril
lant. O, dacht zij opgetogen, wat een prach-
tige steen. Die is echt, natuurlijk, die moet
echt zijn.';want zie hoe hij' schitterten
zij' keerde en wendde hem' in het licht. Flit-
sende stralen schoten naar alle kanten uit dte
puur kristalwitte kern, verrukkelijke kleuren,
vlamrood, helblauw, vuurgeel, fonkelden
snel er doorheeno, het was een onuitspre-
kelijk genot, dit wildte lichtspel gadte te slaan
en zij' bekeek den steen nauwkeurig: om
het achthoekige bovenvlak waren de ruitvOr-
mige facetten aangebracht, en de puntige
onderkant was zoodanig geslepen, dat als
men van boven keek in den brillant, het was
als zag men een kleine bloem met biaadjes
van kristal in den steen. O! hij was echt, de
brillant!
Zij hield hem tegen haar hals en keek in
den Spiegel. Als een kleine bewegelijke vlam
sprank'elde en vonkte de brillant tegen het
ivorige blank van haar huid. Ohiji was echt,
geen twijfel meer, zoo mooi kan een onechte
steen niet wezen.
Geen twijfel? Maar bij: dit woord kwam
juist Weer de twijfel in haar op. Hoe kon hij
wel echt wezen, dte brillant, daar de peettan-
te van wie ze hem had geerfd, in t geheel
niet rijk was geweest. Zij was, na den dood
van haar man, die daar een betrekking had,
in Zuid Afrika blijven wonen, en bij! haar
sterven waren eenige onbeduidende, ouder-
wetsche sieraden alles geweest, wat zij haar
petekind had kunnen nalaten. Daarom had
Clara den brillant, die als solitaire was ge-
zet in een smal goud randje, ook nooit voor
echt gehoudten, en hem bijna nooit gedragen,
omdat zij hem te opzic-htig vond. Maar nu
herinnerde zij zich toch, dat zij hem eens aan
had gehad, toen zij bij' een juweher een klei
ne reparatie aan een armband-horloge ver-
richten liet, en dat de juwelier toen den steen
tusschea zij» vingera nemende, uit zidnself
had gezegd:
Wat hebt u daar 'n prachtigen steen.
Zij had toen gelachen in bet idee, dat de
steen valsch was, ofschoon zij natuurlijk niets
had gezegd maar dit was misschien het
bewijs voor de e c h t h e i d .van den brillant
Morgen, onmiddellijk, zou zij gaan naar den
juwelier, en hem den steen te koop aanbie-
den!
In heftige spanning stond zij) te wachten,
terwijl de juwelier den steen, toetste, en toen
direct verachtelijk zei:
Niets waard. Geen eens kristal. 't Is
glas, gewoon glas.
Maar meneeri'U zelf hebt indtertijd ge
zegd: wat 'n prachtige steen
Heb ik'm 'in m'n handen gehad!
U hebt'm tusschen uw vingers geno-
men!
Heb ik'm getoetst?
Nee, dat niet, maar wie zal glas, ge
woon glas, nu zoo prachtig slijpen!
Hij is goed- geslepen, zeker, maar dat
doen ze wel meer met imitatie.
Nu, geef u'm dan maar weer hier, zei
Clara, teleurgesteld, en ongeduldig.
Hoe kornt u eraan?
Ik heb'm geerfd van' 'n tante uit Zuid
Afrika, zei Clara onwillig.
O, juist, uit Zuid Afrika, daar heb je
't al
En er worden in Zuid-Afrika juist zul-
ke prachtige diamanten gevonden! de Cul-
linan' en
Ja! zeker! in de Rand-mijnen maar dit!
dit is 'n Congo-briliant!
Nu, geeft u'm me dan maar terug, zei
Clara nogmaals, en strekte haar hand uit.
Ik zouik konWilt u'm me. in
commissie laten?
Hoe bedoelt u dat?
U laat'm mij in commissie, en als ik
'in verkoop, krijg ik twin tig procent van' de
opbrengst.
En wat zal die opbrengst wel zijn voor
glas? vroeg Clara inroniscn.
