ScisaaMrnbrtek.
9a£DrabrielL
□n
mm
iV
A
a
V
V
m 1
mwm
x 1
iff m in
m
11
j*
1 M
1
3*
Mijn Astrale reis.
Bronchitis
Abdijsiroop
ft
a.
III mm
Ons 8aadsel!ioofcje»
x
x - -
r Twee wek'en later meldde zich een soTdaat
bij mij aan, bepakt en bezakt, met helblond
baar en blauwe oogen.
„Zuster, ik-en kom U groeten, ik-en ga der
weer van deur!"
„Zoo jongen, weer heelemaal opgeknapt?"
zei ik, en het was, plotseling, of gedurende
een oogenblik, met de herinnering aan dat
tafereel in de barak, een huivering mij door
de leden voer.
„Ja-ik, zuster; een fijm leventje gehad deze
dagen! Nou gaan we weer aan den gang!"
Hij sjorde zijn ransel omhoog, en ik stak
hem de hand toe, ten afscheid. En even bleef
ik hem nazien, de lange, eenigszins gebogen
figuur, die opnieuw gimg. naar die wereld
van verschrikking en lijden, opnieuw, wie
weet, naar zijn „avant-poste!"
Door W. KERREMANS.
Truth is stranger thans fiction.
Toen ik in 1910 naar Indie reisde, had ik
den tijd tusschen oproeping em vertrek benut
om over onze kolonie eenige kennis te verzame-
len en bij het lezen over Insulinde had ik ook
een vaag en oppervlakkig begrip gekregen
van de „stille kracht", die daar onvatbaar zou
rondwaren-.
Er is voor de meesten wel 'n zekere beko-
ring in die ongekende en onbegrijpbare din-
gen, waarover men hoort en lcest, maar
waarvan slechts weinigen ervaring hebben.
In mijn drukken werkkring aan het Soera-
bajaarsch Handelsblad had ik geen gelegen-
heid om te onderzoeken of ook in Soerabaja
zulke mysteries bestonden en ik zou vermoe-
delijk in mijn driejarig verblijf tusschen de
keerkringen geen aitrdere stifle kracht bespeurd
hebben dan de gebruikelijke diefstalfen van
bedienden, als niet een vcrheugend toeval mij
gunstig was geweest.
De pest in Indie is nu een aanvaard ver-
schijnsel, maar toen in't begin van 1911 de
eerste gevallen werden geconstateerd, ver-
wekte die veel ontrcering en schrik. Aan chole
ra, typhus, leverziekte, malaria cnz. was men
gewoon, maar die nieuwe gast met zijn alceli-
geu naam deed de menschen huiveren.
De eerste pestgevallen warm voorgekomcn
in een streek boven Malang, in Batoe, Singo-
sari en Karangplosso en mijn hoofdredacteur,
de heer Van Geuns, vroeg mij of ik het aan-
durfde om in Batoe voor het Handelsblad op
onderzoek te gaan. Ik nam de opdracht
gaamc aan en zou den volgenden dag naar
Malang vertrekken. 's Avonds vertelde ik op
de societeit aan een kennis waarheen mijn
koers was.
„Zoo, ga je naar £atoe". zei hij, „als je dan
eens iets merkwaaraigs, iets van. een stille
kracht wilt beleven, moet je eens naar den
doekoen Pa Sidim gaan. Het moet een ware
toovenaar zijn
„Of een goochelaar?" vroeg ik.
„Neen, neen", riep hij heftig, „geen goo
chelaar, geen kunstemaker, maar ieinand die
dingen doet. die ver boven ons Westersch be
grip uitgaan".
Mijn vriend vertelde mij eenige feiten, die
hij over Pa Sidin had gehoord en ik werd
hierdoor levendig opgewekt dien geheimzinni-
gen Javaan een bezoek te brengen.
Den volgenden dag, 27 Maar 1911, vertrok
ik naar Malang, overnachte daar, reed au
to's waren toen in Indie nog schaarsch
met een vierspan de steile hellingen van den
Ardjoeno op.
