ftog&srflfe A.R. vorid 3h ne3rag wfc< lioog
Londensch aanteskenboek.
Het woord,
Huislioiidel^'k kwartet.
en de Minister zei er niet veel aan te kunnen
doen; maar hij had nu afgesproken, dat
voortaan niet meer dan voor 4 wekea verlo
tat worden betsaald.
De wasch van sommige tuchtscholen, op
voedingsgestichten en gevangenissen werd
nog steeds behandeld volgens contracten uit
den tijd, toen de prijzen veel hooger wartn
De A.R. vroeg of er geen goedkooper weg
was. De Minister antwoordde, dat aan een
meisjestuchtscholen de proef zou worden ge
jomen om de wasch in eigen beheer te doen
daar scheen men nog nooit aan gedacht
te hebben, dat meisjes ook wasschen kunnen
en dat er ook een proef zou genomen
worden met aanbesteding.
Wij zouden iets kunnen zeggen over het
Rijksproeffokstation voor Pluimveeteelt te
Beekbergien, maar bewaren dat voor later.
Opnieuw dronk de A.R. aan op bezuiniging
op ae uitgaven, voortvloeiende uit de Nijver-
heidsonderwijswet. Het aantal akten voor nij-
>erheidsonderwijs is van 9 tot 37 uitgegroeid,
en voor de omschrijving der programma's zijn
14 bladzijden noodig. Dientcngevolge warcn
de kosten van opleiding der a s. leeraren en
leeraressen hoog en die dure opleiding hac
weer invloed op de traktementen der leeraren
en op den omvang van het onderwijs. Aan de
cursussen tot opleiding van leerkrachten
wordt 40 proc. van de kosten van de scholen
9Is subsidie gegeven, zoodat beperking in
meer dan een opzicht voordeel zou zijn. Ook
in ander opzicht meemde de A.R., kon op het
Vijverheidsonderwijs bezuinigd worden.
Herhaaldelijk wordt door vereenigingen ge-
bruik gemaakt van lokalen in R.H.B.S. en
Stijskweekscholen tegen vergoeding van de
kosten van vuur en licht en eventueel schoon-
maak. Nu het blijkt, dat al meer dan 300
gevallen van zulk gebruik voorkwamen en het
gebruik door derden invloed moet hebben op
de kosten van onderhoud en herstelling. en
de mogelijkheid bestaat, dat de gebruikers
geldelijk voordeel trekkcn uit het gebruik,
achtte de A.R. het goed, dat ook vergoeding
Werd bedoagen voor het gebruik der lokalen
en der leer- en hulpmiddelen b.v. gymnastiek-
werktuigcn, matuurkundige instrumenten en
chemicalien. Ook wilde de A.R. de vergoeding
*>or vuur en licht regelen naar een vasten
maatstaf en niet naar het inzicht van't hoofd
4cr instclling.
Door roekeloos varen van den commandant
van een marinemotorsloep werd schade toege-
aracht aan een groentenscheepje, waarvan de
eigenaar 616,10 als schadevergoeding ont-
ving uit's Lands kas
De A.R. meende, dat het billijk was, dat de
veroorzaker van schade door roekeloosheid
die schade ook betaalde. Maar de Minister
van Marine vond, diat er geen „opzet" was ge-
weest en dat terugbetaling alleen zou te ver-
krijgen zijn door een rechtsgeding, terwijl zij,
die groote schade veroorzaakten, b.v. het ver-
lies van een heel schip, toch niet in staat wa
ren. om die schade te vergoeden. Later is de
Minister wat bijgedraaid.
In een Rijksgebouw .waren stellingen noo
dig. Zij werden aanbesteed en zouden 27
Dec. 1922 gereed zijn. Dat waren ze ook,
Aaar eerst 11 Januari 1923 werd de arbeids-
overeenkomst opgemaakt en die werd op 8
Februari 1923 door den betrokken Minister
voedgekeurd. Op de aanmerking van de A.R.
werd geantwoord. „Och, uit de correspon-
lentie over de zaak blijken de voorwaarden;
net contract is maar een formaliteit".