Dat kan je niet weten. Er is wel vraag
naar Congo-brillanten op't moment.
We zullen1 dat toch maar niet riskeeren,
zei Clara stug. Ik kan daar trouwens toch
niet op wachten.
Zeer temeergeslagen verliet zij den win-
kel. Zie je, zij had het wel gedacht: de steen
was niet echt. Maar waarom wou die man
hem dan in commissie houden? Zei hij mis
schien maar wat?
De 'hoop 'begon in haar te herleven. Zij
had ook niet naar zoo'n klein zaakje moeten
gaan; een groote firma zou haar beter uit-
sluitsel-geven.
Met een kloppend hart betrad zij een der
grootste zaken van de stad, waar zij in het
kantoortje gelaten werd. O, hoe schitterde
de steen op het groene peluche, dat over de
tafel laghij was echt, hij was echt, dat
kon je toch z6o wel zien!
!Haar lippen openden zich terwijl zij het
vonnis wachtteen haar hart sprong op
in haar borst van vreugde, toen zij hoorde:
De steen is 'n mooi specimen, water-
klaargoed geslepenmaaron
zuiver van vorm. Als hij volkomen symme-
trisch was, zou hij haast onbetaalbaar we
zen nu schat ik hemop 'n paarhon
dterd gulden.
Clara bekeek den' steen; inderdaad was de
onvolkomen vierhoeki-ge vorin, vooral aan
den achterkaht duidelijk te zien. Doch nu
begreep zij ook, hoe haar tante in het bezit
had kunnen zijn van zoo'n grooten brillant;
de steen was blijkbaar zoo duur niet -geweest.
Geen vijfhonderd gulden vroeg ze be
schroomd.'
Niet meer dan twee-drie'honderd op zijn
hoogst. U begrijpt: ik blijf er misschien lang
mee zitten; zoo bUjft't dood kapitaal.
Ik zal er eens over denken, zei Clara.
Driehonderd gulden in het ergste geval
kon zij1 misschien tweeh-onderd vo-orschot
vragen op haar werkZooals vanzelf
spreekt kon zij het eerst nog ergens anders
probeeren; met de gelukkige wetenschap, dat
de steen echt was; kon zij nu ook bonder op-
treden.
E-en juwelier wilde haar wijs maken, dat
de steen „boort" was, diamant, alleen goec
om er andere diamanten mee te slijpen; van
een anderen hoorde zij, dat boort grijsachti-
ge of zwartachtige ruwe diamanten waren,
die niet konden worden geslepen, omdat ze
wegens de vele onzuivere vlekjes, aarde als
anderszins, niet konden worden gekloofd, en
dat ze dus alleen voor't slijpen van andtere
diamanten werden gebruikt; doch hij op zijn
beurt maakte haar weer wijs. dat haar bril
lant wegens den vorm geheel met facetten
bedekt had moeten zijn, en dus totaal ver-
keerd was geslepenmaar weer een an
dere juwelier vertelde "haar, dat men alleen
peervormige diamanten aan alle kanten met
facetten' sleep, en dat deze steenen dan
brilloletten werden genoemd.
Deze juwelier trachtite haar o'ver te halen
deni brillant te ruilten. voor een magnifieken
grodtem topaas, die® hij juist voorhanldten
had; zij zou dien kunnen gebruiken voor par
rapluiie-knop of voor -ornament bij, die mo-
deme drapeerihg in de diames-kleedij„Dit is
een, wat men noemt: topaze brhlee
wanneer een geweme topaas in zwam gewfflc-
keld wordt, en men dat aansteekt en lang-
zaam laat verbranden, dan heeft de gele kleur
een mooie rose-achtige tint gekregen. Vindt
u'm niet zeer mooi?
Ja zeker, zei Clara met een vermoeiden
glimiach-, maar ik wil er mijn brillant toch
uiiet voor rui'len
Enfin, dacht zij; i-k moet den' steen dan' maar
voor driehjonderd gulden verkoopen
doch nog een goud- en zilversmidswinike1
voorbij komende, wilde zij het nog eenimaal
wageen.