Het journalistiek onderzoek naar de pestge
vallen vorderde nogal veel tijd m het was al
drie uur 'smiddags voor ik daarmee gereed
was Zoodra ik mijn laatste aanteekeningen
had gemaakt, vroeg ik aan een inlander of hij
Pa Sidin kende
Er kwam een eerbiedige trek op het gezicht
van den Javaan en zacht nntwoordde hij, dat
hij Pa Sidin kende. Op mijn vraag of hij mij
naar den beroemden man wilde brengen, gaf
hij een cntwijkend antwoord en het kostte mij
veel moeite en tijd om tot het vermoeden te
l,omen, dat hij mijn verzoek weigerde in te
willigen, omdat hij bang was, dat ik Pa Sidin
jde nieuwe ziekte" zou brengen.
Hierdoor voorzichtig geworden, ging ik
naar een andere plants van het dorp, gaf
daar een Javaansch jongetje een kwartje en
zei hem kortaf, dat hij mij naar Pa Sidin
moest brengen. Verrukt over zijn schat ging
de knaap mij voor en bracht mij na«r het
huisje van den doekoen.
Ik ging er binnen, de wonderdoener zat
met gekruiste beenen op zijn bale-bale en
staarde voor zich op den grond. Hij bleef zoo
nog eenige oogenblikken zitten, toen stond hij
op en groette mij.
In beleefde vormen deelde ik hem het doel
van mijn komst mee. Hij luisterde stil en zei-
de.toen:
„Nu kan dat niet gebeuren, als U van-
a nd een uur na zonsondergang hier wilt
komen, dan zal ik U laten zien wat gij
wenscht te zien".
Den tijd tusschen mijn eerste en tweede
bezoek aan Pa Sidin gebruikte ik voor het
schrijven van mijn verslag en daarna ging ik
mijn koetsier meedeelen dat we eerst
's avonds naar Malang zouden terugkeeren.
Het meisje: „Het is een mooie diamanten
ring die je daar hebt, Geert. Is ie echt?"
Geert (die van een bezoek aan de stad
terug is)„Als ie het niet is, ben ik voor een
rijksdaalder in den nek gezien
(Passing Show)) -j
ten uur na zonsondergang was U weer
in Pa Sidins' eenvoudig verblijf. Ik vond
hem in dezelfde houding als dien middag.
Zonder te zien wie er bdnnen kwam, stond
hij op, greep een krukje, dat in den hoek van
de woning stond en verzocht mij daarop
plaats te nemen.
„Wat is het, dat U wilt zien?" vroeg hij
eenigszins bedrukt.
Ik had tevoren overwogen wat ik zou op-
geven. Een verloofde, die sinds eenige maan-
den van zijn meisje is gescheiden, neeft ook
maar een verlangen en ik antwoordde dus:
„Ik wil mijn verloofde in Holland zien".
Pa Sidin knikte.
Hij stak twee offerstokjes aan en ging
toen mompelend, langzaam rondom mijn zit-
plaats loopen. Nadat hij eenige malen den
kring geloopen had, ging hij in dezelfde
langzame pas naar de uitgang van zijn wo
ning en sprak daar iets luider eenige voor
mij onverstaanbare dingen. Daarop hervatte
hij weer zijn cirkelgang om mij heen. Na
eenige minuten kwam een jong Javaansch
meisje binnen die in de hand een klein kom-
metje droeg en in de andere een aarden scho-
tel en wat gedroogde kruiden, Zij gaf alles
aan Pa Sindin over en verliet achterwaarts
loopende het vertrek.
De Javaan zette het aarden panoetje,
waarin eenige stukjes houtskool gloeiden
voor mij neer, gaf mij het kommetje met
troebel vocht en zei strak:
„Drink dit, meneer".
Ik aarzelde wel even, maar overwon di
rect mijn vrees en slikte de zoetige vloeistof
in.