Het werk was alzoo reeds opgeleverd,
voordat het contract was goedgekeurd
Te Neede stond een gebouw, eigendom
van het Rijk leeg, waarin vroeger de mili-
>arre politie gehuisvest was geweest. Al in
'Augustus 1922 was het door Oorlog over-
gedragen aan het bestuur van Registratie en
Domeinen om het te verkoopen, maar op 25
Augustus 1924, dus een jaar later, was er
nog geen werk van gemaakt. Op een vraag
van de A. R. deelde de Minister van Finan-
rien mee, dat overwogen was, of het gebouw
kon dienen voor een of anderen tak van
Staatsdienst; maar in Juli 1923 was einde-
lijk gebleken, dat verkoop toch maar beter
was. Volgens de bladen heeft het 7800 op-
gebracht, terwijl het voor 23.000 was aan-
gekocht.
Er was nog altijd een z.g. Boekenfonds bij
de Kon. Mil. Academie, waarvoor boeken en
reglementen en voorschriften gedrukt wer
den, meestal door particulieren. Er waren
aan verbonden twee directeuren met resn
4500 en 3200 gld. traktemeni en 8 man per-
soneel. De A. R. vroeg of dat drukwerk niet
geleverd kon worden door de Landsdrukkerij
en den Topografischen dienst.
Voor een garnizoen werd in 1922 de le
vering van 336.000 K.O. eierkolen tegen
/226 de 10.000 KG. aangenomen; de leve-
rancier betrok deze van de Staatsmijnen
voor 150 de 10.000 K.G., maar moest voor
vervoer van de mijn naar de militaire berg-
plaatsen zorgen. Maar het garnizoen ge-
bruikte 162.660 K.G. meer en de leverancier
leed door prijsverhooging een verlies van
ruim 800. De Minister van Oorlog oordeel-
de, dat deze 800 gld. door het Rijk moest
worden vergoed. De A.R. vroeg, of het niet
raadzaam was, om bij aanbesteding de voor-
waarde te stellen, dat, zoo noodig, een aan-
gegeven hoeveelheid boven het bestek, tegen
den overeengekomen prijs moest worden ge
leverd.
De A. R. had al vroeger de opmerking ge
maakt, dat door de Spoorwegdirectie zoovee!
vrijkaarten werden verstrekt. De opmerking
baatte niet veel, want in 1922 waren het er
1170 en in 1923 nog 1166. De opmerking
werd herhaald en het bleek dat sommige hou-
ders van vrijkaarten bezwaar maakten tegen
intrekking. Toch werden er voor 1924 maar
1062 uitgereikt.
In 1908 werd een Staatscommissie inge-
steld met het oog o.a. op de eischen voor
koopvaardij- en visscherij-examens. In 1911
werd de taak van de Commissie uitgebreid,
maar zij was in 1924 nog niet gereed met
naar rapport. Geen wonder, dat de A. R.
vroeg, of er niet wat spoed kon worden ge
maakt.
In 1918 werd een overeenkomst vastgesteld
voor personee! dat en Duitsche Maatschappij
zou leveren voor radiografische sein- en ont-
vangstations. Voor 4 personen werden trak
tementen vastgesteld van resp. 806456
45 gld. per drg. Op een arnmerking van de
MR. kreeg zij ten antwoord, dat die loonen
volstrekt niet abnormaal waren voor den
korten tijd van het werk. Maar in 1923 gol
den die loonen nog aU:'d. maar spoedig daal-
efen zij tot 30, 25 en 18 gld, per dag, Het
Duitsche personeel heeft in't geheel 158.000
ontvangen. i
Een ambtenaar huurde een woning en stel-
de voor 1275 per jaar drie vertrekken be-
schikbaar voor bureau- en archiefruimte
J 800 voor huur en 475 voor verlichting
en verwarming) In 1922 kocht het Rijk dit
huis voor 26.000; de ambtenaar genoot zija
475 en betaalde aanvankelijk geen huishuur.
Het heette zoo goed, dat de man zijn bureau
nan huis had, omdat hij dan 's avonds bij
thuiskomst.van een dienstreis dadelijk zijn
brieven vond. De R.R. maakte een vergelijken-
de rekening opVoor den aankoop betaalde
het Rijk 1275; na den verkoop: rente en af-
schrijving van 26.000 a 10 proc. 2600;
verder 475 vergoeding, maar het ontving
800 huur, rest 2275, dat is 1000 meer
dan vroeger. Er waren nier; ambtenaren, die
hun bureau voor het gen: in hun woning
hadden.
Over de te geringe lev: g van drukwerk
door de Landsdrukkerij was de A.R. maar
matig tevredeii. Wij stippen uit het verslag
aan, dat de Minister van Arbeid er voor was
om particuliere drukkerijen opdracht te geven
als middel tegen werkloosheiden deze Minis
ter liet het drukwerk in Duitschland maken,
omdat het verschil in prijs opwoog tegen de
verhooging van werkloozenstcua. Daar zit
logica in!