Persoon-lijlk kan ik zulke groote siteenen
niet koopeft, zei de juwelier, ik raak ze in
deze buurt niet kwijt. Maar mijn broer heef t
ook 'n zaaic in Amsterdam, en daar stunr ik
alles heen. 'n Mooie steen, zei hiijl keuremd,
wilt u'm me la'ten voor vierhonderd giulden
O, neenriep ziji abrupt, minstens diui-
zend1 had ik gedacht!
Diuizend? duizend! krij'gt u er nergens
voor. Geen kwestie, geen kwestie van. Ik doe
er nog vijf-en-twimtig bij; dat is m'n 'laatste
bod. 't Is dat m'n broer me toevaliig naar
groote steenen heeft gevraagd; hij' zegt: in
den Haag wonen zooveel dames, die uiit Indie
comen, die hebben meesiai prachtige juwee-
lenje bent dius zeker wel eens in' dte ge-
egenheid daar 'iets te leoopen.
Toen Clara dit had gehoor4 li'et zij niet
os, en een half uur lang worstelde zij! met
den juweiier om het bezit van dten steen
Maar aan het eind daarvan had zij ze in
haar hand, de vijf banlcbi'ljetten van honderd
gulden!
Zij liep op straat, zoo Idchtiig of zij op
woi'ken trad, freest! feest zou 'bet vanmiddag
bij haar zijn op haar kamer! Bloemen kocht
zij en pet'its -fours en bonbons em kaas-pal-
m/iers en bloem'-thee, waar bij! zooveel van
hield en alle li-chten zolu zij ontS'tekcn en
haar liefste japeninetje aantrekken, cn
Toen Hans biimentrad in de warme, gezel-
ligc kamer, en haar stralend gezicht hem zag
tegcnla-cbeni, itrok hij haar met onstuimige
cracht in zijn arm en:
Liefste, fluisterde hij, 'hoe innilg goed
van je om me zoo alilerlicfst te ontvamgen, je
begreep zelker well, dat ik wat opvrooiijfking
noodig had. Maar -weet je, wat ik bedacht
liteb? Zouden- we het er toch maar op wa
gen zou't niet gaan, als we hed zuinig
zijn? Nu de mogelljlchdid van trouwen in me
is opgekomen word? 't wachten -me te
zw'aar ik kan n-iet m'eer wachten1. iiiefste'
Ziji viel hem om dten- hals- met eco jubclen-
d'en lach. En haiastig, in enkele woo-rden- ver
telde zij hem, het voorgevalfene
Ook -miiji, zei: ze met een bios en een ge-
Ihikkiigen bl'ik, werd't wachten te zwaar, ook
i k wou niet langer wachten; m'n' liefste!
Door Douglas Valentine.
(Schrijver van De man met den Klonipvoet).
Geautoriseerde vertaling van W E- P
(Nadruk verboden)
76)
Maar wij nietige stervel'ingen zijn alien
speelpoppen in dte handen van het Lot. Ter
wijl dte trein Desmond in dezen oprceriigen
gemoedstoesfaod naar Londen vo-erde, 'took
het Lot reeds aan de itouwtjes, die -den jjdKva-
fcnde!" weer op het! 'pad, d'at hij had! veiilar
ten, moesten terugbrengen. Tot diit doel had
het- de vermomming aangeniomen van een
man mlflt een vuil gezicht, in een vies, oudl
pak, met een gestippelden zafcd'oek inplaats
van een1 boord en das om zijn halls..: maar
dlaarover later.
Toen hijl in Liverpoolslreet aiankwam, nam
Desmond, die zich pijnlijk bewust! was van
zijn slordig uiiterlijlk, een taxi naar een' Turk-
sche badinricbting in West End. Daar was
zijn eerste zorg zich aan dte handten van een
banbier toe te vertrouwen, die na een bliik op
het verbenden hoofdl, dte moddexige kleeren en
D'E EIGENSCHAPPEN DER
ITEILIGE SCHRIFT.
De vierde winterlezing in het gebodw
„Waakt en Bi-dt" op de Laat was Maandag-
avond zeer dxuk bezocht. S-preker was ds. L-
C. W- Ekeri'ng, van Amsterdam; die to't oiir
derwerp had1 gekozen: „De eigienschappen
der H. Schrift".
