ScisaaMrnbrtek. 9a£DrabrielL □n mm iV A a V V m 1 mwm x 1 iff m in m 11 j* 1 M 1 3* Mijn Astrale reis. Bronchitis Abdijsiroop ft a. III mm Ons 8aadsel!ioofcje» x x - - r Twee wek'en later meldde zich een soTdaat bij mij aan, bepakt en bezakt, met helblond baar en blauwe oogen. „Zuster, ik-en kom U groeten, ik-en ga der weer van deur!" „Zoo jongen, weer heelemaal opgeknapt?" zei ik, en het was, plotseling, of gedurende een oogenblik, met de herinnering aan dat tafereel in de barak, een huivering mij door de leden voer. „Ja-ik, zuster; een fijm leventje gehad deze dagen! Nou gaan we weer aan den gang!" Hij sjorde zijn ransel omhoog, en ik stak hem de hand toe, ten afscheid. En even bleef ik hem nazien, de lange, eenigszins gebogen figuur, die opnieuw gimg. naar die wereld van verschrikking en lijden, opnieuw, wie weet, naar zijn „avant-poste!" Door W. KERREMANS. Truth is stranger thans fiction. Toen ik in 1910 naar Indie reisde, had ik den tijd tusschen oproeping em vertrek benut om over onze kolonie eenige kennis te verzame- len en bij het lezen over Insulinde had ik ook een vaag en oppervlakkig begrip gekregen van de „stille kracht", die daar onvatbaar zou rondwaren-. Er is voor de meesten wel 'n zekere beko- ring in die ongekende en onbegrijpbare din- gen, waarover men hoort en lcest, maar waarvan slechts weinigen ervaring hebben. In mijn drukken werkkring aan het Soera- bajaarsch Handelsblad had ik geen gelegen- heid om te onderzoeken of ook in Soerabaja zulke mysteries bestonden en ik zou vermoe- delijk in mijn driejarig verblijf tusschen de keerkringen geen aitrdere stifle kracht bespeurd hebben dan de gebruikelijke diefstalfen van bedienden, als niet een vcrheugend toeval mij gunstig was geweest. De pest in Indie is nu een aanvaard ver- schijnsel, maar toen in't begin van 1911 de eerste gevallen werden geconstateerd, ver- wekte die veel ontrcering en schrik. Aan chole ra, typhus, leverziekte, malaria cnz. was men gewoon, maar die nieuwe gast met zijn alceli- geu naam deed de menschen huiveren. De eerste pestgevallen warm voorgekomcn in een streek boven Malang, in Batoe, Singo- sari en Karangplosso en mijn hoofdredacteur, de heer Van Geuns, vroeg mij of ik het aan- durfde om in Batoe voor het Handelsblad op onderzoek te gaan. Ik nam de opdracht gaamc aan en zou den volgenden dag naar Malang vertrekken. 's Avonds vertelde ik op de societeit aan een kennis waarheen mijn koers was. „Zoo, ga je naar £atoe". zei hij, „als je dan eens iets merkwaaraigs, iets van. een stille kracht wilt beleven, moet je eens naar den doekoen Pa Sidim gaan. Het moet een ware toovenaar zijn „Of een goochelaar?" vroeg ik. „Neen, neen", riep hij heftig, „geen goo chelaar, geen kunstemaker, maar ieinand die dingen doet. die ver boven ons Westersch be grip uitgaan". Mijn vriend vertelde mij eenige feiten, die hij over Pa Sidin had gehoord en ik werd hierdoor levendig opgewekt dien geheimzinni- gen Javaan een bezoek te brengen. Den volgenden dag, 27 Maar 1911, vertrok ik naar Malang, overnachte daar, reed au to's waren toen in Indie nog schaarsch met een vierspan de steile hellingen van den Ardjoeno op. Het journalistiek onderzoek naar de pestge vallen vorderde nogal veel tijd m het was al drie uur 'smiddags voor ik daarmee gereed was Zoodra ik mijn laatste aanteekeningen had gemaakt, vroeg ik aan een inlander of hij Pa Sidin kende Er kwam een eerbiedige trek op het gezicht van den