ftog&srflfe A.R. vorid 3h ne3rag wfc< lioog Londensch aanteskenboek. Het woord, Huislioiidel^'k kwartet. en de Minister zei er niet veel aan te kunnen doen; maar hij had nu afgesproken, dat voortaan niet meer dan voor 4 wekea verlo tat worden betsaald. De wasch van sommige tuchtscholen, op voedingsgestichten en gevangenissen werd nog steeds behandeld volgens contracten uit den tijd, toen de prijzen veel hooger wartn De A.R. vroeg of er geen goedkooper weg was. De Minister antwoordde, dat aan een meisjestuchtscholen de proef zou worden ge jomen om de wasch in eigen beheer te doen daar scheen men nog nooit aan gedacht te hebben, dat meisjes ook wasschen kunnen en dat er ook een proef zou genomen worden met aanbesteding. Wij zouden iets kunnen zeggen over het Rijksproeffokstation voor Pluimveeteelt te Beekbergien, maar bewaren dat voor later. Opnieuw dronk de A.R. aan op bezuiniging op ae uitgaven, voortvloeiende uit de Nijver- heidsonderwijswet. Het aantal akten voor nij- >erheidsonderwijs is van 9 tot 37 uitgegroeid, en voor de omschrijving der programma's zijn 14 bladzijden noodig. Dientcngevolge warcn de kosten van opleiding der a s. leeraren en leeraressen hoog en die dure opleiding hac weer invloed op de traktementen der leeraren en op den omvang van het onderwijs. Aan de cursussen tot opleiding van leerkrachten wordt 40 proc. van de kosten van de scholen 9Is subsidie gegeven, zoodat beperking in meer dan een opzicht voordeel zou zijn. Ook in ander opzicht meemde de A.R., kon op het Vijverheidsonderwijs bezuinigd worden. Herhaaldelijk wordt door vereenigingen ge- bruik gemaakt van lokalen in R.H.B.S. en Stijskweekscholen tegen vergoeding van de kosten van vuur en licht en eventueel schoon- maak. Nu het blijkt, dat al meer dan 300 gevallen van zulk gebruik voorkwamen en het gebruik door derden invloed moet hebben op de kosten van onderhoud en herstelling. en de mogelijkheid bestaat, dat de gebruikers geldelijk voordeel trekkcn uit het gebruik, achtte de A.R. het goed, dat ook vergoeding Werd bedoagen voor het gebruik der lokalen en der leer- en hulpmiddelen b.v. gymnastiek- werktuigcn, matuurkundige instrumenten en chemicalien. Ook wilde de A.R. de vergoeding *>or vuur en licht regelen naar een vasten maatstaf en niet naar het inzicht van't hoofd 4cr instclling. Door roekeloos varen van den commandant van een marinemotorsloep werd schade toege- aracht aan een groentenscheepje, waarvan de eigenaar 616,10 als schadevergoeding ont- ving uit's Lands kas De A.R. meende, dat het billijk was, dat de veroorzaker van schade door roekeloosheid die schade ook betaalde. Maar de Minister van Marine vond, diat er geen „opzet" was ge- weest en dat terugbetaling alleen zou te ver- krijgen zijn door een rechtsgeding, terwijl zij, die groote schade veroorzaakten, b.v. het ver- lies van een heel schip, toch niet in staat wa ren. om die schade te vergoeden. Later is de Minister wat bijgedraaid. In een Rijksgebouw .waren stellingen noo dig. Zij werden aanbesteed en zouden 27 Dec. 1922 gereed zijn. Dat waren ze ook, Aaar eerst 11 Januari 1923 werd de arbeids- overeenkomst opgemaakt en die werd op 8 Februari 1923 door den betrokken Minister voedgekeurd. Op de aanmerking van de A.R. werd geantwoord. „Och, uit de correspon- lentie over de zaak blijken de voorwaarden; net contract is maar een formaliteit". Het werk was alzoo reeds opgeleverd, voordat het contract was goedgekeurd Te Neede stond een gebouw, eigendom van het Rijk leeg, waarin vroeger de mili- >arre politie gehuisvest was geweest. Al in 'Augustus 1922 was het door Oorlog over- gedragen aan het bestuur van Registratie en Domeinen om het te verkoopen, maar op 25 Augustus 1924, dus een jaar later, was er nog geen werk van gemaakt. Op een vraag van de A. R. deelde de Minister