Op- verzoek van dten voorganger werd dc
bijieenkomst geopend met het zingen van Ps.
119 vers 8. Ter inleiding van zijn rede las
dls. Ekering daama voor een -deel van, Ps. 119,
en wel van vers 97 af Een wouderschoonien
psalm noemde spr. dtezen psalm der wet,
wiaarin de diehiier zingt zijln getuigeni's, die
hem kracht geeft. Deze zang en de bed'e ih
dezen psalm hebben: alile eeuwen- door ge-
klcnken, vaak doo-reengerafeld en getorven,
maar waar het zaad der waarhieid viel iin het
zondaarshart, klonk een wondere melodie in
de menschenzid. Daarom wilde ds. Ekering
d'ezen avend spreken over dit woord, in het
bijzonder over zijne eigenscbappen.
DC gereformeerde belijidenis heeft altijd
4 eigenschappen aan de H. Schrift gesteld:
de noodzakdijkbeid, het gezalg, de duidtellijik-
lie'd en de votkamenhei'd.
Zeer zeker een wijd*terrein, op alle puuten
even ver i n gaan kon spr. niet. Aan elk ervan
zou een heele avond kunnen worden bewijd.
In het kort zou spr. ze ecbter alle behandle-
len'
Eerst zou hij iets zeggen over dien- vorm,
waarin het Woord' Gods tot ons kwam. Zoo
als een banketbalkker zijn gebak in een vorm
giet, kwam d'at W-oord' tot ons, om1 beteekenis
voor ons te hebben. Die vorm is, (kt het gp-
schreven is Is dit vermindtering van waar
de? Sommigen zeggen: ja, cm halen dten aan
het woord van 2 Co-r. 3 6, maar als wij! de
'bedoeling van dat Woord goed nagaan, blijkt
van- minachting voor de letter absoluu-t niets.
Johannes was het hierin met Paulus eens,
gelijk spr. aantoonde. O'veral iini de H.' Schrift
is bet schrijven in ho-oige eere. Alles wat de
moeite waard was, moest geschreven wor
den Jezus zelf ber-iep zicli bij- de -bezoeking
in dew oestijn op hetgeen geschreven stond.
Dat Gods Woord in geschreven vorm toit
ons kwam; was in dte eerste plants om de
d'H'ufzaamheid, die het daiardoor verkreeg.
Het geeft ook veel meer zelcerheid dan het ge-
sprofcen- woord. Het geschreven- karakter
van Gods apenlbarinlg geeft daaraan alomte-
genwoordigheid. Vahdaar dat God voor de
Hervorming de boekdrukkunst deed uitvin-
deoi, zoodat Zijn Woord nog meer verspreid
icon warden.
-De eerste ei'genschap der H. Schrift is die
noodzakeliijkheid ervan. Specffiiek geref-or-
meerd is de vraa'g: waarojn moet het juist
zoo zijn en niet anders?
De moodzakelijikheid der H. Schrift toonde
spr. aan door crop te wiijzen, dat er in God
zooveel gedachten zijn die een eenheid vor-
mcn, anders dan bij; de menschien. De wiize
waarop Gods gedachten -naar buiten treden
is het woord. als mededeelinig aan dte denkende
m-enscheni.En waar dit woord bestemd is
om tot vele volken te komen gedurende vele
eeuwen; moest hettot -ons komen in gesehrc-
ven vorm. Daarvoor te buigen verhoogt ons.
E>e aanvallen op het geschreven karakter van
dat Woord moeten- ons tot waarsichiuwing
zijn om er juist aan vast te houden.
Hoe is het verzet tegen dat geschreven, ka
rakter te verklaren? Het komt van het eigen
ik der menschen, die zich aan het gezag er
van niet wi'llen onderwerpen.
H-et gereformeerde beginsel staat daar te-
genover. Wanneer een volk tot religie -komt,
wordt er terstond veel nadruk gelegd op het
karakter van het geschreven woord.