„Buig U nu voorover naar dit vuur en
denk, denk, denk aan uw meisje" sprak ,de
doekoen.
Pa Sidin wreef de kruiden fijn boven de
houtskool en ik snoof de dampen op. Eerst
werkte die prikkelend op mijn neus en oogen,
maar dit duurde slechts heel kort. Een
vreemde gewaarding beving mij. Ik was niet
doezelig of slaperig, maar integendeel leek
het mij, of mijn geest zelfs helderder werd.
Ik kreeg een verlangen om steeds meer voor
over te bukken, en ik werd aangetrokken naar
die kooltjes voor mij en hoe meer ik mij voor
over boog des te meer nam het gevoel van
helderheid en behagelijkheid toe. Steeds die-
per scheen het mij, dat ik mij voorover boog,
toen kreeg ik plotseling een schokik
zweefde. T"en zag ik nog het Javaansche
meisje, toen kwam een grijze nevel mij om-
hullen.
!k sliep niet, ik droomde niet, ik had geen
hallucinatie, maar ik kon mij volkomen re-
kenschap geven van wat er met mij gebeurde
en zoo vond ik het vreemd dat ik zweefde,
terwijl ik toch wist dat dit in strijd was met
de natuurwetten. Ik zweefde omhoog, omlaag
en vooruit en als op voortstuwende golven en
ik overlegde bij mij zelf hoe het mogelijk was
dat dit kon gebeuren. Die toestand leek mij
vrij lang te duren, tot op een zeker oogenblik
ik gevoelde, dat ik het gebruik over mijn bee
nen weer terug kreeg en grond tastte onder
mijn voeten.
Als met een windslaag stoof de nevel uit-
een Wind, ja er was wind, waar ik stond,
wind en regen. O, hoe goed kende ik dien
weg waar ik zoo dikwijls met mijn aanstaan-
de vrouw had gewandeld en gefietst. Ik stond
daar, ik zag mij zelf volkomen duidelijk en nu
vond ik het plotseling niets onnatuurlijk, dat
ik mij daar op dien Hollandschen weg be-
vond, ook niet dat de felle Maartsche regen
mijn wit pak droog liet en dat de gierende
wind mij in mijn tropenkieeding niet deerde.
Ik stand daar en wachtte zoo rustig en
zeker als gold het een duidelijke afspaak en
ik keek uit naar een richting vanwaar ik wist
dat mijn meisje komen moest.
Daar kwam zij, driftig fietsend tegen re
gen en wind. Ik zag eerst haar nat-glimmen-
de klcederen en haar doorweekte muts en
toen haar beregend gezicht. Natuurlijk zou
zij mij cok zien, maar ik was niet bang dat
zij zou schrikken. Nu was zij bij mij, vlak bij
mij en ik wilde haar roepen, maar geen ge-
luid kwam uit mijn mond en zoo klaar bewust
was ik mij op dat oogenblik, dat ik dacht.
„Juist als in een droom, .dan kun je ook niet
schreeuwen, maar dit is geen droom".
Ik spande mij in om haar aandacht te trek-
ken en toen keek zij met een plotselinge be-
weging van haar hoofd naar de plaats, waar
ik stond, doch zonder haar vaart te vermin-
deren, fietste zij verder. Nog even keek zij
om, maar bleef haar weg vervolgen
Ik wilde haar nagaan en ging ook in haar
richting, doch terwijl zij voortstoof trok ik
met zware stappen over den weg, steeds lang-
zamer. Ik bleef kijken naar haar verwijnend
figuur, dat steeds maar verflauwde. Ook
de weg vervaagde, de boomen, de regen, alles
smolt samen en duisternis omhulde mij Ik
bleef echter steeds volkomen helder in mijn
bewustzijn er, ik zei tot mijzelf:
„f Is afgeloopen, ik moet weer naar In
die, naar Batoe en naar Pa Sidin".