van Finan- rien mee, dat overwogen was, of het gebouw kon dienen voor een of anderen tak van Staatsdienst; maar in Juli 1923 was einde- lijk gebleken, dat verkoop toch maar beter was. Volgens de bladen heeft het 7800 op- gebracht, terwijl het voor 23.000 was aan- gekocht. Er was nog altijd een z.g. Boekenfonds bij de Kon. Mil. Academie, waarvoor boeken en reglementen en voorschriften gedrukt wer den, meestal door particulieren. Er waren aan verbonden twee directeuren met resn 4500 en 3200 gld. traktemeni en 8 man per- soneel. De A. R. vroeg of dat drukwerk niet geleverd kon worden door de Landsdrukkerij en den Topografischen dienst. Voor een garnizoen werd in 1922 de le vering van 336.000 K.O. eierkolen tegen /226 de 10.000 KG. aangenomen; de leve- rancier betrok deze van de Staatsmijnen voor 150 de 10.000 K.G., maar moest voor vervoer van de mijn naar de militaire berg- plaatsen zorgen. Maar het garnizoen ge- bruikte 162.660 K.G. meer en de leverancier leed door prijsverhooging een verlies van ruim 800. De Minister van Oorlog oordeel- de, dat deze 800 gld. door het Rijk moest worden vergoed. De A.R. vroeg, of het niet raadzaam was, om bij aanbesteding de voor- waarde te stellen, dat, zoo noodig, een aan- gegeven hoeveelheid boven het bestek, tegen den overeengekomen prijs moest worden ge leverd. De A. R. had al vroeger de opmerking ge maakt, dat door de Spoorwegdirectie zoovee! vrijkaarten werden verstrekt. De opmerking baatte niet veel, want in 1922 waren het er 1170 en in 1923 nog 1166. De opmerking werd herhaald en het bleek dat sommige hou- ders van vrijkaarten bezwaar maakten tegen intrekking. Toch werden er voor 1924 maar 1062 uitgereikt. In 1908 werd een Staatscommissie inge- steld met het oog o.a. op de eischen voor koopvaardij- en visscherij-examens. In 1911 werd de taak van de Commissie uitgebreid, maar zij was in 1924 nog niet gereed met naar rapport. Geen wonder, dat de A. R. vroeg, of er niet wat spoed kon worden ge maakt. In 1918 werd een overeenkomst vastgesteld voor personee! dat en Duitsche Maatschappij zou leveren voor radiografische sein- en ont- vangstations. Voor 4 personen werden trak tementen vastgesteld van resp. 806456 45 gld. per drg. Op een arnmerking van de MR. kreeg zij ten antwoord, dat die loonen volstrekt niet abnormaal waren voor den korten tijd van het werk. Maar in 1923 gol den die loonen nog aU:'d. maar spoedig daal- efen zij tot 30, 25 en 18 gld, per dag, Het Duitsche personeel heeft in't geheel 158.000 ontvangen. i Een ambtenaar huurde een woning en stel- de voor 1275 per jaar drie vertrekken be- schikbaar voor bureau- en archiefruimte J 800 voor huur en 475 voor verlichting en verwarming) In 1922 kocht het Rijk dit huis voor 26.000; de ambtenaar genoot zija 475 en betaalde aanvankelijk geen huishuur. Het heette zoo goed, dat de man zijn bureau nan huis had, omdat hij dan 's avonds bij thuiskomst.van een dienstreis dadelijk zijn brieven vond. De R.R. maakte een vergelijken- de rekening opVoor den aankoop betaalde het Rijk 1275; na den verkoop: rente en af- schrijving van 26.000 a 10 proc. 2600; verder 475 vergoeding, maar het ontving 800 huur, rest 2275, dat is 1000 meer dan vroeger. Er waren nier; ambtenaren, die hun bureau voor het gen: in hun woning hadden. Over de te geringe lev: g van drukwerk door de Landsdrukkerij was de A.R. maar matig tevredeii. Wij stippen uit het verslag aan, dat de Minister van Arbeid er voor was om particuliere drukkerijen opdracht te geven als middel tegen werkloosheiden deze Minis ter liet het drukwerk in Duitschland maken, omdat het verschil in prijs opwoog tegen de verhooging van werkloozenstcua. Daar zit logica in! Wij eindigen voor dezen keer, maa'r komen op enkele zaken uit het verslag nog terug XXVIII. De technoloog heeft zijn