De zendte tast ons denken em geheugen aan-,
in vergeteiheid en1 vervalsching van hetgeen
werkelijk is gesehkd, De mon-delinge overle-
vering wordt er door verknoeid; gelijk blijkt
uit d'e overle^eringen biji dte heidenvolkem.
Daaronj heeft God Zijn Woord behoed' voor
die verwordiciig, d'oor het te doen> schrijycn.
Het -gelloof neeft niet genoeg aan- bet ge-
sproken woord, maar vraagt het te back gie-
stelde, omdat het itets ecu wigs- in zich heefti
Wij, willen in ons geloof giemeenschap zien
met anderen, die ook z66 'geloofdtem. Het ge
schreven Woord1 geeft cqisi het merk der eeu
wen1.
De vrijheid van een Christenmensch is de
vierde noodteakelijkheid voor het geschreven
Woord G-odls, Er is gezag noodig om ons dc
waarheid te kunnen zeggen van wat waar of
niet waar zo,u zijn in dte mon-delinge overle-
vering. Het geschreven Woord maakt dit
overbodig en dtearin grondt de vrijheid van
An Christen- op alle terreiln, ook het staait-
kun-dige.
Wij hebben noodig den' Christus, het
vleeseh gewo-rden Woord, en de H. Schrift
hot schrift geword-en Woord'. 'Dte vraalg doet
zich voor: waarom is de H. Schrift niet bolt
ons gekomen in den vorm van een catechiisl-
rnus? Spr antwoordde hierop, dat de ca-te-
chismus onderstelt een beschrijvinig van de
Openbarmgisgebeurtenissen, een bijibel waar
in ons de dogmatiek wordt verhaaldl Gods
oeschrev-en' openbaring ko-mt tot d'cn hieelen
mensch, iets wat niet een catechismuis kan,
omdat zij niet zoo spreekt tot het geweten en
helt gevoel. Daarom heeft God juist zooveel
gegev-en, in Zijn Woord, waarmee Hij! spreekt
tot alles wat in den mensch is gelegd
Waarom is.de H, Schrift niet zo6 uit dten
hemel gekomen? Omdaf zij1 ate het ware een
brug moet vorme-n tusschen God en mensch:
iets wat niet mpgelijk was als God1 de H
Schrift zoo -uit den hemel had gezendtene-Er
moest iets menschelijfcs in zijh, om voor de
menschen een br-u-g tot God te zijn. 'Een igodr
dteliij'ke en een menschelijfce factor moesiten er
in ligg-eri. Qrn dat menschelijke is dte Schrift
niiet enwaar zooals spr. met een voorbeelc
aantoonde
De H. Schrift is gezaighebbend1, dw.z. dat
h-et gezag d'aarin tot -ons komt in voilstrekten
zin, over den- heelen mensch, v-oio-r nu' en voor
eeuwig. Dat is noodig voor -onze reddling,
zooals een dokter ons zijn wil oplegt als wij
ziek zijn. En wat de mensch aan den- mensdi
kwalijk neemt, n.l het met gezag spreken
tot ons en- het over -ons bevelen, wordt aan
God euvel' gedu-id door velen. Maar dte gere-
f-onneerden erkennen dat -gezag Go'ds als
noodig.
Het gezag dter H. Schrift staat vast, ook a!
gaan wij er wel eens tegen in. Het erkenlt
geen -gezag boven zich en gaa't over dten- heie-
1-en mensch, het is onbegrcmsd. God -gatet
zoover met ons als Hij! wil. Hij is onze Ko-
ning, onze Souvcrein en' hecrschit hierom in
alles over ons.
Of dat gezag geldt voor zijn vorm -of ih-
hloud of voor beid'e, is een twi'stvraag ge
weest, die het gezegde deed ontstaan: „het
'Woord' God's is in de H. Schrift" Maar
zo-:xira men' dit ondterschrijft, doet men, steeds
meerdlere stappen- van God1 af, het wordt -een
ontbindingsproces. Da'arom zei! spr.: er
geen woord in dtee H. Schrift of die getest
Gods is er in doorgedrongen. Uitvoerig ging
spr hierop in De heele scheidiing Van historic
enz- van de H-. Schrift its leugen. Allies ini dc
H. Schrift. ni-ets uifgezonderd1, is G-odb
Woord en als wij dit erkennen, moeten wij het
r-ok geh-o-orzamen.