„Naar Pa Sidin", hoorde ik miizelf hardop
zeggen en op het zelfde oogenblik zag ik
hem. Ik wkst niet of ik mijn oogen gesloten
hgd gehad of geopend, maar ik zag nu Pa
Sidin's rimpelig gelaat aan het eind van de
bale bale, waarop blijkbaar de doekoen en
het meisje, dat ik nog even gezien had, mij
hadden neergelegd.
„Niet spreken," zeide de wonderman. „Blijf
zoo liggen tot uw hoofd niet meer klopt".
Inderdaad voelde ik nu een zacht, en re-
gelmatig kloppen in mijn hoofd, dat geleide-
lijk minder werd. Onderwijl keek.ik op mijn
horloge en zag, dat mijn astrale reis naar de
Nederlandsche gewesten geen vijf minuten
geduurd kon hebben.
Ik heb Pa Sidin voor den bovennatuurlij-
ken toeht, dien hij mij had1 laten maken eer-
biedig gedankt en dat deed hem kennelijk
meer genoegen dan de stoffelijke belooning,
die hij achteloos tusschen zijn kain stak.
Daar in een klein dorp, in een uithoek van
Java, woonde een totaal onbekend man, die
alsof het een eenvoudige dagelijksche op
dracht gold, mijn geest, mijn astraal wezen,
mijn dubbel-ik of welke occulte benaming
men er aan geven wil, deed reizen over zeeen
en landen en mij met omverminderdi bewust
zijn liet aanschouwen wat op duizenden mij-
len afstand van mijn stoffelijk lichaam ge
beurde. Want hetgeen ik had gezien op den
K .schenweg was precies zoo op dat
oogenblik geschied.
Dienzelfden avond schreef ik aan mijn
meisje, vertelde haar niets van deze avon-
tuurlijke ontmoeting, maar vroeg alleen of
zij mij zou kunnen opgeven of zij op 28
„Wat zou je doen wanneer iemand aan
wien je een hekel hebt, om een dans vroeg?"
„Hem zeggen dat m'n balboekje vol was".
Maar als het dat niet was".
,,Hem zeggen dat het vol was en hem laten
zien dat het niet vol was".
(London Mail).
Maart, omstreeks 12 uur's middags had ge
fietst en of haar daarbij iets bijzonders was
opgevallen.
Hier is het antwoord, dat ik een maand
later van haar kreeg:
„0p je zonderlinge vraag of ik op 28
Maart heb gefietst kan ik je 'toevallig een
beslist antwoord geven, hoewel ik mij anders
na een maand niet meer zoo nauwkeurig
herinner wat ik op zekeren dag heb gedaan.
Maar nu weet ik het zeker omdat dien dag
Loeke Kooistra jarig was, die ik per fiets
ben gaan feliciteeren. Ik kreeg onderweg een
frissche regenbui en door je vraag herinner
ik mij een bijzonderheid, die mij anders stel-
li^ door het hoofd zou zijn gegaan.
Toen ik namelijk op den K..schenweg
fietste was daar niemand, geen mensch,
geen voertuig, geen dier en toch kreeg ik op
zeker oogenblik, nabij de hoeve „Padmus II"
het gevoel of er iemand was die naar mij
keek of die mijn aandacht wilde trekken of
iets van dien ondefinieerbaren aard. Ik keek
op zij doch zag niets, maar zoo sterk was
dat gevoel geweest dat ik een klein eindje
verder nog eens omkeek om te zien of ik mij
toch niet vergist had en of ik toch niet
iemand was voorbij gefietst.
Schrijf mij eens gauw wat die gehefmzin-
nige vraag en dat vreemde gevoel beteekend
hebben".
Eenige maanden later kwam de schrijf-
ster van dozen brief als mijn vrouw in Indie
en samen bespraken wij de overklaarbare
macht van Pa Sidin. Mijn vrouw drong er
onweerstaanbaar op aan om ook eens een
bezoek te gaan brengen aan den toovenaar
en kort na haar aankomst in Soerabaya be-
sloten wij samen de reis naar Batoe te doen.