vacantie benut om een ariikel te schrijven over de behande- ling van glas, zooals snijden, doen sprfngen en lijmen. „Volgens mijn opgaven," schrijft hij, „kan men snijden met een gewone schaar. Deze harde stof is te verdeeien als carton, wan neer men het glas, de schaar en de handen gedurende het snijden onder water houdt. Overigens vertel ik niets nieuv/s, want deze methode werd 1851 al beschreven en toen werd aanfcevolen inplaats van water olie te nemen". „Wacht even", dacht ik, ik zal de proef op de som nemen". Ik stak dus mijn handen, een schaar en een stuk glas onder water, en werkelijk, ik kon knippen. Wei gitig de vergelijking met carton niet op, en werden de randen wat brokkelig, tnaar het was toch een succes. „Ik zal u een methode leeren, om glas te boren, zoo snel, dat men in 45 seconder. 8 a 9 millimeter glas doorboort", vervolgde hij. „Men doet dit met een vijl, die driehoekig of ruitvormig is toegeslepen, en die in een boor- machiiw wordt geplaatst. Wanneer mijn vijl en glas gedurende het boren bevochtigt met een mengsel van knof- look en terpentijnolie, is het succes verze kerd." Daar ik niet over een boormachine beschik en niet bestand ben tegen den geur van knof- look, kon ik de proef op de som in dit geval niet nemen. Om glas op glas te lijmen, bestrijkt men beide platen met verwarmde canadabalsem, drukt ze met klemmen op elkaar en legt ze in een koude gasoven, die langzaam op 100 gr. wordt verwarmd, een uur lang op deze temperatuuf wordt gehouden, waarna men het gas uitdraait, en den oven laat afkoelen. De beide glasplaten zijn dan vast aan elkaar gehecht. Een andere lijm voor glas op glas, die de voordeelen heeft doorzichtig te zijn, bestand tegen water en niet te hooge temperaturen, snel droogt en ook na jaren weer gemakkelijk te verwijderen is, maakt men door 25 deelen blanke schellak en 20 deelen venetiaansche terpentijn en op te lossen in 20 deelen 96 pet. spiritus en 35 deelen ether. Een goede porceleinkit stelt men samen door 20 deelen loodwit en 12 deelen pypaarde te kneden met 10 deelen kokende lijnolie. Om glazen letters b.v. op winkelruiten te plakken, maakt men gebruik van een kleef- stof uit loodwit, krijt en lijnolievernis. Wan neer men een taaie brij maakt, houden de let ters direct en behoeven niet te worden onder- steund. Aldus bevestigde letters kan men het ge- makkelijkst verwijderen met een dunne stalen vioolsnaar, die aan de einden wordt bevestigd aan twee handvaten ,en die nu tusschen de ruit en de letters wordt doorgehaald. Glas wordt op metaal geplakt door een lijm, die bestaat uit gelijke hoeveelheden me- nie en loodwit met 3 deelen lijnolie en 1 deel kopallak. Deze lijm kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het bevestigen van knoppea van hoeden- spelden, wanneer deze van e'e speld mochten zijn geraakt. IJzer op ijzer lijmt men met een mengsel van waterglas en zinkstof, of met een kleef- stof, die men verkrijgt door vermengen van gelijke deelen bruinsteen en zinkwit met ka- linaterglas, tot een dunne brij. Deze laatste kit droogt snel, en is bestand tegen hitte. Zink kleeft men op zink door vermenging van een lijmoplossing met gezeefde, ge- bluochte kalk en wat bloem van zwavel. Na- tuurlijk moet de lijm warm worden gebruiktU Een ander voorschrift voor zink op zink is: 12 pet. olievernis, 30 pet. loodwit en 58 pet. krijt. Om papier te lijmen op blik, zoo, dat niet na eenigen tijd de lijm loslaat, is het wen- schelijk, op de plaats waar het papier moet komen, met wat schuurpapier de metaalop- pervlakte ruw te maken. Een lijm, die niet zoo sterk uitdroogt, dat het papier afvalt, bestaat uit: 20 deelen wit- te dextrine, 50 deelen warm water, en 3 dee len glycerine. Na afkoeling voegt men nog 3 deelen brandspiritus toe, en laat, voor he't gebruik de lijm nog 