De inspiratie tot het schrijven van Gods
W-or-ird- noemde spr. esn bovennatuurlijke
working. Zij is de goddtelijke fa-ctor in het
Woord1 dies Hecr-en. Het woo-rd inspira-tie is
ovengenomen uit 2 Tim., waar staat, d'at het
Woord' Gods is ingegeven. G-otef heeft Zijin
geeot ingebl'aizen in hen, die over vele eeu
wen, Gods Woord neersclireVen. B-evmst of
ortbewust Zijn de schrijvers der bij'bel'boeken
'door Gods geest geleid. Door die goddclijike
dten verwarden baard van zijn Hanit yeeHbe-
teekenend fcuchte en in een weinig bij: een
bar'bier piassend -stilzwijigen vexviel.
'Desmond 'hoord'e den kuch en ving den
m'edtelijdenden iblik van den man op.
„Ik gellloof, dat -ilk well een scheeribeunti noo
dig had", zei- hiji flauwtjes.
„Tk geloof het ook wel; mijnheer!" ant-
woordde dte man, terwijl hij! met zijn ri-em
bezig was.
Ik heb een leelijk ongtelu'k gtehad'*,
mompel'de Desmond, „gevallen en een gat in
mijn hoofd gekregen..."
„Daar zijn wij: hier aan gewend, mijn
heer", antw-oorddte de k-apper, ,,maar het bad
zal u wel weer heelemiaal optaappen. We
hadden hier laatst een heer, het was de vto>-
rige week, die in geen vijf dagen en nachten
thuis was geweest en zijn jas was heelemaa!
in den rug getornd-, doord'at hij1 's naChts in
een van die clubs een kloppantij had gehad.
En -dronken wtel hij' had gewoon op straat
gelegen, vertelde ze me! Maar we hebben
hem netjes geschoren, en een paar uur in't
bad en een du'tje...; em we verstelden keurig
zijn kleeren, die gescheurd' waren, en- hij
gihg na-ar hulls zoo defng als een redder en
zoo frisoh als een madelief je
Desmond was eerst -geneigd te profcestee-
ren tegen- deze uitlegging van den, ongelukkiL
gen toestand, waarin h-ij veTkeerdte, maar
toien hij in den spiegell zijn gehavend en
schunnig voorkomen zag, zweeg ihiji maar.
Ue uitlegging van den barbier was zoo goed
alls elke andere, aangezien Desmond zelf
geen voldoende verklaring kon- geven van de
omstamdiigheden, die -hem in zoo'n toestand
hadden gebra-cht. Dus hield hij' zich maar
bedaard, boewd hi} veel neiglng voteld-e lorn
het aanbod van den babbiey hem een- harit-
versterking te geven; af ite slaan.
Van den kapperssalten zon-d Desmond een
boodsdhap naar zijn club -om zijn kleeren
mee te geven, en de eerstvoflgende dirie uren
hield hij zich bezig met alle genietingen te
sma-ken, die een Turksch bad: kan'geven. Ten-
slotte lag hij- tegen 12 uur, heerlijk opge-
frischt. in bad'hamddoeken gewikkela, -op een
rustbed1, met een kop keffie naast zich- en dte
Daily Telegraph van dim morgen uiitgespreid
voor zich.
A-dvertenties, zoo zeggen- zij-, die -het weten
kunnen, zijn op de eerste en laatste b1adzijde
van dte kranten ged'ru-kt om den Men lezer
te treffen, want er is kans, dat hij nu al 'it
niteuws u-i-tgelezm 'te hebben; zijh blilk nog
eens doellioos over dten voor- en aehterkanlt
van dte courant laat glijden, voor hiji haar
op zij le,gt. Voordat Desmond dan ook zijn
kr-ant opende, glieed zijn bl'ik over de tweed-e
kolom van dte voohsite -blad'zijide, waar dage-
lijiks zooveel -oproepen, geheimzinmige beri-ch-
lien-, hartroerendte afapra'ken en onbedtekte be-
delad'vertenities staan, die aan dezte kolom
zijn karafcteristiieken naam geyen.