Javaan en zacht nntwoordde hij, dat hij Pa Sidin kende. Op mijn vraag of hij mij naar den beroemden man wilde brengen, gaf hij een cntwijkend antwoord en het kostte mij veel moeite en tijd om tot het vermoeden te l,omen, dat hij mijn verzoek weigerde in te willigen, omdat hij bang was, dat ik Pa Sidin jde nieuwe ziekte" zou brengen. Hierdoor voorzichtig geworden, ging ik naar een andere plants van het dorp, gaf daar een Javaansch jongetje een kwartje en zei hem kortaf, dat hij mij naar Pa Sidin moest brengen. Verrukt over zijn schat ging de knaap mij voor en bracht mij na«r het huisje van den doekoen. Ik ging er binnen, de wonderdoener zat met gekruiste beenen op zijn bale-bale en staarde voor zich op den grond. Hij bleef zoo nog eenige oogenblikken zitten, toen stond hij op en groette mij. In beleefde vormen deelde ik hem het doel van mijn komst mee. Hij luisterde stil en zei- de.toen: „Nu kan dat niet gebeuren, als U van- a nd een uur na zonsondergang hier wilt komen, dan zal ik U laten zien wat gij wenscht te zien". Den tijd tusschen mijn eerste en tweede bezoek aan Pa Sidin gebruikte ik voor het schrijven van mijn verslag en daarna ging ik mijn koetsier meedeelen dat we eerst 's avonds naar Malang zouden terugkeeren. Het meisje: „Het is een mooie diamanten ring die je daar hebt, Geert. Is ie echt?" Geert (die van een bezoek aan de stad terug is)„Als ie het niet is, ben ik voor een rijksdaalder in den nek gezien (Passing Show)) -j ten uur na zonsondergang was U weer in Pa Sidins' eenvoudig verblijf. Ik vond hem in dezelfde houding als dien middag. Zonder te zien wie er bdnnen kwam, stond hij op, greep een krukje, dat in den hoek van de woning stond en verzocht mij daarop plaats te nemen. „Wat is het, dat U wilt zien?" vroeg hij eenigszins bedrukt. Ik had tevoren overwogen wat ik zou op- geven. Een verloofde, die sinds eenige maan- den van zijn meisje is gescheiden, neeft ook maar een verlangen en ik antwoordde dus: „Ik wil mijn verloofde in Holland zien". Pa Sidin knikte. Hij stak twee offerstokjes aan en ging toen mompelend, langzaam rondom mijn zit- plaats loopen. Nadat hij eenige malen den kring geloopen had, ging hij in dezelfde langzame pas naar de uitgang van zijn wo ning en sprak daar iets luider eenige voor mij onverstaanbare dingen. Daarop hervatte hij weer zijn cirkelgang om mij heen. Na eenige minuten kwam een jong Javaansch meisje binnen die in de hand een klein kom- metje droeg en in de andere een aarden scho- tel en wat gedroogde kruiden, Zij gaf alles aan Pa Sindin over en verliet achterwaarts loopende het vertrek. De Javaan zette het aarden panoetje, waarin eenige stukjes houtskool gloeiden voor mij neer, gaf mij het kommetje met troebel vocht en zei strak: „Drink dit, meneer". Ik aarzelde wel even, maar overwon di rect mijn vrees en slikte de zoetige vloeistof in. „Buig U nu voorover naar dit vuur en denk, denk, denk aan uw meisje" sprak ,de doekoen. Pa Sidin wreef de kruiden fijn boven de houtskool en ik snoof de dampen op. Eerst werkte die prikkelend op mijn neus en oogen, maar dit duurde slechts heel kort. Een vreemde gewaarding beving mij. Ik was niet doezelig of slaperig, maar integendeel leek het mij, of mijn geest zelfs helderder werd. Ik kreeg een verlangen om steeds meer voor over te bukken, en ik werd aangetrokken naar die kooltjes voor mij en hoe meer ik mij voor over boog des te meer nam het gevoel van helderheid en behagelijkheid