2 dagen staan. Wanneer men na het drogen van de lijm het papier vernist, b.v. met een schellakver- nis, kunnen de blikken in warm water v/orden afgewassehen, zonder dat het papier loslaat. En hiermee is van lijm wel alles gezegd wat er te zeggen valt. Ik heb echter nog iets te vertellen over conserveering van groenten etc., daarover gaand artikel heb vergeten. Het komt namelijk nog al eens voor, dat Weckf'.eoschen na het koken weer opensprin- gen. De gewone weg is dan de flesschen weer eenigen tijd in kokend water te brengen, en dan af te waeMeu. ^>f de deksels zullen blijVeo ritten, Ik heb echter een methode zlen foepassen, die minder tijd vordert Men maakt den ranc van de flesch en de caoutchouering goec schoon, en strijkt nu op den ring wat abso lute alcohol. Ook aan de binnenzijde van het deksel worden een paar druppels alcohol ge bracht De alcohol wordt nu aangestoken en on- middellijk het deksel op zijn plaats gebracht, terwijl men het stijf aandrukt.. Door ver- branden van de alcohol vermindert de lucht- druk, zoodat de deksel door de buitenlucht wordt vastgedrukt VALI f\ J IDkS ij Ma die ktnderen, Zij gillen tegn o en Land- en Tuinbouw. VOOR KLEINE TUINEN. De eerste blcei der Delphiniums is afqe- oopen en de uitgebloeide Stengels worden zoo spoedig mogelijk bij den grond afgesne- den. On eenigszins gunstige standplaats zul len zich weer krachtige Stengels ontwikkelen, die straks, zij het ook met minder groote bloemen, opnieuw zullen bloeien. Dergelijke uitgebloeide Delphiniums kan men nu ook heel goed verplanten en desgewenscht scheu ren-: Ook andere thans uitgebloeide vaste planten als Iris germanica, Iris pumila, Pa- paver orientate, Lupinus polyphyllus, Pri mula Veris, Doronicum en vele anderen, kan men thans verplanten. Bij droog, scherp weer worden aldus behandelde planten be- schermd en begoten. Het aanbinden der hoo ge vaste planten als Herfstasters, Helenium, Helianthus, Solidago, e.a. vordert veel werk. Voorloopig brachten we reeds korte stokken aan. Deze worden nu vervangen door lan- gere. De stokken worden zooveel mogelijk tusschen de stengels geplaatst, zoodat ze weinig zichtbaar zijn. Aan elke stok bindt men een of meer stengels zoodanig, dat de planten een lossen, bevalligen vorm behou- den. Een onzer mooiste snijbloemen is wel Lathyrus, die thans in vollen bloei is. Wil men van Lathyrus lang plezier hebben, dan plukke men vooraf de geheel open bloemen er af, voordat zaad gevormd kan worden. Vcor zaadvorming is veel voedsel noodig en als gevolg daarvan eindigt de bloei vroeg tijdig. De afgesneden bloemen leveren prach- tig materiaal voor het vullen van Heine vaasjes. Ook Dahlia's leveren ons prachtrge snijbloemen. We moeten deze geregeld snij den teneinde een langdurigen bloei te ver- zekeren. Wil men van Dahlia's groote bloe men snijden, dan verwijderd men vroegtijdig de aan de bloemstengels voorkomende zij- knoppen. Door dit b.v. wekelijks nauwkeurig te doen, worden de bloemen belangrijk groo- ter. De lager voorkomende zijscheuten blijven behouden, daar deze straks op hun beurt zullen uitgroeien tot bloemstengels, die weer op gelijke wijze behandeld worden. door TINE BRINKGREVE—WICHERINK. (Nadruk verboden). Met ons vijven zaten we, rondom de thee- tafel, bij het gezellig-intieme licht der rood- omkapte schemerlampook een verpleegster behoorde tot het kringetje. Zij was twee ja ren, tijdens den oorlog, in een hospitaal ge weest, vlak achter het front, in Belgie. En toen reeds over allerlei onderwerpen gepraat was, werden wij allengs stil, en lieten haar allege aan het jyoord; _en toen begon zij te vertellen uit haar leven, rijk aan arbeid en ondervindingt „Het hospitaal, waarin ik in den oorlogs' tijd werkte, was de zoogenaamde posteavan-- cee, de eerste barak, feitelijk het ontvangsta- tion