Wij eindigen voor dezen keer, maa'r komen
op enkele zaken uit het verslag nog terug
XXVIII.
De technoloog heeft zijn vacantie benut
om een ariikel te schrijven over de behande-
ling van glas, zooals snijden, doen sprfngen
en lijmen.
„Volgens mijn opgaven," schrijft hij, „kan
men snijden met een gewone schaar. Deze
harde stof is te verdeeien als carton, wan
neer men het glas, de schaar en de handen
gedurende het snijden onder water houdt.
Overigens vertel ik niets nieuv/s, want deze
methode werd 1851 al beschreven en toen
werd aanfcevolen inplaats van water olie te
nemen".
„Wacht even", dacht ik, ik zal de proef op
de som nemen".
Ik stak dus mijn handen, een schaar en
een stuk glas onder water, en werkelijk, ik
kon knippen. Wei gitig de vergelijking met
carton niet op, en werden de randen wat
brokkelig, tnaar het was toch een succes.
„Ik zal u een methode leeren, om glas te
boren, zoo snel, dat men in 45 seconder. 8 a
9 millimeter glas doorboort", vervolgde hij.
„Men doet dit met een vijl, die driehoekig of
ruitvormig is toegeslepen, en die in een boor-
machiiw wordt geplaatst.
Wanneer mijn vijl en glas gedurende het
boren bevochtigt met een mengsel van knof-
look en terpentijnolie, is het succes verze
kerd."
Daar ik niet over een boormachine beschik
en niet bestand ben tegen den geur van knof-
look, kon ik de proef op de som in dit geval
niet nemen.
Om glas op glas te lijmen, bestrijkt men
beide platen met verwarmde canadabalsem,
drukt ze met klemmen op elkaar en legt ze
in een koude gasoven, die langzaam op 100
gr. wordt verwarmd, een uur lang op deze
temperatuuf wordt gehouden, waarna men
het gas uitdraait, en den oven laat afkoelen.
De beide glasplaten zijn dan vast aan elkaar
gehecht.
Een andere lijm voor glas op glas, die de
voordeelen heeft doorzichtig te zijn, bestand
tegen water en niet te hooge temperaturen,
snel droogt en ook na jaren weer gemakkelijk
te verwijderen is, maakt men door 25 deelen
blanke schellak en 20 deelen venetiaansche
terpentijn en op te lossen in 20 deelen 96 pet.
spiritus en 35 deelen ether.
Een goede porceleinkit stelt men samen
door 20 deelen loodwit en 12 deelen pypaarde
te kneden met 10 deelen kokende lijnolie.
Om glazen letters b.v. op winkelruiten te
plakken, maakt men gebruik van een kleef-
stof uit loodwit, krijt en lijnolievernis. Wan
neer men een taaie brij maakt, houden de let
ters direct en behoeven niet te worden onder-
steund.
Aldus bevestigde letters kan men het ge-
makkelijkst verwijderen met een dunne stalen
vioolsnaar, die aan de einden wordt bevestigd
aan twee handvaten ,en die nu tusschen de
ruit en de letters wordt doorgehaald.
Glas wordt op metaal geplakt door een
lijm, die bestaat uit gelijke hoeveelheden me-
nie en loodwit met 3 deelen lijnolie en 1 deel
kopallak.
Deze lijm kan bijvoorbeeld worden gebruikt
voor het bevestigen van knoppea van hoeden-
spelden, wanneer deze van e'e speld mochten
zijn geraakt.
IJzer op ijzer lijmt men met een mengsel
van waterglas en zinkstof, of met een kleef-
stof, die men verkrijgt door vermengen van
gelijke deelen bruinsteen en zinkwit met ka-
linaterglas, tot een dunne brij. Deze laatste
kit droogt snel, en is bestand tegen hitte.
Zink kleeft men op zink door vermenging
van een lijmoplossing met gezeefde, ge-
bluochte kalk en wat bloem van zwavel. Na-
tuurlijk moet de lijm warm worden gebruiktU
Een ander voorschrift voor zink op zink is:
12 pet. olievernis, 30 pet. loodwit en 58 pet.
krijt.
Om papier te lijmen op blik, zoo, dat niet
na eenigen tijd de lijm loslaat, is het wen-
schelijk, op de plaats waar het papier moet
komen, met wat schuurpapier de metaalop-
pervlakte ruw te maken.