Op een Zaterdag gingen we er heen en
kwamen aan de stulp van Pa Sidin.
Hij was niet meer daar.
Met eerbiedig ontzag over hem sprekend,
vertelden zijn buren dat de pest hem had ge-
dood.
en andere borstaandoeningen
genezen met AKKER's
Probleem No. 10
van
F. B. H. Bottger. f
Tijdschrift N. S. B. 1913,
abcdefgh
Wit: Kdl Dc8 Td5 Pf7 en g4 pi g2 enh2.
Z. Ke4 Ph4 pi d'4.
Wit begint en geeft mat in 2 zetten.
Oplossing Probleem No. 9 van Ph. Kleth.
1 Kel (tempo le soort!)
1 Kb5 2 Dfl mat.
1 Kd3 2 Pd2 (Pd6) mat-
1Lb5 2 Pd2 mat.
1P-i 2 Pd6(:) mat.
Met een koningszet blijift de stand nage-
noeg onveranderd, alleen wordt nu het mat
,na Kd3 rein.
Men ga vooral de gevolgen na van de 3
andere koningszetten, dit wit kan doen?
1 Kd2 faalt op Lb5 (zie boven)
1 Kcl faalt op Kd3 (zie boven)
1 Ke2 faalt op Kb5 (zie boven)
Een frisch probleempje, al zullen sommi-
gen iets hebben tegen:
1. de weiriige beweeglijkheicl van La4.
2. de dual na 1Kd3 (zie boven).
Probleem No. 11
van F. B. H. Bottger f (Alikm. Courant
1906).
Wit: Kf4 Da4 Le7 pi c4 d6 en f6.
Zw.: Ke6 Pb8 Lf7 pi a6 (2 zet).
Instrudie: Bij den eersten aanblik komen
we tot den onfdekking, dat we hier niet met
een tempo-2 zet te doen hebben. Wit moet
dus een dreigzet 'doen. Zal het de Dame zijn?
Dan moet die na een zwarten-looperzet de
3 velden e6, d7 en f7 bezetten, wat slechts
mogelijk is als de D op e8 staat. Dit belet de
L. haar echter. Een damezet is dus de sleu-
telzet niet. De L. op e7 kan geen dreigzet
doen (ze blijft immers op zwarte velden!),
dus blijft het eenige stuk over, dat een aan-
val kan voorbereidende pion op d6. Inder
daad blijkt 1 d7 de sleutelzet.
1 d7 (dreigt 2 d8 (P) mat.
1 a, 2 Dc6 mat.
Schotsche partij, gespeeld in 't meester-
tournooi te TeplizStchonau.
Wit: J. Mieses. Zwart: Reti. i
f.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
e4
Pf3
d4
Pd4
Pc6:
zwart
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
Pc6. j'i
ed4. j
Pf6.
bc6: Na 5dc6: Kan wit
de roclade beletten door 6
Dd«f Kd8.
Ld3 d5.
e5 Pd7. Lasker vlndt dezen zet
minder sterk dan 7Pg4. Immers
hierop volgt 8. 00 Lc5. 9. h3. Pe5:
10. Tfel, Df6. 11. De2 0—0. 12. De5:
Df2f. 13. Khl, Lh3. 14. gh3: Df3t 15.
Kh2, Ld6 en wint de Dame.
0—0. Zwart kan nu niet Pe5 spelen
wegens 9 Tel, f6. 10. f4, Lc5. 11 Khl
en wint't paard.
Pc5.
f4. Nu moest zwart den witten L. op
d3 afruilen en stond niet slecht.
Dh4? In't algemeen moet
de Dame niet zoo gauw ingrijpen.
Le3 Pd3: 1
Dd3: Le7.
Pd2 0—0.
Dc3 Ld7.
Lc5 Lc5: Wit wil zich vrijwaren
voor schaakjes van den zwarten L. op
e7.
Dc5 Tfb8.
b3 Tb5.