voor de overige barakken, die er bij be* hoorden, en die de „avant-postes" vormden. Ik was in mijn afdeeling alleen-heersche* res, eenige vrouw tusschen een achttal man- nelijke helpers. Vier en twintig bedden had ik in mijn barak, en toch waren er dagen, dat dk wel aan een stuk of tien patienten meer onderdak moest verschaffen. De jongens, die aangebracht werden door Roode-Kruis- auto's, door ziekenwagens of brancards weggehaald van het slagveld uit de vuurli- nie te ziek en te hulpbehoevend om verdef vervoerd te worden, vonden bij mij hun eer ste veilige haven, hun rustplaats. Helaas, menigeen verruilde die slechts voor een ecu- wige ruste! Dikwijls waren het gaspatienten, die men ons bracht! O, dat gas, dat monsterachtige^ verschrikkelijke gas, hoe heb ik het leeren vervloeken in zijn satanische uitwerkingen: stikgas, brandgas, traangas, experimenten van een duivelsch brein! Sommige slachtof- fers overleden reeds enkele minuten na aan- komst, anderen wankelden en tolden verblind rond, terwijl de ondragelijke pijnen hun de felste kreten ontlokten. Het eerste, wat wij hun gaven, was eet, warm bad, wat meestal reeds als een wel daad aandeel; een warm bad, en daarna flink met doeken afgewreven! En dan schoon lijfgoed: hoe lang was dat hun dikwijls ont- houden geweest. Op zekeren dag, tegen den avond, arri- veerde een auto met vier „jongens". Drie ervan noemden wij „lichte" patien ten, al misten ze ook soms een hand, of had een kogel een hunner den 'arm doorboord zoolang ze nog in staat waren, te zitten ol zich rechtop te houden, behoorden ze tot de „lichte". Die vierde echter hing, in elkaar gezakt, tegen zijn makkers aan. Met een verpkgfir''hielp ik hem uit d« auto, doch toen ik mijn arm om zijn schou- der had geslagen, bleek het hem onmogelijk ■een stap verder te doen. Ik riep dus om een brancard, en zoo had den we hem al gauw in het voorvertrek, waai drie badkuipen stonden en een gelijk aantal bedden. Volgens den geleider was hij „grase", een gaspatient. Men had hem in een mijnput ge- vonden, tot aan de heupen in het water staande, en dat gedeelte was door gasbom- men bestookt geweest; de dampen waren in den kuil blijven hangen, nog aangetrokken en vastgehouden door het op den bodem liggen- de water. Hij was vrijwel bewusteloos. Het was eind October, en reeds bitter koud; het soldaten- pak, dat hij droeg, was gehavend en ge- scheurd, op sommige plaatsen was de bloote huid zichtbaar. Hij kreeg zijn bad, en het was te merken, dat het hem goeddeed; soms ontsnapte een zucht, ook wel een woord in Vlaamsch-boer- schen tongval, zijn lippen. 't Was echter, of onze vragen absoluut niet tot hem doordron- gen. Toen we hem in bed gestopt hadden, bleef hij dcodstil liggen, de oogen half gesloten. De dokter cnderzccht hem: wat was de stumperd mager, lang en mager, met sluik, bleek-biond haar! Hii liet alles maar fcegaan, geen enkel teeken bewees, dat hij onze nabij- heid voelde, dat hij er zich van bewust was, op't oogenblik in een veilige haven te zijn aangeland. Ten slcite zagen wij elkander aan: de ge neesheer haalde de schouders op. „Eerlijk gezegd, zuster, geloof ik niet, daf hij grase is", zei hij eindelijk. „lk evenmin, dokter", moest ik bekennen. „Ik vermoed, dat de jongen totaal uitge- put is", ging hij voort. „Gewond of gekneusd is hij ook niet. We zullen hem echter in het oog houden. Laat hem vannacht nog maar hier, hij ligt hier betrekltelijk rustig en dan kunnen we hem morgen, als het dag is, en hij is nog in denzelfden toestand, met de brancard verder laten doorbrengen naar de avant-poste!" Maar wat was dat? Ontzet deden wij een stap terug. De totnogtoe beweginglooze gestalte had zich plotseling opgericht, en een paar, wijd- open gesperde oogen, zagen ons aan. Met een ruk werd het dek weggeworpen, de