toe. Steeds die- per scheen het mij, dat ik mij voorover boog, toen kreeg ik plotseling een schokik zweefde. T"en zag ik nog het Javaansche meisje, toen kwam een grijze nevel mij om- hullen. !k sliep niet, ik droomde niet, ik had geen hallucinatie, maar ik kon mij volkomen re- kenschap geven van wat er met mij gebeurde en zoo vond ik het vreemd dat ik zweefde, terwijl ik toch wist dat dit in strijd was met de natuurwetten. Ik zweefde omhoog, omlaag en vooruit en als op voortstuwende golven en ik overlegde bij mij zelf hoe het mogelijk was dat dit kon gebeuren. Die toestand leek mij vrij lang te duren, tot op een zeker oogenblik ik gevoelde, dat ik het gebruik over mijn bee nen weer terug kreeg en grond tastte onder mijn voeten. Als met een windslaag stoof de nevel uit- een Wind, ja er was wind, waar ik stond, wind en regen. O, hoe goed kende ik dien weg waar ik zoo dikwijls met mijn aanstaan- de vrouw had gewandeld en gefietst. Ik stond daar, ik zag mij zelf volkomen duidelijk en nu vond ik het plotseling niets onnatuurlijk, dat ik mij daar op dien Hollandschen weg be- vond, ook niet dat de felle Maartsche regen mijn wit pak droog liet en dat de gierende wind mij in mijn tropenkieeding niet deerde. Ik stand daar en wachtte zoo rustig en zeker als gold het een duidelijke afspaak en ik keek uit naar een richting vanwaar ik wist dat mijn meisje komen moest. Daar kwam zij, driftig fietsend tegen re gen en wind. Ik zag eerst haar nat-glimmen- de klcederen en haar doorweekte muts en toen haar beregend gezicht. Natuurlijk zou zij mij cok zien, maar ik was niet bang dat zij zou schrikken. Nu was zij bij mij, vlak bij mij en ik wilde haar roepen, maar geen ge- luid kwam uit mijn mond en zoo klaar bewust was ik mij op dat oogenblik, dat ik dacht. „Juist als in een droom, .dan kun je ook niet schreeuwen, maar dit is geen droom". Ik spande mij in om haar aandacht te trek- ken en toen keek zij met een plotselinge be- weging van haar hoofd naar de plaats, waar ik stond, doch zonder haar vaart te vermin- deren, fietste zij verder. Nog even keek zij om, maar bleef haar weg vervolgen Ik wilde haar nagaan en ging ook in haar richting, doch terwijl zij voortstoof trok ik met zware stappen over den weg, steeds lang- zamer. Ik bleef kijken naar haar verwijnend figuur, dat steeds maar verflauwde. Ook de weg vervaagde, de boomen, de regen, alles smolt samen en duisternis omhulde mij Ik bleef echter steeds volkomen helder in mijn bewustzijn er, ik zei tot mijzelf: „f Is afgeloopen, ik moet weer naar In die, naar Batoe en naar Pa Sidin". „Naar Pa Sidin", hoorde ik miizelf hardop zeggen en op het zelfde oogenblik zag ik hem. Ik wkst niet of ik mijn oogen gesloten hgd gehad of geopend, maar ik zag nu Pa Sidin's rimpelig gelaat aan het eind van de bale bale, waarop blijkbaar de doekoen en het meisje, dat ik nog even gezien had, mij hadden neergelegd. „Niet spreken," zeide de wonderman. „Blijf zoo liggen tot uw hoofd niet meer klopt". Inderdaad voelde ik nu een zacht, en re- gelmatig kloppen in mijn hoofd, dat geleide- lijk minder werd. Onderwijl keek.ik op mijn horloge en zag, dat mijn astrale reis naar de Nederlandsche gewesten geen vijf minuten geduurd kon hebben. Ik heb Pa Sidin voor den bovennatuurlij- ken toeht, dien hij mij had1 laten maken eer- biedig gedankt en dat deed hem kennelijk meer genoegen dan de stoffelijke belooning, die hij achteloos tusschen zijn kain