Een lijm, die niet zoo sterk uitdroogt, dat
het papier afvalt, bestaat uit: 20 deelen wit-
te dextrine, 50 deelen warm water, en 3 dee
len glycerine. Na afkoeling voegt men nog
3 deelen brandspiritus toe, en laat, voor he't
gebruik de lijm nog 2 dagen staan.
Wanneer men na het drogen van de lijm
het papier vernist, b.v. met een schellakver-
nis, kunnen de blikken in warm water
v/orden afgewassehen, zonder dat het papier
loslaat.
En hiermee is van lijm wel alles gezegd
wat er te zeggen valt. Ik heb echter nog iets
te vertellen over conserveering van groenten
etc., daarover gaand artikel heb vergeten.
Het komt namelijk nog al eens voor, dat
Weckf'.eoschen na het koken weer opensprin-
gen. De gewone weg is dan de flesschen
weer eenigen tijd in kokend water te brengen,
en dan af te waeMeu. ^>f de deksels zullen
blijVeo ritten,
Ik heb echter een methode zlen foepassen,
die minder tijd vordert Men maakt den ranc
van de flesch en de caoutchouering goec
schoon, en strijkt nu op den ring wat abso
lute alcohol. Ook aan de binnenzijde van het
deksel worden een paar druppels alcohol ge
bracht
De alcohol wordt nu aangestoken en on-
middellijk het deksel op zijn plaats gebracht,
terwijl men het stijf aandrukt.. Door ver-
branden van de alcohol vermindert de lucht-
druk, zoodat de deksel door de buitenlucht
wordt vastgedrukt
VALI
f\ J IDkS ij Ma die ktnderen, Zij gillen tegn o en
Land- en Tuinbouw.
VOOR KLEINE TUINEN.
De eerste blcei der Delphiniums is afqe-
oopen en de uitgebloeide Stengels worden
zoo spoedig mogelijk bij den grond afgesne-
den. On eenigszins gunstige standplaats zul
len zich weer krachtige Stengels ontwikkelen,
die straks, zij het ook met minder groote
bloemen, opnieuw zullen bloeien. Dergelijke
uitgebloeide Delphiniums kan men nu ook
heel goed verplanten en desgewenscht scheu
ren-: Ook andere thans uitgebloeide vaste
planten als Iris germanica, Iris pumila, Pa-
paver orientate, Lupinus polyphyllus, Pri
mula Veris, Doronicum en vele anderen,
kan men thans verplanten. Bij droog, scherp
weer worden aldus behandelde planten be-
schermd en begoten. Het aanbinden der hoo
ge vaste planten als Herfstasters, Helenium,
Helianthus, Solidago, e.a. vordert veel werk.
Voorloopig brachten we reeds korte stokken
aan. Deze worden nu vervangen door lan-
gere. De stokken worden zooveel mogelijk
tusschen de stengels geplaatst, zoodat ze
weinig zichtbaar zijn. Aan elke stok bindt
men een of meer stengels zoodanig, dat de
planten een lossen, bevalligen vorm behou-
den. Een onzer mooiste snijbloemen is wel
Lathyrus, die thans in vollen bloei is. Wil
men van Lathyrus lang plezier hebben, dan
plukke men vooraf de geheel open bloemen
er af, voordat zaad gevormd kan worden.
Vcor zaadvorming is veel voedsel noodig en
als gevolg daarvan eindigt de bloei vroeg
tijdig. De afgesneden bloemen leveren prach-
tig materiaal voor het vullen van Heine
vaasjes. Ook Dahlia's leveren ons prachtrge
snijbloemen. We moeten deze geregeld snij
den teneinde een langdurigen bloei te ver-
zekeren. Wil men van Dahlia's groote bloe
men snijden, dan verwijderd men vroegtijdig
de aan de bloemstengels voorkomende zij-
knoppen. Door dit b.v. wekelijks nauwkeurig
te doen, worden de bloemen belangrijk groo-
ter. De lager voorkomende zijscheuten blijven
behouden, daar deze straks op hun beurt
zullen uitgroeien tot bloemstengels, die weer
op gelijke wijze behandeld worden.
door
TINE BRINKGREVE—WICHERINK.
(Nadruk verboden).