jon gen slceg de meen'en over den rand van de krib, en stond toen, in zijn geheele lengte, vlak voor ons. Zijn gansche lichaam trilde: de rechterhand hield hij, met vooruitgestokeu wijsvinger, uitgestrekt. „Avant-poste?" kwam het heesch over zijn lippen. En toen, in vloeiend Fransch, de oogen als in trance gericht naar een hoek van het vertrek, fluisterde hij „Avant-poste? Weet ge wat dat is, de avant-poste? Dat is de hel, erger dan ooit is geloofd of beschreven! Dat is trappen op je medemenschen om vooruit te komen! Tel kens glijdt je voet uit in pikdonkeren nacht, en dan weet je, je loopt over je makkers, over verminkten, over gesneuvelden. Je hoort ze gillen en kermen: v6or je, achter je, op zij! Je hoort ze rochelen, om hulp smeeken maar je kunt ze niet helpen, want je moe' immers voort, voort! En als dan je voet it een knellenden greep wordt gevat, dan trap je met een vloek achteruit, en je vraagt niet wat of wie hem tegenhield. En je vraagt niet waarover je uitglijdt, want je moet voort waarover je uitglijdte want je moet voort voort! Je bent immers aan de avant-poste! Je bent immers in de hel Zijn stem was versmolten tot een zacht, heesch gefluister, dat plotseling brak, als in een snik. Wij stonden, sprakeloos, als aan den grond genageld! We hadden reeds veel gruwelijks gezien en bijgewoond, maar op dat oogenblik geloofde ik, nooit iets hui- veringwekkenders te hebben gezien dan die hijgende, tragische figuur met zijn felle aan klacht, gewekt uit zijn verdooving door dat eene woord, dat voor hem alles inhield: Avarit-poste! Na dat laatste woord zonk hij als een vuur, dat uitgebrand is, in elkaar. Dien nacht hield ik hem nog onder mijn ■hoede: hij lag weer even bewegingloos als tevoren, half in sluimer, half in zwijm. En des morgens.liet ik hem overbcengen naar avant-poste, de reddende avant-poste; niet de voorpost, die hij, als in een visioen, had weergezieii.A LONDENSCH AANTEEKENBOEK. Conferentie»beelden. De banklers en de Duitschers. In de hotebhalls. Haveloos „East End'' en weelderig „West End". Van harteloosheid en traditie. De opvallende vooruitgang van de Conferens tie, bijeengekomen om te beraadslagen over de wijze, waarop het D^wes«plan voor de re» geling der vergoedingskwestie moet worden uitgevoerd, kan worden toegeschreven aan den gezonden invloed der bankiers, die er aan heb ben herinnerd, dat er van een leening geen sprake kan zijn, indien Duitschland geen ecos nomische zekerheid krijgt. Na die waarschu* wing zijn de geallieerde heeren terstond aan het werk gegaan om te beproeven eventueele inscjirijvers op de leening gerust te stellen. Men werd het eens; en Duitschland werd uit* genoodigd in de pastei te komen neuzen en te zeggen wat het er van dacht. Het behoeft wel geen betoog, dat Duitschland grondig neusde; en de heeren van Berlijn waren tevree maar niet voldaan. Zij gedroegen zich keurig en ont« hielden er zich van roet in de pastei te gooien. Zij hadden thans meer te verliezen dan vroes ger. Maar de wetenschap, dat de anderen niet minder te verliezen hadden, gaf hun niettemin een waardige zelfbewustheid. En voor het eerst sedert den vrede konden de sohuldenaars hun eischen stellen voor het aanvaarden van een leening van de schuldeischers. Dit is een vreemde wereld! De houding der bankiers en die der Duit» schers doen het licht vallen op het hoopvolle van deze conferentie en teekenen de gewijzig» de omstandigheden. En mijn aanteekenboek, dat zich in het algemeen niet met politieke in» gewikkeldheden bezighoudt, moest ze regi« streeren. Die andere internationale kwestie, welke in Londen wordt uitgevochten, die van een En« gelsch»Russisch verdrag, is op zeer verrassen» de wijze ..voorloopig opgelost". Den eenen dag werd officieel verkondigd dat van verdragen ■in welken vorm ook niets