stak. Daar in een klein dorp, in een uithoek van Java, woonde een totaal onbekend man, die alsof het een eenvoudige dagelijksche op dracht gold, mijn geest, mijn astraal wezen, mijn dubbel-ik of welke occulte benaming men er aan geven wil, deed reizen over zeeen en landen en mij met omverminderdi bewust zijn liet aanschouwen wat op duizenden mij- len afstand van mijn stoffelijk lichaam ge beurde. Want hetgeen ik had gezien op den K .schenweg was precies zoo op dat oogenblik geschied. Dienzelfden avond schreef ik aan mijn meisje, vertelde haar niets van deze avon- tuurlijke ontmoeting, maar vroeg alleen of zij mij zou kunnen opgeven of zij op 28 „Wat zou je doen wanneer iemand aan wien je een hekel hebt, om een dans vroeg?" „Hem zeggen dat m'n balboekje vol was". Maar als het dat niet was". ,,Hem zeggen dat het vol was en hem laten zien dat het niet vol was". (London Mail). Maart, omstreeks 12 uur's middags had ge fietst en of haar daarbij iets bijzonders was opgevallen. Hier is het antwoord, dat ik een maand later van haar kreeg: „0p je zonderlinge vraag of ik op 28 Maart heb gefietst kan ik je 'toevallig een beslist antwoord geven, hoewel ik mij anders na een maand niet meer zoo nauwkeurig herinner wat ik op zekeren dag heb gedaan. Maar nu weet ik het zeker omdat dien dag Loeke Kooistra jarig was, die ik per fiets ben gaan feliciteeren. Ik kreeg onderweg een frissche regenbui en door je vraag herinner ik mij een bijzonderheid, die mij anders stel- li^ door het hoofd zou zijn gegaan. Toen ik namelijk op den K..schenweg fietste was daar niemand, geen mensch, geen voertuig, geen dier en toch kreeg ik op zeker oogenblik, nabij de hoeve „Padmus II" het gevoel of er iemand was die naar mij keek of die mijn aandacht wilde trekken of iets van dien ondefinieerbaren aard. Ik keek op zij doch zag niets, maar zoo sterk was dat gevoel geweest dat ik een klein eindje verder nog eens omkeek om te zien of ik mij toch niet vergist had en of ik toch niet iemand was voorbij gefietst. Schrijf mij eens gauw wat die gehefmzin- nige vraag en dat vreemde gevoel beteekend hebben". Eenige maanden later kwam de schrijf- ster van dozen brief als mijn vrouw in Indie en samen bespraken wij de overklaarbare macht van Pa Sidin. Mijn vrouw drong er onweerstaanbaar op aan om ook eens een bezoek te gaan brengen aan den toovenaar en kort na haar aankomst in Soerabaya be- sloten wij samen de reis naar Batoe te doen. Op een Zaterdag gingen we er heen en kwamen aan de stulp van Pa Sidin. Hij was niet meer daar. Met eerbiedig ontzag over hem sprekend, vertelden zijn buren dat de pest hem had ge- dood. en andere borstaandoeningen genezen met AKKER's Probleem No. 10 van F. B. H. Bottger. f Tijdschrift N. S. B. 1913, abcdefgh Wit: Kdl Dc8 Td5 Pf7 en g4 pi g2 enh2. Z. Ke4 Ph4 pi d'4. Wit begint en geeft mat in 2 zetten. Oplossing Probleem No. 9 van Ph. Kleth. 1 Kel (tempo le soort!) 1 Kb5 2 Dfl mat. 1 Kd3 2 Pd2 (Pd6) mat- 1Lb5 2 Pd2 mat. 1P-i 2 Pd6(:) mat. Met een koningszet blijift de stand nage- noeg onveranderd, alleen wordt nu het mat ,na Kd3 rein. Men ga vooral de gevolgen na van de 3 andere koningszetten, dit wit kan doen? 1 Kd2 faalt op Lb5 (zie boven) 1 Kcl faalt op Kd3 (zie boven) 1 Ke2 faalt op Kb5 (zie boven) Een frisch probleempje, al zullen sommi- gen iets hebben tegen: 1. de weiriige beweeglijkheicl van La4. 