De3 De7.Wat heeft nu de zw. Dame
op h4 uitgewerkt.Men ziet dat de 9e
zet Dh4 volkomen doelloos was.
d4 te voorkomen.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
Pf3 c5
c3 om 19
a5.
Dd3 c6.
c4. dc4. Hiertoe is wit nu gedwon-
gen.
bc4: Tb5-b8. Minder goed was 22.
Tb2. Wit kan dan vervolgen met:
23. Tfbl. Tab8. 24. Tb2: Tb2: 25 Tbl,
Ta2:? 26. Dd7:l! Dd7: TbS.t en wint
de Dame.
f5 Td8.
Tael g6. Zwart wfl de kracht der
verbonden e- en f-pionnen breken door
alruil.
f6 Df8. Om te verhinderen dat
wit op h6 zijn Dame posteert.
Pg5 Lasker ziet hier de volgende
voortzetting26Lf5? 27. Dg3.
Td3. 28. Dh4. h6. 29. Tf5gf5. 30.
e6 fe6. 31. f7f. Kh8 (Kg7 kan niet we
gens Pe6). 32. Te6: Td6. 33. Dh5!
volgt nu 33Te6: dan wint wit
door Pe6 en Dh6.
h6.
Pe4
Dg3
Te4:
e6
Dc7f
Te6:
Te7.
Lf5.
Le4:
Kh7.
fe6:
Kh8.
Td2.
TadS.
34.
35.
36.
Zw. speelt allang een
verloren spel. v
Th7 Kg8.
Tg7 Kh8.
Df4! Zw. geeft op. Immers op 36
g5 volgt 37 Df5 en mat op h7.
Zonder 36 g5 dreigt wit met Dh6
en't mat is ook niet te dekken!
Een door Mieses sterk gespeelde partij.
Eindspel 22.
(Uit de Telegraaf: Een voor eenigen tijd in
Londen gespeeld eindspel eener partij.)
a Mi
1
abcdefgh
Wie geeft een winstvoortzetfing aan in 7
zetten? (a la Morphy).
Stand der stukken:
Wit: Kgl De3 Tb5 Lb8 Lb3 pi a4, b2, d4,
f2 en g2 (10 st.)
Zwart: Kg8 Dc6 Tf8 Ld8 Pe4 pi a5, b4
e6 g5 en h7 (10 st.)
Aan de Dammers
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 820 (auteur P. Kleute Jr.)
Stand
Zwart: 5 schijven op 4, 12, 25, 33, 40 en
twee dammen op 3 en 5.
Wi: 12 schijven op 9, 13, 14, 15, 19, 21,
22,24,31,34,42,45.
Oplossing
1. 34—30 1. 25 34
2. 15—10 2. 4:15
3. 24—20 3. 15:24
4. 19:28 4. 5 17 (4 sch.J
5. 45 34 5 3 18 (4 sch.)
6. 13:11!
Goede oplossingen ontvingcn wij van de
heeren: W. Blokd'ijk, C. Betlem, P Dekker,
G. J. C. Denijs, D. Gerling, D. Stam te Alk-
rnaar.
EEN EENVOUDIGE COMBINATIE
VOOR BEGINNERS.
Zij, die het nog niet zoover in het damspel
hebben gebracht, moeten probeercn het vol
gende op te lossen, zonder de schijven aan te
Taken of in de hier onderstaande oplossing te
kijken.
12. Hij maakt van zijn tempo gebrutk floor
42—38 te spelen. Zwart slaat 26:37. Nu moe
ten er nog twee schijven gebracht worden op
de lijn 2—35. Daarkom volgt eerst 29—23,
dan 3832 en 39—33 en de zaak is klaar 11
Eenvoudig, maar men moet het zien -
Zoo is het ook met de volgende combmatie,
samengesteld door den heer P. Kleute Jr.
Zwart: 7 schijven op: 8, 9, 10, 16, 18, 19,
35 en dam op 2.
Wit: 9 schijven op: 17, 27, 28, 29, 37, 38,
44', 45, 49.