kon komen; den vob genden dag was de zaak in orde. Het geleek op hocus pocus. Ramsay Mac»Donald, onze nieuwe „witte toovenaar' (Lloyd George was indertijd de eerste) had het geleverd. Hier is geen spra* ^e van een overeenkomst zooals wij ze ver» staan, maar blijkbaar van een overeenkomst voor een overeenkomst om vroeg of laat een overeenkomst aan te gaan. Beter laat dan nooit (men heeft langer dan drie maanden onder« handeld). En beter iets dan niets. De stelregels hebben hun waarde. Maar die conferenties maken Londen zoo ge= zellig! En zelfs als stille getuige in een hotel» vestibule, waar een 'delegatie haar kwartier heeft en waar vlugge secretarissen, nerveuze joumalisten en bezige machineschrijfsters af en aan gaan, Voelt men zijn hart zwellen in het be* sef dat men meedraait op den spil van de we* reld. Er is een groot en wat somber, hotel aan de boorden van het grootste park van Londen. In de „lounge staan statige, vergulde stoelen en de zware gordijnen van brokaatzijde voor de hooge ramen, maken er het daglicht sche* merig. Het was er altijd wat doodsch. Maar nu hebben de Fransche journalisten er zich van meester gemaakt en de „lounge" herschapen in een levendige beurs, waar geestelijk goed wordt uitgewisseld en waar de indrukwekken* de conferentie*kolommen worden uitgebroed, waar de Fransche dagbladen mee pronken. Het hotel krijgt een continentale atmosfeer. De kell* ners vragen wat ge zult drinken, caf£ au lait, byrrh of bockalsof ge u in een Parijsch caf6 bevond. Maar de Franschen houden niet van de Londensche koffie en melk en ook niet van andere Fransche dranken in een Londensche omgeving. En zij drinken dus de goede, koppi* ge port van dit land om tot zoo ver mogelijk in den dag, die voor hen te vier uur v.m. be* gint, zoo al niet helder dan toch levendig te blijven. Een hunner, een „homme du Midi", met een gitzwarten baard en een lange gestal* te, die van Versailles af alle conferenties heeft meegemaakt, bekende me, dat de spanning verbonden aan de jacht naar nieuws, soms te zwaar werd. De joumalisten van de Parijsche bladen hebben het zeker het hardst. De wed* ijver in hun berichtgeving is enorm. Ook de Duitschers zitten al bij het eerste ochtendkrieken de Engelsche ochtendbladen te bewerken. Het kwartier van hun delegatie is in een der voomaamste hotels van de stad. De hall en de bar van dit hotel zijn onder normale omstandigheden de meest wereldsche hoeken van Londen. Elegante Fran?aises en de dames der Zuid*Amerikaansche koper*magnaten, die met vacantie hier zijn, gaan er op fijn ge* schoeide voeten in en uit, of trippelen de straat op naar haar kostbare limousines. Nu loopen er oo4^ eenvoudige Duitsche meisjes af en aan met getypte conferentie*documenten. De tegen* stelling tusschen de „Arbeiterinnen" en de ,idle rich" is er opvallend. Eenige dagen geleden had ik gelegenheid de armste buurten van Londen, in de City en het „East End" te bezoeken. De erbarmelijkheid van sommige buurten daar tart alle beschrij* ving. De huizen zijn er krotten, laag van dak en zelfs in de ruiten der schamele gevels zoekt men fevergeefs naar iets dat op glans gelijkt. Het is er in het groot de vaalheid, onwelrie* kend en dampen, welke men ontdekt indien men b. v. een platten steen, die lang heeft gele* gen, op een vuil stuk grond, ornkeert. In die buurten hokken duizenden menschen samen. Kinderen krioelen er in de vunzige lucht. Lap* pen voor kleeren bedekken nauwelijks hun on* gewassohen lijfjes. Zij zijn druk en tieren hard met en tegen elkaar. De eerste indruk is, dat zij opgewekte schepseltjes zijn, hoe poover ook hun leven en omgeving zijn. Maar die eerste indruk verdwijnt gauw en maakt plaats voor een gevoel, dat van ontzetting niet ver is ver* wijderd. Ge bem»-kt 4"t er weiniu mensehe*. maken wilde