2. de dual na 1Kd3 (zie boven). Probleem No. 11 van F. B. H. Bottger f (Alikm. Courant 1906). Wit: Kf4 Da4 Le7 pi c4 d6 en f6. Zw.: Ke6 Pb8 Lf7 pi a6 (2 zet). Instrudie: Bij den eersten aanblik komen we tot den onfdekking, dat we hier niet met een tempo-2 zet te doen hebben. Wit moet dus een dreigzet 'doen. Zal het de Dame zijn? Dan moet die na een zwarten-looperzet de 3 velden e6, d7 en f7 bezetten, wat slechts mogelijk is als de D op e8 staat. Dit belet de L. haar echter. Een damezet is dus de sleu- telzet niet. De L. op e7 kan geen dreigzet doen (ze blijft immers op zwarte velden!), dus blijft het eenige stuk over, dat een aan- val kan voorbereidende pion op d6. Inder daad blijkt 1 d7 de sleutelzet. 1 d7 (dreigt 2 d8 (P) mat. 1 a, 2 Dc6 mat. Schotsche partij, gespeeld in 't meester- tournooi te TeplizStchonau. Wit: J. Mieses. Zwart: Reti. i f. 2. 3. 4. 5. 6. 7. e4 Pf3 d4 Pd4 Pc6: zwart 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. Pc6. j'i ed4. j Pf6. bc6: Na 5dc6: Kan wit de roclade beletten door 6 Dd«f Kd8. Ld3 d5. e5 Pd7. Lasker vlndt dezen zet minder sterk dan 7Pg4. Immers hierop volgt 8. 00 Lc5. 9. h3. Pe5: 10. Tfel, Df6. 11. De2 0—0. 12. De5: Df2f. 13. Khl, Lh3. 14. gh3: Df3t 15. Kh2, Ld6 en wint de Dame. 0—0. Zwart kan nu niet Pe5 spelen wegens 9 Tel, f6. 10. f4, Lc5. 11 Khl en wint't paard. Pc5. f4. Nu moest zwart den witten L. op d3 afruilen en stond niet slecht. Dh4? In't algemeen moet de Dame niet zoo gauw ingrijpen. Le3 Pd3: 1 Dd3: Le7. Pd2 0—0. Dc3 Ld7. Lc5 Lc5: Wit wil zich vrijwaren voor schaakjes van den zwarten L. op e7. Dc5 Tfb8. b3 Tb5. De3 De7.Wat heeft nu de zw. Dame op h4 uitgewerkt.Men ziet dat de 9e zet Dh4 volkomen doelloos was. d4 te voorkomen. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. Pf3 c5 c3 om 19 a5. Dd3 c6. c4. dc4. Hiertoe is wit nu gedwon- gen. bc4: Tb5-b8. Minder goed was 22. Tb2. Wit kan dan vervolgen met: 23. Tfbl. Tab8. 24. Tb2: Tb2: 25 Tbl, Ta2:? 26. Dd7:l! Dd7: TbS.t en wint de Dame. f5 Td8. Tael g6. Zwart wfl de kracht der verbonden e- en f-pionnen breken door alruil. f6 Df8. Om te verhinderen dat wit op h6 zijn Dame posteert. Pg5 Lasker ziet hier de volgende voortzetting26Lf5? 27. Dg3. Td3. 28. Dh4. h6. 29. Tf5gf5. 30. e6 fe6. 31. f7f. Kh8 (Kg7 kan niet we gens Pe6). 32. Te6: Td6. 33. Dh5! volgt nu 33Te6: dan wint wit door Pe6 en Dh6. h6. Pe4 Dg3 Te4: e6 Dc7f Te6: Te7. Lf5. Le4: Kh7. fe6: Kh8. Td2. TadS. 34. 35. 36. Zw. speelt allang een verloren spel. v Th7 Kg8. Tg7 Kh8. Df4! Zw. geeft op. Immers op 36 g5 volgt 37 Df5 en mat op h7. Zonder 36 g5 dreigt wit met Dh6 en't mat is ook niet te dekken! Een door Mieses sterk gespeelde partij. Eindspel 22. (Uit de Telegraaf: Een voor eenigen tijd in Londen gespeeld eindspel eener partij.) a Mi 1 abcdefgh Wie geeft een winstvoortzetfing aan in 7 zetten? (a la Morphy). Stand der stukken: Wit: Kgl De3 Tb5 Lb8 Lb3 pi a4, b2, d4, f2 en g2 (10 st.) Zwart: Kg8 Dc6 Tf8 Ld8 Pe4 pi a5, b4 e6 g5 en h7 (10 st.) Aan de Dammers Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 820 (auteur P. Kleute Jr.) Stand Zwart: 5 schijven op 4, 12, 25, 33, 40 en twee dammen op 3 en 5. Wi: 12 schijven op 9, 13, 14, 15, 19, 21, 22,24,31,34,42,45. Oplossing 1. 34—30 1. 25 34 2. 15—10 2. 4:15 3. 24—20 3. 15:24 4. 19:28 4. 5 17 (4 sch.J 5. 45 34 5 3 18 (4 sch.) 6. 13:11! Goede oplossingen ontvingcn wij van de heeren: W. Blokd'ijk, C. Betlem, P Dekker, G. J. C. Denijs, D. Gerling, D. Stam te Alk- rnaar. EEN EENVOUDIGE COMBINATIE VOOR BEGINNERS. Zij, die het nog niet zoover in het damspel hebben gebracht, moeten probeercn het vol gende op te lossen, zonder de schijven aan te Taken of in de hier onderstaande oplossing te kijken. 