Met ons vijven zaten we, rondom de thee-
tafel, bij het gezellig-intieme licht der rood-
omkapte schemerlampook een verpleegster
behoorde tot het kringetje. Zij was twee ja
ren, tijdens den oorlog, in een hospitaal ge
weest, vlak achter het front, in Belgie. En
toen reeds over allerlei onderwerpen gepraat
was, werden wij allengs stil, en lieten haar
allege aan het jyoord; _en toen begon zij te
vertellen uit haar leven, rijk aan arbeid en
ondervindingt
„Het hospitaal, waarin ik in den oorlogs'
tijd werkte, was de zoogenaamde posteavan--
cee, de eerste barak, feitelijk het ontvangsta-
tion voor de overige barakken, die er bij be*
hoorden, en die de „avant-postes" vormden.
Ik was in mijn afdeeling alleen-heersche*
res, eenige vrouw tusschen een achttal man-
nelijke helpers. Vier en twintig bedden had
ik in mijn barak, en toch waren er dagen, dat
dk wel aan een stuk of tien patienten meer
onderdak moest verschaffen. De jongens, die
aangebracht werden door Roode-Kruis-
auto's, door ziekenwagens of brancards
weggehaald van het slagveld uit de vuurli-
nie te ziek en te hulpbehoevend om verdef
vervoerd te worden, vonden bij mij hun eer
ste veilige haven, hun rustplaats. Helaas,
menigeen verruilde die slechts voor een ecu-
wige ruste!
Dikwijls waren het gaspatienten, die men
ons bracht! O, dat gas, dat monsterachtige^
verschrikkelijke gas, hoe heb ik het leeren
vervloeken in zijn satanische uitwerkingen:
stikgas, brandgas, traangas, experimenten
van een duivelsch brein! Sommige slachtof-
fers overleden reeds enkele minuten na aan-
komst, anderen wankelden en tolden verblind
rond, terwijl de ondragelijke pijnen hun de
felste kreten ontlokten.
Het eerste, wat wij hun gaven, was eet,
warm bad, wat meestal reeds als een wel
daad aandeel; een warm bad, en daarna
flink met doeken afgewreven! En dan schoon
lijfgoed: hoe lang was dat hun dikwijls ont-
houden geweest.
Op zekeren dag, tegen den avond, arri-
veerde een auto met vier „jongens".
Drie ervan noemden wij „lichte" patien
ten, al misten ze ook soms een hand, of had
een kogel een hunner den 'arm doorboord
zoolang ze nog in staat waren, te zitten ol
zich rechtop te houden, behoorden ze tot de
„lichte". Die vierde echter hing, in elkaar
gezakt, tegen zijn makkers aan.
Met een verpkgfir''hielp ik hem uit d«
auto, doch toen ik mijn arm om zijn schou-
der had geslagen, bleek het hem onmogelijk
■een stap verder te doen.
Ik riep dus om een brancard, en zoo had
den we hem al gauw in het voorvertrek, waai
drie badkuipen stonden en een gelijk aantal
bedden.
Volgens den geleider was hij „grase", een
gaspatient. Men had hem in een mijnput ge-
vonden, tot aan de heupen in het water
staande, en dat gedeelte was door gasbom-
men bestookt geweest; de dampen waren in
den kuil blijven hangen, nog aangetrokken en
vastgehouden door het op den bodem liggen-
de water.
Hij was vrijwel bewusteloos. Het was eind
October, en reeds bitter koud; het soldaten-
pak, dat hij droeg, was gehavend en ge-
scheurd, op sommige plaatsen was de bloote
huid zichtbaar.
Hij kreeg zijn bad, en het was te merken,
dat het hem goeddeed; soms ontsnapte een
zucht, ook wel een woord in Vlaamsch-boer-
schen tongval, zijn lippen. 't Was echter, of
onze vragen absoluut niet tot hem doordron-
gen.
Toen we hem in bed gestopt hadden, bleef
hij dcodstil liggen, de oogen half gesloten.
De dokter cnderzccht hem: wat was de
stumperd mager, lang en mager, met sluik,
bleek-biond haar! Hii liet alles maar fcegaan,
geen enkel teeken bewees, dat hij onze nabij-
heid voelde, dat hij er zich van bewust was,
op't oogenblik in een veilige haven te zijn
aangeland.
Ten slcite zagen wij elkander aan: de ge
neesheer haalde de schouders op.
„Eerlijk gezegd, zuster, geloof ik niet, daf
hij grase is", zei hij eindelijk.
„lk evenmin, dokter", moest ik bekennen.
„Ik vermoed, dat de jongen totaal uitge-
put is", ging hij voort. „Gewond of gekneusd
is hij ook niet. We zullen hem echter in het
oog houden. Laat hem vannacht nog maar
hier, hij ligt hier betrekltelijk rustig en dan
kunnen we hem morgen, als het dag is, en
hij is nog in denzelfden toestand, met de
brancard verder laten doorbrengen naar de
avant-poste!"