bewegingen met armen en bee* nen. Maar de vonk der vreugde straalt niet uit hun oogen. Hun lach is een grijns. En de ont* zetting komt over u wanneer ge plotseling be* seft dat zij aan diertjes gelijk zijn. Ik za! bij een volgende gelegenheid oogoeds van het East End hebben te vertellen. Maar deze poovere, lichtlooze buurten van Shore* ditch en Hackney (twee gemecnten in Oost* Londen) zijn een permanente aanklacht tegen Londen en dat deel der gemeenschap, dat de moreele verplichting draagt de levensomstan* digheden der min* of onbedeelden te verbete* ren. In het „West End" van de stad, in de voomame winkelstraten en op de mondaine parades van park en plein, wordt ge telkens ge* troffen door overdreven vertoon van weelde cn van kostbare snuisterijen, welke geen nut heb* ben. Het kostbaarste van de wereld, aan ju» weelen, luxe artikelen, kleeding, kunstvoor* werpen, komt naar Londen, waar de schatrijke menschen wonen, die alleen bij machte zijn zich dat schitterende goed aan te schaffen. Het gezicht op al die overdreven luxe moet het ge* moed der armen verbitteren. Het is niet het contrast zelf, dat opstandig behoeft te maken. Het verschil in levenstoestanden is een van de redelijkste en natuurlijkste verschijnselen van de wereld. Maar het is de verbijsterende schril* heid van het contrast tusschen de verdierlijkte kinderen en hun omgeving aan den eenen, en de noodelooze en vaag vulgaire luxe van een dee! van het publiek aan den anderen kant van de stad, welke u schrijnend onrechtvaardig lijkt. Er is zeker geen plek op de wereld, waar het contrast zoo hevig is als hier. En ik geloof ook, dat het alleen bij het Engelsche volk mo* gelijk is. Aan den eenen kant een slecht be* voorrechte klasse met de duldbaarheid van schapen; aan den ander&n kant een goed be* Noorrechte klasse, die de onverschilligheid en de harteloosheid als een leer schijnt te belijden. Misschien heb ik het aldus niet strikt recht* vaardig gezegd. at u harteloos verschijnt kan ook wel gedachteloos zijn, of zelfs conventio* nec,l. De groote invloed, welke conventie nog uitoefent, ondanks de recente sociale en eco* nomische veranderingen, is verrassend. Con* ventie doet zich nog in hooge mate gelden bij alien, die nog geld beschikbaar hebben voor het koopen van noodelooze dingen. De attrac* tie van schitterende steenen, van glanzend me* taal, v-an curiositeiten en lekkernijen heeft voor het gros der menschheid de kracht der oude traditie. Is er een vrouw, die 's avonds uit wil gaan zonder edelsteenen? En zal de man, die er zich tegen zou willen verzetten, niet worden nagewezen als een wreed, tyranniek en gierig echtgenoot, die een oud recht van zijn ega wil aantasten? Het is maar een voorbeeld, maar een voorbeeld, dat verklaart dat harteloosheid niet steeds in het spel is. De juweliers, de curi* ositeitenwinkels van dit rijke „West End" van Londen danken hun omzet voor een niet ge ring dee! aan traditie en conventie. De vrou* wen hull§n zich in vellen van pooldieren, of* schoon het klimaat van de stad het niet eischt. De vellen kosten veel geld, zooveel, dat dui* zend kinderen van Shoreditch in goede kleer* tjes zouden komen, indien het geld voor een vel voor dat doel werd besteed. Toch kloppen er de vriendelijkste harten onder het ruwste beestenvel en onder den duursten hoed. Maar wat weten de draagsters van de dierlijke kinde* ren in het „East End van de stad? En boven* dien, hoe ongerijmd zou het zijn te verwach* ten, dat men geen bont en geen juweelen zou dragenals een ander het ook doet! Aesthe* tische opvoeding van de betere klasse in het „\Vest End die zal het moeten zijn, welke op den duur aan de verdierlijkte armoe in het •■East End zon en licht en wat meer welva* rendheid zal moeten brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 10