- Daar viel zijn oog op een advertenltie van
den volgenden inhoud:
„Wanneer kanonnier Mahtin Barling,
1820e -batterij Vdd-artillerie, z'i'Ch in' verbiim
-ding wil stdllen -met Mills 'Cheyne, advo-
caten, 130 Bedford! Row, London, W. C,
zal hij" iets kunnen veunemen, d'at hem van
voorded kan zijn. Moeiilijkhedtn met dte mi^
litaire overheid kunnen uit den weg geruimc
worden."
Desmond I'as deze advertentie eenmiaal- over
en begon toen weer ovetnieuw. Kanonnlier
Barling,,... die naam' riep een beeld op van
een op'gewefeten, bruin-verbranden bertell, al
tijd ikteurig in dte kleeren, die het eigenaandige
taaltje spra-k van de bero-epssoldaien; ge-
woirven uit Indite, Mialita-, Adm en, G'ibraltar.
het type van den- Bri-tschem soldaat, die den
terugto'ch't van Miens in dte gesch-iedenis voor
alle tijdien beroemd heeft -gemaatot.
Advertenfies zooals deze, dach: Desmonlc
droomerig, hangen meestal samen met een
inspiratie is' dte H. Schrift godiddijlc feilloos
gevvordten, wat niet hetzelfde is alls men-sche-
lijik feilloos, gelijk spr. uiteen zette. De ver-
schillende aanhalingen uit het O. T. in het
N. T. zijn er het bewijs van, omdlat zij! Gods
Woord daar in anderen vorm weergeven. Dit
)leit te meer voor de goddeiijke inspiratie. De
Geest heeft d'e vier evangel-isten afgezon-
dterd en bestemd om ons het Woord weer te
geven. En zooals zij, het gaven is het ge
weest, al geven' zij het niet alien in denzelfden
vorm.
De H. Schrift is uftvloeisel van Gods plan,
vand'aar dat zij niet is een veelheid' van- ge-
schriften, maar een eenheid!, die in haar ge
heel dtezelfde lijn vol,git De auteur van ail die
geschriften is God, al liet Hij' anderen schrij-
vetn..
Het Woord Gods is daiarom een- mysterile,
omdat er meer aehter zit dan men. vcrmoedt.
I'cdtere p-redicatite is sl-echts een- moti-cf uit
dlat Woord' en wij verstaan het slechts goed,
als God zelf het ons vertolkt.
In dilt verband zou zou spr. kunnen v-ragen1
hoe Jezus tegenover dte H. Schrift stend! en
dan is het an'twoord!, da't Christus het O. T.
als absoluuf va-ststaande bcschouwdte, als ab-
sol'uut gezaghebbend. 'Dit is dert geloovi'gten
van thans, die de H. Schrift ook zoo igesclrou-
wen, een steun.
Tot zoover gekomen, brak spr. zijrie rede
af, om "te doen zingen het laatste vers van
Gezang 36.
Daarma besprak ds. Ekering die beide an
dere eigenschappen- der H. Scihriift: de duidle-
Hjklieid en de volkomenheid.
De duidelijkhieid' volgt uit het gezag Was
de H. Schrift niet duicldSjk, dan moest een
geestelij'ke er bij 'komen m -ons ervan te ver
klaren Nu zeggen de gerefonmeerden, diat de
duidclijikhei'd vast staat eni daarmoe staan zij
recht tegenover Rome, dait meent, dait die
m-enschen een apotheker noodig hebben o-m
het 'geneesmiddter voor de ziel te kunnen ktfjr
gen-
Maar daarom ontkennen wij mitet de mood
zakelijikheid der ambten, omdat door d'e predi-
king nog veel wordt aangeduid. Het onder-
wijs is wel degelijk noodig, maar de geloo-
vige is nooit aan zijn consdentie gebonden,
omdat het amlbt het zegt, maar omd'at het
Woord1 het zegt.