Maar wat was dat?
Ontzet deden wij een stap terug.
De totnogtoe beweginglooze gestalte had
zich plotseling opgericht, en een paar, wijd-
open gesperde oogen, zagen ons aan. Met
een ruk werd het dek weggeworpen, de jon
gen slceg de meen'en over den rand van de
krib, en stond toen, in zijn geheele lengte,
vlak voor ons. Zijn gansche lichaam trilde:
de rechterhand hield hij, met vooruitgestokeu
wijsvinger, uitgestrekt.
„Avant-poste?" kwam het heesch over zijn
lippen. En toen, in vloeiend Fransch, de
oogen als in trance gericht naar een hoek
van het vertrek, fluisterde hij
„Avant-poste? Weet ge wat dat is, de
avant-poste? Dat is de hel, erger dan ooit
is geloofd of beschreven! Dat is trappen op
je medemenschen om vooruit te komen! Tel
kens glijdt je voet uit in pikdonkeren nacht,
en dan weet je, je loopt over je makkers, over
verminkten, over gesneuvelden. Je hoort ze
gillen en kermen: v6or je, achter je, op zij!
Je hoort ze rochelen, om hulp smeeken
maar je kunt ze niet helpen, want je moe'
immers voort, voort! En als dan je voet it
een knellenden greep wordt gevat, dan trap
je met een vloek achteruit, en je vraagt niet
wat of wie hem tegenhield. En je vraagt niet
waarover je uitglijdt, want je moet voort
waarover je uitglijdte want je moet voort
voort! Je bent immers aan de avant-poste!
Je bent immers in de hel
Zijn stem was versmolten tot een zacht,
heesch gefluister, dat plotseling brak, als
in een snik. Wij stonden, sprakeloos, als
aan den grond genageld! We hadden reeds
veel gruwelijks gezien en bijgewoond, maar
op dat oogenblik geloofde ik, nooit iets hui-
veringwekkenders te hebben gezien dan die
hijgende, tragische figuur met zijn felle aan
klacht, gewekt uit zijn verdooving door dat
eene woord, dat voor hem alles inhield:
Avarit-poste!
Na dat laatste woord zonk hij als een
vuur, dat uitgebrand is, in elkaar.
Dien nacht hield ik hem nog onder mijn
■hoede: hij lag weer even bewegingloos als
tevoren, half in sluimer, half in zwijm. En
des morgens.liet ik hem overbcengen naar
avant-poste, de reddende avant-poste; niet
de voorpost, die hij, als in een visioen, had
weergezieii.A
LONDENSCH AANTEEKENBOEK.
Conferentie»beelden. De banklers
en de Duitschers. In de hotebhalls.
Haveloos „East End'' en weelderig „West
End". Van harteloosheid en traditie.
De opvallende vooruitgang van de Conferens
tie, bijeengekomen om te beraadslagen over
de wijze, waarop het D^wes«plan voor de re»
geling der vergoedingskwestie moet worden
uitgevoerd, kan worden toegeschreven aan den
gezonden invloed der bankiers, die er aan heb
ben herinnerd, dat er van een leening geen
sprake kan zijn, indien Duitschland geen ecos
nomische zekerheid krijgt. Na die waarschu*
wing zijn de geallieerde heeren terstond aan
het werk gegaan om te beproeven eventueele
inscjirijvers op de leening gerust te stellen.
Men werd het eens; en Duitschland werd uit*
genoodigd in de pastei te komen neuzen en te
zeggen wat het er van dacht. Het behoeft wel
geen betoog, dat Duitschland grondig neusde;
en de heeren van Berlijn waren tevree maar
niet voldaan. Zij gedroegen zich keurig en ont«
hielden er zich van roet in de pastei te gooien.
Zij hadden thans meer te verliezen dan vroes
ger. Maar de wetenschap, dat de anderen niet
minder te verliezen hadden, gaf hun niettemin
een waardige zelfbewustheid. En voor het eerst
sedert den vrede konden de sohuldenaars hun
eischen stellen voor het aanvaarden van een
leening van de schuldeischers. Dit is een
vreemde wereld!
De houding der bankiers en die der Duit»
schers doen het licht vallen op het hoopvolle
van deze conferentie en teekenen de gewijzig»
de omstandigheden. En mijn aanteekenboek,
dat zich in het algemeen niet met politieke in»
gewikkeldheden bezighoudt, moest ze regi«
streeren.