12. Hij maakt van zijn tempo gebrutk floor 42—38 te spelen. Zwart slaat 26:37. Nu moe ten er nog twee schijven gebracht worden op de lijn 2—35. Daarkom volgt eerst 29—23, dan 3832 en 39—33 en de zaak is klaar 11 Eenvoudig, maar men moet het zien - Zoo is het ook met de volgende combmatie, samengesteld door den heer P. Kleute Jr. Zwart: 7 schijven op: 8, 9, 10, 16, 18, 19, 35 en dam op 2. Wit: 9 schijven op: 17, 27, 28, 29, 37, 38, 44', 45, 49. M Zwart: 7 schijven op: 3, 4, 5, 13, 18, 22, 27 en dam op 6. Wit: 10 schijven op: 14, 15, 20, 24, 29, 31, 34, 35, 40, 50. De zwarte dam van 2 moet naar 40 worden gebracht en als er dan nog een zwarte schijf op 29 staat, slaat wit 45 5. Hoe gebeurt dit nu? 1. 29—23 1. IS 29 2. 27—21 2. 16 27 3. 17—11 3. 2:16 4. 38—32 4. 27 38 5. 37—32 5. 38 27 6. 28—22 6. 27 18 7. 45 5 7. 16 40 8- 45 5 Let op hoe de schijven stuivertje wisselfiOd Ter oplossing voor deze week: PROBLEEM No. 821 van ML FABRE, Parijs, Een heel aardige opgave! Oplossingen voor of op 20 Augustus, Btfc reau van dit Blad. 2, "fz 3. 4. 1. 2. 3. 4. 2. Zwart: 6 schijven op: 7, 8, 12, 17, 26, 28. Wit: 6 schijven op: 29, 31, 34, 35, 39, 42. Wit moet met schijf 35 een vijfslag maken ea terecht komen op veld 22 tegenover schijf 3. Oplossingen der raadsels uit. 't wrlge nummer. Voor grooteren. 1. M^demblik, Melk, dik, bel, meel, leem P Picenroos. lip H oorn G r o e n 1 o Pioenroos Leerdam p 1 o e g bo I s Schip, luiden; Schipluiden. Overwinning. Voor kleineren. Aaars, paars, vaars, iaars, ^aars. Lijster, bes; lijsterbes. Roer d om p roerdomp. De letter a. OM OP TE LOSSES Voor grooteren. Welke dieren kun je maken van: j e k o r e n thee, d u i v e 1 m e r s. t a r w e t a r. rom tarn. Ik ben de naam van een Icnaagdier en word met 5 letters geschreven. Ont- hoofdt men mij, dan word ik wederom een dier. Ten tweede male onthoofd, [word ik een bijwoord en ten derde male onthoofd, ben ik een ander bijwoord j Mijn geheel wordt met 28 letters geschre< ven. i 't Is een bekend sprcekwoord, dat mt 5 woorden bestaat. 1, 11, 2, 12, 13, 17, 28 is een dorpje in de prov. Utrecht. j. Een 16, 20, 22, 23 gebruikt men om te eten. 16, 21, 28, 7, 5,18 is een beroemd Nederl, dichter. In een 4, 24, 6, 25 woon je. 10, 14, 9, 19, 27, 28 is een dorp in Noord-Brabant. Een 3/ 22, 8, 26 is een bloem. f Een 1, 15, 17, 22 is een muziekinstrument. lets dat tot versiering dient draagt den- zelfden naam als een Duitsch wijsgeer. Voor kleineren. 1. Welke hammen worden het meest gege» ten? 2. Welke lekkernij bedriegt ons met een let- ^r er v56r? 3. Verborgen visschen. Roep Jacob, Otto en Herman eens terug. Heb je Lena al gesproken vandaag? Hij stond pal; in geen geval zou hij toe- geven. Maak toch niet zoo'n misbaar, Steven! Ladderraadsel. lste (bovenste) sport een deel van een uurwerk. 2de spcrt een stad in Noord-Brabant. 3de sport een rcofvogel. 4de sport cen academie- otad in ons land 5de sport een groot mu ziekinstrument. 6de sport een boomsoori 7de sport een klein knot- vruchtjc. De woorden bestaan alle uit 5 letters en de middelste letters vormen, van boven naar beneden gelezen, den naam van een provincie in ons land. 4. X - X - - X X - •- - ■•■-' -•.*' .v.v 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1924 | | pagina 11