In dit verband ging spr. nadier in op het
indach-tig maken van G-odls W-oo'jid en kwam
op togen het verwaarloozen daarvan en het
te pas of te dnpas aanh'ailen van woo-rd,en uit
de H. Schrift. Zij is daartoe niet bestemd,
maar voor gestadiige studie.
Met dte-volkomenheid van dte HP. Schrift
wo-rdt uitgesproken, dat zij eenig is en in all
ies vold'oendle en- genoegzaalm. Rome neemt
er na-ast de overlevering en- dam Stoel van
Petrus, die uitraaakt wat goed is of niet,
maar wij erkennen de genoegzaamheid1 dter
H. Schrift Wie z66 de Schrift ziet, raakt
nooit er over uitgep-raat en behoeft niet te
spreken over een mooi boek of zoo itets, zoio-
als de moderne® vaak doen;
Als de Bijibel valt. is er geen waarheid!
meer in onze kerk en, daarom trekt dte he! al
tijd alltereerst tegen den Bijibel te velde.
Met een herinnteririg aan- bet stervensuur
van Walter Scott -omdarschreef spr.' aan htet
einde ziiner rede dlenis woordiea „er is
maar een bode: de Bijfoel".
Na dankzegtging I'M dlsi, E'kering nog zin
gen vers 84 van Ps. 119, waarmee dte
korns-t- geeindigd was.
Pro vine jaal Nioiiws
UIT KOEDIJK.
Zaterdagavond werd door de afdeeling
Koedij'k van den -Bond voor staatspensionnee-
ring een propaganda-avond gehouden in het
lokaal van den heer Jb. Groot.
De voorzitter, d'e heer P. Oud opende de
bijeenkomst met een woord van welkorn.
De heer Spaargaren zeide, te zullen trach-
ten de aanwezigen- weer wat moed in te spre
ken en behandelde het eerstj den, tegenwoor-
digen regeeringst-otestand. ^pr. had gehoopt
op een igunstiger wending in het belang van
sociale vraagstukken en besprak in verband
hiermede de sociale zorg, spreker had' liever
sociale voorzorg. Hierna werd het werk be-
sproken van de raden van arbeid. -De daar
aan verbonden rompslomp, noemde spreker
als staatspensioen de vergulde leugens. Hij
noemde het een schandaal, dat er nog zoo'n
erfenis; hij was er b-lij- om :ter wi'lie van Bar
ling, d-ien hij; niet had gezien sinds zijn tijd
■in het kamp van Aldersho't, voor den oorilog.
„Buzzer" Barling was dte broer van een za-
keren- Henry Barling, die Desmond's oppas^
ser geweest was. Zijn bijnaam „buzzer"
(gonzend insect) had hij Ite damken aan het
feit dat: hij seiner was. Dcor de WisselvaMig-
heaen van den militairen dienst waren ate
bei-dis broers vele jaren lang gescheiden ge
weest, maar ze hadden, wanneer ze toevaliig
op eenzelfde pl-aa,ts waren, elkaar steeds zoo
veel m-ogtel'ijk gezien en Desmond was den
kanonnier dikwijfe teigenigtek-omen; als hij in
het kamp was. Henry Bar ing was met Des
mond meegegaan naar Franfcrijk, maar -een
koigei!! in het'bosch van Wlers co-ti'.ertets had
Desmond' beroofd van den besilen dienaar' en
trouwsten vriend, dien hij1 colt had gehad.
Hier do-ok nu plotseling Henry's broer weer
op. Desmond hoopte, dat „Buzzer" Barling
de advertentie zou zien en bes1loo't. half sla-
petnid, de advertentie uit te knippen en naar
dehi banlonnier :te zenriten, die lot zijn groote
vreugdte, dus nog wel in Iteven zou zijn. De
eigenaardige zinsp°l'i'ng iop m'oeilijkheden met
de militaire overhei'd moest wel beteekenen,
doch't Desmond, dat Martin Barling
zoo
verl-of kon krijgen om1 -na-ar huis te kunnen
gaan en zijn erfenis in oritvangst te nermen.
(Wordt vewolgd.)