Die andere internationale kwestie, welke in
Londen wordt uitgevochten, die van een En«
gelsch»Russisch verdrag, is op zeer verrassen»
de wijze ..voorloopig opgelost". Den eenen dag
werd officieel verkondigd dat van verdragen
■in welken vorm ook niets kon komen; den vob
genden dag was de zaak in orde. Het geleek op
hocus pocus. Ramsay Mac»Donald, onze nieuwe
„witte toovenaar' (Lloyd George was indertijd
de eerste) had het geleverd. Hier is geen spra*
^e van een overeenkomst zooals wij ze ver»
staan, maar blijkbaar van een overeenkomst
voor een overeenkomst om vroeg of laat een
overeenkomst aan te gaan. Beter laat dan nooit
(men heeft langer dan drie maanden onder«
handeld). En beter iets dan niets. De stelregels
hebben hun waarde.
Maar die conferenties maken Londen zoo ge=
zellig! En zelfs als stille getuige in een hotel»
vestibule, waar een 'delegatie haar kwartier
heeft en waar vlugge secretarissen, nerveuze
joumalisten en bezige machineschrijfsters af en
aan gaan, Voelt men zijn hart zwellen in het be*
sef dat men meedraait op den spil van de we*
reld. Er is een groot en wat somber, hotel aan
de boorden van het grootste park van Londen.
In de „lounge staan statige, vergulde stoelen
en de zware gordijnen van brokaatzijde voor
de hooge ramen, maken er het daglicht sche*
merig. Het was er altijd wat doodsch. Maar nu
hebben de Fransche journalisten er zich van
meester gemaakt en de „lounge" herschapen
in een levendige beurs, waar geestelijk goed
wordt uitgewisseld en waar de indrukwekken*
de conferentie*kolommen worden uitgebroed,
waar de Fransche dagbladen mee pronken. Het
hotel krijgt een continentale atmosfeer. De kell*
ners vragen wat ge zult drinken, caf£ au lait,
byrrh of bockalsof ge u in een Parijsch caf6
bevond. Maar de Franschen houden niet van
de Londensche koffie en melk en ook niet van
andere Fransche dranken in een Londensche
omgeving. En zij drinken dus de goede, koppi*
ge port van dit land om tot zoo ver mogelijk
in den dag, die voor hen te vier uur v.m. be*
gint, zoo al niet helder dan toch levendig te
blijven. Een hunner, een „homme du Midi",
met een gitzwarten baard en een lange gestal*
te, die van Versailles af alle conferenties heeft
meegemaakt, bekende me, dat de spanning
verbonden aan de jacht naar nieuws, soms te
zwaar werd. De joumalisten van de Parijsche
bladen hebben het zeker het hardst. De wed*
ijver in hun berichtgeving is enorm.
Ook de Duitschers zitten al bij het eerste
ochtendkrieken de Engelsche ochtendbladen te
bewerken. Het kwartier van hun delegatie is in
een der voomaamste hotels van de stad. De
hall en de bar van dit hotel zijn onder normale
omstandigheden de meest wereldsche hoeken
van Londen. Elegante Fran?aises en de dames
der Zuid*Amerikaansche koper*magnaten, die
met vacantie hier zijn, gaan er op fijn ge*
schoeide voeten in en uit, of trippelen de straat
op naar haar kostbare limousines. Nu loopen
er oo4^ eenvoudige Duitsche meisjes af en aan
met getypte conferentie*documenten. De tegen*
stelling tusschen de „Arbeiterinnen" en de
,idle rich" is er opvallend.
Eenige dagen geleden had ik gelegenheid de
armste buurten van Londen, in de City en het
„East End" te bezoeken. De erbarmelijkheid
van sommige buurten daar tart alle beschrij*
ving. De huizen zijn er krotten, laag van dak
en zelfs in de ruiten der schamele gevels zoekt
men fevergeefs naar iets dat op glans gelijkt.
Het is er in het groot de vaalheid, onwelrie*
kend en dampen, welke men ontdekt indien
men b. v. een platten steen, die lang heeft gele*
gen, op een vuil stuk grond, ornkeert. In die
buurten hokken duizenden menschen samen.