M
Zwart: 7 schijven op: 3, 4, 5, 13, 18, 22,
27 en dam op 6.
Wit: 10 schijven op: 14, 15, 20, 24, 29,
31, 34, 35, 40, 50.
De zwarte dam van 2 moet naar 40 worden
gebracht en als er dan nog een zwarte schijf
op 29 staat, slaat wit 45 5. Hoe gebeurt dit
nu?
1. 29—23 1. IS 29
2. 27—21 2. 16 27
3. 17—11 3. 2:16
4. 38—32 4. 27 38
5. 37—32 5. 38 27
6. 28—22 6. 27 18
7. 45 5 7. 16 40
8- 45 5
Let op hoe de schijven stuivertje wisselfiOd
Ter oplossing voor deze week:
PROBLEEM No. 821
van ML FABRE, Parijs,
Een heel aardige opgave!
Oplossingen voor of op 20 Augustus, Btfc
reau van dit Blad.
2,
"fz
3.
4.
1.
2.
3.
4.
2.
Zwart: 6 schijven op: 7, 8, 12, 17, 26, 28.
Wit: 6 schijven op: 29, 31, 34, 35, 39, 42.
Wit moet met schijf 35 een vijfslag maken
ea terecht komen op veld 22 tegenover schijf
3.
Oplossingen der raadsels uit. 't wrlge
nummer.
Voor grooteren.
1. M^demblik, Melk, dik, bel, meel, leem
P Picenroos.
lip
H oorn
G r o e n 1 o
Pioenroos
Leerdam
p 1 o e g
bo I
s
Schip, luiden; Schipluiden.
Overwinning.
Voor kleineren.
Aaars, paars, vaars, iaars, ^aars.
Lijster, bes; lijsterbes.
Roer d om p roerdomp.
De letter a.
OM OP TE LOSSES
Voor grooteren.
Welke dieren kun je maken van:
j e k o r e n thee,
d u i v e 1 m e r s.
t a r w e t a r.
rom tarn.
Ik ben de naam van een Icnaagdier en
word met 5 letters geschreven. Ont-
hoofdt men mij, dan word ik wederom
een dier. Ten tweede male onthoofd,
[word ik een bijwoord en ten derde male
onthoofd, ben ik een ander bijwoord j
Mijn geheel wordt met 28 letters geschre<
ven. i
't Is een bekend sprcekwoord, dat mt 5
woorden bestaat.
1, 11, 2, 12, 13, 17, 28 is een dorpje in
de prov. Utrecht. j.
Een 16, 20, 22, 23 gebruikt men om te
eten.
16, 21, 28, 7, 5,18 is een beroemd Nederl,
dichter.
In een 4, 24, 6, 25 woon je.
10, 14, 9, 19, 27, 28 is een dorp in
Noord-Brabant.
Een 3/ 22, 8, 26 is een bloem. f
Een 1, 15, 17, 22 is een muziekinstrument.
lets dat tot versiering dient draagt den-
zelfden naam als een Duitsch wijsgeer.
Voor kleineren.
1. Welke hammen worden het meest gege»
ten?
2. Welke lekkernij bedriegt ons met een let-
^r er v56r?
3. Verborgen visschen.
Roep Jacob, Otto en Herman eens terug.
Heb je Lena al gesproken vandaag?
Hij stond pal; in geen geval zou hij toe-
geven.
Maak toch niet zoo'n misbaar, Steven!
Ladderraadsel.
lste (bovenste) sport een
deel van een uurwerk.
2de spcrt een stad in
Noord-Brabant.
3de sport een rcofvogel.
4de sport cen academie-
otad in ons land
5de sport een groot mu
ziekinstrument.
6de sport een boomsoori
7de sport een klein knot-
vruchtjc.
De woorden bestaan alle uit 5 letters en
de middelste letters vormen, van boven
naar beneden gelezen, den naam van
een provincie in ons land.
4.
X
- X - -
X
X -
•- - ■•■-' -•.*'
.v.v
4