Kinderen krioelen er in de vunzige lucht. Lap*
pen voor kleeren bedekken nauwelijks hun on*
gewassohen lijfjes. Zij zijn druk en tieren hard
met en tegen elkaar. De eerste indruk is, dat zij
opgewekte schepseltjes zijn, hoe poover ook
hun leven en omgeving zijn. Maar die eerste
indruk verdwijnt gauw en maakt plaats voor
een gevoel, dat van ontzetting niet ver is ver*
wijderd. Ge bem»-kt 4"t er weiniu mensehe*.
maken wilde bewegingen met armen en bee*
nen. Maar de vonk der vreugde straalt niet uit
hun oogen. Hun lach is een grijns. En de ont*
zetting komt over u wanneer ge plotseling be*
seft dat zij aan diertjes gelijk zijn.
Ik za! bij een volgende gelegenheid oogoeds
van het East End hebben te vertellen. Maar
deze poovere, lichtlooze buurten van Shore*
ditch en Hackney (twee gemecnten in Oost*
Londen) zijn een permanente aanklacht tegen
Londen en dat deel der gemeenschap, dat de
moreele verplichting draagt de levensomstan*
digheden der min* of onbedeelden te verbete*
ren. In het „West End" van de stad, in de
voomame winkelstraten en op de mondaine
parades van park en plein, wordt ge telkens ge*
troffen door overdreven vertoon van weelde cn
van kostbare snuisterijen, welke geen nut heb*
ben. Het kostbaarste van de wereld, aan ju»
weelen, luxe artikelen, kleeding, kunstvoor*
werpen, komt naar Londen, waar de schatrijke
menschen wonen, die alleen bij machte zijn
zich dat schitterende goed aan te schaffen. Het
gezicht op al die overdreven luxe moet het ge*
moed der armen verbitteren. Het is niet het
contrast zelf, dat opstandig behoeft te maken.
Het verschil in levenstoestanden is een van de
redelijkste en natuurlijkste verschijnselen van
de wereld. Maar het is de verbijsterende schril*
heid van het contrast tusschen de verdierlijkte
kinderen en hun omgeving aan den eenen, en
de noodelooze en vaag vulgaire luxe van een
dee! van het publiek aan den anderen kant van
de stad, welke u schrijnend onrechtvaardig
lijkt. Er is zeker geen plek op de wereld, waar
het contrast zoo hevig is als hier. En ik geloof
ook, dat het alleen bij het Engelsche volk mo*
gelijk is. Aan den eenen kant een slecht be*
voorrechte klasse met de duldbaarheid van
schapen; aan den ander&n kant een goed be*
Noorrechte klasse, die de onverschilligheid en
de harteloosheid als een leer schijnt te belijden.
Misschien heb ik het aldus niet strikt recht*
vaardig gezegd. at u harteloos verschijnt kan
ook wel gedachteloos zijn, of zelfs conventio*
nec,l. De groote invloed, welke conventie nog
uitoefent, ondanks de recente sociale en eco*
nomische veranderingen, is verrassend. Con*
ventie doet zich nog in hooge mate gelden bij
alien, die nog geld beschikbaar hebben voor
het koopen van noodelooze dingen. De attrac*
tie van schitterende steenen, van glanzend me*
taal, v-an curiositeiten en lekkernijen heeft voor
het gros der menschheid de kracht der oude
traditie. Is er een vrouw, die 's avonds uit wil
gaan zonder edelsteenen? En zal de man, die
er zich tegen zou willen verzetten, niet worden
nagewezen als een wreed, tyranniek en gierig
echtgenoot, die een oud recht van zijn ega wil
aantasten? Het is maar een voorbeeld, maar
een voorbeeld, dat verklaart dat harteloosheid
niet steeds in het spel is. De juweliers, de curi*
ositeitenwinkels van dit rijke „West End" van
Londen danken hun omzet voor een niet ge
ring dee! aan traditie en conventie. De vrou*
wen hull§n zich in vellen van pooldieren, of*
schoon het klimaat van de stad het niet eischt.
De vellen kosten veel geld, zooveel, dat dui*
zend kinderen van Shoreditch in goede kleer*
tjes zouden komen, indien het geld voor een
vel voor dat doel werd besteed. Toch kloppen
er de vriendelijkste harten onder het ruwste
beestenvel en onder den duursten hoed. Maar
wat weten de draagsters van de dierlijke kinde*
ren in het „East End van de stad? En boven*
dien, hoe ongerijmd zou het zijn te verwach*
ten, dat men geen bont en geen juweelen zou
dragenals een ander het ook doet! Aesthe*
tische opvoeding van de betere klasse in het
„\Vest End die zal het moeten zijn, welke
op den duur aan de verdierlijkte armoe in het
•■East End zon en licht en wat meer welva*
rendheid zal moeten brengen.